FLORA '»*?

V\N

NEDERLANDSCH INDIË.

iioun

F. A. W. M I Q ü E L,

Hoosteeraar in <le Plantenkunde te Amsterdam.

T WEED E D E E L.

MET 8 PLATEN,

AMSTERDAM, UTRECHT,

C. G. VAN DER POST. C. VAX DER POST Jr.

Leipzig, bij FRIED. FLEISGHEB.
1856.

FRED. ANT. GÜJLtELMÏ MIQUEL.,

Mulhes. Mag. Philos. Nat. et Med. Dr. et Prof., Acid. R. Stient., Caet. Leop. 2V. Cur.
Societatis Linnacanae Londinensis, r. rel. Socii,

FLORA

INDIAE BATAVAE.

VOLUMEN ALTERUM.

D1COTYLEDONES MONOPETALAE .NEG NON ORDINES GYMNOSPERMl.

Accedunt Tabulae VI.

AMSTELiËDAMI, ULTEAJECïI,

C. G. VAN DER POST. C. VAN DER POST Jr.

Lipsiae apud FKID. FLEISCHEU.

MDCCCLVT,

■

DICOTYLEÜONES MONÜPETALAE.

CONSPECTUS ORDINITM.

CXLVI.

Compositae, p. 1

CLXII.

Cuscuteae,p. 631.

et 1078.

CLXIII.

Hydroleaceae, p.

CXLVII.

Valerianeae, p. 1 1 6.

633.

CXLVIII.

Caprifoliaceae, p.

CLXIV.

Solaneae, p. 63 8 •

118.

CLXV.

Scrophularineae,

CXLIX.

Itubiaceae, p. 128,

p. 672.

p. 342 et 1079.

CLXVI.

Plantagineae, p.

CL.

Loganiaceae, p. 35 7

708.

et 1079.

CLXV1I.

Orobancheae, p.

CLI.

Apocjneae, p. 384

711.

et 1080.

CLXVI1I.

Cyrtandraceae, p.

CL1L

Asclepiadeae,p.459.

713 et 1083.

CLIII.

Jasmiueae, p. 530

CLXIX.

Bignoiiiaceae, p.

et 1081.

750 et 1083.

CLIV.

Oleineae, p. 545

CLXX.

Sesameae, p. 759.

et 1081.

CLXXI.

Pedalineae, p.

CLV.

Gentianeae, p. 555.

761.

CL VI.

Campanulaceae, p.

CLXXII.

Acauthaceae, p.

564 et 1081.

762.

CL VII.

Sphenocleaceae, p.

CLXXIII.

Verbenaceae, p.

569.

856 et 1083.

GLVIII.

Stylidieae, p. 569.

CLXXIV.

Cordiaceae, p.

CLIX.

Lobeliaceae, p. 5 7 1

913.

et 1082.

CLXXV.

Heliotropieae, p.

CLX.

Goodenovieae, p.

922.

579 et 1083.

CLXXVI.

Borragineae, p.

clxt.

Convolvulaceae, p.

929.

582-,

CLXXVII.

Labiatae, p. 934.

VI

CLXXVIII. Plumbagineae,
p. 993.
CLXXIX. Lentibularieae,

p. 995.
CLXXX. Primulaceae,
p. 1000.
CLXXXT. Myrsineae, p.

1005.
CLXXXII. Aegicereae, p.

1030.
CLXXXTTI. Erycibeae, p.
1032.

CONSPECTUS ORDINUM.

CLXXXIV.

CLXXXV.

CLXXXVI.

CLXXXV1L

CLXXX VIII.

CLXXXIX.

Sapotaceae, p.

1033.
Ebenaceae, p.

1043.
Epacrideae, p.

1052.
Ericaceae, p.

1053.
Vaccinieae, p.

1059.
Balanophoreae,

p. 1064.,

PUANEUOGAMAE GYMNOSPERMAE.

CXC. Gnetaceae, p. 1066. CXCIII. Taxiueae, p. 1076.

CXCI. Abietineae, p. 1068. CXCIV. Cupressincae, ibid.

UI. Podocarpeae, p. 1070, CXCV. Cycadeae, p. 1076.

Addenda. — Index.

SLEUTEL DER ORDEN.

ï. Kelk niet liet vruchtbeginsel vergroeid.

a. Bloemen tot eene zoogenaamde zamengestelde bloem vcr-
eenigd: CXLVI. Compositac, p. 1.

b. In gewone bloeiwijzen: — meeldraden vrij; — vrachtjes cen-
zadig, veelal met eene haarkroon: CXLVIT. Valer ianeae,
p. 116, — vrucht veelal 2- of meerhokkig: zaden met kiem-
wit, dit vleezig ; bladen tegenoverstaande, geene of onduide-
lijke stennblaadjes : CXLVIII. Caprifoliaceae, p. 119; — Hoorn-
achtig of vleezig; steunblaadjes: CXLIX. Bubiaccae, p. 129 ;
kelk geheel of gedeeltelijk met het vruchtbeginsel vergroeid ;
stijl met verzamelharen; geene steunblaadjes: CL VI. Carnpa-
nulaceae, p. 5(55; als de voorgaande, stijl zonder verzamel-
haren : CLVII. Sphenoclcaceae, p. 569 ; — bloemen onregel-
matig; 2 epigynische meeldraden : CLVIIÏ. Styliclicac, p. 567 ;
5 meeldraden, een haarkrans onder den stempel: CLIX. Lo-
beliaceae, p. 571; 5 meeldraden, stempel met een omhulsel:
CLX. Goodenovieae, p. 578.

11. Kelk vrij (met uitzondering van eenige Myrsincac, Primulaceae
en Vaccinieae). Bloemen regelmatig.
A. #naddragers hoek- of wandstandig.

§ Meeldraden in gelijk of minder getal dan de bloemslippen
a. Twee veelal vrije vruchlbeginsels; — stuifmeel korrelig:
CLI. Apocyneae, p. 384; — in kluiUm, blocmkroon roet
eene bijkroon: CLÏL Asclepiadcac.
p. Een veelal 2- of 3-hokkig vruchtbeginsel.

Steunblaadjes: CL. Loganiaceae, p. 357 (behalve het
vrije vruchtbeginsel als Kubiaccae).
Zonder steunblaadjes.

Bladen veelal tegenoverstaande, somtijds zamcugcsteld ; 2
meeldraden: CLIII. Jasmineac, p. 531, CLIV. Oleineae,
« 54,5; _ 4—5 meeldraden; zaaddoos: CLV. Gentianear,
p. 555.

Bladen afwisselend; — kiem in het midden van weinig
kiemwit; stengel veelal windend: CLXI. Convolvulaceae,
p. 582, CLXII. Cusculeae (zonder bladen) p. &31, ('LX1I1
Hydroleaceae (tweehokkig ymehtbeginseï mr! veel eitje?)

Vin SLEUTEL DIB OUDEN.

p. (H3. — Kiem gekromd in den omtrek van bet kiem wit;
stengel niet windend: CLXIV. Solaneac, p. 633. — Bloem-

kroon droog-vliezig, 4-deelig; zaaddoos dwars opensprin-
gend; bloemen in aren: CLXVI. Plunlagincac, p, 708.
y. Vruchtbeginsel 4-hokkig; — stijl 2- of tweemaal 2-spletig:
CLXXIV. Cordiaceae, p. 913; — stijl onverdeeld, stempel
ringvormig, aan den top 2-deelig: CLXXV. Ileliotroptcac,
p. 922.
<?. Vier vrije vruchtbeginsels, ieder met een eitje: CLXXVI.

Borragineae, p. 929.
j. Eén éénhokkig vruchtbeginsel met een eitje, 5 zelden 3 — 4

stijlen: CLXXVIII. Plumbagineae, p. 993.
5. Heesters, kelk blijvend, meeldraden in gelijk getal en af-
wisselend met de slippen der kroon, helmknoppen éénhok-
kig, in het midden stuifmeeldragend ; vruchtbeginsel met
schubjes omgeven: CLXXXVI. Epacrideae, p. 1052.
§§ Bloemen regelmatig; meeldraden in meerder getal, ook met

onvruchtbare.
rt. Meeldraden veelal tegenover de slippen der bloemkroon, niet
zelden in het dubbele getal, onvruchtbare bloembladachtig,
afwisselend; melksap: CLXXXIV. Sapotaceae, p. 1033.
b. Bloemkroon 3 — 7-deelig, meeldraden 6 en meerder, dikwerf
omstreeks 16, vruchtbeginsel 3 — 12-hokkig; hout veelal zwart-
achtig: CLXXXV. Ebenaceae, p. 1043.
/:.- Helmknoppen veelal met aanhangsels, tweehokkig, met gaatjes
openspringend; — vruehtbeginsel vrij: CLXXXVII. Erica-
ceae, p. 1053, — met de kelk vergroeid: CLXXXVII I. Vac-
cin icae, p. 1059.
15. Zaaddrager asstandig in een éénhokkig vruchtbeginsel, —
zaaddoos: CLXXX. Primulaceae, p. 1000. Bes of steenvrucht:
CLXXXI. Myrsineae, p. 1005.
III. Kolk vrij. Bloemkroon onregelmatig, meer of minder lipvormig.
n. 4 vrije vruchtbeginsels, ieder met een eitje: CLXXVI. La-

biatae, p. 934.
b. Vruchtbeginsel 2— 8-hokkig, in ieder hokje l zelden 2 eitjes :

CLXX1II. VerbenaccaCy p. 856.
C. Vruchtbeginsel 2-hokkig, in den regel met talrijke eitjes ; —
zaden zonder navelstreng op 4 zaaddragers, die vrij of on-
derling of met de wanden der kleppen vergroeijen, zaden met
kiemwit: CLXV. Scrophularineac, p. 673; — als de voor-
gaande, zaden plat, dikwijls gevleugeld, zonder kiemwit.
de bliden niet zelden Samengesteld : CLXIX. Bignonia-

SLEUTEL DER OUDEN. JX

ceae, p. 750; CLXX. Sesameae, p. 759 j CLXXL Pedalineae,

p. 761 (vruchten niet openspringend), — als de voorg., sten-
gels geleed, bladen enkelvoudig, zaaddoos veerkrachtig-twee-
kleppig, 2—4 of meer zaden, door een vast uitsteeksel
van den zaaddrager gedragen, geen kiemwit: CLXXII. Acan-
thaceae, p. 762.
d. Vruchtbeginsel éénhokkig, zaaddragers wandstandig, — aan
weerszijden 2 ; zeer kleine zaden, gekleurde wortelparasitisclic
planten: CLX VII. Orobancheac, p. 711; — 2 dikwerf twee-
spletige zaaddragers, zaden klein gevleugeld of met andere
aanhangsels, geen of bijkans geen kiemwit: CLXVIII. Cyr-
tandracacae, p. 713. — Zaaddragcr as-standig, kelk 2-bla-
dig: CLXXIX. Lcntibularieae, p. 995.
IV* Wortelparasitische vleezige gekleurde planten, met gescheiden ge-
slachten, bloemen onvolledig: CLXXXIX. Balanophorcac, p. 1064.

NAAKTZADIGEN.

o. Bladen breed tegenoverstaande; bloemen in aren; zaden bed-
achtig: CXC. Gnetaceac, p. 1066.

b. Drooge kegel vrucht: CXCI. Abiclincac, p. 1068.

c. Meestal ééne vrouwelijke schub met een eitje; uitwendig zaad-
bek leedsel vleezig: CXCII. Podocarpeae, p. 1070, — naden
met eene vleezige schijf omgeven: CXCIII. Taxincac, p. 1076.

d. Bladen gevind: CXCV. Cycadcac, p. 10/0.

PHANEROGAMAE ANGIOSPERMAE.

DICOTYLEDONES MONOPETALAE.

Ordo CXLVI. COMPOSITAE vaillam.

Herbae, interdum suffrutices, raro arbores, succo aqueo, in qui-
busdam lacteo, foliis alternis vel oppositis interdum verticillatis,
simplicibus integris lobatis, nunc decompositis, exstipulatis. Plo-
res hermaphroditi vel abortu unisexuales aut neutri, in antho-
dium, i. e. capitulum supra receptaculum involucro cinctum
(flos compositus l.) collecti, exterioribus praecocioribus. Capituli
flor es vel omnes hermaphroditi (cap. homogamum), vel exteriores
neutri seu feminei, interiores hermaphroditi aut masculi (c. hetero-
gamum), nunc omnes corollis tubulosis (c. discoideum seu flosculo-
sum) vel ligulatis (c. Hgulatum seu semiflosculosum) praediti, vel
corollis in margine seu radio ligulatis, in centro vel disco tubulosis
(c. radiatnm) vel omnibus bilabiatis (c. falso-discoideum), vel in mar-
gine ligulatis, in centro bilabiatis (c. falso-radiatum seu radiatiformej,
marginalibus capituli discoidei et falso-discoidei nonnunquam con-
formibus sed majoribus (c. coronatum). Capitula ejusdem stir-
pis fl. masculis femineisque aequaliter praedita (c. monoica) vel
alia in eadem planta masc. alia fem. (c. heterocephala), nunc per
stirpes segregata (c. dioica). Involucri (calyx communis l.) seu
periphoranthii squamae (bracteae) plures, 1-pluriseriales, liberae
vel coalitae, textura variae, imbricatae vel calyculatae. Aliquando
capitula singula uni- vel pauciiiora involucris propriis instructa, in
glomerulum (capitulum Cass.) receptaculo communi insessum et in-
volucratum conferta. Keceptaculum capituli nudum vel bracteolis
(paleis) obsitum, elongatum, convexum aut planum, in superficie
aequaliter vel circa singulum florem fimbrilliferum, aut alveolatum
(circa fl. dentato-productum) aut areolatum (sub flore in areolam

Flora van Ned. Indië. II.

COMPOSITAE. 2 GENERA.

pentagonam productum). Calycis tubus cnm ovario connatus,
limbo (pappo) supero nunc omnino deficiënte, nunc ad marginem
reducto, nunc rarissime foliaceo, plerumque scarioso integro vel va-
rie dentato, utplurimum in squamulas paleaceas vel setas piliformes
simplices vel ramosas, dentatas vel plumosas uni-multiserialcs ex-
panso. Corollae disco epigyno insertae, monopetalae petala con-
stituentia singula nervis 2 marginalibus donata, in tubo geminatim
concretis, adjectis interdum accessoriis, medium lobum occupantibus,
in paucissimis solis obviis. Tubus longitudine varius, fauce sae-
pius ampliata, limbus utplurimum 5-lobus, raro 4 — 2-lobus, lobis
aestivatione valvatis, nunc inaequalibuspalmatus vel bilabiatus, nunc
tubo majorem parte introrse fisso in ligulam expansus. Stamina
5, raro4 5 in fl.fem. vel neutris nulla vel subabortiva, tubo corollae
inserta, ejus lobis alteraa, filamentis vel superne liberis vel in
tubum conuatis, versus apicem artieulatis, antheris erectis bilocu-
laribus connatis, rarissime liberis, introrsis, 4-valvibus, connectivo
producto vu]go superatis, basi saepius caudatis. Ovarium inferum
uniloculare, ovulo unico e basi erecto anatropo. Discus epigy-
nus amralaris, nectarium alveolare cingens. Stylus terminalis, pas-
sim basi bulbosus, nunc (in fl. masc.) simplex, in fem. et herm. bi-
ndus, ram is (stigmata etiam dictis) superne planis, subtus con-
vexis. Papillae stigmatieae (stigmata pr o pri e) biseriales, se-
riebus in pagina sup. styli ramorum continuis marginalibus scabrius-
culis magis minusve distinctis. Pili collectores rigidi, in fl. masc.
et neutris obsoleti. Achaenium supra receptaculum articulatum,
sessile, rarius stipitatum, areola laterali vel basilari instructum, eros-
tre velrostratum(calycis tubo scil. producto) pappo persistente vel
deciduo superatum. Seminis in funiculo brevi erecti testa cum en-
docarpio saepe connata, endopleura (albumen lessing) crassius-
cula tenera diaphana, rhaphe bifida percursa. Embryi orthotropi
cotyledones plano-convexae vel perraro curvatae, radicula bre-
vis mfera.— Ordo vastissimus, pr totum Orbem dispersus, in Asia
tropica paullo rarescens, maximo numero in America calidiore ob-
vius. In regione montana Archipelagi Sundani Gnaphalii et Verno-
mae species quaedam gregariae fruticosae vel arborescentes, circa
montium igmvomorum cacumina densas constituunt sylvas, quibus
singularis admodum vegetationis physiognomiae character exoritur

COMPOSITAE. 3 GENERA.

Eigenschappen. Vergelijk wat hieromtrent bij de afzonderlijke
geslachten of soorten vermeld is.

Geslachten :

I. Binnenste bloempjes in hel bloemhoofdje buisvormig,4< — 5-
spletig, zelden eenigsins lipvormig.

A. Stijl der hermaphr. bloempjes boven rolrond, niet
gezwollen.

f stijlarmen gelijkmatig behaard, priemvormig:

a. Omhulsel van het bloemhoofdje rolrond, uit meer dan ééne
rei dakpansgewijze schubjes: geene haarkroon, maar een zeer klein
ringvormig gaaf kroontje op den top van het hoekige klierachtige
vruchtje: I. Ethulia\ — haarkroon uit 2 ongelijke, zelden uit ééne
rei borstel tj es ; — vrachtjes rolrond of 5-kant : II. Vemonia ; —
met 10 nerven of hoeken: III. Decaneurum.

b. Omhulsel van de bloemhoofdjes plat gedrukt, met 3 — 5
bloempjes ; bloemhoofdjes in éénen met bladen omgeven bundel ver-
eenigd: IV. Elephantopus.

ff stijlarmen van buiten, naar boven, kort behaard of wratjes
dragend.

a. Stijlarmen lang, eenigzins knodsvormig, van buiten naar boven
met wratachtige haartjes. Stempelreijen onduidelijk, meestal niet
tot aan het midden der armen uitgestrekt. «. Haarkroon met 5 of
10 drooge gezaagde of gaafrandige schubjes: V. Ageralum; — uit
5 — 3 korte aan den top eene dikke klier dragende borsteltjes :
"VI. Adenostemma ; — /?. vrachtjes met gewone haarkroon; om-
hulsel der bloemhoofdjes in ééne of meerdere reijen *. VII. Eupato-
rium ; — omhulsel omstreeks vierbladig, ongeveer 4 bloempjes in-
sluitend: VIII. Mikania.

b. Stijlarmen lijnvormig, van buiten vlak en naar boven fijn en
gelijkmatig behaard ; stempel wratjes duidelijk en omstreeks tot aan
het begin der uitwendige beharing uitgestrekt ; [a] helm/moppen
aan den voet zonder sporen ; — bladen tegenoverstaande : onwindsel
uit 10 — ia blaadjes in 2 reijen; vrachtjes met wratjes op de zijden,
zonder haarkroon of met 1—3 tandjes: XXVIT. Eclipla; —om-
windsel uit 2 reijen; de 5 buitenste blaadjes lijnvormig-spatelvor-
mig met gesteelde klieren; vrachtjes zonder kroon: XXVIII. Sie-

1*

COMPOSITAE. 4 GENERA.

gesbeckia; — bladen afwisselend; — {au) bloemhoofdjes mctstraal-
bloemen; omhulsel uit 2 reijen, vrachtjes met 2 ribjes, kroon uit
ééne rei van kamvormig ingesneden schubjes: IX. Asteromoea; —
straalbloempjes (soms ontbrekend) in meer dan eene rei ; vrachtjes
plat gedrukt met eene eenvoudige haarkroon : X. Erigcron ; — straal-
bloempjes in 2 — 3 reijen; vruchtjes platgedrukt, op den vcrnaauw-
den top met eene haarkroon van stijve eenigzins gekronkelde haren :
XI. Rhynchospermum ; — straalbloempjes in ééne rei, vruchtjes
plat spits, zonder kroon: XII. Lagenophora; — straalbloempjes in
2 of meerdere reijen, smal, niet getand; vruchtjes zouder haarkroon,
maar op den top klierachtig: XIII. Myriactis; — straalbloempjes
in meerdere reijen klein ; haarkroon uit ééne rei haren : XIV. Micro-
glossa; — (/?/?) geene straalbloempjes; — vruchtjes met 2 reijen
haren: XV. Blepharispermum ; — bloemhoofdjes tot een grooteren
bundel vercenigd, ieder met meerdere bloempjes; vruchtjes aan de
eene zijde plat, aan de andere bol, aan den rand naar boven behaard,
haarkroon klein : XVI. Alhroisma ; — als de voorgaande, maar de
vrachtjes zonder haarkroon; stengels gevleugeld: XVII. Sphaeran-
thus; — randbloempjes in vele reijen 3— 4-spletig; vruchtjes plat,

de vrouwelijke bloemen zonder haarkroon, de mannelijke met 1 2

borstels: XVILL Dichrocephala ; — randbloempjes in 2 of meer-
dere reijen zeer dun, 3-spletig; stijl der schijf bloempjes onverdeeld;
vruchtjes met eenen bekervorraigen top en zeer kleine getande haar-
kroon: XIX. Grangea; — [/?] helmknoppen aan den voet met
gave onverdeelde sporen; randbloempjes in vele reijen draadvormio-
dun, vrouwelijk, stijl met 2 korte armen, schijf bloemen in minder
getal, hermaphroditisch of mannelijk; haarkroon enkelvoudig haar-

vormig; schubben van het omwindsel in vele reijen: XX. Conyza ;

randbloempjes in 2 — 3 reijen vrouwelijk draadvormig, schijfbloemen
1—5 hermaphroditisch of mannelijk; bloemhoofdjes in aren of rond-
achtige hoofden vereenigd; haarkroon enkelvoudig: XXI. Monente-
les; — zonder haarkroon: XXII. Epaltes. — [ 7 ] Sporen aan den
voet der helmknoppen, met slippen of wimpers ; straalbloemen (zelden
ontbrekend): XXIII. Inula (haarkroon enkelvoudig); XXIV. Vicoa
(haarkroon der straalbloemen ontbrekend); XXV. PegoleUia (haar-
kroon dubbel) ; XXVI. Caesulia (zonder haarkroon).

ttt stularmen lijnvormig, aan den top met een bundel haartjes.

CGMP0S1TAE. 5 GENERA

a. Bloempjes buisvormig, zouder straalbloemen ; * haarkroon uit
schubjes of ontbrekend ; vrachtjes biunen 3ict als eeue zaaddoos ver-
groeide onrwindsel besloten: XXIX. Xanlhium; — ieder bloempje
van het bloemhoofd in een toegevouwen schubje besloten; omwindsel
4-bladig; vrachtjes naakt: XXXVIII, Enhydra; — omwindsel uit
5 of 9 — 12 schubjes-, vrachtjes lang gepunt, haarkroon harig in
velereijen: XXXIX. Porophyllum; — bloempjes gelijk of de rand-
bloempjes drietandig vrouwelijk, schijfbloemen tweeslachtig of man-
nelijk; omwindsel met drooge dakpansgewijze schubjes; vrachtbodem
naakt of behaard; vruchtj es zonder haarkroon, omgekeerd eirond:
XLII. Artemisia; bloempjes verschillend, buitenste in vele reijen
3 -tandig, binnenste 4-tandig, vrachtjes naakt : XLIV. Centipeda; —
schijf bloempjes 5 -tandig, kroon uit kleine halnancetvormige schubjes:
XLIII. Crossoslephium. — ** haarkroon harig ; — bloempjes gelijk
5-tandig; vrachtjes gestreept, haarkroon in vele reijen: LIV. Noto-
nia; — schubjes van het omwindsel verdroogd, gekleurd; vrucht-
bodem naakt of behaard ; bloempjes gelijk 5-tandig of randbloemen
in éene rei dun en vrouwelijk; haarkroon uit éene rei haren: XLV.
llelychrysum ; — omwindsel als bij de voorgaande ; vruchtbodem
naakt; bloemhoofdjes of met vrouwelijke in vele reijen geplaatste
dunne bloempjes in den omtrek en hermaphroditische 5-tandige in
het midden of tweehuizig; haarkroon in ééue rei; de haren der her-
maphroditische veelal naar boven verdikt : XL VI. Gnaphalium; —
omwindsel uit éene rei schubjes ; randbloempjes vrouwelijk; vrachtjes
rolrond met 10 ribjes, haarkroon harig uit meerdere reijen : XL VIII.
CremocephaUum ; — omwindsel uit ééne rei schubjes, rolrond;
bloempjes gelijk, de buis van ouderen hoornachtig, vruchtjes rol-
rond; de haarkroon in meerdere reijen : XLIX. Gynura ; — om-
windsel rolrond uit éene rei schubjes; randbloempjes in meerdere
reijen, vrouwelijk, zeer dun met 3 — 5 fijne tandjes; schijf bloempjes
4 — 5-tandig tweeslachtig, vruchtjes langwerpig gestreept naar boven
dun, met haarkroon in vele reijen: XLVII. Erechlites; — omwind-
sel eirond-cylindrisch, uit ééne rei later teruggeslagen schubjes;
bloempjes gelijk, vruchtjes langwerpig vijfkant, met harige haar-
kroon in meerdere reijen: L. Emilia; — omwindsel uit 8 — 10
blaadjes, bloempjes allen gelijk met omgeslagen slippen; helmknop-
pen met 2 sporen, haarkroon uit éene rei: LI. Cissampelopsis.

COMPOSITAE. 6 GENERA.

b. Bloempjes buisvormig of in dezelfde soort somtijds straalvor-
mig; straalbloemen onzijdig, vrachtjes gedoomd, puntig, met 5 — 2
stijve achterwaarts gedoomde borstelhaartjes: XXXIII. Bidens; —
helmknoppen zwartachtig, vruchtjes der schijf plat, aan de randen
veelal gewimperd, van de straalbloemen driekant of plat: XXXV.
Spilanthes ; — omwindsel nit ééne rei, schubjes aan den top ver-
droogd ; bloempjes allen gelijk buisvormig of straalbloemen aan den
rand en vrouwelijk; kroon harig uit meerdere reij en : Lil. Senecio)
— (LUI. Madaraclis).

c. Met straalbloemen, vruchtjes met schubvormige of stekelvor-
mige, of geene haarkroon; vruchtbodem met kaf blaadjes; — vrucht-
kroon kelkvormig uit vergroeide, getande of gewimperde schubjes:
XXX. Wedelia; — vruchtjes zonder kroon of met 1 — 5 kleine
borsteltjes: XXXI. Wollastonia ; — bloemkroontjes aan den voet
met dikke haren; vruchtjes naakt, met eene schijf op den top: XXXII.
Guizotia; — straalbloemen 4 — 5uitgerand; vruchtjes naakt, schub-
jes van het omwindsel met klierachtigen top : XXXIV. Adenole-
pis ; — drie driespletige straalbloemen, vrachtbodem in het midden
naakt, aan de randen geschubd ; vruchtjes langwerpig naar boven
vemaauwd, onbehaard, zonder kroon of slechts met eenen rand:
XXXVI. Neuractis; — vruchtjes lijnvormig met 2 achterwaarts
behaarde stekels: XXXVII. Glossogyne; —vruchtjes van de rand-
en schijf bloempjes gelijk, platgedrukt, aan weerszijden generfd:
XL. Achillea ; — vruchtbodem zonder kaf blaadjes, schubjes van
het omwindsel aan de randen droog-vliezig; vruchtjes hoekig zon-
der vleugeltjes, met kleine onverdeelde of getanda kroon: XLI.
Pyrethrum.

B. Stijl naar boven gezwollen en veelal behaard.

Randbloemen grooter, onzijdig; meeldraden behaard of gestippeld.
Vruchtjes met eene uit schubjes zamengestelde kroon: LV. Am-
berboa. Schubjes van het omwindsel talrijk lijnvormig-priemvor-
mig, aan den top haarvormig; bloemen gelijk, helmknoppen aan
den top spits, aan den voet met kleine ingesneden sporen. Vruchtjes
met een zijdelingsch likteeken, haarkroon uit borstelhaartjes of
smalle schubjes: XVI. Tricholepis.

II. Tweslachtige bloempjes lipvormig. — LVII. Ainsliaea; —
LVTII. Gerbera; — LIX. Dicoma.

COUPOSITAE. 7 ETUULIA.

III. Bloempjes allen tweeslachtig bandvormig. Stijl naar boven
rolrond, met eenigzins lange gelijkmatig behaarde armen ; stempel-
reijen strekken zich niet tot aan het midden der armen uit. Planten
met melksap. — Bloemhoofdjes veelbloemig, omwindsel in 2 reijen ;
vrachtjes rolrond aan beide einden eenigzins versmald, met geen of
met korten snavel; haarkroon dubbel, die van de schijf gevederd, van de
buitenste rei korter haarvormig: LX. Picris ; — schubjes van het om-
windsel in 2 — 4 reijen dakpansgewijze, de buitenste korter; vrucht-
bodem naakt. Vrachtjes boven plotseling in eene lange punt ver-
naauwd, kroon harig, in ééne rei, met eenen dunnen rand omgeven :
LXI. Lacluca; — schubjes van het omwindsel in ééne of weinig
reijen; snavel korter dan het vrachtje, haarkroon in ééne rei borstel-
harig breekbaar, vuil geel: LX II. Aracium; — bloemhoofdje met
10 — 15 bloemen; omwindsel dakpansgewijze, schubjes aan den rand
verdroogd ; vrachtjes langwerpig stekelig, met eenen korten snavel,
haarkroon in meer reijen, week wit harig : LXIII. Brachyrhamphus;
bloemhoofdjes met veel bloemen ; — omwindsel als bij de voorgaande;
vrachtjes 4 — 5 -kant, met eenen zeer korten of bijkans geenen sna-
vel, dikke ribben; haarkroon in meer reijen, harig wit :LXIV. Micro-
rhynchus; — de vrachtjes geheel zonder snavel, geribd, ribben dwars-
rimpelig, haarkroon uit zeer fijne haren : LXV. Sonchus ; bloem-
hoofdje met 12, zoms 15 — 20 bloempjes; omwindsel cylindrisch
met 8 blaadjes; vrachtjes zonder snavel ; haarkroon in ééne rei, harig:
LXVI. Youngia; — bloemhoofdjes meerbloemig, vrachtjes naar boven
in eenen langen snavel vernaauwd, die in eene bekervormige gewim-
perde schijf eindigt; haarkroon in ééne of weinig reijen, met stijve
haren : LXVII. Mulgedium.

Subordo I. Tubuliflorae dc. Prodr. V.p.8. Flores herinaphro-
diti tubulosi regulanter 5-raro 4-dentati.

Tribus I. Vernoniaceae less. BC. Prodr. V. p. 9. Mores her-
maphroditi tubulosi aequaliter 5-raro 4-dentati. Stylus cylindraceus,
bifidus, ramis saepius subulatis elongatis, rarius obtusis brevibus,
semper aequaliter et longiuscule hispidis. Stigmatis papillae ante
medios styli ramos desinentes. Capitula saepius homogama discoidea
fl. omnibus hermaphroditis aut in unico genere dioicis, rarius hete-
rogama radiata, fl. radii ligulatis femineis. Beceptaculum alveolatum

COMPOSITAE. S ETHULIA.

vel fimbrilliferum,vix unquam paleaceura. Elores purpurascentes, sub-
violacei vel albi, rarissime flavescentes. — In Archipelago Suridano
plures crescunt quae per totam Indiam orientalem imo Floram tropi-
cam gerontogaeam dispersae simt ; quaedam vero propriae, frutescen-
tes vel arboreae, regionis montanae incolae.

Subtribus I. Vernonieae cass. DC. I. c. Capitula homogama dis-
coidea (haud radiata). Styli rami elongati acuminati. — Foliaalterna
raro opposita.

I. ETHULIA cass. Capitulum pluriflorum aequaliflorum. In-
volucruin teres pluriseriale, phyllis subfoliaceis acutis. Kecep-
taculum nudum subrhombeo-striatum, subareolatum. Corolla
regularis, tubo subtenui, limbo campanulato profundo 5-fido, laci-
niis lanceolatis. Antherae inclusae. Styli apice subhirtelli rami
semisubulati. Achaenium obpyramidatum tetra- vel hexagonum
4— 6-costatum glabrum, faciebus glandulosum, apice truncatum. Pap-
pus minimus coroniformis carnosus integerrimus. — Herbae erectae
nunc fruticulosae, foliis alternis oblongis pellucido-punctatis serratis
vel integerrimis, capitulis (parvulis) corymbosis, corollis roseis vel
purpureis.

1. Ethulia COnyzoides likn. Polia elliptico-lanceolata grosse ser-
rata raro subintegerrima, glanduloso-pellucida, villosula vel subgla-
bra, costulis 4—5 distantibus, receptaculis circiter 20~floris,fl. coe-
rulescentibus. Ethulia conyzoides Linn. Spec. p. 1171. Linn. fil
Dccad. 1. tab. I. DC. Prodr. Y. p. 12.

Zuid-Azië.Sunda-Archipel. Java (?). Tropisch Afrika.

2. Ethülia megacephala schultz hip. Caules foliaque subtus
pubera, sensim glabrescentia, liaec breviuscule petiolata vel subsessi-
lia, oblongo-lanceolata vel lanceolata attenuate acute acuminata sub-
dense serrulata, coriacea utrinque glandulosa et pellucido-pun'ctata
costulis venosis subtus prominulis densis, majorum utrinque fereis'
corymbus terminalis multiflorus, fl. kermesino-rubelli, achaenia 4-
saepe 6-gona. Ethulia conyzoides el ej. var. ZolL in Nat en Ge
neesl, Arch II. p 224 et p 564, Jungh. Java, I p. 53.' Ethulia
megacephala Schultz By. in ZolL Cat. p. 119 nomen, cujus spec
non vub sed specimina ab aliis iisdem locis lecta. Species ab Ethulia
conyzoidc rbstmcta. Num huc vel ad praeced. vel ad speciem pro-

COMPOSITAE. 9 VÊBSOSIA.

priam stirpes in India cisgangetica, nee non m Africa crescentes
pertineant, ultro inquiretur.

Java, op den Walirang, Idjen 6200' (zoLUNGERn. 2173, 2830),

op den Idjen (reinwardt), op den top van den Kawi gezellig met

Euphorbia enz., tot 1000' afdalend, (boven 2, beneden 6 voet lang),

op den Soembing, Wilis (junghuhn,teysmann). — Tjoengoelan

jav. volgens reinwardt.

IL VERNONIA sghreb. Capitulum pluri- aut multiflorum
aequaliflorum. Involucrum imbricatum floribus brevius, squamis
interioribus longioribus. Receptaculum nudum aut rarius alveo-
lato-subfimbrillosum. Corolla 5-fida lobis parti integrae subaequa-
libus. Pilamenta laevia, Aehaenium callo basilari cartilasineo,
disco epigyno magno. Pappus saepius biserialis, serie interiore se-
tiformi externam conformiter setnlosam vel paleaeeam longe supe-
rante, rarius biserialis aequalis. — Herbae, frutices, aliquando fere
arbores, foliis alternis (rarissime oppositis) vulgo glandulosis, inflo-
rescentia, saepe scorpioidea, capitulis (in unica unifloris) in plurimis
3 — 4- in plerisque multifloris.

§ 1. Strobocalyx BI. DO. I. c. p. 21. Involucrum squamis ovatis ob-
tusis brevibus, 3 — 5-florum teretiusculum. Pappus laeviusculus uniseria-
lis aut setis ext. paucis. — Arborescentes.

1. Vemonia celebica dg. Arborea, folia longe petiolata e basi
inaequali attenuata oblongo- vel elliptico-lanceolata acuminata inte-
gerrima rigidule coriacea, 2^ — 5 pollices longa, f — 1| lata, supra
glabra, subtus in nervis cum petiolo ramulisque pubescenti -velutin a
glabrescentia, corymbus terminalis divaricatus, capitula 3 — 4-flora,
involueri squamae inibricatae obtusae supremae ciliolatae, cum bre-
vissimo mucrone, inferiores subvelutinae, achaenia semitereti-trigona
dense resinoso-glandulosa involucrum circiter aequantia, pappus du-
plex, exterior brevis ciliolatus. Vemonia celebica DC. Prodr. V. p.
21. — Eupatorium celebicum BI. Bijdr. p, 903. — Leucomeris
ej. in litt. Pbrases citatae peccant quoad achaenii descriptionem. —
A sequente praesertim acbaeniis facile distincta. Pappi setae distinc-
tius scaberulae, in seq. fere laeves.

Celebes, op de bergen Loekon en Bocmangan (reinwardt).

COMPOSITAE. 10 VERNONIA.

2. Yernonia javanica dc. Arborea, folia louge petiolata (£— 1£)
e basi vulgo rotuudata passim subiuaequali elliptica vel ovata acu-
minata integerrima, supra praeter costam glabrescentia, subtus utrin-
que 10 — 12-costata et reticulata cum ramulis fusco-griseo-tomen-
tosa, 6 — 1^ poll. longa, 2| — 3 lata, corymbi paniculati divaricati,
vulgo terminales, aliquando axillares ramis lateralibus elongatis, in-
volucri squamae ovali-oblongae obtusae imbricatae, dorso villosae,
achaenia semitereti-trigona, pappi series ext. pauciseta vel subuulla,
discus subteudens rariter pilosulosus. Ver nonia javanica DC. I. c.
p. 22. Zoll. Cat. p. 119. — Eupalorium favanicum BI. Bijdr. p.
903. — Leucomeris ej. in lilt. Arbor 50 — 60-pedalis. — fi.oblon-
gata Miq. foliis e basi rotundata oblougis vel sublanceolatis. — y.
conferla DC, folia e basi attenuata oblongo-lanceolata, supra gla-
bra, juniora subtus cum ramis et pedunculis dense rufo-velutina,
adulta glabriuscula, panicula couferta, ramis a basi ramulosis, invo-
lucri squamae extus dense velutinae. Vernonia javanica ƒ? conferla
DC. L c. Arbor. — 3. minor folia ramulique demum fere glabra,
oblique oblouga, minora; habitus gracilior.

Java, in de wouden der bergstreken, bij Tjikoja, op de heuvels
van Oost- Ja va, op den top van den Taroep 6200—6700' veelvuldig,
op den Gedé,Pangerango, Megamendong, 3— 5000'. — 3 Blamban-
gan (horspield). — Sumatra, in Opper-Angkola (junghuhn). —
Hambiroeng sund. Soemboeng Koealot/av. ook S. Kebo
(junguuhn) of Kajoe Sim boe.

3. Vernonia Blumeana dg. Arborea, rami teretes glabriusculi vel
glabri, in panicula pulverulento- et rufo-velutini, folia petiolata (4— 5
lin.) e basi acuta oblongo-lanceolata vulgo longe acuminata inte-
gerrima crasse coriacea, costato-venosa, juniora subtus pubera, de-
mum utrinque glabra, 3-4 poll. longa, panicula corymbosa compo-
sita, mvolucri squamae ovali-oblongae obtusae, dorso villosae, pappi
series ext. brevis pauciseta seriem vulgo haud completam sistens,
vel subuulla. Vernonia Blumeana DC. I. c- Leucomeris glabra BL
in hit. — Strobocalyx glaber BI in herb. L. B. Yix nisi forma
glabrifolia praecedentis. Elores exacte consimiles.

Java, in de bergstreken van Karang (blume).

COMPOSITAE, 11

VElWOiMA.

§ 2. Tephrodes DC. I. c. p. 24. Involucri squamae imbricatae lan-
ceolato-bneares acuminatae rarius acutae subtrinerviae disco breviore?,
ext.breves, interiores sensim longiores, demura reliexo-patentes. Achae-
nium saepe teres, pilosura. Pappus ext. brevissimus saepe regularis, int.
unisenalis albus tenuis. — Herbae plerumque cinereo-pubescentes.

4. Vernonia Cinerea less. Herbacea, dein suffratescens, 1—3-
pedalis, erecta, ramosa, breviter subcanescens, folia petiolata, infima
subrotundata vel ovata, reliqua obovato-oblonga,subdentata, crenato-
erosa vel erosa, subtus praesertim cinereo-tomentosa, corymbus ex
axillaribus terminalique confluens, amplus laxus subdichotomus, ca-
pitula in singulo ramulo vulgo bina pedicellata, involucri squamae
lanceolato-lineares aristato-acuminatae subtrinerviae nervo medio
carinato, lateralibus saepe obsoletis, subhirtellae, fl. lilacini, achae-
nia appresse pubescentia, pappi series ext. pauciseta vel vix ulla.
Vernonia cinerea Lessing in Linnaea 1829, p. 291. DO. I e p.
24, excl. var. parvifl. — Conyza cinerea Linn. Spec. p. 1208. —
Cyanopis decurrens Zoll. Nat. en Geneesk.Arch.il. p. 563. — Ser-

ratula cinerea Roxb. Cat. Calc. p. 60. — Isomeria Wight Herb.

Chrysocoma violacea Schum. PL Guin. p. 158. — Conyza mollis
Willd. Spec. III. p. 1924. — Olus scrofarum Rumph. Herb. Amb.
VI. p. 34, tab. 14, fig. 1, (plures in descript. species amplectens). —
Burm. Zeyl. tab. 96, fig. 1. — Pubes e pilis simplicibus appressis et
abbreviatis obtusis subglandulosis et substellata. — Valde variat.
Species legitima, cujus specimina javanica cum assamicis herbarii
exactissime congrua, 1 — 2-pedalis, inferne simplex, superne in am-
plam comam rlorentem ramificata.

Geheel Indië. Sunda-Archipel. J a v a, bijv. in Besoeki,
op den Djati-Kalangan, op de grasvlakten gemeen. — Mol uk-
ken. — Afrika. — Sajor babi mal.

5. Yemonia parviflora BEIWW. Herbacea, erecta, circiter pedalis
saepe a basi ramulosa, ramuli cum foliis praesertim subtus in nervis
pubescentes cito glabrescentes, passim inde ab initio glabrior; folia
caulina inferiora obovata obtusiuscula in petiolum angustata, supe-
riora elliptica suprema lanceolata, irregulariter dentata vel erosa,
coryinbi parvuli, param compositi, capitula quam praecedentis mi-
nora, squamae lineares mucronate aristatae, hirtellae et passim glan-
dulosae, pappi series ext. brevissima densa completa. Vernonia par-

GOMPOSITAE.

12 VKR.NOMA.

vifïora Beinw. lil. liijdr. p. 893. — Vernonia cinerea var. $ DC.
Prodr. I. c. llassk. PI. Jav. rar. p. 527.

Java, bij Buitenzorg (relnwardt), bij Tjiko ja, op grasvlakten
enz. (zoll.)

6. Vemonia abbreviata dc. Radix suifruticulosa, caulis a basi
ramosissimus diifusus, folia lanceolata utrinque attenuata, subserrata,
utrinque cum ramis cinereo-pubescentia, corymbi oligocepliali, capi-
tula pedicellata, involueri squamae lanceolato-lineares acuminatae
doiso puberae vix subtrinerviae. Vernonia abbreviata DC. I. c. p.
25. — ? Schultz in Zoll. Cat. I. c. Praecedenti affinis, sed humi-
lior, magis ramosa.

Voor-In dië. — Java? bij Tjikoja (zollinger).

7. Vernonia Vialis dc. Herbacea, erecta, ramosa, ramis minutis-
sime puberulis, folia lineari-lanceolata utrinque acuminata breviter
petiolata, juniora cum ramulis villosula, adulta minute pubescentia,
remote denticulata, corymbus laxus, capitula longe pedicellata brac-
teolis subulatis paucis sustenta, iuvolueri squamae acuminatae dorso
puberulae, achaenia teretia sparse hirtella, pappi series externa bre-
vissima, flores rosei (dc), violacei (zoll.). Vernonia vialis DC. I. c.
p. 25, an Zoll. CaL partim? quae sec. spec. Herb. videtur forma
V. eupatorioidis.

Madagascar. Java, op drooge rijstvelden op den Pasir Ma-
dang, aan den Ardjoeno? (zollinger).

8. Vernonia leptopoylla bc. Caulis herbaceus erectus rainosus
vel subsimplex teres appresse pubescens, folia oblongo-linearia vel
linearia utrinque acutaintegerrimavel(in javanis) remote subglandu-
lose denticulata tenuissime pubescenti-scabra, i — l*-pollicaria, pa-
nicula ramosa laxa divaricata nuda, involueri squamae circiter bise-
riales lineares mucronato-acuminatae puberulae, achaenium teres vil-
losiusculum. Vernonia leptophylla DC. I c. — Vem. fascieulata
lil. Dijdr. p. 893 in adnot. non Michx. — Conyza lini folia Wall.
Cat. n. 2063 non Linn. — Senecio amboinicus Rumph. Herb.
Amb. VI. p. 36, lab. 14, fuj. 2. — Mores dilute violacei. Hand
longc distat a Vernonia parviflora; achaeniis et pappo consimilis,

COMPOSITAE. 13 VERXONIA.

sed folia fere omnia lanceolata vel linearia et tota magis pubescens .
Voor-Indië. Java, op drooge heuvels bij Tjikoja, in Bogor.
Molukken. — Ailaun aboessam op Ilitoe, Soffo moetiara
tem,; Dabat goena of Daoen moeka manis mal. — Inde
Molukken wordt er geneeskundig gebruik van gemaakt.

9. Yemonia erigeroides dg. Glabra, caulis diffusus ramosus stria-
tus, folia lineari-lanceolata obtusa submucronata integerrima, 15 —
1 8 lin. longa, 2 \ lata, in petiolum attenuata, margine angustissime
subrevoluta, corymbus laxus subpaniculatus, capitula longe pedicel-
lata, involucri squamae mucrone acuminatae glabrae disco breviores,
achaenia glaberrima subturbinata tetragona, pöppi series ext. bre-
vissima. Yemonia erigeroides DC. I. c. — Yemonia diffusa Decaisn.
in Nouv. Ann. Mus. III. p. 408, non Less. — Cyanopis ? erige-
roides DO. in Wight Contrib. p. 7 var. limorensis. Pappi indole
monente dg. inter hanc sect. et Cyanopidem ambigit.

Ti mor, ook op de eilanden langs de westkust van Nieuw-
Holland.

10. Vemonia linifolia bl. Herbacea, superne paniculato-ramosa,
rami substrigosi, folia lineari-lanceolata rariter serrulata puberuia,
corymbus terminalis dichotomus divaricatus laxus, involucri squa-
mae cuspidatae. Vemonia linifolia Bl. Bijdr. p. 893, an eadem ac
V. rugosa vel leptophylla? — In lierb. L. B. non prostat.

Java, in vochtige bergstreken (blume).

11. Vemonia cymosa bl. Herbacea, caulis striulatus floccoso-
subpuberus, rami paniculati pubescentes, folia breviuscule petiolata,
lineari-lanceolata vel lanceolata subacuminata remote serrulata mu-
cronulis subcallosis, scabra, subtus pubera, 4 — 2 poll. longa, 3 — 8
lin. lata, corymbus dichotomus, pedicelli subumbellati, mvolucri 4 —
5-serialis squamae extimae lineares minutae, reliquae lanceolatae acu-
tiusculae villosulae, pappus albus. Vemonia cymosa BL Bijdr. I. c.
DC. I. c.

Java (blume).

12. Yemonia rugosa bl. Herbacea, rami divaricati floccoso-sub-

GOMPOSITAE. 14 VERNONIA.

pubescentes, folia hiferioralongiuscule, supcriora vix petiolata, e basi
attenuata integerrima oblongo-lanceolata attenuato-subacuminata, mu-
crouata, subremote irregulariter exserte serrulato-deuticulata, supra
subglabra, subtus rugosa et Üoccoso-puberula et resinoso-punctata,
3 — 4 poll. longa, \ — \\ lata, corymbus dichotoraus terminalis com-
positus divaricatus laxiflorus, capitula parva pedicello vulgo breviora,
iuvolucri 3 — 4-serialis squamae lineari-lauceolatae villosae acutius-
culae, extimae paucae ruulto minores aristatae, pappus albus, achae-
nium parce piliferuui. Vernonia rugosa lil. Bijdr. p. 894. DC. l.c.
p. 26. — An Zoll. in Nat. en Geneesk. Tijdschr. II. p. 221,quae
potius V. eupatorioidis forma videtur.

Java, op den Gedé, aan den Tjiberrem (blume).

13. Vernonia Teysmanniana miq. Caules (raini?) teretes striu-

lati pilis articulatis fuligineo-hirtelli glabrescentes, folia basi fere pe-
tioli specie attenuata sessilia, lanceolata acute acuminata confertius
mucronulato-serrata, supra praesertim versus margines subpubero-
scabriuscula, subtus pallida venosa in nervis pubescentia, caeterum
ad lentem glandulose (passim subpellucide) nigro-punctata, 3^ — 2^
poll. longa, thyrsus terminalis eompositus dilatatus subfastigiatus
laxiusculus paucifoliatus, ramis apice suboligocephalis, capitula pedi-
cello breviora vel longiora, squamae lineares acutae mucronato-sub-
aristatae disco aequales dorso birtellae viridulae, extimae valde ab-
breviatae, receptaculi alveoli marginibus productis, achaenium teres
puberum, pappi albi series ext. brevissima. — Habitu V. eupato-
rioide accedit, sed V. cymosae affinior.

Java, in Madioeu, op den Wilis (teysmann).

14. Vernonia laxiflora liss. Glabriuscula, caulis erectus a basi
ramosus, folia infima subrosulata petiolata obovata obtusa dentata,
caulina distantia lanceolata et linearia, corymbus laxus, capitula pe-
dicellata, iuvolucri (subrubentis) squamae vix pilosiusculae acumi-
natae subtrinerviae. Vernonia laxiflora Lessing in Linnaed 1831,
p. 646. DC. I. c. — Conyza bellidifolia Wall. Cal. n. 3047. —
Affmis videtur V. Zollingerianoide. Non vidi.

Timor. — Yoor-Indiü.

15. Yernonia eupatorioides bl. SufFruticosa, rami villosi, folia

COMPOSITAE. 15 VERNOiMA.

(superiora subsessilia) e basi cuneató integerrima oblongo-lanceolata
acute acuminata argute serrata serraturis calloso-mucronatis, rugosa,
supra sparse setosa demum asperulo-scabra, subtus hirtella et punc-
tata, 4 — 2 poll. longa, corymbus divaricatus, involucri squamae ex-
teriores breves acuminato-aristatae, intimae longiores ex apice ad
lentem subemarginato brevissime mucronulatae, pappus albus, ext.
brevissimus vix ullus nisi margo calloso-dentieulatus, achaenia sub-
4-5-gona. Vemonia eupatorioides Dl. Bijdr. p. 894. DC. I. c. —
Var. P parviflora, capitulis miiioribus, V. vialis var. Schultz herb.
ZolL ad n. 1486 — Var. y erythrolepis miq. Caules bi-tripedales
basi fruticosi rigidi striati subsimplices angulosi mox glabrescentes,
pube juvenilium densa, folia brevi-petiolata vel subsessilia, e basi
acuta vel atteiiuata ovato- vel elliptico-oblonga, summa sublanceolata,
acuminata, 3 — (raro fere 4) 1 poll. longa, corymbus dense pubes-
cens, involucri squamae ext. multo breviores aristatae, interiores
oblongo-lanceolatae subacutae brevissime mucronulatae, dorso vulgo
violascenti pilosulae, pappi series externa brevissima conferta com-
pleta, e pilis quasi paleaceis unitis.

Java, op den top van den Boerangrang, op den Merapi in de
Angring- wouden 3700' — 5000', op den Tangkoeban Praoe, Sello,
enz. Var. y op den Diëng, Pangerango, Merbaboe (junghuhn). —
Sampoeng sund.

16. Vemonia Reinwardtiana de vit.e^aiiQ. Subadscendenti-erecta
pedalis herbacea inferne sufl'ruticulosa, caules teretiusculi foliaque
subtus et involucra villosula, folia brevissime petiolata (axillis folia-
tis) elliptica vel e basi brevi-cuneata integerrima elliptico-lanceolata
mucronato-acuta, argute calloso-mucronato- serrata, serraturis demum
delitescentibus, coriacea, supra scabro-pubera, subtus pallida reticu-
lato-venosa, demum sublacunosa, inter villos glandulosa, 2 — ^ poll.
longa, corymbus terminalis subcompositus, dichotomus, laxiusculus
vel contractus, capitula subparva (deflorata cum pappo 2 lin. parum
excedentia), involucri squamae brevi-mucronatae, extimae multo
breviores lineares, interiores lanceolato-lineares viridulae inter villos
subglandulosae, corollae laciniae extus rariter piliferae, pappi series
externa brevis pauciseta.

Celebes, op den top van den berg Sempo (reinwardt).

COMPOSITAE. 16 VERNONIA.

17. Vernonla bomeensiS miq. Caulis angulatus (fuscescens?) fo-
liaque supra subtilissima pube inspersa demum subasperula, folia mo-
clice petiolata, e basi cuneata integerrima ellipticasubacuminata, su-
perioia oblonga, summa linearia, grosse inciso-obtuso-serrata, subtus
pallida adscendenti-venosa reticulata nigro-punctata in nervis pube-
ruia, 2j — 14 poll. longa, corymbus termiualis compositus dichoto-
mus, capitula pedicellis subaequalia (magn. circiter V. cinereae), squa-
mae involucri extimae abbreviatae, reliquae lauceolatae, inucronatae,
dorso cum infl. rarius cinerascenti-velutinae, achaenia pubera, pappus
sordide albidus, serie ext. brevissiina.

Borneo (korthals).

18. Vernonia Zollingeriana schultz Bip. Pusilla, basi suffru-

tescens, caeterum carnosula tota pilis patentibus pubescens, folia al-
terna in petiolum longum attenuata, spatliulato-oblonga, obtusa vel
aeutiuscula, herbacea, avenia, integerrima, cum petiolo pollicaria et
longiora, pedunculi superne axillares vel saepius terminales, soli-
tarii vel gemini, monocephali, superne bracteolis linearibus exilibus
sparsis instructi, capitulum subglobosum, squamae 5 — 6-seriales,
extimae dense hirtae aristato-mucronatae, interiores 1| lin. circiter
longae lineari-lanceolatae mucronulatae scariosae, dorso subpuberae,
1 — 3-nerviae, fl. coeruleo-lilacini, receptaculum plano-convexum
areolatum, pappus albus scaberulus, setis interioribus circiter 1 2, ma-
joribus, extimis valde abbreviatis, achaenium angulatum, pallidum,
fuscule punctatum. Vernonia Zollingeriana Schultz in Zoll. Cat.
p. 119. — Claotrachelus rupestris Zoll in Nat. en Genees/c. Archief
II. p. 268, 565.

Java, op rotsen in de Prov. Malang, bij Sri Gontjo, zeer zeld-
zaam (zollingek n. 2403).

l«). Vernonia Zollingerianoides schultz Bip. Pusilla, basi suffru-

tesccns, glabra, a basi pauci-ramosa, caulis subangulatus, folia sparsa
conferta, sessilia, e basi longe cuneato-attenuata spatliulato-oblonga

obtusa integerrima, membranacea, avenia, ad lentem punctata, 1 \

poll. longa, capitula e folii supremi depauperati axilla et terminalia
pauca subcorymbosa, involucri semiglobosi squamae sub-5-seriales
elliptico-lauceolatae mucronulatae miimtissime subciliatae et passim

COMPOSITAK. 17 VERNONIA.

dorso subpunctatae, substraimneae, interiores apice passim violascen-
tes, corollae superne lilaeinae, pappus albus piloso-scaber, extiinus
subnullus. Vemonia Zollingerianoides Schultz l. c. — Claotrachelus
(n. genns) rupeslris @ glabra Zoll. in Nat. en Gen. Archief II.
p. 268. Elores lilacini.

Eiland Noesa Baron, op de rotsen (zollinger, n. 2705).

20. Vemonia ffloritziana schultz Bip. Herbacea?, majuscula,
innovationes villosule pubescentes, caules striati dense appresse pu-
beri et ad lentem minutissime resinoso-punctati, folia inferiora al-
terna, superiora opposita, petiolata, dissita, inferiora elliptico-oblonga,
utrinque attenuata, superiora minora et angustiora, summa fere linea-
raria, acuta vel obtusiuscula, integerrima vel passim rariter obtuso-
dentata, 2 f — 1 \ poll. longa, membranacea, supra tenerrime pubera,
subtus eodem ac ramuli indumento pallidaque, capitula terminalia
pauca subfasciculata, involucri subglobosi phylla lanceolata mucro-
nato-acuminatissima, viridula, dorso densissime (praesertim exteriores)
villosa et glanduloso-punctata. Vemonia Morilziana Schultz l. c. —
H lilacini.

Eiland !Noesa Baron (zollinger, n. 2704).

21. Vernonia affiniS schultz Bip. I. c. Species a me haud visa;
an praeced. affinis?

Lombok, bij de baai Laboean Tring. Bima, aan de rivier San-
gar. Java, in de Provincie Bondowosso (zollinger. n. 2762).

§ 3. Ascaricida Less. BC. I. c. p. 60. Involucri campanulati squa-
mae foliaceae aut apice appendiculatae plus minus patentes et inter se
dissirailes. — Herbae capitulis terminalibus solitariis vel paucis co-
rymbosis.

22. Vernonia anthelminthica willd. Caulis annuus teres hispidulo-
pubescens passira glabrior superne ramosus, folia ovato- aut ovali-oblonga
utrinque acuminata grosse serrata puberuia, capitula corymbosa 40—
45-flora, involucri squamae lanceolato-lineares acutae, exteriores sub-
patulae foliaceae obovato-lineares, achaenia oblonga teretiuscula hispi-
dula, pappi series externa brevissima paleacea. Vernonia anthelminthica
Willd. Spec. III. p. 1634. BC. Prodr. I. c. p. 61. — Conyza Linn.
Spec. p. ,1207. — Scrralula Roxb. Cat. Calc. p. 60. Fl. hul. III. p.
401. — 'Ascaricida indien Cass. Dut. III. Suppl.p. 3S.— Durm.Zeyl.
tab. 95. Meed. Hort. Mal. II. tab. 24.

Voor-Indië. Ceylon algemeen, — Sunda- Archipel? —
Somrai sansk.

2
Flora van Ned. Inclië. II.

COMPOSITAE. 18 VERM)NIA.

§ 4. Cyanopis (BI. — D C. — ). Receptaculum alveolato-subfimbrilli-
ferum planum. Involucri squamae pluriserialcs irabricatae lanceolatae
aristatae. Achaenium prismatico-pentagonum glabrum, areola terminali
lata, subcupulata. Pappus uniserialis, setis rigidis subscabris. — Her-
bae indicae, foliis alternis, corymbis oligocephalis. Cyanopis BI. in lilt.
Cyanthillium ej. Bijdr. p 889. — Specibus §§ praeced. quibus pappi
series ext. brevissima aut fere plane deest, in genuinas Vernonias Cya-
nopis plane transit.

23. Vernonia chinenSiS less. Folia petiolata ovata utrinque acuta
subtus pubescentia, distanter mucronulate clenticulata, vulgo 2 — 1
poll. longa, corymbi 3 — 4-cephali, squamae viridulae, exteriores multo
minores longe aristatae, omnes dorso parce pilosulo-villosae, achae-
nia 4 — 5-angulata, glabra. Cyanopis pubescens DC. Prodr. V. p.
69. — Cyanthillium BI. Bijdr. p. 890. — Isonema ovata Cassin.
Dict. 24, p. 25. — Conyza chinensis Lam. Biel. II. p. 83 non al.
Centralherum chinense Less.in Linnaea 1829, p. 320. — Vernonia
ej. I. c. 1831, p. 674. — Conyza patuia Ait. Kew. III. p. 184. —
Serratula MUL Icon. tab. 247.— Var. Q villosa (Bi. Bijdr. p.889
sub Cyanthillio, species) foliis subtus canescenti-villosis.

Geheel Indië. China. Sunda-Archipel. Java, Phil.
eil. — Marianen, enz. — /?. Java.

24. Vernonia accedens Miq. Eamuli foliaque subtus incano-sub-
sericanti-villosa, folia longiuscule petiolata, e basi integerrima an-
guste iu petiolum decurrente ovata vel superiora elliptica acuta, con-
ferte mucronulato-serrata, venis patule adscendentibus 8—6 utrin-
que, membranacea, suprasparse subpubera, subtus sub villo pellucido-
punctata, majora 2*-pollicaria, capitula 3—2 conferta terminalia
breviter pedunculata, involucri squamae dorso hirtae et glandulosae,
aristatae, extimae angustissimae, reliquae lineari-lanceolatae, intimae
sub apice margine scarioso serrulatae, achaenia exacte pentagona. —
Praecendenti arctissime affinis, sed foliorum serraturis et venis pluri-
bus, capitulis majusculis vix dubia species.

Java, iu Blambangan (horsfield).

25. Vernonia shmlata Miq. Erecta, elatior?, herbacea, caules te-

. peüoh (,-1-poll ) foliaque subtus teuuiter subpubera tener-

mneque glandulosa, demum fere glabra, folia e basi cuneata in pe-

fcoh* continuata mtegerriml elliptica vel subrhombeo-elliptica

COMPOSITAE. 19 VBRNONIA.

obtuse acuminata vel obtusa, sinuloso-obtuso-dentata, in siimbus
obsolete submucronulata vel iiuda, membranacea, venis obtectis fere
4 utrinque, 2-fere 4- poll. longa, floralia lanceolata, corymbuli parvi
terminales vel subterminales contracti dichotome ramulosi oligo-
cephali, capitula breviter pedicellata parva 1 \ lin. vix aequantia,
squamae pallide viridulae, apicibus subviolacentcs et aristato-acuta-
tae, intimae lineari-lanceolatae supeme subciliatae, extimae lineares
multo minores, acbaenia subpubera, pappi series exterior vix imlla. —
Habitu ad "V. moluccensem accedit.
Java, in Soerakarta (horsfield.)

26. Vemonia moluccensiS miq. Sublierbacea, 1— 2-pedalis, ra-
mosa, caules teretes striati, villosuli, folia breviter petiolata, oblongo-
lanceolata vel obverse lanceolata acuminata, basi longe cuneato-atte-
nuata, subtus albido-villosa et «jlandulose punctata, repando-dentata
dentibus exserte mucronatis, membranacea, supra puberuia, 3 — 2 poll.
longa, 1^ lata, capitula gemina vel conferta, breviter pedunculata
ovoideo-globosa, iuvolucri squamae extimae ovali-lanceolatae, inte-
riores longiores magis lanceolatae, omnes dorso villosulae et praeser-
tim exteriores longissime aristatae flosculos subaequantes, oprollae
laciniae dorso sub apice paucipilosae. Cyan. mohiccensis DC. 1. e.
{? Zoll. Nat. en Gen. Arch. IL /;. 223 et 563 ; ejus specimen non
vidi.) — CyanUiülium BI. I. c. p. 890. — Vemonia arislata Reinw.
herb. Species distincta, licet praecedentibusomnino analoga, a cl. bl,
1. c. vix correcte, praesertim quoad involucrum, descripta. Indumen-
to foliorum V. Moritzianae similis.

Molukken, eiland Solor, door rejnwardt ontdekt; — vol-
gens zoLLiNGEfi (indien zijne aanhaling juist isj ook in Oost- Java.

27. Vernonia Capituliflora miq. Erecta, herbacea, ultrapedalis,
ramosa, ramuli juniores (teretes striulati) folia subtus et involucri
squamae cinereo-villosula glanduli ^que resinosis inspersa, folia bre-
vissime petiolata, elliptico- vel oboVato-oblouga, 1 — 2i poll. longa,
acuta, integerrima sed ad lentem remote mucronulatim denticulata,
membranacea, supra mox glabrata, capitula parva 1^ lin. vix aequan-
tia in fasciculos globosos pedunculatos paucos confertos collecta, squa-
mae viridulae, extimae multo breviores lineares longe, interiores li-

2*

COMrOSlTAE. 20 DECANEURUM.

neari-lanceolatae brevius aristatae; pappi series exüina via nulla.
Cyan. microcephala Schultz l. c.

Bima, op den berg Wooh Sahé (zollinger).

III. DECANEURUM dg. Capitulum multiflomm homoga-
mum, floribus tubulosis hermaphroditis 5-fidis. Receptacu-
lum planum alveolatum. Involucruin imbricatum plmïseriale,
nunc bracteis foliaceis emetnm -nunc nudum, squamis extimis
brevioribus aristato-cuspidatis, intimis apice scariosis subexaristatis.
Stigma Vernoniae. Achaenium 10-striato-angulatum, saepius
glabrum. Pap pus uuiserialis, setis crassis rigidis deuse barbellatis,
junioribus basi in annulum connatis, demum facile et seorsim deci-
duis. — Herbae vel suffrutices indo-orientales, foliis alternis denta-
tis, petiolatis, capitulis solitariis rarius corymbosis.

Sectio I. Phyllocephalium (BI. Bijdr. p. SB8 genus) DC l c.p. 66.
Capitula bracteis foliaceis arcte cincta. Achaenia basi haud sensim
attenuata.

1. Decaneurnm frntescens DC Suffruticosmn, erectum, hirsutum,
folia breviter petiolata e basi attenuata oblongo- vel elliptico-lanceo-
lata cuspidata mucronato-serrulata rugosa, supra pilis articulatis pu-
berulo-hirta, subtus cinerea nunc subglaucina dense pubescenti-to-
mentosa. 3 — 4 poll. longa, capitula solitaria vel vulgo subaggregata
pedunculata, bracteis foliaceis vel depauperatis sustenta, involueri
squamae extimae herbaceae ovatae et oblongae acuminatae dorso vil-
losulae trinerviae vel 5-nerviae, interiores scariosae glabrae, omnes
aristato-mucronatae. Decaneurum frntescens DC. L c. p. 66. Phyl-
locephalium BI. Bijdr. p. 888. — Gymnanthemum Schultz Bip.in
Zoll. Cat.p. 120. — Tri-quadripedale, fl. albidis.

Java, in Bandong (blume), aan het meer Telaga Patengan (jung-
iiuhn), op den G. Praoe (borsfield).

2. Decaneurum javanicnm MIQ. Suffruticosum, ramuli juniores
cumfolns subtus subcinerascenti-villosuli glabrescentes, ramiherba-
cei glabn; foha longiter petiolata, suprema subsessilia, e basi atte-
nuata vel acuta elliptico- vel lanceolato-oblonga, pleraque sublanceo-
lata acummata, mucronata, 5j— 3 poll. longa, membranacea, supra
bvevi-sparsoque pubera glabrescentia subasperula, subtus cinereo-sub-

COMPOSITAE. 21 ELEI'HASTOPUS.

glauca, in nervis pubera, juniora ubïqne tenere villosula, adulta fere
plane glabra, glaiidulis lucidis minutissimis inspersa, miimte mucro-
nato-serrulata, capitula in ramulis supremis nudis solitaria, phyllis
3 — 4(unomajusculo, reliquis bracteaeformibus) involucrata, parvula
(cerasi vix magn,), involucri squamis extimis herbaceis jjallidis ova-
tis mucronatis uni- vix sub-trinerviis dorso puberis glabrescentibus,
reliquis omnibus (nuraerosis) scarioso- cartilagiueis stramineo-palli-
dis glabris, corollae juuioris tubus parce pilifer (?), achaenium oblon-
gum vulgo leviter obliquum 10-costatum caeterum laeve et gla-
berrimum. Decaneurum javanicum Miq. in Pi Jungh. — D. cour-
tallensi R. Wight Icon. III tab. 1081 proximum.
Java, op den Malabar (junghühn).

Sectio II. Gymnanthemum (Cass.)DC. Podr.l.c.p.GT. Capitula ebrae-
teata vel bracteolis parvis sqtianaaeformibus. Achaenia basi attenuata.

3. Decaneuram Obovatum dc. Caulis suffruticosus scandens, te-
res, folia petiolata obovata obtusa integerrima, supra glabra, subtus
ramulique pube minima subpubescentia, 2 — 3 poll. longa, 1| — 2
lata, panicula ovata, capitula 6 — 8-flora, involucri squamae ovato-
oblongae brevissime mucronulatae, achaenium glabrum versus apicem
tumidum 10-costatum, pappo rufo uniseriali. Dec. obovalum DC. I.
c. p. 67. — Gymnanthemum Gaudich. Voy. Uranie, Bot. p. 471.

Eiland Rawak (gaudichaud).

IV. ELEPHANTOPUS cass. Capitula pluri- (3—5- saepius
4-) flora, aequaliflora, in glomerulum foliis cinctum dense aggregata.
Involucrum compressum biseriale, foliolis siccis oblongis alterne
planis et conduplicatis, interioribus saepe 3-nerviis. Receptacu-
lum nudum. Corollae limbus 5-fidus, laciniis acuminatis, sinu
uno reliquis profundiore. Eilamenta laevia. Styli rami semi-
subulati. Acliaenium compressiusculum multicostatum oblon-
gum pilosum. P a p p u s uuiserialis, paleis plurimis rectis basi dila-
tatis caeterum angustissimis acuminatis aequalibus serratis. — Her-
bae perennes, foliis alternis sessilibus, glomerulis subcorjmbosis.

1. ElephantopuS SCaber LMll. Caules dicliotomi strigoso-villosi,
tblia scabra, radicalia e basi longe attenuata euneata crenato-serrata.

CÜMPOSITAE.

22 AGERATUM.

caulina lauceolata, floralia late cordato-ovata acuminata, subtus prae-
sertim nervis setuloso-pubescentia. Elephanlopus scaber Linn. Spec.
p. 1313 excl. si/n. Gron.et Brown. BC. l.c.p.86. — E. mollis [vix
Kunth) Ilassk. Cal. bog. p. 96. — - BUL Eltham. p.126, tab. 106.
Bregn. Icon. p. 32, tab. 34. Stirps statura nee nou foliorum forma
ludens. — /?. Sinuala Miq. [Eleph. sinuatus Zoll. et Mor. Syst.
Verz. p. 69), corolla violacea, foliis sinuosis. Pormam sistit peculia-
rem, praesertim ut videtur in Archip sund. obviam. Asamica et ca-
narana herb. mei specimina vix ejusmodi siuuosam formam osteudunt,
caeteroquin autem nullo pacto diÖ'erunt. II uc El. scaber Blume
Bijdr. p. 890. Becaisn. I. e. p. 409. — y . Martii Ilassk. Cat. bog.
p. 96 et in Flora bot. Zeit. 1847, p. 528 (an et Graham apud
BC. V. p. 86), perennis, ramis erectis di- trichotomis, strigosis, fo-
liis ad basin et ad ramificationes procumbentes rosulatis et subsessi-
bus spathulato-oblongis acutiusculis uudulatis et subrugosis, supra
liispulo-scabris, subtus praesertim in nervis villosis, uervo medio
erasso basi rubente, serrato-crenatis.

In Indië zeer algemeen. Sunda-eilanden. Pliilippijnsche
eilanden. Molukken. Borneo (korthals). — Java langs de
wegen en rijstvelden. Sumatra. Timor. — Tjatjang, of Tja-
tjeng of Toppa lima sund. — De geheele plaat afgekookt als
versterkend geneesmiddel en als aphrodisiacum op Java in gebruik;
liet aftreksel der wortel tegen ziekten der ingewanden ; de bladen
als groente (hassk. Het Nat, bl. 117.)

Tribus II. Eupatoriaceae less. BC, Vrodr. V p. 103. Stylus
fl. herm. superne cylindraceus, ramis longis teretibus aut clavatis
exsertis extus superne papillosis rarius puberulis, fl. masc. integer
aut breviter bifidus clavulatus. Stigmatis series angustae parum pro-
minulae ante medios styli ramos desinentes, rarius apicem attin-
gentes, rarissime confluentes. Corolla staminigera regularis 5-den-
tata, dentibus saepius erectis. Antherae ecaudatae. Capitula pauci-
aut-multiflora nunquam uniflora, homogama Ü. tubulosis, rarius
heterogama fl. radii tubulosis vel ligulatis. Tl. cyanei (paucissimis
exceptis). — Herbae vel frutices, foliis saepius oppositis.

Subtribus Eupatoriüae dc. I. c. p. 104. Capitula homogama.

V. AGERATUM linn. Capitulum multiflorum subglobosum.

GOMPOSITAE. 23 ADENOSTEMMA.

Involucri polyphylli imbricati squamae lineares acuminatae. Ee-
ceptaculum nudum. Corollae 5-fidae. Styli rami elongati cy-
lindracei obtusiusculi. Achaenium subpentagonum basi attenua-
tum. Pappus paleaceus, paleis 5 — 10 liberis aristato-ucuminatis
aut pectinatis obtusis. — Herbae praesertim americanae, rarius indi-
cae, foliis oppositis petiolatis ovatis dentatis, capitulis corymbosis.

1. Ageratum conyzoides lirw. Spec. p. 1175. DC. Prodr. V.
p. 108. Lam. Dict. I. p. 54. Illustr. tab. 672, fig. 1 {forma oblu-
sifolia). Zoll. in Nat. en Genecsk. Arch. II. p. 108. Caulis ramo-
sus, folia ovata rhombea vel cordata obtusa vel acuminata longiuscule
petiolata, pappi paleae basi dilatatae serrulatae apice longe aristatae
corollam subaequantes . Mores violaceo-albidi vel dilute lilacini. —
Planta valde varians, in montosis apricis vix bipollicaris simplex
monocephala ; ludit caule rubro vel viridi.

Tusschen de keerkringen inallewerelddeeleutotop Ma-
dera en de Sandwich-eilanden. Op Java alom op de velden
en grasvlakten, in de koffij-plantaadjes, langs de wouden, 4< — 5000'
op den Pangerango (junguui-in). — Babadottan sund. of Orang
orang (mal.?) — Babadotan hadji sund. met groene stengels,
B. bërrem met roode stengels. Volgens zollinger een der lastigste
onkruiden op Java, naar de meening der Javanen eerst met de komst
der Eügelschen aldaar verspreid. (Hiertegen pleit dat reeds hors-
field het op Java verzamelde). De fijngewreven wortel dient tot in-
wrijving van het ligchaam tegen vermoeidheid. De gedroogde wor-
tel in plaats van thee; de bladen tot groente, (uassk. Het Nut, bl. 21).

VI. ADENOSTEMMA forst. Capitulum multiflorum ho-
mogamum. Involucrumcampanulatumfloribus fere brevius,post
authesin reflexum, squamis subuniseriatis basi unitis foliaceis oblon-
gis. Corolla tubulosa 5-dentata infra lobos subvillosa, fauce vix
ampliata. Styli rami longe exserti apice dilatata colorati. Achae-
nium obovato-oblongum subangulatum, aristis terminatum 3 — 5
brevibus rigidis apice glandula globosa seu clavata instructis. — Her-
bae intra tropicos crescentes glanduloso-pilosae vel glabriusculae, fo-
liis oppositis triplinerviis dentatis. — Species ultro inquirendac.

1. Adenostemma viSCOSUm forst. Caulis erectus 1— l^pedalis

V

COMPOSITAE. 24 ADENOSTEMMA.

pubescens aut subglaber, rami angulati superne glanduloso-subpuberi,
folia inferiora modice petiolata suj)rema minora subsessilia, e basi
cuneata integerrima in petiolum decurrente oblonga rhombeo-vel
ovato-oblonga obtuse attenuata, serrata, in nervis utrinque pubera,
panicula laxa glanduloso-pubescens subfastigiata, pedicelli capitulo
duplo vel quadruplo longiores, involucri squamae oblongo-lanceola-
tae acutae virides praeter dorsi basin glabrae, achaenia papuloso-
scabra, angulata, quadriseta. Ad. viscosum Forst. Nov. Gen. n. 15.
Decaisn. I c. p. 414. DC, L e. V. p. 111. _ Lavenia erecla Gau-
dtchavd Voy. Freyc. Bot, p. 470 excl. syn. - Spec. jav. folia ma-
jora 2\ poll. longa.

Java, bij Tjikoja. Moluksche eilanden, Rawak, Timor,
eilanden der Stille Zuidzee.

2. Adenostemma lanceolatnm miq. Praeter parfces nasc. minu-
tissima pube inspersas glabrum, folia inferiora longiter, supremabre-
vissime petiolata, e basi anguste cuneata integerrima ovato-lanceolata
acumine brevi lato obtuso vel subacuto integerrimo terminata, grosse
dentato-serrata, subtriplinervia, submembranacea, majora circiter 5-
pollicana, panicula terminalis composita paucinora, ramulis subglan-
dulose dense puberulis, pedicelli capitulo duplo-triplove longiores te-
nues, involucri squamae virides anguste oblongae acutiusculae glabrae
vel ima basi saltem vix puberae, eorollae tubus glanduloso-, limbus sim-
phciter pubescens, stigmata alte exserta, achaenia verruculoso- glandu-
losa. — Folus A. viscoso accedit, alioquin A. fastigiato subaffine.
Java, in Soerakarta (horspield.)

3 Adenostemma parviflorum dg. Caulis erectus circiter pedalis
simplex glabrinsculus, folia petiolata, e basi cuneata rhombeo-ellip-
ticavelsubovataobtusiuscula vel subapiculata crenata vel obtuse ser-
rata utrinque pubera, majora usque tripollicaria, corymbus termina-
lis divancatus ramis paucifloris puberulis, involucri squamae oblongae
^ublanceolatae obtusae vel acutiusculae herbaceae dorso appresse pu-
berae, pilis (et mri.) non glandulosis, stigmata vix exserta, achaenia
muncato-tuberculata. Adenostemma parviflorum DC. Prodr. V. p.
U. - Laven* parviflora BI. Bijdr. p. 906. - A. viscoso arcte
affine, secl m fallor pubis indole discemendum,

COMPOSITAE. 25 ADENOSTEMMA.

Java, bijv. op beloinmerde plaatsen bij Buitenzorg (reinwardt,
blume).

4. AdenOStemma OVatum miq. Caulis erecius glaber superne sub-
puberus, folia modice summa brevi-petiolata, e basi brevi- et angusto-
cuneata lato-ovata vel subcordata suboblique breviter acuminata vel
acuta, grosse subaequaliter serrata nunc fere duplicato-serrata, sub-
coriacea, subtus reticulato-venosa, utrinque praesertim subtus et in
nervis scabriuscule minute pubera (pili breves albidi), 2^ — 1^. poll.
longa, panicula terminalis eomposita basi foliosa divaricata, ramis
apice floridis, glanduloso-pubescens, pedicelli capituli longitudine
vel paullo longiores, involucri squamae angusto-oblongae acutius-
culae dorso et superne secus margines pilosulae, achaenia murica-
to-scaberrima, verrucula singula apice resinoso-lutel Lavenia erecta
Bl.Bijdr. p. 906, non alior. — Ad. parvifloriim DC.var. divaricata
BC. l.c. p. 111. Folioruin forma ad A. latifolium et A. reticulatum
accedit.

Java, in de bergstreken van Bogor, Bantam, enz. (reiiswardt.)

5. AdenOStemma fastigiatlim dc. Caulis erectus subramosus gla-
ber, folia e basi cuneata in petiolum attenuata rhombeo-oblonga vel sub-
ovato-lanceolata obtuse acuminata, grosse et inaequaliter dentato-
serrata, glabra vel subpubera, tenuiter membranacea, panicula termi-
nalis fastigiata, ramosa, involucri pliylla anguste oblonga acuta vel
obtusiuscula inferne subpubera, caeterum subglabra, achaenia pube
minima demum evauida? ettuberculis dense scabrida. Adenostemma
fastigiatum DO. Prodr. Y. p. 111. — Lavenia fastiyiata Bl.Bijdr.
p. 905. — L. erecta J3 Wall. Cat. n. 328. Folia 5—6 poll. longa,
ramorum sterilium et inferiora longissime cuneata. Specimina minora
A. parvifloro simillima, sed involucri glabritie statim distincta.

Java, langs de beekjes in de provincie Bogor, op den Probakti
4900', in Gondaiig, Malaug, in Patjittan, Blambangan (bl., reiiwv.,
jungh., uorsf.). Sumatra (korth.). Voor-Indië.

/?. Macrophyllum. Polia inferiora lorige petiolata e basi cuneata
integerrima decurrente subrhombeo-ovata acuminata vel acuta, usque
Gl pollicaria, suprema quadruplo minora, saepe grossius mucronato-
scrrata, ad lentem fortiorcm pube tenerrima utrinque in nervis in-

C051P0SITAE. 26 EUPATORIUM.

spersa, paniculae laxae amplae compositae rami (glanduloso-) pube-
ruli, involucri squamae lineares obtusae vel acutiusculae ciliolatae,
achaenia subadulta laevia vel sparse verrucellosa augulisque subpu-
bera. Ad. macrophyllum DO. I. c. — Lavenia macrophylla Blume
Bijdr. p. 905. In Ad. fastigiatum transit.

Java, op deu Gedé (bluaie), in Soerakarta (horsfield). Eiland
Lomhok, op den Eindjani (zollinger).

6. AdenoStemma hirsutum dc. Caulis erectus subramosus glan-
duloso-pilosiusculus, folia petiolata, e basi acuta vel attenuata nunc
subcuneata elliptica acuta vel acuminata argute serrata, 4—2 poll,
longa, subtus in nervis supra in parencliymate pubera, paniculater-
minalis virgata depauperata, ramis glanduloso-puberis, involucri squa-
mae subobtusae dorso puberulae, achaenia angulata vel subcompressa
muriculis sparsis parvis subacutis subscabrida. Adenostemmahirsu-
tum DC. I. c.p. 113. — Lavenia hirsuta BLBijdr.p. 905. Var./3

folia e basi brevi-abrupte cuneata integerrima deltoideo-ovata argute

serrata, subtus parce pubera, involucri squamae juniores dense glan-

duloso-puberae.

Java, op vochtige plaatsen, op den Gedé, Pangerango, Jang, in

de provincie Djasinga (blume). — /?. Op den Oengaran, Tankoeban

Praoe (junghuiin).

7. Adenostemma rafescens schultz Bip. nomen in Zoll. CaLp.

120. An idem ac A. ovatum? — Non vidi.
Java, op den Megamendoeng (zolli.\ger).

"VIT. EUPATORIUM tournee. Capitulummulti- (3— 100-)
floruni. Receptaculum planum nudum. Involucri squamae
urn- bi- aut pluriseriales aequales aut inaequales laxe aut stricteim-
bncatae. Corollae faux vix dilatata. Antherae inclusae Styli
ram! exserti cylindracei obtusi. Achaeninm angulatum vel stria-
tum. Pappus uniserialis pilosus scaber. - Herbae aut suffrutices,
mnumerabili specierum varietate, in America multo copiosiores ouam
m veten orbc. u

1. Eapatorium Ayapana v EST . Caulis bas, suffruticosus a<W

COMPOSITAB. 27 MIKANIA.

dens ramosus glaber, folia opposita subsessilia lanceolata acuminata
triplinervia subintegerrima glabra, corymbus laxus oligocephalus,
capitula pedicellata pluriflora, involucri adjectis squamis minoribus
extimis 1 — 3-serialis squamae lineares inaequales dorso puberulae
apice rubellae. Eupatorium Ayapana Vent. Molm. tab. 3. Magaz.
encyclop. an VIII. vol. 3,/?. 76. DC. Prodr. V. p. 169. Schultz
in Zoll. Cal. p. 120. — Eupatorium triplinerve Vahl Symb. III.
p. 97. — Elores lilacini.

Zuid-Amerika, Brazilië. — Mascarrh. eil. — Java,
Borneo, Celebes, in de tuinen en verwilderd. Djoekoet of
Daun prasman sund. Als zweetdrijvend geneesmiddel en tegen
den beet van vergiftige slangen op den Sunda-Archipel in gebruik
en thans algemeen verspreid.

2. Eupatorium Horsfieldii miq. Caules superne foliaque (breviter
petiolata) subtus in nervis rariter pilifera, haec (suprema) e basi brevi-
acuta ovato- vel elliptico-lanceolata acuminata argute serrata costi-
venia, corymbus cymosus compositus terminalis dense pubescens, ca-
pitula pedicellata, involucri squamae 9 — 8 glabrae, extimae brevio-
res, omnes oblongo-vel obovato-lineares obtusiusculae, receptaculum
subconvexum utplurimum 5-florum depresso-areolatum, styli rami
longissime exserti acutiusculi, pappus sordide subrufule albidus,
acliaenium (immaturum) teres parce puberum. — Ex aff. E. pun-
duani Wall., E. Reevesii ej. reliq. apud DC. 1. c. p. 179.

Java, in Blambangan door uorsfield ontdekt, die dit gewas als
bergthee bestempeld.

Observ. Quid sit Eup. Dalea (linn.) e Java, Burm. Fl. Ind. p.
77, ab liomonymo jamaicensi certe diversum, baud liquet.

VIII. MIKANIA willd. Capitulum circiter 4-florum. Re-
ceptaculum nudum. Involucrum circiter 4-phyllum, cum bra -
teola ad basim. Corollaetubus brevis, faux dilatata subcampa-
nulata. Antherae subexsertae. Achaenium angulatum. Pappus
uniserialis pilosus scabridus. — Prutices vel herbae utplurimum
scandentes volubiles, foliis oppositis, petiolis basi inter se transverse
unitis, raro auriculatis, fl. albidis vel pallide flavescentibus. — Genus
praesertim americanum, e veteris orbis teriïs calidis haud plane
exulans.

C0MP0S1TAE. 28 MIKANIA.

1. fflikania VOlubiliS willd. Scandens subvolubilis, caules rami-

que tetragoni pubescentes vel glabriores, folia petiolata (rotundato-

vel oblongo-) cordata acuta vel acuminata creuata vel subinteger-

rima, nunc glanduloso-denticulata, lobis baseos aequalibus obtusis,

saepe in sinu brevi-cuneata, mox subsagittata, venis subtus petio-

lisque pubescentibus vel subglabris, iu parenchymate mmute glan-

dulosa, meinbranacea, 2^—1 poll. longa, corymbus paniculatus tii-

ehotomus nudus, capitula pedicellata 4-flora, involucri squamae 4

oblongae acutae, lanceolatae, scariosae, dorso puberae apiceque cilio-

latae, bracteola lineari J breviore herbacea patuia, flores albi, acliae-

nia glabra glandulosa acutangula, pappus rufescens. Mikania volu-

bilis Willd. Spec. III. p. 1743. Blume Bijdr. p. 904. Wall. Cal.

n. 7177. BC. L c. p. 199. — Eupatorium volubile Va/U Symb.

III p. 93, et Noronha Verh. Bot. Gen. V.— Eupatorium scandens

{Linn.) Burm. Fl. lnd. p. 176 partim, excl, syn. {forma foliis an-

gulatis). — Eupatorium cordatum Burm. I. c. tab. 6S,fig. 2 (forma

integerrima).

candollii phrasis turn quoad caulem (qui non têres) tum quoad
involucrum vix satis congrua. Involucrum revera tetraphyllum, phyl-
lis subaequalibus, interioribus 2 saltem minus acutis minusque pu-
beris. Bracteola linearis paullo demissius praesertim in mediis capi-
tulis mserta, ideoque minus apte inter involucri phylla computatur.
Caeterum valde accedit ad species americanas (M. scandens, M. go-
noclada et convolvulacea), ad M. chenopodifoliam (Africae tropicae)
et species madagascarienses praesertim ad M. dioscoreaefoliam, quae
(misso caule tereti (an recte?) dicto) a sundana nostrd diversa non
videtur. Cel. bentham (Mger-Flora p. 430) M. volubilem, chenopo-
difoliam et scandentem unicae speciei varietates esse, haud improba-
bile habet. Plures profecto Compositae cum stirpibus cultis ex uno
m alterum orbem migraverunt. - Caules mox fere exacte tetra-
goni, mox 5-6-goni sed faciebus inaequalibus. - Var. foliis petio-
lisque ramisque dense pubescentibus et magis contractis.

Poeloe Pinang. Java (relnwardt, blume), op den Merapi, aan
den waterval Djiloko moendja op den Plawanggang 2400' (jungh.),
op den GL Brambaran,inPatjittan (horsfield). Sumatra, Borneo,
aan de Doeson-nvier (korthals). Celebes (forsten). - Aroi
tjapoe toekër W.(„asskabl). ~- Ojat pöetih mnd. (blume^
nrogo wengi (horsfield).

COMPOSITAE. 29 ASTEROMOEA.

Tribus IIT. Asteboideae less. DC. Prod. V p. 211. Capitula
saepius heterogama, rarius hoinogama aut dioica. Stylus fl. herma-
phrodit. supeme cylindraceus bifidus, ramis longiusculis linearibus
extus subplanis saepius subacuminatis rariue obtusis, extus aequaliter
et minute puberulis. Stigmatis series angustae promiuulae usque ad
originem pubis externae extensae. Corolla pellucida, staminigera
tubulosa regulariter dentata.

Subtribus I. Asïerineae nees ab es. DC. I. c. p. 213. Capitula
homo- aut beterogama, saepius radiata. Keceptaculura epaleatum vel
paleatum. Antherae ecaudatae. Folia utplurimum alterna.

IX. ASTEROMOEA blume. Capitulum multiflorumheteroga-
mum, fi. radii uniseriales ligulati feminei, disci tubulosi 5-dentati
hermaphroditi. Receptaculum convexum alveolatum. Involucri
biserialis squamae subaequales herbaceae margin e exteuuatae. Styli
disci apicelanceolati. Achaenium 4-costatum subcompressum deor-
sum atteuuatum subpubero-glandulosum, pappi paleacei uniscrialis
paleae breves basi subcoalitae praesertim apice setacco-multifidae. —
Genus pappo paleaceo, paleis singulis in setas excurrentibus non vere
setoso a Calimeri satis distinctum videtur.

l. Asteromoea indica bl. Bijdr. p. 901. DC. I. c. V. p. 303.
Calim eris Sc hu Uz l. c. — Aster indicus L. — Aster ja vanen sis Garcin.
et Burm. — Chrysanthemum cuneatum Roxb. Fl. Ind.III. p. 4-36.
Eolia e basi cuneata obovata vel elliptica, supra medium grosse mu-
cronato-serrata, subtus in nervis pubera. — Stirps japonica vel sinen-
sis, notissima, in Javae hortis colitur, et efferata circa Sinensium do-
mos offenditur. Fl. lilacini.

Sumatra. Java, Molukken, gekweekt, en wild ? — China,
Japan.

X. EBJGERON linn. Capitulum multiflorum radiatum, li-
gulis femineis pluriserialibus disco aequalibus vel longioribus, fl.
disci tubulosis regularibus, nunc omnibus hermaphroditis,nuncex-
terioribus femineis, centralibus hermaphroditis, nunc forte abortu sub-
masculis. Receptaculum nudum foveolato-punctatum (unica spe-
cie excepta) alveolato-limbrilliferum. Achaenium compressum
erostre. Pappus pilosus scaber uniserialis (an semper?). — Her-

r.OJJPOSITAK. 30 ERIGERON.

bae rarius suffrutices, foliis alterais, capitulis subhemispliaericis, disco
fiavo, ligulis albis coeruleis vel purpuraseentibus, rarissime oehroleu-
cis. — Anne species sequentes omues a cel. 8CBDLTZ huc relatae
revera generis characteri congruae?

1. Erigeron Schultzü zoll. Frutex robustus subarborescens, fo-
lia densa lineari-lanceolata utrinque acuminata, anguste appresse ser-
rata tenuissime reticulata glaberrima nitida, corymbum terminalera
trichotome ramosum subcontractum. superantia, capitula mediocria
globosa, involucri squamae lineares acutissimae glabriusculae disco
breviores, fl. pallescentes lutei, masc. plures glabrinsculi, antlieris
longe exsrrtis ; achaenia compressa, pappi pili uniformiter scabrius-
cub, receptaculum alveolatum, alveolorum margine uniformiter sca-
briusculo. Erigeron Schultzü Zoll Cat.p.HO. — Conyza maxima
Zoll. in Nat. en Geneesk. Arch. II. p. 236. Non vidi; descript. ex
zolliivger adüot. Anne revera hujus generis (sensu Candolleano)?
Num forte cum Conyza argutidente (cf. iufra) comparandum ?

Java, op den Tengger 5000—7000', in de Casuarina-wouden,
bij Gebog Klakka in Malang (zollinger).

2. Erigeron microspermum sciiultz Dip. nomen in Zoll. Cat.p.
120. Species nondum descripta, quam in herbariis Zollingerianis
frustra quaesivi.

Java, op de Alangvelden in de provincie Soedimanak, Tjiringin
(zollinger).

3. Erigeron javanicnm schultz Bip. Simplex vel parce ramosum
pedale vel altius,caule pilis setoso-tenuibus patulis cum foliis utrin-
que hirtello, folia inferiora longe petiolata e basi in petiolum decur-
rente ovalia obtusa, supra basin grossiuscule dentata, dentibus nunc
subobtusis mucronulatis, l§—3-pollicaria, superiora basi lata sub-
amplexicauli-sessilia ovato-oblonga, sublanceolata vel spathulata,mi-
nora, corymbus terminalis compositus, singuli longe vel brevi-pedun-
culati oligocephali densinori, capitula brevissime pedicellata vel ses-
siba, mvolucri squamae lineari-lanceolatae acuminatae, marginibus
scanosae, e uervo medio longe pilosae, exteriores breviores, corollae
(radn ?) violaceae, stylus violaceus (?) zoll., achaenia pubera, obovato-
compressa, pappo sordide rufulo. Erigeron j avant cum Schultz l c.

COMPOSITAE. 31 ERIGERON.

Conyzae sp.Zoll.in Nat. en Gen. Arch. II. p. 235. //Corolla lutea."
Java, op rotsachtige plaatsen in Gebog Klakka, rijstvelden in
Pasir Madang. — Soeinbawa (zolujnger).

4. Erigeron Zollingeri schültz Bip. Erectum simplex apice co-
rymbo composito folioso subfastigiato inultifloro terminatum, caule
tereti striato pennam corvinam circiter crasso stricto cum foliis utrin-
que et involucro extus molliter tomentello-pubesceute , folia infima
petiolata e basi cuneataobovato-oblonga acutiuscula, 2~ — 2-pollica-

.ria, reliqua subsessilia sublanceolata, omnia crenato-dentieulata cre-
nis submucronulatis, involucri squamae lanceolato-lineares vindulae
dorso dense subhirtello-pubescentes, plerumque margiue angusto-
albido-scariosae, intimae subglabrae paullo longiores, extimae parum
abbreviatae, achaenia obovoidea subcompressa minute puberuia, pap-
pus rufus. Erigeron Zollingeri Schuit z l. c. Flores luteoli (disci ?)
Java, op den Tengger 3 — 5000'. Soembawa, op denTambora
4 — 7000' (zollinger),

5. ErigerOQ SUblyratum roxb. Oanlis adscendenti-erectus subsim-
plex molliter hispidus, folia utrinque villosa obovata grosse inciso-
dentata dentibus obtusis mucronatis, inferiora basi attenuata incisa
sublyrata, summa cordato-amplexicaulia, corymbus 7 — 9-cephalus, ca-
pitula pedicellata, involucri squamae lineares acuminatae glabriusculae.
Erigeron subli/ratum Roxb. mss. BC. Prodr. V. p. 292.

"Voor-Indië. Nepal. Geylon?

6. Erigeron? decurrens dc. Caulis suffruticulosus, folia breviter adnato-
decurrentia ovata acuta integerrima aut ad basin dentata, capitula ad
apicem ramulorum solitaria subpaniculatim disposita, involucri squamae
imbricatae pluriseriales acuminatae, ext. ovatae dorso scabrae, int. sca-
riosae glabrae, achaenia sericeo- villosa. Erigeron F decurrens DC'. Prodr.
V. p. 293. — Habitus Conyzearum decurrentium, characteribus a genere
fere alienum.

N i e u w - H o 1 1 a n d of T i m o r.

7. Erigeron sumatrense eetz. Observ. v. p. 28. dc. i.c. p.295.

Tomentosum, folia sessilia lanceolata dentata, panicula racemosa. —
Probabiliter Conyzae species.

Sumatra.

An hujus generis: 1. Erigeron indicum Burm. Fl. Ind. p. 180, fo-
liis ovato-lanceolatis dentatis, fl. terminalibus, calyce squamoso hirto,
e Java.. — 2. Erigeron denticutatum ej. I. c caule spithameo erecto
lineato glabro indiviso, foliis obovatis serratis acuminatis, corymbo
multifloro, pappo rubicundo (Conijza javanica Garin. herb.)

COMPOSITAE.

32 lUIYNCtlOSPKRMUM.

XL RHYNCHOSPERMUM reinw. Capitulummultiflorum
racliatum, ligulis 2 — 3-seriaïibus femineis vix disco longioribus,
fl. dis ei tubulosis 5-dentatis bermaphroditis. Involucruui heinis-
phaericum 3 — 4-seriale, squamis numerosis imbricatis adpressis. Re-
ceptaculum subconvexura scrobiculatum. Antherae ecaudatae.
Styli rami tilblongi breves. Achaenia compressa glabra basi atte-
nuata apice in rostrum breve producta. Pappus uniserialis setosus,
setis apice tortilibus seu iniiexis. Rhynchospermum Reiw. non R/njn-
cospermum Aïph. DC. inter Apocyneas.

1. Rhynchospernrom verticillatnm reinw. in BI. Bijdr. p.90-z.

DC. Prodr. V. p. 296. Herba perennis glabrinscula. Canlis teres,
ramis ultiunis verfciciJlatis. Folia alterna subpetiolata lanceolata vel
elliptico-lanceolata, utrinque acuniinata, 3 poll. longa, remote'serru-
lata, minutissime scabra. Capitula axillaria solitaria brevissirne pe-
dunculata, summa subterminalia nunc longiuscule pedicellata, pisi
magnit., squamis viridulis glabris margine villosulo-ciliolatis, oblon-
gis plerisque acutis, extimis paullo demissioribus bracteolaeformibus.
Java, in de bergstreken van Tjandjoer,bij TegoeTange (reinw.)

XIL LAGENOPHORA cass. Capitulum multifforum hetero-
gamum, floribusradii ligulatis femineis uniseriatis, dis ei tubu-
losis 5-dentatis hermaphroditis masculisve sterilibus; antherae
subliberae. Receptaculum planum nudum. Involucrum disco
subaequale, squamis circiter biseriatis acutis basi coriaceis adpres-
sis, apice submembranaceis. Achaenia radii plano-compressa oblonga
epapposa rostrata, disci abortiva. — Herbae graciles caule simplici
brevi saepe subhypogaeo, foliis vulgo versus apicem paucis rosulatis,
scapo squamulato monocephalo. fl. disci luteis, radii purpureis.

1. Lagenophoia SUndana mio. ïolia circa caulis brevis apicem
rosulata,petiolo brevi vel brevissimo basi vaginante et ciliato, oblongo-
obovata vel subspathulata, apice rotundata, vix pollicem longa, vulgo
$ — \ poll., distanter repando-dentata, dentibus apice subglandulosis,
utrinque puberulo-subhirtella, subtus rariter subglandulosa, sca-
pus 4— 1-pollicaris tenuis, minute pauci-bracteatus, involueri squa-
mae lineares acutae viridulae apice vulgo subrubello tenere serrato-

COMPOSITAE. 33

MYItlACTIS.

crosulae subadpressae, basi bracteolis parvis auctae. Lagenophora
Billardicri /3 media {hand DC.) Schuit z in Zoll. Cal. p. 121. Plo-
res radii teste JCNöh. albi, demum (ex zoll.) violascentes, disci lutci.
Java, aan deu voet van den "Waliranop steenen, bij Trawas zeer
zeldzaam 2800' (zollinger). Sumatra, op bet hoogvlak (3300')
Sipirok (junghuhn).

• XIII. MYEIACTIS less. Capitulum multiflorum lietero^a-
mum, f 1. radii bi- aut multiseriatis feinineis anguste ligulatis in-
tegerriinis, fl. disci hermaphr. tubulosis 5-lobis. Receptaculum
nudum. Involucrum 1 — 2-seriale, squamis linearibus acutis.
Achaenia compresso-plana cal va glabra erostria, apice saepe glau-
dulifera. — Herbae in India or. et Persia habitantes, erectae sub-
dichotomo ramosae, foliis alteruis ovatis vel lanceolatis dentato-ser-
ratis, supra minute pubero-scabridis, pedunculis elongatis monoce-
phalis subpaniculato-dispositis.

1. MyiiaGtiS javanïca dg. Caulis erectusautadscendens,glabrius-
culus apice ramosus, folia inferiora longiter, suprema brevissime pe-
tiolata, illa e basi acuta vel attenuata ovalia acuta remote grosse et
calloso-serrata, suprema multo minora couformia subovata pauci-ser-
rata, subtus in nervis, supra versus marginem sparse pilosa et eiliata,
pilis articulatis, pedunculi supernepauci paniculati, 1—3-bracteati,
demum elongati, involucri biserialis squamae lauceolato-lineares acu-
minatae. dorso medio subhirtellae, marginibus extenuatis subdenti-
culatae. Myr. javanica DC. Prodr. V. p. 308. — Bellis {Beinw.
herb.) BI. Bijdr. p. 917. — Lagenophora ej. in lilt.

Sumatra (korthals). Java, in de wouden op den Gedé (rein-
wardt, blume), op den Pangerango 5—9000' (zolll\geu), op den
Tjerimai 5 — 6000', Diëng, in de bovenste wouden op den Praoe
(junghuhn). — Leketan/m;.

2. MyriactiS pilosa dc. Tota pilosa, caulis suffruticulosus adscen-
dens, folia e basi secus petiolum protracta caeterum lata ovata sub-
acummata vel ovato-lanceolata, profunde subinciso-dentata, subtus
dense pilosuia, racemus terminalis pauciflorus, capitula parvula, invo-
lucri squamae liirtae. Myr. pilosa BI. in lilt. DC. I, c. — Bellis

3

Flora van Ned. Indië. II.

noMrosiTAE. 34 microglossa.

(Lagemphora in litt.)pilosa Dl. Bijdr, p.917. Foliis plerisquc apice
longe atteimato-acumiuatis, suprcmis lanceolatis distincta species.

Java, in de wouden op den Gedd (blume), op de Semiroe7000'
(züllinger).

XIV. MICROGLOSSA dc. Ca pit ui urn multiflorum minutis-
sime radiatum, floribus radii pluriserialibus ligulatis femineis,
ligulis linearibus pappo brevioribus, fl. disci paucis tubulosis 3 —
5-fidis abortu masculis. Receptaculum nudum. Involucrum
imbncatum, squamis lanceolato-linearibus subseariosis erectis. An-
therae ecaudatae. Achaenia oblonga glabra. Pappus pilosus uni-
serialis. — Suffrutices Indici et Africani, erecti vel subvolubiles gla-
bnuscuh apice ramosi, foliis petiolatis ovatis acuminatis integerrimis
aut denticulatis vel subserratis, subtus pubescentibus et glandulosis,
corymbis aphyllis subfastigiatis. Frivaldia Endl.

1. Microglossa VolllbiliS dc Caulis frutescens volubilis, folia pe-
tiolata ovata acuminata acuta vel obtusa, serrato-dentata vel subin-
tegerrima, subtus subpubescentia et minute glandulosa,lignlae stylo
suo fere breviores. Microglossa volubilis DC. Prodr. V.p. 320 excl.
van:? — Comjza volubilis Wall. n. 8057, — C. prolifera Blume
Bijdr. p. 896.— Conyza pyri folia Lam. Dict. IL p. 89. — Verno-
nia prolifera Ihcaisn. in ISouv. Ann. Mus. III. p. 408. — Sonchus
volubilis javanus Rumph. Ilerb. Amb. V. p. 300, tab. 104, fig. 1.
Frivaldia volubilis Endl.Gen. Zoll.CaLp.VZ2. Mores luteob-albidi.

Java. Sumatra (korthals). Celebes (reinwardt). Moluk-
ken. Timor. Poeloe Pinang. Madagascar.

XV. BLEPHARTSPERMUM wight rnnit,,!, « ...

K , ?mCTU , um gl „ 1)osum eo a eerva«a W 'wo\-' f V l" u „T^Xr/e"
ZuZ " P ' C ? r' Cïlter bideDtnt0 ' =ltoomascul„5.d" n wó VecenU-
aulum cap.tul, angustissimum, paled Kneari floribu. intwiert' I n vo-

fl masc condnnliraiS , ? i i • fl0re ferame o Plana, altera sub

b^^tjÏÏ^LtejLT, Ttte T* "- 1 biMUS -
diculalaabasisubcamlaiae? Achaenium fi fl, i ."T, appe "'

COMPOSITAE. 35 ATIIROISMA.

gatum glabrum. Pappus acbaenii foem. paleis scariosis 3 — 5 acumi-

natissirais, raox nullus. — • Suffrutices indici, inArchip. Sund. nondum
detecti, glaberrirai, foliis alternis ovalibus integerrimis.

i. Blepharispermum petiolare dc. Prodr. v. P . 368. Folia petio-

lata ovato-lanceolata aeuminata, gloraeruli terni longe pedunculati.
Voor-Indië.

2. Blepharispermum SUbsessile dc. L c. Folia elliptica utrinque
attenuata subsessilia, glomerulus terminalis subsessilis.
Voor-Indië.

XVI. ATHROISMA dc. Capitula plurima in glomerulum
ovatum conferta, axi cylindrico, bracteis sub capitulis ovatis acutis
concavis. Capitula pluriflora heterogama. Receptaculum capi-
tuli paleas plurimas coneavas membranaceas inter flores gerens.
Involucrum oligophyllum a paleis receptaculi vix distinctum. Fi

e x t. 4 — 5 -feminei tubulosi tenues 4— 5-deutati. Ant h erae

Stylus f L fem. apice bifidus glabriusculus. Ac ha en ia nigra ob-
compressa ovalia hinc plaua illic convexa, ad angulum marginalem
apice ciliata caeterum glabra. Pappus pareus villum referens sub-
setosus. — Herbae suflïuticosae in Indiae continente et insulis cres-
centes, foliis alternis sublyrato-pinnatindis, glomerulo subsessili ter-
minali substramineo.

1. Athroisma ViSCidum zoll. et mor. Humile dense foliosum
viscosum, caulis et innovationes pilis articulatis albido-hirto-villosae,
folia petiolata 1 — 2-pollicaria sublyrato-pinnatifida segmentis ellipti-
cis minute denticulatis, glomerulus ovoideus sessilis pallide aurantio-
fuscus. Athroisma viscidum Zoll. et Mor. p 122. Anne ab A. la-
ciniato DC. (quod non vidi) satis distinctura?

Java, op de uitgedroogde rijstvelden, nabij de Naphtlia-bronnen
op Goenoeng Sahari, in de provincie Soerabaja, bij Samarangin Me-
giri. — Bi ma, bij Dompo. — Soemboeng sund.

XVII. SPHAERANTHUS vaill. Capitula in glomerulum
subglobosum dense aggregata, pluriflora, heterogama, f 1. omnibus
tubulosis, fem. pluriserialibus basi subindurato-dilatatis in ambitu,
saepe tridentatis styli abortu masculis, 5~dentatis in centra. Re-
ceptaculum partiale nudum, generale bracteolatum. Involu-

3*

COMPOSITAE. 36 DlClinOGEPHALA.

c'rum partiele polyphyllum 1- aut 2 — 3-seriale, generale va-
rium. Antlierae ecaudatae. Stylus in capituli ambitu bifidus, in
centro iudivisus. A c h a en i u m erostre epapposum pilosiusculum aut
glabrum. — Herbae in India orientali, Nova Hollandia et Africa
crescentes, foliis decurrentibus, pedunculis alatis aut apteris mono-
cephalis, ü. violaceis.

1. Sphaerantlros microcephalus willd. ïolia lanceolata aut sub-

ovata serrata vix scabriuscula in alas integerrimas secus caulem de-
currentia,pedunculi saepius apteri, glomerulo globoso triplo longiores.
Sphaeranthus microcephalus Willd. Spec. III. />, 2395. BC. Prodr.
V. p. 369. — Sphaeranthus indicus /? BI. Bijdr.p. 891. Decaisn.
I. c. p. 412. — Sphaeranthus Burm. Zeyl. tab. 94, fig. :i.

Geheel Indië en China, op de rijstvelden en vochtige plaatsen.
Philippijnsche eilanden. — Java, op den Diëng op drooge
heuvels algemeen (jungh.). Timor. Poeloe Pinang. Sumatra
(kortii.). — Patalamoedi/ar. (bürm.). Bedh-gil tune. (?)

2. Sphaeranthus hirtns willd. Folia obovata serrata utrinque
(subtus in nervis densius) hirtella in alas serratas desinentia, pedun-
culi glomerulo ovoideo-globoso triplo longiores, fere semper alis ser-
rato-mcisis mstructi. Sphaeranthus hirtus Willd. I e BC l c —
BI. Bijdr. p. S9L - Wall. Cat, n. 288. D.E. T. Wight Icon.
III. tab. 1094 [optima). — Sphaer. africanus Wall. n 289 B —
Plores teste zoll. purpurascentes. Folia inf. vulgo obtusa, superiora
acutiuscula.- tf.Poliis obovato-oblongis vel obverse-sublanceolatis.

Indie, op vele plaatsen. Java, bijv. bij Batavia in de sloten,in
Soerabaja op de rijstvelden, in Soerakarta. ƒ?. Java, aan den voet
van den Brambanan {jungh.) — Ceylon.

XV1IT. MCHROCEPHALA „c. Capitul„ m mu]tiflonlm he .
teropmum f 1. o.mnbus tubulosis, marginaHbus multiserialibus
v>x 3-4-de„tat,s feraineis, centralibus hermaphroditis abortu
mascuhs paue.s 4-dentatis. Receptaculum n„d„ m conicum I„-
volucrum expansum su bumseriale, squands ovatis subaequal'ibus.
Corollac fe,n. c>-l,„dncae, centrales feu M emnpmnlatft. Stylus
meW A chacuum compmsum erostve.femineis ealvum L-

COMPOSITAE. 37 DICHttOCEMALA.

cu lis setula 1 — 2 coronatum. — Herbae annuae in Asia et Africa
indigenae, foliis alternis cuueatis aut petiolatis dentatis, petiolis nu-
dis aut appeudiculatis, capitulis globosis parvis racemosis vel sub-
paniculatis.

1. Dichrocephala latifolia dc. Caulis erectus vel adsccii deus sparse
pilosulus, folia saepe obovata in petiolum attenuata, utrinque pauci-
brevi-pilosula, grosse dentata, basi saepe pinuatisecta, mme lyrato-
pinnatifida, magnitudine admodum diversa, rami floridi ramosi sub-
nudi paniculam microcephalam condeusatam sistentes, pedicelli pu-
beri demum rigidi et divaricati, capitulo infra involucruni vulgo
unibracteolato globoso longiores, involucri squamae lanceolatae acu-
tatae viridulae glabrae, marginibus extenuatis lacero-subciliatae vel
denticulatae. Dichrocephala latifolia DC. Prodr.Y. p. 372. Wight
Icon. III. tab. 1096. — Cotula bicolor Rotk.Cal.bot.il. p. HG. —
Myriogyne latifolia Hassh. Cat. p. 102. — Sphaeranthus africanus
Burm. EL Ind. p 185, lab. 60, fig. 2. — Hippia bicolor Smith
in Rees Cyclop. 18,^.^. — Grangea dissecla Bof er. Poir. Suppl.
II. p. 826. — Cotula latifolia Persoon Syn. II. p. 464. — Ab-
sinthium spathulalum Noronha in Verh. Bat. Genootsch. Vol. V.
Dichrocephala wecta CHér. in Des f. Cat. Hort. Paris. 1804-,/?. 95.
Spilatithus atriplicifolius Hoult. Herb. — Species prae reliquis
statura et foliorum forma ludit, attamen panicula contracta brevi
microcephaia serius paullo magis divaricata atque iuvolueri iudole
eognoseenda. -— «.Forma nor?nalis,erecta, foliis obovatis vel ovalibus
basi integris vel pauei-ineisis, majuscuïis {hm icon. Burm. laud. et
Wight Icon. III. tab. 1 1 96 praesertim spectant). — Var. P javanica
foliis superioribus profimdius incisis fere pinnatisectis lobis lanceo-
latis. {BI. Bijdr.p. 913.) — y . Barbareaefolia (forma appcndiculala
Zoll. in Nat. en Geneesk. Archief II. p. 233 parlim), erecta, liu-
milis, grandifolia, foliis infimis obovatis obtusis, reliquis 1 vrato-pin-
natifidis, lobo terminali maximo ovato. — e. pinnatifida [Zoll. herb.),
erecta ramosa, subgrandifolia, foliis omnibus mcrescenti-pimiatifidis,
lobo terminali elliptico- vel oblongo lanceolato acuto haud raaximo.
d. Bondot, caules e radice plures adsceudentes caespitosi, ramosi,
folia parva pinuatifida, segmentis lateralibus passim iutegerrimis,
termiuali paullo majore ovato-elliptico lanceolato serrato, capilula

COXÏPOSITAE. 38

BICRROCEPHALA.

at in reliquis, cwn foliis comparata itaque majuscula, ücetpiso multo
minora.

Indië. Sunda-Archipel (Java, op vele plaatsen). Madagas-
ear. — Sepra besar /au. — <5. Op de berghoogten, bijv. op den
Mangelan, Diëng 6200'. — Bondot yav. — /?. Djoekoet moe-
ria sund.

2. Dichrocephala paniculata miq, Caules e riüzomate crassius-
culo dense fibroso vulgo plures erecti stricti striato-sulcati glabri,
superne inter inflorescentiam pluri-eapitulatam paniculatam puberulï,
folia infima spathulata, petioli subamplexicaulis specie inferne an-
gustata, caulina sessilia e basi semiamplexieauli obverse oblonga vel
lato-lanceolata acuminata, suprema lanceolata, grossiuscule serrata,
nascentia supra pnbe glandulosa? fugaci iuspersa, adulta prope mar-
ginemimprimis supra scabro-pubera, pedunculi plures sparse bracteati,
in amplam paniculam subcorymbosam dispositi, capitula globosa nu-
clei cerasorura magn. involueri biserialis squamae membranaceo-her-
baceae lanceolatae dorso puberae, marginibus subscariosae, achaenia
laevia. Bichrocephala paniculata Miq. in Herb. Jungk.

J a va, op den Diëng 6200', op de bebouwde heuvels om de vlakte
Gocmoerne 9000' (junghuhk), G. Praoe (horseield).— Tespong
poetih, Bedok gih, Pran, sund. oijav.

3. DichlOCephala Chrysanthemifoüa dc. Erecta rainosa, tota pube
brevi dense hirtello-subscabra, folia inferiora obverse oblonga in pe-
tiolum attenuata inciso-serrata et serrulata 3-pollicaria, superiora
oblonga cordato-amplexicaulia sessilia grosse inaequaliter dentato-
serrata, p ass i m subpinnatifida vel sinuata, summa pauciserrata, om-
ma supra pubescentia, subtus subvillosula, pedunculi paniculati elon-

tiJTl Tf° mu ! t0 lougiores ' achaeDia ^ labra fere calva '

JU95. — Lolula BI. Bijdr. p. 918.

Java, in de bergstreken. — Voor-Iudië.

t ^ iCh f 0Ce P hala tanacetoides schultz Bip. Caules e radice
perpendiculan fusiformi plures strirti t™ : v .
beseentr. Mi. ;»<l tenmusculi striato-sulcati pu-

bescent, s, foha mfuna majora approximata in petiolum attenuata, eau-

COMPOSITAB. 39 GRAfltiEA.

lina basi subsagittato-amplexicauli sessilia (circumscriptione oblonga
vel lauceolata) subpectinato-pinnatifida, segmentis utrinque circiter
3 — 5 lanceolatis vel ovatis acutis integerrimis vel supremo pauci-
deutulo, utrinque appresse pilosa, superiora valde decrescentia, capi-
tula 3 — 4 iu paniculam terminalem disposita, globosa, iuvolucri squa-
mae membranaceae oblongo-lanceolatae dorso medio villosulae, mar-
giuibus extenuatis subciliatae. Dichrocephala tanaceloides Schuif z
in Zoll. Cat.p. 122, nomen. — Dichr. chrysanthemifolia Zoll. in Nat.
en Genees/c. Archief II. p. 234. In supremis montiumjugisparvi-
folia, contracta et densius pilosa. Praecedenti valde affinis, capitulis
omnino consimilis, sed tota villosior, magis rigida et pracsertim fo-
liis minoribus subpectinato-iiicisis distiucta. Vix autern dissentier
si illius formam apricam monticolara statuere velis.

Java, op den Waliran en Semiroe 7 — 8000' (zollikgek), zuid-
helling van den Merbaboe 5500', op den top vandenKawi (ju.ngii.)

XIX. GRANGEA adans. Capitulum multiflorurn heteroga-
mum, f 1. omnibus tubulosis, radii pluri- aut biserialibus, femineis
tenuissimis 3-dentatis, disci liermaphroditis 5-dentatis. Involu-
crum biseriale, squamis oblongis obtusis. Receptaculum hemis-
phaericum. Antherae ecaudatae. Stylus radii bifidus, disci indi-
visus. Achaenium obovatum lateraliter subcompressum basi atte-
nuatum, apice supra semen productum uti sub flore subcupuliforme.
Pappus minimus piloso-dentatus cupulae margini insidens. — Her-
bae saepius villosae Africae et Asiae plogas calidas incolentes, foliis
alternis pinnatifidis, segmentis dentatis vel incisis, sinuosis, pedun-
culis monocephalis oppositifoliis vel terminalibus.

1. Grangea maderaspatana poir. Caules procumbentes diffusi
puberi, superne villosi. Grangea maderaspatana Poir. Biel. Suppl.
III. p. 825. Wight Icon. III. lab. 1 097. — Artemisia maderas-
patana Linn. Spec. p. 1190. — Cotula Willd, Spec. III. p. 2170.
Bl.Bijdr.p. 919. — Grangea AdansoniiCass.Dict. XTX./?. 304. —
Lam. Illuslr. lab. 699, fig. 3? — Var. proslrata Zoll. Cal. p. 122,
omnibus partibus minor, densius hirtello-villosa. — Caeterum liaec
species statura mire variat; in lierb. iiorsf. vidi specimina maxime
luxuriantia, foliis bipinnati-lobis et glabrioribus.

COMPOSITAE. 40 CO.WZ.,.

Yoor-Indië. — Sunda- Archipel, Java, op grasvlakten bij
Batavia, op G. Saliari bij Soerabaja enz. § t Op de rijstvelden in de
provincie Malang (zollinger).

Subtribus II. Conyzeae Schultz Sip. in Walp. liep. IL p. Ö52.
Capitula heterogama. Receptaculum epaleatum. Antherae caudatae, cau-
dis simplicibus.

XX. CONYZA linn. ex emend. schultz. Capitulum multi-
florum heterogamnm, fl. radii multiserialibus femineis corolla te-
imissima filiformi truncata aut vulgo breviter 2 — 3-dentat&, stylo
tenm bifidulo exserto, dis ei pancis magis robastis masenlis vel snb-
hermaphroditis tubulosis 5-dentatis. Receptaculum ebracteola-
tum punctulatum nunc areolatumvelfiinbrilliferum, planmn autcon-
vexum, Involncri squamae pluriseriales. Antherae basi ma-
gis mhmsve distincte caudatae, caudis indivisis. Achaenium teres»
teretiusculum, nunc angulatum, raro planiusculum. Pap pus uni-
serialis, setis filiformibus vel capillaribus scabriusculis albis vel ru-
fuhs. — Herbae frutices vel arbusculae, in tropicis et extratropicis
totius mundi obviae, foliis alternis, fl. navis vel purpurascentibus. —
Genus vastum, secundum cel. schultz Bip., peritissimum hujus
oidinis monographum, definitum, et quale likiueus proposuit, fere
restitutum.

rlüc'J L™; • eret,USCU um raro »bcompre SS „ m . _ Herbae vel

non ahor). Species pleraeque valde variabiles, difteiles.

1. Conjia tenella dc. mb Blum. Caespitosa aunua,caulibus erectis
tcte hb» puberulis parce ramosis, folia o basi obtuse cordato-semi-
amplex.cauh oblonga vel lanceolata acute disfamter acute et callose
dentata, pube brevi scabriuscula glanduloso-pubera, If poll. longa,
ramea acuuuuata subiutegerrima, pedunculi elougati (3-4-pollica-

«illT -T™" m ° U0Cephali ^gl-dulose puberi folio

tepb longues .„volucri squamae liueares aeumiuatae disco sub-
lougiores glaudu oso-pubeeae fl. üavi, fe mine i num e r osissi m i, .„ase.
8-9 (ex uc, 11 ex dbcmsx) g , abri , antherfs .^ '

lo.uk Btumea ten.ll* DC. in Wi ghl ConW, p . i, D c7rl

COMI'OSITAE. 41 COINYZA.

V. p. 433. Dccaisn. Nouv. Ann. Mus. III. p. 411. C. oligocepha-
lae et C. amplexicauli affinis. — Non vidi.
Timor.

2. Conyza humifusa miq. Caules e radice tenui perpendiculari
plures rosulato-humifusi, iiiferne foliosi, caeterum subracemose vel
dichotome in pedunculos soluti, cum foliis utrinque scabriuscule pu-
bescentes, folia sessilia, e basi rotimdata nunc subemarsrinata. oblono-o-
lanceata, superiora elliptico-lanceolata, acuta, rariter dentata vel
integerrima, subavenia, pallide viridia, 6 — 3 lin. longa, rami sub-
cymoso-pedunculiferi, pedunculus terminalis elongatus nudus pri-
mo florens, laterales breves saepe uni- vel plurifoliolati, involucri
squamae viridulae appresse pubescentes, extimae parvae lineares (qua-
rum quaedam demissiores bracteolas efficiunt), reliquae lauceolato-
lineares margin e scarioso nudae, apice ciliatae, discum subsuperantes,
receptaculum areolatum nudum, fl. fem. stylo bifido exserto, masc.
circiter 1 glabri, achaenia juniora pubera.

Java (horsfield).

3. Conyza SUbracemosa miq. Erecta herbacea (vix pedalis) pa-
niculato-ramosa cum foliis utrinque pubescens, folia sessilia, e basi
cuneata vel acuta, obovata vel elliptica obtusa vel mucronato-acata
distanter et irregulariter mucronato-dentata, 8 — 3 lin. longa, ramuli
foliati superne oligocephali, capitula breviter raro sublongiuscule
pedicellata, alia axillaria solitaria, terminalia 2 — 4 inter folia floralia
parva subracemoso-disposita, involucri squamae extimae lineares bre-
ves, reliquae lineares latiores et longiores discum aequantes vel bre-
viores, marginibus scariosae, caeterum dorso viridulae et hirtellae,
apice attenuato ciliatae, receptaculum subalveolatum, fl. fem. filifor-
mes stylo exserto-bifidulo, fl. masc. numerosi exserti, 1 6 — 20, glabri
apice pauci-glandulosi, antheris et stylo bifido (ramis crassis) exser-
tis, achaenia immatura subpubera. Affinis Conf. {BI.) oligocephalae
BC. sed folia non amplexicaul'a.

Java, op den Oengaran (horsfield).

4. Conyza OÜgOCephala dc. sub BI. //Herbacea multicaulis sub-
diflusa, parce puberuia, folia inferiora obovato-oblonga basi cuneata,

C0MP0S1TAE. 42 COKYZA,

superiora oblonga ovalia sessilia subsemiamplexicaulia, omnia apice
reinote et acute dentata, pedunculi 1 — 3 ex apice caulium monoce-
phali villosi folio longiores, involucri squamae lineares acutae discum
aequantes." — // Herba vix semipedalis, affinis BI. bifoliatae, sed
praeter char. indic. fl. masc. 15 — 20, antheris exsertis distiiicta."
DC. Prodr.Y.p. 434 sub Blumea. — Conyza amplcxicaulisWighl
n Wall. Cat, n. 3104, non Lour. — Huc refero specimiua nou sa-
tis conipleta Herb. Zoll. n. 241 (BI. monocephala DC.? ? dicta) quae
uulli characterum repugnant; foiia juv. villosula. Involucri squa-
mae viridulae, extimae breviores, lineares, dorso et apice omnes hir-
sutulae; receptaculutn areolatum nudum; fl, masc. 15 glabri.
Voor-Indië. — Java.

5. Conyza Mfoliata ciiam. et less. Caulis herbaceus erectus teres
supejne pihs mollibus patulis lüspidus, folia obovata obtusa baai cu-
neata subsessilia denticulata utrinque molliter pubescenti-villosa, pe-
dunculi axillares folio breviores oligocephali, involucri squamae linea-
res disco aequales pubeseentes. Con. bifoliata Cham. el Less. in Lin-
naea 1831, p. 135. — Blumea Chamissoana DC. Prodr. V. p. 434. Non
vidi. Anne forma C. lacerae?

Luzon (chamisso).

6. Conyza manülenSlS less. Caulis herbaceus erectus teres striatus
hirsutus superne ^parce foliosus, folia semi-amplexicaulia obovata sinuato-
dentata sparse hirsuta, subtus pallidiora, racemus terminalis simplex,
capitula jumora subsessilia, involucri squamae lineares ciliatae squar-
rosae. Con. manillensis Less. in Linnaea 1831, p. 135. Blumea DC.
I. c. p. 435. Non vidi. Anne forma C. lacerae?

Luzon.

7. Conyza lacera burm. Tota tomentosa aut hirsuto-albida, cau-
lis herbaceus erectus teres, folia obovato-oblonga grosse dentata saepe
basi incisa vel pinnatifida, panicula oblonga vel corynibosa conferta
aut laxa, mvolucri squamae lineares acuraiuatae flores aequantes, acliae-
nia subangulata glabriuscula. Conyza lacera Burm Fl Ind p 180
tab. 59, fig. 3. BI. Bijdr. p. 897. Roxb. FL Ind. III. p 428 —
Blumea DC. in Wight Contrib.p. 14. DC. Prodr l c p 436 —
Velde ludit statura, foliorum forma et inflorescentia. -L a . Burmanni
DC. I. c. folns lyrato-piimatifidis. Burm. I. c. BI l c — Q Com
mersonii DC foliis obovatis grosse dentatis, capitulis 'conferiis (C.
kcera Lam.) ; - y. Wallichü DC. foliis obovatis profunde acute den-

GOSirOSITAE. 43 CONYZA.

tatis, panicula laxa. (C. lacera Wall. n. 3045, 3082. C. villosa ej.
n. 3083). ö. Blumei DC. foliis obovatis acute et exserte serratis.
(Con. javanica BI. Bijdr.p. 897). e. Wighliana Wall. Cat. n. 3093
DC. species sub Dlumea Prodr. V. p. 435. Wight Conlrib. p. 14,
laxior, foliis saepe glabrioribus, infl. magis paniculata, fl. masculis
8 — 12. — «. bifoliolala Wall. Cat. n. 309 species, foliis plerisque
cuneato-oblongis acutis.

Door geheel Indië algemeen verspreid, zoowel op liet vasteland
als de eilanden tot in China en Madagascar. — Keuk'der geheele
plant terpentijnachtig. — Batoe lindjar sund.

8. Conyza parvifolia wall. Tota praesertim superne cinereo-
pubescenti-villosa, caules plurimi erecti ramosi, folia inferiora brevi-
ter petiolata, e basi attenuata obovata acute dentata, 1 poll. longa, 6
lin. lata, superiora oblonga sessilia vix dentata, panicula ramosa j)0-
lycephala, involucri squamae exteriores breves dorso subhirsutae, in-
teriores lineares acuminatae flores subaequautes demum reflex ae, co-
rollae purpureae (ex dc), roseae (zoll.), fem. numerosissimae, masc.
8—10. Conyza parvifolia Wall. Cat. n. 3004. {Zoll. Cat.p. 121.)
Blumea DC. Prodr. I. c. p. 437.

V oor-In dië. — Java? in Modjokerta (zolllnger).

9. Conyza acrocephala miq. Simplex ? herbacea, caulis foliaque
subtus molliter hirsutule pubescentia, folia infima e basi integerrima
petioli plani specie longecontractaobovato-oblonga, reliqua cuneato-
spathulata apice rotundata (denticulo tantum terminali acutiuscula)
inferne simpliciter superne diqilicato-submucronato-dentata, coriacea,
nascentia supra villosa 'adulta glabra et asperinscula, venis costa-
libus erecto-patulis, 4 — 3 poll. longa, capitula in fasciculum termi-
nalem subsessilem pauciflorum congesta, brevissime pedicellata vel
sessilia, involucri squamae lineares acuminatae pleraeque subaequi-
longae, praeter margines hyalinos rubellae, dorso toto apiceque villo-
sae, discum aequantes, fl. fem. styli bifidulo, masc. 5 — 7 apice glan-
dulosi et pauci-pili, achaenium immaturum subpuberum, receptaculum
subalveolato-areolatum glabrum. Con. acrocephala Miq. PI. Jung-
huhn. ined.

Java (jungiiuiin).

C0MP0S1TAE. 44 CONYZA.

10. Conyza SpinidenS miq, Caules humiles licrbacci subsimplices
e ïadice communi (peremii ?) plures, cum foliis utrinque pubc brevi
scabriusculi, folia e basi (pelioli specie) longe attenuata, cuncato-
spathulata, passim sublauceolata, superioia sensim augustiora, infe-
riora apice obtusa, superiora subaeuta, mucronata, serraturis mucro-
iiato-spinulosis inferne distantibus sursum coiifertioribus patulis
nunc subreflexis, coriacea, lf— 1 poll. longa, 4—2'- lata, capitula
pauca terminalia brevi-pedicellata subfasciculato-conferta, involucri
pluriserialis squamae extimae breviores, anguste lanceolato-lineares
mucronatae, praeter margines viridulae, dorso scabro-puberae, recep-
taculum alveolatum alveolorum marginibus subproductis subpalea-
ceis, il. fem. pauciores filiforraes stylo bifidulo, masc. 40 — 50 antheris
(ecaudatis) exsertis, apice glandulosi, achaenium (juvenile) teres stria-
tuin pubescens, pilis circa pappum albidum densioribus. Blumea cu-
neifolia BC. Prodr. V. p. 441 (ex phrasi admodum congrua). Co-
nyza cunei folia Wall. n. 3101 non Lam. nee Raeusch. Folia in
spec. a cel. BC. descripto parumper latiora. Heceptaculum nuduin
perhibet, sed sub lente forti obiter alveolatuin. Conyzae acrocephalae
liaud plane absimilis, inter congeneres subheterogeuea.

Indië, in Martaban (wall.). Sumatra, op de prairièu Padang
lawas (honer). Java, op den Oeugaran (jungüuhn).

11. Couyza ViSCOSUla wall. Caulis herbaceus erectus teres subsim-
plex apice puberulo- viscosus, folia membranacea denticulis exsertis cal-
losis serrataobovata, basi cuneatê subpetiolata, saepe lyrato-incisa, utrin-
que tenuissime puberuia, 4 poll. longa, paniculae laxae ratni subnudi
apice capitula pauca sessiha subspicatim gerentes, involucri squamae li-
neares acummatae flores aequantes in linea media extus puberulae, il.
masc .15-20 Con viscosula Wall. Cal. n. 3081. _ Var. hhpidula
caule toto patenti-hispidulo, involucri squamis ciliatis

Ava, bij Taong-Dong.

12. Conyia bwmeana m*. Tota villoso-subhirsuta cinerea, caulis
Lerbaceus erectus teres ramosus, rami in paniculam dispositi foliosi,
apice capitula sessiha glomerata interrupte spicata gerentes folia Jan

mmimae, mtimae lmeares flores paullo superantes, fl. feminei vix mas-
cuhs numerosiores truncati, stigmate purpureo, hi 5-fidi antheris ïu-
teis exsertis. Con. glomerata Wall. n. §056. tflumea DC. teTlm
Con. argentea Spreng, in lilt., non al V }

„ n B Z Tma : riik \r H Pr0me * Taon S- D <>ng, Moolwyne enz- bij Madras
en Negapatam. Ifoogsfc waarschijnlijk ook op den Archipel.

COMPOSITAE. 45 CONYZA.

13. Conyza SpïnellOSa dc. sub Blum. Caulis herbaceus teres basi
pilosulus, apice cum ramis sericeo-villosissimus, folia inferiora 6 poll.
longa, obovataacuta, basi longe cuneato-attenuata, sparse pilosa, inaequali-
ter grosse serrato-spip* !osa, summa oblongo-linearia, utrinque sericeo-
villosissima, aequalite. spinuloso serrata, rami floridi paniculatiTolia longe
superantes apice capitula sessilia conferta spicata gerentes, fl. masc.
circiter 20, fem. numerosissimi. Con. sericea Wall. n. 3021 non alior.
Blumca spinellosa BC. Prodr. V. p. 444.

Ava, bij Prome.

14. Conyza glomerata wall. Herbacea erecta ramosa tota cine-

reo-villosa, folia inferiora , superiora oblongo-lanceolata acuta basi

attenuata sessilia, superne rariter serrata, capitula sessilia interrupte
spicata, nempe ad axillas foliorum rami inferiorurn solitaria, supe-
riorura 2 — 3-congesta, involucri squamae lineares acuminatae flores
aequantes, ovarium glabrum, pappus 6 — 8-setus. Conyza glomerata
Wall. Cat. Burm. n. 1409. Conyza fasciculata cj. Cal. n. 3094,
non suprap. 44. n. 12. — Blumca fasciculata DC. Prodr. Y.p. 442.

In die', Burma-rijk. — Ti mor.

15. Conyza OXyodonta wall. Herbacea, villis longis sericeis laxe
villosa, caules plures tenues simplices vel ramosi diffusi, folia argute
et grosse serrata, subtus magis sericeo-villosa, infima petiolata obovata,
sup. subsessilia elliptica, illa 2 — 2| poll., haec 1 —1% longa, capitula
pauca ad apices ramorum racemoso-corymbosa subsessilia, involucri
squamae lineares acuminatae disco paullo longiores, H. fem. pluriseria-
les, masc. circiter 15 — 20. Con. oxyodonta Wall. Cal. n. 3015. —
Blumca BC. I. c. p. 444. — \ariat: a. lencra BC. tota magis sericeo-
villosa, foliis summis vix serratis, panicula. laxiorc {Con. IcneraB.ct
C. Wall. n. 3033. — C. bovina Hamilt. hcrb. — Erigcron cuspidatum
Spreng, in lilt.) — y. Glabrata, tota glabriuscula laxa (C.tenera hcrb.
Wall. n 3033 A.)

Voor-ïndië. Ava, Negapatan.

16. Conyza Floresiana schultz Bip. Herbacea, parva, vixsemi-
pedalis, caulis foliaque utrinque molliter pubescenti-hirtula, folia in-
fima brevissime petiolata ovata vel elliptica obtusiuscula vel acuta,
caulina superiora basi attenuata sessilia, elliptica vel oblonga mucro-
nato-acuta, omnia inaequaliter mucronato-dentata, membranacea,
2^ — ~ poll. longa, capitula (adhuc juvenilia) pauca terminalia sub-
fasciculata, involucri squamae anguste lineares dorso marginibusque
dense hirtae, pallidae, discum subsuperantes, fl. fem teuuissimi, lierrn.
masc. circiter 15 apice glandulosi et hirtelli, pappus albus pauci-se-

COMFOSITAE. 4(j CONYZA.

tus, achaenium teretiusculum subpubcrum. Con. Florcsiana Schutte
in Zoll. Cat. p. 121. Elores lutei.

Eiland Plores, op rotsen aan de kust bij Bari (zoLLiKfiEn).

17. Conyza SumbavensiS miq Humilis herbacea simplex, caule
foliisque utrinque pubescentibus, folia petiolata, infima obovata, reli-
qua e basi acutu vel subattenuata obovalia vel elliptica obtusa vel
subacutiuscula, mucronato-serrata, venis patule ereetis utrinque 4 — 5,
2 — 2 P ^- louga, capitula in paniculam terminalem racemuloso-con-
tractam oligoceplialam conferta, breviter pedicellata, involucri 4- vix
5-serialis squamae lineari-lauceolatae, exteriores dorso rubellae, in-
tcriores longiores expallidae apice rubellae, omnes dorso margini-
busque molliter hirsutae, receptaculum subplanum nudum areolatuin,
tl. fem. fdiformes stylo bifidulo, masc. 7 — 8 apice dense glandulosi,
pappus albus, achaenia obverse compressa. Conyza parvi folia (haud
Wall.) Schullz Bip. I. c. p. 121. Conyza villosissima Schultz in
Herb. Ind. or. Hohenhack n. 1033 huic affinis, sed major.

Eiland Soembawa, op den Tambora 6000', in Aug. (zoll ).

18. Conyza celebica schultz Bip. nomen in Zoll Cat.p. 122.
Elorcs lutei, teste zolllnger. Non vidi.

Celebes, in de sloten bij Makassar (zollinger).

19. Conyza mncinata WALL. Caulis herbaceus teres striulatus
puberulus, folia inferiora (ex dc. sec. spec. wall.) in petiolum basi
auriculato-dilatatum producta, oblonga mncinata irregulariter dentata
supra puberuia, subtus et novella villosa, superiora (in spec. suma-
tran.) basi utrinque auriculatim producta sessilia, obovato -oblonga ob-
tusa vel acuta, deorsum valde attenuata et subruncinato-lobata lobis

tnangulan-acuüs, tota inaequalitermucronato-dentata,membranacea
utrmque pi l,s longiusculis pubescentia, fere semipedalia, capitula se-
cus ramos paniculae terminalis laxac fasciculata breviter pedicellata,
mvo ucn squamae pallidae lanceolatae, extimae densins quam interio-
n-s (d 1S cum aequantes) praesertim secus nervum medium hirtellae,
rcceptacu urn convexnm areolatum glabrum, fl. fem. stylo bifido,her-
maphrod.U 7-9 co„>lH S8llb apico parce glandulosis, achaenia tè^reti-
angnlata suhpubera. Cony&t runchata Wall. Cat. n. 3087 A Blu

CUMPOSITAE. 47 CO.NYZA.

mca DC. l. c. /?.438. — Florum indole ad C. laceram accedit, habitu
C. ciclioriifoliam refert, foliorum basi C. auritam, sed ab omnibus
distincta. Quum C. runcinatae spec. auth. haud viderim, synonymon
hoc liaud ab omni dubio immune liabeo.

Sumatra, in de prairiën Padang Lawas (Dr. uorneii).

20. Conyza timorensiS dc. sub Blum. Caulis erectus teres apice
ramosus puberulus, basi subglabratus, folia oblonga acuta irregula-
riter dentato-serrata, supra puberuia subtus confertius pubescentia,
infima in petiolum attenuata, media basi incisa aurieula utrinque ex-
sertu sublineari amplexicaulia, summa subsessilia subintegerrima, pa-
niculae coryinbosae rami erecti, capitula pedicellata, involucri squa-
mae lineares acuminatae dorso puberae discum fere superantes, exte-
riores virides apice subplumosae, interiores extenuatae apice ciliatae,
receptaculum nuduin, corollae rubeutes, masc. paucae subpuberae,
fem. numerosissimae, achaenia pubera. Blumea DC, Prodr. V. p.
437. Decaisn. in Nouv. An. Mus. III. pAll. — Conyza pallida Zip-
pel. hcrb. ? — C. lactucaefoliae affinis. — Non vidi.

Ti mor.

21. Conyza Cichoriifolia dc. sub Blum. Caulis herbaceus erectus
ramosus teres striatus puberulus vel glabratus, in ramis floridis pube
cum glandulis permixta subcinerascens, folia glabriuscula, inferiora
usquc pedalia lyrato-pinnati-loba, inferne attenuata, lobis infimis
parvis oblongis, sup. majoribus subtriangularibus confluentibus, om-
nibus irregulariter grosseque mucronato-dentatis, folia summa oblonga
sessilia subintegerrima. panicula ampla divaricata, ramis apice race-
mifeiïs, involucri squamae extimae lanceolatae dorso puberae, inte-
riores lineares versus apicem villoso-ciliatae, disco subaequales, re-
ceptaculum alveolatum fimbrillifero-velutinum, fl. flavidi, fem. nu-
merosissimi stylo exserto brevi-bifido, masc. 8 — 10 (ex dc, 4 ex
decaisne) glabri, summo apice subglandulosi. Blumea cichoriifolia
DC. Prodr. I c. Decaisne l. c. p. 400. BI. laclucae folia Schuif z
parlim. Corollae masc. apice vix omnis indumenti expertes, sub lente
fortiore subglanduloso-nrariculatae. In spec. assamico a cel. iiooker
coinm. pilos licet brevissimos vidi.

Timor. Java, bij Tjikoja enz. — Voor -In dié".

COMPOSITAE. 48 COXYZA.

22. Conyza sessiliflora decaisn. sub Blum. Rami lierbacei erecti
ramulique virgati striati puberuli, folia subruncinata vel lanceolato-
oblonga irregulariter serrata, basi subauriculatfi sessilia vel basi pe-
tioli specie contracta, tripollicaria, puberuia, capitula axillaria ple-
rumque sessilia 3 — 5-glomerata, per totam ramulorum longitudinem
disposita, involucri squamae lineares exteriores virides puberulae,
interiores linea viridi mediana, glabrae, ciliatae, receptaculum gla-
brum subtuberculatum, il. berm. ex decaisme 6, fere praecedentis.
Praecedeuti proxima. Blumea sessiliflora Decaisn. in JSouv. An.
Mus. III. p. 410.

Timor.

23. Conyza lactucaefolia wall. Inferue pilis rigidulis sparse
scabra, superne confertiin et raollius velutina, caulis herbaceus erec-
tus teres, apice ramosus, folia inferiora ovata acuminata grosse den-
tata in petiolum longe attenuata, media ad basin auriculato-cordata,
summa sessilia oblongo-lanceolata, panicula laxa patens, ramis spi-
cato-racemosis, capitulis pedicellatis dissitis, involucri squamis linea-
ribus acutis disci longitudine, fl. fem. numerosissimi, masc. circiter
25, lobis ciliato-hirtellis. Conyza lactucaefolia Wall. Cat.n. 3088.
Zoll. Cat. p. 121 partim. — Blumea DC. I. c. p. 436.

Voor-Indië, in het Birma-rijk aan de rivier Saluen. — Ce-
lebes, in de provincie Maros, en op Java (zoll.). — Kemantan
op Madura.

24. Conyza acntata dc. sub Blum. Tota, praesertim superne,
tenuiter velutino-pubescens, caulis herbaceus erectus (simplex) striato-
angulatus, folia petiolata supra scabriuscula, subtus puberuia, circiter
tiipollicaria, pinnatim irregulariter pauci-loba, lobis oblongis acumi-
natis, termmali majore ovali, omnibus inaequaliter inciso-serratis,
summa oblouga basi attenuata subserrata, panicula terminalis con-
tracta subincano-tomentella, involucri squamae lineares acutae, ex-
teriores dense pubescentes disco fere longiores, receptaculum alveo-
latum subhirsutum, fl. masc. circiter 4 apice pilosi. Blumea acutala
DC. Prodr. I. c. p. 438. Decaisn. in Nouv. An. Mus. IIT. p. 409.
Variat foliis i„f. lyrato-lobatis, reliquis ovatis aut ovato-lauceolatis

COMPOSiTAE. 49

CONYZA.

grosse et acute dentatis. — Affiuis C. crepidifoliae. — Aii Blumea
(errore typogr.) aculeala Spanoghe in Linnaed XV. p. 322 ? .
Ti mor.

25. Conyza faSCiCUlata WALl. Glabra herbacea erecta, caulis te-
res laevis ramosus, folia infima e basi attenuata obovata subserrata,
caulina cordato-semiamplexicaulia acuminata grosse ealloso-serrata,
rami Üoridi axillares racemo coryinboso conferto terminati paniculato-
dispositi; involucri squamae lineares cuspidato-acuminatae disco
circiter aequales, fl. flavi, fem. numerosi truiicati, masc. 10 — 12,
ovarium glabrum, pappus albus. Conyza fascieulata Wall. Cat. n.
3017. — C. obliqua Ham. herb. — Erigeron folialum Don.Prodr.
Nep. p. 172. — Blumea flava BC. Prodr. V. p. 439.

Algemeen over het vaste land van Indië, in Nepal, Silhet, Ava,
Tavoy verspreid, ook op Po el o e Pinang enz.

26. Conyza membranacea wall. Caulis herbaceus erectus simplex
teres, interne glaber, caeterum pilosus, folia membranacea sparse pilosa
grosse serrata, inferiora obovata acuminata basi longe cuneata ibique
nunc integerrima nunc inciso-lobatasublyrata, 7 — 8 poll. longa, 2— 2i
lata, summa distantia linearia serrata, pedunculi axillares glanduloso-
pilosi in paniculam laxam dispositi, capitulis subglomeratis sessilibus
interrupte spicatis, involucri squamae lineares acuminatae disco aequa-
les, fl. fem. 30-40, masc. 25 — 30. Conyza membranacea Wall. Cat.
n. 3019. — Blumea DC. I. e. p. 441.

Ava, bij Prome.

27. Conyza Viminea dc. sub Blum. Caulis erectus ramosus, rami
elongati teretes pubescentes, folia lanceolato-oblonga acuminata, basi
attenuata, apice grosse acute serrata, utrinque pubesceutia, ramuli
floridi axillares folio breviores foliola et capitula 7 — 8 ferentes, in-
volucri squamae lineares pubescentes disci longitudine, receptaculum
alveolatum glabrum, fl. fem. purpurei numerosissimi, masc. 5 — 7
glabri, acliaenia glabra. Blumea viminea BC. Prodr. V. p. 442.

Timor.

28. Conyza ternatensiS miq. Caulis superne angulatus cum fo-
his subtus appresse pubescens subcanescens, folia superiora basi at-
tenuata sessilia vel subsessilia elliptico-oblonga acuminata, suprema
sublauceolata conferta, mucronato-serrulata (mucronibus brevi-callo-

4

Flora van Ned. Indië. II.

COMPOSITAE. 50 CONYZA.

sis incurvis), coriacea, costulis venosis densis parallele arcuato-patu-
lis, subtus mter pubem demum subscabriusculam minute glandulosa,
supra pube brevi decidua e basi glandulosa persistente glandulisque
resiuosis asperula, majora quadripollicaria, panicula composita termi-
nalis semipedalis pyramidata inferne subfoliosa, partiales breves con-
fertae subdensae raimilis vulgo 4 — 1-floris, pedicellis brcvissimis,
involucri squamae extimac breves lanceolatae clorso villosule pubes-
centes viridulae raro apice subfuseulae, interiores pedetentim angus-
tiores longiores magis scariosae et glabriores, intiraae glabrae, re-
ecptaculum subconieo-convexum areolatum nudum vix medio sub-
puberum, il. masc. 4 — 5 apiee glandulosi vix puberi antheris semi-
exsertis, fem. filiformes stylo bifido.

Teruate, op den top van den vulkaan (reinwardt).

29, Conyza Zollingeriana sc.hultz Bip. Herbacea erecta 4—8
poll. alta, tenella, simplex vel basi ramosa, eaules tenues cum foliis
utrinque puberi glabrescentes, folia (infima rosulata) demum supra
omnino glabra vix subpuneticulata laevia nitidula, inferiora obvcrse
lanceolata lineari-lanceolata summa linearia, basi attenuata sessilia,
apice mucronato -acuta, mucronibus rigidulis raris hic illic subden-
ticulata, majora 1 — 1-*- poll. longa, 1 \ — 1£ lin. lata, capitula pauca
(3 — 9) terminalia subpaniculato-disposita, pedicellata, involucri squa-
mae discum aequantes pluriseriales, extimac breviores sublaneeolatae,
reliquae lineares, dorso subpuberae viridulae passim cum levi rube-
dine, interiores plane scariosae, omnes apice villosule pubescentes
ciliatae, reeeptaeulum convexum areolatum nudum, fl. (omnes flavi)
fem. filiformes minute 2 — 3-denticulati stylo brevi-bifidulo, masc.
6 — 7 apice subglabri et vix glandulosi, achaenium immaturum pu-
berum. Conyza Zollingeriana Sckullz mss. in Zoll. Cat. p. 121.
Con. saxatilis Zoll. in Nat. en Geneesk. Arch. II. p.24t3,non alior.

Java, drooge plaatsen aan den voet van den Waliran, bij Trawas,
bij Gondong, in de provincie Malang (zollinger).

30. Conyza Sylvatica bl. Caulis herbaceus simplex, cum petiolis
et costa subtus praesertim inferne pubescens, folia breviter petiolata
e basi longe attenuata cuneata lanceolato-oblonga vel sublanceolata
acuminata supra basin argute serrulata, meinbranacea, utrinque ra-

COMPOSITAE. 51 CONYZA.

riter pubera, venis tenuibus arcuato-patulis, 8 — 4 poll. longa, pani-
cula terminalis parvula basi foliolata, rarais racemulosis, pedicclli
capitulo subaequales vel breviores, involucri pluriserialis squamae
cxt. breviores lauceolatae, interiores lineares acutae extus sericeo-
villosulae rigidulae disco paullo longiores, fl. fem. numerosissimi,
masc. 6 — 7, lobis hirtcllis, pappus rufescens. Conyza sijlvatica BI.
Bijdr. p. 898. — Blumea BC. L c. p. 447.

Java, in de wouden op den Megamendong, en elders (blüme).

31. Conyza Korthalsiana mfq. Rainuli dense hirtello-pubescen-
tes, folia (superiora) sessilia e basi longe attenuata integerrima, an-
guste lanceolata acuminata remote mucronulate serrulato-denticulata
membranacea, supra parce pubera mox asperula, subtus venis adscen-
dentibus reticulata et puberuia, 3 — 3| poll. longa, 3—4 lin. lata,
paniculae terminalis rami racemoso-oligocephali, pedicelli capitulo
paullo longiores vel breviores, involucri squamae ext. abbreviatac
lauceolatae totae extus pubescentes, interiores lineares discum aequan-
tes in nervo apiceque parce puberae, receptaculum praesertim in cen-
tro fimbrilliferum, fl. masc. 6 — 7 apice glandulosi, achaenia pubera,
pappus rufus. A C. sylvatica, foliis et corollis masc. distinctissima.

Sumatra, in de wouden van Singalang (korthals).

32. Conyza excisa wall. Caulis herbaceus erectus teres ramo-
sus, velutino-pubescens, folia elliptico-oblonga dentata basi incisa
subljrata, supra puberuia, subtus lanugiuosa, inferiora basi longe atte-
nuata, panicula ampla ramosissima, involucri squamae lineares sub-
acutae, disco longiores hirsutae, falcatim recurvae, fl. fem. numero-
sissimi, masc. 5 — 6, pappus rufus. Con excisa Wall. Cat.n. 3011.
Blumea excisa DC. I. c. p. 446. Non vidi.

PoeloePinang (wallich).

33. Conyza riparia bl. Caulis fruticosus longe scandens teres,folia
breviter vel brevissime petiolata, e basi rotundata vel leviter acuta
elliptica vel ovato-oblonga aut ovata, breviter acuminata, mucronate
subspinulose serrata rigidula, subtus pallidiora, juniora cum ramulis
utrinque subpubera, supra demum tota glabra vel asperiuscula niti-
dula, 4.L — 11 vulgo 3 poll. longa, paniculae oblongae rami tomen-

4*

COJIPOSITAB. 52 CONVZA.

tello-hirtelli foliis longiores 1 — 3 — 7-cephali, capitula longe vel
breviter pedicellata, involucri squamae extimae ovatae, reliquae lan-
ceolatae et lineares acutae, dorso appresse liirtellae, florum disco
paullo breviores, ü. masc. 15-20 corollae lobis hirtis, receptaculum
dense hirtum. Conyza riparia BI. Bijdr. p. 899. Zoll. Cat.p. 121.
Blumea BC. I. c. p. 444, non H. B. K. — C. scandens Beiniv. herb. —
Con. longissima Zoll. et Morüz. Sijst. Verz. />. 68, non Zoll. Cal.
p. 121. — Conyza pubigera Zoll. {excl. $yn. Bi) in Nal. en Ge-
neesk. Arch. II. p. 236.

Variat : Foliis ovato-oblongis mme sublanceolatis nunc rotundato-
ovatis, compage nunc rigidulis nunc (rarius) fere membranaeeis, in-
dumento vel cito evanido, vel subtus subpersistente et scaberulo,
supra asperiusculo ; panicufö nunc oligocephala capitulis longe et
graciliter pedicellatis, nunc pleiocephala, cap. brevi-pedicellatis (C.
longissima Zoll.).

Java, langs de rivieren (reinwardt), op de Alangvelden bij Tji-
koja, in de provincie Malang (zollingbr); op den Tankoeban Praoe
(jünghuhn). — Celebes (forsten).

34. Conyza chinensiS linn. Caulis herbaceus erectus teres gla-
ber, cum pedunculis et involucris pubescenti-velutinus, folia brevi-
ter petiolata e basi attenuata oblonga angusfce acuminata, supra sub-
glabra, subtus in nervis parce pilosuia, dentibus distantibus callosis
mucronato-acutis inaequalibus exsertis passim subduplicato-dentata,
vems patule erectis reticulata, 6-7 poll. longa, membranacea, pa-
mcula laxa, mvolueri squamae lineares, exteriores brevissimae, iiiti-
mae multo longiores, dorso subsericeo-villosae, receptaculum villo-
S1SS ™' *• masc " circiter 20 apice barbulati, achaenia teretiuscula
subcostata puberuia, pappus subrufule sordide griseus. Con. chinen-
sis Linn. Spec. p. 1208 excl. syn. Bnmph. - BI. Bijdr. p, 898.
Persoon Syn. II. n. 21 non 16. - Blumea BC. I. c. Foliorum
dentes ahquot reliquis multo majores, unde folia passim fere sinuosa.

China. Java. Poeloe Pinang.

Var.poliolepisMitp Tripedalis, Ma basi attenuata subsessilia
elhptico.oblonga,oblongo-lanceolata, S uprem a sublanceolata,attenuato-
acummata, praeter basin et acumen mucronate subremote «errata, co-
nacea, jumorautrinque pubeseentia, adultiora lacunoso-rugosa, supra

COMPOSITAE. 53 CONYZA.

asperiuscula, subtus pallida ad lentem verruculis glandulosis parca-
que pube inspersa, utrinque quasi veraiceo-nitida, 5 — 3 poll. longa,
panicula tenninalis composita infeme foliosa, pubescenti-tomentella,
involueri squamae pluriseriales inaequales, ext. sublanceolatae, reli-
quae lineares dorso griseo-sericeo-villosae, pappus rufulo-griseus, —
Mox (/?.) villosior, humilior, folia cum caule densius pubescentia, te-
neriora non nitida, panicula parva.

Java, iu de wouden op de zuidelijke helling van den Gedé
5— 7000', Aug. (juiNGHühn). Celebes (forsten). — /?. Soera-
bawa (zollinger).

35. Conyza macrophylla bl. Caulis suffruticosus, folia obovato-
oblonga acumiuata basi in petiolum longe angustata cuneata, majora
pedem longa et longiora, 5 poll. lata, glanduloso- (mucronato-) den-
tieulata, membranacea, supra pubescentia, subtus griseo-tomentosa,
quidquam glabrescentia, costulis venosisplurimis subarcuato-patulis,
paniculae compositae divaricatae laxae rami nudi vel parvifoliolati
apice subracemosi, capitula breviter vel brevissime pedicellata, invo-
lueri (5 — 6-serialis) squamae iuteriores lineares acutae glabriuscu-
lae rigidulae uninerviae apice marginibusque et dorso subpuberae
fiores aequantes, ext. breviores latiores villosae, receptaculum alveo-
latum, fl. fem. numerosissimi, masc. pauci (5) laciniis hispidulis, achae-
nium teretiusculum striatum puberulum, pappus rufescens. Conyza
macrophylla Bl. Bijdr. p. 896. Zoll. Cat. p. 121 (non Spreng.)
Blumea DC. I. c. V. p. 446. Species spectabilis. — Var. J3 glabrata;
ramuli foliaque utrinque praesertim in nervis puberuia, haec supra
subscabriuscula, obovato-oblonga vel obverse lanceolato-oblonga acute
acumiuata in petiolum brevem longissime attenuata, supra basin mu-
cronulato-serrulata, membranacea, subtus pallida, costulis areuato-
patulis numerosis, superiora 14 — 6 poll. longa, paniculae pubescen-
ti-tomentellae compositae folia parum superantis rami inferiores dis-
tantes superiores confertiores et breviores, illi basi nudi, hi jam a basi
paniculato-floridi, braeteae lineares parvulae, pedicelli capitulo aequa-
les vel paullo longiores, involueri squamae patulae extimae ovato-
lanceolatae reliquae sublineares, dorso villosulae, fl. masc. 4 — 6 apice
piliferi.

Var. y. sessiUfolia. Caulis herbaceus erectus supernc conferte

C0MP0SITAE. 51 CO.WZA

puberulus, folia fere sessilia obovato-oblonga acuminata, basi lon°- e
attenuata, glandulose denticulata, supra pubera scabra, subtus rugosa
villosula, panicula laxa oligocephala. Con. sessilifolia BI. Bijdr. p.
897. — Blumea DC. I. c. p. 447. Poliis crassioribus, duplo mino-
ribus insignis.

Java, in de bergstreken langs de beekjes, in de wouden op den
Parang, op den Waliran 6000' enz. -— S ambo eng lalaki
sund. — (1 Java, op den Megamendong (junghuhn). — y. Java,
in de wouden op den Boerangrang.— Wortel en bladen worden door
de Javanen als zweetdrijvend geneesmiddel gebruikt (filet, Bol. tuin
f e Weltevreden, bl. 52).

36. Conyza aromatica wall. Caulis herbaceo-subscandens eree-
tus teres ramosus pube minima conferta subglandulosa praesertim
superne indutus, folia oblonga vel elliptica acuminata vel acuta, basi
longe cuneato-attenuata, utrinque puberuia supra demum asperius-
cula, subtus pallida, venis costalibus arcuato-patulis, supra basin
sparse grosse subsinuato-dentata et conferte mucronato-serrulata, 5—6
poll. longa, panicula simplex laxa polycephala, involucri squamae
ext. breves ovato-oblongae dorso totae villosulae,interioreselongato-
lmeares acuminatae medio villosulae, intimae glabrae flores paullo
superantes, receptaculum subplanum, areolatum, medio tantum pilo-
sulum, fl. fem. numerosissimi, masc. circiter 10, pappus rufus. Con.
aromattca Wall. n. 3054. Zoll. Cal. p. 121. Blum. DCJ.cp.U6.
Eng. cochmchinense Spr. in Hu. Foliis C. macrophyllae affinis.

Nepal. — Java, in de wouden van Pasir Madang(zoLLiNGER).

37. Conyza nitida zoll. sub Blum. Frutescens, caulis teres striu-
latus glaber foliosus, folia inferiora petiolata e basi attenuata vel
subsessÜ! eUrptico- vel lanceolato-oblonga, superiora sessilia, flora-
lm lanceolata, omnia subpergamacea, couferte (vix mucronato-) ser-
ra a nascent.a praesertim subtus in eosta pnbera, adulta glabra, ni-
tKla subtus ven,, costalibus adscendentibus lacunoso-reticulata vul-
go glandulosa, palhda, majora cum petiolo 6-9 poll. longa, pani-

2 o Zd rTf infeme f0H0lata ' ^* C ™> «^ ™

t e W P T " hirtelH *** ^^ "W v^
et hreviores, mvolucn squamae subsquarroso-patulae scarioso-rigidae

C0MP0S1TAE. 55 CüNYZA.

dorso sericeo-villosae apice mine fusculo ciliatae, exthnae multo bre-
viores ovato-lanceolatae, intimae sublineares carin& viridi, caeterum
scarioso-liyalinae, parce puberae, receptaeulum subconvexum pubero-
fimbrilliferum, fl. masc. 14 — 17 corollae ex zoll. luteae apice glan-
dulosae, staminibus et stylo subexsertis, fem. filiformes glabrae,pap-
pus sordide flavidus demum rufescens. Con. nitida Schullz in Zoll.
CaLp. 121. Blumea Zoll. in Nat. en Geneesh. Arch. II. p. 214.
Ad C. macrophyllam, aromaticam et ripariam accedit. In spec. assa-
mico folia f pedis longa, subtus villosula.

Java, in vochtige wouden bij Lainadjang tenga in de provincie
Malang (zollinger), in de wouden op de zuidelijke helling van den
Gedé 5 — 7000' (jcjnguchn). — Assam (herb. Ilook)

38. Conyza JUBghuhBiana miq. Frutescens, ramuli tomentelli,
folia superiora elliptico- vel ovato-oblonga subacuminata grosse in-
aequaliter dentata, basi subpinnatiiide pauci-incisa petioloque vulgo
lobis linearibus oblongisve piunatira appendiculato, 8 — ] poll. longa,
coriacea, patentim costulato-venosaj supra pubera mox asperula, sub-
tus densissiine subsericeo-griseo-lanata, panicula termiualis com-
posita corymbosa dilatata, ad ramos primarios foliolata, caeterum
bracteis bracteolisque linearibus, involueri squamae lineares squarro-
so-patulae dorso dense hirtaey receptaeulum planiusculum, medio (pro
fl. hermaphr. seu mase. 6—7) alveolatum, alveolis medio areolatis,
caeterum planum areolatum nudum, corollae fem. (steriles?)numero-
sissimae filiformes, herm k sub apice et apice glandulosae et sparse
hirtellae,antherae basi anguste sagittatae,pappus rufus. — Habitu adC.
balsamiferam accedit, sed Keet foliis etiam discrimiuata, maxime in-
vol ucro et inflorescentiae amplissimae corymbosae ramulis racemulosis
distincta et pro specie certa habenda,

Java, aan den zuidelijken voet van den Merapi, bij Banka, An-
dong 2700' (ivmuvwa).

39. Conyza balsamifera linn. Caulis basi suffruticosus, rami
teretes villosi, folia oblongo- aut elliptieo-lanceolata subargute in-
aequaliterserratarugoso-venosa, supra villosa vel pubescentia, subtus
(juniora) sericeo-lanata, petioli lobis lineari-lanceolatis 2 — 3 utrin-
que pimiarum specie appendiculati, corymbus subpaniculatus valdc

COMPOSITAE. 50 CONYZA.

divaricatus, reeeptaeulum arcolatum, inter areolas subpaleaceo-pro-
ductum, involucri squamae subpatulae liueares acutae hirsutae, exte-
riores multo breviores, il. fem. ext. complures filiformes, herm. cen-
trales pauci, achaenia matura glabra striato-sulcata, pappo rufesceute.
Con. balsamifera Linn. Spec. p. 1208. Bl. Bijdr. p. 895 quoad
mr . — Wall. Cal. n. 2998.— Con.veslita ej.herb.— Pluchea bal-
samifera Less. Synops. p. 150. Decaisn. I. c. p. 409. — C. odorata
prima species Bumph. Herb. Amb. VI. p. 56, tab. 24, fig. 1 (non
Linn.). Burm. Fl. lnd. p. 178. — Baccharis Salvia Lour. Coch.
IT. p . 603. — Con. arbor. Zcyl. Pluim. AmallLp.6e.Burm. Thes.
Zeyl. p.7é.— Con. odorata seu üelenium alt. Salviae odorem
spirans Clus. Exot. p. 92. — C. Banthamica Gare. herb. — Blu-
mea balsamifera DCProdr.Y.p. 447.— Con. forlunata Spanogh.
Icon. med. — Var. indumento densiore vel fere evanido. — Haud
raro arbuscula 20-pedalis.

Cochinchina. Philipp. eil. — Su-nda-Archipel. Java,
bijv. bij Tjikoja op de heuvels, in de provincie Kraksan bij Teris.
S urn at ra (korthals).— Timor.— Saniboeng of Somboeng
awéwé mal. Ailann tahinan amb. De geurige bladen dienen
in plaats van Salie, worden tusschen de groenten gegeten of als ge-
neesmiddel in baden enz. aangewend. — Volgens filet (Bot. tuin
te Weltevreden, bl. 53) wordt dit gewas thans op Java veelvuldig
als diaphor. en expectorans en tot mondspoeling aangewend.

40. Conyza appendicnlata bl. Caulis suffrutico S us,foliaoblon g o-

lanceolata argute serrulata subtomentosa et subrugosa, petioli appen-
diculati, racemi compositi paniculati. Con. appendicnlata Bl Bijdr
p. 895, non Lam. - Blumea DCl. e. - Baccharis gratissima Bl.
in Uit. Nonvidi. An praecedentis varietas ?
Java, langs de beekjes bij Buitenzorg.

41. Conyza dasycoma m Q . Prutescens, caules teretes et folia
sub us dense crasseque ex ochraceo griseo-lanuginosa, nascentia seri-
cantaa, foha suprema) e petiolo pinnato-appendiculato (rectius la-
minac pars stat m tur) vel pkne nullo oblonga usque lanceolata, acu-
nnnata vel acuta xnucronata, grosse sinuato-dentata vel suprexna sub-
p« nat,ndo-smuata, mueronulis exsertis dentieulata, coriacea supra
pubescenha, ven, costalibus patnbs sub tomento s bobtect ,' ( up"

COMPOSITAE. 57 C03YZA.

riora) 6 — 3 poll. longa, panicula ampla terminalis composita, sin-
gulae coutractae infeme nudae vel foliolosae superne capitulis brevi-
pedicellatis confertis, involucri squamae linearcs subpatulae ocliras-
centi-griseo-hirtellae, receptaculum alveolatum, fl. masc. pauci apice
glandulosi, pappus rufus, achaenia angulata pilosuia. — Huc Conyza
balsamifera BI. Bijdr. praesertim spectat. Var. fi pinnatifida, foliis
sinuato-pinnatindis, subtus griseo-tomentosis, infl. ampla, paniculata.
Sumatra (korthals). — Java (reinwardt. junghuun).

Species dubiae:

1. Conyza ivaefolia burm. Fl. Ind. p. 180, tab. 58, fig. 4, e
Java, foliis alternis lanceolatis repando-dentatis. — An Vernonia eupa-
torioides? p. 14.

2. Conyzae odoratae species altera et tertio, rumphiu»
Ilerb. amb. V . p. 56.

3. Conyza pallida Zippel. herb. Linnaea XV. p.322, e Timor,
probabiliter inter praecedentium synonyma.

42. Conyza aurita linn. fd. Hirsuto-villosa, caulis erectus teres
ramosus, folia lyrato-pinnatipartita, lobis oblongis acutis dentatis,
terminali majore, inferiora basi decurrentia secus caulem 1 — 2-aurita,
panicula terminalis laxa, capitula pedicellata erecta, involucri squa-
mae lanceolatae acuminatae, ext. dorso hirsutae, interiores subscario-
sae disco paullo longiores, receptaculum nudum, fl. masc. 5 — 8,
achaenia glabriuscula. Con. aurita Linn. fil. Suppl. p. 367. Wall.
Cat. n. 3069. — Blumea DC. I. c. p. 449. — Non vidi.

Geheel In die. — Egypte.

43. Conyza nntanS rl. Caulis strictus foliosus simplex, foliis
decurrentibus anguste alatus, a medio paniculato-ramulosus et flori-
dus, folia anguste spathulato-oblonga, infima latiora et obtusa, supe-
riora fere lanceolata acuta, remotius a basi mucronulato-serrulata,
5 — 3 poll. longa, supra scabriuscule pubera, subtus molliter pubes-
centia, Tamuli foliolosi apice racemoso-oligocephali paniculam py-
ramidalem foliosam sistentes, capitula pleraque cernua, involucri
squamaepluriseriales patulae, extimae ovato-lanceolatae et lanceolatae
viridulae extus pubescentes, interiores glabrae lineares longiores sca-
riosae. Conyza nutans BI. Bijdr. p.896 non Hamilt.— Con. cernua
Ucinw.hcrb. — Blumea commulata DC. nomen sub Conyzis exclusis,
caeleroquin in I'rodr. omissa. Affinis est BI. alatae dc. /? cernuae

COMP0S1TAE. 58 CONYZA.

/. c.p. 448. wigüT Icon. IJL lab. 1101, sed liujus folia dense serrata
ovalia raulto breviora, involucri squamae brcviores caet. Involucri
indole BI. pterodontae dc. affinis.

Java, op den Malabar (reinwarüt), op drooge heuvels bij Tji-
koja, grasvlakten in de provincie Preangau ; — eiland B i m a in het
gewest Sangar (zolunger).

§ Species abludcns, in genere dubio.

44. Coiiyza argutidens miq. ï'rutescens, ramuli teretes glabri,
(in sicco fusci), folia subdensa, basi petioli fere specie attenuata ses-
silia elliptico-lanceolata acuminata, dense grossiuscnle mucronato-
serrata, nninervia et obscure venulosa, subtus praesertim in costa
puberuia glabrescentia, 5^ — 3{ poll. longa, thyrsus compositus ter-
minalis condensatus multiflorus hirtello-pubescens, capitula brevi-
pedicellata, involucri squamae praeter squamulas exiles extimas sub-
biseriales lineares snbacutae passim brevi-mucronulatae rubello-fus-
cae margine extenuato-pallidae, glabrae, apice subdenticulatae, receji-
taculum convexum paleaceo-fimbrilliferum, fl. fem. filiformes, masc.
circiter 7, staminibus styloque birameo inclusis, achaenia inaequi-
latera compressa subpubera glabrescentia, pappus rufus.

Java, op den Diëng, op den Merbaboe aan de grens der bouw-
landen 5000 — 6500', Soembing (juNGHUim), in Soerakarta door
horsfield gevonden, die haar als bergthee vermeldt.

Subgenusll. Pluchea (Cass.) Keceptaculum planum nudum aut hir-
suto-fimbrilliferiuu. Antherae basi bicaudatae. Achaenium erostre cy-
lindraceum aut sulcato-angulatum. Pappus uniserialis, setis filiformibus
vix scabris. — llerbae aut suffrutices, novi et veteris orbis regiones
calidas habitantes, foliis alternis, haud raro glanduloso-pubescentibus.

a. Reccplaculum nudum.

45. Conyza indica bl. Caulis fruticosus teres superne corymboso-
ramosus, iuferne glaber, ramuli pedicelli foliaque novella minute pul-
verulento-pubera, folia breviter petiolata obovata, apice rotuudato
vulgo brevi-acuta, distanter acute serrata, corymbi ramos termmantes
conferti, involucri ovati squamae ext, ovatae convexae dorso pube-
rulae, intiinac lineares glabrae scariosae. Conyza indica BI. kerk
Bacchant indica Linn. Spec. p. 1205. — Pluchea indica Lessinq
m Linnaed 1831, p. 150, Bccaisn.l è. 409. DC. Prodr. V. />.

COMl'OSIÏAE. 59 CONYZA.

451. Zoll. Cat.p. 122. — Con. corymbosa Roxb. Wall. Cat.n. 3009
non MUL — Con. pubigera Spanoghe herb. — {Brcyn. Cent. lab. 70.)
El. fem. numerosissinii, masc. 3 — 5, antheris breviter caudatis.

Voor-Indië (Assam). Poeloe Pinang. Sumatra (kort-
hals). Java, op de rotsen bij Koeripan, bij het Chinesche kerkhof
bij Batavia, enz. Borneo. Timor. Philipp. eil. — Apapa
karbou, Bloentas of Blontan jav. — De bladen zijn even
als van C. balsamifera zeer aromatisch, van opwekkende en zweet-
drijvende werking.

Var. fi inlegerrma, foliis elliptico-obovatis integerrimis. Java.

46. Conyza foliolosa wall. Glabra, caulis fruticosus teres ramosus,
folia breviter petiolata elliptica subacuta grosse et acute paucidentata,
summa sessilia basi cuneata, corymbi terminales compositi couferti.
DC. I. c. sub Pluch. — Conyza foliolosa Wall. n. 3030 non XVdld.
Antherae brevissime caudatae. — Non vidi.

Voor-Indië. — Martaban.

b. Receptaculum hirsutum. Folia non dccurrentia.

47. Conyza hirsnta Linn. Caulis herbaceus erectus teres hirsutus,
folia sessilia lanceolata apice subserrata, supra lucida aspera, subtus
subhirsuta, capitula spicato-glomerulata, involucn cylindrici squamae
lineares acuminatae liirsuto-eiliatae, receptaculum hirsuto-fimbrilliferum,
corollae glabrae, antherae longe caudatae. Fluchea hirsuta Lessing in
Linnaed 18B1, p. 150.— C. hirsuta Linn. Spec.p. 1209. —Non vidi.

China. Cochinchina. Philipp. eil.

48. Conyza SCabrïda dc. sub Pluch. Suffruticosa, rami teretescon-
ferte pulverulento-scabri, folia subsessilia e basi attenuata obovata grosse
irregulariter dentata utrinque sparse pulverulento-scabra, corymbus ter-
uiinalis compositus, capitula ad apicem ramorum sessilia fasciculata,
involucri ovati squamae ext. ovales, interiores lineares glabrae apicc
subciliatae, receptaculum hirsutum. Fl. scabrida DC. I. c. Praecedenti
aflinis, foliorum forma et capitulorum situ distincta. — Non vidi.

Philipp ij nsche eilanden (hünke).

Species dubia:

49. Conyza(?) moluccana ga udicii. Glabra, rami suffmticosi sul-
cati, folia oblonga acuminata basi obtusa, argute remote denticulata,
subtus pallidiora, paniculae terminales foliatae, involucra pubescen-
tia. Gaud. Voy. Bonite. p. 465.

Molukken. Rawak.

Adnotatio. Anne hujus geneiïs vel Psiadiae: Baccharis ar-
borea linn. Mant. p. 281. (B. arborescens Dccaisn. in Nouv. Ann.

C0MPOSITAE. 60 MOiNENTKLKS.

Mus. III, p. 412), rami teretes glabri, folia c basi integerrima in
petiolum attenuata, obovato-oblonga apice subrotundo mucronulata
superne grosse dentata, corymbi axillares pedunculati, involucri fo-
liola biserialia, exteriora ovato-oblonga obtusa,interiora linearia acuta
glabriuscula (ex decaisn. /. c.) — Timor.

XXI. MONENTELES labill. Capitula pluriflora congesta,
fl. periphericis 2— 3-seriatis femineis filiformibus apice subdenta-
tis, disci 1—5 hermaphroditis seu styli abortu masculis subcy-
lindricis 5-dentatis extus subglandulosis. Receptaculum nu-
dum planum angustum. Involucri oblongi squamae biseriatae
persistentes subaequales. Antherae disci eaudis subulatis. Styli
disci et radii bifidi. Achaenia oblonga subcompressa parce vil-
losa. Pappus uniserialis, setis filiformibus ima basi subconcretis vix
involucro longioribus. — Herbae suffruticosae ramosae, foliis oblon-
gis vel lauceolatis denticulatis, secus caulem alato-decurrentibus, ca-
pitulis sessilibus, ad axillas foliorum floralium in glomerulos glo-
bosos, ellipsoideos vel spicaeformes congestis.

1. Monenteles SpicatUS labill. Caules herbacei suffruticosi, dense
tomentosi alati, folia longe decurrentia oblonga serrulata supra arach-
noidea, subtus dense lanuginosa, capitula in spicas elongatas dispo-
sita, squamae involucri omnes acuminatae, ext. breviores lanatae.
Monenteles spicalus Labill Sert. Nov. Caled. p. 43, tab 43 DC
Prodr. Y. p. 455. Zoll. Cal p. 122. - Gnaphalium cylindro-
slachyum Wall Cat. n. 3931. - Gn. polycephalum ej.

In de Indische bergstreken. Ava. - Bima, op het vulkanische
gebergte Kanento om den krater 1000'(zoll.) — Nieuw-Holland.

2. Monenteles redoiens labill. Caules (lignosi) ramosi ramuli-
que alati, foha longe decurrentia obovata vel lanceolata obtusa in-
tegemma subrugosa, supra pubescentia subtus leviter cano-tomen-
tosa sp 1C ae ex capitulis conflatae) terminalcs ovato-globosae. Mon.
redolens Lalnll Seri austr. Caled. tab. 6. DC. I. e. Decaisn. I c,
p.^-GnaphahurnForst. Prodr. n. 533.- Conyza Willd. Spet,
III p 10ol - Tessana Less. Linnaea VI. p. lB1 . _ Non vidl .

Nieuw-Holland. — Luzon. — Timor.

COMJ'OSITAE. 61

EPALTES.

3. Monenteles tomentoSUS SCIidltz Dip. Caulis sufl'rutescens ra-
mosissimus dense tomentellus alatus, folia longe decurrentia ellip-
tica, oblonga, subspathulato-oblonga, acuta vel obtusiuscula inucro-
nata, integerriina vel superne repando-subdentata, supra pubescentia
subhirtella, subtus dense crasseque cinereo- vel subgilvo-tomentosa,
glomeruli ellipsoidei superne subpaniculati, involucri squamae ex-
timae oblongo-ellipticae brevissime mucronulatae, interiores obtu-
siusculae, omues dense lanatae. Monenteles tomentosus Schuit z mss.
Zoll. Cal. p. 122. — Sphaeranlhus ereclus Zoll. in Nat. en Ge-
neesk. Arch. II. p. 233.

Java, bij Modjosari en Klakka, in Modjokerta, op de velden, —
Semboeng in Probolingo (zollinger), bij Badjoelmati in Banjoe-
wangi (TErsAiAKiv), in Blambangan (horsfieu)). Koew o jav.

4. Monenteles? sphaeranthoidesüc. Caulis fruticutosus glaber, Ma

lineari-lanceolata clongata marginesubrevoluta rugosapenninervia den-
ticulata in alas dentatas decurrentia glabriuscula, pedunculipubescenti-
hirtelli subscabri, glomeruli globosi terminales. ÜC. Prodr.l.c.p.éZü.
Genus dubium.

Eiland En derby in Dampier's Archipel.

Observ. Sphaeranthus crispus zippel. hcrb. Spanoghe in Lin-
naed XV. p. 322 ad alicujus Monentelae specietn forsan referendus.

XXII. EPALTES cass. Capitulum multillorumlieterogamum,
fl. peripher. pluriserialibus femineis, disci paucioribus androgy-
nis sterilibus. Involucrum bi- aut pluriseriale imbricatum campa-
nulatum. Receptaculum nudum convexum. C o r o 1 1 a e periph.
filiformes tenuissimae apice vix dentatae, disci obconicae 5-dentatae
extus parce glandulosae. Antherae inclusae. Stylus f 1. periph.
exsertus ramis revolutis, disci breviter exsertus indivisus. Achae-
nium illis obovato-subangulatum glabrum epapposum, disci aborti-
vum. — Herbae foliis seesilibus vel longe decurrentibus, pedunculis
oppositifoliis, capitulis solitariis aut geminis pedicellatis subpani-
culatis.

1. Epaltes divaricata cass. Dkt. class. XV. p. 6. XXX VII. p.

339. BC. Prodr.Y. p. 461. Caulis herbaceus erectus divaricato-
ramosissimus, folia decurrentia lineari-oblonga basi attenuata, re-
mote denticulata, pedunculi folio breviores subebracteati, involucri

G0MP0S1TAE. 62 INULA.

squamae acuminatisshnae disco longïores. Ethuha divaricata Limi.
Mant. p. 110. Burm. FL Ind. p. 176, tab. 58, fig. 1.
Op de rijstvelden en akkers van geheel In die.

2. EpalteS linearifolia dc. Phdr. V. p. 461. Caulis corymboso-
ramosus, folia linearia subintegerrima anguste dccurrentia, pedunculi
folio Jongiores bracteolati, involucri squamae acuminatissimae disco
longiores. Eth. olivaria Wall. var.

Ava, bij Pro ia e.

Subtribus III. Inuleae Cass. DC. Prndr. V. p. 462. Schultz lep. 153.
Capitula nunquam dioica, rarius homogama discoidea, saepissime be-
terogaraa radiata, nempe fl. femineis fere semper ligulatis. Receptacu-
lum epaleaceum. Antherae caudatae, caudis laceris Vel ciliatis. — Fo-
lia alterna. Ligulae si adsunt disco concolores.

XXIII. INULA gaertn. Capitulum multiflorum heteroga-
mum, floribus radii uniserialibus femineis abortu interdum sub-
stcrilibus, saepius ligulatis, rarius subtubulosis 3-fidis, d i s c i herma-
phroditis tubulosis 5-dentatis. In volucrum imbricatum pluriseriale.
Receptaculum planuni aut subconvexum nudum. Antherae basi
bisetae setis laceris vel ciliatis. Achaenium erostre teretiusculum
rarissime tetragonum. Pappus confonnis uniserialis, setis capilla-
ribus subscabris. — Herbae gerontogaeae, vulgo perennes, foliis cau-
linis alternis, saepe amplexicaulibus.

1. Inula SalviOdora srmuti Bip. Caulis folia subtus et inflores-
centia dense subfuscescenti-cinerascenti-villosa, folia erecta iuferiora
brevissime suprema vix petiolata, elliptico-oblonga, oblongo-lanceo-
lata acuta coriacea mucronulato-serrulata, supra pube verruculas re-
linquente aspera, 6-2 poll. longa, panicula composila foliosa ter-
muialis, capitula breviter pedicellata vel sessilia, squamis pluriseria-
tis subpatulis lanceolato-linearibus, extimis totis mterioribus medio
yillosis receptaeulum plano-convexum baud prorsus nudum subalveo-
latum,a veohs medio areola notatis,marginibussubpaleaceo- P roductis
nunc subfimbrilliferis, flores masc. pauci (5) lacinüs hispidulis, achae-
nium tereüusculum pilosulum, pappus distincte scaber, sordide-albus.
hula salvvdora Schuit, in Zoll. Cal. p. Mfc excL ^ Bhmeajw
CW. scssihfohae. - Blumea Zoll. in Nat. en Gencesh. Arch, II. p
U, -Erycombejunskm»^ Btcronia marginata JungL in
XoL en Gen. And, I r. ;, 5 * Flores pulchre ^ ^

COMPOSITAE. 63 VICOA.

cel. schultz ad Inulac genus sibi reformatum relata (ob antherarum
indolem), a Conyzae genere, quale supra proposui, vix longe distare
nrihi videtur.

Java, op den Boerangrang (blume), in de Tjemorro-woudcn van
den AValiran 7000' en Ardjoeno (zollinger),op den Wilis, bij Boe-
dak tot op den top (jungiiuilx). — Semboeng ïangoé/ötf.

2. Inilla polygOnata De. Kann terctes villosi apice toroentosi, fo-
His decurrentibus integerrimis longe alati, folia elliptico-oblonga utrin-
que attenuata deniata, supra aspera, subtus et summa utrinque densc
tomentosa, corymbus terminalis, capitula subsessilia pauca bracteis to-
mentosis circumdata, involucri squamae ext. oblongac obtusae dense
tomentosae, intimae lanceolatae acuminatae scariosae glabrae, ligulae
nullae BC. Prodr. V. p. 461. — Conyza Wall. n. 3010.

Ava, bij Prome.

XXIV. VICOA cass. Capitulum multiflorum hetcrogamura, fl.
radii anguste ligulatis femineis uniserialibus, dis ei tubulosis 5-
dentatis bermaphroditis. Involucrum imbricatum, squamis lineari-
subulatis. Receptaculum ebracteolatum areolatum plano-subconvexum.
Antherae basi setoso-appendiculatae. Achaenium erostre. Pap-
pus radii nullus, disci capillaris uniserialis. — Herbae Indicae an-
nuae, foliis alternis sagiltato-auriculatis sessilibus, ramis apice mono-
cephalis, capitulis flavis.

1. ViCOa indica dc. in Wight Contr.p. 10. Prodr. V. p. 474. Folia
e basi auriculata, lanceolata acuminata serrata vel subintegerrima utrin-
que plus minus puberuia, ligulae disco duplo longiores. — Var. a.
serrata, foliis serratis. Imda indica Willd. Spcc. III. p. 2092. —
jS. subintegerrima, foliis subintegerrimis vel parce serratis. 1. indica Linn.

Voor-Indië, algemeen, welligt op den Archipel.

XXV. PEGOLETTIA cass. Capitulum multiflorum homoga-
mum. Receptaculum plauum puuctatum nudum. Involucrum
2 — 3-seriale imbricatum floribus brevius, squamis lineari-subulatis.
Corollae tubulosae 5-fidae subringentes. Antherae basi longe
bicaudatae. Achaenium cylindraceum sulcatum subangulatum eros-
tre. Pappus biserialis, seriei ext. paleae linearesvel lanceolatae,
interioris paleae filiformes barbellato-subplumosae. — Fruticuli
alternifolii, flaviflori, praesertim Africae calidioris.

Subgenus Parapegolettia. Pappus 11. periph. ab interim ^_ diversus,

paleis scil. ext. elongatis intcriores aequantibus.

1. Pegolettia javanica miq. Frutescens? rami glabri, ramuli dense
folia juniora utrinque sparse villosule pubescentia, haec alterna brevi-

COMPOSITAE. 64 CAESUUA.

petiolata, e basi acuta vel attenuata, elliptica, elliptico-oblonga vel
sublanceolata mucronato -acuta, supra basin mucronate subspinulose
serrato-dentata, senilia asperule puuctata, 1} — 1 poll. longa, capi-
tula nune is apice ramulorum pauca nunc in panicula, coniposita fo-
liolosa plura, ramulis villosis subimbricato-bracteatis singulis 1- vel
oligocephalis, involueri squamae discum aequantes lineares villosae
et ciliatae, receptaculum planum, flores numerosissimi tubulosi gla-
bri ; achaenium sursum incrassatum et villosum, inferne attemiatum
et glabrum ; pappus interior e setis plumosis corollam aequantibus
vel superantibus, exterior minutus e paleolis paucis brevissirais nu-
dis ; in quibusdam Ü. periphericis altius exsertis ejus loco pappus
ext. e paleis lineari-lanceolatis plumosis interioreni aequans ; styli
rami lineares acuti villosi.

Java, in Patjittan (horsfield).

Subtribus IV. Buphthalmcae Schultz Bip.l. e-, p* §55. Receptaculum
paleatum ; antherae caudis simplicibus.

XKVI. CAESULIA roxb. Capitula plurima in glomerulum ag-
gregata. Involucrum proprium val vis 2 carinatis membranaceis
inter se basi et demum cum ovario connatis et pappum bipartitum si-
mulantibus. Corolla tubulosa, fauce ovata, lobis 5 patulis. Styli
rami filiforraes divergentes glabri. Antherae rigidulae, basi setis lae-
vibus(?) caudatae. Achaenium compressum epapposum involueri
phyllis quasi bialatum.

1. Caesulia axillariS roxb. PI. Corom. I. p. 64, tab. 93. DC. Prodr.
V. p. 482. Meyera orientalis Don Prodr. Nep. p. 280. Herba indica
glabra adscendens; folia alterna lanceolatolinearia utrinque acuminata
reraote serrata, 3 poll. longa, 3 lin, lata, basi ad florum insertionem.
dilatata semiamplexicaulia ; rami florales axillares brevissimi ; folia flo-
ralia 2 — 3 colorata orbiculata cum paucis bracteis capitulum generale
cingentia. Fl. pallide violacei aut albi.

Voor-Indië. Coromandel, op de rijstvelden bij Tanjore, in
Nepal. — Hoogst waarschijnlijk ook op den Sunda-Archipel.

Subtribus V. Eclipteac Lcss. DC. Prodr. V. p . 488. Capitula multi-
llora heterogamn, tl. radii utplurimum femiteis ligulatis, disci herma-
pliroditis. Antherae ecaudatae. Receptaculum paleaceum. Pappus nullus
aut anstatus nunquam setosus. — Folia opposita.

XXVII. ECLIPTA lin*. Capitulum multiflorum heteroga-
murn, fl. radii uniserialibus femineis angustissime et breviterligu-
latis, disci tubulosis subcampanulatis 4-deutatis hermaphrodi Ö tis.

COMPOSITAE. 65 ECLIPTA,

Receptaculum e plano convexuui, paleis lineari-filiforinibus ci-
liatis achaenia aequantibus instructum. Involucrum biseriale,
squamis 10 — 12 ovato-lanceolatis acuminatis. Achaenia radii
triquetra, disci compressa, ad latera muricato-tuberculosa, apice epap-
posa mutiea aut denticuKs 1 — 4 minimis (haud e limbo calycino
ortis) apiculata, juniora ad apicem puberuia. — Herbae scabridae aut
hirsutae foliis oppositis integerrimis aut serratis penninerviis, pe-
dunculis axillaribus solitariis, geminis aut ternis monocephalis, 11.
albis.

1. Eclipta alba hassk. PL Jav. rar. p 528. Herba erecta vel
prostrata, caulibus et foliis praesertim subtus minus magisve strigil-
losis, folia opposita sessilia vel breyissime petiolata, infima nunc ob-
ovata, reliqua oblongo- vel elliptico-lanceolata, vel lanceolata aut li-
nearia, obsolete serrata, mox subintegerrima, pedunculi longitudinc
variabili, achaenia muricato-tuberculata vertice calva vel pauci-aris-
tulata, radii trigona, disci compresso-tetragona vulgo calycis limbo
coronulae sub-4-dentulae specie persistente terminata. Coluia alba
Linn. Syst. nat. II. p. 554. Verbesina alba ej. Spec. p. 1272, unde
antiquum nomen speciei restitutum. Species etiam plures indicas a
linnaeo aliisque botanicis propositas unicae speciei formas esse, sta-
tionum variarum efficacitate ortas, cl. iiasskarl exposuit. Crescit
enim vulgatissima haec herba tum locis siccis, ruderatis, apricis, tum
paludosis, ne lacuum quidem et rivulorum ripas vel aequoris littora
repudians. Variat statura, caule erecto vel decumbente, foliorum
forma, serraturis et pube et vel maxime etiam pedunculorum lon-
gitudine.

Var. a. erecta, Erecta adpresse strigosa, folia clongato-lanceolata
utrinqueacuminata, pedunculi solitarii vel gemini capitulo triplo-quin-
tuplove longiores. Eclipta erecta Linn. Mant, p. 216. DG. Prodr.
V. p. 123. Zoll. Cat. p. 128. Spanoghe in Linnaed XV. p. 322.
Micrelium asteroides Forsk. — Eclipta Rumph. Herb. Amb. VI.
p. 44, tab. 18, fig. 1 (forma brevi folia). Variat pedunculis brevioribus,
Tusschende keerkringen in alle werelddeelen. Daun sipat mal.;
Wangi mangi maibo tem., Daun tarita op Banda, Volgens
iïumphius wordt dit kruid hier en daar als geneesmiddel, ook tot
groente gebruikt

5

Flora van Netl. Indië. II.

COMPOSITAE. 66 SIEGESBECK1A.

Var. 0. Zippeliana. Caulis erectus apice patentim hirtulus, folia
ovali- oblonga vel sublanceolata undulata utrinque attenuata, argute
serrata vel integerrima, utrinque appresse strigosa, pedunculi 1 — 4
capitulo vix duplo longiores hirsuti. Eclipla Zippeliana BI. Bijdr.
p. 914. DC. I. c. Zoll. Cat. p. 123. Est speciei forma luxurians.

Java, bij Batavia, langs de rijstveldeu bij Tjikandi (zippeliüs).
Celebes (forsten).

Var. y. Proslrala. Caulis prostratus aut adsceudens appresse se-
tulosus ramulis subhirsutis, folia e basi attenuata vel acuta. ovali-
aut oblongo-lanceolata subserrata subundulata appresse setuloso-sca-
berula, pedunculi 1 — 2 capitulo duplo vel triplo longiores, achaenia
2 — 3-dentula, lateribus exasperata. Eclipta prostrata Linn. Mant.
p. 286. DC. Prodr. V. p. 490. Zoll. Cat. I. c. — Ecl. longi folia
prostrata Hassk. I. c. p. 530. — Verbesim proslrala Linn Spec.
p. 1272. — Colida prostrata Linn. Syst. II./?. 564. — Micre-
lium Talak Forsk. Aeg. arab. p. 153. — Dill. Elth. fig. 138.—
Ludit insuper foliis sessilibus elliptico-lanceolatis parvis miimte di-
stanter subserrulatis, achaeniis dmtius laevibus, serius tuberculatis.

Geheel Oost-In dië, op vochtige plaatsen. Java, bij Djokjokerta
algemeen (junghuhn), op het strand van Poelo Pontjang Kitjil, in
de baai van Tapanoelie bij Sumatra (junghuiin). — Japan. Op
Madera verwilderd.

Var. d. Parvi flora. Caulis prostrato-repens cum ramulis appresse
strigosus, folia oblongo-lanceolata utrinque acuminata subintegerrima
subscabrida, pedunculi 1—2 capitulo vix duplo longiores. Eclipta
parviflora Wall. Cat. n. 323. DC. Prodr. I. c. — Ecl. prostrata
ChamJ — Forma in universum depauperata.

Voor-Indië. — Philippijnsche eilanden. Sunda-eil.

Observ. Dahliae (cav.). species in hortis Javae plantatae.

XXVm. S1EGESBECKIA linn. C a p i t u 1 urn multiflorum he-
terogamum, floribus radii uniserialibus femineis ligulatis aut
difibrmibus, disci tubulosis hermaphroditis 3— 5-dentatis. Invo-
lucrum biseriale, squamis exterioribus 5 lineari-spathulatis pa-
tentibus glandulis stipitatis instructis, interioribus achaenia radii
scim-mcludcntibus erectis dorso piloso-glandulosis. Eeceptacu-
lum planiun paleis ovali-oblongis achaenia includentibus. Ac ha e-

CÜMPOSITAE. 67 XANïMUM,

nia obovato-oblonga subtetragona introrse subarcuata, epapposa. —
Herbae dichotoinae superne glandulose pilosae, foliis oppositis, pe-
dunculis ex alis ramorum, monocephalis subcorymbosis, n\ luteis.

1. Siegesbeckia orientalis linn. Spec.p. 1269. DC. Prodr. V.
p. 495. Dl. Bijdr. p. 916. Zoll. Cal. p. 123. Folia e basi angaste
cuneata ovata vel subdel toidea aeuminata grosse dentata, suprema
oblongo-lanceolata, involucri squamae exfc. interioribus duplo lou-
giores. — /?. Subdenticulala, foliis minute obtuse denticulatis vel
subcrenulatis.

Geheel Indië. China. Eilanden der Stille Zuidzee. Moluk-
ken. Sunda -Archipel. — Java, langs de wegen, bijv. bij Kebo
Koening (jungh.). — Djapoengan sund. — fi. Java(JUNGH.)

Tribus IV. Seneciojvideae less. DC. Prodr. V. p. 497. Stylus
apice cylindraceus, in fl. hermaphr. superne bifidus, ramis longius-
culis linearibus apice penicillatis, nunc truncatis nunc ultra penicil-
lum in conum brevem aut appendiculum elongatum angustum et his-
pidulum productis. Stigmatis series latiusculae et promhmlae usque
ad penicillum seu originem coni seu appendicis extensae. Corolla
disci pellucida regularis.

Subtribus I. Melampodineae DC. Prodr. V. p. 498. Flores oranes
unisexuales nee ulli hermaphroditi, raasc. et fem. in diversis stirpibus
(dioici) aut in earundem capitulis diversis (heterocephali), aut in iis-
dem capitulis (monoici). Antherae ecaudatae. Receptaculum utplurimum
paleaceum. Pappus nunquam setosus.

XXIX. XANTHIUM tournef. Capitula monoica homogama,
Masc. involucrum subglobosum nrnltiflorum squamis liberis
uniseriatis. Eeceptaculum cyiindraceum paleaceum. Corollae
clavatae pilosiusculae breviter 5-lobae. Staminum filamenta corol-
lae vixadnata, antherae liberae ecaudatae. Stigmata 2 concreta.
Fem. Flores 2intra involucrum hamato-aculeatum rostris 1 — 2
superatum inclusi. Corollae filiformes. Stamina nulla. Stig-
mata 2 linearia divergentia ad latera papillifera. Achaenia coin-
pressa singula in loculis singulis involucri demum induratiet bi-
locularis nidulantia. — Herbae annuae ramosae, foliis alternis varie
incisis, capitulis irregulariter glomerato-spicatis, spica inferne fe-
minea sup. mascula. — Genus in toto ordine valde heterogeneum,

5*

COMPOSITAE. &8 WEDEL1A.

1. Xanthilim indiCUm roxb. Eolia e basi cordatu in sinu euncata
ovata 3 — 5-nervia 3 — 5-loba grosse dentato-incisa, utrinque scabe-
rulo-puberula, involuerum fructiferum ovale inter aculeos et ad basin
rostrorum apice uncinatorum vel rectorum pubescens. X. indicum
Roxb. Cal. Calc.p. 67. DC. Prodr. Y. p. 523. Wight Icon. III.
tab. 1104. — X. oriëntale Linn. Spec. p. 1400 partim. — Eolia
suprema ctiam in javanicis a cel. horsf. leetis leviter inaequalitera,
sed basi aequalia; involueri rostra leviter saltem incurva.

Voor-Indiö. China. Java, in Priangan (horsfield). Suma-
tra (korthals).

Var. p. inaer/uilaterum, folia basi plerumque inaequilatera, invo-
lueri raaturi rostra saepe recta vel leviter curvula. X.inaequilalerum
DC. I. c. p. 525. — X. oriëntale BL Bijdr. p. 915.

Java, bij Buitenzorg (blume, zollinger, iiasskarl). — Borneo
(korthals). — Pompo roetan sund.

Subtribus II. Helianlheae Less. DC. Prodr. V. p. 534. Capitulasae-
pius heterogama, il. radii ligulatis seu femineis, disci liermaphr., ra-
rissime horaogama discoidea, nonnunquam monoica seu dioica. Kecepfc.
paleaceum aut rarissime ad centrum subnudum. Corollae fl. lierm. lobi
crassi saepius superne papillosi Acbaenia saepius tetragona, mme te-
retia aut obcompressa vel compressa, alia calva alia pappo coroniformi
aristato aut partim paleaceo, nunquam nee vere setoso nee omnino pa-
leaceo superata. Anthcrae nigricantes ecaudatae. Styli fl. berm. rami
divergentes nunc truncati apice penicillati, nunc saepius cono acuto
aut appendiculato lineari tenninati. — Eolia saepius opposita.

Observ. Zinniae L. species in Javae hortis passim cultae. hassk.
Cat. bog. p. 99.

XXX. WEDELIA jacq. Capitulum multiflorum heterogamum,
fl. radii uniscrialibus ligulatis femineis, disci hermaphr. tubulosis
5-dentatis. Involuerum 2— 3-seriale, squamis ext. foliaceis, in-
timis membrauaceis. Reccptaeulum subconvexnm paleaceum.
Styli fl. hermaphr. rami cono superati. Achaenia obovata aut com-
pressa erostria, pappo coroni- aut calyciformi saepius substipitato
squamellia concretis dentatis eiliatisque composito. — Suffrutices
aut herbac, in America, Asia et Novfi Hollandift indigenae, foliis op-
positis serratis rarius trifidis, rl.luteis terminalibus, saepius solitariis,
vi l e ramorum dichotoiniis.

1 WedeUa caleudulacea less. Eolia e basi attenuata oblong-

COJIPOSITA.E. G9 WlibliLlA.

lanceolata vel lauceolata aut oblonga sursum vulgo rariter scrrala
utrinque strigoso-pilosula, peduneuli monocepliali solitarii axillares fo-
lio triplo longiores, involucri squamae ext. oblongae subacutae disco
longiores, achaenii calyculus substipitatus denticulatus. Wedelia
calendulacea Less. Sijnops. f. 222. DC. Prodr. V. p. 539. Zoll.
Cal p. 123. — Wed. linearis Zoll. in Nat. en Geneesk. Arch.ïl.
p. 127. — Verbesina calendulacea Lift», Spcc. p. 1272. Wall.
Cat. n. 315. Lam. llluslr. tab. 686, fig. 1. — Jaegeria Spreng.
[Burm. Zeyl. p. 52,fa&. 22,/£</. 1.). — Var. foliis obtusis vel saepius
acuminatis, integerrimis vel subserratis vel incisis, imo rarius fere
trilobis. Ligulae apice utplurinium tridentatae, in sp. assamicis et
javanis a me exam. Anne itaque tab. 1106 (Vol.ïiï) Icon. Wight.
diversa ligulis bidentulis?

Ceylon. Voor-Indië. Java, bijv. in de moerassen bij Poe-
ger, in de provincie Besoeki. — Sa roe ui aër mal,

2. Wedelia Urtieaefolia i>c. Herbaoea subscandeus, folia petiolata
e basi brevi-attenuata ovato-lanceolata longe acuminata saepeque iu-
curva grosse et subaequaliter serrata utrinque strigoso-hispida, pe-
duuculi solitarii monocephali, involucri squamae 10 biseriales acu-
minatae dorso pubero-strigosae, receptaculum paleis acuminatissimis,
achaenia calyculo breviter denticulato. Wed. urtieaefolia DC. Prodr.
M. p. 529. — Variat: a. Wallichü DC I. c. p. 540, pedunculis
folio brevioribus, foliis utriuque longe acuminatis membranaceis par-
cius involucrisque strigosis. Wed. Wallichü Less. Linnaea 1830,
p^ 102. — 0. Wighlii DC. pedunculis folii circiter longitudinc, fo-
liis basi breviter attenuatis parce strigosis. — y. Scaberrima DC
pedunculis folio longioribus, foliis breviter acuminatis magis ovatis
utrinque cum caulibus et involucris scaberrimis. Verbesina urtieae-
folia BI. Bijdr. p. 911. — V. scaberrima Wall. n. 811. — Wol-
lastonia urtieaefolia Hassk. Cal. bog. p. 99.

Ava. — Java. — Saroeni goenoeng sund.

3. Wedelia Scbultziana miq. Caules tetragoni pubero-seabri, fo-
lia petiolata e basi brevi-cuneata lanceolata vel lanceolata acuminata
grosse et passim inaequalitcr d en tato- serrata, triplinervia, reticulata,
rigidule membranacea, pube snbtus et eecus marginea longiusculu,

GOMPOSITAE. 70 WOLLASTOMA.

supra sparsa et brevi scabriuscula, pedunculi terminales term', nudi
vel laterales superne parvi-foliati, folio longiores, involucri biserialis
squamae ext. 5 — 6 ovato-obloDgae et ovato-lanceolatae acutae vel acu-
minatae, scabriuscule pubescentes, paleae mucronato-aristatae, achae-
niura obpyramidatuni rhombeo-tetragonum, apice pubero ex angulis
subproductis quadri-verruculosum, area in centro miuute squamellata,
caeterum ealvum. Wollast. scabriuscula Schultz in Ilerb.Zoll.parl.
Eiland Bali in het gebergte van Saraja (zollinger 729, Z)

XXXI. WOLLASTONIA dc. Capitnlum multiflorum hete-
rogamum, floribus raclii uniseriatis ligulatis (apice vulgo bi- raro
3-dentulis, rarius subintegerrimis) femineis, disci hermaphroditis
tubulosis 5-dentatis. Involucrum 2— 3-seriale, squamis ext. fo-
liaceisoblongis, int. minoribus membranaceis. Receptaculum pla-
num aut subconvexum paleaceum. Corollae super ovarium articu-
latae. Stjli fl. herm. rami cono superati. Achaenïa crassa ob-
ovata turbinata aut compressa, apice mnbilicata, nunc nuda, saepius
anstas 1-5 tenues rigidulas fragiles deciduas gerentia.— Suffrutices
aut rarms herbae, in India oriënt., Arch. Sundan., in Moluccano et
AustraM, folns oppositis ovatis triplinerviis, pedunculis terminalibus
aaepc terms, papp mdole vix satis a Wedeliis, quarum faciem prae
se ferunt, distinctae. Species pleraeque sub in incudem revocandac.
A'lures monticolae, aliae in siccis planitiebus graminosis luxuriantes.

1. Wollastonia biflora nc. Folia petiolata e basi brevi -acuta ovata
vel elhpüco-ovata acuminata argute serrata utrinque scabriuscule
pubera, subtus glabriora, pedunculi 1-3 monocephali, uno termi^
nah 2 ex supremis axillis. involucri squamae biseriales dorso appresse
sotubso-puberae lanceolatae, ligulae dorso in nervis puberae, acbae-
™ *-*•&»* vel sulcata, apice dense pubera, caeterum glaberrima
calva vel uniaristata. Woll. biflora DC. Prodr. V. p 547 - Ver-
*e*m biflora Linn. S P ec. p. 1272. - Wedelia biflora DC. in

n? fT, l l X~ Acmdla bifl0Ta *""* *" IIL P- 591 -

Wccdc IIorL Mal. X. tab. 10). Corollae limbus extus puberus' Antk
conncctivum tnangulare.

Tja 3 "^ '"* iH ' lr 1 '"' SStreke " der P rov ™ ie Bandong, bij

CÜMPOSITAE. 71 WOLLASTONIA.

2. Wollastonia asperrima decaisn. Herbacea, rami terctes sub-
strigosi, folia petiolata e basi acuta, lanceolato-attenuata acuta ser-
rata trinervula, subtus pilis strigillosis scabra, supra pube decidua
asperrima, 1 \ poll. louga, capitula solitaria, involucri squarnae lan-
ceolatae, paleae acute acuminatae, achaenia obovata apice truncata an-
gulata puncticulata vel tuberculata, pappo subuniseto vel e 2 setis
inaequalibus. WolL asperrima Decaisne in Nouv. Ann. Mus. III.
p. 414. DC. I. c. p. 547. — An huc W. asperrima Ilassh. Cal. boy.
p. 99 pertineat, me fugit.

Ti mor. — Java op de rotsen langs de beekjes op den Tenger,
6000' (zollinger), — Saroeni laut smid.

3. Wollastonia SGabriUSCUla dc. Caulis herhaceus sulcato-angu-
latus minute appresse sparse setulosus, folia petiolata infima ovata,
reliqua omnia e basi cuneata vel acuta ovato-lanceolata acuminata
paullo supra basin triplinervia, argute et vix aequaliter serrata, supra
sparse brevi-setulosa subtus appresse pubera, utrinque scabrescentia,
subtus demum lacunoso-reticulata, rigida, pedunculi terminales vulgo
terui vel plures subcorymbosi, breves usque 4-pollicares, involucri
squamae biseriales ovali-oblongae acutae, exteriores appresse setulosae,
interiores lanceolatae, achaenia crassa apice urabilicato pubera ex-
aristata vel brevi-uniseta aut subtriseta. WolL scabriuscula DC l'rodr.
V. p. 547. Decaisne l. c. — Vcrbesina biflora BI. Bijdr. p. 911
non Linn. — Eclipta scabriuscula Wall. Cat.n. 3212. — Mcyera
napilata Spreng. Syst. III. p. 601. — Species insignis confertc
subcaespitose crescens, foliis aetate rigidis, lacunosis, scaberrimis.
Vidi autem passim specimina fol. subplanis.

Voor-Indië. Poeloe Pinang. Borneo. Java(opdenSe\voe
enz. junghuhn). Celebes. Bali, in het gebergte Saraja. Timor.
Marianen.

Var. {3. Junghuhniana, (Pere species floribus majoribus). Cau-
les inferne glabriusculi, superne appresse setuloso-scabri, folia ova-
ta acute et vulgo longe acuminata, floralia passim ovato-oblonga,
vix aequaliter grossiuscule argute serrata, triplinervia, utrinque
pube setulosa scabra, senescentia rigida crassa, utrinque pilis ri-
gescentibus scaberrima, pedunculi terminales circiter terni, ligulae 7

COMfOSlTAÈ. 72 WULLASTU.MA.

(majuscuke) involucro plus duplo longiores, bilobulo-emarginatae,
lobulis subaequalibus, dense secus nervos pubcrae.

Java, Diëng-gebergte op heuvelachtige plaatsen, om de vlakte
(jungüuhn).

4 WoIIastonia montana dc. Subscaudens, caulis vix puberulus,
folia modice (6 — 3 lin.) petiolata e basi brevi-acuta, lata vel fere ro-
tundata ovata acumiuata grosse serrata utrinque sparse striguloso-
scabra (4|— 2 poll. louga), pedunculi 1—3 folio kmgiores et bre-
viores, involucri squaraae 5 ext. uniseriales (internae paleaceae) ovali-
lanceolatae vel subellipticae acutae dorso scabro-puberae et subciliatae,
achaenia vix angulosa 1— 2-aristata, fere obovata, apice minute pu-
beruia, paleolis receptaculi acuminatis apice ciliato-serrulatis. Woll.
montana DC. Prodr. V. p. 527. — Verbesina montana BLBijdr.
p. 911. — Ad hanc vel ad W. Horsfieldianam ducenda videtur Har-
pephom asperrima Hassk. PI Jav. rar.p. 532.

Java, in de bergstreken ; op de muren bij Soerabaja en Modjo-
pahit (zollinger). Saroeni jav.

5. WoUastOüia Zollingeriana schultz Bip. Gracilis, ramuli aa-
gulato-teretes, ininütissim& pube sparse scabri, folia petiolata, infe-
riora ovata, superiora e basi cuneatè ovato-oblonga acute acuminata,
inaequaliter serrato-dentata, rigide membranacea^ subtus pallida, tri-
plmervia, supra ubique subtus praesertim in nervis setulis subap-
pressis haud densis scabro-pubera, pedunculi terminales terni graciles
elongati folia longe superantes, medius nudus, uniflorus, laterales
apice quandoque biflori vel apice bifoliato 1— 2-fiori, involucri bi-
serialis squamae subconformes ext. oblongo-lanceolatae acutae dorso
dense appresse puberae, ligulae lanceolato-oblongae acutiusculae dorso
toto sparse sub apice densius, corollae disci extus superne puberae.
Woll. Zollingeriana Schultz, nomen in Zoll. Cal. p. 123. Corol-
lae aureae.

Java, op de rotsen van Batoe oeló in de provincie Poeger (zoll.)

6. WoIIastonia Horsfieldiana wq. Caulesramiquetctragonibrevi-
seto-scabermm, folia longiuscule, suprema breviter petiolata, inferiort

COMl'OSITAE. 73 WOLLASTONlA.

c basi brevissiine et abrupte cuneata subdeltoideo-ovata acuminata,
superiora sensim angustiora breviusque acuminata demum ovato-
sublanceolata, grosse inferiora subduplicato-dentato-serrata, tripli-
nervia et venosa, supra et subtus super nervos dense caeterum sparsc
scabro-setuloso-pubescentia, setulis subtus densioribus in parenchy-
mate valde appressis, pedunculi terminales terni, medio et uno la-
terali nudis unifloris, altero bifoiiato bifloro, vel solitarii (scil. in
dichotomie solitarii) folia aequantes vel superantes, involucri bise-
rialis squamae ext. 4 ovato-lanceolatae acutae, 4 — 5 circiter inte-
riores minores breviores, extus appresse seabro-pubescentes, achaenia
obpyramdata apice puberulo uni- vel subbiseta. — Poliis inter con-
generes indicas majusculis insignis, Inuovationes pilis densis appres-
sis subcinerascentes.

Java, in Soerakarta (iiorsfield).

7. Wollastonia strigulosa dg. Humilis, folia longc petiolata e
basi rotundata ad petiolum vix subprotracta ovata acumiiiata vel
ovata, trinervia aut prope basin vix triplinervia, grosse crenato-serrata,
supra sparse, subtus in nervis et petiolis setuloso-pubescentia, pedun-
culi ad apices ramorum 2 — 3 folia superantes, uno saepe bifloro foli-
ato, involucri squamae biseriales ovato-lanceolatae vel sublanceolatae
acuminatae dorso striulatae puberulae, achaenia obpyramidata 3 — 4-
gona decidue 1 — 3-aristata. Wall. strigulosa DC. Prodr. Y.p. 548.
Dccaisn. I. e. p. 414. — Verbesina strigulosa Gaudich. Freyc. Voy.
Bot. p. 463. — Verbesina urticaefolia [non alior.) Spanoghe hert.
Wedelia aristala Less. in Linnaed 1831,/?. 160. — Buphthalmum
hclianthoides Forst. Prodr. 57 non Vhcr. — B. australe Spreng.
Sust. III. p. 605 ? — Seruneum aqualilc seu Sajor Songa Rumph.
Herb. Amb. V. p. 423, tab. 156, fig. 1, qui vero affiues et admo-
dum consimiles species certe non distinxit, imo eodem titulo ipse
duas stirpes jam amplectitur.

Molukken, op de eilanden Rawak, Waigioe, Pisang (gaudich.).
Java op de muren bij Soerabaja(zoLLiNGER). — Godong saroeni
jav. (vergelijk onder Woll. montana). — Tjinga tjinga tem.;
Amoelen amb.; Maulanit op Ilitoc, Sambaroeko op Banda,
Sak sak op Bali. — De bladen worden als groente gegeten; —de
wortels en liet merg der stengels als geneesmiddel gebruikt.

GOMPOSITAE. 74 WOLLASTONIA.

8. Wollastonia glabrata dc. Caulis herbaceus suitruteseens et
subscandeus tetragono-subteres glaber, folia longe petiolata e basi
brevissime vel distincte cuneata ovata subacuminata vel acuta tripli-
nervia subremote grosse et subinaequaliter serrato-dentata, supra
sparse, subtus secus nervos pilis ininutis substrigillose pubera, axillis
juniorum subconcavatis subbarbatis, pedunculi terminales terni, invo-
lucri squamae biseriales ovali-oblongae acutae, ligulae aureae sublan-
ceolatae apice contract o subemarginatae, dorso secus 2 nervos reli-
quis validiores pilosulae, achaenia uuiaristata vel mutica. Woll. gla-
brata BC. I. c. Variat foliorum compage et magnitudine ; in luxur.
majora et membranacea, in depauperatis crassiuscula.

Timor. Java, in de zuidstreken der bist bij Sri Gontjo, pro-
vincie Malang (zollinger), Samarang (horsfield).

9. Wollastonia sermlata miq. Ramuli obtnse tetragoni praeter
setulas appressas minutas raras glabri, folia longiter petiolata e basi
rotundata ad ipsum petiolum subacnte protracta vel plane truncata
ovata acuminata argute minnte subdistanter serrulata, membranacea,
trinervia, utrinque pilis appressis brevissimis (nudo oculo indistinc-
tis) raris subscabriuscula, 3^—2-^ poll. longa, pedunculi terminales
terni, longiusculi vel breves; involucri biserialis squamae dorso ap-
presse pilosulae oblongo-sublanceolatae obtusiusculae, exteriores in-
terioribus longiores et latiores, ligulae subangustae apice bidentulae
dorso in nervis parce pilosulae, fl. disci apice subpuberi, achaenia
obpyramidata vertice pubero arista una longa et vulgo 1—3 nanis
instructa, vel (matura?) calva.

Snmatra (korthals).

v^?'^,! 11 ^ 0111 ? ÏWtofo Dc - C ™^ basi suffruticosus adscenden»,

ZrïK ir ^ be ?«ntes, folia petiolata e basi acuta ovato-lanceolata

r^SiTrlilT 1 ^ 48 S , ubserrata «Wnqw petiolique pubescentia,

tae, achaenia exaristata. W^ ^^T^Ttful^Z^
bitus W scabrmsculae, sed involucro differi (DC ) Non vidi.
M^ ^ n ° 0rdkUSt ^ ™ ë > °P Zenachtige plaatsen

*uiun, toiia sessiha ovato-lanceolata vel lan-

C0MI>0S,TAE - 75 GUIZ0TIA .

ccolata acuminata, rariter et grosse dentata trifiervia utrinque strMI-
osa, asperrima (pili albi decidui verruculas albas relinquentes), capi-
tu a e dichotomiis solitaria pedicellata, involueri biserialis squamae
substngillosae, extenores foliaceae oblongae disco longiores, achaenia
subtrigona glabra coronula triseta brevissima. Woll. procumbens DO. L c
eilanden noordelijk van Australië, langs de kusten (cunnikqham).

12. Wollastonia molUCCana dc. Suffruticosa di- trichotoma, rami
angulati scabro-puberuli, folia modice petiolata e basi subangulata
lato-ovata acuta vel acuminata valde inaequaliter serrata serraturis
majoribus dissitis etexsertis, basi sub- 5-nervia vel 5-plinervia,mem-
branacea utrinque scabriuscule pubera, supra demum asperulo-punc-
ticulata, pedunculi terminales conferti subumbellati scabrido-subhir-
suti folio multo breviores, involucruin (ext.) 4— 5-phyllum, squamis
ovatis puberis paleisque margine ad apicem hirsutis, ligulae carnosae
apice divaricato-bilobae, dorso secus nervos 2 validiores puberae.
Woll. moluccana BC. Prodr. V. p. 547. — Verbesina moluccana
Blume Bijdr.p. 912 [sec. Herb. Reinw.) — - Verbesina dicholoma
Reinw. herb. — Species foll. latissirais insignis.

Molukken, op het eiland NoessaLaut door Reinwardt ontdekt.

13. Wollastonia javana turczan. Caules teretiusculi, sulcato-
striati, inferne glabri, superne setulis sparsis exilibus appressis sca-
beruli, folia breviter petiolata suprema subsessilia e basi subrotundatn,
vel brevissime subacuta ovato-lanceolata longe atfceuuato-acuminata,
fere inde a basi argute serrata acumine subintegerrimo, supra scabro-
pubescentia, subtus triplinervia vel nervis lat. extrorsuni ramulosis
fere sub- 5-plinervia, reticulata sublacuüosa, pilis longiusculis mol-
liuscule subvillosula, pedunculi inter dichotomias solitarii vel ter-
minales terni, lateralibus quandoque foliolatis, folio breviores, invo-
lueri squamae majusculae biseriales, ext. 4 — 5 ovato -oblongae acutae
vel subovato-lanceolatae, interiores subconformes breviores et acu-
tiores, paleae setaceo-acutatae apice ciliato-subserratae, achaenium
angulatum apice puberulum. Woll. javana Turczan. in Rullet. Soc.
Mosc. — Corolla aurea (a me non visa).

Java, bij Koepang in Besoeki 3000' (zollfnger).

XXXII. GUIZOTIA cass. Capitulum multiilorum heterogamum,
il. radii Hgulaiis femineis uiiiserialibus, disci hermaphr. tubulosia

CÖ&POSlTAJS. 76 BIDKISS.

5-dentatis, omnibus super ovarium articulatis hasique et ad medium
tubi pilis crassis subarticulatis annulatim instructis. Involucrum
biseriale, phyllis liberis, ext. 5 late ovatis foliaceis iuteriora superan-
tibus. Achaenia Jaevia calva, disco epigyno.

1. GaiZOtia Oleifera dc. Mém. Soc. dlïist. nat. Gencuc VII. lab.

II. Prodr. V.p. 551. Caulis annuus apice pubescens, folia opposita serai-
araplexicaulia subcordato- vel ovato-lanceolata reraote serrata subsca-
brida. Polytnn'ta abyssinica Linn. fil. Suppl. p. 3S3. — P. frondosa
Bruce. — Verbesina sativa Roxb. — Sims bot. Mag. tab. 1017. —
Parthenium lutcum Spreng. Nov. Prov. p. 31. — Heliopsis platyglossa
Cassin. Dlct. class. 24, p. 332. — Tclragonolhcca abyssinica Led eb. Ind.
Scm. Hort. Dorpat. Suppl. p. 7. — Jaegera abyssinica Spreng. Syst.

III. p. 590. — Guizotia abyssinica Cass. I. c. 59. p. 248. — flelian-
thus oleifer Wall. Cat. n. 8194. — Bidens Ramlilla cj. herb. n. 3191.
Ramtilla oleijcra DC. mss. — Stirps spontanea in Bengalo inf. cres-
cens teste wallich n. 3194 foliis angustioribus differt.

Abyssinië. Voor-Indië'. In beide landen en thans ook elders
wegens de vette olie der zaden verbouwd. — Of dit op den Archipel
geschiedt, is mij onbekend. — Kam-till beng. Ram-tilla, Koe-
trei 1 o, W e r i n n u a.

Obscrv. Helianthus annuus linn. Spcc. p. 127(5. Roxb. Fl. Ind.
III. p. 443. Hassk. Cat. bog. p. 100. Burm. Fl. Ind.p 185. Helenium in-
dicum maximum Bauh. Pinax p. 276. Herba maxima Dodon. Pempt.p. 264.

In de tuinen der provincie Bandong. Keeds ten tijde van buk-
man op Java gekweekt, ook elders in lndië, China en Perzië.
vit may aow without mach impropriety, be inserted here, as an Inditm
plant" (roxb.).

XXXIII. BIDENS linn. Capitulum multiflorum, nunc ho-
mogamum discoideum, nunc in eadem vel diversis speciebus saepius
radiatmn, fl. radii ligulatis neutris. Involucri squamae biseria-
les, seriebus similibus vel dissimilibus. Receptaculum subpla-
num paleaceum. Styli rami cono brevi terminati. Achaenium
minus magisve obovoideum subcompressum aculeatum rostro termi-
natum, in aristas 2-5 rigidas retrorse scabratas excurrens. — Hér-
bae pracsertim in Novo Orbe indigenae, in veteri rariores, ramis
folnsque oppositis, summis passim alternis, floribus flavis, radiis ra-
rius albis, in unica specie omnibus purpureis.

De soorten va n dit geslacht behooren, even als in andere tropi-
sche landen, ook op J ava tot de zeer gevreesde onkruiden.

1. Bidens pilosa unn. Caulis erectus subtetragonus glabrius-
culus, foha mfenora pinnatifida, superiora tripartita, omnium seg-
ment., ovatw acutis serratis vix decurrenübus, glabriusculis, mme

C0MP0S1TAE. 77

BIDEiVS.

tenere subpuberulis, petioli basi ciliati, capituia pcdicellata subco-
rymbosa discoidea rarius radiata, involucri squainae intéi se et disco
subacqualcs lato-extcnuato-marginatae, achaenia lincari-angulata gla-
briuscula 2 — 3-aristata, exteriora breviora aristis divergentibus, een-
tralia longiora aristis rectis. Bidens pilosa Linn. Spec. p. 1166.
DHL Ellh. I. tab. 43. DC. Prodr. V. p. 597. — Wall Cat.p. 123.
Kerncria tetragona Mönch. Meth. p. 595. — K, dubia Cass. Dict.
24, p. 393.

Amerika. Thans op Teneriffe, Mauritius, m Oost-Iiulië,
Sunda-Archipel, Nieuw-Zeeland verspreid. — Java, bijv.
in de provincie Malang bij Madjang tenga.

2. Bidens Ieucantha willd. Caulis glaber tetragonus crectus,
folia glabriuscula, inferiora pinuatifido- 2 — 3-juga cura impari, su-
periora unijuga, lobis omnium ovatis acutis serratis basi subaequali-
bus, capituia subeorymbosa pedieellata radiata, radiis heterochromis,
involucri squamae lanceolatae inter se et disco subaequales, fl. radii
albi, disci lutei, achaenia lineari-subtetragona, alia glabra, alia pube-
ruia, 2 — 4-aristata. Bidens Ieucantha Willd. Spec. III. p. 1282.
DC. I, c. p. 598.

Amerika, in de warmere gewesten. Thans over alle werelddcelen
verspreid. Java.

/?. Sundaica Ilassk. Glabriuscula aut subpubera, folia inferiora
et superiora trifida, media subpinnatiiida vel et trifida, segmentis ova-
tis acuminatis serratis, lateralibus basi oblique attenuatis, terminali
ovato-lanceolato vel deltoideo-elliptico reliquis vulgo longiore, utrin-
que et in marginibus minute pilosuia, capituia longe pedunculata
laxe corymbosa subradiata (nunc discoidea ? mme distincte radiata),
flores omnes lutei (?). Bidens sundaica BL Bijdr, p. 913. Wall.
Cal. p. 123 ubi n. 410 {in herb. 401). DC. L c.p. 599. — Bidens
triparlita Wall. Cal. n. 3187. — Bidens Ieucantha /?. sundaica
Ilassk. I. c.p. 100, cujus auctoritate formam hanc alioquin satis con-
stantem huc retuli. — .Formam omnibus partibus depauperatam in
elevatioribus montanis Javae insulae cl. JüiVGii. legit.
Java, op vochtige plaatsen algemeen. Kedoel sund.

3. Bidens WallichÜ dc. Glabriuscula aut subpubera, folia infe-

COMPOSITAE. 78 ADENOLEPIS.

riora pinuatifida, superiora tripartita, segmentis ovatis wmminatis
inciso-serratis vel dentatis, lateralibus basi oblique attenuatis, capi-
tula Ionge pedunculata laxe corymbosa subradiata, involucri biseria-
lis squamae subaequales, interiores ovali-oblongae margine membra-
naceae, ligulae paucae albae, achaenia linearia angulata striata glabra
3- 4-aristata. Bidens Waltichü BC. Prodr. V. p. 598 exci. mjn.
Bumphii. — Bidens chinensis Wall. Cat. n. 3189. BC. in Wight
Contrib. p. 19. BI. Bijdr. p. 913 non Linn.f — Var. /?. bimensis,
folia fere orania 2 — 3-jugo-pinnatisecta, segmentis argute serratis et
profunde incisis, hinc passim subpinnatiiidis, achaenia ext. mediis
multo breviora, radii pappi 3 vel saepe 2 vel 4 inaequales.

Java, bij Batavia. — Vaste land van Indië. /?. Op het eiland
Bi ma (reinwardt).

4. Bidens pedunculariS gaudich. Glabra, folia trifida vel pinna-
tifida, segmentis ovatis acuminatis argute serratis, panicula tricho-
toma, involucrum externum internum aequans, achaenia 3 lin. Ion ga
aristis 3 apice tantum ramosis, radius brevis luteus. Bidens pedun-
cularis Gaud. Voy. p. 464. BC. L c. — B. sandwicensis Less. in
Lmnaed 1831, p. 508. — Agrimonia molucca Bumph. Herb.Amb.
VI. p. 38, tab. 15, (ig. 2 (nisi ad praec. /?.) — Simillima ex DC.
B. leucanthae. — Non vidi.

Molukken (rumph.), eiland Ba wak rGAUDic H .),Sandwich-cil.
Daun damar angoes mal. op de Molukken (nmivn.), op Ter-
nale Roetjaga of Waroema Koesoe; op ^Amboina Ailoen
aboessan toani, enz. enz.

XXXIV. ADENOLEPIS i ESSIM . Capitulum ploriüorum he-
terogamun,, floribus radii 4-5 liguktis nentria (cum stylo
S ,mpl,c, abottivo) ligula subelliptica vel flabellata emargi.ata vel
imgulH.ter erosü, disci tobulosia hermaphroditis 5-dentafe, limbo
bas, mflato dentibu, revolutis. Receptaculum pbmnm bracteola-

um. „volucrum cyündracemn di S co aequale, squamis biseria-
1.1». lmeanbus, mtenoribus subfoliaceis apiculo glanduloao termi-
nal,, Antherae exsertae ecaudatae. Achaenia eonformin sub-

nangula o-obeompressa exalata, brevitev rostrata vel apiee attenuata,
<«™»o cah,, ,!,«,, S a,„c Imearia sterilia. _ Herbae Oceaniae e

COMI'OSITAK. 79 SFILANTIIES.

Arehipelagi Sundani parvulae, foliis oppositis tcrnatisectis, eapitulis
terminalibus solitariis luteis.

1. AdenolepiS calva schultz Bip. Caules e radice plures cum
foliis junioribus subtus puberi ; folia ternati-secta, segmentis cunea-
tis trifidis vel lateralibus indivisis, capitula longepedunculata; ligu-
lae 5 e basi attenuata, triangulari-flabellatae apice lato subemarginatac
et irregulariter denticulato-erosae, circiter 8-nerviae, luteae, nervis
saturatioribus. AdenoL (Bidens) calva Schullz^ nomen in Zoll. Gat.
p. 123. Cf. Flora bot. Zeil. 1847,p. 375. Ejus apec. nou vtcK, sed
spec. Herb. reinw. anonymum in Java lectum liuc retuli. Caeterum
a specie sandviceusi (A. pulchella) ligulis satis distincta videtur.

Java, ra eenen tuin bij Maësan in de provincie Bondowosso (zol-
linger), wordt volgens hem niet zeldzaam in de tuinen der Javanen
gevonden.

XXXY. SFILANTHES jacq. Capitulum multiflorum, nunc
heterogamum, floribus radii ligulatis femineis saepiu&. parvis,
nunc homogamum floribus omnibus hermaphroditis tubulosis 4 — 5-
dentatis. In volucrum biseriale adpressum disco brevius, squa-
mis exterioribus subfoliaceis, interioribus submembranaceis compli-
catis. Styli fl. herm. rami apice truncati et penicillati. Anthe-
rae nigricantes. Acbaenia disci compressa erostria saepius ad la-
tera ciliata seu exaristulata, radii (si adest) triquetra seu obcompressa.
Herbae acres saepius annuae, passim perennantes, in utroque Orbe
obviae, foliis oppositis subintegris, pedunculis monoceplialis, capi-
tulis ovoideis aut conicis.

Sectio I. Acmella BC. Capitula radiata, ligulis basi hispidis. Acbae-
nia radii saepius trigona triaristata, rarius calva vel angulo interiore
biaristata nunc angulo interiore obliterato fere obcompressa.

1. Spilanthes Acmella liisn. Caidis basi subradicans erectus vel
adscendens, folia petiolata ovatorlanceolata subintegerrima vel den-
tata glabriuscula, pedunculi folio triplo longiores, capitula ovata vel
dein ovoideo-elongata, involucri squamae numerosaeiauceolataener-
vosae ciliolatae, ligulae 5 — 6 minimae, achaenia ciliata 1 — 2-aris-
tata. Spil. Acmella Linn. Spec. p. 610. BC. Prodr. V. p. 623.

y

r

COMPOSITAE. 80 SPILAMilES.

Zoll. Cat. p. ]23. — Vcrbesina Acmclla Linn. Mant. p. 475. —
Acmella Linnaea Cass. Biet. 24,/?. 330.

Oost-Indië. — Sunda-Archipel. Java, rijstvelden bij Tji-
koja. Soembawa, op drooge rijstvelden bij den berg Batoe Lanté,
2 — 3000' (zollinger). — Op Java Djatang sund.

Observ. An huc tanquam forma discoidea Sp. cal va dg. (Wiyht
/co». III. tab. 1109)? — Achaenia non glabra sed ciliata, ex icone.

Sectio IF. Salivaria DC. Capitula discoidea. Achaenia omnia con-
formia compressa.

2. Spilanthes Pseudo-Acmella linn. Caulis erectus subpuberus,
folia petiolata e basi minus magisve attenuata ovalia vel lanceolata
dentato-serrata acuminata vel obtusa scabriuscula, membranacea, pe-
dunculi foliis triplo longiores, capitula ovoidea discoidea, involueri
squamae ovatae, herbaceae, achaenia laevia ciliata biaristata. Spil.
Pseudo-Acmella Linn. Syst. p. 610. DC. I c.p. 625. — Verbcsina
Linn. Spec. cd. 2, p. 1270. — Spil Acmella BI. Bijdr. p. 912.
ABC daria Rumph. Hcrb. Amb. VI. p. ]45, tab. 65.

In die. Java; met de voorgaande ook in de tuinen gekweekt.
Bornco (korthals). Molukken. — Daun loda mal. Soeba
goratji op Ternate. In de Molukken kaauwen de kinderen debloem-
hoofdjea en andere deelen van dit scherpe speekselvloed verwekkende
kruid, om poeijelijke letters beter te leeren uitspreken, en op Java
wordt het uitwendig tegen pijnlijke aandoeningen, stijfheid enz. in-
gewreven.

Observ. Spilanthes rhombifolia zipp., spanogue l.c.p. 323
mihi nondum innotuit. An Sp. rugosa?

3. Spilanthes grandifolia miq. Erecta, innovationes incano-pu-
bescentcs, dein caules petioli et folia in nervis et pedunculi minute
parceqne pubera, folia longc petiolata e basi lata brevi-cuneata in-
tegemma ovata (suprema floralia multo minora et passim ovato-
oblonga) acuta, grosse crenato-serrata, serraturis submucronulatis
infenoribus vulgo multo majoribus, membranacea, trinervia, majora'
tr.polheana, pednncnli e dichotomiis, foliis supremis parvis Wio-
res, capitula floiida ovoideo-globosa parva, involueri squamae ext
ovatae vel oblongo-ovatae acuta, vel obtusae, virgineae eiliolatae'

COMPOSITAE. 81 SPILANTHES.

adultae glabrae. — Habitu, praesertim foliis magnis et latissimis
magis quam characteribus essentialibus a praeced. difl'ert nee a se-
quente aliena.

Java, in Blambangan (horsfield).

4. Spilanthes oleracea jacq. Ramosa diffusa, folia petiolata e basi
rotundata, vel truncata lato-ovata acuta vel obtusiuscula repando-
subdentata majuscula, pedunculi terniinales longiusculi monocephali,
capitula crassa ovoidea discoidea, demum ovato-conica, iuvolucri
squamae 15 — 16 ovali-oblongae, achaenia ad angulos ciliata biaris-
tata (vel calva?). Spil. oleracea Jacq. Hort. Vind. II. tab. 135. BC.
I. c. p. 624. IJl. Dijdr. I. c. partim. — Bidens fervida Lam. Dict.
I. p. 415. Herba acerrima salivaria.

Oost-Indië? of Zuid-Amerika? — Java (gekweekt?).

5. Spilanthes rugosa bl. Adscendens ramosa radicans, folia bre-
viter petiolata ovalia vel oblonga acuta vel obtusa parvula parce et
grosse mucronato-dentata rugosa, supra sparse setoso-scabra, subtus
secus nervos subscabro-pubera, pedunculi elongati foliis quadruplo
longiores, capitula discoidea ovoidea pisi magn. vel paullo majora,
achaenia calva, lateribus versus apicem subpubera. Spil. rugosa Blum.
in DG. Prodr. I c. — Sp. calvae DC. proxima.

Java, in de provincie Banjoewangi (blume).

Var. fi, truncata. Decumbens, radicans vel rami adscendentes
arrhizi, folia breviter petiolata, e basi truncata passim concaviuscula
in miuoribus subrotundata, deltoideo- vel ovali-ovata acuta vel obtu-
siuscula, remote mucronulato-serrata, maxima pollice breviora, vulgo
circiter semipollicaria, pedunculi graciles foliis multoties longiores,
iuvolucri squamae ext. praesertim ovatae glabriusculae subintegerri-
mae, achaenia plumbeo-nigra compressa calva marginibus iucrassata
et non ciliata, lateribus versus apicem pubera. Flores vitellino-sul-
furei (junghuhn).

Java, op denDiè'ng 6200', op grasvlakten (jungh.); Gedé (hors-
field). — Liketan jav.

6. Spilanthes javanica schultz Dip. Caules stricti angulati, ra-
muli cum foliis nasc. utrinque dense hirti (pilis hyalinis articulatis),

6

Flora van Ncd. Indië. II.

GOMPOSITAE. 82 NEURACTIS.

folia breviter petiolata ovata acuminata obtuse subserrata rigida, sub-
tua Iacunoso-rugosa, supra bullata etpilorum residuis papilloso-asper-
rima, pedunculi elongati angulati glabri strieti, capitula subligulata
ovoidea, receptacula longo-conica. Spil. javanica Schuif js in Zoil.
Cal. p. 123. Spil. n. 565. Zoll. in Nat. en Genecsk. Arch. II. p.
255. — Mores lutei.
Java, op grasvlakten op den top van den berg Ranté 7000', in

de provincie Banjoewangi, op de rotsen van Ider Ider iu Probolingo

(zollinger).

XXXVI. NEU11ACTIS cass. Capitulum plurifloram hete-
rogamum, fl. radii 3 ligulatis fernincis, dis ei hennaphroditis tu-
bulosis 5-dejitatis. Involucrum subbiseriale disco multo brevius,
s ( i u i\ m i s oblongis, exterioribus brevioribus. Receptaculum pla-
nuro, medio nudum, paleis ad marginem oblongo-linearibus planis.
Li gul se amplae ultra medium trifidae. Styli fl. herm. rarni ex-
serti revoluti in appendicem gracilemlongissimamproducti. Achae-
niaoblonga (obcompressa?) glabra apice breviter in collum pro-
ducta. Pap pus nullus aut margo incompletus dentatus.

I. Neuractis Leschenatütü cass. in Biet. 34, p. 496. Less. Syn.

p. 233. BC. Prodr. V. p. 64. Herba glabra diffusa ramosa multi-
fonnis; folia altenta petiolata bipinnati-lobata, lobis oblongis inte-
grismucronatis; capitula pedicellata solitaria; fl. flavidi, ligulis fuseo-
lineatis. — Non vidi.

Java, door lescue.nault ontdekt.

WXVI1. GLOSSOGYNE cass. Capitulum multiüorum hetero-
gamum, fl. radn ligulatis femineis, disci bermaphr. tubulosis 5-
ilcntatis. Keceptaculum planumdemum convexum paleolatum. In-
volucrum biseriale breve adpressum. Stylus fl. herm. brevis in
stigmata 2 hirta longissima productus. Achaenia linearia angu-
lata a rist is 2 retrorse setosis. — Herbae nunc basi suffruticoaac
folns alternis inferne confertis pinnatifidis brevibus, summis paucis
linearibus, capitulis erectis luteis ebracteatis.

1. GlOSSOgyne pinnatiflda nc. in Wighi Contrib. p. 519. DC.
Prodr. V. />. 032; caulcs dichotomi, achaenü aristae valde divaricatae'
ttidens pinnalifida Wall. n. 300. — Zinnia Bidons llclz.

Voor-I nd ië.

C0J1P0SITAE. 88 ENUYDRA.

2. GlOSSOgyne teilllifolia cas3. dc. l. c. Caules dichotomi, achaenii
aristae erectae.

Nieuw -Holland. Man a n e n.

Subtrïbus III. Flaverieae Less. DC. V. p. 634. Capitula aut uni-
vel paucifiora dense aggregata, alia heterogama fl. uno femineo et re-
liquis hernvapbroditis, alia intermixta homogama, aut multiflora il. fe-
mineis pluriserialibus reliquis hermaphroditis. Achaenia calva exalata
teretiuscula basi longe altenuata. Styli fl. herm. rami saepissime ex-
appendiculati. Receptaculum in capitulis paucifloris epaleaceum, in mul-
tifloris paleaceum. — Hcrbae glabriusculae foliis oppositis tri- vel
multiplinerviis, fl. flavis.

XXXVIII. ENHYDRA loureir. Capitulum multillorum lie-
terogamum, fl. singulis palea complicata involutis, ext. pluri-
serialibus femineis, int er. hermaphr. sterilibus. Receptaculurn
parvum planiusculum. Palea e quasi bivalves subcoriaceae arcte
conniventes apice hirtellae. Involucrum 4-pliyllum, s qua mis
foliaceis, 2 oppositis majoribus. Corollae tubus radii filiformis, disci
subconicus, limbus radii subligulatus 3 — 4-fidus, disci infundibu-
liformis 5-fidus. Stigmata 2 exserta revoluta versus apicem his-
pidula. Ach a en i um obcompressum calvum crostre palea omnino
involutum. — Herbae aquaticae utriusque orbis, oppositifoliae, leu-
- canthae. — Enhydros Ilassh. Cal. boy. p. 110.

1 . Enhydra iongifolia dc, Caulis glaber, apice flocculoso-pubc-

rulus, folia subscssilia e basi subliastata lineari-lanceolata, remote et
miimtc serrulata glabra margine scabra, 1 — 2 poll. longa, 2 — 3i
lin. lata, capitula sessilia. Enh. löngif. DC. Prodr.Y.p. 637. Zoll.
Cat. p. 123. — Tclraoüs paludosa Beinw.in Bl.Bijdr.p. 89& —
Phyllymena Iongifolia BI. hcrb. Elores albi.

Java, moerassige plaatsen bij Batavia, Buitenzorg (reinwarut),
in 'stands PJantentuin (zollinger).

2. Enhydra paludosa «e. Caulis hispidus, folia subsessilia e basi
subliastata lineari-lanceolata, 1| — 2^ poll longa, 2 lin. circiter lata,
grossius serrata praesertim subtus piloso-scabrida, capitula sessilia
vel brevissime pedicellata. Enh. paludosa DC. I. c. — Enh. Iongifolia
(non DC.) Mortis. Syst. Vers. p.67. — Tctraotis paludosa Iicimv.
l.c. — Phyllymena paludosa Ilerb. BI. A praec. caule piloso, foliis
grossius serratis et scabris diflert; an satis?

Java, met de voorgaande (reinwardt), bij Trogon (korthals).

6*

COMPOSITAE, 84 POROPHYLLUM.

3. Enhydra linifolia schultz /. c. p. 124. Non vidi.

Java, bij Windit in de provincie Malang, in Tjeribon (zoll.).

Sublribus IV. Tagetineae DC. Prodr. V. p. 638. Capitula multi-
flora, aut heterogama fl. radii femineis fere semper ligulatis, aut homo-
garaa discoidea. Involucrum nunc uniseriale squamis minus magisve
concretis nunc pluriseriale, squamis exterioribus bracteaeformibus liberis.
interioribus concretis. Receptaculum planum epaleaceum. Achaenium
erostre striatum elongatum basi attenuatum. Pappus aristis squamellis
vel setis constans. — Herbae vulgo araericanae foliis non raro glan-
dulosis.

1. TageteS erecta linn. Burm. Fl. Ind. p. 1S2. DC. Prodr. V. p.
643. Zoll. Cal. p. 124.

Java, in de tuinen, bijv. bij Pantar Peté. Op Bali als eene hei-
lige bloem bij de offers gebezigd (zoll.). Oorspronkelijk in M exico.

2. TageteS patuia linn. Burm. l. c. DC. I. c.

Mexico. In de tuinen binnen en buiten de keerkringen algemeen.
Taai ha jam sund. met de voorgaande.

XXXIX. POROPHYLLUM vaill. Capitulum multiflorum ho-
mogamum. Receptaculum nudum punctatum. Involucrum uni-
seriale, squamis 5 (in indieis 9 — 12) oblongo-linearibus, juniorilnis
brei subconcretis. C o r o 1 1 a e tubulosae regulariter 5-dentatae aut dente
uno profundius libero sublabiatae. Styli rami exserti. basi intus se-
ries 2 stigmaticas gerentibus, apice undique (fere ut in Vernoniaceis)
hispidi acuti. Achaenia elongata angulata saepissime scabra, apice
rostrato-attenuata. Pappus pluriserialis püosus scaber. — Species ge-
nuinae americanae, gerontogaeae desciscentes.

I. Porophyllum cacalioides De. Herbaceum erectum, folia petiolata
carnosula oblongo-ovata acuminata retrorse mucronulato-denticulata,
capitula longe pedunculata racemoso-subcorymbosa, involucrum 9-phyl-
lum cylindraceum. DC. I. c. p. 650. — Kleinia Lcss. Linnaea 1831.
p. 132.

Luzon.

Subtribus V. Anthemidcac Cass. DC. Prodr. VI. p. 1. Capitula ra-
rius homogama, fere semper heterogama, nunquam dioica, ; fl. radii uni-
aut rarius pluriseriales feminei aut rarissime neutri, ligulati, tubulosi
aut passim bilabiati; fl. disci tubulosi 4 — 5-dentati hermaphr.aut rarius
masculi. Antherae ecaudatae. Styli rami apice barbati et truncati, in
paucissirais cono superati. Pappus nullus aut coroniformis vel auriculae-
formis.

X 1 1. ACHILLEA iseck. Capitulum multiflorum lieterogamum,
fl. radii 4 — 6 feminei ligulati abbreviati nunc dinbrmes vel nulli,
disci herm. tubulosi 5-dentati. Receptaculum angustum nunc

COMPOSIÏAE. 85 rYRETHHUM.

subplanum uuuc elongatuin, paleis oblou gis hyalinis. Involucrum
ovato-oblongum, squamis imbricatis margine extenuatis. Corol-
laeomnes tubo obcompresso. Achaeniuni oblongum plano-ob-
compressum nerviformi-marginatum, calvmn. — Herbae foliis pin-
natisectis, capitulis coryrnbosis, ligulis albis, purpureis vel flavidis.

1. Achillea COndensata miq. Caules foliaque juniora villosule
pubescentia, haec serius glabriora subcoriacea densissima sessilia
laneeolata bipinnatifida, pinuis scil. serrato-iucisis segmentis calloso-
mucronatis, rhaclii integra vel inter pinnas unidentula, corymbus
terminalis densiflorus, capitula brevi-pedicellata, magn. A. Millefolii,
iuvolucri phylla elliptico-obloiiga obtusiuscula dorso villosula mar-
gine inembranaceo ciliolata, extima abbreviata, paleae oblongae acu-
tae nitidulae tenuiter scarioso-hyalinae, ligulae (albae?) ölataeapice
obtuso trideiitulae, involucro multo breviores, tuboalato,fl.disci tubo
cousimiïi, achaenia ut illa disci compressa. — A. setaceae, dentiferae,
caet. proxima species, nee facile, prouti complures generis cives, certo
charactere discriminanda.

Java, in de bergstreken, op den Oengaran (junghuiiji). — No-
gosari sund.

XLI. PYUETHRUM dc. Capitulum multiflorum heteroga-
mura, f 1. r a d i i uniseriales feminei ligulati (rarissime nulli), disci
tubulosi 5-dentati hermaphroditi, tubo compresso-bialato raro sub-
tereti. Involucri imbricati campanulati squamae margine sca-
riosae. Receptaculum planum aut convexum, nudum, interdum
in capitulis planis bracteolatum. Stylus disci ramis exappendicu-
latis. Achaenia exalata angulata conformia vel subconformia, nunc
compressa, pap po coroniformi saepius dentato. — Herbae velfru-
tices foliis alternis, ligulis albis, rubris vel flavis.

Sectio I. Dendranlhema DC. Prodr. VI p. 62.?

1. Pyrethmm marginatum miq. Prutescens, ramuli foliaque sub-
tus dense gilvo-lanata, folia petiolata e basi cuneata circumscriptione
ovalia circiter pollicem longa, sinuato-pinnatiloba, lobis lateralibus
(utrinque 2 — 3) terminalique paullo latiore plerisque obtusis brevi-
bus, coriacea, supra subglabra sed pagiuae inferioris tomento margi-

£OMPOSITAE. 86

ARTEMISIA,

nata, corymbus ternrinalis coinpositus fastigiatus densus brevis, ca-
pitula piso paullo majora, involuciï scariosi phylla cxteriora dorso
velutino-liirtula, receptaculum convexum nudum, fl. ext. subligulati
feminei, corollis tri- vel bifidis nunc inaequaliter 4-fidis, achaenm
immatura compressa, disci magis tereti-angulata, angulo interiore
imnc subproducto, pappus brevissimus vix ullus, coroniformis. Chry-
santhemum fnarginalum Kwik. herb. — Species quoad achaenia,
quae matura nou vidi, ultro inquiretur, olim forsan cum aliis hoc
genere a cl. dc. receptis, divellenda.

Bom e o, zuidelijk gedeelte (korthals).

2- Pyrethrum indiCUm cass. DC. I. c. p. 62. Chrysanthemum in-
dicitm Linn. — Chr. japonicum Thunb. — Matricaria sinensis Iiumph.
Herb.Amb. V. p. 259, lab. 91, fig. 1 (descriptio partim ad seq.). —
Chr. procumbens (Iour.) BI. Bijdr. p. 916.

China. — Voor- In dië. — Saroeni holanda bodas sund.
(de witte); S. h. konneng (geel gevuld), tambago (bruin), ber-
rem (rood).

3. Pyretbrum Sinense sabine. — dc. /. c. — Chrys. indicum Thunb.

Japan. Met de voorgaande algemeen in de tuinen, ook in In dië.
Java, op den Merbaboe, verwilderd ? (jingh.). — Molukken, waar de
bloemen door mannen en vrouwen tot versiering van het hoofd ge-
dragen worden. Seroeni mul.

Chrysanthemum coronarium linn. dc. vi. v . 64. Zoii. Cat. p. 127.

Pinarda coronariu Less. Syn. p. 255. — Decaisn. I. c. p. 415.

Zuid-Europa. Noord- Afrika. — Sund a-Archipel, Java,
als sierplant in de tuinen. Ti mor.

Cotula coronopifolia linn. DC. Prodr.Vl.p. 78. In de kust-
streken van bijkans alle werelddeelen ; bijv, van de Kaap, van Nieuw-
Holland ; waarschijnlijk ook in In dië.

XLIL ARTEMISIA linn. Capi tul urn diseoideum homo- aut
lieterogamum, fl. radii uuiserialibus saepe femineis tridentatis,
stylo longe bifido exserto, fl. disci 5-dentatis hermaphroditis aut
ovarii abortu sterilibus vel masculis. Involucrum imbricatum,
s q u a ra i s siccis margine scariosis. Receptaculum epaleaceum pla-
niusculum aut convexum, nudum aut hirsuto-fimbrilliferum. Ach ae-
n i a obovata calva, disco epigyno minuto. — Hcrbae vel suffrutices^
praesertim in hemisphaera, boreali, foliis alternis varie pinnatifidis,
capitulis spicatis vel racemosis.

COMPOSITAE. 87 ARTEMISIA.

1. Artemisia VUlgariS linn. Herbacea erecta, folia subtus albo-
tomentosa, caulina pinnatifida, lobis laeiuiatis incisis grosse serratis
iutegerrimisque, summa rameaque subliuearia integerrima, panicula
foliosa patens, capitula spicato-paniculata, ovoidea, cemua demum
erecta, sessilia, involucri squamae exteriores incano-tomentosae, in-
teriores scariosae, corollae fem. circiter 5. Art.vulgaris Linn.Spcc.
p. 1 188. DC. Prodr. VI. p. 112; Roxb. FL Ind. III. /?.420. Zoll.
Col. p. 124. — Art. latifolia Rumph. Herb. Amb. V.p. 261, tab. 9 1,
fty. 2? vel ad sequcniem. Spcciinina indica magis aromatica viden-
tur quam europaea, odore et sapore teste cel. jungii. Art. Absynthii.

Europa. Azië. Afrika, naar Amerika verspreid. In Indië
algemeen (van China ingevoerd ?). — Java, (met de volgende)
veel bij de woningen der Chinezen. — Sumatra. — Nagada-
na of Nagadona sanskr. Djoko toewajai». — Baroe tjina
mal., volgens rumphius.

2. Artemisia indica wiud. E radice pereuni herbacea erecta 4 — 8-
pedalis inferue subligneseens, rami striati, ramuli villosuli, folia pin-
natifida, supra glabra, subtus villosula (haud albo-tomentosa), lobis
lanceolatis saepe integerrimis, noralia indivisa liueari-lanceolata, pa-
niculae terminale», ramulis capitulisque pedicellatis nutantibus, capi-
tula dobosa, fl. herm. centrales circiter 10, staminibus tubo tumi-
dulo iuclusis, fem. peripherici eodem fere numero oblique truncati,
receptaculum convexum nudum. Art. indica Willd. Spec. IV. p.
1846. Roxb. Fl. Ind. III. p. 419. DC. I. c. Spanoghe in Linnaed
XV. p, 323. i — A. vulgaris var. indica Jlassk. Cat. p. 1 02. — Ab-
sinthum spicatum Noronh. in Verh. Bat. Genootsch. Vol.Y. Eoliis
subtus haud niveo-tomentosis, inflorescentia nutante, fl. racemulosis
ab A. vulgaris forma indica distinguitur. Variat caulibus rubellis
(hasskarl).

Indië. Archipel. Java, Sumatra. — Op het vaste land van
Indië algemeen in de tuinen der Hindoes, die er in ziekten en ook
bij hunne godsdienstige plegtigheden gebruik van maken. D o n a
of Dana sanskr. — Djoekoet lokat mata sund.

3. Artemisia moluccana roxb. FL Ind. III. p. 417. DC. L c.
p. 107. Fruticosa erecta, ramis reclinatis, folia multifida glabra, lobis

COMPOSITAE. 88 cnosSOSTBPHIUM.

filiformibus, capitula globosa pedicellata omnino pendula, involucri
squamae rotundatae membranaceae laeves, receptaculum nudum, fl.
radii 6 — 8 feminei, disci hermaphroditi totidem. — Non vidi.
Mol ukken.

4. Artemisia grata WALL. DC. Prodr. VI. p. 114. Suffrutieosa erecta,
folia subtusalbo-tomentosa pinnatifida, superiora trifida, summa ra-
meaque indivisa uti lobi oblonga obtusa inucronata, inferiora sub.
crenata, capitula spicato-panieulata oblonga. panicula foliosa patens
racemuli juniores rubentes, involucri junioris pubescentis squamae ex-
tei-iores foliaceae acutae interiores scariosae obtusae, corollae nudae.
Art. vulgaris Burm. Fl. Ind. p. 177. — Rheede Hort. Mal. X.p. 89,
tab. 45. — Non vidi.

Voor-Indië.

5. Artemisia SCOparia waldst. et kit. Hung. I. p. 66, tab. 65.
DC. Prodr. VI. p. 99, Uassk. Cat. p. 102. Glabra erecta p'aniculato-
ramosa, folia radicalia bi- caulina tripinnatifida, lobis lineari-filifor-
mibus aut setaceis elongatis, capitula racemosa paniculata globosa aut
ovoidea minuta nutantia, involucri squamae ovatae obtusae scariosae
nitidae, panicula patens. Art. elegans Roxb. Fl. Ind. III. p 421 Wall
Cat. n. 410.

Geheel Azië. Oostelijk Europa.

6. Artemisia lavandulaefolia dc. Suffruticosa, erecta, rami teretes
sulcati subincani, folia caulina sessilia supra basin irregulariter tri-
vel bifida, superiora ramea nee non floralia indivisa linearia acutius-
cula, omnia (rigidula?) supra villosula glabrescentia, subtas albido-
villosa, marginibus revoluta, capitula racemoso-paniculata super ramulos
ultimos spicata, fasciculato-subsessilia vel breviter pedicellata, obovoidea
parva, squamae extimae bracteolarum specie angustae, exteriores medio
viridulae ovatae dorso puberae, interiores herbaceae. Art. lavandulae-
folia DC. Prodr. VI. p. 110. — Art. aftïnis Hassk. Cat. bog. p. 102.

Java. — Djoekoet lokat mata.

Observ. I, Stirpis plane defloratae specimen mancum, hujus forsan
generis, foliis pinnato-partitis undique incano-hirtellis, capitulis parvis,
recept, glabro, squamis, hirtellis, in Sumbavae ins. monte celebri
Tambora 8000' alt. invenit zollinger (1097 Z.)

Observ. II. Quid sit Art. procumbena Noronh. I. c. dubium.

XLIII. CKOSSOSTEPHIUM lessing. Capitulum multiflorum
neterogamum, f I. radii femineis pluriseriatis filiformibus ore vix den-
ticulatis basi ampbatis, reliquis hermaphroditis fertilibus cylindra-
ceis amphs 5-dentatis. Involucrum campanulatura pluriseriale. Ee-
ceptaculum nudum conicum. Achaenium angulatura. Pap pus
paleis mmutis semilanceolatis inaequalibus plurimis

GOMrOSITAE. 89 GENTÏFEDA'

i. Grosso stephium artemisioides less. in Linnaed vï. p. 220.

DC. Prodr. V . p. 127. Frutex albo-tomentoeus, Artemisiae chinensis
facie; folia alterna firma, inferiora cuneata apice triloba, capitulis ra-
cemosis globosis luteis.
Lu zon. — China.

XL1V. CENTIPEDA lour. Ca pi tul urn multirlorum hetero-
gamum, fl. marginalibus multiserialibus fem. tubulosis tridenticula-
tis, centralibus paucis (10 — 12) tubulosis limbo subcampanulato
4-fido. Receptaculum nudum. Involucrum campauulatum 2 —
3-seriale disco subaequale. Stylus basi bulbosus, disci bifidus, radii
indivisus? Achaenia teretia omnino epapposa. — Sphaeroinor-
phaea dc. Myriogynes spec. ej.

1. Gentipeda orbiCUlaris lour. Glabra, prostrata, radicans, rosu-
lato-expansa , folia cuiieiformia utrinque acute vel grosse 2 — 4-
dentata vix petiolata, capitula solitaria, flores purpurascentes. Cent.
orbicularis Lour. Coch. II. p. 602. — Sphaeromorphoea ? Centipeda
DC. Prodr. VI. p. 140 inter Anthemideas. — Artemisia minima
Linn. Burm. FL ïnd. p. 177, tab. 58, ftg. 3. — Cotula minuta et
C. cunei folia Willd. Spec. III. p. 2163. — Cotula minuta Forst.
Prodr. ». 301. — Grangea minuta et cuneifolia Poir. Suppl. II. p.
825. — Artemisia minima Thunb. Fl. Japon. p. 311 non Linn. —
Cotula sternutatoria Wall. Cal. n. 349. A. D. E. — Artemisia Roxb.
Fl. Ind III. p.423- — Myriogyne minuta Less. in Linnaed VI. p.
219. DC. Prodr. NI. 139. Variat statura teneriore, foliis ovali-obo-
vatis obtuse subrepaudo-dentatis tenuiter membranaceis ; quae forma
praesertim icone Burm. exhibetur.

Java. Japan. China. Indië. Phil. eil. Nieuw-Holland.
Nieuw-Zeeland.

Subtribus VI. Gnaphalieae Less. DC. Prodr. VI. p. 149. Capitula
homo- vel heterogama multi- pauci- rarius uniflora. Corollae tubulosae
5-dentatae, fl. fem. filiformes rarissime ligulatae. Antherae caudatae.
Stylus fl. herm. ramis exappendiculatis, fl. masc. saepius indivisus.
Achaenia saepius pappo piloso vel setaceo coronata, rarissime cal va. —
Pleraeque gerontogaeae saepissime alternifoliae. In Archipelagi Sundani
jugis montium excelsioribus quaedam frutescentes subarboreae, sylvas
constituunt, arbusculis coma, globosa. albicantc singularem admodum
adspectum praebentibus.

XLV. HEL1CHRYSUM dc. Capitulum multiflorum, nunc ho-

COMPOSITAE. 90 CNAl'IIALIUM.

mpgaroum, fl. omnibus tubulosis hermaphroditis 5-dentatis, nutte
helerogamura, fl. radii uniscriatis saepe paucissimis femineis gracili-
bus. InvoJucrurn imbricatLim, sq uam is scariosis, iuterioribus con-
niventibus aut radianlibus. Keceptaculum planum epaleaceum, mme
miclum aut areolatum nunc firabrilliferura. Ac ha en ia erostria sessi-
lia, areola terminali. Pa pp u s uniserialis, setis subscabris (nee plumo-
sis) nunc liberis nunc aequaliter basi subconcretis nunc inaequaliter
subcoadunatis seu raraosis. — Herbae vel suffrutices alternifolia, invo-
lucris albis purpureis aut flavis, corollis luteis aut purpurcis. Omncs
gerontogaeae, pleraeque capenses. — Generis nulla adhuc species intra
Plorae nostrae liruites cletecta, attarnen in Novae Guineae vel adjac.
insularum imperio olim forsan reperientur.

i. Helichrysum Banksii all. cunningh. bc. Prodr. vr. p. 188.

Caules ima basi suffruticulosi erecti simplices basi foliosi a medio nudi
monocepbali, folia oblongo-lanceolata basi attenuato-petiolata tenuiter
triplinervia acuta glabra, capitulum ebraeteatum terminale solitarium,
involueri squamae scurioso coriaceae, extimac ovali oblongae subobtusae
rufescentes, int. longiores acutae aureae.

Noordoostelijke kust van Nieuw -Holland.

2. HelichrySUm COllinum uc. /. c. p. 1S»0. Caulis fruticosus parce
ramosus villoso-canus, folia sessilia lanceolata basi breviterapice lon-
gius acuminata supra glabra subtus cano tomentosa, 1^ poll. longa, 5
tin. lata, pedunculi folio duplo longiores monocepbali, involueri squamae
post anthesin irregulariter patenti-deflexae.

Tropisch Ni eu w- iiollan dj langs de rivier Endeavour, bij Port
Bowen.

3. HelichrySUm mpiCOla DC. /. c. Caulis fruticosus, rami virgati
cano-tomentosi apice aphylli, folia oblongo-lanceolata subacuta, basi
attenuata, supra noecosa subtus cano -tomentosa, capitulum terminale
solitarium, involueri squamae basi extus valde lanatae apice arcuato
revolutae. — Praecedeati simile, sed folia 4 poll. longa, 6 lin. lata,
petiolo fere pollicari.

Tropisch Nieuw- Hol land, op rotsen bij kaap Cleveland.

XL VI. GNAPHALTUM unit. Capitula multiflora, vel hete-
rogama, fl. omnibus tubulosis, radii pluriserialibas femineis te-
naissimis apice denticulatis, disci hermaphroditis 5-deutatis ferti-
libus, vel dioica, fl. hermaphroditis stigmate imperfecte (simplici vel
biMo) sterilibus. Involucrum licmisphaericum, ovoideum vel cy-
lmdraceum, disco saepe aequale, squamis imbricatis scariosis, co-
loratis. Keceptaculum plauum vel convexum nudum areolatum.
Antheraebasibisetae. Achaenia teretia, teretiuscula vel sub-
compressa. Pap pus uniserialis, setis filiformibus minus magisve sca-
bridis, il.liermaphr. vulgo clavellatis. — Herbae vel frutices saepius
magis minusve lanati, per totum orbem dispersi.

COMI'OSITAE. 01 GXAP1ULIUM.

Sectio I Eugnaphalium IX'. Capitula heterogama monoica, fl radii
pluviseriales feminei. disci hermaphroditi. Pappi setae oranes filiformcs
vel apice pa rum incrassatae. Achaenia teretiuscula.

1. Gnaphalium Reinwardtianum mio. Albido-tomentosum, caulis

simplex gracilis vel fraticuloso-ramosus, folia semiamplexicauli-ses-
silia, inferiora lineari-spathulata obtusiuscula vel obtusa densa, su-
periora altema linearia, -3 lin. longa, f lin. lata, corymbus tcrminalis
compositus oligocephalus, ramulis apice 4 — 5 capitula sessilia feren-
tibus, involucri squamae flavidae scariosae oblongae subacutae. Gna-
phalium javanum DV. Prodr. VI. p. 222. (sp. simplicicaulia.) —
Gn. gracile Bt.Bijdr. p. 900, non Klh. — Gnaphalium javanicum
Zoll. in Nat. en Gcneesk. Arcli. IL p. 259. — Gn. ramigerum DG.
L c. (specimina ramosa, quae in Java cum simplicibus simul obvia).
Hoogere bergen van geheel Java, bij Gebok Klakka 3 — 4000',
op deü G. Praoe, op den Tengger, Wonosari, in Tjanjor, op den
Oengaran, Diëng, Merapi op grasvlakten, Noordelijk Voor-I n-
cliö. — Sendoero jav.

2. Gnaphalium Junghuhnianum miq. Praticnlosom, superne co-

rymboso-ramosum totumque cum foliis albo-lanatum, folia sparsare-
motiuscula c basi attenuata subdilatato-sessili lanceolata vel lineari-
lanceolata mucronato-subpungenti-acutata, 1 — 1 i poll. longa, majora
supra medium 1] — IJ lin. lata, subenervia, corymbus terminalis
compositus, ramis foliatis capituliferis, capitulis cymoso-glomeratis
foliaceo-subinvolucratis, densissime lanatis, pedicellatis et subses-
silibus, involucri extus lanati squamae extimae breviores, basi pal-
lide fuscae, caeterum albido-flavidac, subovatae, mediae elliptico-
oblongae acutiusculae apice denticulato-erosulae, intimae lineares,
receptaculum planum areolatum, fl. fem. tenues pluriseriales, inte-
riores hermaphr., corollae ad limbum extus grosse glandulosae, pap-
pi setae acutae, hermaplir. subobtusiusculae. Miq.iu Pl.Jungh.incd.
Java (jungudun).

3. Gnaphalium luteo-album linn. Herbaceum, albo-lanatum, cau-
lis erectus subsimplex aut diflusus ramosus, folia infima obovata vel
oblongo-subspathulata obtusa, caulina semiamplexicaulia oblongo-
linearia vel lanceolata acuta, capitula glomerato-cymosa, involucri
squamae scarioso-hjalinae stramincae acuminatae. Gnaphalium lutco-

C0MP0S1TAE. 92 CNAP1IAL1UM.

album Linn. Spcc.p.lldG. BC. Prodr. VI. p. 230 Zuil. Cal.p. 124.
Over de geheele aarde verspreid. Europa. Azië. Afrika. Bra-
zilië. — Java, aan den voet van den Boerangrang bij Djamboe
dipa 3400' (zollinger), op den Pengalengan (jungiiuiin).

4. GnaphalïUm indicum linn. Caules e basi plurimi diffusi tomen-
tosi, folia obovato-oblonga vel oblongo-Iinearia mucroniita plus minus
tomentosa, infima basi attenuata, superiora scssilia, capitula iu spicam
interruptum simplicem aut r;imosam aggregata, involucri squamae li-
neares obtusae scariosae stramineae aut subrufae. Gnaphalium indicum
Linn. Sper. p. 1200. DG. Prodr. VI. p. 231.— Gn. multicaule mild.

(Jeylon. Voor- en Achter-Indië.

5. GnaphaliUID sylvatiCUm uw. forma Sundana Miq. Simplex,
caulis et folia subtus appresse albo-tomentoso-lauata, folia e basi
longe attenuata spatlmlato-liuearia vel spathulato-lanceolata, mucro-
nato-acuta, inf. et sup. subconsimilia, juniora supra araneoso-hirsuta
vetustiora subglabra, capitula superne axillaria spicam condensatam
vix interruptam foliosam, superne subnudam sistentia, involucri squa-
mae acutae, ext. duplo triplove breviores.

Java (jungiiuiin).

6. Gnaphalium gracülimum perrott. Totum Ianuginosum, cau-
lis herbaceus erectus simplicissimus, folia radicalia obovata obtusa
basi attenuata patuia, caulina oblongo-lauceolata acuminata sessilia,
summa miuora distautia, capitula subsessilia in glomerulos subro-
tundos spicam interruptam efficientes dense aggregata, involucri squa-
mae lineares sordide scariosae subacutae disco paullo longiores. Gna-
phalium gracillimum Perrotlel in lilt. BC. Prodr. VI. p. 232 —
Zoll. Cat. p. 124. — Non vidi. An praecedentis forma?'

Senegambië, op vochtige zandvlakten.- Java, bijTjipannas
volgens ZOLLINGER.

Sectio II. Euchilon BC. Achaenia passim leviter obcoraoressa In-
volucri squamae rufalae vel luteolo-rufae subvariegatae E fi£

7. Gnaphahnm mvoteatum forst. Herbaceum erectum a basi
inde ramosum vel simplex, innovationes albido-plumbeo-villoso-seri-
ceae, caules ramique foliaque subtus cinerascenti-albido-villosa, folia
conacea ngidula «upradeliquescenti-araneosajineari-lanceolata mu-

COMPOSITAE. 93 GNAPHALIUM.

cronato-acutata intcgerrima plaua vel marginibus revoluta, infima
undato-revoluta, inferiora magis obverse Ianceolata basi longissime
attenuata hinc petiolata, capitula in fasciculos terminales globosos
foliato-involucratos densc aggregata, squamis rufo-variegatis passim
rubello-maculatis. Gnaphalhtm involucrahmi Forst. Prodr. n. 291
(non Lam.). — DC. Lep. 235. Zoll. Cal. p. 124 — Gn. glomera-
tum hort. Paris, et Gn. globosum Desf.Cat. Paris. 1829,/?. 899. —
Gn. hcmispliaericum Hornem. Cat. Ha/n. II.;;. 862. — Gn.sphaeri-
cum Sieb. PI. exsicc. Nov. Holl. n. 343. — Gn.involucralum ftich.
Nov. Zeel. p. 241 (forma simplex). — Euchiton Forsteri Cass. Dict.
56, /;. 216 (form. simplex). Euchiton pulchellum ej. I. c. p. 215
(forma ramosa). — Leontopodium javanicum Zoll. in Nat. en Gc-
ncesk. Arch. II. p. 263.

Nieuw-Holland. Nieuw-Zeeland. Norfolk-eiland. —
Oosfc-Java, op den Sello (horsf.); Dieng, Sindoro, op de Alang-
velden van Kebo Koening, Oengaran (jüisghuilv) ; op den Waliran
en Ardjoeno 8 — 9000' (zollinger). — Klohangjav.

Sectio II T. Antennaria (R. JBrown). Capitula vulgo homogama dioi-
ca, hermaphr. sterilia. Heceptaculum convexum. Stylus il. fem. apice
bifidus, fl. masc. simplex aut brevi-bifidus Achaenium teretiusculum.
Vappusfl. fem. setis filiformibus, mascul. apice vulgo distincte clavatis.

§ 1. Margaripc.t DC. Prodr. VI. p. 270. Capitula masc. vel et bi-
sexualia saepe liosculos paucos neutros in ambitu gerentia. Pappus 11.
sterilium parum clavatus. — Caules apice corymboso-ramosi.

8. Gnaphalium javanicum beihw, Fmticulus (10— 15-pedalis)

dein arborescens, 20 — 25-pedalis, superne corjmboso-ramosus, dense
lanugiuoso-tomeutosus usque ad apicem foliosus, folia densissima ses-
silia linearia mucronata margine revoluta, ramulorum sterilium lon-
giora, crasso-lanuginosa, lanugine ex luteolo candida, corjmbi ter-
minales coarctati, capitula breviter pedicellata, involucri squamae
oblongae obtusae albidae (in siccoalbido-stramineae),intimaedimidio
angustiores et breviores, fl. periplierici fertiles, pappi sterilis setae
clavellatae scabrae. Gnaphalium javanicum Iieinw. in BI. Bijdr.
/;. 899. — Anl. Fjavanica DC. I. c. — Anaphalis Schullz Bip.mss.
in Zoll. Cat. p. 124. (Junrjh. Javal.p. 584 cum iconein Atlas).

Java, op de hoogere bergen, bosclijes vormend. Pangerango 8 —
10,000', op den Merbaboe, 6 — 8500', Tengger (jungii.), in Blam-

COMPOSITAE. 94 GNAPHALIUM.

bangan (iiorsf.). Celebes, om den krater van den berg Lokkoen,
door relwardt ontdekt. Sumatra (jungh.). — Soemboeng
sund.; Sendoro jav. — Vergelijk over de Gnaphalium-bosschcn
Jungh. Java I. p. 580.

9. Gnaphalium ViSCidum bl. Caulis fruticosus inferne denuda-
tus, rami graciles cum foliis utrinque pilis capitellato-glandulosis
brevibus hirtelli et araclmoidei, folia subdensa patuia semiamplec-
tcnti-sessilia anguste linearia acutata, vix rigida, marginibus valde
revoluta costaque media subtus prominula, ibique deusius lanuginosa,
fere 3 — 1| pollices longa, corymbus terminalis densus compositus
subaraclmoidco-villosissimus, capitula pedicellata, involucri squamae
e levi flavedine albae, extimae subacutae, reliquae obtusae apice re-
pandae, denticulatae vel eraarginatae, intimae angustatae concolores,
capitula (ame visa) inascula, pappi setis clavellatis subcameis, fl. foem.
ex dc. pauci-seriales. Gnaphalium viscidwn BI. Bijdr. p, 900. —
Ant. viscida Schultz Bip. in Zoll. Cal. p. 124. — Anaphalis DC.
I c. p. 274.

Java, op den Tjerimai ((blume), ook op den Waliran 6 — 10,000'

(zOLLIiVGER).

Variat 0. Horsfteldii Miq. Folia subdensa patuia, lanceolato-
lmcaria acutata, subplana vel marginibus leviter revoluta, superiora
11-forc 2 poll. longa, 1* lin. lata, concolora, nervo medio subtus
prominente, corymbus terminalis compositus ramis foliosis, dense
lanuginosus, capitula ad rainulorum apices conücnsato-conferta foliis
subinvolucrata, involucri squamae e luteolo albidae oblongae, exti-
mae breviores subacutae, reliquae apice obtusiusculo repandae vel
erenulato-dcnticulatae aut emarginatac, intimae liueares subliyalinae
basi crassiuscuia pallide viridulae. Sp. supp. fertilia —Foliis planis
minus dense arachnoideia patentibus a specie diftert. An Ant. sor-
dula Schultz 1. c. p. 124?

Java, in Blambangan (iiorsfield'.

10. Gnaphalium sordidum »«, Bip. sub AmenmriainZolL

UI p. 124. „Nimis afiinis A. viscidae, scd folia breviora, corvmbus
confertus zoll. Conf. sub praeeed.

' ,ava ' °P den Semiroe, 0500' (zoll. Herb. n. 2590).

COMPOSITAK. 95 GNAPHALIUM.

11. Gnaphalium Saxatile bl. Caulis basi fruticulosus teres to-
mentosus, folia sessilia milma subdecurrcntia, lanceolato-liiiearia acu-
minata, supra arancoso-albido-hirsutula, subtus densc lanugiuoso-
subochraceo-tomentosa, corjmbus terminalis compositus, sordide ci-
nereo-fusculo-lanuginosus, capitula subsessilia conferta, saepc tantum
mascula, passim n. periphericis fcrtilibus, involucri squamae albo-
coloratae subaequales obtusac. Gnaphalium saxatile Bl. Bijdr. p.
899. — Ant. saxalilis DC.Prodr.p.271.— Anaphalis Zollingcri
Turcz.in Buil. Mosc. 1851. — A. Zollingcriana Sehults mss. —
Gnaphalium n. sp. ZolL l. c. p. TI. p. 262. Afiinis A. semidecur-
renti dg. 1. c. e Nepalia, sed folia vix decurrentia et involucri squamae
magis obtusae. — Var. robusta Zoll. I. e. p. p. 565, foliis latioribus.
Java, vooral in Oost-Java, bijv. op den Waliran, 7 — 9000 r ;
aan de hellingen der bergen tot op den top in gezelligen groei alge-
meen verspreid ; ook op den Tengger, Sewoe en elders met G. java-
nicum enz. (blume, jungii., reinw.) — Kembang sewoe jav.

Sectio IV. Anaphalis {BC). Capitula heterogama, fl. radii pluri- aut
pauciserialibus femineis tenuissimis, disci hermaphroditis sterilibus. Re-
ceptaculum subconvexum alveolattira. Stylus ft. radii lontje exsertus bi-
fidus, disci indivisus vel brevi-bifidus obtusus. Achaem'a subobcom-
pressa, pappi setis scabris filiformibus nee clavellatis. — Herbae indicae
nuncsulfruticosaemonticolaelanatae vel tomentosae, caulibus simplicibus
monocephalis vel corymboso-polycephalis.

12. Gnaphalium longifolium bl. Caulis suft'ruticosus, ramis elon-
gatis teretibus lanuginoso-tomentosis, folia semiamplexicauli-sessilia
e basi attenuatti elongato-linearia acutissima supra arachnoidea gla-
breseentia, subtus crasso-ciuereo-albo-tomentosa, ï| — 4 poll.lono-a,
3 — 2 lin. lata, corymbus terminalis ramosus, capitula brevissime pe-
dicellata, involucri squamae oblongae obtusiusculae albidae disco
paullo longiores, intimae duplo angustiores, fl. masc. pauci setis sub-
clavellatis, fem. numerosissimi, achaenia oblonga, pappi setis acutis.
Gnaphalium longifolium Bl. Bijdr. p. 274. — Anaph. longi folia
DC. Prodr. VI. p. 274. — Gnaphalium cincrasccns Tures. l.c. —
Gnaphalium nov. Spcc. Zuil. in Na!, en Gences/c. Arch. Il.jr. 259.
Corollae luteae (zoll.). A praeced. foliis majoiïbus, longioiïbus et
latioribus distinguitur.

J ava, op den Salak (blu.me); in den krater van denTaroep, aan
den Lamongan (zollingek), op den Merapi, helling bij Ranka (2700')

COMI'OSITAE. 96 ERECIITITES.

tot op de bovenste rotsen 6200', maar het mcnigvuldigst boven de
boschjes van Kaïnaladingan 5400', Diè'i)g(juNGiiimiv), op den Sewoe
(«einwardt). — Sindoero besar en Singa rono/au. — Mo-
lukken.

Subtribus VIT. Scnecinneac Cass. DC. Frodr. VT p. 292. Capitula
homo- aut saepius heterogama nunquam vere dioica, discoidea aut ra-
diata li^ulis saepissime uniserialibus. Receptaculum fere semper epalea-
ceum. Antherae ecaudatae. Achaenia pappo piloso aut setaceo coronata,
exteriora hinc inde calva. — Folia alterna.

XL VII. ERECIITITES rafin. Capitulutn multiflorum he-
terogamum, fl. marginalibus multi- aut pauciseriatis femineis
tenuissimis sub- 3 - 5-dentatis, centralibus herinaphroditis 4—
5-dentatis. Keceptaculum nudum subpapillosum nee fimbrillife-
rum. Involucrum cylindricum uniseriale, squamis linearibus
acutis. Styli rami cono sursum pubero terminati. Achaenia
oblonga striata apice subattenuata saepius scabrida. Pap pus pluri-
scrialis capillaris vix scaber. — - Herbae alternifoliae, fl. eorymbosis
flavis vel albidis, pedicellis saepius bracteolatis, Senecioni affines,
utriusque orbis iucolae.

1. ErechtiteS quadridenta dc. Caulis herbaceus erectus ramosus,
superue sublanuginosus, folia sessilia auriculato-sagittata vellinearia
acuta integerrima, dentato-pinnata vel serrata, subtus tomentoso-nivea,
capitula laxe paniculata, involucrum discum circiter aequans, recep-
taculum nudum circiter 8-florum, corollae herm. 4-dentatae, fem.3-
dentatae, achaenium dongatum rostratum striatum nunc subtuber-
culatum. Senecio quadridentalus Labill. Nov. HolL Spec. II. p. 4$
tab. 194. Rick in Voy. Astrolab. p. 102. Decaisn. L c. p. 413.

Nieuw-Holland, Oost- en Westkust. — Timor.

2 ErechtiteS pyrophila schultz Bip. mss. Herbacea erecta mul-
ticauhs, foh a hncana acuta sessilia margine valde revoluta remote
exserte calloso-serraia utrinque cum caulibus arachnoideo-lanosa,
corymbi ter millales erecti ^^ 6 _ 10 _ cephal . ^^ ^

tncoso-cylmdracea arachnoidea, üores intense sulfurei. Senecio py-
rophdus ZolL in Nal. en Geneesk Arch. II. p. 266. CaLp. 125.
Ilerb. n. 2564.

Java, op den Tengger in de vulkanische asch, 6-8000' (zou..)

'^

COMPOSITAE. 97 CREMOCEPHALIÜM.

3. Erechtites valerianaefolia dg. Prodr. VI p, 295 (Crossoce-

phalum Less.}. Glabra, caulis erectus sulcatus, folia pinnatipartita
lobis utrinque 6 — 8 lanceolatis acuminatis acute dentatis, rhachi hinc
inde dentata seu lobulis aucta, panicula divaricata, capitula numerosa
eylindrica cenma aut suberecta, pappus roseo-lilacinus (dc).

Brazili ë. Volgens hasskarl metkoffijzaad, door den Gouverneur-
generaal rochussen in 1845 uit Brazilië overgebragt, in Java in-
gevoerd, en thans op de hoogte van 4 — 5000' in de koffij tuinen als
inheemsen, waar zij het gemeenste der jav. onkruiden, Ethulia cony-
zoides schijnt te verdringen. Reeds heeft zij zich in West-Java tot
op den Tankoeban Praoe verspreid. (Vergelijk Verslagen en Mede-
deelingen der K. Akademie van Wetenschappen, 5 de deel,bl. 100.)

XLV1IL CREMOCEPHALIÜM cass. C apitulum muUiflorum he-
terogamum, fl. marginalibus femineis filiformibus pauci- (forte in-
lerdum urn-) seriatis. Involucrum polyphyllum uniseriale disco paullo
brevius, s q u a m u 1 i s calyculatum. Receptaculum nmbrilliferum cum
involucro basi demum incrassatura. StyU rarai cono brevi hispidulo
terminati Achaenia teretiuscula 10-costata glabriuscula. Pappus
pilosus mollis pluriserialis.

i. Cremocephalium cernuum cass. dc. Prodr. vi. p.298. Herba

erecta raraosa subpubescens, foliis ellipticis basi angustatis et saepius
incisis apice dentatis acutis, ramis elongatis monocephalis, capitulis
saepe cernuis purpureis.

Indiê*. Mauritius. Madagascar. — PSunda- Archipel.

XLIX. GYNURA cass. C a p i t u 1 um multiflorum heterogamum
fl. tubulosis 5 -dentatis. Involucrum cylindraceum uniseriale basi
(excl. una sp.) bracteolis nonnullis subulatis calyculatum, squamis
linearibus, marginibus apice acuto excepto membranaceis. R e c e p-
taculum planum alveolatum, alveolorum marginibus nunc bre-
vissimis nunc in fhnbrillas productis. Corollae tubus basi cor-
neus. Styli rami apice producti in appendicem longam hispidam
saepius exsertam. Achaenium teretiusculmn striatum erostre. Pap-
pus multiserialis, setis filiformibus vix barbellatis. — Herbae pe-
rennes, basi nunc fruticulosae, in Asi& calidiore, ins. Mascarhenis et
Nigritia indigenae, alternifoliae, capitulis corymbosis. — Gynaecura
llassk. entend. Cat. bog. p. 103.

1. Gynura Sarmentosa dc. Glabra, scandens (foetens), caulis te-

7
Flora van Ne<I. Indië, II.

COMPOSITAI. 98 GYNURA.

res, rami subangulati, folia clliptica vel ovata aut sublanceolata,acu-
minata, acuta, basi vix attenuata, dentata vel subintegerrima, 2 — 3
poll. longa, raro longiora, inferiora breviter petiolata, paniculae laxae
rami 3 — 7- vulgo 3 — 5-cepliali, involucrum cylindricum 8 — 10-
phyllum iioribus fere aequale bracteolis subulatis triplo longius. Gi/-
nura sarmentosa DC. Prodr. VI. p. 299. Hassk. PI. Jav. var. p.
535. — Gnaphalium sarmentosum Blume Bijdr. p. 907. — Cacalia
reclinala et Cacalia cylindriflora Wall. Cal. ». 3151 el 3160. —
Sonchm volubilis Rumph. Herh. Amb.X. p. 299 tab.l03,fig.2. —
Flora teete zoll. aurantiaco-rubello-fusci. — Variat foliis grossius
dcntatis, aliisque omnibus lanceolatis, inflorescentia passim amplfi
DorymbosA.

Amboina, ook m de tuinen geplant. Borneo. Java. Poe lor
l'uiaiig, Singapore, Sumatra (korthals). Op Amboina als
groente, ook als bijvoegsel bij de baden gebruikt.

2. Gynnra aurantiacanc.Caulis subsimplcx adscendens tcres, cum
foliis utrinque inflorescentia et squamis involueri extus, pilis nigres-
centibua articulatie post lapsum vcrruculaa rclinqucntibus scaberulo-
pubeace&a, dein aspirnlus, folia inferiora longc petiolata clliptica acu-
miuata grosse inaerpialiter dentata, ad petioli basi n utrinque vel medio
ininute auriculata, Coriacea,suinmaauriculis subamplexicauliaoblongo-
'"•uiuinata acute dcutato-incisa, panicula laxa oligocephala, involueri
cylimlracci ilosculis aequalie bracteolis linearibus calyculati squamae
lam i ohito-lineares. Gynura auranliaca DC. I. c. p. 30ö. — Caca-
lia aurantiaca BI. Bijdr. p. 908. — Cacalia purpurca Ilerb. Reinw.
An huc Senedo auriculatus Burm. Ft. f, ui. p. 181? — Auriculae
ad basin petioli omnino stipulas referunt rotundatas vel oblongas, in-
tegru vel incisas.

.' ava, in de wouden der bergstreken m Bandong, op deu Gede,
Boenngranff.

Var. j3 ovata, folia inf. saepe brevius petiolata e basi lata ovata,
Mq.re.na nmplexicaulia non ineisa nee appendiculata, pube subtus
teoenow non coloratt, pilis infloreacentiae dikte violaceis; mep»
«duccaiiia folia longiuacok petiolata, adulta aspero-scabrata (Ca-
C " 1 "' «'""""«e» ///• auth. huc praesertim spectat )

Java, op den Uugaran. zuidelijke Wlling van den Merapi

COMPOSITAE. 99 GYNURA.

1300 — 3600' (jtiNGHUUN),inSoerakarta(HORSFiELD).— Molukkeu.
Kcpoe oetan of Tempo triong jav. — Trasen (horsfield).

3. Gynura densiflora miq. Erecta, rainosa, robusta, caule ramis-
que cylindricis vel angulatis minute puberis raox glabratis, folia infe-
riora brevissime petiolata pleraque sessilia, ovato-elliptica vel ellip-
tica acuminata vel acuta, exserte inaequaliter rigide dentato-serrata,
crasse coriacea, subtus sublacunosa inolliuscule pubera, supra pilis
brevibus scabra dem aspera, 2 — 3 poll. longa, suprema sensim de-
crescentia basi cordata amplexicaulia, praesertim inferne grosse ser-
rata, corymbus terminalis contractus polycephalus, involucri bracteolis
linearibus calyculati squamae lanceolato-lineares praeter apicem sub-
puberum glabrae. Gynura aurantiaca {haud DC.) Schultz Bip. in
Herb. Zoll. ad n. 2592.

Java, in de provincie Bandong (zollinger).

4. Gynura denSifolia miq. "Ramuli foliaque utrinque subscabrius-
cule dense minute pubera, folia conferta breviter petiolata, e basi
acuta in petiolum subdecurrente ovalia acutiuscula vel obtusa bre-
vissime mucronulata, marginibus remote mucronulate subdenticulata
vel fere plane integerrima, 3^- — 1 poll. longa, suprema floraliasub-
sessilia ovato-oblonga vel-lanceolata multo minora integerrima, eo-
rymbi terminalis compositi rami longiusculi, singuli apice 3 — 5-
cepliali, pedicelli capitulo aequales vel breviores aut paullo longiores,
involucri bracteolis 3 — 6 brevi-lanceolatis subdemissius calyculati
squamae lineares apice acuto puberae flosculis paullo breviores, co-
rollae deiites lineari-lanceolatae.

Java, in Patjittan (horsfield).

5. Gynura biCOlor dc. Glabra, caulis herbaceus erectus ramosus
foliosus, ramis floridis elongatis subnudis monocephalis, folia lanceo-
lata dentata utrinque acuminata, superiora basi auriculata, subtus
purpurca, involucrum cylindraceum basi bracteolis subulatis plurimis
calyculatum floribus subacquale, receptaculum alveolatum (flores cro-
cei?). Gynura bicolor DC. l.c. — Cacalia bicolor Roxb. l.c. Salisb.
Parad. tab. 25. Wall, Herb. n. 3148.

Molukken.

7*

(fOMPOSITAE. 100 GYNURA,

6. Gynura pseudo-China dc. Rhizoma Grasstim carnosnm, caulis
brevisinfernepraesertim foliosus, hinc folia passim subradicalia, ovali-
oblonga in petiolum attenuata, sublyrata, basi grosse dentata vel lo-
bata superne subdentata, subtus in nervis puberuia, 3 — ]| poll.
longa, pedunculi caule folioso longiores, capitulis 1- vulgo 3 pedi-
cellatis instructi, nunc in eorymbum eonferti, involuerum basi brac-
teolis lineari-subulatis cinctum, squamis circiter 11 — 13 dorso sub-
puberis, receptaculum breviter fimbrilliferum, styli rami longi diva-
ricati. Gynura Pseudo-China DC. L c. p. 299. — Scnccio Pseudo-
China Linn. Spcc. p. 1216. Bvrm. Fl. hid. p. 180. — Ml E lik.
p. 345, tab. 258, fig. 335.

Madras. Java (horsfield, oolc volgens burmann). — Tjigel-
kiojav. (volgens burman). — China, bij Canton.

Species dubiac vel indescriptae:

7. Gynura mollis schültz Bip. Folia brevi-petiolata ovata acumi-
nata dentata, corolla rufo-aurantiaca. Zoll. Cal. p. 124. ZolLHerb.
n. 2592. — Non vidi.

Java, bij Tjibërrem aan den voet van den Tankoeban Praoe, op
den Ardjoeno 4—6000' (zollinger).

8. Gynura camosnla zoll. Caulis basi suffruticosus fragilis, ra-
muli cano-tomentosi angulati, folia alterna longiter petiolata lato-
oralia rotundata, basi attenuata, carnosula, utrinque adpresse articula-
to-pilosa, pedunculi terminales elongati, capitula pauca subfasciculata,
involucri squamae pilosiusculae acutae sulcatae, fl. aurantiaci. Gyn.
camosnla Zoll. in Nat. en Genees/c. Arch. II. p. 265. Non vidi.
Gyn.densifoliaeaffinis? Anne G.aurantiaca ,8 ovata? Herb. n. 2378.

Ja v a, op de kalkrotsen bij Sri Gontjo in Malang en op N o e s a
Baron (zollinger).

9. Gpwa Iyrata schultz Bip. l.c. Folia lyrata; corollae flavae.
An G. aurantiaca?

Java (zollinger).

buum" Vi)fS!' i,: , 1, Seneciodivaricatus (vix Linn.)
flor» s 1'/ Ir » «? ? f e ,- JaV i' T ° nge *•**.-*. Senecio bi'
?■ r * t*M*l.«bhis radicalibus sublyrat s, superioribus ovatis
peUolaha i glabra remote dentatis, scapo ereio AS^STlSS^
iMfido dmsuna b,floris, calyoe gWm J corollCl ^ $™ £g*™
Java. — Blontas tjinajöD. n

C0UP0S1TAE. 101 EMILIA.

L. EMILIA cass. Capitulum multiflorum hoinogaraum, f 1. tu-
bulosis 5-lobis, lobis linearibus elongatis. Receptaculum plauum
vix alveolatura. Involucrum ovato-cylindricuin uuiseriale ecaly-
culatum, squamis linearibus post anthesin reflexis. Styli rami
cono brevi liispido terminati. Achaenia oblonga pentagoua angu-
lis hispidis. Pappus pluriserialis, setis filiformibus, vix barbellatis. —
Herbae aimuae ramosae, in Asia et Africa australi, foliis infimis saepe
obovatis, caulinis sagittato-amplexicaulibus, capitulis paucis subco-
rymbosis.

1. Emilia SOncMfolia dc. Subglauca pubera vel glabra, erectavel
diffusa, folia infima petiolata sublyrata, caulina sagittato- vel cordato-
amplexicaulia subdentata, corymbi oligocepliali, capitula longe pe-
dicellata, involucruui cylindricum floseulis subaequale. Emilia son-
chi folia DC. Prodr. VI. p. 302. Zoll. Cat. p. 124. Wight Contrib.
p. 24. Hassk. PI. Jav. rar. p. 536. Hook. Fl. Nigrii p. 439. Dc-
caisn. Lc.pAlS. — CacaliaLinn.Spec.p. 1467. — Crossocephahim
sonchifolium Less. Synops, p. 395. — Emilia purpurea Cass. Dict.
34, p. 393. — Senecio cernmis Linn. Syst.nat.p. 736. — Senecio
sonchifolius Moench. — Sonchus amboinensis Rumph. Herb. Amb.
V. p. 279, tab. 103,/*#. 1. (Rheede Hort. Mal. X. lab. 68.). — Valde
variabilis statura et indumento. Saepe humilis foliis praesertiui ver-
sus radiceui congestis puberisque, mox vero elatior, glabra, foliis cau-
linis elongatis. — Magis discrepat: /? sinuato-deutala, elata, foliis
praesertim deorsum grosse dentatis subsinuatis.

Geheellndië. China.Sunda-eil.Bima. Molukken. Timor,
ook in Mauritius entrop. Afrika; — in Amerika verwilderd.
p. Op de grasvlakten van den Mangelan (jungu ). — D j o n g é sund.

2. Emilia sagittata dc. Sparse pubera erecta parce ramosa apice
subaphylla, folia caulina infima obovato-oblonga vel spatliulata basi
angustata, caulina sagittato-amplexicaulia (lobis rotundatis) acuta mi-
nute dentata vel integerrima, in costa rubente subtus pubera, corym-
bus terminalis 3 — 7-cephalus, involucrum floseulis dimidio brevius,
flores fere 50 aurantiaco-purpurei, exteriores extrorsum curvati. Emi-
lia sagittata DC. l.c. Hassk. I. c. p. 537. — Cacalia sagittata Vokl
Symb. III. p, 91 axel. syn. — C.coccinea Curt. Bot. Mag. tab. 564.

COJirOSITAE. 102 CISSAMPELOI'SIS.

Emilia flammea Cass. Lief. 14, p. é06,A(lasI\I. lab. 5. — Cacalia
bicolor Roxb. Fl. hul III. p. 412.

Geheel Indië. Philippijusche eilanden.

3. Emilia flaccida miq. Caulis tenuis gracilis basi radicans, sim-
plex vel infra pauci-ramosus, folia infima spatlmlata sed basi semi-
amplexicaulia, reliqua basi sagittata sessilia lineari-lanceolata acuta,
inferiora distanter obtuse dentata, pleraque et superiora subinteger-
rima et integerrima, acuta, juniora praesertim subtus puberuia, vulgo
il (3 — 5) poll. longa, 3 — 5 Hu. lata, caulis superne nudus 2 — 3-
cephalus, pedicelli graciles nudi, involucrum campanulato-eylindri-
cum ilosculis vix \ brevius.

Sumatra (junga.)

LT. CISSAMPELOPSIS nc. Capitulum pluri- (8— 10-) flo-
rum homogamum. Involucrum uuiseriale 8 — 10P-pI]yllum,phyllis
marginibus scariosis, basi bracteolatum. Receptaculum epaleaceum.
Fl. omnes tubulosi (clavato-infundibuliformes laciniis revolutis).
Antheraebasi bicuspidatae. Styli rami longiusculi vel longis-
si.ni deorsum antice subplaui revoluti, cono acutissimo Iiispidulo ter-
minati, caeterum glabri vel subglabri (pilis brevissimis deorsum an-
tice instructi). Achaenia augulata erostria glabra. Pappi unise-
jialis multiseti setae rigidulae scabrae. — Prutices vel suffrutices
capeuses et iudici subvolubiles, foliis alternis petiolatis cordatis
dentatis minus magisve araneosis, paniculis axillaribus et termina-
libus. — Cissampelopsis Cacaliae Sec/io DC. Prodr. VI. p. 331,
genus uaturalissimum, cui vero Senecionis species Candolleanae quae-
dum addeudae.

1. Cissampelopsis TohbiliSMlo. Cauli s frutico S us S ubvolubi]iste-
vcrascula^juvcinliscumpetiolisfoliisqueutrinque^ed subtus diutius,
...Bowomta. myolueri basi teuuiter albido-araneosus, folia dissita iu
J , :° 11S ^-Jï-Pollicaribus, lato-ovato-cordata acute acumiuata,
lobis mfenorum counmutibus, superioruru subdistantibus, supre-
morum abbrcviahs, membrauacea, majora varsus basiu subaugulata,
«uboouforte cal oso-deuticulata, subtus pallidiora 5-uervia et Uc-
t,cuiata, 4,-^-pol]. l„ llga , pauiculae axillares dense araueosae

r.OMPOSlTAE. 103 SENECIO.

raini bracteis lanceolatis vel linearibus suffulti, subdensae, folio bre-
viores, supremis cum terminali panicula conüuentibus, bracteolac li-
neares 4plo- 5plo breviores quam involucri 8-phjlli foliola lineari-
lanceolata marginibus albido-scariosa 2 .[ Jin. longa, styli rami Ion-
gissimi. Caealia? volubilis BI. Bijdr. p. 903. DC. Vrodr. VI. p<
331 non Ham. — Senecio Blumci Zoll. CaL p. 124 (ubiexerrorc
// DC."adject.) — Senecio subaraneosus Schullz Bip. L c. — Var. ft
floribunda, densius araneosa, paniculae multo longiores difFusae folia
superantes, ramis basi bracteis petiolatis foliiformibus subtensis. —
Var. y foliis leviter cordatis, minusque angulatis.

Java, bij Tjipanas, op den Boerangrang (blume); S urn at ra
(korthals). P. Op den Pengalengan (junghuhn). y. Celebes.

Species hujus generis praeced. valdopere affiues sed diversae foliis
non adco profunde cordatis, nervatione, stylis brevioribus : Senecio
corymbosus Wall. DC.1. c p. 364 (Wight Icon.UL tab. 1130),
S. araneosus DC. 1. c, S. Walkeri Arn. DC. 1. c. (Wight tab.
1131), in Peninsula ind. et Ceylona, crescunt. Var. nostra / prae-
sertimS. corymboso simillima. An oranes conjungendae?

LIL SEKECIO LiNiN. Capitulum homogamum discoideum aut
heterogamum, fl. radiij ligulatis feinineis. Involucri uniserialis
nunc nudi nunc squamellis accessoriis calyculati squamae vulgo
apice sphacelatae rnargine subscariosae, dorso saepius binerviae. Ee-
ceptaculum epaleaceumnudumvelalveolatum. Styli fl. liermaphr.
rami truncati apice solo penicillati. Achaenium erostre exalatum
teretiusculum aut sulcato-angulatum. Pap pus pilosus pluriserialis
caducus, setis rectis subaequalibus tenuissimis vix scabris. — Vastum
genus lierbarum vel fruticum, speciebus numerosissimis per totum
orbem obviis.

1. Senecio multifidllS willd. Glaber, caulis erectus teres sub-
simplex, folia petiolata, infima 1 — 2 obovata subintegra, reliqua mul-
tifida lobis linearibus acutiusculis integerrimis, summa subsessilia,
capitula 2 — 3 longe pedicellata superne subcorymbosa, bracteolae
paucissimae, involucri squamae 10 — 12 oblongo-lineares acutae, li-
gulae 5 planae obtusae involucro triplo longiores, achaenia pubera.
Senecio midlifulus (Willd. Spcc. IV. p. 1986?) DC. Prodr. VI.

\

COMPOSITAE. 104 SENECIO.

p. 365. Wall. Cal. n. 3135. — Senecio tcnuifolius Burm. Ind. p.
181, lab. 60, fig. 1. — Jacobaea lenuifolia Garcin. hcrb.
Java, (garcin). Voox-Indië.

2. SeneciO Saxatilis wall. Cat. n. 3131. BC. l.c.p. 367. Dense
subscabrido-hirsutus, caulis teres herbaceus, folia elongato-lineari-lan-
oeolata basi attenuata rariter dentata, panicula corymbosa laxa vix brac-
teolata, inyolucrum subturbinatum fere ecalyculatum circiter 15 -pbyll urn,
flores circiter 25 quorum 5-6 ligulati longi patentes 4 nervii, achaenia
elongata striata glabra.

Ach ter- In dié', in Ava op den Taong-Dong.

3. SeneciO WightianUS dc. /. c. p. 370. Glaber, ramt scandentes
angulato-striati, folia petiolata ovato- vel elliptfco lanceolata acuminata
serrata, limbus basi obtusus vel brevissime cuneatus, petiolusbasi minute
auriculatus, panicula divaricata, pedicelli apice bracteolati, capitula parva
8 — 10 flora, ligulae 3—4 parvae.

Voor-Indië in Tanjore. Ceylon.

4. SeneciO appendiCülatUS less. Fruticosus, ramis tomentoso-
niveis, folia alterna oblonga utrinque attenuata vel ovali-lanceolata
grosse dentata, supra glabriuscula, subtus niveo-tomentosa, (quadri-
pollicaria), petiolus utrinque appendicibus 2 — 3 parvis foliaceis oblon-
gis auetus, (vel potius folia basi auriculato-appendiculata),corymbus
compositus polycephalus, ramulis involucroque (bracteolis linearibus
sustento)tomentosis, ligulae paucae obovatae, pappus albissimus. Se-
necio appendiculalus Less. Sijnops. p. 392. DC. Prodr. VI. p. 376.
Decaisn. I. c. p. 412. — Conyza appendieulala Lam. Encycl. II.
p. 88. — Synarlhrum Cassin. Liet. 51, p. 457.

Mauritius. — Ti mor.

Species dubiae:

5. SeneciO javanicns willd. Spcc. III. v . 1984. Caulis erectus her-
baceus glaber, folia elongato-linearia, dentibus lobisve brevibus distan -
tibus, capitula pauca subracemosa, pedicelli bracteolati, involucri squamae

ineares, ligulae revolutae. Sen. coronopifolius Burm. Fl. Ind.p.l&l,
lab. bu, fig. 5. — Jacobaea javanica coronopi folia Gare. hcrb
Java.

6. SeMCiO mohccaimSBoxB. n.lnd.m.p. 433. Fratescensereclu,
M o 1 u k k e n.

COMPOSITAE. 105

MADARAGTIS.

LUI MADAR ACTIS dc. C h a r. S e n e c i o n i s sed ligulae steriies
saepius s t y 1 o orbatae vel depauperato tantum instructae ; ach «e ui a
radii cylindracea iis disci longiora omnino calva aut rarius setis pau-
eissimis nee pa pp o pluriseriali ut in achaeniis disei donata. — Herbae
indicae pubero-scabrae basi saepe fruticulosae.

1. MadaractiS pinnatifida Dc. Prodr. VI. p. 439. C'auh's ima basi
suffruticosus erectus ramosus striatus glabriusculus, ramis apice elongatis
apbyllis sub capitulo bracteolatis, folia in petiolum attenuata utritique
pubero-scabra oblonga pinnatifida, lobisutrinquel— 3acutis,involucrum
pubero-seabrura 10— 12-phyllum, ligulae circiter 8 quadrinerviae, achae-
nia radii glabra, disci angulis puberuia.

Voor-Indië.

LIV. NOTON[A bc. Capitulum multiflorum homogamum, fl.
tubulosis 5-dentatis. Involucrum cylindricura uniseriale floribusbre-
yius ecalyculatura, bracteolis nullis aut secus pedicellum paucissimis
instructum. Heeeptacul um planum alveolare, alveolis ex marginibus
firabriatis. Styli rami in conum brevem hispidum apice (ut in Emilia)
producti. Achaenia teretia multistriata glabra. Pappu s multiserialis,
setis filiforraibus hinc inde barbulatis. — Suffrutices indici carnosi glabri,
foliis oblongis vel obovatis integerrimis, corymbis paucifloris, capitulis
majusculis.

1. NotOüia graildiflora dc. in De Less. Icon. IV. tab. 61. Prodn
VI. f. 442, folia oblonga vel obovata integerrima, coryaibus oligoce-
phalus, pedicellis capitulo multo longioribus.

Voor-Indië, algemeen, waarschijnlijk ook op den Archipel.

Tribus V. Cynareae less. in Linnaed V. p. 128. DC. Prodr.
VI. p. 449. Stylus forum heruiaphroditorum superne nodoso-incras-
satus et saepe ad nodum penicillatus, ramis imnc concretis nunc li-
beris, extus puberulis. Stigmatum series haud prominulae apicem
ramorum attiugentes et ibi confluentes. — Capitula vel homogama
vel heterogama, fl. periph,. uuiserialibus femineis aut neutris, uuuc
dioica. Ueceptaculum nudum aut alveolato-fimbrilliferum. Corolla
pellucida staminigera 5-deutata regularis aut vix subregularis, raris-
sime in ambitu ligulata. Polleu saepe globosum echinulatum. rarius
laeve ellipticum. — Tribus e Flora Indiae aquosae fere exulans.

Subtribus I. Calendulaccae DC.

Calendllla OfficinaliS linn. — De goudsbloem wordt hier en
daar in de tuinen aangetroffen.

Subtribus II. Echinopsideae Less. DC. Prodr. VI. p. 522. Capitula
uniflora in glomerulum globosum foliolis plurimis involucratum conferta,

COMPOSITAE. 106 AMBGKBOA.

super rcceptacuhim commune globosum arlictilata. Flores omnes her-
maphroditi fertiles. Corollae tubus teres abrupte ad faucem inflatus, lobis
5 inaequalibus. Achaenium sericeo-villosuui.

E c h i n o p s L i n n. — E c h i u o p s echinatus roxb. DC. I. c. p.
527 in Aiysore, Bgro madraspatano, ad h\ Gangis crescens, forsan in
iris. Sundanis reperiendus.

Subtribus III. Centaurieae BC. I. c. p. 557. Capitula multlflora, in-
volucri sqaamae imbrieatae, varie appendiculatae, rarissime nudae. Fio-
res radü saepissime neutri, corolla ampliatu irregulariter 5-fida altius
exsertft. Filamenta distincta saepe papillosa. Achaeniutn vulgo areola
anticfi notatum. Pappus nunquam plumosus, rarissime nullus, utplurimum
ïnuUiserialis pilosus vel paleaceus.

LV. AMBEKBOA i)C Involucri squamae variae, rarissime apice
subspineseentes. Corollae radii neutri ampliatae. Eilamentapu-
berula aut papillosa. \ehaenium compressum aut turbinato-tetra-
gonum areola laterali vel basilari. Pappi paleae oblongae vel obovatae
basi attenuatae, rarissime exiles vel deticieates.

§ 1. Goniocaulon Cass. Involucrum cylindraceum e squamis acutis
coriaceis margine membranaceis. Flores pauci omnes aequales fertiles.
Antherae appendice longo eorneo terminatae. Pappi paleae multiseriatae.

1. Amberboa indica dc. Prodr. VI. p. 558. Caulis erectus ramosus
sulcato-angulatus apice nudus cum foliis glaber seu scabriusculus, folia
lanceolata grosse dentata, summa lïnearia integerrima. Serratula indica
Klein in Willd. Spec. III. p. 1(542?

Voor- In die'. — ? Archipel.

LVI. TRICHOLEPIS dc, Capitulum multinorum liomogamum.
Involucri hemisphaerici squamae imbrieatae numerosissimaelineari-
setaceae apice criniformes subrecurvae inermes. Recept aculum se-
tulosum. Corollae 5-fidae subregulares. Filamenta papilloso-pilo-
sula, antherae apice acute appendiculatae, caudis parvis sublaceris.
Achaenium oblongum areola laterali apice margine eirculari coro-
natum. Pappi setae nunc seabrae ïnultiseriales, nunc paleaceae nunc
nullae. — Herbae foliis sessilibus lanceolatis aut oblongis serratis.

1. TricholepiS radicans dc. Prodr. VI. p. 564. Caulis ramosus baai

radicans angulatus, folia oblongo-linearia argute et grosse aristato-ser-
rata glabra punctata, involucri ovati squamae anmeosae appendice subu-
lata glabra. li

Malabar, Madras. — Welligt ook op den Archipel?
Subtribus IV. Carlhameae BC. Prodr. VI. p. 609.

Carthamus tinctorins linn. s P ec. p. 1102. dc. Prodr. vi. P . 612.

Zoll. lal. p. 12o. C. glaber Burm. Prodr. p. 23. Cnicus indicu» vet
Cassomba Patmph. Uerb. Amb. V. p. 215 tab 79 fw 2

Op het eiland Soembawa (Bima), na de 'rijst' verbou'wd (zoll.),
Kasoemba der inlanders volgens zollinger. Koesoembha sansk.

COMPOSITAE. 107 AINSLJAEA.

Volgens RUMPH1U3 wordt de beste Floer vooral op Bali en op Java
bij Soerabaja gekweekt, waar de stengel 4 — 5 voet hoog- wordt, terwijl
hij op Amboina minder goed tiert; de tweede kwaliteit komt van
Makasser en Toeratte, de derde van Bi ma op het eiland S o em-
bawa. Ook op andereplaatsen van Java, op Solor, Ti mor, Bor-
neo, in de Mol uk ken wordt Saffloer verbouwd, maar niet uitgevoerd.
De bloembladen Maleisch: Sari Over de bereiding der kleurstoüe
en baar gebruik vergelijk uumphius t. a. p.

Cynaia ScolymUS linn. Artisjok. — In Europa en ook in andere
landen als tuingewas.

Subordo II. Labiatiflorae dc. Prodr. VIL 1,/). 1. Corollac ple-
ramque bilabiatae, labio exteriore 3-rarius 4-lobo, interiore 2-üdo
vel bipartito, rarius indiviso.

Tribus VI. Mutisiaceae less. Syn. p. 92. DC. I. c. Capitulum
heterogamum, rarissime dioicum, fl. fem., berm., vel neutrisperiphe-
ï-icis uni- vel pluriseriatis. Involucrum imbricatuin. Receptaculum
nudum. Corolla masc. bilabiata aut irregularis, raro regularis, fem.
fere nunquam fiïiformis. Antlierae rigidae, alis latis, rarissime cau-
datae. Stylus bifidus superne nodoso-incrassatus aut crassus, ramis
extus convexis et puberulis, nunc brevissimis nunc elongatis trunca-
tis, vix divergentibus aut prorsus erectis. Pappus perfeetus multi-
radiatus. — Species pleraeque in America, australi praesertim occid.
monticolae, paucae gerontogaeae, iu Indiae moiitanis vel in Alrica aus-
traliore detectae, in Archipelagi Sundani montibus Sumatranis vel
Bornei jugis fortassis passim reperiundae, hucusque,vero a nullo quan-
tum sciam, viatore reportatae.

LVII. AINSLTAEA dc. Capitulum 3-florum homogumum, re-
ceptaculo nudo, involueri cylindracei squamae lanceolatae acumi-
natae imbricatae, ext. breves, interiores elongatae disco tuinen brevio-
res. Corolla e basi tubulosae bilabiatae labium ext. 3-interius 2 fidurn,
lobis elongatis apice acutis et subcallosis saepe revolutis. Antherae
appendicibus oblongis obtusis superatae, basis calcaribus elongatis sub-
barbatis. Stylus basi aequalis. Stigmata 2 exserta brevissima ob-
tusa glabriuscula, saepe inaequalia acuta, uno etiam plane abortiente.
Acbaenium teres villosum sessile, erostre, pap pi uniserialis setae
eleganter plumosae. — Hcrbae oreophilae Indiae or., foliis rauicalibus
petiolatis, eaulibus simplicibus, 11. purpureis.

1. Ainsliaea pteropoda Dc. /. c. p. 14,foliorum radic. petiolus alatus,
limbus ovatus subcordatus acuminatus vix denticulatus subtus cum caule
villosus, capitula spicata. Lialris lalifolia Don. Prodr. Nep. p. 169.

C0MP0S1TAE. 108

«ERBERA.

2. Ainsliaea aptera dc. /. c. Petioli non alati, limbus profunde cor-
datussuborbiculatusdenticulatus aut sinuato-dentatus cum caule utrinque
glabriusculus, capitula paniculata.

Nepal.

LVIII. GERBERA gron. Capitulum multiflorum heterogamum,
fl. radii uniseriatis ligulaeformibus. In vol. squamae oblonge
sublanceolatae appressae, interiores longiores subscariosae. KecepU-
culum nudura. Corollae glabrae büabiatae labiura ext. 3-dentatum
in radio elongatum, in disco int. non excedens; int. in disco biden-
tatum, in radio bipartituin radiis cirrhiformibus. Antherae in disco
iilamentis glabris caudis laceris, in radio nullae. Styli basi aequalis
raini breves obtusi, il. herm. extus carnoso-pilosuli. Achaenium com-
pressum plus minus rostratum papulosum aut glabrum. Pappus bise-
rialis setoso-paleaceus serratus aequalis. — Herbae praesertira capenses,
paucae indicae, foliis radic. pinnatilobis vel indivisis. scapis monoce-
phalis.

J. Gerbera OValifOÜa dc. /. c. p. 17. Folia brevissime petiolata
ovnha obtusa integernrna ciltata, supra sparse pilosa. subtus hirsuta
achacma papulosa. — Valde similis G. piloselloide Cass., sp. capensi'

Nepal. l l

LIX. DICOMA less. Capitulum multiflorum homo- aut hetero-
gamum. I n v o I u c r 1 campanulati discum subaequantis squamae coria-
ceae obsolete multinerviae acuminatae passim pungentes. R e c e pt a c u 1 u m
alveolatum. Corollae extus saepe brevi-pilosulae, disci regulares 5-
parütaelobw tubo longioribus, radii (in capit. heterog.) neutrae li-
gulatae büabiatae aut tereti-tubulosae F i 1 a ra e n t a glabra ; a n t h e r a e
ionge caudntae, caudis barbatis (pilis sursum spectantibus). Styli rami
breves erecti obtusi extus ad apicem hispiduli. Achaeni u n rturbina-
tum villosum saepe lü-sulcatum. Pappus argenteus bi- aut plurise-
nahs. — buttrutices plerumque capenses, pauci indici.

1. Dicoma lanuginosa dc. /. c . p . 36. Erecta, raraosissima, lanu-
ginosa foha oblonga, mtegerrima, involucri ovati squamae extus da-
bnusculae, pappi paleae serratae achaenio vülosissimo vix duplo longiores.

Voor-in di e. l °

Subordolll. Ligul.florae dc. Prorfr. VIL 1. p. 74. Mores onmes
hermaphroditi ligulati.

Tribus VII. CicüoRACEAEVArLL. DC. Prodr. VII 1.« 74 Sty-
lus supcrne cylindraceus.supenieramique aequaliter pubescentes, ob-
tusmscuh. Stigmatis series prominulae angustae ante medios styli
ramos desmentes. Corolla latere interiore fissa, ideo ligulata plana
5-dentata 5-ncnna aut nervis basi bifurcatisli gu l a 6-nervia. Pollen
scabram multangulatum. - Stirpes lactesceutes.

COMPOSITAE. 109 LACTUCA.

Cichorium EndiVia WILLD. BC. I. c.p. 84. — Andijvie. InVoor-
Indië, op vele plaatsen, waarschijnlijk in het wild.

Scorzonera uc. — Sc. hispanica i. DeSchorzeneelen, onderde
uit Europa ingevoerde tuingewassen.

LX. PTCEIS ju*s. Capitalum multiflorum. R e c e p t a c u 1 u m nu-
dum. Involucri biserialis squaraae ext. breves saepius patulae.
Achaenia teretiuseula basi et apice subattenuata trausverse rugulosa,
areola terminali, rostro aut nullo aut achaenio triplo breviorc. Pap-
pus saltem disci plurnosus biserialis, serie ext. breviore subcapillacea.
Herbae pilis glochidiatis scabrae.

1. PiCliS hamulOSa wall. Cal. n. 3266. BC. l, e. p. 129. Caulis
erectus strigosus paniculato-raraosus, folia oblonga hispida, radicalia
basi attenuata dentata, caulina sessilia saepe integerrima acuminata,
pedicelli bracteolati, involucri squamae ext. lineares patulae ciliolatae,
int. laeviusculae.

Nepal.

2. PicriS MeracioideS linn. BC. I. c. p 128. — Deze Europesche
soort komt thans ook in Indië voor.

LXI. LACTUCA tournef. Capitulum pluri- vel pauciflorum.
Involucri cylindrici calyculato-imbricati 2 ~ 4-serialis squamae
ext. breves. Reeeptaeulumnudum. Achaenia plano-obcompressa
exalata abrupte filiformi-rostrata, pap pus uniserialis, pilosus, mar-
gine tenui nunc setuloso cinctus.

&

1. LactUCa indica fciHH. Glabra, caulis teres erectus paniculato-
ramosus, folia inferiora e basi cuneata oblonga, caulina lineari-lan-
ceolata sessilia, inaequaliter dentata, liaec — 7-pollicaria, summa
linearia integerrima, pedicelli elongati bracteolati, bracteolae acutae
vel apice subcallosae, involucrum squamis ovatis ample calyculatum,
achaenia rostro longiora. Lact. indica Linn. Manl.p. 27. Dl.Bijdr.
p. 887. DC. I. c.p. 136. — Leontodon aculissimum Noronh. Verh.
Balav. Genoolsch. Vol. V.

Java, in de bergstreken. Rajana sund.

Var. p. Macrolhyrsa Mig. Glabra, erecta, valida (5-pedalis), cau-
lis cylindricus (rubello-fuscescens), folia caulina superiors basi sub-
semi-amplexicauli sessilia, elongato-lineari-lanceolata, ima. denta-
ta, caeterum repanda vel integerrima, remote mucronulato-subden-

COMPOSITAE. HO ARACIUM.

ticulata, usque 9 poll longa, 1 — \ lata, panicula terminalis maxima
pyramidata, pedicelli capitulo aequilongi vel longiores, appresse brac-
teolati, bracteolae apice acutae vel callosulae, involucrum ut in L.
indica. Lacl. indica, [3 robusla BI. in DC.Prodr. I. c.P — Vrenanthcs
longifolia Jnngh. in Nat. en Gcneesk. Archief II. p. 43. — Constante
foliorum superiorum discrimine et statura mnlto robustiore insignis.'

Java, op den G. Rendang (juxghuhn).

Var. •/. Subinlegcrrima Miq. Folia caulina lineari-lanceolata et
linearia, basi semiamplexicauli integerrima vel subdentata, caeteruin
marginibus ad lentem tenere submucronulato-dentieulata, specie plane
integerrima. Lacluca longifolia (an D C ?) Zoll.inlSat.en Geneesk.
Arch. II. p. 5G5. Prenanlhes Jungh.naturw. Reise d. Java, p. 391.

Java, op den Oengaran 3 — 4000' (ju.nghuhx). — Uomo jav.

2. Lactnca longifolia dc. Prodr. VII. t, p. 135. Glabra, caulisteres
erectus apice laxe paniculato-corymbosus, folia lineari-lanceolata elon-
gata acuminata integerrima sessiïia hastato-auriculata auriculis acumi-
natis, pedicelli bracteolati, capitala 17~20-flora, involueri squamae
ext. lanceolatac, int. lineares duplo triplove longiores, rostrum achae-
nium i'ore aequans. Chondrilla Wall. — Non vidi.

Nepal.

3. LactUCa hastata nc. /. c. p. 139. Caulis erectus teres glabrius-
culus, folia secus petiolum et nervos subtus subpubera, petiolus nunc
alatus, nunc medio segmentis duobus auctus, nunc nudus, lamina cor-
(lata nut subhastata dentata, inferiorum obtusa, superiorum acuminata,
panicula subracemosa, capitula longe pedicellata 20 -22-flora, involueri
squamae ext. circiter 6 dimidio breviores lanceolatae, int. circiter 12
lineares. Chondrilla Wall.

N epal.

4 LactUCa auriculata dc. /.c.^.140. Glabra m% inferne pilosuia,
?W V r r , amosus ?' , fol5a pinnatipartita, lobis oblonais varie inciso-
mÜTSlI? ? P ata multi J u S a ob ^a, caulina basi biauriculata,
nnrM o Si' ^ v ' 1T™]* laxa subcorymbosa, pedicelli elongati sub-
"iti Ca P^ c * hn ?nca circiter 12 flora, involueri squamae 6-7 elon-
fosca 2 rlT 0S T Ca,yCUl ° P arv0 cinctae < ach ™ comprewa

Nep ah SUFrante gl ' aciU albo ' C ^drilla Wall.

LXII. ARACIUM Nick, Capitulum multiflorum homocarpum.
Involueri polyphylli sqnamae subuni- vel pauciseriales lineares
acummatae. Beceptaculnin areolatnm nudum. Corollae ligu-
latae. Ac l,o en ia conformia rostrata teretia striata, rostro achaenio

COMPOSITAE. 111 BRACEIYRAM14IUS.

breviore. Pappus uniformis setaceus uniserialis fragilis sordide fla-
veseens. — Genus Youngiae affine, achaenio rostrato diversum.

1. Aracium laevigatum miq. Glabrum, caulis vix pedalis erectus
teres inferne simplex apiee laxe corymbosus, folia lincari-lanccolata
utrinque acuminata subdenticulata saepe integerrima, inferiora petio-
lata cum pctiolo bipollicari 6 poll. aequantia, summa scssilia, capitula
10 — 1 2-ilora, involucri bracteis brevi-lanceolatis inaequalibus iniimis
demissioribus calyculati squamae 8 linearesacutae, aehaenia 10 — 13
vulgo 11, striata, in rostrum iis brevius dc-sinentia, pappo fragili sor-
dide flavescente uniseriali. Lacluca lacvigafa DC. Prodr. VIT. 1. p.
140. — Crepis Schulls Bip. Zoll. Cal. p. 125. — Prcnanlhes lacvi-
gafa Dl. Bijdr.p. 816 non Wall. Plores lutei. An kuc Lapsana
japonica Durm. Fl. Ind. lab. 57, fi(j. 2?

Java, op den Salak aan de beek Tjihidon (zolll\ger), op den
Magalan (junghuiin), G. Praoe(fionsFiELD). — Sumatra. Mo luk-
ken. Eiland Bi ma op den berg Padjo. — Tolong smul.

2. Aracium pygmaeum MiQ.Parvum,droseracforme, folia radicalia
rosulata 2 — 4 lin. longa, obovata apiceque rotundata, vel spatliulata,
raro sublanceolata et acuta, mucronato-ciliata, scapus digitalis cir-
citer tricephalus, involucri bracteis brevi-lanceolatis iniimis subdemis-
sioribus calyculati squamae 8 lineares apice subpuberae. Lacluca
pygmaea Zoll. in Nat. en Genees/c. Arch. IL p. 565. — Crepis nu-
dicaulis Schiillz Bip. mss. in Zoll. Cal. p. 125. Plores lutei.

Java, in de bergstreken van den Idjeng 2000' op steenen aan
eene beek bij Sadong, op den G. Jang, in Mei (zollisger n. GOS Z.
et 2960). *>

LXIIL BBACHYRAMPHUS DC. Capitulum 10— 15-florum. In-
volucri oblongi irabricati squamae acurainatae margine scariosac.
Keceptaculum nudum. Aehaenia oblonga muricata in rostrum
breve sensim attenuata nee angulata nee costata. Pappus pluriseria-
lis mollis albus pilosus. — lierbae glabrae ramosae, foliis runcinatis
dentatis, ft. lutcis. — Gencris speciem Sundanam nondura vidi.

i. Brachyramphus sonchifolins dc. Prodr. vir. ï, />. 177. cia-

ber, caulis erectus basi foliosus apice nudus parce ramosus, folia am-
plexicaulia obovata sinuato-subruncinata setaceo-ciliata niembrauaeea.

COMrOSlTAE. 112 MICRORHYNcnUS.

capitaln remote spicato-raccmosn, pedicellis brevissiinis subsquamosis.
Cacalia sonchif. Wall. Cal. n. 3144 var.
Voor-lndië.

LXIV. MrCRORHYNCHUS LI«. Capitulum pluriflorum. In-
volucri cylindracei squamae raargine scariosae, exteriores multo bre-
viores calyculato-imbricatae. Keceptaculu m nudum. Achaenia 4-
ran'us 5-gona apice subrostrata (rostro brevissimo injunioribussubriullo),
cortia crassis subrugosis aut laevibus sulcis angustis. Pappus pluri-
serialis pilosus albus. — Herbae glabrae perennes gerontogaeae tropi-
cae, foliis dentatis aut pinnatilobis, fl. flavis. — Speciem sundanensera
nondum vidi.

1. Microrhynchas asplenifolias dc. Prodr. vu. 1, p. ïsi. Glaber,

caules plurimi nudiusculi adscendentes dichotomi, folia radicalia sub-
sessiha pinnatifida vel runcinata, lobis obtusis denticulatis, panicula
laxa subnuda. Prenanlhes asplenifolia Willd. Spec. III. p. 1540. —
lheraciwn dicholamum Roxb. Fl. Ind. III. p. 404. — Prenanlhes dicho-
lorna Wall. Cal. n. 3875.

Bengalen. Coromandel op de akkervelden.

2. MicrorhynclUlS SarmentOSUS dc. Caules flagelliferi filiformes pro-
cutnbentes hmc inde radices et folia ferentes, folia aggregata sinuato-
pinnatifida, lobis obtusis aut subacutis, pedunculi monocephali folio
subbreviores apice bracteas squamatas subimbrïcatas margine scariosas
gerentes achaenia obtuse tetragona fere laevia erostria. Mier. sarmen -
tom, DC. Prodr. VII. 1. p. 181. - Prcnavthes Willd. Spec III, p.

Z TrT o C - Wight C ' mlrib - V-M.-Launaca pinnatifida Cass.
Vpusc. III. p. 82, r i

Voor-lndië.

LXV. SOJVCHUS tam. exel spec. Capitulum multiilorum.
Involucrumimbricatum. Recejitaculum nudum. Achaenia
couformia exalata compressa erostria, longitudinaliter costulata, cos-
tubs saepe transverse tuberculato-muricatis. Pappus multiserialis
molhsalbissimus, setis tenuissimis. - Pleraeque herbaceae, omnes
flavinorae.

1. Sonchus oleraceus L ,™ DC. Prodr. VII. l,p. 185. Caulis
erecu s glaber aut rarius superne piloso-glandulosus, folia caulina
ampleacaulia argute dentato-ciliata runcinata vel indivisa, auriculis
acmnmatw, mvolucrum cnm pedicello glabriusculum, achaenium se-
cus nervulos transverse muriculato-rugosum. Sonchus oleraceus L.
' CXCl ' Var ' ' * *• - Sonchus laevis VUL Dauphin. III. p. 158.

C0MP0S1TAE. 118 SONCIIUS.

Zoll. Lep. 125. — S. sundakus BL Bijdr. p~ 855. — S.olcraceus
Wallroth. — Carduus amplexicaulis Noronha Verh. Bat. Genootsck.
V. — Specimina javanica a me examinata formam integrifoliam (wall-
roth) spectant. — Alia etiam vidi depauperata, in montanis Uiigaran
Javae lecta, foliis obovato-oblongis integris, caulibus oligocephalis,
aehaeniis quasi multi-nerviis (nervulis medio sulcatis), in nervis et
inter eos rugulosis.

Sumatra. Java, bijv. bij K ra was, op den Merbaboe, op de ko-
renvelden (zoll. juïvgh.).

2. SonctiUS asper vill. Charact. partim praeced. sed auriculac
rotundatae, involucrum basi cum pedicello saepe sublnspidulum, acliae-
nium laeve utriuque trinervulum. Sonchus asper VUL Delph. III.
p. 158. — S. spinosus Lam. non BC. — S. oleracei var. linn. et
auct. — S. fallax Wall. Sched. crit. p. 432. — Specimina javanica
foliis runcinato-sinuatis ciliato-dentatis longe cuspidato-acuminatis ;
achaenia lateribus laevibus, marginibus scabriusculis. Sonchus cus-
pidatus BL Bijdr. p. 855.

Beide in Europa algemeen verspreide onkruiden, komen thans
ook in de keerkringslanden, in Indië enz. voor. Java, op de bebouw-
de plaatsen, op den Gedé, Diëng. - — Djekkenyai'.

3. SonchüS malaianUS hiq. Erectus, glaber, caule tereti superne
subangulato ramoso, cavo, folia sessilia erecta e basi cordato-subhas-
tata latiuscula lanceolata acuminata coriacea glauca minute spinuloso-
denticulata, 14 — 2 poll. longa, suprema basi magis dilatata, corym-
bus laxus terminalis, pedicelli solitarii vel saepe umbellati,nascentes
subpuberi, adulti glaberriini, involueri nascentis suMoccosi mox gla-
berrimi squamae extimae ovatae, ovales, reliquae lanceolato-lineares,
glabrae laeves, achaenium compresso-subtetragonum striato-sulcatum
et transverse rugulosum. Sonchus javanicus (haud Spreng, et auct.
sec. icon. Burm. FL Ind. tab. 57, fig. 1. Hieracium javanicum
Burm. l.c. 17 4, cujus folia tnulto latiora el ipsum genus dubium)
JUNGH. in Nat. en Gen. Arch. II, p. 43, zoll. /. c. p. 269. — Neque
huc Prenanthes javanica (Willd.) BI. Bijdr. p. 887 propter involucra
quinqueflora caet. longe diversa.

Java, op de grasvlakten van den Diëng, om Batavia, veelvuldig

8
Flora van Ned. Indië. II.

COMPOSITA.E. 111 YOUNSIA.

in de Angving-wouden op den Merapi (juxghuhn). In Soerakarta
(housfield). Blinggit jav. of Kajoe rono (horsfield).

4. SonchllS oreophilllS miq. Caulis et folia exacte praecedentis,
sed pedicelli pilis glanduloso-capitellatis, involucri squamae plerae-
que carina aculeatae, acliaenia inagis compressa et vix transverse ru-
gulosa. Sonchus javanicus (haud Spreng.) Zoll. I. c. II. p. 269
partim. Schultz partim in Zoll. Cal. p. 125. Mores lutei. — Spe-
cimen mancum, certo autem e separate infl. speciein sistit a praeeed.
distinctam.

Java, opden Ardjoeno 4 — 7000' (zollinger). Kajoe rono jav.

XL VI. YOUNGIA cass. Capitulum circitcr 12-rariusl5—
20-iiorum. Involucrum cylindraceum 8-phyllum, squamis acces-
soriis circiter 5 calyeulatum. Receptaculum nudum. Corollae
ad apicem tubi pilosae. Achaenia oblonga nunc compressa nunc
saepe in iisdem capitulis subtrigona, longitudinaliter striata, erostria,
utrinque subattenuata. Pap pus pilosus uniserialis filiformis vix sub-
denticulatus albus. — Herbae pleraeque Indicae, aliae in Mauritio,
Japonia vel Sina degentes, foliis inf. lyratis pinnatifidis vel grosse
dcntatis, caulinis paucis, capitulis flavis parvis Lampsanae fere more.
Genus propter species (uti Y. napifolia DC.) achaeniis apice contrac-
tis intimc jungitur Brachyrampho nee non Laetucae Sect. Mycete.

1. Youngia faStigiata dc. Caulis tenuis subnudus apice subco-
rymbosus, folia inferiora petiolata cum caulibus inferioribus teuere
subpubera vel subglabra lyrato-runciuata, 3 pollicaria, lobis ovatis
mucronato-deutatis, termmali multo majore, suprema subsessilia si-
nuata acuminata, involucrum 8-phyllum minute (squamulis brevibus
ovatis circiter 5) calyeulatum 10— 16-florum, achaenia (in nervis sub-
pubeTa)subtrigono-compressa,hinc convexa, illic subacutangula grosse
striata, apice attenuata. Youngia fastigiata DC. Prodr. VII. l,p. 193.
Zoll. in Sat. en Gen. Arch.U. p. 537 . — Prenanfhes fastigiata
Blume fiijdr. p. 836. — Crepis Schuit s l.c.p. 125.

Java, op vochtige grasvlakten der bergstreken, hij Buitenzorg,
enz. (blume), op de uitgedroogde rijstvelden bij Paai* Madang, in
dc Preatiger enz. (zOLLixeta).

COHT0S1TAE. 115 MULGEDIUM.

Var. /?. Itunrians. Caulis circiter pedalis distinete striatus sub-
midus apice paniculatus, folia inferiora lyrato-pinnatifida, lobis ova-
tis, 3 — 3y poll. longa, secus nervum puberuia, summa pauca ses-
silia lineari-lanceolata, capitula 10 — 12-fiora. Youngia striala DC.
Prodr. VIII. p. 193. — Prmanlhes BL Bijdr. p. 835. — Varietates
vix constante?, inter se omnino transeunt et formae potius unicae
speciei pro stationum discrimine ludentis existimandae.

Java, bergstreken, bijv. op den Boerangrang (ulusie).

Var. y\ runcinala. Caules superne subaphylli, inferno cum petio-
lis et nervis foliorum puberuli, folia sublyrato-runcinato-piunatipar-
tita, lobis subtriangularibus, caulina parum divisa etiam petiolata,
panicula elongata coinposita laxa. Chondrilla Wallick. hcrb.

Sumatra, in Opper-Angkola (junghuhn). Java in Patjittan,
Priangau (horsfield). Molukken. — Nepal en Silhet.

LXVII. MULGEDIUM cass. Capitulum pluriflorum. In-
volucrum calyculato-imbricatum, sqnamis nimirum exterioribus
inulto brevioribus subimbrieatis. Receptaculum nndum foveola-
tum. Ach a-en ia glabra compressa saepe utrinque nervosa, superne
-atteimata in rostrum ejusdem ac achaenium compagis, breve erassius-
culum apice in discum cnpuliformem ciliatum expansum. Pappus
uni- aut paueiserialis, setis rigidis scabris sordidis aut albis. — Her-
bae in Europa et America boreali crescentes, paucae indicae, foliis
pinnatilobatis vel indivisis, capitulis racemosis vel paniculatis, fl. coe-
rulescentibus.

1. Mulgedilim rostratum schultz Dip. Caulis simplex 3 — 15-
pedalis apice paniculatus, folia inf. pinnatisecta, segmentis 5 —7 om-
nibus mucronato-dentatis ovatis longe acuminatis, superiora lyrato-
pinnatipartita, lobis lateralibus minntis quasi auriculaceis, omnium
terminali maximo lato-ovato vel ovato-oblongo longe acuteque acu-
miuato, foliorum juniorum nervis cum ramulis puberulis, panicula
pilis capitatis glandnloso-puberula, involncrum subpauciflorum, squa-
mis extimis valde abbreviatis coloratis, acliaenium brevissime atte-
nuatum. Mulg. rostralum Schultz Bïp. in Zoll. Cat. p. 125. —
Pren.rostrataBL Bijdr. p.836. DG. lep. 195. Pren.affmisJnngh.
ia Nat. en Gen. Arch. TT. p. 42; Naturwiss. ïleise d. Java, p. 391.
Oorolla violacca.

8*

COMPOSITAE. 116 MULGEDIUM-

Java, in de wouden der bergstreken. Gedc, Boerangrang (bl.),
op den Idjen 6 — 8000' (zoll.), op den Diëng, Tjcrimai, in de wou-
den 5 — 6000' (jungh.). Suinatra.

Observ. Prenanthes? ja vanica (wjlld.) Bl. JBijdr. p. SS1 liujua
fere Joci videtur, sed ultro inquirendum, ob fiorum numerum cum Soncho
javanico (conf. p. 113) non confundenda.

2. Mulgedium rapanculoldes dc. Prodr. vu. ï, P . 249. Cautis

erectus simplex glaber apice pubescens racemosus, folia longe petiolata
cordata acuminata dentata puberulo-subhirsuta, summa sessilia anguste
lanceolata, racemus subsimplex remotiflorus, involucri oblongi squamae
ext. ad carinam pilosae.
Nepal.

3. Mulgedium Cyaneum dc. /. c. Infeme glabrum, superne densis-
sime glanduloso-pilosum, folia eroso-denticulata subtus glauca, inferiora
ovata acuta indivisa in petiolum attenuata, sup. oblonga sinuato-lobata
acuminata sessilia, capitula gemina racemosa, involucra pedicello fere
longiora. Sonchus cyancus Bon Prodr. Nep. p. 164. — 8. hastaius
Wall. Cat. n. 3250 non Lcss.

Nepal.

Observaho. Composïtarum species adlmc plures, vel in hortis in-
colarum praesertim oraatus causa cultae vel in hortum bogoriensem
mtroductae, probabiiiter magis magisque disseminandae, cum Flora
mdigena in posterum permisceantur ; ex c: Doellingeria scabra Nees.
Hassk. Cat. bog. p. 97; — Calliopsis tinctoria Reichenb. Hassk.
1. c. p. 100; • — Helianthi species recentiores americanae in hortis
cum H. animo obviae ; — Titbonia tagetiflora Desf.; — Cosmea parvi-
flora HB. K. (Filet Planten te Weltevreden, p.55) ; — Porophjllum
japouicum Vaill. Hassk. 1. c. p.101; — Anthemia nobilis Linn. ; —
Achilleae species, v. c. A. Millefolium Linn., Ach. squarrosa Ait
(Hassk. 1. c. et Filet 1. c. p. 56) ; _ Matricaria Chamomilla Linn. ; -
Artemisiae species plures japonicae et sinenses; — Ligularia Kamp-
fen DC.;~Sillybum Marianum Gaertn.;— Tragopogon pratensis
Lmn.; — Taraxacum deus Leonis Desf., rel.

Ordo CXLVII. VALERIANEAE

DC.

Hcrbae annuae vel rhizornate perenm saepe aromatico, foliis
radicabbus congestis, caulinis oppositis, exstipulatis. Flores her-
maphroditi vel abortu diclines, cymosi vel inter dichotomias solitarii

VALERIANEAE. 117 VALERIAIYA.

vel fasciculato-coryinbosi. Calycis tubus cum ovario coimatus,
lira bus 3 — 4-fidus aequalis vel inaequalis, virgineus brevis, post
anthesin saepe auctus, sub aestivatione iuvolutus, dein evolutus,
in fructu in pappum setosum excrescens. Corolla ïnonopetala
disco epigyno inserta, decidua, infundibuliformi-tubulosa, tubo cy-
lindraceo vel obconico, basi aequali vel hinc gibboso aut calcarato,
limbo plerumque 5-lobo aequali vel interdum subbilabiato, rarius
3 — 4-lobo, lobis obtusis, aestivatione imbricatis. Stainina tubo co-
rollae prope basin vel infra medium inserta, ejus laciniis alterna, ra-
rissime 5, plerumque postico deficiënte 4, nunc laterali uno etiam
suppresso 3, vel solo postico unico superstite. Eilainenta exserta,
sub aestivatione apice vulgo incurvula, antheris iucumbentibus bi-
locularibus introrsis, loculis longitrorse dehiscentibus. Ovarium
triloculare, loculis 2 vacuis plerumque minoribus, quandoque mini-
mis, tertio fertili. Ovulum unicum ex apice loculi pendulum, ana-
tropum. Stylus simplex filiformis, stigmatibus 2 — 3 liberis vel
plane coimatis. Achaenium indehiscens nudum vel pappo corona-
tnm, nuuc uniloculare nunc triloculare vel biloculare (loculis steri-
libus nempe superstitibus vel confluentibus), semper monospermum.
Seminis inversi te sta membranacea, al b urnen nullum (sedendo-
pleura in nonnullis tumida), embryi recti cotyledones oblongae
crassiusculae, radicula brevis. — Ordo haud raro monticolus, in
Europa media etregione tauro-caucasica, usque ad Japoniam, in Novo
Orbi in montosis orae Chilensis usque ad magelhauicam regionem
praesertim observatus.

Eigenschappen. Geurige vlugtige oliën en zuren komen vooral
in den onderaardschen wortelstok voor, waardoor enkelen onder de
specerijen en geneesmiddelen eene niet onbelangrijke plaats bekleeden.

I. VALERIANA neck. Calycis tubus ovario adnatus, lim-
bus involutus demura in pappum plumoso-multisetum expansus.
Corollae tubus obconicus vel cylindricus, basi aequalis aut gib-
bus, limbus obtuse 4 — 5- raro- 3-fidus. Stamina 3. Ovarium
triloculare loculis 2 vacuis minimis. Stylus terminalis stigmate
capitato. A c h aenium membranaceum uniloculare monospermum. —
Herbae monticolae Americae tropicae et australis extratropicae, in
Europa media et India Oriënt, rariores, in America boreali rarissi-

VALERIANEAE. ]]8

VALERIANA.

mae, foliis caulinis oppositis vel verticillatis iütegös vel pimiatilidis
fl. cymose corymbosis, paniculatis vel capitatis. — Species sequens
e sect. Ph u apud dc. Prodr. TV. f. 633.

1. Valeriana javaoiea bl. Bijdr. p. 919. Hassk Cal. bog.p. 96.

Zoll. Cat, p. 119. Planchou in Uook hond. Journ. 1847, p. 470.
Herbacea, caulis striatus glaber, nodis liirtellis, folia radicalia petiolata
ovata inaequaliter dentata, caulina breviter petiolata supremaque ses-
silia (petioli basi dilatatë), impari-pinnata trijaga, segmentis infimis
depauperatis reliquis lanceolatis glandulose remote dentatis, supra
glabris, subtus margineque puberis, tbyrsus terminalis amplus vel
contractior e cymis numerosis conflatus, supra infloresetmtiae ramos
oppositos vel trichotomos dispositis, ovariuin angulatum, faciebus
minute puberis glabreseeutibus, fructus maturus ellipsoideus hinc 3-
illic 1-uervi-costatus subglaber, pappi ramis linearibus introrse vil-
losis. — Caulis fistulosus. Flores albi ; bracteae sub flore 2 oppositae
lanceolato-lineares glabrae iutegerrimae. Stamina e fauce exserta,
corollae lobos fere aequantia, qua nota a Val. Hardwickii Wall. in
Iioxb. Fl. Ind. l.p. 166 (quarn non vidi) differre videtur. Haud
longe etiam ab V. Hookeriana w. et ar*. Prodr. I. p. 444 distat,
sed mdumenti indole et fructu distinguitur.

Java, in de hoogere bergstreken, op belommerde vochtige plaat-
sen, bij de beekjes, enz, waarschijnlijk ook inSumatra. - Koetet
gamong of Tropongan (smid.?) volgens horspield.

Valerianella Olitoria „ökch. Bassk. I. c. De veldsalade wordt
Wi s lands plantcntuin te Buitenzorg gekweekt.

Ordo CXLVII1. CAPRIIOHACEAE

A. RICHARO.

lvut.ee,, „m>c subarborei, intertuin volubiles, taro herbae, succo
aqueo, foln, oppositis, stipulis nuUis vel Iuuimentarik p lorcs rc _
gulares vel subi„eg„W Calycis tubus cum ovario connatus,
bmbus 4-o-fidus vel-deoUus. Corolla epigvna, tubulosa, mfan-

ÏÏT TZ ^ limb ° «"»*»— «do regu lari vel
snblabiato, nestivaüone luibricati Stamina corollae toto inserta,
«M lacmus numero ae,„,„li a ct dteraa> miiss ^ 4 rf snb _

CAPJtlFOLIACEAE. 119 VJBURISUM.

didynama, antheris bilocularibus ineumbentibus. Ovarium 2 —
5-loculare, disco epigyno camoso, ovulis in loculis nunc soli-
tariis ex apice anguli centralis, vel plurimis ex angulo interiore bi-
seriatis, in ovario pluriloculari saepe in uno loculo solitariis et foe-
eundis, in reliquis pluribus et sterilibus, semper pendulis, in Trib.
Sambueea extrorsum, in Lonicerea, introrsum anatropis. Stylus ter-
minalis, nunc filiformis stigmate subcapitato, nunc crassus brevis
vel subnullus, stigmatibus 3 — 5 sessilibus. Bacca limbo caly cis
coronata vel nuda, succosa, eoriacea vel sicca, aut raro c a p s u 1 a de-
hiscens, nunc plurilocularis, nunc septis evanidis unilocularis, loculis
mono- vel polyspermis. Semina inversa, te sta ccustacea vel ossea,
raro membranacea rhaphe dorsali vel ven trali, embryi in axi al-
bum i nis carnosi cotyledones semicylindricae brevissimae etob-
tusae vel lineares, r a di cul a hilo proxima cylindnca supera. — Ordo
sequeuti proximus, stipularum defectu discriminatus, in hemisphae-
rae borealis regionibus temperatis praesertim obvius, paucas in tro-
picis regionibus species alit.

Eig en schappen. Scherpe harsachtige bestanddeelen in schors,
bast en bladen ; vluchtige oliën in de bloemen en vruchten ; daardoor
diur. en diaphor. werking.

Geslachten : Bloemkroon radvormig of kort trechtervormig ; —
korte stijl ; vrucht éènzadig: I' Viburnum; — 3 — 5 stempels zonder
stijl; bes 3 — 5-zadig: II. Sambucus. — Bloemkroon trechtervor-
mig; — zoom onregelmatig; bes: III. Lonicera; — breed trechter-
vormig, zoom bijkans gelijk, zaaddoos : IV. Weigelia.

Subordo L Sambuceae (h. b. k. Nov. Gen. III. p. 381, Ordinis
titulo), Endl. Gen. p. 569. Corolla regularis vulgo rotata. Stigmata
3 — 4 sessilia vel brevi stylo suffulti. Rhaphe introrsa.

I. VIBURNUM linn. Caly cis tubus inferus ovatus vel turbi-
natus, limbus 5- raro 4-fidus persistens. Corolla rotata vel brevi-
tubulosa 5- raro 4-fida patens. Stamina, 5 rarius 4, aequalia.
Ovarium 3-loculare, ovula in loculis solitaria pendula. Stigmata
3 (vel 3 — 4) sessilia vel stylo brevi sustenta, libera vel coalita.
Bacca monosperma. Em b r y i brevissimi cotyledones obtusae. —
Fruüces erecti, foliis simplicibus, thyrsis corymbosis, urabellatis vel
paniculatis, fi. albis, lutcolis vel rubellis, parvis.

CAFRIFOltACCAE. Ï2fl VJBURNUJT.

Sectio I. Solenolinns DC Flores (mines aequales fertiles; eorollae
obconicae vel subcylindraceae; semrn ovali-oblongum.

1. Viburnum COriaceum bl. Arbor bumilis, ramuli juvcniles te-
tragoni mox cyliudracei ; folia opposita altero quandoque minore et
brevius petiolato (petioli 1^ — ^-pollicares), e basi rotundata vel vix
subacuta. ovato-oblonga attenuato-acuininata alia fere lanceolata, supra
basin remote obtuse inaequaliter serrato-dentata, coriacea, castis va-
lidis utrinque 5 — 6 patule erectis, innovantia cum rainulis petiolis-
que stellato-subpubera, adulta glabra, in axillis venarum subtus bar-
bata (in vivo subtus iu nervis cum ram ui is et petiolis rubro-punc-
tata, hassk.), 1\ — 3| poll. longa, thyrsi umbelliformes breviter pe-
dunculatr terminales foliis breviores cum ramulis utrinque inno-
vantibus parce stellato-puberi, ramis primariis subsepteuo- vel 5 no
verticillatis, superne ter vel bis subumbellatim ïamosis, ramulis ul-
timis apice subfasciculate vel eymose 3 — 8-floris, flores pedicellati
vel sessiles, calyeis glaferi dentes 5 breves inaequales acuti subirre-
gulares, corolla albida rubro-punctata tubuloso-subcampanulata quasi
ellipsoidea vix 2 liu. aequans, glabra, dentibus brevibus 5—4, stylus
brevissimus stigmate subcapitato sub-4— 3-sulcato roseo, antherae
purpureae. Viburnum coriaceum Dl. Bijdr. p. 656. DC. Prodr. IV.
p. 329. Hassk. Cal. bog. />. 117. Flora bot. Zeit. 1845, p. 242. —
V. hebantlio et V. capitellato W. et Arn. Prodr. I. p. 388. Icon. I1X
lab. 1023 el 1022) affinis. Var. foliis subintegerimis concoloribus
membranaceis !

Java,iu de bergstreken tot 10,000' (horsf.,bl.,jungh, hassk.).—
Sumatra (korthals). — Ki apoe smid. of Poon Plebber.

Sectio II. Lenlngo DC. Fl. oranes fertiles; corolke magis minusve
rotatae. Stylus m seq. indicis brevis crassus persistens, stigmata 3-4
mme vix coalita, nunc partim nunc omninoin unum capitellatum con
creta. Baccae compressae vel angulato-ellipsoideae.

2. Viburnum sambUCinum reinw. Folia e basi acuta- elliptico^
oblonga modice acuminata subcoriacea, integemma vel subinteger-
rima, costulis utrinque 4—6, adulta fere glabra, nascentia subtus
praesertim in nervis pilis stellatis simplicibusque pubescentia, axillis
serius passim pilosis, thyrsi umbelliformes terminales foliis 2 mino-
ribus (serius deciduis) involucrati, ideoque sessiles, virginei cinereo-
villosi, fructiferi tomentelli, radii primarii vcrticillati 6—8, apice

/

CAPRIFOUACEAE. 151 YIBURNUM.

umbellato-ramosi, radiolis ultimis apice subfasciculato- vel cymoso-
plurifloris, rlores alii sessiles alii brevi-pedicellati, exiles, calycis tubus
subincano-hirtellus, dentes 5 sublanceolati acutiusculi subglabri, ia
fructu appresso-persistentes, corolla subrotata, stylus brevis conicus
stigmatibus 3 — 4 convexis subunitis terminatus, baccae compressae.
Vilnirnum sambucinum Reinw. in BI. Bijdr. p. 656. BC. Prodr.
I. c. p. 325. — V. integerrimum Wall. BC. I. c.p. 324. — Var.
foliis utrinque acutis, superne subserratis. — /. foliis subrugosis,
infl. pauciflora. — d. foliis lanceolatis demum utrinque nitidis. —
Petioli speciei 1 — 2 poll., folia 6 — 3, raro8 poll. louga; infl. multi-
liora, fl. parvi, calyciui tubi indumento insignes.

Java, in de bergstreken (reinw., bl., horsf., jüngh.). — Suma-
tra (jungh.). — Poeloe Pinang (wall.). — Borneo, aan den
Sakoembang (korth.) — Ki apoe gedé sund. of Ki mokla of
Hamblas badakofKi lakëtann, op Java.

3. Viburnum SUndaiCUm miq. Hamuli vulgo tenues subgraciles
foliaque vix densa, petioli et folia nascentia subtus in nervis pilis ra-
ris densisve plerisque stellatis inspersa mox glaberrima, baec modice
petiolata e basi acuta. oblongo-elliptica vel subovata acuminata, grosse
passim submucronate subcrenato-serrata, coriacea nitida, subtus pal-
lidiora (in sicco viridulo-flavida) costis 5 — 8 utrinque erecto-patulis
pertensa, in venularum anastomosi bic illic subglanduloso-impressa,
thyrsi umbelliformes terminales sub anthesi condeusati pilis stellatis
insjiersi, rami primarii 5 — 6 -verticillati superne bis terve brevi-race-
mose vel subumbellatim ramosi, flores in ultimis ramulis saepe
terni pluresve sessiles, glabri, parvi (lineam longi), calycis tubus ob-
conicus, limbi dentes 5 raro 4 ovati acutiusculi vel et obtusi concavi
subcoriacei tubo vix breviores, corolla brevis subrotata tubo subven-
tricoso, stylus brevis conicus, stigmata 3 — 4 nunc param coalita ob-
tusa, nunc (an fl. abortivi) in uuum hemisphaericum vix sulcatum
eoncreta, baccae immaturae ellipsoideo-oblongae angulatae, maturae
ellipsoideae magis compressae, dentibus calycinis nunc oblongioribus
styloque coronatae. — Species perquam varians, foliis 2{ — 4|poll. Ion-
gis, siccis subchartaceis supra sordide viridulis subtus flavescentibus.
Pormae tres circiter distinguendae, inter se vario modo transeuntes.

«. Macrodon; foba nisi omnia, saltem in eodem ramo plura grosse

CAl'RIFOLIACEAE. 122

VIBURNUM.

serrata, oblonga vel elliptica. Vib. lutescens BI. Bijdr. p. 325. BC.
Prodr. IV. p. 827. — /?. Lalifolia, folia pleraque ovato-vel lato-
elliptica. — /. Microdon, folia oblonga vel elliptica, tenuiter ser-
rulata vel superne saltem serrulata aut repanda vel in eodem ramo
subintegerriina. Viburnum monogynum BI. Bijdr. p. 327. DC.l.c.
p. 327. — V. elegans Jung/t. in Nat. en Gcneesk. Arch. II. /?.36?
Stigma non plane simplex sed omnino ut in reliquis speciei varieta-
tibus, inde prorsus erronea candollei harum specierum exstigmatis
discrimine ordinatio. Mores lutei.

Java, in de bergstreken, op den Patoea, in Krawang, Tjanjor,
Preanger, enz. (bl., ju.ngh., horsf.); aldaar Ki apoe lemboet'
sund. of Ki koekoeran of Ki randja of Ketoedang. —
Borneo. Sumatra (jungii., korthals), waar men deze soort Ki
a b o e b e n sund. noemt.

4. Vibunmm Zippelii miq. Ramuli superne obtuse tetragoni, gla-
bri, petioli pollicares vel breviores, folia e basi acuta vel subacuta
elliptica, oblonga vel obovata acuminata vel subapiculata, alia inte-
gemma, alia (pleraque) supra basin vel a medio cum vel absquemu-
cronulis repando-dentata, crasse coriacea, supra glabra nitidula, sub-
tus palhdiora glandulisque (atro-fuscis in sicco) planiusculis quasi
lepidotis punctata, costulisque validiusculis utrinque 7-8 parallelis
patule erectis dein transverse reticulatis pertensa,. pleraque param
supra basm utrmque glanduld inajuscula depressa instructa, thyrsi
termmales(velinnovatione in axilla) umbelliformes (umbella scil.
iere triplex) folus breviores brevissime pedunculati, rami primarii
circiter 7 verticillati, apice in ramulos circiter 5 subumbellate divisi,
radiobs his (tertiariis) subumbellate vel subracemose 3-6-floris,
baccae ellipticae compresso-angulatae calycis dentibus 5 ovato-trian-
gulanbusbreyibussnbconniventibusetstylo brevi crasso stigmate
camtel ato vulgo 3-suleato coronatae. - Plores non vidi. Affine vi-
cletur VA acuminato Wall. (Wight Icon. III. tab. 1021) nee a V.
sambucino bnge distat, sed illius folia integerrima, liujus inflorescen-
tia basi bifohata, foli aqü e multo minus coriacea,nec punctata. Folia
o T —2\ poll. longa, 3— U kta n + ^-i.

n „ nn ,i 4.- , 2 *~ ^aeterum cum sequentibus

quoad sectionem (corolla incognita) pau ll dubia.
N lenw-GoineaF {Berk Zt Pf >H.)

CAHiJFOLIACLAG. 12-3 VIBUH2UUM.

5. Yibumum Hasseltii miq. Ramuli tetragoni glabri, petioli cir-
citer pollicares seinitereti-trigoni antice obiter canaliculati, folia co-
riacea e basi acuta elliptica vel oblonga, varfabilia, alia obtusa imo
apice rotundata, alia obtuse subacuminata, integerrima vel superne
repanda vel distanter subdentato-repanda, omnia supra nitida, sub-
tus pallida et in axillis venarum costalium utrinque 5 — 6 adscen-
dentium vix reticulatarum barbellata secusque costam nunc parce pi-
lifera, alia impunctata alia versus costain minute punctata, paniculae
terminales longe pedunculatae pyramidatae, maturae glabrae, rami
oppositi, verticillati vel altemi, inferiores a medio paniculatiin ramosi,
superiores raeemulosi, ramulis singulis subracemulose 3 — 6-floris,
llores in pedicellis saepe gemini vel terni, bracteae bracteolaeque
parvae lanceolatae, baccae ellipsoideae calycis dentibus 5 ovato-rotun-
datis styloque brevi stigmate capitellato coronatae. — Species inflo-
rescentia paniculato-composita nee umbelliformi et calycis dentibus
rotundatis inter congeneres sundanas valde distincta.

Java, op den Pangerango (van hasselt).

6. Viburnum Jimghuhnii miq. Arboreum, ramuli tetragoni, (an
juniores etiam?) glabri, petioli 1-fere \\ -pollicares antice canalicu-
lati, folia obverse oblonga usque lato-elliptica brevi-acuminata vel
obtusa, supra basin acutam vel subacutam vulgo inaequalem dense
aequaliter grossiuscule serrata, coriacea, supra nitida, subtus pallida
nuuc glaberrima ad lentem minute verrucellosa, costulis 6 — 7 ad-
scendentibus demum transverse venosis pertensa, 4 — If poll. longa,
thyrsi ramulos terminantes, ramis primariis 5 — 7 verticillatis superne
subpanieulato-ramulosis, bracteae bracteolaeque lanceolatae, flores in
ramulis ultimis sessiles subconferti, baccae obovoideae vel ellipticae
angulato-compressae, dentibus calycis 5 ovatis concavis brevibus stig-
mateque subsessili coronatae. PI. Jungh. ined.

Java, op den Diè'ng (jungh.). Perkottat smid.

7. Viburnum foetidum wall. Folia e basi cuneata. elliptico-oblonga
rariter et grosse sinuato-dentata, bipollicnria, supra glabra, subtus in
nervis, petiolis (2 — 3 lin.) ramulis pedunculisque villosa, thyrsus co-
rymbosus terminalis pedunculatus sexradiatus exinvolucratus, baccae
subsessiles ovales. Yibumum foetidum Wallich herb. DC. I. c. p. 325.

Achter-Indië, Burma-rijk, op den Taong-dong (wallich).

CAPRIFOLIACEAE. 121 SAMBUCl'S.

IL SAMBUCUS tourivef. Calycis tubus ovato-subglobosus,
limbus 5-fidus, demmn obsoletus. Corolla rotato-urceolata 5-fida.
Stamina 5 aequalia. Ovarium 3 — 5-loculare, o vul is inloculis
solitariis pendulis. Stigmata 3 — 5 sessilia. Bacca globosa pul-
posa limbi calycini rudimeuto notata vel toto psrsistcnte coronata,
septis evanidis unilocularis 3 — 5-sperma. Semina e funiculis fili-
formibus in axi carpico combinatis pendula oblougo-trigona, testa.
crustacea, embryi albuminis fere longitudine co ty ledones
liueares. — Herbae velfrutices arborescentes graveolentes, foliis pin-
natisectis, basi miuute vel rudimentarie (glandulose) bistipulatis.

Subgenus Scyphidanlhe. Calycis limbus vegeto-persistens(?). Flores
berm. et neutri, bi apetali disco cyathimorpho.

1. SambUCUS javanica reinw. Herba fruticosa; stipulae inferne
subfoliaceae, sursum glandulosae,folia impari-pinnatisecta, segmentis
utrinque 2—5, saepe quoque alternis, e basi aequali vel inaequali
oblougis, ellipticis aut lanceolatis acuminatis, 8 — 3 poll. longis, ar-
gute serratis, serraturis inferioribus glandulosis, supra in costa sub-
tus etiam in venis strigulosis, thyrsus corymbiformis 3— 5-partitus,
ranrisdecompositis,involucrum 3— 5-phyllum foliolis liuearibus, in-
volucellis consimilibus vel nullis, pedicelli puberuli, flores hermaplir.
vel neutri (majores), illi corolla albida rotata, hi ecorollati, annulo
nectarifero cyathimorpho, baccae virides 12-striatae, (luteae junoii.),
calycis denticulis vegetis (ansemper?) coronatae, trispermae. Sam-
bucus javanica Reinw. in Blume Bijdr. p. 657. DC. Prodr. Lep.
322. Ilassk. Vat. bog. p. 117 et in Flora bot. Zeit. 1845, p. 243
(cum fusa adumbr. sed ubi minus recte fructus drupa tripyrena di-
citur). — Sambucus angustifolia Noronha in Vcrh. Bat. Genoolsch.
V. p. 85 nomen.

Java, m de bergstreken(REiiswARDT,HORSFiELi>, blume, jukgh.) —
Ki ketoempang sund. — Soeka rameh jav.
T . 06 5f • E i U8d "n subgeneris, vix longe distans, est S. C hinensis
tZ r Tf Soc - "orlicult. Lond. VI. p. 297, ubi flores feminei
nuncupati apetah probabihter steriles dicendi.

Subordo II. Lonicereac (r. br. m Wall. PI. As. rar. I. p. 15)
Endl. Gen. /,. 567. Corolla tubulosa, limbo regulari vel irregulari.
Stylus fihformk Rhaphe extrorsa.

ttAPRIFOLIACEAE. 125

LONICERA.

III. LONICERA desf. Calycistubus inferus ovoideus vel
globosus, limbus brevis 5-dentatus persistens vel deciduus. Co-
rolla tubulosa campanulata vel infundibuliformis, tubo aequali vel
basi hinc gibbo, limbo 5-fido vel subbilabiato. Sta mi na 5, fcabo
inserta, exserta vel inclusa. Ovarium 3 — 2-IocuIare, ovulis in
loculis pluribus, ex augulo centrali pendtüis. Stylus filiformis,
stigmate capitato. Bacca carnosa, tri- vel septis evanidis unilo-
cularis, oligosperma. Semina in versa crustacea. Embryi brevis
cotyledones ellipticae. — Erutices erecti vel scaudentes subvo-
lubiles regioimm praesertim temperatarum, inter tropicos rariores,
foliis petiolatis vel sessilibus, opposiiis interclum connatis.

1 . Xylosteon BC. Pedicelli axillares apice bibracteati, biflori. Bac-
cae geminae distinctae aut concretae, juniores triloculares, rarias adultae
biloculares, calycis limbo deciduo. — Scandentes vel erectae, foliis noj.
eonnatis.

§ Nintoae (svveet), ovariis non coalitis.

1. Lonicera javailica dc. Scandens, ramuli glabri, petioli hirto-
pubescentes, folia e basi rotundatd ovata vel ovato-oblonga acumi-
nata ciliata, supra glabra, subtus glauco-tomentosa, 3 \ — 2 poll. longa
pedunculi biflori axillares solitarii et terminales subcorymbose fasci-
culati, bracteolae lineares, calycis liirti dentes lineares, corollae tubus
pilis glandulosis puberus, limbus apice parce pilifer. Lonicera ja~
mnica DC. Prodr. IV. p. 334. Hassh. Cal. p. 116. — Caprifolium
javanicum BI. Bijdr. p. 653. — Perichjmenum Norotik. in Verh.
Bat. Gcnoolsch. V. p. 22.

Java, in de wouden der bergstreken, op den Tjerimai (blume).
Ki seroh sund.

2. Lonicera OXylepis miq. Scandens ? ramuli subtetragono-teretes
cum petiolis (2 lin. longis) hirtello-pubescentes, folia e bad subcor-
dato-rotuudata vel rotundata ovato-lanceolata vel oblonga acuminata,
3 \ — 1 poll. longa, integerrima marginibus levïter recurva, superne
ciliata, subcoriacea, supra praesertim in costa dense, super paren-
chyma rariter, subtus in costa venisque (3 — 5 utrinque, adscenden-
tibus) hirtello~pubescentia,demumlacunoso-reticulata, pedunculi axil-
lares petiolum superantes biflori et terminales fasciculati, singulo
flore extrorsum bractea nnalanccolato-linearis calycem superans parce

CAPRIFOLIACEAE. l$6 LONICERA.

setulosa, bracteolaeque 2 laterales oppositae brcviores ciliatae calycis
longitudine, calycis deutes 5 subaequilongi lineares sparse setulosi
tubum glabrum circiter aequantes, corollae 6 lin. circiter longae
tubus subcurvulus inferne glaber, superne limbusque pilis raris setu-
Josis inspersus. Caprifolium Loureiri BI. Bijdr.p. 653 ex par Ie. —
Lonicera Loureiri BI. in herb. L. B. exel. auct. I)C. quae praeser-
tim stirpe Loureireanae servanda, — ?IIassk. Cat. bog. p. 116.
Flora bot. Zeil. 1847, p. 241, ubi bracteolae ovato-lanceolatae sta-
tuuntur, quo termino probabiliter bracteolas liueari-lanceolatas intel-
lexit; ad seq. saltem hoc syn/non relegandum. Corollam ultrasemipol-
licarem dicit, luteam striis rubris, intus inter filamentoruin insertionem
villosam, limbum irregulariter 5-fidum laeiniis oblongis obtusiusculis
sulfureis dein croceis margine rubentibus, baccas atrovirides. —
Var.0 oblonga Hassh. L c. p. 242, foliis ovato-oblongis vel oblon-
gis acutis aut acuminatis, uon bullatis, corollae limbo sulfureo mar-
gine hand intensius colorato. — dc. in Prodr. IV. p. 384 Loni-
ceram Loureiri sec. homonymam Blumeanam proposuit, dubitanter
loureiri Syn. tt Lonicera Xylosteum FL Coch.I. p. 186" allegans.
Verum huic folia ovata, flores albi, baccae rubrae tribuuntur, adeo-
que a javanica illa longe distat, eique mme L. Loureiri nomen eo
magis servandum csse existimo, quum sub specie Blumeana duae
species distinctae confusae sint.

Java, in de bergstreken (blume, hasskarl). — Ki seroh suneL

3. Lonicera LeSChenaaltÜ wall. Scandens, ramuli subtetragono-
teretes liirtello-pubescentes, folia breviter (2—1 lin.) petiolata ebasi
rotundato-subcordata ovata ovato-oblongave acuta integerrima, 3 —
1 , poll. longa, coriacea, supra praeter costam glabra, subtus in venis
5—6 utrinque patule erectis reticulatis hirtella sublacunosa, pedun-
culi brevissimi (2 lin.) biflori axillares solitarii et terminales fasci-
culati, flores non coaliti, singulis extrorsum bractea lineari-lanceolata
sparee setulosa calycem aequans, bracteolaeque 2 laterales ovato-ro-
tundatae marginibus membranaceae ciliatae calycis tubo glabro plus
duplo breviores, calycis dentes 5 lineares praeter extimum paullo
longiorem subaequilongi, ciliati, tubi vix longitudine, corollae (fla-
vescentia pollicaris?) tubus glaber limbus parce pilosulus (in nos-
tns) vel etiam hirtellus (in aliis indicis). Lonicera Leschenaulln

CAPRIF0L1ACEAE. 127 LONICERA.

Wall. in Roxb. PI. ïnd, II. p. 178. Wall. «.471. BC. Prodr. l.c.
p. 334. W. et Am. Prodr I. /;. 389, praesertim forma glabrior.
Ilassk. Cal. bog. p. 116? L. mollis Wall. n. 6301. — Lonicera
Loureiri BI. partim fide spec. herb. L. B. — Toto habitu et praesertim
foliis praecedenti adeo similis ut e sicco utiïusque discrimen vix ap-
pareat; attamen qui e bracteolis e bractea et dentibus calycinis peti-
tur character admodum essentialis videtur nee dubito quin e vivis
stirpibus plures adhuc notae differentiales in posterum colligentur.
Caeterum quantae haec species per Indiam or. lata distributa varia-
tioni subjecta sit, cl. w. et arn. 1. c. jam exposuerunt ■; non solum
foliorum figura inter ovatam et lanceolatam ambigit, sed ipsius co-
rollae iudumentum mox densum mox fere nullum observatur. In ja-
vanicis omnibus corolla praeter limbum glabra. — Lonicera li-
gustrina wall. Wig hl Icon. 111. tab. 1025 a praecedentibus et
sequente foliorum venis numerosis patentissimis haud difficili nego-
tia distinguitur.

Voor-Indië, in de bergstreken (wallich). Ceylon (kómg in
Herb. L. B.). Java, in de bergstreken (blume, hasskarl). — Ki
seroh sund.

4. Lonicera chinensiS wats. Prutex humilis prostratussubscan-
dens, ramis rubescentibus cum pedicellis et corollae tubo pubescen-
tibus, petioli semiteretes breves usque 3 lin. longi, folia ovata, ovato-
vel oblongo-lanceolata, saepe elliptica, utrinque acuta apice mucronata,
integerrima (vel subsinuata), margine subrevoluta, supra praeter cos-
tam glabra, praesertim subtus in nervis pubera et glaucina, subcoria-
cea, parvula, pedunculi axillares biflori breves, bracteae brevi-petiolatae
foliiformes ellipticae flores geminos utrinque involucrantes, bracteo-
lae squamaeformes exiles rotundato-ovatae ciliolatae, calycis tubus
glaber, dentes 5 lineares (extimus parumper longior) ciliati apice
subpenicillati, corolla infundibuliformis 9 — 10 lin. longa albido-fla-
vescens, dein lutescens (hassk.), extus rubens (nn.), tubo limbum
paullo superante fiexuoso basi aequali, virgiueo subreverse hirtello
et glanduloso-piloso, glabrescente. Lonicera chinensis Wals. Dendr.
brit. tab. 117. DC. I. c. p. 333. Hasskarl Cat. bog. p. 116. Flora
bot. Zeil. I. c. p. 242. — Lon. glabrala Wall. in Roxb. FL ïnd.
1T. p. 175. — L. flexuosa Loddig. Bot. Cal. tab. 1037. Ker Bot.

CAPRIFOUACEAE. 128 WEIGELIA.

lieg. lab. 712 non Thunb. — Ninloa japonica Svocet Hort. brit.

ed. alt. ined. ex BC. — Lonicera repens Zipp herb. et Hort. Bogor.
Japan. China. Nepal. — Nieuw-Guinea (zippel.)
Lonicera confusa dc. Prodr. I, c. in Java etiam culta.

IV. WEIGELIA thunb. Calcy cis tubus cum ovario conna-
tus angustus elongatus, limbi 5 -partïti laciniae lineares. Corol-
lae infundibuliformis limbus 5-fidus subaequalis. Stamina 5, tubo
inserta, antheris elongatis. Ovarium biloculare, ovulis plurimis
in quovis loculo juxta septura biseriatis anatropis. Stylus longius-
culus, stigmate peltato-capitato. Capsula crustaceo-indurata vel
membranacea, summa tubi calycini parte coronata, ïoculicide bi- vel
rarissime trivalvis, valvis medio septum margine inerassato semini-
ferum gerentibus. S e m i n a crista vel ala tenui cellulosa cincta, testa
membranacea, saepe reticulata. — Weïgela Thunb. Fl. Jap. p. G,
tab. 16. — Weigelia Persoon. — Genusa tuunbergio quoad ovarii
structuram male descriptum, nihilominus monente cel. lindlev ser-
vandum, nee cum Diervilla tournef. consociandum, a qua habitu
distinctum, fructus structura, et seminum ala facili negotio distin-
guitur. — Calysphyrum Bunge Emim. Pi. Chin. bor. p. 84. —
Species pleraeque japonicae et sinenses, in si eb. FL Jap. Vol. I. a
beato zuncARiNio egregie expositae.

L. Weigelia fallax miq. Eamuli tetragoni, petioli (breviusculi)
marginibus et in juncturu ciliati, folia e basi acuta vel subcuneata
iutegerrima et subciliata lato-subrotundato-elliptica abrupte acute
acuminata dense subcrenatim serrata herbacea, supra in costa brevi-
setulosa, subtus pallida, in costa venisque costalibus (5—8 utrin-
que) setuloso-pubera, 2—4 poll. longa, innorescentia pauciflora (?),
ilores brevissime pedicellati vel sessiles, tubus calycis glaber semi-
pollicaris tenuis, laciniae lineares rariter setulosae, corollae 1 j-pol-
licaris tubus angustus liarum longitudine, limbi lobi ovati obtusi
dorso medio appresse sparse setulosi, antherae lineares, stigma peltato-
capitatum. — Proxima D. (Weig.) grandiflorae Si eb. e Zucc. El.
Jap. I. p. 71, tab. 31, a qud corollae formae et lobormn indumen-
todiffert, et W. roseae Lindl. a quft foliis basi acutis et corolia
uiscriminatur.

Java, bij Lembang (kortii.).

RUfilACGAK. 129 GENERA.

Ordo CXLIX. RUBIACEAE jüss.

Arbores, frutices et herbae, ramis teretibus vel tetragonis, foliis
oppositis bistipulatis simplicibus integerrimis quam rarissime sub-
dentatis. ï n f 1 o r esc e n t i a definita, varia. I 1 1 o r e s utplurimum her-
maphroditi. Calyeis tubus cum ovario connatus, limbus denta-
tus, lobatus vel truncatus, utplurimum corollae isomerus. Co rol la
mouopetala summo calyeis tubo inserta, limbo 4 — 5-rarius-3 — 10-
mero, lobis dentibusve aestivatione valvatis vel iinbricato-subcontor-
tis. Stamina petalorum numero, iisque alterna, filamentis tubo
minus magisve vel totis adnatis, anti) e ris biloeularibus introrsis
saepe ovalibus. Ovarium inferum bi- aut- pluri- rarissime uni-lo-
culare, disco epigyno concavo vel pulvinato coronatuni, o vu la
(anatropa vel subcampylotropa) in loculis solitaria, plura, pendula,
erecta vel angulo centrali peltatim inserta, nunc super placentas ex-
sertas disposita. Stylus unus, stigmata saepe 2 distincta vel coa-
litaaut plura. Eructus varius, aliis capsularis. aliis indehiscens
baccatus vel drupaceus, bi- aut plurilocularis, loculis mono-
polyspermis. Semina in loculis monospermis apice vel saepius
basi adfixa, in polyspermis placentae centrali inserta, saepiusque
horizontalia, albumine corneo vel carnoso, embryi parvuli recti
vel subcurvi f ere semper centralis cotyledones foliaceae. — Ordo
magnam generum et specierum congeriem includens, e nulla fere
orbis plaga omnino exulans, maximo tarnen inter tropicos numero
vigens, Loganiaceis intime cognatus.

Eigenschappen. Bittere alcaloiden (Chïnine enz,), onzijdige
kristallyne bestanddeelen (Coffeine) en zamentrekkende beginsels
(looi-, catechu-, kina-zuur enz.), kleurstoffen, vooral roode en geele
(meekrap), worden in de onderscheidene afdeelingen dezer groote
en belangrijke orde aangetroffen. Yele zeer gewigtige voortbreng-
selen, geneesmiddelen (kinabast, braakwortel enz.), voedsel- en kleur-
stoffen, vinden in de menschelijke maatschappij veelzijdige en zeer
nuttige toepassing.

Subordo I. Cjnchonaceae endl. Gen. Pi p. 545. Eructus locu-
lis polyspermis, rarissime abortu monospermis, dehiscentes vel inde-
hisceutes.

\)
Flora van Nel. Indië. n.

RUBIACEAE. 130 GENERA.

Overzigl der Groepen en Geslachten :

* Zaden gevleugeld.

Tribus I. Naucleeae: bloemen op een gemeenschappelijk bloembed
lot een hoofdje vereenigd.

a. Hokjes met vele eitjes. — «. Vruchtjes aan den voet tot ééne
gemeenschappelijke vrucht vergroeid : I. Sarcoccphalus. — (l. Niet
vergroeid ; — niet regelmatig openspringend, eenigzins vleezig, van
boven vier-, van onderen twee-hokkig: II. Anthocephahts ; — regel-
matig openspringend ; — bloemen ongesteeld ; zaaddoosjes hok- en
schot-splijtend geopend; heesters of boomen : lil. Nauclea ; — bloe-
men veelal gesteeld; zaaddoosjes openspringend; slingerheesters, veel-
al met haakvormige onvruchtbare bloemstelen: IV. Uncaria; —
twijfelachtig geslacht met tweespletigen stijl: VI. Lecananlhus. —
//. I lokjcs met een of Uce eitjes : V. Cephalanlhm.

Tribus II. Cinchoneae: bloemen in eene ontwikkelde bloeiwijze,
bloemtuil, pluim, tros of in aren.

a. Zaaddrager onverdeeld; — stempel onverdeeld, meer of min-
der knodsvormig : VII Ilymenodyclion ; — stempel met twee armen;
zaaddrager smal: VIII. Hymcnopogon ; — zaaddrager half-kogel-
rond : X. Rhombospora.

b. Zaaddrager vertakt: IX. Coplosapella.
** Zaden niet gevleugeld.

Tribus III. Rondclelieac : steunblaadjes niet tot eene scheede
vergroeid, paarsgewijze meer of minder vereenigd. Vrucht droog, 2-
zeer zelden 3- of 4-hokkig, openspringend, zelden niet opensprin-
gend en dan meer of minder splijtend.

a. Vruchtjes regelmatig openspringend.

«. Bloemkroon vierdeelig. — Kelkbuis zonder ribben : XII. Gree-
nia; — met 8 draadvormige ribjes: XT. Biklda.

P. Bloemkroon vijfdeelig. — Helmknoppen lijnvormig op den
rug mgchecht ; bloemtuil met witte bloemen : XIII. Wcndlandia ■ —
bloemkroon radvormig, 5-soms 3-7-spletig, in den bloemknop kleps-
gew.j/.c: hel.nknoppen als tot cenen kegel vereenigd of vergroeid;
zaaddoos van boven door het afvallen der schijf onregelmatig ge-
opend: XV. Argostemma; — buis der bloemkroon kort; "schijf
op het vrachtbeginsel met vier klieren; kleppen der zaaddoos f

HUBIACEAE. 131 GENERA.

spletig, naar binnen gerold: XIV. Spiradiclis; — bloemkroon
trechtervormig; meeldraden meestal geheel in de buis besloten; stijl
zeer kort; zaaddoos plat, 2-lobbig: XVI. Ophiorhiza; — stijl met
geknotte stempels; bloemen in bloemhoofdjes : XVII. Coplophyllum.

b. Vruchtjes niet openspringend, eindelijk in twee deelen splij-
tend of niet splijtend : bloemkroon trechtervormig, vruchtjes soms
driehokkig, bijschermpjcs okselstandig : XVIII. Xanthophylum;—
bloemkroon trechtervormig, hare buis later met de uitgroeijende schijf
van het vruchtbeginsel vergroeid, stempel in sommige bloemen on-
verdeeld : XIX. Lerchea.

Tribus IV. Hedyotideac : steunblaadjes tot eene veelal veelsple-
tige en stengelomvattende scheede vereenigd. Vrucht meestal 2-
hokkig, met enkele uitzonderingen openspringend.

a. Zaaddoos aan den top bolrond of stomp-4-hoekig, meestal
hoksplijtend geopend, ieder hokje daarna niet zelden ook aan de bin-
nenzijde geopend, kelkslippen met weinig tusschen ruimte : XX. Bé-
dyolis; — zaaddoos eirond, ieder hokje aan den top hoksplijtend
geopend, het tusschenschot kort-tweespletig, kelkslippen als de voor-
gaande : XXI. Scleromitrion ; — zaaddoos aan den top, die zaam-
gedrukt, soms uitgerand is, hoksplijtend geopend, kelkslippen met
wijde stompe tusschenruimte : XXII. Oldenlandia ;b\mmkm(mbum
kort, zaaddoos halfvrij, zaden smalgevleugd: XXIII. Dycfiospora.

b. niet openspringend: XXIV. Denlella.

Tribus V. Gardenieae: steunblaadjes als bij Bondeletieae. Vrucht
besachtig niet openspringend, 2-, meer- zelden 1-hokkig.
f Vruchtbeginsel en bes tweehokkig, veelzadig.

a. Bloemen op een gemeenschappelijk bloembed ; — bloemkroon
met eene korte buis, 5-deelig, besjes gesteeld : XXV. Zuccarinia ; ~
trechtervormig, 4-deelig, besjes zamengegroeid : XXVI. Lucinaea

b. Bloemen in een hoofdje vereenigd: XXVII. Lecananthus

c. Bloemen in de oksels; — stempel knodsvormig met 10 vleu-
gels : XXVIII. Psilobium; — met 10 spiraalsgewijze ribben, bloem-
buis kort, van binnen viltig: XXIX. Plalymcrium ; — knods-
vormig; helmknoppen lijnvormig, tot elkander gcrigt; blocmbni*
kort: XXX. Gonyanera.

d. Bloemen in aren; vierdeelig; bloemkroon trechtervormig, keel
en stempel behaard, stempel 2 -tand ig: XXXI. Pctunga.

RUBIACEAB. 132

GE.NEKA.

e. Bloemen in pluimen of tuilen, 5-deelig; zaden op de opper-
vlakte dei- zaadkoekeu; — bloemkroon trechtervormig, keel onbe-
haard; stijl lang met éénen dikken stempel : XXX IL Slylocoryna ;

met behaarde keel, stempel priem voruiig: XXX lil. Griflilhia; —
keel onbehaard, zoom bijkans 2-lippig 5-deelig; stempel-slippen
elliptisch of rond: XXXIV. Pseudixora; eene kelkslip veelal in
een blad veranderd : XXXV. Mussaenda: — bloemen 5 — 4-deelis:
stijl met 2 lange smalle stempels; binnenbekleedsel en tusschenschot
der bes papierachtig; zaden met wratjes: XXXVI. Adenosacme; —
tusschenschot geopend : XXXVII. Femelia.

f. Bloemen eind- of okselstandig ; zaden in de zaadkoekeu inge-
drongen; bloemen 5-deelig, buis kort, keel behaard; helmknoppen
lijnvormig: XXXVIII. Gynopachys; — heesters met okselstandige
doornen; bl. okselstandig, stempel dik tweelobbig: XLï. Randia.

tt Vruchlbeginsel (weehokkig, hokjes mei 2 eitjes, 4 meeldra-
den; —hokjes der bes met 2 zaden: XLV. Hypobalhrum ;-— ée'n-
zadig: XL VI. Jackia; XL VIII. Scyphiphora ; — twijfelachtig: :
XL VIL Diplospora.

ttt ëénhokkig, mei wandstandigc zaaddragers; — bloemkroon
5— 10-deelig: XLIL Gardenia ; — vierdeelig : XLIII. Helospora.

tttt met meer dan 2 hokjes; — bl. 5— 7-deelig, gescheiden ge-
slacht : XXXIX Urophylhim ;— alsde voorg., bl.4— 6-deelig ; 8— 12
meeldr. : XL. Praravinia;— bl. metgescheiden geslacht en bermaphr,
bloemkr.5 — 1 -deelig,bes met talrijke uootj es: X.LI V. Polyphragmon.

Tribus I. Naucleeae dg. ex emend. bentii. in Fi Nigril. p. 377.
Korea capitati super receptaculum globosum conferti. Capsulae bi-
loculares polyspermae, utplurimnm liberae et dehiscentes, in quibus-
dam connatae subcarnosae indehiscentes. Semina magis minusve
alata, super placentas vulgo pendulas.

I. SARCOCEPHALUS afzel. Florea supra receptaculum sub-
globosum sessiles inferne (saltem post anthesin) concreti. Calycis
hmbus 4-G-dentatus vel-fldus, lobis nunc spathulatis subclavatis
subpeltatu. Corollae tubus elongato-infuudibuliformis, limbi
lacm.ae aest.vatmne subimbricatae. Stamina 4-6, fauci inser-
ta, niamentis nulli 5 vel brevi ss imi s , antheris basifixis ovalis
non apiculatis. Ovarium disco epigyno tecturn biloculare pluri-

RUBIACEAE. 133 SARCOCEPHALUS.

ovulatum, o vul is super placentas lineares cum septo connatas iu-
sertis. S tylus cylindricus, stigmate subclavato. Fructus in syn-
carpimn, extus discis epigyuis concavatis radiato-striatis, calycisque
dentibus superstitibus prominentibus areolatum concreti, biloculares,
oligospermi. Semina parva coinpressa alata vel subaptera? — Pla-
tanocarpum Korth. in Verh. Nat. Geschied. Dot. p. 152 ubi et in
Observ. de Naucl. ind. p. 16a genere Afzeliano non satis diversum
esse suspicatus est, quam sententiam Sarcocepliali examen in Fl. Nigr.
a cel. bentham institutum,omnino confirinavit. — Pedunculus com-
munis vulgo infra vel ad medium bracieisin annulum dentatuin sub-
connatis instructus est.

1. SarcocephalllS COrdatUS miq. Arborescens, ramuli tetragonr,
petioli teretiusculi 1 — 1^ poll. longi, folia cordato-ovata obtusa co-
riacea glabra subtus pallida, costulis prominentibus alternantibus,
3 — 9 poll. longa, stipulae obovatae vel rotundatae, venulosae, cadu-
cae, pedunculi terminales solitarii, receptacula globosa (magna), ca-
lycis segmenta clavata 4 — 5, persistentia, iucrescentia, corollae4 —
5-fidae splendide flavae fragrantes, stigma oblongum apice obscure
bilobum, fractus in syncarpmm parvi mali magn. connati apice de-
presso-excavati, biloculares, loculis oligospermis, seminibus oblongis
imbricatis viridulo-carunculatis aliisque pluribus abortivis. Nauclea
cardata Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. II. p 118 ed. alt.I. p. 509. N.
coadunata ej. in Rees. Cycl. Vol. 24, n.6. — Plalanocarpum cor-
dbtum Korth. Observ. de Naucleis ind. p. 16. Specimina javanica
cum fusiore roxb. adumbratione exacte congrua, si petiolos haud"
prorsus teretes excipias.

Ceylon. Java, in Patjifcan en Kelak (iiorsf.). Kappel sund.

2. SarcocephalllS ? BartlingÜ miq. Arborescens, rami e compresso
teretes, folia subsessilia e basi cordata. oblonga acuta, supra nitida de-
rauoi gjabra, subtus cum ramulis pubescentia, stipulae ovatae obtusae
extus pubescentes deciduae petiolo longiores, pedunculi terminales so-
litarii, fructus coadunati? subtomentosi. Nauclea BartlingÜ DC. I. c.
p. 344. — Nauclea? mollis Bartl. mss. non BI. — Luzon.

3. SarcocephalllS? undulatus miq. Arbor, rami brachiati, petioli
colorati leviter canaliculati, circiter bipollicares, folia ovato-oblonga
vel oblonga, undulata, nitida, 6 — 12 poll. longa, stipulae ellipticae

RUBIACEAE. 134 S vncOCEPHALUS.

longitudine petiolorum, peduuculi terminal w solitarii, reccptaeulum
globosum (magnum) exinvolucratum, calycis segnienta 4 — 5 clavata,
corollae flavae fragrantes, stigma oblongum apice subbilobum, ovula
j)lurima, fructus concreti, semiua saepius solitaria oblonga exalata,
hilo caruuculato (roxb.). Nauclea undulala Roxb, FL Ind. ed.Wall.
II. p. 117 ed. all. I. p. 508. DC. Prodr. IV. p. 343. Non vidi.
Molukken, iu 1789 in den bot. tuin te Calcutta ingevoerd.

4. SarcOCephalUS? glaberrimns miq. Ranii tetragoni, folia ovata
utrinque glabra plana, stipulae ovales petioli longitudine, pedunculi
solitarii terminales, fructus concreti, in capitulum Plantani fructum
referens, scd glabrum. Nauclea glaberrima Barll.mss. apud DCJ.c
Poliis planis brevius jjetiolatis a praeced. differt. Luzon (hünke).

5. SarcocephalttS Horsfiejdü miq. Itamuli tetragoni, petioli antice
superne sulcati tenuiusculi, pollicares, folia elliptica, alia basi acuta
apice subprotracto obtusiuscula, alia e basi secus petiolum brevi-acuta
caeterum lata ovata apice obtusa vel lato-rotundata, pergamacea, gla-
bra, supra lucidula, subtus costulis prominentibus utrinque 7 — 5
erecto-patulis (coloratis?) obscure reticulatis pertensa, 4»— 4 poll.
longa, ramulorum quorundum quadruplo minora, stipulae ovales vel
obovales membranaceae, tenere venulosae (coloratae?) petiolis paullo
breviores, pedunculi ramulos terminantes solitarii subgraciles prope
basin vagina bracteacea dentata muniti, receptaculum ellipsoideo-
globosum vix semipollicare, caljcis dentes spathulato-obtusi rnem-
branacei, dein aucti angulati subtruncati, corollae glabrae.

Java, in Soerakarta (horsfield).

6. SarcoceplialttS Junghuhnii m.q. Charact. fere praeced , sed fo-
lia omnia obovata obtuse apiculata, 2^-5* poll. longa, subtus in
axillis costularum (8-10 utrinque) barbellata, capitula ramulos oli-
gopnyllos breves terminantia solitaria, pedunculus infra medium de-
cidue bracteatus brevis.

Snmatra, in Opper-Angkola (juiygit.)

7 Sarcocephalüs subditus m . Avhov ^ ovoideïljramuli mm

peüohs brevius glabri, folia elliptica obtusiuscula vulgo undulata,
utrinque glabra, axillis nervorum subtus S ubbarbata,stipulaeoblongo-

RUMACEAE. ISo AiVTüOCfcTIIALUS.

ovales acutiusculae, pedunculi terminales soJitarii obtuse 4-anguIa-
rcs pubescentes, flores odorati flavesccntes, calycis dentes brevissiini,
corollae lobi 4—5 obtusi. Platanocarpum subdiium Kor/U. in Vcrh.
Nat. Geschied. Bot. p. 133, tab. 32. — ISauclea purpurca (hand
Roxb.) Zoll. el Mor. Sysl. Vers. p.ö].

Sumatra. Java, Borneo langs de rivieren (kortii., zoll.).

II. ANTHOCEPHALUS a. ricii. Flores supra receptaculuin
globosum conferte sessiles vel subpedicellati. Calycis tubus iufuudi-
buliformis, limbi 5-partiti segmenta acuta vel acuminata corpusculo
ante anthesin deciduo terminata. Corolla praecedentis. S t a m i n a 5 ,
filament is versus faucem insertis. Ovarium apice 4- basi bi-lo-
culare, loculis multiovulatis ; ovula placentis ab apice ad mcdiuin
usque bipartitis inserta. Stylus teres, stigmate bipartito. Pruc-
tus non coaliti subcarnosi, calyce carnoso coronati indehiseentes,
superne tetrapyreni, inferne bilocularcs et subcarnosi, oligospermi.
Se mina alata. — Generis character essentialis in capsulae loculis
dimorphis continetur, alioquin praeced. valde affine.

1. Anthocephalus morindaefolius kortii. Arbor; truncus rectus

cortice fusco, coma densa hemisphaerica ; ramuli obtuse tetragoni;
folia petiolata e basi obtusa vel subcordata ovata vel ovato-oblonga
breviter acuminata, glabra, margine undulata, receptaculum subglobo-
sum pedunculatum, calycis tubus superne intus pubescens, extus sub-
glabcr, limbi segmenta inaequalia, corolla extus glabra, intus pubes-
cens. Anthocephalus morindaefolius Korth. in Ver h. Nat. Geschied.
Bot. p. 154, tab. 48. Nauclea BI. Bijdr. p. 1011. Ilassk. Cal. boy.
p. 114. Probabiliter lmc Nauclea cordala? Zoll. Herb. n. 2019
slerilis.

Sumatra, in de wouden van Melintang, bij Loemoet, waarschijn-
lijk ook in Borneo (kortii., jungil). Java (bl.). — Kiladen
in Borneo.

2. Anthocephalus? Cadamba miq. Arbor, truncus erectus, cortice
subgriseo, folia petiolata ovata, glabra, pluricostulata, 5 — 10 poll.
longa, pctioli li-pollicares, stipulae triangulares, pedunculi solitarii
et terminales aggregati, receptaculum Horens aurantiacum, stigmati-
bus albidis altr cxsertis, calyx 5-partitus, cnpsulae generis, tctrago-

HUGIACEEAE. lof)

ÏUITCLEA.

nae, semiiia parva aagulata fusca. Naucleu Cadamba Hoxb.Fl.lnè.
I. p. 513. Kalj'oal-sjaka Rheede Hort. Mal. III. /«&. 33.

Voor-Indië. Bengalen, gemeen om Calcutta. — Neepa
(Nipa), Prijuka of Cudumba sanskr.

3. Anthocephalus indiCUS ricu. Subarboreus r glaber, folia petio-
lata ovali-oblonga utrinque acuminata laevfa, stipulae ovales obtusae
deciduae, pedunculi tesminales solitarii vel terni medio subbraeteato»
calycis lobi 5clavati,. corolla purpurea. Anthocephalus indims Rick
in Mém. Soe. Bist. naL Par. V. p. 237.— Anlhoc. chineusis Hassk.
in Flora, bol. Zeil. 1845, /?_ 231. — Nauclea purpurea Roxb. Pt.
Corom. I. p. 41, tab. 54. Fl. Ind. ed.WalLll. p. 123, ed. alt.l. p
515. DC. I. c. p. 346. W. el Am. Pvodr. I. p. 392. Hassk. Cal. boy.
p. 114. — Cephalanlhus chinensis Lam. Dict. L p. 678 ? excl.syn.
Rumph. — Huc probabiliter JV calyeina BarlL apud DC. I. e.

China. Voor-Indië. — Lnzon? — Java..— T jan tj.era<-
tan swncL

III. NAUCLEA lam. (korth.). Flor es super receptacuhim sub-
globosum dense conferti sessiles. Calycis limbus (passim integer)
5-fidus, segmentis saepe appendice ante anthesin deciduo claviformi
autangulato terminatie Corolla infundibuliformis, limbi 4—
5-fidi laciniae aestivatione valvatae. Stamina 4—5, fauci inserta,
filamentis brevibus, antheris muticis vel apiculatis. Ovarium
biloculare pluriovulatum, ovula placentis semicylindricis pendulis
inserta. Stylus cylindrkus, stigmate clavato aut pyramidato vel
capitato. Capsulaeliberaedicoccaeloculicideet septicide dehiV
centes. Semina adscendentia linearia, utrinque alata.— Arbores
vel arbusculae, foliis oppositis, stipulis interpetiolaribus, capitulis
termmalibus vel axillaribus. — ïlorum alabastrum quandoque apice
glanduloso-inerassatum. Pedunculi pars suprema vulgo hirtula sul-
cato-stnata, omniuo distincta, quasi basis nuda receptaculi.

h 1. Naucleae vcrae. Stigma clavatum vel capitatura.

1. Nanclea macrophylla roxb. Arborea, ramuli teretes glabri»
folia amplexicaulia anguste ovaliavel lato-oblonga subobversa obtusa
versus basin uudnlata, subtus villosula, parallele costulata, 8-24
poll. louga, stipulae lineari-lanceolatae aveniae circiter tripollicares»

RÜB,ACEAE ' 137 SAÜCLBA .

peduncnlus terminalis solitarius recimrns, receptacula 3 po]], in diara.,
calycis dentes 5 elavati, corollae pallide flavae, stigma clavatnm ob-
solete bilobmn. Nauclea macrophylla Roxb. Fl lnd. II. p. 120.
BC. L c. p. 344. Stirps magnifica, folia stirpium juvenilium ultra-
bipedalia. Placentae lineares liberae multiovulatae.

Amboina, in 1797 in den bot. tuin te Calcutta ingevoerd.

2. Nauclea purpurascens korth. Arbuscula, ramnli compressius-
culi glabri, folia petiolata lanceoIato-elJiptica obtuse acuminata inte-
gerrima utrinque glabra coriacea, 4£ poll. longa, stipalae oblongac
obtusae glabriusculae, pedunculi terininales solitarii vel terni, recepta-
culum hirsutmn, calycis tubus intus hirsutus, appendiculis tetraëdris.
Nauclea purpurascens Korlh. I. c.

Sumatra en Java, in de wouden der bergstreken (korthals).

3. Nandea affinis mq. Üamuli glabri, folia obovalia vel elliptica
acumine obtuso abrupte terminata, subtus axillis tenere barbata, pe-
dunculi solitarii vel terni glabri, apice summo pilosuli, ealyces brevi-
ter acute dentati appresse hirtuli, corollae tubus inferne tenuis gracilïs
glaber, superne cum laciniis 5 ovatis obtnsis dorso medio, velutinus,
stylus crassus, stigma ellipsoideo-capitatum bisulcum, capsulae obpy-
ramidatae rufo-tomentellae, vertice ad calycis reliquias griseo-hirtulae.
"Variat foliis fere lanceolatis. - — Quum fructum maturum non vide-
rim, genus paullisper dubium.

Java (horspield, zollijsger).

4. Nauclea Synkorynes korth. Arbuscula; ramuli compressi gla-
bri, folia petiolata elliptica raro ovalia vel obovata, acutiuscula, utrin-
que glabra, integerrima,marginesubrecurva,fere semipedalia, coriacea,
stipulae obovato-oblongae obtusae, glabrae, pedunculi terminales so-
litarii vel terni, receptaculum pubescens, calyx hirsutus, limbi appen-
diculis tetraëdris cueullatis, corolla glabra. Nauclea Synkorynes
Korth. I. c. p. 158. An eadem ac N. sericea cf. in Obs. de Naucleis
ind. p. 18 uomen?

Borneo, aan de boorden der Doeson-rivier (korthals).

5. Nauclea Obtusa BL. Arbor, ramuli compressi glabriusculi, fo-

RUBIACEAE. 138 NAUCIIA,

lia petiolata e basi angustata rotundato-cllipiica obtusiuscula, utriu-
que glabra, 7 poll. longa, stipulae obovato-oblougae obtusae glabrae
pedunculi termiuales 1 — 3, receptaculum pubcscens, calyx hirsutoa
lirabi segmenta inaequalia, appcudiculis tetraëdris, corolla glabra.
Nauclea oblusa BL Bijdr. p. 1010. Korth. L c. p. 158.

Java, in de wouden der bergstreken, bijv. op den Tjerimai (bl.).

6. Naildea StrigOSa korth. Arbuscula truuco brevi, coma irre-
gulari-semiglobosa, folia petiolata e basi angustata oblonga breviter
acuminata integerrima vel subcrenulata, adulta utrinque glabra, ju-
niors praesertim subtus hirsuta, 4 poll. longa, stipulae oblougo-ovales
obtusiusculae subtus liirsutae glabrescentes, pedunculi terminales so-
litarii, receptaculum glabrum, calycis appendiculis tetraëdris, corolla
glabra, tubo subpentagono. Nauclea strigosa Korlh. in Verh. Nat.
Gesch. Bot.p. 157.

Borneo, op den Sakoembaug en Pamatton (korthals).

7. Nauclea lanceolata bl. Arbuscula; ramuli subcompressi gla-
bri, folia petiolata lanceolato-elliptica obtuse acuminata glabra, in ner-
vorum axillis subtus pubescentia, fere tripollicaria; stipulae late obova-
tac obtusae glabrae; pedunculi solitarii, receptaculum pubesceus, ca-
lyx lnrsutus, segmentis inaequalibus, quibusdam lanceolatis acutis,
reliquis lanceolatis in fila angusta appendiculis subrotundis subex-
cavatis terminal» excurrentibus, corolla extus hirsuta. Nauclea lan-
ceolata Blume Bijdr. p. 1009. Korlh. Lep. 159. Flores variant
tetranari.— 0. Longi folia, foliia fere lanceolatis usque 6-poll. longis,
costulis utrmque usque 9, subtus cum stipulis oblongis obtusis pu-
beris. An species?

Sumatra en Java, in de bergstreken (korthals en blume);-
/?. Java, aan den Tjidoerian, bij Tjikoja, Bantam (zoll., jüngh.).

8. NaüClea molliS bl. Arbuscula, folia e basi rotundata nuncsub-
cordatu ovaha acuta, supra glabra, subtus cum ramulis villosiuscula,
majuscula, süpulae ovales obtusae subtus villosiusculae. Nauclea
molLs Bl. Bijdr. P . 1010. An N. macrophyllae roxb. affmis?

J ava, op den Salak (bluue).

9. Nandea grandifolia dg. Arbuscula, folia petiolata c basi acuta

RUBIACEAE. ]39

NAUCLEA,

obovata vel ovato-oblonga obtusa majuscula subundulata glabra, sti-
pulae ovales petiolo subaequales, pedunculi terminales solitarii, pe-

tioli longitudine. Nauclea grandifolia DC. I. c. p. 345. N. ma-

crophylla BL Bijdr. p. 1010 non Roxb.

Java, (blume, hasskarl). — Gampol, Djabon, Hanjah of
Tjangkoe-doe-lalakki.— Het hout (galeh sund., ati mal),
is rood van kleur, vast vau weefsel en dient tot timmerhout (hassk.)

10. Nauclea COrdata bl. Folia modice petiolata, subrotuudo-
eordata apice retusa vel apiculata glabra, coriacea, axillis barbellatis
stipulae oblongae rotundatae basi coadunatae petioli longitudine, pe-
duncule terminales solitarii, calycis dentes lineares juveniles corpus-
culo tetraëdro tecti, corollae tubus glaber. Nauclea cordata Blumc
Lep. 1011 non Roxb. — DC. I. c. p. 345.

Java, in Bantam, Kembang, Medimi (blume, jungil).

11. Nauclea glabra roxb. Arbuscula, folia petiolata e basi atte-
nuata ovalia obtusiuscula glabra laevia, stipulae lineares, pedunculi
nunc term', calycis lobi triangulares, stigma globosum, capsulae lo-
euli 3 — 4-spermi. Nauclea glabra Roxb. Fl. Ind. II. p. 121 ed.
alt. I. p. 512. Bl. Bijdr. p. 1009, DG. I. c. p. 344. — An species
Bluineana eadem ac Eoxb.?

Molukken.

12. Nauclea excelsa bl. Arbor, ramuli versus nodos subcompressi,
folia modice petiolata, e basi rotundata vel leviter subcordato-emar^-i-
nata ovalia vel ovata acuta coriacea, nascentia quam sparsissime pi-
lifera, adulta praeter costarum subpatularum (8 — 9utrinque) axillas
subtiliter piliferas glabra, 4—5 £ poll. longa, stipulae oblongae ob-
tusae pubescentes, pedunculi terminales terni longiusculi angulati
puberi, mox praeter partem iufra apicem tumidam deuse pubescentem
glabri, capitula nuclei cerasorum crassitie, caljcis tubus pubescens,
intus villosulus, dentes 5—4 inaequales ? anguste subulati, corollae
extus pubescentis lobi obtusi. Nauclea excelsa Blume Bijdr. p. 1009
DC. L c.

Java, op den Seriboe, Parang, Pengalengan (bl., juïvgfl).
Observ. Species ab N. africana W. distincta hujusque generis vide-
Uw sürps pliiiippiu. : N, africana j3 luzonensis DC. I. c. p. 345.

RUBIACEAE. 1 40 NAUClEA.

lo. NaHClea CaneSCenS bartl. Arbuscula, r.imuli tetragoni velutini
folia breve petiolata elliptica breviler acuminata, supra glabra subtus
canescentia, stipulae caducae, pedunculi compressi, inferiorea axiUares
oppositi supremi subracemosi, cum capitulis tomentosi, calycis Jobi Ji-
neares obtusi. Nauclea canescetis Barll. apud ÜC. I. c. p 347 —
Non vidi. '

Lu zon.

14. Nanclea rotundifolia bartl. Glabra, ramuli tetragoni, folia p*

tiolata cordato-subrotunda breviter acuminata subtus pallidiora, pedun-
culi axillares oppositi solitarii compressi medio articulati, capitila ca-
nescenti-tomentosa, ca lycia laciniae ovatae obtusae, corolla cana tomen-
Non v?di° subrotundis. Nauclea rotundifolia Bartl. Lc.

Luzon.

15. lfanclea glandulifera snumcm. ,Arbor procera, Mis „b-

orate subcordatis utrinque glabris parallelo-costatis integerrimis, basi
petiolormn m axillis uniglandulosis." Linnaea XV. p. 315. Icon. ind.
*. 8 (quam non vidi nee specimen). Folia e span. adn. 6-] poll.
longa 5-9 lata, petioli 1 poll.; st ipulae ovales obtusae giabrae,
dorst, bas! carmatae, petiolo longiores; peduncnli terminale» solita-
ru, fructus (au capitnlnm?) snbangnlatus. — Nondum vidi.
T i mo r, om Koepang in vochtige streken (simhooue). '

16. Natclea serioea ouma . //Arbor exceIsai mh Mm _

dat,s mtegemmis, snpra in venis pnbesccntibns, snbtns glancis, ra-
mnbs e petmhasericeo.pnbescentibns." Folia 6 - 8 poli. longa, 4-5
lata, pet.oh % poll. Stipnlae elliptieo-oblongae concavac peüolo bre-
«ores, senceae; pedunculi terminales solitarii petiolo paullo longio-

tr V 8 • \ PiH - X m "' ta Zi PP° l - ~ Nondum vidi

1 imor, ,n de bergstreken (spahoghb, zippelius).

An § ,hLfïïSrco™eaiv^"'"Vr ^ «* ««"«"'• *"• V- l«t
*»«* Kor*. *: C o7 s r ,ï ;e a Ecf^ S " g T9 el0ngal °- CO " iCUm - *
JÜ'rZZT T^ ^ A ' ]m ' Km& «émisphaerica vel co-
mn a, cussaZ T ^"^ """*■ -mpresso-tetragonis ;

in nervorum l!ïm t\ T^ « labra - J™»* subtus pubescentia,
r,a Vel ter «a.bracteis spathulatis mucrouatis

nUBIACEAE. 141 ILVCAMA.

glabris cincta; calycis limbus integerrimus, corolla extus glabra, ratos
praesertim ad faucem hirsata, limbo 4 — 5-partito; stamina 4—5;
discus epigynus subpelviformis. Stephegyne speciosa Korth. in Verh.
Nat. Gesch. Bot. p. 161, tab. 35. — Milragpxe speciosa ej. lib.
supr. land.

Bom e o, aan de Doeson-rivier, in Banjermassing, Mantalet, in
moerassige streken en in de droogere gewesten van Martapoera (korth.)

18. Nauclea parvifolia roxb. Arbor, ramis oppositis, folia oppo-
sita petiolata ovata obovata obtusa subtus pubescentia, stipulae ovales
obtusae, capitula bibracteata termiualia solitaria vel terna, medio bre-
vius pedunculato, calyx truncatus, corolla flavo-virens, stylus fili-
formis, stigma turbiuato-mitraeforme. Nauclea parvifolia Boxb. PI.
Corom. I. p. 40, tab. 82. Fl. lnd. ed. Wall. II. p. 122, cd. alt. I.
p. 513. DC. Prodr. IV. p. 344. W, et Am. Prodr. I. p. 391. — N.
orientalis Gaerfn. de fr. et sem. I. lab. 30. — N. parvi flora Pers.
Si/n. I. p. 202. — Cephalanthits pilnlifer Lam. Ene. I. p. 678.
DC. I. c. p. 539. (Specimina capitulis floribus orbata). — Steph.
parvifolia Korth. I. c. p. 161.

Voor-Indië; algemeen vooral op de kust van Coromandel. —
Philipp. eil. Molukken. — Java, in de lagere wouden der
provincie Krawang (korth.) —Het hout is zeer fijn van draad, zacht
en gemakkelijk te bewerken, doch niet bestand zijnde tegen de voch-
tigheid der lucht, wordt het alleen voor doosjes en dergelijke huis-
houdelijke voorwerpen gebezigd (korth.). //The wood is of a light
chesnut colour and close grained, is used for various purposes where
it can be keps dry, but exposed to wet it soon rots" (roxb.)

An hujus subgeneris : Nauclea cordifolia Willd. Spcc. T. p. 929. Roxb.
PI. Corom. I. p 40, tab. 53. FL lnd. cd. post. I. p. 514 in sylvis
Coromandelinis crescens ?

Aanmerking. Volgens hasskarl (Het Nut) wordt het hout van
stam en wortels van onderscheidene soorteu (Am bit of Tangtjek
tjaaofAngrit genoemd) op Java tot stelen van werktuigen of als
timmerhout enz. bearbeid. Het aftreksel der bladen en vruchten be-
hoort tot de inlandsche geneesmiddelen.

IV. UNCARTA schrik. Flores supra rcceptaculum globosum

RÜBIACEAE. 142 UNCARIA.

pcdiccllati raro sëssilcs. Cal y cis limbus brevi-tubulosus 5-dentatus
vel-partitus. Gorollae infundibuliformis limbus 5-partitus acsti-
vatione imbricata. Stamiua 5, fauci inserta, filamentis brevibus,
anèneris basifixis basibiappendiculatis. Ovariam biloculare, plu-
riovulatum, o vuli s super placeutas semiteretes iu medio septo aduatas
insertis adscendentibus, Stylus teres, stigmate clavato. Cap-
sula bilocularis, loculis bipartibilibus. Semina utplurimum nume-
rosa iu membranam saepe apice integram basi bipartitam expansa,
albumine caruoso, embryo ceutrali. — Frutices scandentes utrius-
que Orbis, oppositifolii, stipulis iuterpetiolaribus integris vel bifidis,
capitulis axillaiïbus peduuculatis, pedunculis sterilibus saepe obviis
uncinatis,iloribusplerumque pilosis haud raro suaveolentibus. — Cau-
les ramive complurium resecti aquam limpidam potabilem fuudunfc.

1 . Uncaria ferniginea dc. Caulis tetragonus cortice suberoso, ra-
muli tetragoni fusco-tomeutelli, nunc subcompressi, folia petiolata e
basi rotundatA, vel subcordata ovata vel lato-ovata aeuta, uunc brevi-
acuminata, supra praeter nervos glabra nitida,subtusex aureofuseo-
tomentella snbvelutina, parallele adsceudenti-costata (costis 8—9
utrinque)et trausverse veuulosa, coriacea,4— 41 poll. longa, stipulae
semiorbiculares obtusiusculae, iu adultioribus ramis bifidae, subtus
pubescentes, unci compressi atteuuati fusco-tomeutelli, involucrum
iloribus approximatum, utrinque pubesceus 4— 6-partitum deciduum,
segroentis ovatis acutis, pedicelli tetragoni cum calycis basi ocliraceo-
tomentelli, corolla griseo-lutescenti-hirta (in sicco). Nauclea ferru-
fjinca Bïumc Bijdr. p. 1013. - Uncaria DC. Prodr. IV. p. 348.
hor/L I c. p. 164. Sequeuti proxima, sed licetipsapartium magni-
tudinc variaus, floribus capsulisque triplo miuoribus diversa. Iu spec.
Sumatr. pedicelli et Qalyccs paullo Iougiores quam iu javanis; in
borneensibus corollae longiores foliaque oblongo-ovalia apice rotun-
data (koktii.)

Java. Sumatra. Born e o, in lagere gewesten.

2. uncaria pedicellata roxb. Caulis compresso-tetragonus fusco-
suberosns, ramuli tetragoni ferrugineo-hirsuti, novelli subcompressi,
ioha (quam praecedentis vulgo majora) petiolata e basi cordatft vel
obtoA ovata vd Kepra, oblongo-ovata acuta, supra nitida in nervis

RUBIACEAE. 143 imCAMA.

fcrrugineo-pubcscentia, subtus fusco-pubcscentia, costulis parallelis,
stipulae interpetiolares profunde bifidae pubescentes, laciniis scrai-
lanceolatis, pedunculi cum involucri 4 — 6-fidi laciniis ovatis acutis
pcdicellisque ferrugineo-fuscove-pubescentes, calycis utrinque pubes-
centis limbus 5-fïdus, corollae laciniae intus glabrae extus dense pi-
losae. Uncaria pedicellata Roxb. Ft. IntL II. p. 520 cd. alt. I. p.
520. DG. Prodr. I. c. p. 348. Korth. I. c.p. 166.— Nauclea pedi-
cellata BI. Bijdr. p. 1013. Variat teste cl. korth. calycis segmen-
tis nunc longioribus nunc brcvioribus, capsulis passim longioribus
( U. eumececarpa Korth. mss. olim).

Poeloe-Pinang. Sumatra. Java. Borneo. Molukken.

3. Uncaria Hallii korth. Caulcs ramique tetragoni glabri vel sub-
glabri, ramuli pubescentes, folia e basi rotundatfi vel subcordata
ovato-rotundata acuta, supra nitida, subtus fumoso-pubescentia, cos-
tulis parallelis veuisque transversis densis, petioli glabri, stipulae
interpetiolares bifidae dorso pubescentes, laciniis ovato-oblongis,
unci compressi, pedunculi subglabri, involucri 4 — 6-partiti laciniae
ovatae acutae utrinque cum pedicellis badio-pubescentes, calyx elon-
gato-campanulatus, intus pilosus, extus fumoso-pubesceus, limbi 5-
partiti laciniis triangularibus acutis, corolla intus glabra, extus dense
pilosa, capsula elongato-ellipsoidea 5-eostata badio-pubescens. Korth.
I. c.p. 165, tab. 33.

Borneo, aan de rivier Doeson (korthals).

4. Uncaria nemorosa korth. Rami quadranguli glabri, ramuli sub-
glabri, folia e basi subcordata rotundato-ovata breviter acuminata,
supra praeter costam glabra, subtus hirsutiuscula, costulis venisque
distantibus, coriacea, petioli pubescentes antice subpilosi, stipulae
interpetiolares ovatae dorso interne fusco-pilosae profunde bifidae
laciniis lanceolatis, pedunculi compresso-tetragoui fusco-pubescentes,
involucri utrinque pubescentis 4 — 6-fidi laciniae lanceolatae acumi-
natae; fl. nondum explicati praeced. afïines. Korth. I. c. p. 166.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korthals\

5. Uncaria dasyoneura korth. Rami ramulique obtuse quadran-
guli sulcati, glabri, folia e basi angustata ovalia obtuse acuminata,

Rl/BIACEAF. 144 UNCARIA-

supra glabra, subtus iu nervis praesertim medio hirsuta, costulis
distantibns prominulis, venulis teneris parallelis, petioli dorso liirti,
stipulae interpetiolares suborbiculatae utrinque glabrae, pedunculi
inferae compressi glabri, superne teretes pubescentes, involucri in-
aequaliter 4-partiti glabri laciniae % minores oblongae, 2 majores
ovatae acutiusculae, pedicelli brevissimi fumoso-pubescentes, calycis
(uti corolk intus glabri, extus pubescentis) campanulati limbi deu-
tcs parvi 5 obtusi. Korth. I. c. p. 169.

Sumatra, aan de boorden van de rivier Salons (korthals).

G. Uncaria attenuata korth. Rami obtuse quadranguli subglabri,
ramuli fusco-pubescentes, folia e basi acuta elliptica obtuse brevi-
acuminata, supra glabra, subtus pubescentia et axillis barbata, costu-
lis venisque densis, stipulae oblougo-ovatae obtusae utrinque badio-
pubcscentes, pedunculi dense pubescentes basi compressi superne
subteretes, involucri badio-pubescentis quadripartiti laciniae 2 ova-
tae obtusae, 2 oblongae, pedicelli subteretes pubescentes, calycis extus
laete fusco-pubescentis campanulati limbi dentes 5 obtusi, corolla
elongato-infundibuliformis extus cinereo-pubescens. Korth. I. c. p.
1.70, tab. 34, fig. 3. — Variat foliis nunc oblongo-ellipticis nunc
magis rotuudato-ellipticis paulloque majoribus.

Sumatra, aan de rivier Salons en in de wouden vau het ge-
bergte Melintang (korthals).

7. Uncaria callophylla korth. Rami obtuse quadranguli raoiuli-
que subcompressi glabri, folia elliptica vel saepe lanceolato-elliptica
obtuse acuminata, utrinque glabra, subtus axillis costularum barbata,
costa costulisque runs, pedunculi basi compressi, versus apicem
subteretes fumoso-pubescentes, calycis extus pubescentis laciniae 5
oblongae obtusae, capsula ellipsoidea leviter 10-costata pubescens.
Korth. (Bi. adscripl.) I c . p. 170. - Tres formas distinguit: se-
cuudum folia mox rotundato-elliptica mox oblongo-elliptica, mox
ovata et costulis paucioribus instmctz (Var. oligoneura Korth.)

Bom e o, op den Pamatton, bij Martapoera, enz. (korthals).

8. Uncaria acida roxb. Rami obtuse quadranguli, glabri, ramuli
subcompressi subpubcri, folia e basi obtusd vel saepe subcordatd ovata

RUBIACEAK. 145 UNCARIA.

obtusiuscula, supra glabra, subtus praesertim in nervis tenere pubes-
centia, costulis 6 — 8 patentibus, venis reticulatis teneris, stipulae
ovatae acutiusculae saepe bitidae glabrae, pedunculi inferne compressi
glabri, involucri bi- vel quadri-partiti laciniae ovatae obtusiusculae
ciliolatae, glabrae, calycis pubescentis laciniae ovatae obtusae, corolla
extus pubescens, tubuloso-infundibuliformis, liinbi laciniae ovatae
obtusae. Uncaria acida Roxb. FL Ind. ed. Wall. IL/?. 129. DC.
L c. p. 347. Korlh. I. c. p. 171. — Nauclea IIunL Transact. Soc.
Linn. hond. IX. p. 223. BI. Bijdr. p. 1011. -— Funis uncatus la-
tifolius Bumph. flerb. Amb. V. p. 63, tab. 34, fig. 1 (ideo Nauclea
longiflora Poir. Suppl. IV. p. 63). — Cinchona Kaltu-Kamba
Koenig in Belz. Observ. IV. p. 6. A praec. praesertim foliis subtus
reticulatis diflert. Formam monstr. in Borneo vidit cl. korthals,
lloribus metamorphosi partiin iu folia mutatis. — Nomen ex acido
foliorum sapore. — Flores teste rumph. sordide albidi odorati, se-
rius purpurascentes.

Poeloe Pinang. Sumatra. Java. Borneo. Molukken.
Kait-bessir (ijzer-eter sund., wegens de werking van het zure sap
op bet ijzer). — Daun Gatta Gambir mal. (rumph.)

9. Uncaria Gambier roxb. Caulis scandens vel cultura frutescens,
rami obtuse quadranguli vel subteretes glabri, ramuli tetragoni sub-
glabri, folia e basi angustata elliptica obtuse apiculata, utrinque prae-
teraxillas nervorum subtus glabra, costulis prominentibus, venis parum
prominulis, petioli antice plani bisulcati subglabri, stipulae inter-
petiolares ovatae obtusae raro bifidae, antice sparse pubescentes, dorso
glabriusculae, pedunculi glabri uti unci compressi apice teretes, in-
volucri quadiïpartiti laciniae inaequales, 2 minores lanceolatae, 2
majores ovatae obtusiusculae, utrinque glabriusculae, ciliolatae, pedi-
celli subpuberi, alabastra griseo-pubescentia, calycis campanulati lim-
bus 5-fidus, laciniis oblongis ajrice incrassatis, corolla intus glabra,
extus subsericea, capsula ellipsoidea vel magis elongata saepe com-
pressa bisulcata praeter apicem glabri uscula. Uncaria Gambier Roxb.
Fl Ind. ed. WalL II. p. 126, ed. post. I. ;;. 517. DC. Prodr.IY.
p. 347. Korlh l. c. p. 167, tab. 34. — Nauclea Gambir Bunier in
Transact. Soc. Linn. hond. IX. p. 218, tab. 22. Flcm. Asiat. Re-
search. XT. p. 187. Haync Arz. Gew.X. tak 3.— Funis uncatus

Flora van Ned. Indië. IT.

RUBIACEAE. 146 UNCARIA.

angustifolius rumph. Ifcrb. Amb. V. p. 63, lab. 34, jig. 2, vulgo
liuc laudatus, excludendus videtur, E. enim ipse ramura speciei Gam-
biferae e Malacca accepit, quam omnino diversam fuisse perhibet.
Flores etiam stirpis ainb. laete purpurasceiites. — Conf. marsden
Hist. of Sumatra p. 242.

In geheel Indië, op het vasteland en de eilanden van den S uu-
da- en Molukken-Archipel gekweekt. //Volgens sommigen
groeit de IJ. Gambir wild op de eilanden rondom het schiereiland
van Malakka."

"Zeker is liet echter dat deze plant vroeger op Sumatra, de Mol uk-
ken. Bintang enz. gekweekt werd; dat deze teelt nu op Bintang
en Singapoera eene aanzienlijke uitbreiding heeft verkregen en op
eenige plaatsen van Malakka en Sumatra nog wordt voortgezet.
Op liet laatstgenoemde eiland is zij door mij bij Siri Lama, een dis-
trikt van de vijftig Kottas, op ruim 400 el hoogte gelegen, waarge-
nomen. Zij is zeer eenvoudig. De zaden worden' op een met zorg be-
werkt stuk grond gezaaid en de jonge plantjes blijven daar, totdat zij
6—8 Ned. duim hoog zijn. Dan worden zij, ten einde de worteltjes
niet te beschadigen, met veel voorzigtigheid overgeplant en gewoonlijk
op 3 voet afstand van elkander gezet. In den eersten tijd na die ver-
planting worden deze plantsoenen zeer zuiver gehouden ; later echter
doet het onkruid aan de groeijende boompjes minder nadeel. Ongeveer
2 en bij sommigen eerst 3 jaren na de verplanting begint de planter
voordeel van zijnen arbeid te trekken, ter bereiding van den Gambir.
De boompjes worden dan twee-, drie- of viermaal 'sjaars van hunne
bladen of ook wel van de jonge loten beroofd. Diegenen, welke slechts
tweemaal oogsten, beweren, dat zij daardoor hunne aanplantingen lan-
ger behouden, en bijna dezelfde voordeden genieten als diegenen, welke
hunne boomen meermalen ontbladeren. Beiden hebben de gewoonte,
zulks tegen den regentijd te verrigten. als wanneer zij dan tevens een
groot gedeelte der takken wegsnijden. Deze bladen en takken worden
met water gekookt, en het dus verkregen vocht vervolgens uitgedampt
tot de dikte van siroop en in houten bakjes of bamboezen kokers ge-
goten, ten einde te stolten. Verkoeld zijnde, wordt de verkregen stof
in kleine vierkante stukjes of in ronde schijfjes gesneden. De Gambir
van Singapoera en Bintang komt onder den eersten vorm voor, is
bruin, doch niet geheel oplosbaar, misschien wel door de bijgevoegde
sago, welke daaraan meerdere vastheid geeft. De Gambir van Siri Lama
is in schijfjes, bruingeel, meer oplosbaar en zuiverder van smaak : eigen-
schappen, welke de bewoners aan eene meer zorgvuldige bereiding en
vooral aan eene schielijker koking toeschrijven. — Het distrikt, waar
ik dezen tak van landbouw heb waargenomen, heeft eenen kiezelaardi-
gen, ijzerhoudenden bodem, en is niet bijzonder geschikt voor de aan-
kweeking van andere gewassen. Evenzoo moet het met de andere stre-
ken zijn, waar de Gambir wordt gebouwd en hij, benevens de peper,
de voornaamste middelen van bestaan oplevert. In vergelijking met
deze plant, zou de Gambir, volgens ingewonnen berigten, niet zooveel

Rl'BIACEAE. 147 IhNCARIA.

voordeel geven. Want alsdan levert een stuk grond, hetwelk op Ma-
labar 17 i Ned. tó en op Poeloe Pinang, door de Chinezen bewerkt,
580 Ned. \ë peper opbrengt, slechts 125 ft Gambir. Vermoedelijk zal
echter de nijverheid der Chinezen op Bintang en Singapoera het voort-
brengsel aanzienlijk hebben vermeerderd. Op deze laatste eilanden wordt
de bereiding in het groot gedreven, en misschien wel overdreven ; om-
dat het gebruik van den Gambir met de betelbladen, kalk en tabak,
eene soort van weelde is en zijne grenzen heeft. De Gambir van Bin-
tang wordt voor een gedeelte naar Java vervoerd, en het overige bren-
gen inlandsche kooplieden naar de oostelijke deelen van den Archipel,
of wel wordt in jonken naar China enz. gezonden. Die van Singa-
poera wordt in dezelfde streken afgezet en is ook reeds naar Engeland
verzonden, ten einde te beproeven of hij daar, als looistof, den eiken-
schors, van welke 8 ft' niet meer looistof bevatten dan 1 ffi Gambir,
zoude kunnen vervangen. Het schijnt echter dat deze proef, uit hoofde
der booge regten, welke op den invoer van den Gambir geheven wor-
den (2 U? sterling op 100 Ned. ft') tot geene gunstige uitkomst aan-
leiding heeft gegeven. — De oorsprong van dezen tak van landbouw
moet waarschijnlijk bij de volkplanters worden gezocht, die zich van
het vaste land over den Archipel verspreid hebben. Zij hadden in hun
vaderland eenen boom, onder den naam van Khadir, Khadir of
Khoedir [Mimosa Catechu, zie Deel I. bl. 9], uit welken zij door
koking, de K had ir as ara of geest vanden Khadir vervaardigden.
Dezen naam bragten zij mede, en op de eilanden vonden zij bladen
van planten in gebruik, onder den naam van Katja of Katjan, of,
naar de Engelsche spelling, Kat c ha of Katchan, welke de India-
nen hunne Khadirasara herinnerden. Zij kwamen op het denkbeeld,
om hetgeen zij in hun vaderland met den stam van den Khadir de-
den, in hunne nieuwe woonplaats met de planten, welke de Katjan -
bladen leverden, te beproeven en gaven aan het voortbrengsel den naam
van Khadir, die in Gambir is overgegaan. De naam van Cate-
chu, welke de Gambir in Europa draagt, staat vermoedelijk in ver-
band met het gemelde Katja, Katjoe, beiden van Sanskritschen oor-
sprong. Het eerste beteekent blinken, en dus aan eene eigenschap der
bladen ontleend, het andere binden, naar de groeiwijze dier planten,
wanneer zij aan zich zelven zijn overgelaten" (kobth. t.a.p.,bl. 168 —
169). — koxbübgh noemt zonder aarzeling Poeloe Pinang, Su-
matra, Malakka enz. als het vaderland van den Gambir-heester.
Dr. chables campbell, van Benkoelen, maakte op het verschil van
deze stof en de terra japonica opmerkzaam, dat daarin bestaat, dat
zij bij eenige zachtheid eene meer geconcentreerde zamen trekken de zelf-
standigheid is. Volgens hem wordt de kultuur ook in Cochinchina ge-
dreven en de stof uit stengels en bladen door kneuzing en aftrekken
uitgetrokken, terwijl in de overige gewesten van Indie dit altijd door
koking geschiedt. — Over de kweeking van het gewas en de bereiding
des Gambir vindt men in de Verh. van het Batav. Genootschap, 2 de
deel, eene breedvoerige beschrijving daar. — Over de Garabir-
kultuur en fabrikatie in de residentie Pio heeft de Heer i). L. baum-
gabdï in het Tijdschrift voor Ned.Indië 1852 (14* 8 Jaarg.) blz. 64,
belangrijke bijzonderheden medegedeeld. Het gewas tiert het best op
eenen gemengden boschgrond; ieder plantaadje bestaat meestal uit min-

10*

RUBIACEAE. 148 UNCARIA.

str.ns 40,000, hoogstens uit 80,000 heesters en bovendien uit 600—
1200 peperranken, die in de nabijheid van iedere Gambir- planting ge-
vonden worden. Voor 40,000 Gambir-heesters worden 50 bouw's grond,
ieder van 500 Q roeden, vereischt. Het zaad wordt op vochtigen grond
gezaaid, en het is niet doelmatig het gewas door stekken voort te
planten. De zaadjes ontkiemen binnen zes weken; de 4 — Sduimhooge
plantjes worden overgeplant in gaten van 3 duim diepte; 5 — 6 maan-
den daarna hebben zij eene hoogte van 2 — 3 voet bereikt; de stam
wordt nu neergedrukt, ten einde de heester niet te veel in de hoogte
groeije, zoodat zij niet hooger dan 4-5 voet worden, terwijl zij anders
eene lengte van 10—12 voet zoude bereiken, ledere plantaadje ver-
eischt 6 arbeiders. De bladen worden in de kookhuizen gekookt. —
De meeste Gambir (ook terra japonica of Catagamba in den handel
genoemd) komt thans van Singapore en dient hoofdzakelijk tot het
looijen. — De Pegoe-Catechoe (die veelal als het voortbrengsel van
Acacia Catechu beschouwd wordt) wordt somtijds met de Catagamba
vervalscht. (Verg. Dr. oudemans, Janlcch. op de Pharm. Neerl. hl.
644—645).

10. Uncaria SClerophyila roxb. Kamuli tetragoiii pubescentes,
folia elliptica breviter acuta rigida subtus pubescentia, stipulae lu-
natae bilobae, pedmiculi solitarii medio bracteolati post anthesin re-
curvi spincscentes (an miei intelleeti?). Uncaria sclerophylla Roxb.
Fl. Ind. ed. Wall. II. p. 130 cd. alt. T. p. 520. DO. I. e. — Nau-
clea sclerophylla Hunt. I. c. p. 223. — Non vidi.

Poeloe Pinang, op den top van den Soougey Clooan.

11. Uncaria OValifolia roxb. Petioli breves recurvi canaliculatï,
folia ovalia et obovata utrinque laevia glabra acuta vel acuminata,
3 — 6 poll. longa, pedunculi axillares terminalesque bracteati, arti-
culati, receptacula solitaria vel terna cum capsulis villosa, corollae
graciles, limbi lobis obovatis. Roxb. L c. DC. I. c. "Non vidi.

Poeloe Pinang,

12. Uncaria Ianosa wall. Tota pilis fevrngineis longis hispida,
folia brevi-petiolata lanceolato-ovata acuminata supra laevia, stipulae
ovatae membranaceae recurvae, pedunculi breves demum in spinas
conversi, capsulae longe pedicellatae. Uncaria la?wsa Wall. in Roxb.
Flora Ind. IT. p. 131. DC. I. c. p. 348. — Nauclea Ianosa Poir.
Suppl IV. p. 64 — N. seiigera RL Rijdr. p. 1013. — Fnnis unca-
lits lanosus Rumph. Herb. Amb. V. p. 65, tab. 34, fig. 3. In stirpe
javana, ramuli fere glabri, folia subtus villis longis adpressis instructa,

UUBIACKAE. 14-9

UKCAKIA.

capsulae oblongae pedicello breviores, glabrae, calycis laciniae oblon-
gae ciliatae. — Anne species a RüMPHiO descripta, certe eadem ac
Wallicliiana et Blumeaua? — Folia ex ruupii. firma 6 — 9 poll.
longa, 4s — 6 lata, subtus multis obliquis costis donata, quarum 4 — G
basi approximatae, subtus flava lanugine obducta, costis ipsis ru-
fescentibus. PI. flavo-albidi.

Poeloe Pinang. Sumatra. Java. Molukken. — Daun
Gata Gambir mal. of Boeloe boeloe, of Tali aër (waterge-
vende struik); Kakabir amb. — Uit de afgesneden stengels komt
volgens r. helder drinkbaar water te voorschijn.

13. üncaria cirrhiflora roxb. FL Ind. ed. Wall II. p. 120 cd.

uil. I. p. 520. Polia ovato-oblonga laevia, stipulae biridae, pedun-
culi recurvi apice floriferi. — Stirps dubiae affinitatis. Non vidi.
Sunda-Archipel.

14. üncaria insigniS dc. Prodr. IV. p. 3é3. Ramuli acute te-
tragoni, folia brevi-petiolata sinu angusto cordata subrotundo-ellipti-
ca brevi-acuminata, supra lucida subtus reticulato-venosa, inter ner-
vos puberulos canescentia, pedunculi recurvi compressi, flores longe
pedicellati, calyx tubulosus 5-fidus, corolla (magna) sericeo-toinen-
tosa. Non vidi. — Lu zon (HaNKE).

15. üncaria canescens korth. Eami obtuse tetragoni glabri,
ramuli acute quadranguli subcompressi pubescentes, folia rotundato-
ovalia saepe obovalia breviter obtuse acuminata, supra glabra, subtus
cano-lepidota et in costularum prominentium axillis dense pilosa,
venis subparallelis vïx conspicuis, petioli subteretes antice sulcati,
pedunculi superne teretes fusco-pubescentes, involueri 4 — 6-partiti
laciniae ovatae obtusae supra pubescentes, subtus ut pedicelli teretes
dense fusco-pubescentes, teretes, flores fere Uncariae acidae. Korth.
L c.p. 172.

Sumatra, in de wouden van den Melintang (korth.)

16. üncaria Roxburghiana korth. Eami ramulique quadranguli
tleuse hirsuti, hi subcompressi, folia e basi cordata ovata acuminata
raro acuta utrinque cum petiolo liirsuta, costulis venisque promiueu-

RUBIACEAE. 150

UNCARIA.

tibus, stipulae ovatae bifidae glabrae laciniis oblongis acutis, pedun-
culi superne teretes clense hirsuti, involucri 4-partiti glabri laciniae
ovatae acutae, flores in receptaculo piloso densi, caljcis dense pilosi
laciniae lineares, capsulae sessiJes oblongae sulcatae compressae pi-
losae. Korth. I. c. p. 172.

Sumatra, in de wouden op den Melintang, Borneo opden Sa-
koembang (kortii.)

17. Uncaria glabrata dc. Rami ramulique obscure quadrano-uli
novelli subconipressi, folia e basi obtusa ovata acuminata juniora
utrinque sparse pilosa, adulta subglabra, subtus in costularum pro-
minentium axillis barbata, venis subparallelis vix conspicuis, petioli
glabriusculi, stipulae utrinque glabrae ovatae acutae, saepe bifidae,
pedunculi superne teretes pilosi, involucri 4— 8-partiti utrinque gla-
briusculi membranacei laciniae lanceolatae acutae, pedicelli subtere-
tes pubescentes, calycis pubescentis laciniae 5 oblongo-lineares ob-
tusae, capsulae elongato-ellipsoideae decemcostatae subpubescentes.
Uncaria glabrata DC. Prodr. II. p. 341. Korth. I. c. p. 173. —
Nauclea glabrata Bi. Bijdr. p. 1012.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (kortii.). Java, in
de wouden der bergstreken, op den Seriboe enz. (bl., kortii.)

18. Uncaria ferrea dc. Bami ramulique obtuse quadranguli vel
subteretes, illi glabri, lii dense fusco-pilosi, folia e basi subcordata
ovata acuta breviter acuminata, supra sparse, subtus dense pilosa,
costulis prominentibus, venis vix conspicuis subparallelis distanti-
busque, petioli subteretes dense pilosi, stipulae subrotundae glabrius-
culae membranaceae bifidae, lacimis acutis ciliatis, pedunculi superne
teretes medio circiter articulati dense fusco-pilosi, involucri 4-partiti
laciniae membranaeeae, utrinque puberae, ciliatae inaequales, majores
subrotundo-ovatae acutae vel emarginatae, minores oblongo-ovatae
et acuminatae, pedicelli subteretes pilosi, passim ramulosi (hinc flores
uno plures sustinent), caljcis pilosi laciniae lineares denticulo exili
passim mterjecto, corollae utrinque glabrae tubus gracilis, laciniae
ovales obtusae, capsulae elongato-ellipsoideae 10-costatae pilosae.
Lncana ferrea DC. Prodr. I. c. p. 348. Korth. I c. p. 173. —
Nauclea Bl. Bijdr. p. 1014. Capsularum costae in hac'uti et in aliis

RUBIACEAE. 151 UNCAR1A.

speciebus passim obsoletae. — Variat §. foliis majoribus usque fere
5-pollicaribus, stipulis acuminato-bifidis.

Sumatra, op den Singalang (kortü.). Java, in de wouden op
den Seriboe en elders (bl., kort».). — Borneo, op den Painattou
(korth.). Ts van het strand tot op 800 el hoogte verspreid. — /?.
Java, in Blambangan (uorsf.).

Observ. An huc Eunis uucatus angustifolius rumpii. Herb. Amb.
V. p. 63, lab. 34, fig. 2? Confer supra sub U. Gambir.

19. Uncaria pilosa benth. Ramuli adpresse pubescentes, folia
ovata acuminata basi rotundata vel subcordata, supra hirtella subtus
ferrugineo-villosa; stipulae bipartitae vel geminae lanceolatae petiolo
longiores, pedunculi medio articulati involucrati, laciniae calycinae
subulatae ciliatae, sinubus dente brevi setaeeo auctis. benth. in Hooit.
Lond. Journ. II. p. 222. Ab U. pilosa teste cel. auctore laciuiis ca-
lycinis angustatis et denticulis accessoriis difï'ert, qu& nota praece-
dentibus proxima vix tarnen conspecifica. — Non vidi.

Nieuw-Guinea (ihnds).

20. Uncaria setiloba benth. Folia ovata vel ovali-oblonga acu-
minata basi rotundata ad venas ramulosque pilosuia caeterum glabra,
pedunculi medio articulati involucrati, laciniae caïyeis subulatae cilia-
tae, sinubus dente brevissimo nunc obsoleto auctis. benth. /. c. p.
223. — An U. ferrea? — Non vidi.

Amboina (barclav).

21. Uncaria Horsfieldiana miq. Ramuli tetragoni cum petiolis
(brevissimis) pedunculi sque brevibus ochraceo-hirtello-tomentelli, fo-
lia e basi lata leviter cordata ovata vel ovato-oblonga acuminata
membranacea, costis 7 — 8 utrinque subtenuibus arcuatim patule erec-
tis obsoletius transverse veuulosis pertensa, nascentia praesertim sub-
tus rufo-villosula, adulta subtus praesertim super nervos et venas
strigulose pubescentia, supra sparsim pubescentia, 4-fere 5 poll. longa,
stipulae membranaceae ovatae acute bifidae, sparsim piliferae et ci-
liatae, pedunculi medio vel supra medium articulati, unci breves valde
incurvi, flores subsessiles, calycis incano-hirtelli laciniae elongato-
lineares, interjecto passim denticulo minutissimo, corollae tubus gra-

RUBIACEAE. 152 CEFUALA3TUUS.

cillimus glaber, limbi laciniae subellipticae dorso pulverulento-con-
spersae, demum vix subglabrae, vulgo concavo-reilexae, antherae el-
lipticae obtusae, basi submucronato-sagittatae, — U. Roxburglrianae
et U. ferreae affinis.

Java, in Priangan (üorsf.)

Aanmerking. De jonge ranken van onderscheidene soorten (Aroi
Koait bessi genoemd) worden fijngestampt op Java als vcrfstoffe
gebruikt, de oude ranken gespleten tot vlechtwerk (hassk.)

V. CEPHALANTHUS linn. Calycis tubus obpyramidatus,
limbus angulatus 4-dentatus. Corolla tubulosa graciiis, limbo
4-fido. Stamina 4, summo corollae tubo inserta subiuclusa, fila-
mentis filiformibus, antheris cordatis erectis. Ovarium 2 — 4-
loeulare, ovula in loculis solitaria (an quaedam alia abortiva?)pla-
centae parvae pendulae appensa. Stylus alte exsertus, stigmate
capitato. Fructus coriaceus obpyramidatus, calycis limbo corona-
tus, a basi 2 — 4-partibilis, loculis indeMscentibus monospermis, in
fructu 4-loeulari 2 saepe vacuis. Se mi na oblongo-triquetra, epi-
physi ad umbilieum calloso, apiceque brevissime alata. Embryi in
albumine subcartilagineo centralis cotyledones oblongae. —
Genus fruticum praesertim in Novo-Orbe indigenum, sequentem Mo-
rae Indicae stirpem vix repudians, foliis oppositis vel ternatis, stipulis
brevibus liberis vel subconcretis, pedunculis axillaribus vel termina-
libus nudis, floribus super receptacula piligera sessilibus ochroleucis.

]. Cephalanthus aralioides zoll. et moritz. Syst. Vers. p. 61.

Arborescens, folia breviter petiolata opposita et ternato-subverticillata
ovalia vel ovali-oblonga acuminata subcoriacea, subtus pallida cos-
tulis 7—9 arcuatis pertensa inque earum axillis minutepilifera,-cae-
terum glabra, pedunculi hirtelli apice trifidi tricephali subverticillato-
paniculato-conferti, bracteis ovato-cordatis subrotundatis deciduis,
fl. 4-meri, calyx 4-lobus corolla (alba?) 5-plo brevior, stamina fauci
mserta, stylus alte exsertus stigmate clavato. — A Ceph. naucleoide
DC. fohorum indumento, probabüiter etiam fiorum colore facile di-
stinguitur.

Java, tussehen de struiken bij Tjikoja (zoll.)

RUBIACEAE. 153 LECANANTHUS.

Genus dubium, incertae affinitatis:

VI. LECANANTHUS jack. Calycis tubus adnatus, limbus
campanulatus dilatatus coloratus irregulariter divisus. Corollae tu-
bus brevis, limbi 5 fidi lobi aestivatione valvati. Antherae 5,
magnae, tubo insertae. O var iuna biloculare. Ovula in plaeentis cy-
lindricis plurima. Stylus bifidus, stigmata linearia. Fructus

1. Lecananthus erabescens jack in Maiuy. Misceii. II. Waïï. in

Roxb. FL Intl. II. p. 319. DC. Prodr. IV. p. 620. Frutex radieans,
caule tetragono, angulis 2 magis productis ; folia opposita breviter pe-
tiolata, stipulae ligulatae; llores pallide rubentes in capitulis termina-
libus dense aggregati. — Genus fructu incognito dubiuin,sed stigmate
bifido forsan Zuccariniae magis nffine. — Singapore (jack).

Tribus II. CincbojVëae dc. llores per thyrsos normales vel spi-
catos dispositi. Capsulae perfecte dehiscentes, seminibus alatis im-
bricatis.

VIT. HYMENODYCTION wallicii Calycis tubus adnatus
ovoideus, limbus superus 5-dentatus. Corollae infundibulifor-
mis faux nuda, limbi 5-fidi laciniae aestivatione plicatae, per an-
thesin erectae. Stamina 5 fauci inserta, inclusa, filamentis bre-
vissimis, autheris oblongis erectis. O varium biloculare, ovula
super placentas lineaves septo utrinque insertas plurima imbricata
adscendentia. Stylus simplex alte exsertus, stigmate clavato ca-
pitato sublobato. Capsula coriaceo-liguosa, bilocularis, loculicido-
bivalvis. Semina plurima, super placentam angustam (demumlibe-
cam ?) imbricata compressa, ala membranacea reticulata ad umbilicum
bifida cincta. Embryi in albumine carnoso centralis cotyledo-
nes cordatae. — Arbores Indiae orientalis, foliis oppositis coriaceis,
stipulis interpetiolaribus solitariis glanduloso-ciliatis, fl. parvis viren-
tibus pubescentibus fasciculatis, in thyrsis racemiformibus. Tolia su-
prema (floralia) inflorescentiam suffulcientia longe petiolata rameis
haud conformia, rugoso-reticulata.

1. Hymenodyction timoranum spaxoghe in Li?inaedXY.p. 315
sub Cinchond. » Arbor excelsa, foliis oppositis versus apicem ramu-
lorum confertis, petiolatis, oblongis, utrinque acuminatis integerrimis
glabris costatis, costis albicantibus ; stipulis coloratis, basi petiolum
subamplectentibus deciduis ; thyrsis contractis spicatis, terminalibus
axillaribusque trichotomis longissimis pendulis ; pedunculis pubes-

RUBIACEAE. 15 t HYMENOPOGON.

centibus 3 — 5 -floris," — //Calyx campanulatus 5-deutatus. Corolla
tubo brevi, limbo campanulato 5-dentato, extus rufo-velutina. Sta-
mina 5, filamenta breviora, tubo corollae inserta, stylus filiformis,
stigma globosum magnum exsertum. Capsula ovata, medio parallelo-
sulcata, maculata, bivalvis, dissepimento parallelo. Semina plura,
minuta, in alam membranaceam expeusa." — Species a me non visa,
a Wallichianis diversa liabenda. (II. timoriense Klolzsck in Walp.
Repert. 11. p. 68).

Timor, Poeloe Sawan (spanoghe). Afil der inlanders.

2. Hymenodyction HorsfleldÜ miq. Innovationes petioli foliaque
subtus (pilis crispulis) densiuscule brevi-pubescentia, folia e basi sub-
acuta oblonga vel subovato-oblonga (acuminata ?) vix coriacea, supra
glabra, subtus pallida costulis venosis 8 — 9 utrinque patule erectis
parallelis tenuibus (subalternis) pertensa vix venosa, circiter 6 poll.
longa.petiolis 1 \ — 1 poll. longis, floralia longe petiolata (petioli 8—4
poll. canaliculati) minora angustiora, subtus valide lacunoso-venoso-
reticulata (colorata? in sicco subtus fuscula), stipulae triangulari-
ovatae acutae subserratae vel subintegerrimae?, thjrsi racemiformes
erecti densiuscule puberi, fructiferi stricti cum pedicellis et capsulis
sparse lenticelloso-verrucosi, capsulae maturae ellipsoideae 5 lin. cir-
citer longae disco calycisque limbi reliquiis coronatae, placentae an-
gustae vix prominentes, semina oblongo-alata. — H. excelso Wall.
et H. utili Wight certe affine, sed quantum e specimine valde in-
complete judicare Heet, foliis non adeo latis, stipulis, foliorum costis
alternantibus, floralibus multo longius petiolatis differt.

Java, in Soerakarta(BORSF.).Blendreng smul. — Het hout der
in Voor-Indië groeijende soorten is zeer hard en wordt veel gebruikt.
De bast is bitter en zamentrekkend en verdient met den kinabast (waar-
voor ook de botanische verwantschap pleit) vergeleken te worden.

VIII. HYMENOPOGON wall. Calycis tubus obovoideus
adnatus, limbo 5 -par tito persistente. Corollae hypocraterimorphae
tubus longissimus, limbus 5-partitus. Stamina 5 in apice tubi
subinflato inclusa. Stigma oblongum bilobum lobis linearibus. Cap-
sula oblongo-clavata 10-nervia coronata bilocularis, loculis apice
dehiscentibus, medio fissis, hinc capsula spurie 4-valvis. Placentae

RUBIACKAE. 155 WENDLA3DIA,

angustissimae, seminibus imbricatis linearibus uucis limbummulto
latis. f is acutis par-

'"•o nullis,

1. Hymenopogon parasiticus wall. in Roxb. Fl.Ind.ll.p.ibus

ïrutex super arbores vel rupes vigens, ramulis compressis, foliis op-
positis approximatis acuininatis membranaceis supra pubescentibus
subtus villosis, stipulis persistentibus membranaceis ovatis acutis ci-
liatis, thyrsis corymbosis subterminalibus bracteatis, fl. longissimis
pubescentibus inodoris.

Achter-Indië. — Singapore (wallicii).

IX. COPTOSAPELTA kortii. Cal y cis dense pilosi tubus
adnatus subglobosus, limbi 5-partiti laciniae oblongae. Ovarium
biloculare, ovula in placeutis oblongis septo medio affixis inserta.
Capsula lignosa, loculicide bipartita. Semina multa subpeltata,
placentas ramosas liberas tegentia, ala membratiacea, laciniata cincta.
Embryon in albumine carnoso, cotyledonibus ovatis, radieula terete.

1. Coptosapelta flavescens kortii. in Ned, Kruidk, Archief II.
p. 112. Frutex scandens, ramulis tetragonis, junioribus compressis
pilosis ; folia e basi subcordata ovata brevissime acuminata. subtus
pilosa; capsulae racemosae, bracteatae.

Borneo, langs de rivier Karrau (kortii.)

X. RHOMBOSPORA korth. Calycis tubus adnatus subglo-
bosus, limbus 5-dentatus. Corollae tubus infundibuliformis,
faux glabra, limbus 5-partitus (clausus). Antherae 5 sessiles,
apice bipartitae. Stylus exsertus, stigmate bifido revoluto. Cap-
sula globosa, calycis dentibus coronata bilocularis, loculicide bival-
vis. Semina numerosa, super placentas hemisphaericas imbricata,
minuta, membrana. rhomboidea alata.

1. Rhombospora Commersonii korth. in Ned. Kruidk. Archief
II. p. 115. Frutex scandens, ramulis teretibus sericeis, foüis e basi
longe attenuata obovatis acuminatis, subtus pubescentibus, stipulis
intrafoliaceis, corymbis terminalibus, floribus unilateralibus.

Sumatra, in de wouden van den Melintang (korth.)

RUBIACEAE. 156 CHINCUOJIA.

centibus 3— 5-fla linn. — Species plures praestantissiinae, C. Cali-
tubo brevi, \ ; C. Condaminea Lamb., C. pubescens, C. ovata II P.
mina 5. jam iu Javae regionibus montanis cultae, laete vigeutes,
stümiam salutaris medicinae messem posteritati promittimt. (De
Kina-boom uit Zuid-Amerika overgebragt naar Java, onder de
regering van Koning Willem ƒ/ƒ, medegedeeld door w. h. de vriese.
's Gravenhage 1855).

Tribus III. Rondeleti eae dc. cmend. Benlh.l.c. Stipulae inter-
petiolares. Fructus utplurimum bilocularis, siccus, deliiscens, raro
iiidehiscens. Semina aptera, saepe angulata, albumine magis minusve
carnoso.

XL BIKKIA reinw. Calycis tubus adnatus turbinato-oblon-
gus, costis 8 filiformibus, limbi 4-partiti laciniae lineari-lanceo-
latae. Corolla clavato-tetragona, limbo 4-partito. Stamina 4
corollae tubo prope basin inserta, filamentis filiformibus, anthe-
ns elongato-linearibus erectis. Ovarium biloculare, ovulis super
placentas septo utrinque insertas anguste bilobas plurima. Stylus
mclusus. Capsula ovata apice dehiscens calyce soluto demum de-
uudata, bilocularis, valvularum marginibusiuvolutis fere 4-loculark
hemma plurima miuima compressa, cristis membranaceis, secus mar-
ginem echinata. A 1 b um e u carnosum .

1 Bikkia grandiflora reiinw. BI Bijdr. p. 1017. -B. auslra-
Us Ut. Prodr. IV. p. 405. — Portlandia letrandra Forst. Prodr.
» 86 Lmn. fil. Suppl.p. 143. — Hoffmannia Amieorum Spreng.
*** VegA.pAie. Prutexglaber,folia petiolata opposita, ebasicu-
neata obovata obtusiuscula, uninervia, subavenia, stipulae breves vagi-
nauti-conuatae truucatae, pedicelli axillares solitarii uniflori nudi. -
Vanat foln S 4- 6-pollicaribus coriaceis breviter et obtuse acu-
mmatis; probabiliter nova species, benth. in Hooh Land. Journ. II.

Java. Moluk ken> Eawak> Eüanden der ^.^ ^
zee.— p. lobi-eilandeu(BARCLAyj.

h*!]^^ W1G " T * A ™- Cal ^ cis tu bus adnatus glo-
bosus, hmbi dentes 4 lanceolati tubum aequantes. Corollae (vir-

RUBIACEAE. 157 WENDLA3DIA.

gineae clavatae) infundibuliformis pubescentis calyeis limbummulto
superantis faux nuda, limbus 4-fidus, segment is ovatis acutis par-
vis, aestivatione subtortis. Stamina 4, filamentis vulgo uullis,
an the ris infra faucem iusertis liuearibus utrinque bifidis, apicibus
exscrtis. Ovarium diseo carnoso coronatum, placentae crassae he-
misphaericae, ad medium septi iusertae. Stylus filiformis exsertus,
stigmatis bipartiti segmenta linearia recurva. Capsula limbo
calycino coronata, bilocularis, septicida, dicocca, coccis a calyce sol-
vendis apice dorso hiautibus. S e m i n a numerosa, parva angulata. —
Prutices, habitu fere Wendlandiae.

1. Greenia Jackii w. et arn. Fruticosa, folia e basi attenuata
elliptica vel obovato-lanceolata acuminata villosa, stipulac oblougae
acutae praeter uervum medium villosum glabrae, thyrsus paniculatus
terminalis subsessilis deuse villosus, ramis geminatis uuilatero-iiori-
feris, corollae albae rubro-tinctae tubus filiformis. Greenia Jackii
W. et Arn. Prodr. I. p. 404 in adnol. — Wendl. ? spicala DO.
I. c. p. 41-2. — Wendl? conjmbosa DC. l.c. p.413. — Rondeletia
spicala Wall. in Roxb. Fl. Ind. II. p. 140. — R. corymbosa Jach
Mal Miscell. I. p. 4.

Po el o e Pinang (jack.)

2. Greenia? tetrandra MIQ. Fruticosa, ramis tetragouis, folia ses-
silia lanceolata laevia, stipulae pinnatifidae, flores axillares glomerati,
capsula subangulata, semina placentis immersa. Rondeletia, tetran-
dra Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. II. p. 138. — Anne proprius ad
Bertieram pertineat.

Poeloe Pinang (jack).

XIII. WENDLANDIA bartl. Calyeis tubus adnatus subglo-
bosus saepe striatus, limbus 5-dentulus persistens. Corollae tu-
bus brevis,f aux ampliata glabra, limbi lobi 5 oblongivel lanceolati
aestivatione subcontorti. Stamina 5 summo tubo inserta, exserta,
filamentis brevibus, antheris versatilibus linearibus. Ovarium
biloculare disco epigyno carnoso. O vu la plurima super placentas
liemisphaericas septo utrinque adnatas. Stylus filiformis exsertus,
stigmate bifido, lobis lato-ovalibus. Capsula globosa bilocularis,

BUBIACEAK. 158 WENDLANDIA.

apice loculicido-bivalvis. Semin a pluiima miimta. — Arboresvel
frutices indo-orientales, foliis subcoriaceis, stipulis utrinque solita-
riis, tbyrsis paniculatis terminalibus, floribus parvis albidis.

1. Wendlandia panicnlata dc. Arborea, folia subsessilia ovali-
oblonga acuminata laevia, 3 — 6 poll. longa, stipulae reniformes in-
terdum apiculatae demum recurvae, thyrsi paniculaeformes terminale»
et subaxillares, multi- et parviflori, calyx villosns, corollae glabrae

lobi revoluti. Wendlandia paniculala DC. Prodr. IV. p. 41 1 .

Benth. in Ilook Lond. Joum. II. p. 223. — Rondelet ia Roxb. Fl,
Ind. cd. Wall. II. p. 138.

Sunda-eilanden. Ainboina (barclay).

2. Wendlandia glabrata dc. Arborea, folia petiolata oblongo-
lanceolata utrinque cum ramulis petiolis inflorescentia calycibusque
glabra, stipulae triangulares cuspidatae, thyrsi paniculati terminalis
rami decussati, liores terni. Wendlandia glabrata DC. l.c. — Ron>
deletia tinctoria Bi Bijdr. p. 974 non Roxb., a qua differt glabritie
et floribus distinctime pedicellatis.

Java, in de wouden der bergstreken (bl.) — Ki djangoean of
Gailoeng djangoeng suud.

3. Wendlandia tinctoria dc. Arborea, folia petiolata oblongo-
lanccolata, supra laevia, subtus in nervis cum petiolis ramulis inflo-
rescentia calycibusque pubescentia, stipulae triangulares cuspidatae,
thyrsi paniculaeforms terminales decussati, fi. terni. Wendlandia
tinctoria DG. I. c. — Rondelet ia Roxb. I. c. p. 134.

Bengalen (roxr.). _ J ava (jungh.). - Toelalo t der inlan-
ders. De schors tot verwen gebruikt.

4. Wendlandia densiflora dc. Arborea, folia petiolata e basi acu-
tmscula ovato-oblouga acuminata coriacea,in venis subtus pubescen-
tia, thyrsus paniculaeformis terminalis dense tomentosus, flores dense
conferh. Wendlandia demi flora (sphalmate denliflora) DC. I. c. p.
412. — Rondelet ia Bl. Bijdr. p. 974.

Java, in de wouden op den Tjerimai, in Tjeribon, Gedé (bl.,
Jüng».). -Ki sampang goenoeng suud. of Ki tandoh. —
Het hout van den stam dient tot timmerhout (üassk.).

RUBIACRAE. 159 WENDLANDIA.

5. Wendlandia luzoniensis dc. /. c. p. 412. Ramuli petioli nervi-
que subpuberuli, folia ovali-oblonga utrinque acuminata, stipulae
semiorbiculares odtusae persistentes coriaceae, thyrsus paiiiculaeformis
multiflorus villosiusculus ; antherae vix cxsertae, stigmate bifido.
Wendlandia multi flora Bartl. PI. Haenk. — Zoll. et Moritz.Syst.
Vers. p. 62. — Luzon (hünke). — Java (zoll.)

6. Wendlandia SUmatrana miq. Ramuli tetragoni folia et flores
glabra, stipulae latae reniformi-rotundatae cuspidulato- brevi-mucro-
natae ciliolatae caetermu glabrae persistentes, folia e basi aeuta ellip-
tica vel elliptico-oblonga acuminata pergamacea, glabra, subtus di-
stincte venoso-costulata, thyrsus paiiiculaeformis composituspyrami-
datus densifiorus pubescens, flores secus ramulos scssiles solitarii vel
2 — 4-aggregati, densi, calycis dentes obtusi in fructu demum obli-
terati. Miq. in PI. Jungh. ined.

Sumatra (junghuhn).

7. Wendlandia Junghnhniana miq. Rami obtuse tetragoni glabri
deuse cicatrisati, ramuli et infiorescentia rufule hirtello-tomentella,
stipulae subovatae emarginatae ? uninerviae subglabrae coriaceae de-
mum reflexae, folia breviuscule petiolata e basi rotuudata (subin-
aequali) vel subacuta elliptico-oblonga acuminata, subtus in costa. et
costulis numerosis sparse liirtellula glabrescentia, thyrsus paiiiculae-
formis lato-pyramidatus densus, flores saspe terni pedicellati et ses-
siles, calycis tubus sparsim minute puberus, dentes membranacei ovati
subacuti. Miq. in PI. Jungh. ined.

Java, in de wouden op den Oengaran (junguuhn).

8. Wendlandia dasythyrsa miq. Rami obtuse tetragoni, snbgla-
bri, ramuli, petioli, costa subtus, infiorescentia et calyx cinereo-vil-
losulo-tomentella, stipulae subrotundatae coriaceae ciliatae puberae
glabrescentes, demum reflexae, folia e basi acuta. oblonga acuminata,
coriacea, dense costulata, thyrsi paniculaeformes superne axillares et
terminales confluentes, foliati, (foliis parvulis), flores fasciculato-con-
ferti (adhuc virginei), calycis dense villosi dentes acutiusculi. Miq.
in PI. Jungh. ined.

Java, op den Oengaran, 3 — 5000' (junguuhn).

RUBIACEAE.

160 Sl'WADICLIS.

9. Wendlandia rufescens miq. Raim obtusc tetragoni glabri, ra-
muli, infloresceutia, petioli nervique subtus (scd minus dense)dense
rufo-tomentella, stipulae (inagnae) coriaceae lato-rotundatae subpu-
berae glabrescentes detnum reflexae et passim longitrorse fissae, folia
breviuscule petiolata e basi brevi-acuta vel subobtusa elliptico-oblonga
subacuminata,subcoriacea, subtus tenuiter costulata, thyrsi paniculae-
formes, flores fasciculato-condeusati sessiles et brevi-pedicellati, ca-
lyces acutiuscule deutati griseo-villosi. Miq. in PI. Jungh. ined. —
Praecedenti quidem affiuis sed et stipulis adhuc majoribus, foliis mi-
nus frequenter costulatis, tomeuto rufo ^in illa griseo), inflorescentia
non nisi basi oligophylla distinctissima. — ■ Arbor 40 — 50-pedalis.

Java, in de bovenste wouden van den Wilis, in Junij (jungh.)

XIV. SPIRADTCLIS blume. Caly cis tubus adnatus oblongo-
turbinatus, limbus 5-dentatus persistens. Corollae tubus brevis,
limbus 5-partitus patens. Stamina 5 tubo inserta inclusa. Ova-
rium biloculare, disco epigyno 4-glanduloso, loculis plurïovulatis.
Stylus simplex, stigmate bilobo. Capsula oblonga bilocularis,
bivalvis, valvis bipartitis demum intortis. Se mina plurima angu-
lata. — Tulae affine, habitu Nerteriae.

1. Spiradiclis caespitosa «l. Bijdr. p. 975. BC. I. c. p. 418.

Subcaespitosa, folia opposita ovata subundulata glabra; spica termi-
nalis seu alaris pauciilora; fl. unibracteati secundi parvi.

Java, in vochtige wouden, aan den voet van den Salak (bl.)

XV. ARGOSTEMMA vvallich. Caly cis tubus brevis adnatus,
limbus 5- (rarius 3—7-) fidus. Corollae rotatae limbus 5- (ra-
rius 3 — 7-) partitus, lobis aestivatione valvatis. Stamina imotubo
inserta, filamentis brevissimis, antheris exsertis, vulgo apice ste-
rili castrato-attenuatis, rimis aut poro apertis, tubi specie conniventibus
vel cohaerentibus. Ovarium biloculare, in placentis carnosis septo
adnatispluriovulatum.Stylus filiformis, stigmate capitato. Cap-
sula subglobosa, bilocularis, lobis calycinis et disco epigyno coro-
nata, hoc secedeute apice aperta. S e m i n a numerosissima augulata. —
Herbae bumiles, pube simplici articulata, caule saepe simplici, foliis
oppositis, alteio saepe nano vel paribus approximatis quandoque

RUBIACEAE. 161 ARGOSTEMMA.

pseudo-verticillatis, stipulis interpetiolaribus foliaceis utrinque soli-
tariis persistentibus, pedunculis terminalibus, rarius axillaribus, cy-
moso-umbellato-floriferis, rarius unifloris, rarissime cyma unilatera,
spicaeformi terminatis, floribus albis, iis Soknorum similibus. Cres-
cunt in ins. Sundanis, in regione montana, praesertim inter altitud.
5 — 7000'. — Conf. eximiam generis monographiam cel. bennett
in Hors f. PI. Jav. rar. p. 94 seqq. — Stylus demum passim bifidus.

§ 1. Flores terminales umbeliati vel subcymosi, rarius solitarii.
* Caulis vulgo tantum bifolius, foliis subaequalibus vel vakle in-
aequalibus.

1. Argostemma unifolium benn. Foliorum duorum alterum na-
nura stipulaeforme, altermn late ovatum cordatum acuminatum gla-
brum, umbella longius pedunculata saepius triiida multiflora, corolla
pentamera, antlierae coliaerentes rostratae. Argostemma unifolium
iiennelt /. c. p. 94. — Poeloe Pinang.

2. Argostemma humile benn. Poliorum duorum alterum nanum
stipulaeforme, alterum lanceolatum glabrum, umbella simplex pau-
clrlora, corolla pentamera, antberae cohaerentes rostratae. Argostem-
ma humile Bennett l. c.

Poeloe Pinang (wallich. herb. B>ub. n. 231).

3. Argostemma pictum wall. Folia duo ovata obtusiuscula basi
dilatata, subsessilia, altero saepe duplo minore, umbella cymave lon-
gius pedunculata multiflora, corolla pentamera, antherae brevissime
rostratae apice cohaerentes. Argostemma pictum Wallieh in lioxb.
Fl. Ind. II. p. 273. Bennett l. i

Poeloe Pinang, op rotsen (wallich), Sumatra (jungh).

4. Argostemma Tavoyanum wall. herb.^ Bennett l.c. Folia duo
subaequalia ovata subcordata glabra, stipulae magnae, umbella sim-
plex hispida parvula. — Tavoy.

** Folia plerumque pseudo-verticillata, minus magisve inacqualia.

5. Argostemma inaequilaterum benn. Folia plerumque 4pseudo-

verticillata magis minusve inaequalia lanceolata vel ovato-lanceolata

inaequilatera acuminata glabra, umbella subsimplex pauciiiora, flores

pentameri. Bennett l. c. p. 95. — Poeloe Pinang,

11
Flora van Ned. Iiulië. II.

RUBIACEAE. 162 ARGOSTEMMA.

6. Argostemma timorense bmw. Foliorum par iuferius saepius

nanum rcmotum, paria 2 superiora in pseudo-verticillum 4-folium
approximata inaequalia subsessilia, e basi acuta, ovata vel ovato-oblonga,
supra glabra, flores in pcdunculis terminalibus saepius biuis subbi-
iidis, pentameri. Argostemma timorense Bennelt l. c. p. 95.
Ti mor, op belommerde vochtige rotsen (R. brown).

7. Argostemma rostratnm wall. m Roib. Fl. Ind. TT. p. 326.

RcnneU l. c. Folia plerumque 6 pseudo-verticillata subinacqualia
lanccolata acmninata glabra, umbella saepius trifida pauciflora, co-
rolla pentamera, antherae cohaerentes, rostro longitudine loculonun.
Op den berg Puudua (vvallicu).

8. Argostemma Wallichii walp. Nw. Act. NaLCur.XLX.Suppt.

I. p. 858, Ilcrbaceum crectum simplex tenue puberulum vix bipol-
licare; folia quatuor subverticillata subsessilia inaequalia suborbieu-
lata ovata vel ovato-elliptica obtusa (unum maximum ovali-ellipticuin
few bipollicare et pollicem fere latum, ejus oppositum duplo minus
ovatum, paris inferioris unum obcordatum basi cuneatum, alterum sub-
orbiculare minimum, vix 7 lin. longum), penninervia, membranacea,
supra glaberrima, subtus secus nervos puberuia, pedunculus foliis
multo brevior uniflorus, 3 lin.longus, flos tetramcrus. — //Proximum
A. uniiloro." — Luzon (hünke.).

*** Folia opposita acqualia vel subaequalia.

9. Argostemma montanum bl. Caulis adscendens 4—12 poll.
altus, plerumque simplex, brevi-setuloso-puberus, folia opposita sub-
aequalia longiuscule petiolata, e basi acuta ovata vel subelliptica brevi-
acuminata vel acuta, 1— 2^-pollicaria, supra sparsim, subtus in ner-
vis et venia pubera, stipulae late ovatae, umbella simplex 4 - 6-iIora,
corolla 5-mera, antherae cohaerentes rostratae. Argostemma monta-
numBl. in BC. Prodr. IV. p. 418. Bennctl in Hors f. PLJav.rar.
p. 92, tab. 22. — Pomangium montanum BI. mss.

Java, in de wouden der bergstreken (horsf., bl.).

1 0. Argostemma pauciflomm BL . Praecedente totum minus, caulis
»afenie repen^supetne ramoaus acabro^nbpuberus, folia oppositasub-
iequaha, e bas, param atteuuató ovata acuta, valde membranacea, sop»
•pan*, subtus » nervis venisque crispule hirtella, umbella terminalis

RUBIACEAE.

163 ARGOSTEMMA.

pedunculata foliis brcvior (passim subsessilis) subtrifida paueiÜora,
ilores quam praecedentis minores, corolla subciliata, antherae cohae-
rentes brevi-rostratae. Argostemma pauci(lorum Dlume apud DO.
I c . — Bennett l. c. p. 96. — Arg. montanum Zoll. non Bl.
Java, op den Salak (blume), op den Gedé 4000' (zolllnger).

11. ArgOStemma angUStifolium aiiq. Glabrum adscendens, pauci-
ramosum vel simplex, folia opposita aequalia vel subaequalia petio-
lata lineari-lanceolata vel laneeolata utrinque attenuata, 2\ — 1 poll.
longa, stipulaelanceolato-ellipticae,pedunculibiiïori puberi, antherae
rostratae connatae. Miq. PI. Jungh. ined.

Sumatra, in de wouden van het Sikottam-gebergte (jungh.).

1 2. ArgOStemma boragineum bl. Caulis basi regens snperne erec-
tus 4 — 6 poll. altus, apiee scabro-pubescens, folia longiter petiolata,
opposita aequalia elliptica, ntrinque aeuta vel acuminata, 4^ — 3|
poll. longa, superne sparse subtus in ncrvis petiolisquc densius pu-
bescentia, umbella terminalis pedunculata subtriflda multiflora, ilores
5-meri, demum secundi, ealyeis pubescentïs lobi breves lato-ovati
subaeuti, antherae cohaerentes rostratae. Argostemma boragineum
BL apud DC. I. c. p. 417. Bennett l. e.

Java, in de bergstreken (horsf., bl., ju^gö.). Lom bak (zoll.).

13. Argostemma Neesianum walp. in Nov. Act. Acad.Nat. Cw\

XIX. SuppL Lp. 349. Caulis simplex erectiusculus herbaceus pu-
bescenti-tomentosus (quadripollicaris), folia (paria tïia) opposita sub-
sessilia lato-ovata obtusa integer rima, basi euneata, penninervia, secus
nervos subtus puberuia, 1 — 2 poll. longa, 8 — 12 lin. lata, tenuis-
sime membranacea, umbella terminalis pedunculata iterate bi- tiï-
chotoma, pedunculis eapillaribus glabris, n. pentameri. Proxime ad
A. boragineum bl. accedit. Non vidi. — Luzon, om Manilla (meven).

14. Argostemma subinaeqnale tem (Tab. XXXI). Caulis in-

fcrae radicans vulgo simplex, cum petiolis kwgiusculis hirtello-pu-
beseens, plurifolms, folia opposita suprema subverticillata, param
inaequalia,e basi subacuta ovata acuta vix subacuminata utriuque prac-
sertim iu ncrvis et margine puberuia, l — ^ poli. lowga,sti pul aemein-
hnmaccae subeordato-ovatac, umbella terminalis pedunculata pauci-

11*

RUBIACEAE. 164,

ARGOSTEMMA.

flora, pedicelli breves, corolla 5-mera, antherae cohaerentes rostratae.
Argostemma subinaequale Bennctt l. c. p. 96.
Sumatra (horsfield).

15. ArgOStemma Junghuhnü miq. Robustum, caulis petioli (bre-
ves vel breviusculi), nervi subtus, cvmaeque pedunculatae terminales
et superne axillares brevi-hirtella, folia opposita subaequalia e basi cu-
neata vel acuta oblonga acuta, supra nitida, subtus pallida, venis cos-
talibus numerosis, 4— 2 2 L poll. longa, stipulae subrotundatae, fl. 5-
meri, magtii, calycis tubus puberus. Miq. Pi Jungh. ined.

Su ma tra, op den Loeboe Radja op boomstammen (jungh.).

**•**

Folia opposita manifesto saepe valde inaequalia.

16. Argostemma inaequale benn. (Tab.XXXL). Caulis plurifo-

lius, radicans, simplex vel superne subramosus, folia quam brevissime
petiolata opposita, e basi rotundata ovata acutiuscula striga longita-
dinali pallida picta, 6—10 Hu. longa, altero triplo minore,flores bini
vel rarius solitarii, pedunculo gracili glabro, pedicelli cum calyce pu-
beri, corolla pentamera, antherae laxe cohaerentes breviter rostratae.
Arg. inaequale Benn. I. c. p.96. In spec. radix inferne in parvum tu-
ber intumescit.

Sumatra (horsfield).

17. Argostemma laevigatnm benn. Caulis plurifolius pubescens,

folia opposita petiolata, alterum cujusvis paris nanum stipulaeforme,
alterum lanceolatum vel ovato-lanceolatum basi inaequali rotunda-
tum, nervo medio subtus excepto glabrura, stipulae ovatae, fiores
solitarii vel bini, corolla pentamera, antherae cohaerentes rostratae.
Argostemma laevigalum Bennctt L c.
Java, op den Karang (horsfield).

18. ArgOStemma laeve benn. (Tab. XXXI). Caulis inferne ra-
dicans, laevigatus plurifolius, folia opposita breviuscule petiolata, al-
terum cujusvis paris omnino nanum stipulaeforme lanceolatum erec-
tum canh appressum, alterum ovato- vel elliptico-lanceolatnm vel
oblongum, basi acutum apice acuminatum, glabrum, 2'-2f poll.
longum stipulae elliptico-lanceolatae, fiores solitarii, bini vel term,
peAeelb cum calycis tubo sparsc 1 >uberi, calycis lobi lanccolati, co-

RUBIACEAE. 165 ARGOSTEMMA,

rolla pentamera, antherae cohaerentes rostratae. A. laeve Beun L c.
Sumatra (horsfield).

19. ArgOStemma uniflorum bl. Caulis infenie radicans, superne
pauci-rameus plurifolius pubescens, folia opposita petiolata, alterura
cujusvis paris nanum stipulaeforme, alterum ellipticum vel elliptico-
lanceolatum basi inaequale apice acutum, supra laevigatum, subtus
pallidum, ad nervuin medium et in margine petioloque pilosum, 1 1 — |
poll. longum, stipulae cordato-rotundatae, rlores solitarii pentameri,
calyx cum pedicello puberus, lobis tiïangularibus subacuminatis, co-
rolla ciliata, antherae cohaerentes rostratae. Argoslemma uniflorum
Blume in DC. Prodr. IV. p. 418. Bennet t L c.

Java, in de wouden op den G. Praoe, enz. (iiorsf.), op den Ka-
rang, op den Salak tusschen het mos 3000' (zoll.).

20. ArgOStemma pulchrum korth. Caulis hirsutus, folia opposita
subtus in nervis hirsuta, altero minore, alterum obovale vel obovatum
mucronulato-acutum,basi inaequale, stipulae ovatae, basi rotundatae,
pedunculi terminal es pauciflori. Argoslemma pulchrum Korth. in
Ned. Kruidk. Archief 'II. ;?. 122.

Sumatra (korthals).

21. ArgOStemma Korthalsii miq. Caulis pubescens; folia opposita
subtus in nervo medio hirsuta, altero minore oblongo sessili, alterum
ovale acutum basi inaequali attenuatum; stipulae subrotundae; pedun-
culi terminales triflori. Argoslemma piclum Korlh. I. e. non Wall.

Sumatra (korthals).

22. Argostemma parvifolium benn. (Tab. XXXI). Caules sim-

plices vel e basi plures, multi- et parvifolii, basi radicantes, folia densa
brevi-petiolata opposita, disticha, subtus expallida, alterum cujusvis
paris nanum stipulaeforme cauli subappressum, alterum ellipticum acu-
tum 3— 5 lin. longum, in margine venisque tenere hirtellum, stipulae
cordato-ovatae foliaceae subpatulae, corolla ciliata pentamera, anthe-
rae cohaerentes rostratae. Argostemma parvifolium Bennett l.c. —
Habitu fere Pilearum microphvllarum. Hadix fibrosa, in uno speci-
mine in tuber pisi magn. tumens.
Sumatra (horsfield).

flüBIACEAE. 166 OPHIOIUUZA.

§ 2. Flores axillares, umbellati vel spicati.

23. Argostemma lOBgifolium benn. Caulisinferneradicanspluri-
folius, folia modice petiolata oj^posita, altcrum cujusvis paris nanum
stipulaeforme, alterum obovato- vel sublanceolato-oblongum subtus
(vix supra) in nervis hirtellum, 3|- fere 4 poll. longum, stipulae
ovato-oblongae, acuminatae, umbellae pauciflorae axillares, corolla
pentamera, antherae cobaerentes rostratae. Argostemma longifolium
Bennclt l. e. p. 97. — Arg. calycino r. brown apud benn. I. c. (ex
Peninsula) affine, ob flores spicatos inter congeneres singulare.

S urn at ra (horsfield).

XVI. OPHIORHTZA linn. Calycis tiibus adnatus brevis tur-
binatus, limbus 5-fidus (dentibus saepe inaequalibus) persistens.
C o r o 1 1 a e infundibuliformis t u b u s amplus, cal ycis limbum supe-
rans, faux barbata, limbi 5-fidi lobi breves ovati. Stamina 5, tu-
bo inserta inclusa vel subinclusa, filamentis brevibus, antheris
lauceolatis erectis. Ovarium biloculare, disco epigyno carnoso.
O vu la in placentis cylindricis liberis e basi loculorum erectis
plurima. Stylus brevis vulgo inclusus, stigma te saepe bilobo.
Capsula lata compressa, bilobo-mitraeformis, bilocularis, vertice
rimula loculicida debiscens. Semina plurima minima subhexagona.
Embryon in albumine carnoso centrale rectum cylindricum. —
Herbae indicae humiles perennes, foliis oppositis in eodemjugo saepe
inaequalibus, stipulis utrinque geminis minimis, floribus secus inflo-
resccntiae cymosae vix subumbellatae ramulos unilateralibus.

§ 1. Species fruticulosae vel suffruticosae.

1. OpMorhiza MungOS L1NN. Caulis demum lignescens, petioli
puberi, folia elliptico-lanceolata utrinque acuminata glabra tenere
membranacea; stipulae exiguae truncatae ; cymae terminales pcdun-
culatae ramosae nudae, corollae tubus brevis infundibuliformis. Ophio-
rhiza Mungos Linn. Amoen. Ac. II. p. 1 27. Mat. med.27. Gaertn. de
fr. et sem. I. tab. 55. Roxb.Fl. Jnd, cd, Walt.ll.p. 544; ed.alt.1.
p. 901 . DC. I c. p. 414 excl. var. Nepal — W. et Am. Prodr. Lp. 404.
Bl.Bijdr. p.976.~Mungo Kamp f. Amoen. exot.p.573 et 577.

Geheel In dië. Ceylon. Sumatra. Java.— De wortel (vroe-
,k in Europa als rad. Mungos bekend) wordt in Indie nog als
geneesmiddel gebruikt.

BUBIACEAB. 167 OPIIIORIIIZA.

2. Ophiorhiza Brunonis wiöht et abk. I'rodr, l. p. 404. Sufiru-

tescens, folia oblongo-lanceolata utrinque attenuata glabra, membra-
uacea; stipulae exiles acutae, cymae terminales et axillares peduncu-
]atae, subeorymbose ramosae, bracteae longae, lineari-subulatae ; co-
rollae tubus brevis, subcylindricus, stylus exsertus. — ■ Voor-lndië.

3. Ophiorhiza subfalcifolia miq, Caulis fruticulosus ramosusgla-
ber, petioli breves glabri, folia ejusdera paris subaequalia, e basi acuta
vel cuneata lanceolato-oblonga vel sublanceolata acuminata (vulgo
oblique), tenuiter inembranacea, subtus pallida et venis teueris liaud
densis pertensa, utrinque glabra margine pilis brevissimis scabra,
éf — 2 poll. longa, stipulae brevi-subulatae citissiine caducae margi-
nem incrassatum relinquentes, cyma terminalis pedunculata subuin-
belliformis contracta pauciflora pabesceus, foliis brevior, peduneulus
ebracteatus, ramis circiter 4 — 5 circa centralcm uniflorum paucis 2 —
3-floris, capsulae glabrae. Praecedenti et Ophiorhizae marginatac BI.
affinis, cum plerisque Ophiorhizae Mungos aflinibus denuo compa-
randa. — Ex numero herb. laud. eadem videtur quara cl. zollinger
tanquam novam anouymam proposuit iu Nat. en Geneesk. Arch. II.
p. 668 (Herb. u. 2436), quo loco autein Javam (in rupestribus
littoralibus prov. Malaug et insulam Baro n g) tanquam patriam lau-
dat; spec. a me exam. in Herb. Comilis alberti de franqueville
in Celebes collectum est.

Celebes, aan de rivier Maros (zollinger). — Java?

4. Ophiorhiza Oblongifolia dc. Prodr.lY.pAl5. Suffruticulosa,
caulis apice pedunculique pubescentes, folia oblonga obtusiuscula
basi attenuata, supra glabra, subtus pallida et subvelutina, stipulae
parvae triangulari-acutae, cymae pedunculatae ramosae. Ophiorhiza
Mungos Barll. in Reliq. Ilanh. — Lu zon.

5. Ophiorhiza marginata bl. Suffrutieulosa erecta, folia lanceo-
lata utrinque acuminata, glabra margine scabra, stipulae semilanceo-
latae acuminatae parvae, cymae terminales pedunculatae subtrifidae,
flores iis O. Mungos majores, corollae tubus infundibuliformis angu-
latus. Ophiorhiza marginata BI. Bijdr. p. 976. DC. I. c. p. 415.
Floribus et stipulis ab Oph. Mungos distincta.

Java, op den Tjerimai (blume).

RUBIACEAE. 168 OPHIORHIZA.

6. Ophiorhiza affiniS zoll. et mor. Suffruticulosa parce ramosa
erecta, ramuli cum petiolis foliisque subtus subglabri, folia in eodein
jugo inaequalia, altero triplo majore longius (fere 1 — £ poll.)petio-
]ato, e basi brevi-cuneata elliptica vel elliptico-oblouga, acuminata,
membranacea, subtus pallida tenere patentim densiuscule veuosa,
supra sparse deraum subscabriuscule pubera, 4£ — 2 poll. louga, sti-
pulae magnae lanceolatae acuminatae subglabrae, pedunculus bipol-
licaris glabriusculus, cymoso-denso-ramulosus, ramis praesertim an-
trorsum dease fusco-hirsutulis, calycis tubus pilosulus, dentes sub-
angusti glabri acutiusculi, corolla infundibuliformis extus glabra alba
fere 3 lin. longa, lobis subacutis. Ophiorhiza a/finis Zoll. et Mor.
Syst. Verz. p. 62.

Java, op den Gedé 6—8000', Maart (zoll.).

7. Ophiorhiza Richardiana gaud. Suffruticosa glaberrima, folia
petiolata oblonga utrinque acuminatissima margiue laevia, corymbus
terininalis breviter pedunculatns 3— 4-chotomus, calycis dentes bre-
vissimi, corollae tubus brevis. Ophiorhiza Richardiana Gaudich.
Voy. Freycin. p. 473, tab. 97. DC. I. c. p. 417.

Mol ukken (gaudich.).

8. Ophiorhiza acnminata Dc . Prodr. iv. p . 417. Caalis saffruti-

cosus superne petiolique rufo-velutini, folia lanceolata acuminata gla-
bra nervis subtus velutinis, stipulae basi latae apice setoso-aristatae,
cyma pedunculata 5-radiata, ramis velutinis. Ophiorhiza subumbcllata
Bartl. in llerb. llanke.
Luzon (HaNKE).

9. Ophiorhiza rubella korth. Suffruticosa, tota purpurascens, fo-
lia e basi subcuneata ovata acuta, supra sparse punctata, stipulae
lanceolatae acuminatae, pedunculi axillares triüori, bracteae filifor-
mes, calycis tubus snbglobosus, limbi dentes ovati subacuti, capsula
profunde biloba, lobis rotundatis. Ophiorhiza rubella Korth. I. c.
p. 126.

Borneo, in de wouden van den Sakoembang (korth.).

10. Ophiorhiza Jackiana korth. Suffruticosa, caulis pubescens,
folia opposita valde inaequalia oblonga inaequilatera, utrinque acu-
mmata, supra glabra, subtus in nervis pubesceutia, stipulae oblongo-

RUBIACEAE. 169 01'IIIORUIZA.

Bubulatae, cymae axillares pauciflorae, bracteae filiformes, calycis
tubus obconicus pubescens, limbi dentes ovati acuti, corollae brevis
tubus ventricosus angulatus, faux constricta pilosa, limbi tubum fere
aequantis laciniae ovatae acutae, stamina supra basin tubi inserta
antheris oblongis exsertis, stylus dense pilosus, stigma oblongum.
Öphiorhiza Jaclciana Korlh. I. c. p. 127.

Sumatra, in de wouden van Melintang (korthA

11. Öphiorhiza parviflora reinw. Caulis fruticosus,fusco-pubes-
ceus, folia breviter petiolata elliptica utrinque acuta, supra rugosa,
subtus fusco-pubescentia, cjmae terminales pauciflorae, calycis parvi
tubus longe obconicus, ïimbi dentes ovati obtusi, corollae 1| lin.
longae tubus infundibuliformis, faux pilosa, limbi laciniae ovatae ob-
tusae, antherae subexsertae oblongae, stylus glaber, stigmatesimplici.
Öphiorhiza parviflora Reinw. mss. apud Korlh. I. c. p. 127.

Celebes, in de wouden van Menado (reinw.).

1 2. Öphiorhiza Blumeana korth. Caulus suffruticosus glaber, fo-
lia opposita valde inaequalia, e basi acuta oblougo-ovalia acumiuata,
supra punctata, subtus glabriuscula albida, cymae terminales partitae,
bracteae minutae filiformes ; calycis tubus glaber subglobosus, limbi
dentes ovati acuti, corollae fere 3 lin. longae glabrae tubus infundi-
buliformis, limbi laciniae ovatae acutae, stamina inclusa, filamentis
brevibus, antheris linearibus apice bifidis, stylus compressus glaber,
stigma oblongum emarginatum. Öphiorhiza Blumeana Korlh. I. c.
p. 130.

Java, in de wouden (korth.).

13. Öphiorhiza retiCUlata kortu. Caulis fruticosus erectus, folia
longe petiolata, e basi cuneata ovalia acuminata, supra reticulatim
costato-venosa, subtus in nervis fusco-pubescentia, cymae axillares
terminalesve dense fusco-tomentosae tripartitae pauciflorae, bracteae
minutae, calycis tubus subglobosus subcostatus pubescens, limbi den-
tes ovati obtusiusculi, corollae dense pilosae tubus brevis, limbi la-
ciniae oblongae obtusae, filamenta brevia, antlierae lineares apice
emarginatae, stylus dense pilosus, stigma oblongum emarginatum.
Öphiorhiza reticulata Korth. I c. p. 130.

Sumatra, in de wouden van Singalang (korth.).

RUBIACEAE. 17U OPHIORHJZA.

14. Ophiorhiza longiflora nL. Suffruticulosa, folia oblongo-lau-
ceolata tttriuque acumiiiata subtus hirsuta, stipulae semilanceolatae
acuminatac, cymae terminales pedunculatae laxiiiorae, corollae tubus
longissimus velutinus. Ophioriza longiflora BI. I. c. DG. I. c.

Java, in de hoogere wouden op den Gedé (blume).

§ 2. Species herbaceae, vulgo humile?.

15. OpMorhiza Horsfieldiana miq. Caulis e radice subhoiizoutali
erectus herbaceus cum petiolis folioruin nervis subtus marginibus
inflorescentia et calyce coroMque (partim) pih's brevi-articulatis (hya-
liuis nodis fuscis) puberulis, folia longiuscule vel modice petiolata,
ejusdem paris inaequalia vel et aequalia, e basi cuneato-angustata
elliptico-oblonga acumiiiata, supra nitidula glabra, subtus pallida ve-
nis densis subpatulis ante marginem unitis et reticulatis (discolori-
bus) instructa, membrauacea, 4>\ — 2 poll. longa, stipulae ovato-lau-
ceolatae, (saltem superiores) usque ad basin bipartitae; cyma termi-
nalis pedunculata trichotoma dense hirtella subpauciflora, fiores scssiles
et pedicellati, bracteae lanceolato-lineares, calycis tubus hirtellus,
limbi dentes parvi sublanceolati, corollae pollicaris infundibuliformis
tubus longus praesertim inferne pubescens, limbi brevis lobi elliptici
obtusiusculi, stamina paullo supra medium tubi iutus hirtelli inserta,
stylus tenui-fiüfonnis patule puberus, stigma oblougum einarginatum.
Ophiorhiza criant hac, Oph. Roxburghianae , Oph. grandiflorae
Wighl Icon. UT. tab. 1067—1069 arctissime affinis. Ab Oph. lon-
giflora BI. foliorum iuduroento et stipulis jam distincta.

Java, iu Demak, op den G. Praoe (uorsf.).

16. Ophiorhiza rugosa w all. Caulis herbaceus basi repens adscen-
dens villosus, folia elliptico-lanceolata utrinque atteuuata lucida, su-
pra scabiïuscula, subtus pallidiora et in venis subpubescentia, stipulae
semilanceolatae acumiuatae, cymae terminales pedunculatae bi-trifi-
dae, pedunculus medio bibracteatus, flores albi bracteolis lineari-lan-
ceolatis ciliatis cincti. Ophiorhiza rugosa Wallich. in Roxb. Fl.
Jnd. II. p. 546. DC. Prodr. I c. p. 416, exclus. probabililer syn.
BI. Bijdr. p. 976.

Voor-Indië, in Nepal (wall.) — Java?

17. OpMorhiza bracteata korth. Caulis herbaceus, folia e basi

RUB1ACEAE. 171 OPHIORHIZA.

acuta. elliptica acuminata, supra scabriuscula, subtus in venistomen-
tosa, stipulae ovatae (Korth.) acuminatae (semilanceolatae BI.), cilia-
tae, cymae peduuculatae bi- aut trifidae, pedunculus medio bibrac-
teatus, bracteae florales oblongae vel lineari-lanceolatae ciliolatae,
calycis tubus subglobosus pilosus, limbi laciniae lanceolatae acutae,
corollae fere 3 lin. longae tubus infundibuliformis basi ventricosus,
limbi laciniae ovatae acutae, stamina basi tubi inserta, filamentis bre-
vibus, antheris ovatis obtusis, stylus teres glaber, stigmatis bilobi lobi
obtusi. Ophiorhiza bracteala Korth. l.c.p.l'ól. — Oph. rugosa BI.
Bijdr. p. 976, haud alior.

Java, in de wouden der bergstrekeu.

18. Ophiorhiza subbracteata korth. /. c. p. 132. An varietas

praecedentis ? pube densiore, stipulis lanceolatis acuminatis distincta.
Sumatra, in de wouden der bergstreken (korth.).

19. Ophiorhiza acuminatissima korth. Caulis herbaceus, folia

elliptico-lanceolata, utrinque acuminatissima, supra rugosa, subtus
in nervis dense pilosa; stipulae bifidae, laciniis lineari-subulatis, pe-
dunculi cymosi, dense pilosi, bracteae sessilcs oblongae, stylus dense
pilosus. Ophiorhiza acuminatissima Korth. I. c. Oph. bracteatae
propinqua.

Sumatra (korth.).

20. Ophiorhiza HaSSeltii bl. Caulis herbaceus virescens, folia
oblonga utrinque acuta, cymae terminales fusco-pubescentes 2 — 5-
partitae, bracteae minimae squamulosae, calycis tubus obconicus com-
pressiusculus pubescens, limbi dentes triangulares acuti, corollae li-
neam longae tubus ad basin ventricosus angulatus, faux dense pilosa,
limbi laciniae ovatae acutiusculae, stamina inclusa, antherae lineares,
stylus teres medio pilosus, stigma capitato-oblonguui emarginatum,
capsula trigona apice truncata. Ophiorhiza Hassellii Blume mss.
apud Korthals l. c. p. 128.

Java, Sumatra, in de lagere wouden (van hasselt, KORTn.).

21. Ophiorhiza albida KORTn. Caulis herbaceus, folia elliptica
acutiuscula, fere avenia subtus albida, cymae axillares terminalesque

BUBIACEAE. 172 OPHIORHIZA.

paucillorae pubeecentes, bracteae filiformcs subulatae, calycis tubus
subglobosus pubescens, limbi dentes ovati acutiusculi, corollae li-
neatn longae tubus veutricosus augulatus, faux pilosa, limbi laciniae
ovatae acutae patentes. stamina ad basin tubi inserta,saepiusexserta,
autheris oblongis, stylus tiliforrais glaber, stigmate subbilobo. Ophior-
hiza albida Korih. in Ned. Kruidk Archief. Il p. 126.

Su in at ra, in de wouden van Singalang en Melintang (kort-
hals).

22. Ophiorhiza canescens bl. Caulis herbaceus, folia oblongo-
lanceolata utrinque attenuata, subtus albicantiaet in venis subpubes-
centia, stipulae latae abbreviatae apice subulatae, cyraae breviter
peduuculatae terminales et axilkrea nudae subquadrifidae, stamina
tubum corollae subaequantia. Ophiorhiza canescens Bl, l. c. p. 977.
DC. I. c. Cymis nodig ab Oph. bracteata discernitur.

Java, in de wouden op den Seriboe (bl.).

23. Ophiorhiza Sanguinea bl. Herbacea, caulis rubro-fuscus (hl
sicco), glaber, folia e basi acutd subobliqua vel recta ovato- vel ellip-
tico-lanceolata vel oblonga acuminata glabra, supra nitida, subtus pal-
hda ven, S venulisque picta, q_ 2 « poll. longa, stipulae foliaceae
ovato-oblongaemagnae passim acute bifidae, glabrae, subeoloratae,
cymae termmales peduuculatae. Ophiorhiza sanguinea BL Lc. DC.
I, c Folia siccata subtus aanguineo-vcnosa. Corolla testezoLL. alba-

Java, m de wouden der bergstreken (bl.), op den Salak 3000'

(ZOLL.).

24. Ophiorhiza latifoUa m Q . Caulis herbaceus? rubro-foscescens
(in sieco>, glaber, folia longiter petiolata (1 poll. et longius) opposita
aequalia, e baai vulgo inaequali abrupte cuneata ovata vel deltoideo-
ovata acunnna a subacuminata vel acuta, tenui- mem branacea, utrin-

llf W "ff \ "^ arCUat0 -P a ^ -te marginem subunitis
laxe subrehculata, 6—3 noll ln«« +■ i -,

„•„, , . ' * u ' lon ga> stipulae appressae lato-ovatae

cyma terminaüs brevi-pedunonla+a *_: v \ -,

briuscula. bracteis caduci T? " ^T *?* densiuSCula ^ la "
«» i; m K„ k- * y S ^ labn tublls longiuscnle obconi-

cus, limbus subintecferrimus dpnt^.,v *i- • •

8 ulIlus .aenticulis exihssimis, corollae alabastra

RUIHACEAE. 173 OHIIORIirZA.

2 lin. longa glabra cylindrico-subclavata, intus ad staminum inser-
tionem barbata, anthcrae lineares.
Java, in Patjitan, Kelak (horsp ).

25. Ophiorhiza neglecta bl. Caulis herbaccus erectus atropurpu-
reus glaber, folia ejusdem jugi minus magisveinaequalialongepetio-
lata, e basi attenuata oblongo-lanceolata vel ovalia acuminata, subtus
pallida nervis venisque arcuato-patulis subtus subpurpureis, membra-
nacea glabra, '3 — 5i poll. longa, stipulae deciduae, pedunculi axil-
lares terminalesque praescrtim in ramis ferrugineo-puberi, cymae 2 —
4-fidae, ramulis primo densis dein elongatis, florcs parvuli 2 lineis
vulgo breviores, calyx et corolla pube brevi patuia subleprosa con-
spersa, calycis dentes breves ovati acutiusculi, corolla alba la tiusculo-
tubulosa, stylus totus patentim hirtus, inclusus, capsulae violascenti-
purpureae glabriusculae. Ophiorhiza neglecta Dl. mss. in DC. Prodr.
I. c. Zoll. et Mor. Syst. Verz. I. c.

Java, in de wouden (bl.), bij Djasinga (zoll.), in Demak (iiorsf.).

26. Ophiorhiza cryptantha zoll. et mor. Caulis puberulus dicho-
tomus, folia ovato-oblonga acumiuata, basi attenuata, discolora, sub-
tus in nervis puberuia, stipulae minutae lineari-subulatae deciduae,
cymae breves trichotomae sub-9-Üorae, pedunculis calycibusque
dense glanduloso-pubescentibus, corollae tubus brevissimus. Ophior-
hiza cryptantha Zoll. el Mor. Syst. Verz. p. 66. Praeced. affinis, sed
cymae breviores et corollae adhuc magis inconspicuae.

Java, op bebouwde plaatsen bij Pasir Madang (zoll.).

27. Ophiorhiza trïchocarpa bl. Caulis humilis herbaceus parce
ramosus villosule dense tomentellus, folia breviter petiolata, e basi
attenuata ovato-lanceolata vel oblonga, alia omnino ovata acutiuscula,
subtus pallida in venis densis patulis supra sparsim capsulaeque sub-
pubescentia, 3 — 1| poll. longa, stipulae subulatae, inflorescentiae
axillares terminalesque pedunculatae tomentellae vulgo semel dicho-
tomae, ramis divaricatis unilateraliter floriferis, fl. sessiles, calyx dense
patule pubescens, dentes breves acutiusculi, corolla vix linea longior
tubuloso-infundibuliformis alba, parce pilosuia. Ophiorhiza tricho-
carpa Bl. I, e. p. 977. DC. I. c. Oph. villosae affinis.

RUBIACEAG. 174 OPHIORHIZA.

Java, op tien Salak op steenen langs beekjes (zoll.). Noesa
Kambangan (bl.).

28. Ophiorhiza inconspicua miq. Caulis herbaceus humilis adscen-
dens ramulosus cuin petiolis nervo venisque suberectis obscuris pu-
bescens, folia ejusdem paris param inaequalia, e basi acuta vel acu-
tiuscula ovato-lanceolata vel oblongo-lanceolata acuta, bipollicaria
vel minora,subtus pallida, supra glabra, stipulae caducae e basi lata
lanceolato-filiforuies petioli fere longitudine,pedunculi terminales bre-
ves pubescentes mox bi-quadrifidi unilatero-cymulosi, flores sessiles
et brevi-pedicellati, caljx campanulatus puberus superae subangula-
tus dentibus brevibus plerisque ellipticis subacutis, quinto sublon-
giore angustiore acuto, corolla (virginea brevi-clavata) basi et apice
subpulverulento-pubera, alba, latiusculo-infundibuliforinis, circiter
lineam longa, capsula demum glabra viridulo-subpurpurascens. —
Antherae lineares.

Java, in Patjitan, Kelak (horsf.).

29. Ophiorhiza quadrifida bl. Herbacea, folia ovata vel oblonga
utrinque acuta laevia, siccata simpliciter venosa, stipuiae lineares ob-
tusae, cjmae axillares et terminales pedunculatae subquadrifidae.
Ophiorhiza quadrifida Bl. Bijdr. I. c. DC. I. c. Non vidi. — ? Var.
condensata, cymd dense pauciiiora glabra, capsula profunde anguste-
que biloba. — Tota glabra, venae non ramulosae.

Java, m de wouden der bergstreken (bl.). — (J.Java (zoll.).

30. Ophiorhiza perpnsilla bl. Caulis erectus nanus simplex (pol-
licaris), folia elliptica glabra, flos terminalis solitarius breviter pedi-
cellatus iratans, corolla infundibuliformis glabra, calycis dentes ob-
tusi. Ophiorhiza perpnsilla Bl. herb. DC. I. c. p. 417.

Java.

§ 3. Species a me non visae.

31. Ophiorhiza tomentosa jack. Tota dense etmollissimevillosa,
caulis erectus herbaceus ramosus, folia lanceolato-oblonga tenuiter
acummata subtus cum petiolis villosa, stipulae subulatae, cyma pe-
dunculata terminal». Ophiorhiza tomentosa Jack in Roxb Fl. lnd.
ed. Wall. IT. p. 546. DC. I. c .

Poeloe Pinang, Sumatra (jack).

RUBIACEAE. 1 75 C0PTOPYLLUJ1.

32. Ophioriza heterophylla jack. MaHy. Mi se. II. ;?.85. DC.l.c.

Caulis erectus tomentosus, folia subrotundo-ovata in quovis jugo valde
inaequalia, cyma terminalis parva. — An Argostemma?
S u mat ra, in de binnenlanden (jack).

Genua Rondclclicanan ilubiae affiniltUis:

XVII. COPÏOPHYLLUM korth. Calycis tubus adnatus
ovoideus, limbi 5-partiti laciniae oblongae ciliatac. Corollae
tubus subinfundibuliformis, faux nuda, limbi 5-partiti laciniae ob-
tusiusculae. Sta mi na 5 inclusa, medio tubo in serta, filament is
ftliformibus, antheris brevioribus. Stylus teres basi annulo glan-
duloso cinctus, stigmatis bilobi lobi truncati. Ovarium bilocu-
lare, placentis subhemispliaericis medio loculo affixis multiovulatis.
Gapsula membranacea indehiscens (?) bilocularis. Semina sub-
rhombea scrobiculata. Embryon clavatum in medio album in e
carnoso.

1. Coptophyllum bracteatam korth. in Ned. Kmidk. Archief

II. p. 161. Suftrutex, foliis longe petiolatis obovatis subaveniis
supra sparsim subtus in nervis deuse hirsutis, stipulis obtusis ciliatis»
capitulis bracteatis, bracteis ext. majoribns multifloris, bracteolis lan-
ceolatis ciliatis inter flores.

Sumatra, in de wouden van Singalang (korth.).

XVIII. XANTHOPHYTUM iieinvv. Calycis tubus adnatus
ovoideus, limbus ê — 5-fidus persistens. Corolla infundibulifor-
mis, tubo brevi, fauce villosa, limbo 4 — 5-fido patente. Sta-
mina 4 — 5, fauci inserta, filamentis conuiventibus, antheris. ..
Ovarium biloculare, disco epigyno styli subclavati s tig mate
bilobo crasso terminati basin cingente. O v u 1 a super placentas septo
utrinque adnatas plurima. Drupa didyma, bi- vel trilocularis, di-
vel tricocca, coccis indehiscentibus, seminibus plurimis minutis
angulatis. — Suffrutices rufo-villosi, foliis oblongis, stipulis inter-
petiolaribus ovatis acuminatis, pedunculis axillaribus trichotomis
multifloris. Genus Lerclieae quidem affine, charactere non minus
quam habitu distinctum.

1. Xanthophytum frutieuloSUm Reimv. Sufïruticosum rufo villo-

RUBIACEAE. 17Ö LERcnEA.

sum, folia c basi attenuata, lanceolato-oblonga acuminata, membra-
nacca, subtus praesertim in costti costulisque numerosis parallelis rufo-
sericeo-villosa, 3 — 5 jjoII. longa, stipulae magnae serius deciduae
pedunculi axillares breves trichotomi subracemulose multiflori. Xan-
tophytum jruticulosum Reinw. in Dl. Bijdr. p. 989. DC. I. c. p.
413. — Lerchea Reinw. mss. apud Kor/h. I. c. p.165. — Metabolos
ferrugineus DC. ibid. p. 436. — Sclerococcus Jerrugineus Barll.
mss. apud DC. I. c.

Java. Noesa Kambangan (reinw., bl.).

XIX. LEBCHEA lin.v. Calycis tubus adnatus turbiuatus,
limbus 5-dentatus. Corolla infundibuliformis, fauce barbata,
limbi 5-fidi lobis aestivatione valvatis. Antherae filamentis
brevibus fauci insertae, exsertae. Stylus filiformis, stigmatis
bipartiti lobi lineares erecti. Discus camosus styli basin cingens
per anthesiumagisminusveauctus et dum plurimum accrescens cura
medio tubo corollae tune urceolatae et fauce imperviae concretus ; an-
theris tuin etiam subsessilibus inclusis, stygmateque capitato obscure
bdobo, an 11. polygami? Fructus disco persistente coroiiatus,
bilocularis bipartibilis, coccis (indehiscentibus?) polyspermis. Se-
in i na aptera, albumine oleoso, embryo parvo ovato.

1. Lerchea longicauda lfa.x. Mant. p. 256 et p. 155. R.Brown
el Benn. m Ilorsf. PI. Jav. var. p. 98, tab. 23. - Chiococca spi-
cata Bl. Bijdr. p. 951. —Xanlophylum spicalum ej. in DG.Frodr.
IV p. 413.— Codaria nov. gen. Linn. mss. Prutex 2— 3-pedalis.
*olia opposita petiolis pollicaribus brevissime tomentellis, e basi atte-
nuata obovato- vel sublanceolato-oblonga acuminata, £-1 pedem
onga, membranacea, utrinque glabra, penninervia; stipulae interpe-
lolares mdivisae e basi laia vaginante lanceolatae setaceo-acumina-
ae; spicae axillares pedunculatae pedales vel Iongiores basi ima fo-
HOJ18 stipuaceis auctae, rhachi angulata brevissime tornentella, fl.
parv, per glomerulos paucifloros dispositi, pedicellis brevissimis eum
caJyce tomentellis ; antherae dorsifixae ovales, loculis basi barbellatis,
apice obscure penieillatis. - Capsula teste ill. brow.n rarissime ki-
mera, qualem lih.\ AE us vidit

Java, i„de bergbeken (horsf. bl. zoll.).

RUBIACEAE. 177 HEDYOTIS.

2. Lerchea intermpta kortii. Folia e basi attenuata oblonga acu-
minata ; spicae axillares terminalesque interrupte glomerulatae, gloine-
rulis tripartitis densis. Lerchea interrupta Korlh. in Ned. Kruid/c.
Archief II. p. 164.

Sumatra, bij Loeboe-Kelangan, in de wouden (kortii.)

Tribus IV. IIkdyotideae ciiAM.et schld. Stipulae inter se et cum
petioli basi in vaginam conpetiolareni minus magisve connatae, vulgo
plurisetae. — Mediantibus Xanthophyto et Iiedyotidis speciebus, qui-
bus stipulae passim fere ad basin usque liberae, praecedenti tribui
intime cognata. — Pleraeque herbaceae, Spermaeoceis inter Cofl'ea-
cearum subordinem plano analogac.

XX HEDYOTIS Liiraf. Calycis tubus cum ovario connatus
obovoideus vel subglobosus, limbus 4- (rarissime 5-) fidus vel- den-
tatus, sinubus interjectis angustis, saepius persistens. Corollae in-
fundibuliformis vel hypocraterimorphae limbus 4- (rarissime 5) par-
titus, laciniis aestivatione imbricatis. Stamina 4 (rarissime 5) fauci
vel tubo inserta, magis minusve exserta. Stylus filiformis, stig-
ma te bipartito, bilobo, rarissime indiviso. Ovarium disco carnoso
coronatum 2-rarissime 3 — 4-loculare. Capsula calycis limbo
vulgo coronata vel cal va, vertice orbiculari vel 4-sinuato, cartilagi-
nea vel crustacea, saepius loculicide dehiscens, coccis singulis nunc
semisepti rima, introrsa longitudinali subapertis vel inapertis, rarius
septo non findendo indehiscens, 2-rarissime 3 — 4-locularis. Se-
mina in placentis septo medio vel basi insertis plurima, augulata,
nunc placentae immersa, albumine subcarnoso. — Herbae vel suf-
frutices, Spermaeoceis omnino analogi, caulibus tetragonis vel tereti-
bus, stipulis interpetiolaribus minus magisve in vaginam conpetio-
larem multi- vel paucisetam coalitis, vel fere liberis et tune pinnati-
fide setosis vel saltem unisetis, inii orescentia varia Hedyotis Linn. —
Hedyotis W.et Am. excl. Oldenlandiae, Anotis, Scleromilrii et Ko-
hauliae subgeneribus. — Metabolos BI. — BC. — Sclerococcus
Bartl. — Conf. de genuino Hedyotidis et Oldenlandiae discrimine
cl. korthals tit Ned. Kruidk. Archief II. p. 135 seqq.

§ 1. Diplophragma. wigut et a rn. Prodr. 1. p. 408. Calycis sinus
subacuti, rarius in fructu latiusculi. Corollae faux et saepius laciniae

12

Flora van Ned. Indië. II.

RUBIACEAE. 178 1IEDY0TIS.

extrorsum pilosae. Anthernc exscrtne oblongo-lineares. Stigma bifidum.
Capsula subossea, ovoidea vel dicocca, vertice orbiculari vel sub- 4-
lobo e calycis fauce vix exserto, bilocularis, demum magis minusve
septicide bipartita, cocco singulo riina semisepti tenuioris longitudi-
nali .ïperiundo vel inaperto. Semina angulata vel subcompressa. Siipulae
saepiu3 iroa" saltem unitae ovatae acuminatae, marginibus ciliato-setosae,
raro subindivisae. — Metabolos Blume, partim.
* Flores axillares dense glomerati.

1. HedyotiS macrophylla wall. Caulis validus acute tetragonus
glaber, folia petiolata ovalia utrinque leviter acuminata, supra sca-
bra, subtus praesertim in nervis puberuia, capitula axillaria sessilia
multi- et deusiflora globosa petiolum dimidium aequantia, capsulae
obovoideae calycis dentibus patulis coronatae dicoccae hispido-pu-
bescentes. Hedyolis macrophylla Wallich Cal. n. 841. W. el Am.
Prodr. I. p. 408. — II. nodi flora Wall. n. 855. — Non vidi. Con-
feratur cum sequeute.

Voor-Indië. — Poeloe Pinang (wallich).

2. HedyotiS latifolia beikw. Caulis validus suffruticosus divari-
cate raraosus cum ramis glaber tetragonus, stipulae (magnae) oblon-
gae paucisetae (seta terminali elongatiore) basi connatae dorso medio
hirtae, folia longiter petiolata, e basi attenuata vel acuta elliptica acu-
minata rigide membranacea utrinque scabriuscule pubescentia, cos-
tulis utrinque 5 — 6 (plerisque infra medium ortis) adscendentibus
lineata, 5^—3 poll. longa, flores axillares dense capitato-glomerati,
calycis glabriusculi dentes longe lineares hirto-ciliati, corollae lon-
giuscule infundibuliformis laciniae basi intus hirtellae. Hedyolis la-
tifolia Reinw. herb. —Metabolos lalifolius BI. Bijdr. p. 992. BC.
Prodr. IV. p. 441. — 0. ovata, folia e basi rotundata passim leviter
emarginata ovata vel ovato-oblonga longe attenuato-acuminata, sub-
tus in nervis marginibusque sparsim hirtella, supra praeter costam
mediam glabra, 4 — 3 poll. longa.

Java, in de bergstreken (reiihvardt). Widjan alas sund,
p\ Java, op den G. Praoe (horsfield\

3. HedyotiS laevigata Mi*. Fruticosa glabriuscula, folia petiolata
ovato lanceolata, supra glabra, subtus in nervis petiolis ramulisque sub-
scabra stipulae lanceolatae pectinato-ciliatae, flores axillares glomerati
subsessiles Metabolos laevigatus (Bar tl. sub Scicrococco) DC. I. c. p.
416. — Non vidi. — Luzon (hüxke).

RUBIACEAE. .179 HEDYOTIS.

4. HedyotiS carnosa KORrH. Suffrutescens, caules ramique valide
tetragoui (angulis obtusatis, faciebus concavatis) subrubescentes gla-
bri, stipulae basi in vaginam glabram connatae, paucisetae, setis ïne-
diis majoribus, puberis, folia breviter petiolata, e basi subaeuta ovato-
vel clliptico-oblonga acuminata glabra eoriaeea (tactu vix laevia), venis
costalibus utrinque distinctis ramulosis haud parallelis, pleraque 5y
l>oll. longa, Üores dcnsissime fasciculato-glomerati; calycistubus sub-
glaber, limbi dentes 4 tubo subbreviores membranacei ovati acuti
ciliati, capsulae obovoideae vel obpyramidatae, biloculares, endocarpio
crustaceo, mesocarpio subcanioso, septicido-bipartitae, coccis introrse
rima aperturis. Iledyolis carnosa Korth, in /Verf. Kruidfc. Archief
II. p. 161, non Dalzell in Keiv Gard. Misc.YL. p. 135,(auth.spec.
nondum vidi, sed mea diagnosi congrua). An Melabolos medius ej.
in JJerb. lieinw. ? et Iledyolis inlermedia ej. nominata in Nederl.
Kruid/c. Archief l. c. p. 159?

Sumatra, ophef; lioogvlak vaa Sepirok (ju.\oh.), bij Loeboe
Kilangan (korth.). B o r n e o op den Pauiatton en Sakoembang (kort-
hals). Java (reinw.).

5. HedyotiS prostrata korth. Caulis suffruticosus ramosuspro-

stratus glaber, cum ramis tetragonus, faciebus 2 eoncavis versus nodos
leviter marginatis subciliolatis, stipulae lanceolataepectinato-ciliatae,
folia petiolata, e basi acuta oblongo-lanceolata acuminata, glabra,
subscabriuscula, subtus obsoletius venosa, 2 — 5 poll. lon"-a, flores
axillares dense glomerati plerique brevi-pedicellati, calycis dentes
subtriangulari-lanceolati subciliati capsula ovoideti subbreviores.
Iledijolis prostrata {Bi Cat. BuitenzJ) Korth. in Ned. Kruidk
Arch. IL p. 160. — Metabolos prostratus BI. Bijdr. p. 991. BC.
Prodr. L c.

Java, in de wouden der bergstreken, bij Kampong Nangang
(rei.w.), bij Bogor (korth.). Borneo, op den Sakoembang (korth.).
Amboina (zh'I'el.). — Katoempang tanah sund. op Java.

6. HedyotiS Cilücanlis miq. Fraticulosa, caules ramique nodosi
tetragoni, faciebus 2 eoncavis, ad augulos e stipulis decurrentibus
marginatos superne ciliati, stipulae basi connatae kneeolatae pectinato-
ciliatae, folia brevi-petiolata, e basi brevi-acuta lanceolata acuminata

12*

RUBIAGEAE. 180 HEDYOTIS.

vel obverse lanceolata, rigida, subcoriacea, utrinqiie praeter costam
supra subtusque promineiitem subavenia, rugulosa (sicca fragilia), 2 —
1 1- poll. longa, glomeruli axillares densiflori, bracteolis ciliatis, ca-
lycis tubus obovoideo-campanulatus glaber, limbi dentes 4 (raro 5)
tubo subaequales elliptico-lanceolati, basi coarctati, apice acutiusculo
demum subincrassati, coriacei, pilis brevissimis crassis subciliolati.
Valde affinis praècedenti, sed tota minor, contractior, ft. sessiles, ca-
lveis dentes basi attenuati, hinc sinn latiore discreti.
Eiland Soembawa (zollinger n. 1422 b.).

** Thyrsi corymbosi terminales.

7. HedyotiS qoadrangülariS miq. Caulissuft'ruticosuserectusqua-
drangularis, folia sessilia liuearia acuta, stipulae oblongae, corymbi
terminales subdichotomi. Diplophragma tetrangulare Korlh. Ned,
Kruid/c. Archief II. p. 149. Nondum vidi.

I] o m co, bij Poeloe-Lampei (korth.).

8. HedyotiS OValiS öiiq. Caulis erectus suffruticosus quadrangu-
laris pilosus, folia ovalia utrinque acuta, supra subtusque sparse hir-
suta, stipulae triangulares acuminatae hirsutae; corymbi axillares
terminalesque laxi. Diplophragma ovalis Korlh. I. c. p. 150. Non-
dum vidi.

Borneo, bij Poeloe Lampei (korth.).

9. HedyotiS fraÜCOSa link. Suffruticosa glabra, folia petiolata,
e basi attenuata oblongo-lanceolata subacuminata venis numero-
sis lineata; stipulae triangulari-ovatae cuspidatae marginibus glan-
duloso-denticulatae ; thyrsi corymbiformes circiter 5-radiati basi foliis
2 parvis suffulti, calycis limbus alte 4-dentatus, dentibus lineari-
lanceolatis, in fructu erectis apicibus extrorsum directis, corolla ex-
tus glabra, fauce barbata, filamentis demum exsertis, capsula oblonga
dicocca. Hedijotis fruticosa Linn. Spec. p. 147. W. et Am. I. c.p.
408. — IL capilellala Wall. Cat.n. 837, /. c. (Burm. Zeyl. tab. 107.)

Voor-Tndi.\ Poeloe Pinano-

Hl. HedyotiS pniiDOSa W. el arn. Suffruticosa caules leretes ra-

KUBIAGEAE. 131 HEDVÜTIS'.

acuminata glabra. venis plurimis subcurvulis lineolata; stipulae pinnati-
tidac segraentis filiformibus; thyrsi coryrabifortnes terrainales ramosis-
simi, ramis cura calyce corollaque minute puberis, calycis dentes oblongo-
lanceolati in fructu recurvi, corollae faux barbata, capsula dicoccadense
subpulverulento-pubera. Hedyotis pruinosa YV. et Am /. c. — a Sti-
pulis brevibus rotundato-ovatis, capsula brevi-turbinata, (Wight Cal. n.
129:3. H. corijmbosa Herb. Madr. non alior.). — p Stipulis oblongo-
lanceolatis, capsula subglobosa. Wight Cat. n. 1293 b. — H. corymbow
Wall. Cal. n. 6202 b.
V o o r -I n d i ë.

§ 2. Eühbdyotis. Capsulae biloculares, raro triloculares, nueamen-
taceae, vix dehiscentes, nisi serius forsan septicide.

* Flöres axillares glomerati.

11. Hedyotis rigida miq. Caulis suffruticosus ereetus, folia ellip-
tico-oblonga utrinque acuminata rigida glabra, 6-pollicaria, glome-
ruli axillares bibracteati, calyx campanulatus 4-fidus. Melabolos ri-
gidus BI. Bijdr. p. 992. DC. I. c. Nondum vidi.

Java, op den Seriboe, Eongkop (blumb).

12. HedyotiS? radiC&HS miq. Caulis herbaceus basi radicans gla-
ber, apice lineis 2 pubescentibus, folia petiolata lanceolata glabra sub-
tus pallida, stipularum dentes setacei, pedunculi axillares dimidiato-
verticillati brevissimi. Melabolos radicans {Bartl. sub Sclerococco mss.)
DC. Prodr. I. c. p. 43(5. — Luzon (h&nke).

13. HedyotiS iodoneura miq. Eadix annua pauci-fibrosa, caulis
(:- — 1-pedalis) erectus acute tetragonus glaber, stipulae basi unitae
lato-triangulares acutae pectinato-ciliatae puberulae, ciliis subcarno-
sulis, folia longiuscuie petiolata, e basi (nunc subinaequali) secus
petiolum decurrente attenuata ovato-oblonga subacuminata membra-
nacea glabriuscula et laeviuscula, venis teneris juniorum violascen-
tibus, ad lentem striis quasi rhaphidosis inspersa, 2 — 6 poll. longa,
flores axillares glomerati, calycis pubescentis dentes 4 ovati, capsulae
dicocco-bipartibiles polyspermae, semina angulata. Melabolos ma-
crophyllus Zolling, et Morits. Syst. Verz. p. 63. — Au § ] ?

Java, bij Tjikoja in vochtige wouden (zolling. n. 1165).

14. HedyotiS venosa korth. Caulis suffruticosus prostratus, ju-
nior cum ramis vulgo subunilateraliter dense pubescens, stipulae se-
tosae, folia brevissime petiolata, e basi acuta elliptico- vel oblongo-

HUBfACEAE. 182

HEDYOTIS.

lanceolata acute acuminata rigidule chartacea, utrinque (dcmum sca-
briuscule) pubescentia, pilis super costulas venosas plures parallelas
densioribus, supra minutis sparsis, 2—3] poll.longa,floresaxillares
densissime glomerati, calycis dentes 4 lineares tubi eirciter longitu-
dine, capsuke ovoideo-globosae scabro-puberae biloculares . Uedyo-
tis venosa Korth, Ned, Kruidk. Arch. II. />. 160. — Mctabolosve-
nosus BI. Bijdr. p. 991. DC. Prodr. I. c. p.4,B5. — M. ei (i arts Bi,
in Herb. Beinw. — Ludit indumento laxiore vel densiore.

Java, bij Bogor, in Krawang, Santiang (bl., korth.), bijTjikoja
tusschen het gras (zoll.), op den Oengaran (jungd.). Medsoear-
dan jav. — Volgens hasskabl worden onderscheidene soorten van
deze afdeeling, K i b o el o e genoemd, op Java als geneesmiddelen ge-
bruikt.

15. HedyotiS Crateogonnm spreng. Caulis teres glaber articula-
tus, stipulae setoso-lacerae, folia lanceolata acuminata venosa, scabra,
flores sessiles glomerato-verticillati. Hedyolis Cra/eogonum Spreng.
Pug. 1 1. ;;. 35 . DC. I. c. — Cra/eogonum amboinicum nu/jus Rumph,
Herb. Amb. VI. p. 25, tab. 10. — Oldenlandia verlicilla/a Linn.
Mant. p. 40. Stirps mihi non nisi ex icone cit. nota, prorsus incerta,
anne cum praeced. conjungenda ?

Molukken, AmÈoina (rumph.). — Java, volgens linnaeus.

16. HedyotiS angüStifolia ma. Caulis fruticosus, folia subsessilia
ineanJanceolata venoso-lineata, nervis subtus ramulisque pubescenti-

bus , stipulae oFato-JanceoIatae cuspidatae pubescentes apice subdenta-
ae , flores axiJlares terimnalesque glomerati, brevissime pedicellati. Me-

tabotos (Selerococcus Bartl. mss.) angmtif. BC. L c. — Conf. cum

H. glabra. — Luzon (benke).

He^7nb U \L%%l!° d "**** Crale0 $ onum amb ' w «««* «*"!*

innne veni* min,,. ™ ldnceolata ac «ta glabra, subtus costulato- venosa
Les stinulas v,v T^ï P ubescentia ' flores axillares subsessiles con-
gesti, stipulas mx superar.tes, capsula globosa glabra calvcis dentibus
lanceolatis uatulis coronata //■/>,/„„# •„ a • , *r , rd > caj .y cl s oeniiDus
BC. I c o 420 W J a He[yottg Au ^ulana Linn. Spec. p.M.
m « 79 - H Z'/ A m\, L Z * 412 -~" hirsuta Lam. Encycl.

iu-uciuar. —Op den Archipel nog niet gevonden.

tllWIACKAti. 183 1IKDY0TIS.

** Flores in cymis axillaribus capitulati.

18. HedyotiS capitlllifiora miq. Suff'ruticosa prostrata, caules ra-
mique deuse hirto-pubescentes, stipularum setae longae flaccidae hir-
tae, folia brevissime petiolata, e basi acuta elliptico-lanceolata vel
lauceolata acuminata, utrinque praesertim subtus in nervis villoso-
pubescentia sensim glabriora, majora 2 poll. parum superantia, pe-
dunculi axillares plures, pauci-ramulosi passim subnulli, saepe trifidi>
dense hirtelli, apicibus capitulato-floriferi, capitula globosa piso mi-
nora, calycis dentes 4 haud raro 5, corolla dilute coerulea, capsu-
lae exiles turbiuato-obovoideae,biloculares, seminibus haud numerosis.
Meiabolos coeruleus Bi Bijdr. p. 992. DC. I. c. — Mctabolos li-
nealus (Sclerococcus Barll. mss.) DC. I. c. — Hedyotis coerulea
Korlh. I. c. non alior. — Valde affiues : II. lineata et II. ulmifolia
lioxb. Fl. bid. I. p. 369 et 370.

Java, op belommerde plaatsen bij Bogor (bl., kortii.), bij Tjikoja
langs de wegen (zoll.). Sumatra, bij Paoe, bij Padaug (kortu.,
jukgu.). Philipp eil. (üünke).

*** Cymulae di- tricbotomae axillares.

19. HedyotiS glabra wall. Glabra, herbacea, caulis tetrago-
nus, stipulae e basi ovata rigide pauci-setae, media seta, elonga-
tiore, folia subsessilia, e basi attenuata lauceolata acuminata, circiter
tripoll icaria, subtus pallida subobsolete paucivenia, cymae axillares
parvae pedunculatae scabriuscule puberae, flores. . . Hedyotis glabra
Wall. Cat. n. 848 A. non R. Br. — Huic valde affinis est H. nervosa
Lam. Wall. n. 857 (e Silhet) vix non conspecifica, foliis majoribus
latioribus subtus prominule costulato-venosis recedens. — An Di-
plophragma ?

Poeloe Pinang (wallich).

20. HedyotiS Homeriana mio. Herbacea, ramosa, decumbens,
caules obtuse tctragoni ad nodos cum stipulis petiolisque villoso-
hirti, stipulae seta longd media vix lateralibus exilibus instructae,
folia breviter petiolata, e basi subobtusa vel acuta elliptica vel ovato-
elliptica acutiuscula, circiter pollicaria, subtus nitido-lutescentia, gla-
bra et prominenter paucivenia, supra praesertim versus margines
^caberula venisque sulcata, rigide chartacea, cymae axillares breves

RUHIACBAE. 184 HEDY0T15.

puberulae, calyx subcampanulatus 4-dentatus pubescens, corolla in-
ferne parum pilosuia, stamina limbum non superantia. — H. ovali
vel H. barbatae affiuis?

Sumatra, in Padang lawas (hormer).

21. HedyotiS barbata kobth. Caulis suffruticosus erectus, folia
e basi obtusa ovata acuta, costa subtus pilosa, stipulae pedunculi par-
tesque juniores dense pilosa, corymbi axillares pedunculati tripartiti.
Hedyotis barbata Korth. in Ned. Kruid/c. Archief IT. p. 160. —
Nondum vidi.

Borneo, op den Pamatton (korth.).

22. HedyotiS borneënsiS siiq. Suffruticosa, folia e basi attenuata
ovalia acuminata; stipulae setigerae; inflorescentia corymbosa, flores
pubescentes in capitulis dense congesti. Hedyotis capitala Korth.
Ned. Kruid/c. Arch. II p. ] 59, non alior. Au hujus § ? Nondum vidi.

Borneo, aan de rivier van Banjermassing bij Teliao, Mampon
(korth.).

§ 3. Tetragyneia. Ovarium quadriloculare. Stylus 4 stigmatibus
patulis terminatus. Capsula 4-locularis nucamentaceaindehiscens (nul
iorsan terrae commissa). — Ad Xanthophytum tendit.

22. HedyotiS nigosa korth. Pruticosa decumbens, ramuli tetra-
gom nascentes petioli (dense) folia subtus in nervissupra sparee mol -
liter pubescentia, stipulae oblongae rotundato-truncatae paucisetae
in dorso setisque hirtellae, caeterum glabrae, membranaceae, folia
brevi-petiolata,e basi acuta vel obtusiuscul& elliptico-lanceolata acu-
tissime acuminata, membranaeea, sensim rugosa, supra glabriuscula,
subtus costulis venosis utrinque circiter 3, infra medium exortisper-
tensa, 2 — 3 poll. louga, flores axillares dense glomerati, calycis hir-
tuli dentes auguste lineares elongati, corolla (coerulescens) inferne
pilis coloratis hirtella, fauce barbata, ovarium 4-loculare, stylus ex-
sertus shgmate 4-partito; capsula nucamentacea crustacea 4-cocca.
Hedyotis rugosa Korth. in Kruidk. Arch. II. p. 160— Metabolos
rugosus BI. Bijdr. p. 99]. DC. Prodr. I. c. Haud raro aetate pro-
vectiore fere tota glabrescit.

Java, iu de bergstreken, bijv. op den Gedé (bl ), op de rotswan-

KUBFACEAE. 185 SCLEROMITRIO*.

den bij Tjapoes 4000' en hooger (zoll.), op den Diëng (juagh.),
op den G. Praoe (mobsf.). Sumatra, op den Merapi (korth.). —
Witjenang sund. op Java.

XXI. SCLEROMTTRION wight et arn. Calycis limbus 4-
partitus, laciniis approximatis persistentibus dein convergentibus (ri-
gidis),sinubusacutissimis. C orollae hypocraterimorphae vel infuu-
dibuliformis tubus calycem vix excedens. Stainina et stylus
Oldenlandiae. Capsula ovoidea subcartilaginea, bilocularis, loculo
singulo apice loculicide rima brevi debiscente (septo ipso brevi-
bifidnlo). Semina plura angulata. — Herbae vel suffruticuli, Sper-
macocae facie, genus inter Hedyotidem et Oldenlandiam efficiunt,
foliis vulgo scabris, floribus utplurimum axillaribus subsessilibus, raro
perthyrsumcymosumdispositis.— Hedyolidis sectio apud auc(. laud.

1. Sderomitrion hispidum korth. Decumbens radicans, caules
tetragoni cum foliorum costis subtus, margiuibus calycibusque sca-
brescenti-hirtelli, folia brevissime petiolata lanceolata vel lineari-
lanceolata rigida subavenia, subtus pallidiora, 1—1} poll. longa, 2-3
lm. lata, stipulae pluri-setosae, flores dense verticillati sessiles, caly-
ces hirtelli, filamenta inclusa. Sderomitrion hispidum Korlh. I. c.
p. 155. — Hedyotis hispida Reis. Observ. I. c. BI. Bijdr. p.971.
DC. Prodr. IV. p. 420.

Java (bl.). Borneo, bij Poeloe Lampei (korth.).

2. Sderomitrion crassifolium miq. Caules diffusi param liirsuti,
stipulae longe setosae, folia brevissime petiolata lanceolata cuspidata,
costa excepta subavenia, subtus et margine scabra, flores dense ver-
ticillati, calycis dentes acutissimi, filamenta exserta. Hedyotis cras-
si folia BL Bijdr. p. 971. DC. I. c. p. 420, non Rafin, quae dubia.
Non vidi. Praecedenti affine statuitur.

Java, op belommerde plaatsen (bl.).

3. Sderomitrion tenelliflorum korth. Caulis suffruticosus nodo-

sus procumbens, folia breviter petiolata lanceolata margine scabra
subtus avenia, stipulae setaeeae, flores axillares sessiles subgeminati.

HUUIACEAE.

186 SCLEROMITRION.

Scleromitrion Korth. I. c. — lledyolis tenelliflora Dl. Bijdr. p.

791. DC. Prodv. L c.

Noesa Kambangau (bl.), Java, in de wouden bij Sautiang

(korth.)

Observ. Ex hamm affinitate videtur Scl. nüidum W. et Am. (sub
Hedyotide), nee non Hedyotis approximata it. bk. quas ainbas baud vidi.

4. Scleromitrion tetraquetnim miq. Caules e radice plures elon-
gati caespitose decumbentes acute tetragoni, angulis infranodos sca-
bris, vaginae pilosulae setis utrinque 3 elongatis rigidulis, folia bre-
vissime petiolata, linearia mucronato-acuta, 1 — 1| poll. longa, li-
neam circiter lata vel latiora, rigidula, supra costa sulcata, subtus
pallida, costa prominente, avenia, marginibus scabra, flores sessiles
vel subsessiles axillares solitarii usque quaterni, vulgo 1 — 2, capsula
ovata glabra calycis dentibus lanceolatis acutis breviusculis margine
scabris conniventibus coronata, apice lolucide brevi-dehiscens, septo
in medio partim rupto, valvis adhaerente. — Scl. tenellinoro et prae-
sertim Scl. pauciiioro affine, an ab hoc satis diversum ?

Java (jungh.).

Haud lon^e distare videtur: Hedyotis paniculala Roxb. Fl. Ind. I.
p. 368: Debilis decumbens nodosa teres laevis, folia subsessilia lan-
ceolata laevia, fl. subverticillati breviter pedunculati. — Moluksche
eilanden.

5. Scleromitrion? capitatnm miq. Herbaceum, ramosum, adscen-
dens, caules ramique (tenues) tetragoni minute scabro-puberi, setae
vaginarum plures elongatae rigidae curvulae subciliolato-pilosulae,
folia subsessilia, e basi acuta vel acutiuscula elliptica vel elliptico-
lanceolata acuta vel obtusiuscula, firmula, marginibus supra scabe-
rula, caeterum subglabra, subtus pallida avenia (ad lentem rhaphi-
duloso-striulata), in costa venulisque (obsoletis) minute puberulo-
scabra, 1— ^-pollicaria, capitulum terminale densiflorum foliis in-
volucratum, calycis dentes lineari-lauceolati scaberuli in fructu ovati
conniventes, capsula ovoidea tota calyce recondita, pericarpio mem-
branaceo, loculis polyspermis, semina polygona nigrescentia puncti-
culata. — Capsula licet semina fere matura videantur, nullum adhuc
dehiscentiae vestigium obfert.

Java, op lage bergen aan de zuidkust bij Soekapoera (jungh.).

BUBIACEAB. 187 OLDKNLANDIA.

Species tlubia:

6, Scleromitrion pauciflomm miq. Glabrum, rami tetragoni laeves,
stipulae mulüsetae rigidae erectae, folia linearia acutissima margine
revoluta, 1 - ï| poll. lónga, Jineam lata, nores axillares solitarii vix
pedicellati, calycis laciniae lineares, erectae, sin u acut o. IL dijolis pauci-
flora Bartl. apud Dü. l ] rodr. IV. p. 419. — Luzon (fl&NKE).

XXII. OLDENLANDIA M!fff. Calycis tubus obovoideus vel
subcampanulatus 4-nervius, basique subtetragonus, passim 4-alatus,
limbi 4-fidi laciniae persistentes erectae vel patentes, sinu obtusoin-
terjecto. C o r o 1 1 a subrotata vel brevi-infundibuliformis. S t a m i n a
4. Stylus vulgo exsertus, stiginate bipartito. Capsula apice
compresso subexserto nunc emarginato loculicide dehiscens. S e m ina
plura, raro pauciora parva, angulata, haud raro placentae irainersa
ejusque locellis quasi recepta. — Herbae vel suffrutices, glabrae vel
pubescentes, raro scabrescentes, floribus axillaribus vel terminalibus,
plerumque al bis.

§ 1. Oldem,and[ae verae. Calycis tubus 4-nervius basi 4-angula-
ris, dentes sinu val de obtuso diremti; eorolla brevis. tubuloso-infundi-
buliformis vel subrotata. Capsula apice compresso loculicide brevi-de-
liiseens, rima nunc brevi quasi cum septo parallela, nunc valvis apice
bifidulis capsula fere 4-dentula.

* Pedicelli axillares uniflori solitarii, rarius gemini-quaterni.

1 . Oldenlandia brachypoda do. Herbacea glabra decumbens, va-
gina stipularis utrinque herbaceo-biseta, folia anguste linearia acu-
ta, basi attenuata, miinervia, rigidula, pedicelli axillares uniflori
fiore breviores raro aequales, solitarii vel gemini, eorolla infundibu-
liformis, antherae ad longitudinem laciniarum exsertae. Oldenlandia
brachypoda DC. Prodr. IV. p. 424. Korlh. I. c. p. 152. — Hedyo-
iid. herbaceae variet. BI. Bijdr. p. 970. — II. radicans Bartl. in
Herb. Hank. apud BC. L c.

Voor-Indie. — Java. Sumatra, bij Padang (jükgii.). Bor-
neo (korth.). Cel e bes, rijstvelden bij Makasser (zoll.). Philip-
pijnsche eilanden.

2. Oldenlandia Heynei R. br. Herbacea annua vel biennis, glabra,
decumbens vel erecta, stipulae multisetae, setis brevibus, nunc defi-
eientibus, folia linearia vel lineari-lanceolata, pedicelli axillares uni-

RUBIACEAE. 18S OLDËNLA.NÜIA.

llori solitarii vel gemini, folio breviores, llore ipso bis terve longio-
res, corollae iufundibuliforinis tubus cyliudraceus, antherae vix efauce
exsertae, capsula globoso-ovoidea crustacea. Oldenlandia Ihynei
B. Br. in Wall. Cal. m.867.— Old. herbacea DC.l. c.pAZb.Boxb.
Fl. Ind. I. p. 424. Korth. I. c. — Hedyolis herbacea Linn. Flora
Zeijl. n. 65 ? (leste B. Br. huc non pertinel). Hl. Bijdr. ^.970. —
[Bheed. Hort. Malab. X. tab. 23 et 35).

Sun da- Archipel. Java, op de velden tusscheii den Merapi
en Merbaboe 4000' (jungh.). Celebes, in sloten en op rijstvelden
(zoll.). Voor-Indië. Madagascar. Senegal. West-Indië.
Mexico, enz.

3. Oldenlandia pumila De. Herbacea annua, decumbens, caules
tetragoni subscabridi vel glabri, stipulae setaceo- 2 — 3-fidae, folia
subsessilia elliptico-oblonga vel lanceolata utrinque acuta margine
scabra, pedicelli axillares alterni solitarii uniflori folium subaequan-
tes, vel apice bifido biflori, corollabrevi-infundibuliformis, faucebar-
bata, calycis sinus parum obtusi. Oldenlandia pumila DC. I. c. —
Korth. I. c. p. 153. — Hedyolis pumila Linn. fd. Suppl. p. 119.
BI. Bijdr. p. 971. W. cl Am. Prodr. I. p. 414. — Old. cnjstal-
lina Boxb. Fl. Ind. I. p. 422.

Voor-Indië. — Sumatra, Java. Borneo.

4. Oldenlandia diffnsa roxb. Herbacea, caulis teres flaccidus pa-
tule scabridus, stipulae demum multisetae, folia lineari-lanceolata
acuta laevia, pedicelli axillares uniflori folio quadruplo breviores, co-
rolla alba glabra, stigma profunde bifidum, capsula globosa. Boxb.
Fl. Ind. I. p. 444. DO. I, c. p. 426. // An Old. (Burmannianae) bi-
florae varietas" (oc). Teste cl. arnott exicone roxb. flor. majoribus
diiïerre videtur. — Non vidi.

Ban da. In den bot. tuin te Calcutta ingevoerd.

5. Oldenlandia snbulata korth. Caulis erectus, quadrangularis,
stipulae setosae; folia linearia subulata; calycis dentes acuminati,
corolla mfundibuliformis calyce duplo longior. Korth. I. c. p. 153.
Nondum vidi. - Ob inflorescentiam incognitam in § dubia.

Borneo, op grasvlakten bij Poeloe Lampei (korth.)

nUBIACEAE. 189 OLDENLANDIA.

6. Oldenlandia trinervia ketz. Herbacea ramosa, procumbens,
basi radicans, rami graciles, glabri vel hirti, stipulae pilosae bipar-
titae, folia petiolata rotundato-ovata vel ovalia, subtriuervia, parva,
ciliata subtusque in nervis pilosuia vel subglabra, flores axillares bre-
viter pedicellati, 1—4, corolla rotata intus glabra, capsula hirsuto-
villosa. Oldenlandia trinervia Belz. Obs. IV. p. 23. — W. et Am.
Prodr. I. p. 414. sub lied. R. et Sch. Syst. III. p. 1 97. — Oldenl.
repens Burm. Fl Ind. p. 38, tab. 15, fig. 2 (mala). — II. rolundi-
folia Spreng. Pug. II. p. 33. DC. Prodr. IV. p. 420. — II. ser-
pyllifolia Poir. Enct/cl. Stippl. III. p- 14. DC l. c. p. 421. — II.
orbiculala Wall. Cat. n. 6191. — Rami in nostris patentim pilosuli.
Stipulae membrauaceae in 2 lacinias filiformes fissae. Folia vulgo 2*-
lin. longa, margine et in venis subtus scaberula.

Sumatra, bij Padang op grasvlakten (jungh.) — Voor-Indie.
Mau ri tius.

** Peduncnli 2 — 3-usque multiflori.

7. Oldenlandia Barmanniana B. br. Caules herbacei erecti tere-
tiusculi debiles scabridi vel glabri, stipulae membraimceae ciliato-
fimbriatae, folia lineari-lanceolata utrinque acuta, juniora scabrida.
subtus pallida, pedunculi axillares folio vulgo breviores 2 — 3-flori,
corolla brevi-infuudibuliformis intus glabra, antherae laciniarum lon-
gitudine. Oldenlandia Burmanniana R. Br. in Wall. Cal. n. 868.
W. et Am. I. c.p. 415. (? Hassk. PI. Jav. rar. p. 446). — Old. biflora
(Linn. Spec. p. 174?) Lam. Encycl. IV. p. 533. DC. Prodr. IV.
p. 426. Roxb. Fl. Ind. I. p. 422. — Hedyotis Smith in Rees Cy-
clop.l7,n. 15.— Gerontogaea biflora Cham.et Schl.in LinnaedTV.
/?. 155. — II. diffusa Willd. Spec. I.p. 566 . — Antirrhinum Burm.
Zeyl.p.22.,tab. 11 bona, descriptio quoad fl. bilabiatos erronea.

Voor-Indië. Philippijnsche eil. — Java, in Soerakarta
(horsf.).

8. Oldenlandia ramosa ROXB. Herbacea, diffusa, glabra, ramosa,
caulis tetragonus, stipulae membranaceae petiolos jungentes tenere
3 — 5-setae quasi flmbriatae, folia sessilia lineari-lanceolata utrinque
acuta subtus pallidiora, pedunculi axillares 3 — 5-flori, passim ramu-
los subracemulose terminantes, fl. parvi, corolla alba subrotata fauce bar-

RUBIACKAE. 190 OLDENLANDIA.

bata, antherae (ex roxb.) coeruleae. Oldenlandia raniosa lioxb.Lc
II. p. 445. DC. L c p. 426. Korth. L c. — Hedyotis ramosa Bi
Bijdr. p. 97-3. — Roxb. ico in Wighi Icon. 111. tab. 822 specie»

exhihet O. biflorae satis similein. Caules tetragoni, glabri ; fiores albi,
staminibus coeruleis.

Sumatra, bij Padang in drooge kuststreken (kortu.). Celebes
in de tuinen bij Malakka (zoi.l.) — Java, bijv. in de wouden op
den Gedé (bi..). - Pegoe, in Aeliter-Indië.

9. Oldenlandia Homeriana miq. Aiinua erecta, pauci-ramosa, ri-
gidula, gracilis, caules ramique tetragoni (angulis nervoso-incrassa-
tis) minutissime scaberulo-puberi, stipulae utriuque unisetae setè
linea ri-attenuatu; folia internodio aequalia vel breviora erecta vel
subpatula, sessilia, angustissime linearia, acutata,rigidula,marginibus
revoluta, glabra, (tactu quasi asperula), pedicelli superne axillares, ad
apicem caulis foliis depauperatis paniculati, graciles, flore multoties
longiores, calycis dentes lineari-lauceolati distantes, corolla 1 * lin.
longa lato-infundibuliformis, antlierae exsertae, stylus exsertus, stig-
matibus 2 truncato-incrassatis brevibus, placentae ellipsoideae e fundo
loculorum. — O. brachiatae Wight certe proxima, sed placentae in
nostra sessiles.

Sumatra (Dr. hor.ner).

io. Oldenlandia maritima wall. w.ct Am. Prodr.T.p.^n.Ter-

ennis diffusa procumbens, glabra vel sub«laucina, stipularum vagina
tvuncata; folia lineari-lanceolata utrinque acuminata, flores pedicellati,
alterni secus ramulos racemorum terminaliam et subtecminalium sim-
plicium vel dichotomorum; calycis limbus 4-partitus; corolla infundi-
buliformis; stamina exserta; capsula coriacea ovalis. Wall. Cal. n. 6192.
Oldenl. strlcta Linn. Mant. p. 200?— O. graminifolia DC.Prodr.lY.
p. 425? — Hedyotis Linn. Suppt, p. 119?

"Voor- fndie, in de zuidelijke provinciën. Waarschijnlijk ook op
den Archipel.

11. Oldenlandia CÜiolata kortu. Caulis fruticosus tetragonus,
stipulae laciniatae, folia petiolata elliptica utrinque hirsuta, pedun-
culi axillares breves conferti triüori, capsulae pubescentes. Korth.
I. c. p. 152. Nondum vidi.

Borneo,op den Sakoembang (korth.).

RUBIACEAK. 19 1 OLDERUWMA,

12. Oldenlandia verticillata korth. Caulis soffrotieosw erectus,
simplex tomentosus, folia opposita vel verticillata, e basi cuneata
ovalia obtusa, utrinque hirsuta ; covymbi graciles multinori patentes
glabri. Korth. I. c, non Bacl. Nondum vidi.

Java, in de moerassen bij Kravvang (korth.).

13. Oldenlandia nmbellata llxn. Caulis suffruticosus erectus vel
diftusus, tetragonus laeviusculus, stipulae petiolos juugentes ciliato-
setosae, folia opposita vel verticillata linearia acuta margine recurva,
supra scabriuscula, subtus pallidiora, pedunculi axillares racemoso-
subumbelliflori. Oldenlandia umbellata Linn. Spcc. p. 174. Burm.
Fl. Ind.p. 37. BI. liijdr. p. 973. DC. I c. p. 426. Roxb. Corom.
I. lab. 3. Fl. hul. I. p. 421. Wight el Am. Prodr. I. p. 413.
fledyotis indica R. et Sch. III. p. 195. — IL hispida Rolh. Nov.
Spec. p. 95. Radix longa aurantiaca egregie tinctoria. Planta culta
erecta et tereticaulis evadit, teste roxb.

Voor-lndië. Java. Tropisch Afrika en Amerika (inge-
voerd). Dit gewas, Ché of Chaya genoemd, bevat in den wortel
eene voortreffelijke kleurstof. (Yerg. roxburgh t. a p. enANDERSON
in Transact. Roij. Societ. Edinb. 179 t. p. 16.)

14. Oldenlandia panicnlata LIHN, Suflruticulosa erectiuscula, e
basi ramosa, glabra, rami saepe subsimplices tetragoni, stipulae in-
divisae vel apice 2— 3-fidulae, folia elliptica vel elliptico-lanceolata
laevia, crassiuscula, subtus pallida glabra subavenia, supra in costa,
praesertim mmutissime pubera vel glabra, 1 — \ poll. longa, racemi
axillares terminalesque pauiculati nudiusculi stricti, pedicelli flore
longiorcs. corollae (dilute lilacinae) tubus gibbus, faux tenuiter vil-
losa, capsulae 4-nervio-angulatae. Oldenlandia paniculala Linn.
Spec. p. 1667. DC. Prodr. IV. p. 427. Burm. Fl. Ind p. 38, tab.
15. fig. ] (bona). — Iledyolis racemosa Lam, Dicl. III. p. 76.
Illustr. tab. 62, jig 2. — VV. et Am. Prodr. I. p. 415. Wight
Icon. I. tab. 312. Hassk. PI. Jav. rat: p. 446. — Old. alataRoxb.
FL Ind. I. p. 421 ?

Oost-Indië. Java, in Soerakarta (horsf.) Molukken. —
Saleijer, op de rotsen (zoll.). Philipp. e il.

|5. Mul ti flora, caule elatiore ramoso, foliis neque tripollicaribus

rubïaceaf:. ]0i

OLDENLANDIA.

niembranaceis obovato-oblongis acutiusculis vel obtusis. — Java,
in Soerakarta (iiorsf.).

Var. y. Pygmaca. Herbacea parvula (digitalis) ramosa, glabra,
stipulae subtriangulares breves indivisae, folia brevi-petiolata ovato-
elliptica vel elliptico-oblonga, acutiuscula, membranacea, glabra, mar-
ginibus pubero-ciliolata, 4—2 Kn. longa, racemuli terminales 2-
5— 7-flori graciles glabri, calycis dentes anguste lanceati. Zolling.
herb n. 275 A. — Sub spec. O. brachypodae Ihrb. Zoli n. 1335.
Licet statura plane alieua, ab O. paniculata essentiali cbaractere dis-
üngui nequit. Huc praesertim synon. hassk. cit. spectare videtur.

Java (rkinw.), inden tuin bij Tjiringin als onkruid (zoll.),
gemeen om Batavia (iiassk.).

is. Oldenlandia multiflora cav. icon. vi. P . 53, tab. 574, fig. 2.

BC. I. c.p. 427. Glabra, caulis ramosus sulcatus adscendens, stipulae
paryae indivisae. folia subsessilia ovato-oblonga, paniculae axillares op-
positae et terminales, mulliflorae, pedicelli oppositi elongati. — Non
vidi. An a praeced. satis ditferat? — Lu zon.

16. Oldenlandia crassifolia do. Glabra, sum-uticuiosa, diffusa, ra-

mis tetrngoms, folia ovata vel oblonga obtusa carnosa, pedunculi axil-
lares et terminales triflori folio saepius breviores, pedicelli flore bre-
viores, calycis dentes lanceolati abbreviati. BC. I. c. p. 427. Uedi/otis
Bartl in Ihrb. Hdnk. — Non vidi. — Luzon.

17. Oldenlandia OVatifolia dc. Herbacea, humilis, caulis brevis
simplex vel parce ramosus, cum petiolis et stipulis subindivisis vel
obsolete paucisetulis crispulo-pubescens, folia brevi-petiolata 3 — 3$
poll. longa ovalia vel obovato-oblonga obtusa vel acutiuscula, supra
demum glabra, ciliata, venosa, subtus albida et rhaphidulis quasi stri-
guloso-striata, pedunculi ex apice caulis et ramorum 3—4, folio du-
plo longiores tricbotomi graciles, corolla pallide rosea vix lineam
longa ore pilosa, stamina exserta, capsula semigloboso-turbinata, stria-
to-angulata, rhapbidibus paucis crassis striulata. O. ovatif. DC. I c. —
Hedyolis Cav. Icon. VI. />. 52, tab. 573, fig. 1.

Luzon. Java (uorsf.)

§ 2. Gokotheca (bl. genus apiul DC. Proclr. IV. p. 429). Calycis
lacmiae latae s.nu parum obtuso, tubus quadri-marginatus vel alatus;
corolla breviinfundibubfürmis, stigma incrassatum brevi-bilobum.

IS. Oldenlandia alata koen. Herbacea glabra erecta, caulis tetra-

RUDIACEAE. 193 OLDENLANüU-

gonus ramosus, stipulae latae obtusae eroso-dentatae, folia subsessilia
e basi attemiata elliplico-oblonga aculiuscula eubcarnosa laevia, cyma
paniculata terminalis ibliosa, corolla ventricosa villis clausa, capsula bre-
vi- turbinata subcorapressa, alis 2 latiusculis, 2 angustatis aucta. 01-
dcnlandia alata Koenig in Roxb. FL Incl. II. p. 442. DC. I. c. excl.
syn. BL — Sequenti proxima, ultro comparetur! Teste cel. decaisne
{N. Ann. Mus. III. p. 417) conspecifica foret, sed obstat me judice
alarura discrimen.

Voor-lndië, langs de rijstvelden. Java? Timor?

19. Oldenlandia pterita miq. Herbacea, erecta, glabra, cauliste-
tragonus,ramis divaricatis, stipulae basi ccmnatae, margine inciso-den-
tatae, folia breviter petiolata rigidula, inferiora oblongo-lanceolata
subspathukta, superiora oblonga, summa subovata, margiue scabra,
cymae pedunculatae axillares et terminales paucifiorae, calycis tubus
tetrapterus, limbus productus 4-dentatus dentibus lato-ovatis acutis,
corolla alba, fauce barbata, antherae ovatae subsessiles, stigma stylo
abbreviato multo longius, capsula vulgo aequali ter 4-alata. Hedyotis
pterita BL Bijdr. p. 972. — Gonolheca Blumei DC. Prodr. IV. p.
429. Korlh. I c. p. 153. Endl. Alakt.p. 23, tab. 22, Decaisne in
N. Ann. Mus. III. p. 41 7. — Hedyotis alata {non Koen.) Hassh.
PI. Jav. rar. p. 450. — Oldenlandia alata Herb. Mus. Par. — Valde
variat statura, nunc valde contracta dense foliata digiti altitudine,
ïiunc magis elongata gracilior.

Sumatra, bij Loeboe Kilangan (korth.). Java, op de kalkrotseu
bij Koeripan (bl., zoll., jokgit.), gemeeu bij Bidara tjiua (hassk.),
Krawang en Kandang Sampi (korth.) — Timor (spanoghe). Am-
boina (zipp.).

§ 3. Anotis (do.?) w. et abn. /. c. p. 409. Calycis dentes in fructu
eretti vel recurvi. Corolla anguste infundibuliformis vel abbrevïata,
laciniis ovatis tubo brevioribus. Capsula crustacea vel subcoriaeea, ma-
gis minusve compressa, apice exserto transverse dehiscens, seminibus
in quovis localo paucis (1—-8) nigris scrobiculatis. — Species herba-
ceae vel suffruticosae adscendentes vel diffusae, siccatae vulgo nigres-

centes, saepe pilosae, infl. ternu'nali vel axillari, plerisque laxa, 1 3-

pluriflora.. — Flacentae semina imraersa recondentes quasi Iocel latae in
plerisque offenduntur.

20. Oldenlandia ramosiSSima miq. Caulis ramosissimus tetrago-
nus glaber, stipulae erosae, folia subsessilia ovato-lanceolatacrassius-
cula glabra, thyrsus paniculatus foliosus, flores pedicellati subterm

13

Flora van Ned. Indië. II.

RUBIACEAE. 194

OLDENLANDIA.

corolla ventricosa faucc barbata. Hedyotis ramosissima BI. Bijdr.
p. 974, non alior. — Anotis lilumcana Korth. in Ned. Kruid/c. Arch
II. p. 150.

Java, bij Buitenzorg(cL.).Borneo, aan het meer Babay (korth.).

21. Oldenlandia hirSüta lias. fd. Gracilis, tenuiuscula, ramoss,
radkans, adscendens, internodia elongata, rami petioli folia subtns in
nervis, supra sparse piloso-pubera, stipulae 5— 7-setae subovataepi-
losae, folia breviter petiolata, e basi rotundatd vel brevi subcuneato-
acuta elliptico- vel deltoideo-ovata, acute subacuminata, subtus pal-
lida, venisque tenuibus sublineata, pollice vulgo breviora, umbellae
pedunculatae pauciflorae axillares vel superne confertae, fl. subsessi-
les, calycis hirtelli tubus ovoideus, dentes lanceolati, post anthesin
subaucti capsulam subglabram coronantes. Oldenlandia hirsata Linn.
fd. Suppl. p. 127. — Hedyotis foetida Hors f. herb.

Java (thünb.), in Kediri, Banjoemas (horsf.), Bandong (zoll.), op
den Pengalengan 4000' (jiwgu.).

Var. (J. Glabrior, foliis basi acutioribus angustioribus; capitula
sessilia vel floribus pedicellatis umbellae axillares. Hedyotis capitata
BI. l. c. p. 973, an Lam.? — Anotis capitata Korth.l. c. p. 151.

Java, op vochtige plaatsen m de bergstreken (bl., kortu.), op
den Diëng (jungh.). — Sumatra, op den Singalang (kuhth.).

Obscrv. Huic affinis: H. (Anotis) Jatifolia Dalz. 1. c. p. 133, ePen-
ïnsum indica. *

22. Oldenlandia Arnottiana miq. Suffrutieosa, radicans, adscen-
dens, rami striato-4-goni, juniores dense villosuli, stipularum setae
paueae petiolo aequales, breviores vel longiores, folia brevi-petiolata,
superiora internodiis utplurimum longiora, e basi rotundata vel bre-
virame secus petiolum protracta ovato-oblonga vel lanceolata acute
subacuminata, crassiuscula, supra parce villosula, subtus in venis
utnnque3— 4prope basin exsertis prominentibus et in venulis villn-
sula, pollicaria, cymae umbelliformes fasciculatae terminales simpli-
ccs vel corymboso-dichotomae, corollae extus glabrae laciniae basi
submtrorsc parce piliferae vel fere glabrae. Hedyotis deltoidca W.
etArn Prodr. I. p. 410.- ƒƒ. affinis eor, l.e.p. 411. Wight Icon. '
T1T. tab. 1031. — H. Leschenaulliana eor. l.c. {forma major.ro-

RUBIACEAE. 195 DYCTIOSPORA.

bustior). — Nostra specimina nulli trium illarum specierum ex toto
congrua, eas conjungendas esse, quemadmodum celeberrimi auctores
laudati jam ipsi suspicati sunt, satis superque demonstrant.
Java (junghühn). — Voor -In die'.

§ 4. Dimetia w. et arn. Prodr. I. c. p. 408. Calycis dentes caiï-
nati rigidi. Corolla lato-infundibuliformis. Filamenta longa, antheris
oblongo-linearibus. Capsula coriacea, apice septo contrarie hians. — «
Stirpes subvolubiles.

23. Oldenlandia recurva miq. Scandens glabra, folia e basi cu-
neata ovata mucronulato-acuta, costata, stipulae trisetosae; thyrsi co-
rymbosi tripartiti, flores in capitula collecti sessiles. Dimetia recurva
Korth. Ned. Kruid/c. Arch. II. p. 154. — Nondum vidi. Monente
cl. KORTii. capsula primo vertice loculicida, dein pro parte etiam juxta
septmn aperta, quadrilobata apparet,

Borneo, aan de rivier van Bandjermassing (korth.).

XXIII. DYCTIOSPORA reinvv. Gharacteres Oldenlandiae, sed
calycis tubus hemisphaericus. Corollae tubus brevissimus. Pi-
lam enta ejus limbum aequantia, antheris ovatis incumbentibus.
Ovarium supra calycis tubum productum, stylo brevi, stigma te
clavato indiviso. Capsula subcompressa, dimidiam partem libera
emarginata loculicide dehiscens. Se mina in quovis loculo 6 — 10,
suborbiculata, membrana reticulata. cincta. — Genus habitu et sin-
gulari vagina stipulacea ab Oldenlandia distans, Kaduae Cham. et
Schld. praesertim accedit, staminum longitudine et seminibus alatis
tarnen satis distinctum.

1. Dyctiosporavaginata reinw. mss.apud korth. in Ned. Kruidk.
Arch. II. p. 157. — Hedyotis vaginala Reinw. in sched. itin., BI
in DC. Prodr. IV. p. 421. Suffruticosa erecta, ramosa, glabra; sti-
pularum vagina longissima petiolos fere usque ad apicem conjungens
caulem arcte amplectens, ore utrinque uniseta, margine setisque bar-
bata; folia ovato-lanceolata acuminatissima 7 — 11-pli-venosa; thyr-
sus terminalis corymbosus subfastigiatus hirsutus.

Ternate, op den vulkaan, op Tidore (reinwardt).

13*

RUBIACEAE. 196

DENTELLA.

XXIV. DENTELLA forst. Gal j cis tubus cum ovario connatus
subglobosus hispidus, 1 i m bi 5-fidi laciniae lanceolatae, denticulis par-
vis iiiterjectis. Corollae infundibuliformis tubus calycem duplo
superans intus sparse pilosus, faux inflata, limbi 5-fidi pateutis la-
ciniae medio utrinque unidentulae. Stam in a 5 tubo paullo supra
basin inserta, filamentis brevissimis, antheris oblongis erectis.
Ovarium biloculare. Ovula super placentas carnosas septo utrin-
que adnatas ovoideas brevi-stipitatas apice subbifidas plurima hori-
zontalia. Stylus brevis, stigmate bifido, lobis crassis obtusis sub-
cohaerentibus. Bacca sicca (fere capsula) hispida, calvcis limbo
conniventi coronata, bilocularis indehiscens. Se mi na in loculis plu-
rima parva cuneata

1. Dentella repens forst. Gen.p. 26, tab. 13. Willd. Spec. I.
p. 972. lioth Nov. Spec.p. 139. Roxb. Flor. Jnd. ed. Wall. II.
p. 159, ed. alt. I. p. 532. BI. Bijdr. p. 990. BC. Prodr. IV. jj
419. W.etArn. Prodr. I. p. 405. Uassk. PI. Jav. rar.p. 444.
Korlh. I. c. p. 134. Decaisne N. Ann. Mus. III. p. 4>16. — Iledyo-
lis Lam. llluslr. n. 1424.— Oldenlandia repens Linn. Mant. p.
110. Burm. Ft. Ind. p. 38, tab. 15, fig. 2 ( ma la) (non efus herb.).
Crusta Qllae seu Caranosci Bumph. Herb. Amb. Y.pA60jab. 170,
fig. 4. — [Bheede Hort. Malab. IX. tab. 39 [mala). Herba annua,
in paludibus et locis aquosis vigens, filiformis, glabra, caespitosa, fo-
liis brevi-petiolatisanguste ellipticis parvulis, stipulis filiformi-inciso-
serratis, fl. axillaribus solitariis pedicellatis vel subsessilibus parvis
albis, capsulis hispidis, pilis in sicco compressie Variat staturami-
nore (D. minima Zippel. apud Spanoghe in Linnaed XV. p. 317).

Geheel Indië. Sunda-Archipel. Molukken. Timor.
Phüipp. eilanden. Stille Zuidzee-eilanden.- Djoelcoet
sand. op Java.

Observ. Stipularum vaginam a cl. hassk. haud inciso-serratam, sed
mtegram visam, in spec. jav. a zoll. lectis revera incisam vidi.

Tribus V. Gardein.eae bentii. /. c . p. 378. Inflorescentia tenaf-
naJis vel axillans. Ovarium complete vel incomplete pluri- bi-locu-
Jare, locnlis pluriovulatis. Bacca seminifera vel pyrenifera. - Sti-
pulae utplunmum iu interpetiolarem connatae.

HUBIACEAE. 197 ZUCCARIMA.

Sublribus 1. Kandjeae. Septa complcta. Placentae centrales.

* Flores capitato-congesti, liberi vel coaliti.

XXV. ZUCCARINIA blume. Flores supra receptacul urn he-
misphaericum aggregati sessiles bracteati. C a 1 y ei s tubus ovalis cum
ovario connatus, limbus productus 5-dentatus. C o r o 1 1 a e tubus bre-
vis, limbus 5-lobus erectus. Antherae 5 lineares corollae tubo
insertae, inclusae. Ovarium biloculare, disco epigyno depresso.
Ovula. . . Stylus simplex, stigmate bifido vix exserto. Bacca
stipitata ovalis, calycis limbo coronata bilocularis, endocarpio sub-
chartaceo. S e m i u a horizontalia plurima biseriata compressa (sub-
cuiieata), testa fibroso-striata glutinosa, albumine subcorneo maxi-
mo, embryi centralis cotyledones subcordato-ovatae acutae.

1. Zuccarinia macrophylla bl. Bijdr. p. 1006. Hassk in Flora
bot. Zeil. 1845, p. 231. Arbor alta pulchra ramis ultimis compres-
sis ; folia opposita petiolata, e basi rotundata vel acuta ovato- vel
elliptico-oblonga acuta vix acumiuata ultropedalia plaua (non undu-
lata) glabra; stipulae interpetiolares lanceoktae coriaceae carinatae 1 1
pollicares,capitulapedunculataaxillaria solitaria, recept, semigloboso,
fructifera etiam brevi-pedunculata (fructus 2— 3gerentia? ex hassk.),
baccae subgloboso-ovoideae, calycis dentibus obsoletis vix coronatae,
uinbonatae stipitulo tereti suffultae, nitidae, incarnatae, striis 10 pal-
lidioribus, mesocarpio carnoso, endocarpio demum subchartaceo ;
semina centrifuga horizontalia quadrantcm orbis formantia aurichal-
ceo-fibroso-striata.

J ava,indewoudenderbergstreken(BL., hassk.). — Ki haiz sund.

XXVI. LUC1NAEA dc. Flores (3— 6— 1 2) in capitulum basi
cupula bractearum susten turn calycibus concreti. Calycum mar°-i-
nes integerrimi vel 4— 5-subdenticulati. Corollae iufundibuliformis
tubus brevis supra medium intus dense villosus, limbi 4-partiti la-
ciniae aestivatione valvatae apice incrassatae. Stamina 4, corolla
breviora tubo inserta, f i 1 am e n t i s brevibus, a n t h e r i s linearibus
vel oblongis, supra medium dorsifixis. Ovarium biloculare, disco
carnoso. Ovula plurima placentis lamellaeformibus e septo ortis
margine bifidis inserta. Stylus simplex,stigmate bifido. Baccae
concretae biloculares. Stamina in loculis plurima angulata oom-

RUBIACEAE. 198

LECANANTIIUS,

pressa, foveolata, margine membranaceo cincta, albumine carnoso.
Lucianea Endl. Gen. et Korth. I. c. sphalmate typogr.

1. Lucinaea Morindae dg. Prodr. IV. p. 368. Korth. in Ned.
Kruidk. Arch. II. p. 167. — Morinda poly sperma Jack. Mal.
Misc. I. p. 14. Hook. bot. Miscell. II. p. 68. Roxb. Fl. Ind. cd.
Wall. II. p. 204. Frutex glaber subdichotomus ramis angulatis;
folia petiolata e basi acuta ovata acuminata laevia coriacea 3-polli-
caria; stipulae interpetiolares breves truucatae; pedunculi axillares
solitarii vel terminales subumbellati ; capitula pauciflora.

Eiland Singapore (jack). — Sumatra, in de wouden op den
Singalang en Melintang (korth.) — Borneo, op den Pamatton
(korthals).

2. Lucinaea montana korth. Ned. Kruidk. Arch. II. p. 167.
Scandens, fruticosa, folia e basi acuta ovali-oblonga acuminata, sti-
pulae acutae; capitula longe pedunculata. — Nondum vidi.

Borneo, op den Pamatton (korth.).

8. Lucinaea RheedÜ korth. /. c. Scandens, fruticosa, glabra, folia
e basi cuueata obovalia brevi-acuta, supra nitida, stipulae vaginantes
truncatae, pedunculi terminales umbellati, capitula 3— 6-flora. —
JNondum vidi.

Borneo, op den Pamatton (korth.).

** Flores arcte in capitulum fasciculato-conferti.

XXVII. LECANANTHUS jack. (Conf. supra p. 153.) Caly-
cis tubus basi compressus, angulatus, sursum campanulatus, cum
ovario connatus, limbus 4-partitus subbilabiatus. Corollae tubus
brevis, basi ventricosus, faux constricta dense pilosa, limbi 5-par-
titi laciniae oblongae acutae apice incrassatae, aestivatione valvata.
Staminaö, versus apicem tubi inserta, filamentis brevissimis,
antlierisoblongisobtusis. Stylus teres pilosus, basi urceolo
carnoso epigyno cinctus, stigmate carnoso bilobo piloso. Ova-
numbiloculare. Ovula plurima in placentis cylindricis lamellae
ope septo affixis. Baccae exsuccae membranaceae, calycis limbo
tubuloso coronatae, biloculares. Semina plurima, circum placentas

KUDIACBAE. 19» PSILOBIUM.

seriatira superposita, textu laxe celluloso? mucilaginoso iuvoluta,
triangularia compressa scrobiculata. Embryon in albumine car-
tilagiueo antitropum. — TJltro inquirendum, an hoc genus rectius
inter genera quibus semina placentae immersa competunt, sit collo-
candum.

1. Lecanantbus erubescens jack. Nobis supra p. 153. Korth.

Ned. Kruidk. Arch. II. p. 168. Stipulae interpetiolares membrana-
ceae; flores dense aggregati in capitulis bracteatis terminalibus, cx-
tinii saepe inaequales; capitulura maturescens paullo elongatum.

Singapore (jack.). Sumatra, in de -wouden bij Indrapoera,
Borneo, bij Poeloe-Lampei (korth.).

*** Elores in axillis gloraerati; semina in placentis superficialia.

XXVIII. PSILOBIUM jack. Calycis tubus cum ovariocon-
uatus, limbus 5-partitus patens. Corollae tubus brevis, lim-
bus 5 -partitus, laciniis aestivatione valvatis. Stami na 5 basi corollae
inserta. Ovarium biloculare. Stylus simplex, stigmate exserto
clavato 10-alato. ITructus cylindricus siliquaeforinis, calycis limbo
coronatus, bilocularis. Semina in loculis plurima, axi biseriatim
inserta. — Fr ut ex indo-orientalis, caulibus obtuse tetragonis, fo-
liis oppositis lanceolatis, stipulis latis earinatis, 11. axillaribus brac-
teatis. — Genus dubium.

1. Psilobinm nutans jack. in Malay. Miscell. et Roxb. FL Ind.
ed. Wall II. p. 320. DC. Prodr. IV. p. 618. Glabrum, pedunculi
nutantes 3 — 6-flori. — Non vidi.

Sumatra (jack.).

XXIX. PLATYMERIUM bartl. Calycis tubus cumovario
connatus brevis, limbus rostratus 5-rarius 4-partitus, laciniis planis
obtusis. Corollae infundibuliformis coriaceae tubus brevis, intus
lanatus, limbus 5-rarius 4-partitus, laciniis planis obtusis, aestiva-
tione dextrorsum contortis. Antherae 5 — 4 lineares intra tubum
sessiles. Ovarium biloculare, disco epigyno tectum. Stylus cla-
vatus, spiraliter 1 0-costatus. F r u c t u s

ftUBFACEAE. 200

gosyanera.

1. Platymerinm glomeratnm bartl. «». /„ 06 Prodr. IV. p,

619. Frutex ramis gracilibus; folia opposita brevitcr petioiata lan-
ceolata acuminata, 3 [ poll. longa, subtus cum ramulis pubescentia ;
flores in axillis glomerati breviter pedicellati, caljx cano-tomeutosus.'
Luzon (hüivke).

XXX. GONYANERA korth. Calycis tubus cum ovario con-
natus elongatus subpentagonus, limbi patentis 5-partiti laciuiae
ovatae acutae. C o r o 1 1 a e tubus brevis, 1 i m b i 5-partiti laciniae aesti-
vatione valvatae. Stamina 5 exserta, corollae tubo iuserta, fila-
mentis brevibus, antheris conuiventibus linearibus acutis. Sty-
lus teresglaber, stigmate elongato-clavato. Ovariumelongatum
angulatum biloculare. O v u 1 a plurima, in placentis cylindricis laminae
ope septo affixis. Bacca bilocularis, seminibus plurimis minutis
compressis. — Genus Psilobio affine.

1. Gonyanera glauca korth. in Ned. Kruulk, Arck II. p. 185.

Arbuscula, ramulis teretibus; folia opposita longe petioiata, elliptica;
stipulae vaginantes ; flores axillares bracteati. — Nondum vidi.
8 u mat ra, in de wouden van liet gebergte Singalang (korth.).

* Flores spicati. Semina in placentis superficiaJia.
XXXI. PETUNGA dc. Cal ye is tubus cum ovario connatus
ovoideus vel subglobosus, limbus 4-dentatus vel-partitus persistens.
Corollae mfundibuliformis tubus brevis vel longior obconicus,
fauce villosissimè, limbus 4-partitus laciniis obtusis vel acutiusculis.
Stamina 4, corollae tubo supeme inserta, filamentis brevibns,
antheris subexsertis linearibus apice saepe lignlatis. Ovarium
biloculare disco coronatnm. Ovula in loculis definita, 2-8 super
placentas hneares vel convexas. Stylus iiliformis glaber vel villo-
sus, stigmate subexserto bilamellato. Bacca globosa depresso-
umbdicata, bilocularis. Semina in loculis 2-8 sqnamaeformia saepe
membrand subalata, imbricatim pendula. Embryon intra albu-
men cartdagineum rectum, cotyledonibus linearibus vel oblon-
m. - Prutices indo-orientales ereeti, glabri vel tomentosi, ramis
dcciusatis patcntibus, foliis oblongis, stipulis interpetiolaribus long»
acuminatis dcciduis, spicis axillaribus, 11. di- vel tetrasticliis unibrao

RUBIACEAE. 201 PKTUHGA.

teatis sessilibus albidis. Spicillaria A. liich. in Mém. Soc. d'llist.
nat. Paris. Y.p. 252. — Iligginsiaespec. BI. — Bandiae spec. Boxb.

1 . Petunga VariabiliS hassk. Arbor hurnilis, rami brachiati, pa-
tentes subcylindrici, ramuli complanati vel tetragoni virides glabri,
stipulae lanceolatae carinatae, folia brevi-petiolata glabra forma et
magnitudinc variantia, stirpis adultae oblongo-laneeolata utrinque
acuminata, 5 — 7 poll. longa, 1 — 2 lata, turionum et juniorum an-
gustiora et breviora, venosa, spicae axillares cum bracteis tetra-
stiche imbricatis sericeo-pubescentes, vulgo solitariae et eloiigatae,
mox (vulgo juniorum) breves solitariae vel brevissimae gloinerula-
to-confertae, corollae viridiusculae limbus patens, faux villosissima,
autherae subsessiles sagittatae acuminatae conniventes, stigmatis la-
mellae ovatae acutae divergentes. Petunga variabilis Hassk. Cat.
bog. p. 114. Flora bot. Zeil. 1845, p. 232. — P. glomerulala, P.
microcarpa, P. longi folia (slirps adiilla) DG. Prodr. IV. p. 399.
Kort/i. I. c. p. 171. — Iligginsia glom., mier. BI. Bijdr. p. 988
cl longi folia BI. apud DC. I. c. — Spicillaria A. Bich. I. c. Nume-
rosissima quae examiiiavi specimina, tres istas species conjungendas
esse, luculenter comprobant.

Algemeen op de Sunda-eilanden. — Java, Sumatra, Bor-
neo, in hoogere en lagere streken, op vochtige plaatsen. Ki apit
sund., K 1 a g o e jav. op Java.

2. PetUnga lanceolata korth. Folia lanceolata utrinque acumi-
nata ; spiculae pauciflorae, corollae tubus infundibuliformis, baccac
pyriformes. Korth. Ned. Kruidk. Arch. II. p. 171. Noudum vidi.
Anne ad P. variabilem ducenda ?

Borneo, aan de boorden der rivier Tewé (korth.).

3. Petunga dasyoneura korth. I e. p. 17 S. Folia e basi obtu-

siuscula ovata, acuminata, subtus in nervis fusco-pilosa ; capitula
pauciflora bracteata. — Nondum vidi.

Sumatra, in de wouden op den Melintang (kortu.).

4. Petunga graeiliS korth. /. c. Folia e basi obtusiuscuhl ovata
acmninata; stipulac ovatae acuminatae; spicae graciles, corollae
tubus infundibuliformis; baccae oblongae.

RUÜIACEAE. 202 STYLOCORYNA.

Borneo, op deu Parara win en aan de boorden der rivier vauBand-
jcrmassin (korth.).

5. Petnnga COniocarpa korth. /. c. Folia e basi attenuata late
ovata breviter acuminata; spicae graciles; corollae tubus brevissi-
mus ; baccae ovoideae basi attenuatae. — Nondum vidi.

Borneo, bij Martapoera (korth.).

***** Flores thyrsoidei, corymbosi, terrninales'vel axillares. Semina
in placentis superficialia.

XXXII. STYLOCOEYNA cavakill. Caljcis tubus cum
o vario connatus turbinatus, limbus 5-dentatus persistens. Corollae
infundibuliformis vel hypocrateritnorphae limbus 5-partitus laciniis
patentibus vel recurvis. Stamina 5, corollae fauci inserta, filamen-
tis brevissimis vel fere nullis, antheris linearibus exsertis. Ova-
rium biloculare. O vu la super plaeentas parvas septo utrinque
insertas plura. Stylus fiüformis exsertus, s tig mat e incrassato, cla-
vato vel fusiformi, indiviso. Bacca globosa bilocularis. Semina
angulata, plurima vel pauciora (usque 2 in loculo singulo) hilo ru-
goso. Embryiinalbumine subcartilagineo subdorsalis coty le-
dones foliaceae parvae. — Arbores vel frutices gerontogaei, inermes,
foliis oblongo-lanceolatis, stipulis interpetiolaribus latis brevi-acumi-
natis, thyrsis cymisve terminalibus, axillaribus vel oppositifoliis, flo-
ribus albis fragrantibus, baccis atrofuscis succosis. — Slylocoryne
auct. plurim.

§ 1. Baccae polyspermae, semina parvula. Corollae hypocraterimor-
phae laciniae tubo breviores latiusculae.

1. Stylocoryna fragranSBL. Arborhumilis, ramierecti,ramulite-
tragoni, folia in ramis nuuc terna, in ramulis opposita elliptico-oblonga
utrinque acuta glabra, subtus in venis minutissimesubstrigosa,3— 6
poll. longa, thyrsus corymbosus terminalis fastigiatus densiflorus,
corollae extus velutinae dilute viridi-flavidae hypocraterimorphae
laciniae tubo 5—6 lin. longo breviores, stylus longissimus. Stylo-
coryna fragrans DL liijdr. p. 982. DC.Prodr. IV./>.377. Korth.
i c. p. 175. IJassfc. in Flor. bot. Zeil. 1845, p. 232. Relzia I. p.
27. — Wahlenbergia BI. Cal. Buitens, p. 14. — Cerisctis Nees

RUB1ACEAE. 203 STYLOCORYNA.

ab Es. in Flora 18 £5, p. 116. — Ixora sumatrensis {au aucl.)
Zoll. et Mor. Sijst. Verz. p. 65, n. 420 et 869.

Java, in de wouden, bijv. op den Papandajan (bl., korth.), Blam-
bangan (horsf.) — Sumatra, bij Doekoe (korth.). — Ki koppi
b e n e r sund. op Java.

2. Stylocoryna COStata miq. Ramuli tetragoni cum stipulis trian-
gularibus cuspidatis foliisque subtus in nervis appresse puberi, folia
e basi acuta vel cuneata obovato-oblonga acuta vel subapiculata, co-
riacea, supra nitida minutaque pube inspersa, subtus costulis 12 — 14
patulis in axillis tenere barbatis validiusculis parallelis pertensa, 7 — 5
poll. longa, thyrsi terminales contracti multiflori, baccae globosae
polyspermae. — Habitu Stylocorynae fragranti proxima, costularum
numero sequenti et Styl. polycarpae accedit.

Sumatra, bij Bonjol (teysmann).

3. Stylocoryna laxiflora bl. Frutex, folia oblonga utrinque acu-
minata, in venis subtus substrigosa, thyrsus corymbosus terminalis
trichotomus divaricatus laxiflorus, flores minores et stylus brevior
quam St. fragr., corolla hypocraterimorpha. Stylocoryna laxiflora
Bl. Bijdr. p. 983. DC. I. c. Specimina mea foliis angustioribus sub-
tus in venis subhirtellis a St. fragr. satis difierre videntur.

Java, in de bergstreken van Parang in de provincie Tjanjor (bl.).
Borneo, aan de boorden der rivier van Bandjermassin (korth.).

4. StylOCOryna COliacea korth. Polia e basi attenuata oblongo-
ovalia obtuse acuminata, stipulae triangulares subulato-acuminatae,
capitula axillaria pauciflora. Korth. I. c. — Nondum vidi. An hu-
jus §?

Borneo, in de wouden op den Sakoembang (korth.).

§ 2. Baccae polyspermae. Corollae tubus laciniis angustis sublinea-
ribus brevior.

5. Stylocoryna OVata miq. Pruticosa scandens, ramuli petioli
folia subtus in nervis albido-puberula, stipulae triangulari-lanceolatae
acuminatae villosae, folia breviter petiolata ovata vel ovato-oblonga
breviter acuminata, subchartacea, supra praeter costam subglabra ni-
tida, subtus pallida costulis tenuibus3 — 4 utrinque pertensa, 3 \ — 3

RUB1ACEAE. 201 STYLOCOKYNA.

poll. longa, cymae superne axillares et terminales foliosam quasi pa-
niculam efficientes villose pubeseentes, calyx et corollae tubus extus
hirtello-pubescentes, calycis dentes ovati obtusi, corollae laciuiae lan-
ceolato-lineares tubo aequilongae vel longiores reflexo-patulae, stigma
cxsertum fusiforme, filamenta brevia exserta, antherae basi sagittatae
lineares secus dorsum ciliato-hirtae. Pavetla odorala Zolt. herb. n.
1056. Mores ineunte antliesi albidi, serius ochraceo-lutescentes odo-
rati. — Species autherarum pilis albis subpatulis distinctissima, qua
nota sequenti similis, foliis tarnen optime discriminata. — Folia sic-
cata viridula.

Java, bij Tjikoja, Jan. (zollingeb).

6. Stylocoryna polycarpa miq. Rami tetragoni cum petiolis fo-
liis subtus in nervis pilis crassiusculis appressis subochrascenti-hir-
sutuli, stipulaetriangulari-lanceolatae longe acuminatae glabrae, folia
inodice petiolata e basi attenuata vel acutö elliptico-oblonga vel ob-
verse oblonga brevi-acumiiiata subpergamacea, (ramulorum) 6 — 2£
poll. longa, subtus costulis validiusculis 7 — 12 utrinque erecto-pa-
tulis, supra nitida glabra, cymae terminales ternae (vel potius unica
sessilis a basi tripartita) pedunculatae puberae densifiorae, calycis
subcampanulafci praesertim deorsum albido-puberi dentes acuti, co-
rollae tubus brevis inferne extus albo-villosus, limbi laciniae lanceo-
lato-lineares tubo longiores, antherae (ex fl. unico separato) uti prae-
cedentis barbatae, baccae densae subglobosae polyspermae, semina
angulata puncticulata. Stylocoryna polycarpa Miq.Pl.Jungh.ined.
Anne cum H. tomentosa BI. comparanda? Yariat indumento minus
dcnso. Folia siccata fuscescentia. Antherae in alabastris nondum pi-
liferae adparent.

Java, op den Pengalengan 4,300', in Lembang 4— 5000'(jungh.).
Lek at of Tja bé sund,

7. Stylocoryna refracta miq. Eamuli, stipulae (ovato-triaugula-
res acutatae ciliolatae), foliaque subtus in nervis atque inflorescentia
puberuia, folia breviter petiolata e basi acuta vel attenuata lanceo-
lata acuinmata, costulis utrinque usque 12 erecto-patulis, subcoriacea,
supra glabra, cymae axillares corymbosae longe refracteque peduncu-
latae laxiflorae, calyx et corolla extus brevissime densiuscule patentim

RUBIACEAE. 205 STYLOCORYNA.

pubers, calyx longo-turbinatus acute 5-dentulus, corollae laciniae
tubo sublongiorcs (in alabastro, florentem non vidi). //Arbusculn,
ilores viridescenti-albidi." Psychotria Zoll. hcrb n. 760 Z.
Java, in de wouden der provincie Lampong (zoll.).

8. Stylocoryna hirsuta kortii. Polia ovalia, oblonga, utrinque
acuniinata, supra subtusque hirsuta; stipulaelanceolataeacuminatae;
corymbi axillares, dense strigoso-tomentosi. Korlh. I. c. p. 175. —
Nondum vidi.

Java, op den berg Papandajang (korth.). Ki sirum sund.

9. Stylocoryna tomentosa bl. Ramuli petioli pedunculique dense
tomentosi, folia ovalia acuta in venis subtus pubescentia, cymae pe-
dunculatae axillares et terminales densiflorae, corolla infundibulifor-
mis 5-partita. Stylocoryna tomentosa BL l. c. p. 983. DC. I. c. —
Nondum vidi.

Java, in de bergstreken van Bantam (bl.).

10. Stylocoryna racemOSacAV. Prutex scandenti-volubilis, ramu-
lis, inflorescentia calycibusque minute puberis, folia e basi acutU
elliptico-oblonga acuniinata, supra nitida, in costa subtus pubera cae-
terum glabra, paniculae axillares dichotomae laxae folio dimidiobre-
viores, corollae luteo-albicantis hypocraterimorphae tubus extus pu-
berulus, laciniae tubo duplo longiores lineari-oblongae obtusiusculae
patentissimae, stigma exsertum subfusiforme, baccae globosae piso mi-
nores. Stylocoryna racemosa Cav. Icon. IV. p. 45, tab. 768. DC.
I. c. p. 377. Hassk. Retzia I. p. 29. — An species jav. eadem ac
luzonica ?

Luzon. — Java, in de omstreken van Buitenzorg (hassk.).

11. Stylocoryna dasyphylla miq. Ramuli tetragoni ferrugineo-
tomentelli, stipulae basi coalitae lanceolatae acuminatae villosae, folia
breviter petiolata, e basi acuta elliptico-oblonga acuminata coriacea,
subtus utrinque costis 13 — 15 reticulatis pertensa subseri canti-hïr-
suto-tomentosa, supra subscabrescenti-pubera, 4-fere 6 poll. lono-a,
thyrsus corymbosus terminalis, inuovatione lateralis, ferrugineo- to-
mentellus, ramis divaricate trichotomis, baccae globosae deorsum pu-
berae (juniores) calycis dentibus puberis coronatae.

Sumatra, in Lolo (teysm.). Sitang gadang der inlanders.

RU BI AC BA E. 206 STYLOCORYNA.

12. Stylocoryna ? macrophylla bartl. mss. Folia elliptico-oblonga

utrinque acuminata ramulique glabra, panicula termiualis fastigiata, flo-
res extu8 pedicellique pubescentes. DC. I. c. — Luzon (naNKE).

13. Stylocoryna pilbescens bartl mss. Folia oblonga acuminata
utrinque rarnulique compresso-tetragoni pubescentia, cyma terrainalis
pedunculata 5-radiata, calyx minute 5-dentatus, corollae laciniae linea-
res tubo paullo longiores, stylus filiformis indivisus exsertus. DC. Prodr.
t. c. — Luzon (HaNKB).

§ 3. Tarenna gaertn. (genus). Cupia excl. spcc. dc. Stylus cla-
vatus angulatus. Ovarii bilocularis placentae pauciovulatae. Bacca glo-
bosa, placentae fungosae centrales, oligospermae. Semina 2 vel pauca,
angulata, ad hilum rugosa.

14. Stylocoryna Webera a. uich. Fruticosa, folia lanceolato-
oblonga uitida, subtus axillis venarum glanduloso-piliferis, thyrsi co-
rymbosi terminales, flores albi, dein flavicaiites, intus villosi, calycis
laciniae tubum corollae fere aequantes, baccae maturae 4-spermae.
Cupia corymbosa DC. Prodr. IY. p. 394. — Rondeletia asiatica
Linn. Spec. p. 244. — Webera corymbosa Willd. Spec. I. p. 1224.
Roxb. Fl. Ind. I. p. 401. — Canthium corymbosum Pers. Syn. I.
/). 210. Roxb. Fl. Ind. II. p. 533. — Stylocoryna Webera A.Ri-
chard. Mem. Soc. (THist. nat. Par. V. p. 248. W. et Am. Prodr.
I. p. 401. Wight Icon. I. tab. 300. — Cupi Rheed, Hort. Mal. II.
p. 37, tab. 23. — Tarenna Zeylanica Gaertn. de fr. et sem. I. p.
139, tab. 28. — Ixora alba Linn. Spec. p. 160?

Ceylon. Voor-Indië. Poeloe-Pinang. Java?

15. Stylocoryna penangensiS miq. Fruticosa, folia lato-Ianceolata
acuminata, thyrsus paniculatus terminalis villosus, corollae albaetu-
bus longus villosus, baccae 5— 8-spermae. Cupia macrophylla DC.
I c. p. 394. — Webera Roxb. I. c. p. 534.

Poeloe Pinang (wallicii).

16. Stylocoryna densiflora miq. Subarborea, folia e basi acuta
oblongo-lanceolata, thyrsi paniculati rotundati laterales subsessiles,
folio vel ramo oppositi, trichotomi densiflori, corollae faux barbata,
ovarium multiovulatum. Cupia densiflora DC.l.c— Webera Roxb.
I. c. p. 536.

Poeloe Pinang, op heuvels (wallicr).

RUBIACEAE. 207 GRIFF1TWA.

17. StylOCOryna setigera miq. Ramuli setigeri; folia e basi atte-
nuata ovalia acuminata utrinque praesertim subtus in iiervis hirsuta;
Üores corymbosi ; calycis laciniae oblongae, corollae spathulatae. Cupia
seligera Korth. in Ned. Kruidh. Arch. II. p. 176. — Pavetla su-
matrcnsis Roth Nov. Spec. p. 88? BC. Prodr. IV. p. 491, testcel.
Korth. Conf. sub n. 1.

Suraatra, in de wouden van den Singalang (korth.).

18. Stylocoryna? lateriflora spanoghe in Unnaea XV. p. 3ic>.

Arborea, folia opposita breviter petiolala oblongo-lanceolata acuminata
glabra, subtus venosa, costa. prominente, flores corymbosi unilaterales
interfoliacei fragrantes. — Non vidi. — An Gynopachys? — Ti mor.

19. Stylocoryna pepericarpa benth. in Hook. hond. Joum.u.p.

223. Ramuli juniores et inflorescentia leviter canescunt, partes omnes
siccatae nigrescunt, stipulae latae acuminatae, petioli semipollicares, fo-
lia e basi anguslata ovali- vel oblongo-elliptica submembranacea, 4 — 6-
pollicaria, panicula terminalis corymbosa brevissime pedunculata laxe
trichotoma multiflora, pedicelli ultimi 1 — 1| lin. longi, calyx linea
brevior, tubo subgloboso, limbi concavi dentes lati obtusi ciliolati, co-
rollae tubus 2 lin. longus extus pubescens, laciniae paullo breyiores
lanceolatae, baccae magn. grani piperis globosae oligospermae.
Fidji- en Vriendscbaps-eil. (uinds, barclay).

XXXTIT. GRIFEITHIA wigqt et arn. Calycis tubus cum
ovario connatus obovoideus, limbus 5-dentatus deciduus. Corollae
infundibuliformis faux villosa, limbi 5-fidi laciniae aestivatioiie
subcontortae, per anthesin patentes, oblongae acutae, tubo longiores.
Stamina 5, fauci inserta, filamentis subnullis, antheris longe
linearibus acutis dorsifixis. Ovarium biloculare, disco epigyno
crasso carnoso. O vu la plura, placentis imposita. Stylus filiformis,
stigmate exserto indiviso fusiformi striato. Bacca globosa, limbi
calycini cicatrice areolata, biloeularis. Semina super placentas ex-
sertas in loculo 8 — 10, angulata, mucilagine involuta. Embryon
albuminis cartilaginei subcornei longitudine, cotyledonibus par-
vis ovato-rotundatis. — Frutices indo-orientales, in terra continente
et Archipelago distributi, e planitie haud alte adscendentes, foliis co-
riaceis subtus ad axillas venarum glandulis perforatis instructis, sti-
pulis interpetiolaribus e basi ovata, cuspidatis, thyrsis umbellatis ter-
minalibus, pedicellis basi bibracteolatis, fi. albis vel flavescentibus,

RUBIACEAK. 208 GRIVFITIHA.

baccis rubris. Genus vix nisi calycis limbo deciduo a Stylocorvna
diversum.

1. Griffithia fragrans w. et arn. Frutex subscandens, raraulis
obsolete tetragonis, stipulis parvulis, petioli } — ^-pollicares reflexi,
folia (statura et forma valde variabilia) e basi acuta vel obtusiuscula
ovata, obovata, oblonga, imo sublanceolata, acuta, 2 — 3| — 6-pollica-
ria, glabra, supra lucida, subtus subglaucescentia, axillis venarum glan-
duloso-porosis ciliolatis, pedunculi axillares, raro terminales (abortivi
in spinas uncinatas conversi) 2 — 5-pluri-Üori, circiter semipolli-
cares, pedicellis subaequales, corollae infundibuliformis albae (mar-
cescentis luteae) odoratae tubus gracilis ultrapollicaris. Griffithia
fragrans W. et Am. Prodr. I. p. 400. Hassk. in Flora bot. Zeit.
1845, p. 232. Wight Icon. T. lab. 310 (spec. pauperum). — Griff.
longi flora Korth.Ned Kruidk. Arch.II.p.178. — Oxyanthus mul-
tiflorus Hassk. Cal. bog.p. 115. — Possoqueria longi flora Roab. Fl.
Ind. ed. Wall. II. p. 569. — Possoqueria fragrans Roxb. Fl. Ind.l.
p. 717. — Possoqueria mul ti flora Bl.Bijdr.p.980. — Randia longi-
flora Lam. Biet. III. p. 26. BC. Prodr. IV. p.386.— Randiama-
labarica Lam. leste BC. I. e. — Gardenia fragrans Koen. Roxb. Co-
rona. II. lab. 97.— Gard. Pandaki Vahl. — Stylocory na Pandaki
BC. Prodr. I. c. p. 377. — (Rheed. Hort. Mal. V. tab. 35.).

Java, opdeu Salak (bl.). — Koaït bessi of Koehoehoe-
lang. — Algemeen in Voor-Indië.

2. Griffithia Reinwardtiana hassk. Folla oblonga utrinqueatte-

nuata, apiee obtusiuscula, coriacea, glabra, corymbi axillares trifidi
folio breviores, calycis limbus obsolete 5-dentatus subtruncatus, co-
rollae tubus elongatus glaber. Griffithia Reinwardtiana Hassk. in
Flora bot. Zeil. 1845, p. 233, — Gardenia Bl. Rijdr.p. 913. BC.
I. e. p. 380. — Fgnatia Reitiw. herb. — Non vidi.
Molukken (reww.).

3. Griffithia oxygpa korth. Folia ovalia acurninata coriacea,
stipulae ovatae subulatae; flores cymosi, calycis limbus 5-dentatus.
Griffithia oxyguna Korth. I. c.p.178. — Nondum vidi.

Sumatra, in de wouden van Melintaug (korth.).

"UBIACRAK. 209 PSEUDIXORA.

4. Griffithia eucantha korth. Folia e basi acutiuscula oblongo-
ovata obtuse acuminata, subtus in nervis pubesceutia, stipulae con-
natae subulatae; spinae recurvae; corymbi termiuales; calycis limbus
tubulosus deciduus, dentibus 5-subulatis; corollae tubus gracilis.
Griffithia eucantha Korth. I. c. — JMbndum vidi.

Java, inde wouden van den berg Dingdingari, Borneo, bij
Bandjermassin (korth.).

5. Griffithia acuminata korth. Spinae recurvae, folia e basi acuta
ovata acuminata ; stipulae triangulares subulatae ; inflorescentia co-
rymbosa racemosa; calycis dentes acuminati; corollae laciniae acu-
tiusculae. Griffithia acuminata Korth. I. c. — Nondum vidi.

Borneo, op den Pararawiti (korth.).

XXXIV. PSEUDIXORA miq. Calycis tubüs brevis cum ova-
rio connatus, limbus productus 5-dentatus, persistens. Corollae
hypocraterimorphae tubus elongatus apice subdilatatus, limbi 5-
partiti laciniae aestivatione imbricatae, faux nuda. Antherae 5
summo tubo insertae lanceolatae partim exsertae vel subinclusae.
Stylus parum exsertus, stigmatis bilobi laciniae carnosulae ellip-
ticae vel rotundatae. O var i urn biloculare, ovulis super placentas
septo iusertas plurima superposita. Fructus.... — Fruticesvel
arbores, foliis oppositis penniveniis, stipulis basi subunitis interpe-
tiolaribus, floribus cymosis. Genus Stylocorynae et Mussaendae quo-
dammodo cognatum, a cel. wight et w. arnott in Prodromo jam
indicatum. Habitu et corollae forma Mussaendae vel Pavettis quibus-
dam approximatur, sed ovarii indole praecedentibus magis affine,
stigmate bilamellato distinctum.

I. PseudiXOra Snmatrana miq. Rami glabri, stipulae marginem
supra petiolos continuüm relinquentes, folia breviter petiolata e basi
acutiuscula vel acuta oblonga, elliptico-oblonga, acuminata, chartacea,
glabra, subtus pallida, costulis utrinque 12—15 patulis, cymaelon-
giuscule pedunculatae axillares et termiuales subcorymbosae haud
multiflorae puberae, calycis puberi dentes obtusi membranacei cilio-
lati, corollae alabastrum apice obtusum, tubus 1 lin. longus (ru-
bellus ?), intus rariter puberus, laciniae ellipticae extus pallidae quasi
spongiosae. Miq. in Pi. Jungh. ined.

14

Flora van Ned. Indië. II.

HUBIACEAE. 210 PSEUDIXORA.

Sumatra, in Opper-Angkola ia de woudstreken 1 tot 3000'
(junghuun).

2. PseudiXOra javanica miq. Stipulae lato-triangulares basi sub-
unitae, folia e basi acuta elliptico-oblonga acumiuata chartacea, cos-
tulis 7—10 utriuque, alioquin iis praeced. similia, glabra, subtus
pallida, cymae axillares et terminales brevi-pedunculatae puberae,
calycis pubescentis dentes acuti, corollae extus glabrae tubus polli-
caris, stylus ad laciniaium altitudinem exsertus, antherae seiniex-
sertae.

Java, in Blambangan (horsf.).

3. PseudiXOra Zollingeriana miq. Glabra, stipulae breves lato-
ovatae apiculatae, folia ovato-elliptica vel ovato-oblon ga subacumi-
nata coriacea, venis costalibus 5 — 7 utriuque patule adseendentibus
tenuibus non reticulatis axillis perforatis, 5£— 4 poll. longa, cymae
brevissime pedunculatae axillares et terminales pauciflorae, calycis
glabri 3£ lin. alti tubus brevis, limbus supra ovarium alte productus
minute 5-dentatus, denticulis margineque subpuberis, corollae hypo-
craterimorpbae glabrae laciuiae in alabastro marginibus subpuberae,
stigmatis lamellae ovato-rotundatae. Gardeniae spec. Zolling. herb.

Java? (zoll. n. 3273, of van Celebes?).

4. PseudiXOra? auriCUlata miq. Arborea glabra, folia subsessilia,
e basi inaequaliter auriculato-cordata ovato-oblonga acuminata, sub-
tus venarum axillis glauduloso-excavata, thyrsi paniculati terminales et
laterales brachiati, pedunculis compressis, corollae faux inflata obovata
barbata, ovarium multiovulatum, stigma bilobum. Cupia auriculata
BC. L c. />.421. — Webera Wall. in Roxb. FL Ind. I. c. p. 537.

Poeloe Pinang, op heuvels.

5. PseudiXOra? truucata miq. ïrutieosa volubilis, folia ovata acuta,
thyrsus paniculatus pedunculo compresso, corollae faux nuda, ova-
rium 4-ovulatum. Cupia Inmcala DC. I. c. Webera Wall. I. c.

Poeloe Pinang (wallicu).

Adnot Anne hujus generis species sequentes Mussaendae (§ Landia
DC), milu incognitae:

RUBIACEAB. 2il

MUSSAENDA.

M. cordifolia wall. Cal. n. 6260. G. Don. L c. ITT. p. 491.
G lab ra, folia e bast cordatA, ovato-oblonga acuminata coriacea brevi-
petiolata; coryrabi trichotomi terminales, baccae (urbinatae non coro-
natae. — Poeloe Pinang.

M. par va wall. n. 6261. G. Don. I. c. Bamuli cum foliis ovato-
lanceolatis utrinque aeuminatis sparse hispidi, stipulae subulatae; co-
rymbi terminales; corollae tubus longissimus graeilis apice tumidulus,
calycis laciniae lineares. — ïavoy.

XXXV. MUSSAENDA linn. Calycis tubus cum ovario con-
natus oblongo-turbinatus, limbi 5-partiti laciniae deciduae acutae,
exterior saepius in folium p e t i o 1 a t u m coloratum venosum pe-
taloideum expansa. Corollae infundibuliformis vulgo extus pilosae
faux hirta, limbus 5-partitus. An tb. era e 5 intra faucem sessiles.
Stylus stigmatebifido. Ovarium biloculare. B a c c a ellipsoi-
dea vel oblonga carnosa umbilicata, bilocularis polysperma. P la-
cent ae septo insertae pedicellatae apice bifidae. Se mi na numero-

sissiinaminuta lenticulari-compressa, scabrida, albumine carnoso.

Arbusculae vel frutices, foliis ovalibus, oblongis vel sublanceolatis,
peuniveniis, utplurimum appresso-pilosulis, stipulis interpetiolaribus
vulgo bifidis imo ad basin bipartitis, thyrsis corymbiformibus ter-
minalibus,sepalis phyllomorphis singularem adspectum prae se ferenti-
bus. — Generis amphigaei species archipelago-indicae usque ad
Novam Guineam dispersae et in planitie et in altioribus regionibus
moutanis vigent, utplurimum fruticosae, floribus primo albidis, dein
saturate navis vel aurantiacis, sepalo phyllomorpho albido vel flavido.

1. Mussaenda Reinwardtiana miq. Eamuli petioli costa costulae-

que foliorum supra rubigineo-liirsuta, folia e basi acutö vel subro-
tundata lato-ovalia abrupte breviter acuminata, membranacea, supra
pubera, subtus mcano-tomentella, costulis tenuiusculis utrinque 10 —
11 arcuato-patulis, 8-3 (suprema) poll. longa, thyrsus corymbosus
termiualis divaricatus, alabastra extus gilvo- hirsuta, calycis tubus
campanulato-turbinatus, laciniae lanceolato-lineares patulaetubo sub-
aequalcs vel lougiores, sepalum phvllomorphum petiolatum ovatum
vel ellipticnm obtusiuscule apiculatum 4-pollicare, in venis puberam .
Mussaenda tomentosa Reinw. herb., non Wallich apud G. Don. L c. p.
49. — Anne Mussaenda frondosaBl. Bijdv.? — Species spectabilis;

14*

RUBIACEAE. 212 MUSSARNDA.

probabiliter eadem ac Folium Principissae lalifol. Bumph. II. Amb.
lY.p. 111.

A T oesa Laut (Molukken) Jul. (reinwardt).

2. Mussaenda mfinerviS miq. Frutex, stipulae ovatae acumina-
tissimae bifidulae, folia patentia petiolata e basi attenuata elliptico-
oblonga sublanceolata acuminata membranaceo-coriaeea, supra pu-
bera, subtus iu costulis utrinque circiter 10 cuin costa ramulis et
infiorescentia rubiginose villoso-tomentella, caeterum molliter pubes-
centia, senescentia glabriora, 4-fere 6 poll. longa, thyrsus corymbosus
terminalis contractus, ramulis subfasciculato-floridis,calycis suhgriseo-
villosi laciniae lineares tubo sublongiores patulae, corollae extus rufo-
sericeae tubus gracilis 6 lin. circiter longus superne inflatus. Mus-
saenda rufinervis Miq. in PI. Junghuhn. ined.

S urn at ra, bij Padaug, tusschen de struiken op de heuvels Gado-
gadok en Batoe Soerat, met Psidium enz. (jungh.).

3. MüSSaenda frondosa u»H. Frutex, stipulae bifidae villosae, fo-
lia e basi acuta ovata vel ovalia acuminata vel acuta, cum ramulis
corymbisquc terminalibus subpaniculatis magis minusve praesertim
subtus puberuia, in costulis densiuscule, calycis laciniae vulgo elon-
gatae lanceolato-lineares tubo aequales vel longiores (nunc breviores
et latiores), phyllomorplia petiolata ovata acuminata membranacea pu-
beruia, corollae villosulae gracilis faux aureo-hirta, limbus aurantiacus
holosericeus. Mussaenda frondosa Linn. Spec. p. 251. (BI. Bijdr.
p. 985?) BC. Prodr. IV. p. 371. W. et Am. Prodr. I. p. 393.
Korlh. I. c. p. 185. — Mms. flavescens Hamilt. Transacf. Linn.
Soc. Lond. XIV. p. 203. — Muss. sumatrensis Both. Nov. Spec.
p. 152. Boxb. el Wall. Fl. lnd. II. p. 277. — Muss. corymbosa
Boxb.P BI. in Herb. L. B. — M. Zeylonica Burm. Zeyl. p. 165,
tab. 76. — M. formosa Linn. Mant, p. 338. — Belilla Bheed.
Ihrt.Mal.U. p. 27, tab. 17 — ? Calycophyllum grandiflorutn
Meyen Beise urn die Erde II p. 234.

Var. p acuminata. Folia e basi acutd ovata acuminata in costa
utrinque et in inflorescentia pubescentia, costulis 13 utrinque, calycis
laciniae lineares. Muts, acuminata BI. Bijdr p. 986. BC. I. c. p.
371. Specimen ipsuin Blumeanum quod examinare licuit, foliis paullo
rigidioribus et costularum numero parum majore saltem abludit.

RUBIAüEAE. 213 MUSSAENDA.

Var. f glabra. Folia ovalia vel ovato-oblonga utrinque acuminata,
iu costa utrinque et subtus in nervis (sanguineis) pilosuia vel fere
glabra, inflorescentia eum ramulis floribusque extus puberuia, caly-
cis laciniae lanceolatae, corolla virginea extus villosa, florens infeme
paullo glabrior, laciniae ovato-rotundatae croceo-luteae, faux aureo-
hirta. Mus*, glabra Vahl Symb. III. p. 38. BC. I c. p. 370. BI.
Bijdr. p. 985. Korth. I. c. Hassk. in Fl. bot. ZeiL 1845. p. 236.
Loud. Bot. Cab. tab. 1269. — Folium Principissae allerum minus
fiutnph, Herb. Amb. IV. p. UI, el lab. 51. — Haec forma per In-
diaan aquosam maxime dispersa. Variat calycis dentibus tubo bre-
vioribus.

Java, bij Santiang (korth.). — Sumatra, in de lagere wouden
bij Padang (korth.) — Voor-Indië. — Ceylon. — King-
kiban sund. — Var. ($. Java, op den Gedé, enz. (bl,, zoll.). —
Var.y. Molukken (rumpb.), Celebes (zipp.), Borneo (korth.),
Sumatra, in Opper-Angkola (jungh.^, Doekoe, Padang (teysm.),
Java, aan beekjes bij Weltevreden, op den Diëug, Rantoe, Oenga-
ran, enz. enz. (reinw., jungh.). — Dauu poetri mal. (rumph.).

4. Mussaenda Teysmanniana miq. Kami obtuse tetragoni purpu-
rascentes glabri, stipulae cadueae marginem pilosum relinquentes,
folia longiter vel modice petiolata, e basi cuneata elliptica acuminata
chartacea, nascentia pube brevissima sparsa. inspersa, subtus pallida
costulis 11 — 12 utrinque patulis parallelis serius parce venulosis
cum costö sparsissime minute puberis, 7 — Sjjoll. longa, thyrsitermi-
nales vulgo terni (seu unus a basi tripartitus) pedunculati tricho-
tomi, ramulis cymoso-floridis, hirtello-puberi, calycis tubus cum la-
ciniis lanceolatis patulis eo subaequalibus sericeo-velutinus, sepalum
phyllomorphum petiolatum oblongo-ellipticum acutum, subtus in ner-
vis, supra sparse puberum, corolla extus dense sublutescenti-hirsu-
tula, laciniae ovato-rotundatae intus spongioso-hirtellae, faux aureo-
liirta, baccae ellipsoideo-oblongae tetragonae, 6 lin. aequantes. — A
M. frondosa ejusque formis statura majore, foliis multo majoribus
basi longe attenuatis, fere prorsus glabris, floribus robustiori bus, caet.
distincta species.

Bali (teysmann). Tam pok belali mal.

5. Mussaenda longiflora reinw. Kamuli innovantcs albido-pu-

RUBIAGEAE. 214 MUSSAENDA.

beri, stipulae ovato-lanceolatae setaceo-bifidulae puberae, folia mo-
dice petiolata, e basi attenuata elliptico-oblonga vel sublanceolata
longe atteuuato-acuminata membranacea, juniora supra in costa ra-
riter pubera, subtus pallida, costulis 10 — 12 utrinque parallelis ar-
cuato-patulis subadscendentibus pilis albidis brevissimis inspersis,
8 — 4 poll. longa, thyrsus corymbosus subdensus pubescens, calycis
albido-villosi laciniae lineari-lanceolatae acuminatae tubo multoties
longiores, corollae alabastrum griseo-hirsutum aequantes vel supe-
rantes, phyllomorpha petiolata elliptica 3 — 4-pollicaris, subtus parca
pube inspersa. Mussaenda longiflora Reinwardt herb. — An huc
M. sericea BI. Bijdr. p. 986 (quam nondum vidi quamque auctores
nescio quo jure sepalo phyllomorpho carere statuunt ?) — Cl. blume
enim eo tempore quo opus laud. edidit, e Moluccis non nisi stirpes
a reinwardtio lectas vidit.
Banda (reinwardt).

6. MaSSaenda penangenSiS miq. Ramuli purpurascentes glabri;
petioli cum stipulis (bifidis) foliisque subtus in costa et nervis (spar-
se) nee non inflorescentia (dense) puberi, folia breviter petiolata
superiora subsessilia, ramorum e basi rotundata vel emarginata ovata
vel ovato-oblonga, ramulorum e basi obtusiuscula elliptico-oblonga
acuminata, coriacea, subtus subglauca, costulis utrinque 8 — 9 vix
reticulatis, 5 — 3^ poll. longa, thyrsus corymbosus terminalis pauci-
florus, calycis laciniae lineari-lanceolatae tubo subbreviores villosae,
corolla extus hirta superne tumida, sepalum phyllomorphum petio-
latum clliptico-oblongum in venis minute subpiliferum. Mussaenda
c/labra Wall. Cat. n. 6251 A., excl syn. Vakl.

Poeloe Pinang (wallich).

Species a me haud examinatae:

7. MüSSaenda calycina wall. Folia e basi attenuata ovata vel oblonga
acuminata costa venisque exceptis glabra, stipulae villosae cuspidatae,
corymbi terminales et axillares trichotomi cum ramulis villosi, florea
tlavi; calycis tomentosi laciniae magnae ovatae cuspidatae, phyllomor-
plia petiolata ovata elliptica acuminata, baccae turbinatae. 3lussacnda
calycina Wall. Cat. n. 6253. G. Don. Gen. Syst. 1TI. p. 489. F«-
tex 5 — 6-pedalis.

Burm a-rijk, op den Taong Dong en in Promc (wallich).

*. Mussaenda Villosa wall. Ramuli, petioli, stipulae (HnearMan-

HUBIACEAK. 215 ADEWOSACMK.

ceolatae cuspidatae) pedunculi calycesque valde villosa, folia breviter
petiolata e basi attcnuata oblonga acunrinata, utrinque hispido-villosa,
corymbi terminales trichotomi, flores flavi, calycis Jaciniae lineares,
phyllomorpha petiolata elliptica. Mussaenda villosa Wall. Cal. n. 6254.
G. Don. I. c. ïrutex 4— 6-pedalis. — Poeloe Pinang (wallich).

9. MttSSaenda Vailolosa "wall. Bami petiolique hispidi et verrucosi,
folia elliptico-lanceolata utrinque pilis rigidulis hispida, corymbi ter-
minales trichotomi, calycis laciniae breves, phyllomorpha e basi cuneato-
subcordata rotundata mucronata triplinervia, alba, baccae subglobosae
verrucosae. Mussaenda variolosa Watt. Cal. n. 6259. G. Don. I. c. p.
4i)0. — Amherst, Chappedong, Tavoy (wallich).

10. Mussaenda WalliCÜÜ G. don. l.c. Folia e basi attenuata longe
elliptica acuminata glaberrima, corymbi terminales trichotomi glabri,
calycis laciniae lineares, phyllomorpha petiolata glabra triplinervia acu>
minata alba, baccae subglobosae. Mussaenda longifolia Wall. Cat. n.
6258, non Lam. — Tavoy en Kangoon (wallich).

XXXVI. ADENOSACME wallich. Calycis tubuscumova-
rio connatus carnosus brevi-turbinatus (augulatus) vel obovoideus,
limbus 5-raro 4-fidus erectus persistens, sinubns vel laciiiiis mar-
gine glanduliferis. Corollae hypocraterimorphae tubus longius-
culus vel rarius abbreviatus, limbi 5 — 4-partiti laciniae aestivatione
valvatae. Antherae 5 — 4 inclusae swbsessiles tubo supeme inser-
tae. Ovariurn disco epigyno tectum biloculare, placeutis crassis
septo peltatim insertis pi uriovulatis. Stylus inclusus, stigmati-
bus 2 lineari-teretibus longiusculis. Bacca subsuccosa, endocarpio
et septo chartaceis, polysperma, Semina placentae superficiei in-
serta angulata vel subcomplanata, testa crustacea muriculata, al-
bumine copioso, embryi cotyledones ovatae, emarginatae (an
semper?). — Fratices vel suffrutices, foliis oppositis costnlatis, fl.
flavidis vel albidis corymbulosis. Adenosacme Wall. — Mycetia
lieitiw. in BI. Bijdr. p. 986*). — Bertierae sp. BI. — Zaluzania
Commcrson apud Gaerfn. de fr. et sem. III. p. 74, tab. 192. Ann.
du Mus. YI. p. 392 ?

1. Adenosacme eauliflora miq. Frutex 6 — 7-pedalis parce ramo-
sus, ramuli petioli et folia subtus in nervis appresse pubera, haec e

*) Ita vocavit cl. reinw. ob calycis tubum fungosum, nee- — „apparently
after soroe Botanist of the name of Mycet" (o. pon. Dicht PI).

RUBIACEAE. 216 ADENOSACME.

basi attenuata elliptico- vel obovato-oblonga acuminata, chartacea,
costulis erecto-patulis pluribus subtus prominentibus, 3 — 7 poll.
longa, supra glabra, stipulae lanceolatae acuminatae diutius persis-
tentes, thyrsi terminales term vel solitarii innovatione mox laterales,
umbelliformes laxi, flores longiter pedicellati, corollae vitellinae tu-
bus longiuscnlus, fauce villosa, baccae subglobosae laeves albidae, pe-
ricarpio subfungoso-incrassato, calycis limbus in sinubus hic illic
parvi-glandulosus. Mycetia cauliflora Reinw. mss. apud BI. I. c. —
Bertiera laleriflora Blunie Bijdr. p. 988. DC. Prodr. IV. p. 393.
Ilassk. in Flora l. c. p. 23. — Randia cauliflora Reinw. olim. —
Huc probabiliter etiam Bertiera clirysantha Hassk. Retzial.p.30,
cujus adumbratio cum ipsis spec. reinw. collata nullum discrimen
indicat. Flores A. cauliflorae etiam flavi. — (5. Macrocalyx Hassk.
Retzia l. c. p. 33, calycis tubo majore ovoideo glaberrimo, limbo
productiore.

Java, bij Pondak tenga, Patoea (reinw.), op denGedé3 — 5000',
Salak, Pengalengan (jungu.), op den Sello (horsf.). Sumatra, in
Opper- Angkola (jungh.) — Poetjoek Soelang sund. op Java.
|5. Java, op den Gedé (hassk.).

2. Adenosacme faSCicnlata miq. Caulis subramosus, folia e basi
cuneata oblonga acuminata, subtus in costis strigosa, supra glabra,
stipulae lanceolatae acuminatae, thyrsi corymbiformes axillares tricho-
tomi erecti breves petiolo vix longiores, pedicelli subfasciculati, caly-
cis sinus vulgo glandulosi,corollaeaureaepuberulaetubus elongatus,
basi subinflatus, caeterum pentagonus, faux velutina, limbi laciniae
ovatae acuminatae. Mycetia fasciculata Korthals in Ned. Kruidt
Arch. II. p, 118. — Bertiera BI. I. c. p. 987 excl. var.? DC. l.c.
Hassk. Retzia l. c. p. 34.

Java, op den Salak op vochtige plaatsen (bl.), op den Simpai
(korth.).

3. Adenosacme Obovata miq. Subramosa? ramuli petioli stipulae
(coriaceae triangulari-lanceolatae acuminatae) folia subtus in nervis
iloresque extus fuligineo-pubera, folia e basi subcuneat& obovato-
oblonga acuminata subcoriacea, supra glabra, subtus patule multi-
costata et transverse venosa, 7—9 poll. longa, thyrsi corymbosi axil-

RUBIACEAE.

217 ADENOSACME.

lares parvi, calycis dentes lato-lanceolati subtriangulares, corolla brc-
viuscula.

Java, op den Salak (reinwardt).

4. AdeROSacme longifolia WA ll. Fruticulus simplex, cum petio-
lis foliisque subtus et jiraioribus supra in costis hirsutulus, (vel pauci-
ramosus demum glabratus), stipulae oblongae integrae vel apice bifidae
ciliatae, folia lanceolato-oblonga utrinque attenuata, 6 — 10 poll. longa,
supra praeter costam glabrescentia, subtus pallida venis 1 6 — 20 utrin-
que pertensa, thyrsi corymbosi axillares et terniinales folium \ aequan-
tes, di- tri-ehotomi, glabri, calycis campanulati dentes ovato-trian-
gulares sinu (stipitatim) et apice glandulosi, corolla brevis, baccae
albidae. Adenosacme longifolia Wall.Herb.n. 6280 A. — Mycetia
jav. Reinw. apud BI. l. c. Korth. I. c. — Berliera javanica BI. l.c.
Jiassk. Reizia I. p. 36. — Bondeleiia longif. Wall. in Boxb. Fl.
Ind, II. p. 138. — Wendlandia BC. Prodr. L c. p. 412. — Berliera
laten flora Zoll. herb. 924 Z. non BI. — Psycholria membrani folia
BartU.an rede Zoll. n. 794 (n. 795 et 1997) leste Syst. Verz.—
Specimen Wallich. non nisi tomento paullo densiore a jav. differt.

Java, in de bergstreken op den Gedé, Boerangrang (bl m korth.,
zoll.). Sumatra, op den Singalang, Borneo in de wouden van
Poeloe-lampei, Sakoembang (korth.) — Voor-Indië, in Silliet
(wallioh).

5. Adenosacme lanceolata miq. Fruticosa, ramosa, rami pal-
lidi laeves, ramuli cum foliorum nervis subtus marginibus et pedun-
culo pube quam brevissima pulverulento-inspersi (fusculi), stipulae
brevi-lanceolatae, folia subsessilia anguste lanceolata acuminata, mem-
branacea (siccata pallide viridula), subtus venosa, 4 — 1| poll. longa,
pedunculus subterminalis graciliter cymoso-triflorus, flores (adhuc
virginei) parvi, calycis tubus carnosus, liinbi laciniae lineares eosub-
longiores, sinubus glandulosis. — Species valde distincta.

Sumatra, in Palambajan (teysmann).

6. Adenosacme? holotricha miq. Stipulae basi lata connatae oblon-
gae, caulis, petioli, folia utrinque, inflorescentia et calyx hispido-hirta,
folia e basi caneató obovato-oblonga abrupte acuminata membrana-

RURIACEAE. 218 FER.N'KI.IA.

cea, costulis tenuibus 11 — 13 utriuquearcuato-patulisvix venulosis,
10 — 3 poll. longa, thyrsi laxifiori, calycis (lentes lineari-lanceolati
tubo ovoideo longiores apice acuto glanduloso-subincrassati. Miq,
l'l. Jimghuhn. ined.

Sumatra, bij Padang in drooge kuststreken (jungh.).

XXXVII. FERNELIA commers. Calycis tubus obovoideus
eum ovario connatus, limbi 4-fidi laciniae apice subulatae. Corol-
lae parvae tubus brevis, limbo 4-lobo patente. Stamina 4 tubo
inserta inclusa vel subsemiexserta. Stigma hifidum. Bac ca caly-
cis limbo coronata bilocularis, septo incompleto elliptico seinilunari
fenestrato. S e m i n a numerosa subcompressa, a 1 b u m i n e^cartilagi-
neo, embryi cotyledones planae subrotundae.

l. Fernelia bnxifolia lam. lllustr. DC. Prodr. IV. p. 398 (Fer-
nelia obovata Gaerin. de fr. et sem. III. p. 62, tab. 191 non Lam.
Coccocypselum buxifolium Spreng. Syst. I. p. 416). Arbuscula mau-
ritiana, foliis obovatis rigidulis 5 — 6 lin. longis, corollae laciniis
obtusis, baccis obovoideis laciniis subulatis coronatis. E jus varictas
timorensis Decaisn. in Nouv. Ann. Mus. III. p. 417, raraosissima,
ramuli juniores compressi glabri, folia obovalia, supra nitida, subtus
opaca glabriuscula, stipulae ciliolatae, calycis laciniae lanceolatae
acutae introrsum tomentosae, baccae axillares solitariae subovatae.
A speciminibus borbonicis teste cel. Decaisne differt ramulis com-
prcssis glaberrimis, baccis paullo minoribus nee adeo globosis, caly-
cis laciniis longioribus et acutioribus. Anne species ?

Timor.

Observ. Cujus generis sint P et e si a e species luzonenses a Bart-
lingio in Ilcrb. Hank. et DC. Prodr. IV. />. 395 propositae, bactenus
dubium.

Macrocnemi species a divo roxb. propositae moluccanae certo
eqmdem e genere americano exulantes ipsaeque probabiliter haud uni
genen adscribendae :

M. stipnlatup roxb. Fl. Ind. cd. Wall. II. p. 144, ed. post. I.
p. 225. Folia sessilia lanceolata glabra, stipulae ovales maximae; co-
ryrabi terminales supradecompositi, corollae faux valde hirta stamina
occultans. — Mol ukken.

M. pa rvi flor urn roxb. /. c. Fruticoswn, folia brevi-petiolata lan-

HUBIACEAE. 219 GYNOPACHYS.

ceolata glabra; stipulae annulares truncatae, paduuculi axillarea multi-
Jlori; corolla acetabuliformis. — Molukken.

****** Flores terminales vel axillares. Semina placentis imraersa.

XXXVIII. GYNOPACHYS blume. Calycis tubus turbi-
natus cum ovario connatus, limbus subcampanulatus deciduus vel
persi stens 5-dentatus velsubintegerrimus. Corollae subinfundibu-
liformis tubus abbreviatus, faux dense hirta, limbi 5-partiti laci-
niae tubo longiores vel subaequales. Sta mi na 5, tubo superne in-
serta, filamentis brevibus, antheris supra basin insertis. S tyl u s
teres, saepe medio incrassatus, stigmate crasso subbilobo. Ova-
rium disco carnoso coronatum biloculare. Ovula plurima ovoidea
placentis brevi-stipitatis oblongis superne insertis immersa. Bacca
subglobosa disco calycisque parte superstite coronata umbilicata,
caruosa. S e m i n a placentis lamellatim subdivisis recepta angulata,
compressa. Embryi albumine carnoso inclusi co tyl e do nes
ovales. — Irutices in India, aquosa et Nova Guinea iudigeni, erecti
vel scandentes, monticoli, foliis coriaceis atro-viridibus, venarum axil-
lis subtus saepe excavatis, stipulis interpetiolaribus basi supra pe-
tiolos brevi-connatis, thyrsis corymbosis vel spicatis, utplurimum
extraaxillaribus e squamarum (folia abortiva) stipulatarum axilla su-
pra medium internodium exortis, fl. albis vel flavesceiitibus, saepe
unilatero-dispositis.

§ 1. Species genuinae, inflorescentiii laterali, i. e. ex axilla squa-
mae (folii abortivi) stipulatae orta.

1. GynopachyS COrymbOSa bl. Eamuli obtuse tetragoni glabri,
folia subsessilia obverse vel elliptico-oblonga obtuso-apiculata, ob-
tusa vel subacuta, pergamacea, laevia, glabra, venis utrinque 6 — 8
subtus distinctis, extrorsum evanidis, axillis excavato-perforatis, cy-
mae corymbosae oppositae ex axillis squamarum oppositarum utrin-
que stipulatarum ortae, appresse puberae. Gynopachys corymbosa
BI. Bijdr. p. 933. BC. Prodr. IV. p. 374. Korlh. I, c. p. 182. Ar-
bor ex cl. junghuhn 50-pedalis, aliis frutex dicitur.

Java, in de wouden der bergstreken, op den Salak (re»nw.), op
den Tiloe, Papandajan (korth.), op den Gedé 5000' (jungh.). —
S ck at t an g simd.

2. Gynopachys acumiaata bl. Rami pallidi, ramulique tetragoni,

nUBIACEAE.

220 GYi\OPACJIYS.

folia brevissime petiolata, e basi obtusa vel acuta elliptico- vel sub-
lanceolato-oblonga atteuuato-acuminata pergamacea, glabra, nitida,
subtus costulis 12 — 14 utrinque erecto-patulis subaveniis coloratis
usque prope marginem distinctis, axillis perforatis, 8 — 9 poll.longa,
pedunculi spicati ex axilla squamae stipulaceo-biappendiculatae, bre-
vissimi, bracteis imbricatis ciliatis persistentibus demum siccis, pedi-
celli breves glabri, calyx longe turbinatus acute 5-dentulus. Gijno-
pachys acuminata BI. I. c. — DO. I. c. — Korth. I. c. A praece-
dente foliis inajoribus, distincte costulatis, inflorescentiae simplicioris
glabrae indole manifeste- difl'ert, habitu sequentem aemulans. Folia
sicca subfuscescentia. — Var. j3 nilida, foliis minoribus, nitidis, va-
lidius costulatis, siccis nigrescentibus, fragilibus, axillis parum per-
foratis.

Java, op den Salak (reinw.), op den Gedé, Boerangrang (dl.,
korth.) — Ki tjalang ojot jav. op Java. — (1 Suinatra, in
Opper- Angkola (jungh.).

3. Gynopachys tomentosa bl. Eamuli tetragoni, superne sub-
compressi, glabriusculi, folia sessilia vel brevissime petiolata, e basi
brevi- bi-auriculata elliptico- vel sublanceolato-oblonga obtusiuscule
acuminata, pergamacea, supra nitida glabra, subtus costulis 12 — 14
utrinque erecto-patulis coloratis extrorsum obiter reticulatis pertensa,,
axillis concaviusculis, juniora in iis sparse hirtello-pubescentia, adul-
ta haud prorsus glabra, 6 — 9 poll. longa, inflorescentia spicaeformi-
abbreviata ex axilla squamae utrinque stipulaceo-appendiculatae vil-
losula glabrata, bracteis dorso villosis, baccae cerasi minoris magni-
tudine lato-umbilicatae, juniores inferne villosulae. Gynopachys to-
mentosa (rectius hirtella dicenda) BI. Bijdr. I c. DO. I. c. Korlh.
I. c. Foliorum basi et indumento a superiore specie facillime distin-
guitur.

Celebes, op den berg Sempo in de wouden (reinw.) — Java,
op den Tankoeban Praoe (korth.), op den Oengaran (ju>gii.) —
Am bol jav.

4. Gynopachys attenuata korth. Folia petiolata e basi aeuta
elhptica acuminata, stipulae acuminatae, corymbi divaricati. Korth.
in Ned. Kruid/c. Archief II. p. 182. — Nondum vidi.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korth).

RUB1ACRAE. 221 GYNOPACHYS.

5. Gynopachys oblongata miq. ArboröO— 70-pedalis,ramipal-
]idi subteretes, ramuli fuscescentes subtetragoni glabri, folia modice
(^-poll.) petiolata, e basi attenuata elliptico- vel lanceolato-oblonga
acuminata subpergamacea glabra, subtus palli da, costulis 6 — S utrin-
que patule erectis coloratis subaveniis (axillis passim subexcavatis),
8—5 poll. longa, stipulae ovato-acuminatae subciliatae, cymae extra-
axillares vel oppositifoliae subsessiles a basi fere tripartitae puberu-
lae, calyx campaimlatus puberus acute 5-dentulus, corollae tubus
apice dilatatus, limbi laciniis lanceolato-linearibus dorso subpuberis
brevior, faux hirta, stigma fusiforme subindivisum. Gynopachys oblon-
gala Miq. PI. Jungh. ined. — Cum G. attenuata ultro comparanda
videtur.

S urn a tra, in Opper- Angkola (junghuhn).

§ 2. Species dubiae, heterogeneae inflorescentiis axillaribus.

0. Gynopachys axilliflora miq. Eamuli obtuse tetragoni glabri,
stipulae parvae ovatae glabrae marginem pilosum relinquentes, folia
breviter petiolata, e basi acut& oblonga vel oblongo-lanceolata, sub-
coriacea, supra nitida, subtus in axillis venarum tenuiorum non reti-
culatarum utriuque 6 — 8excavatis barbellata, 4 — 7 poll. longa, co-
rymbi axillares brevissime pedunculati di-trichotomi breves, ramis
bracteatis, bracteis ovatis acutis villosis; flores adhuc virginei iis G.
corymbosae similes videntur. — Habitu omnino G. corymbosae, sed
inflorescentiae situ diversa.

Java, in Blambangan (horsf.).

7. Gynopachys? rüfidula miq. Ramuli teretiusculi cum petiolis
stipulisque appresse rufo-pilosi, stipulae interpetiolares e basi dilatatö
eum opposita coalitae lanceolatae acuminatae dintius persistentes, fo-
lia modice petiolata e basi rotundata vel obtusa ovato-oblonga vel
oblongo-lanceolata acuminata, subtus discolora, costulis 8 — 9 arcuato-
patulis subadscendentibus griseo-puberis, 4 — 6 poll. longa, spiculae
sessiles axillares breviusculae solitariae simplices bracteis calyceque
(nunc adhuc sessili) villosis, hujus limbus 5-deutulus, corollae ala-
bastrum extus glabrum. Gynopachys F rüfidula Miq. in PI. Jtmg-
hnhn. ined.

Sumatra, in Opper- Angkola (jungh.).

HUBIACEAE. 222 UROPHVLLÜM.

8. Gynopachys? deflectens ma. Ramuli tetragom cum petiolia

foliisque subtus in ncrvis subgriseo-fusce pubescentes, stipulae e basi
]ata cum opposita connata lanceolatae acuminatae carinatae dorso pu-
berae diutius persistentes, folia modice petiolata e basi acuta oblongo-
lanceolata vel lanceolata acuminata, crassiuscule cliartacea, supra ni-
tida glabra, subtus in costa costulisque tenuibus (utrinquc circiter
8 patule erectis) pubcra, 6-pollicaria, spicae axillares petiolo paullo
longiores deflexae cum bracteis ovato-acuminatis fusco-villosae, flores
brevi-pedicellati, calyx puberus 5-dentulus, corolla hypocraterimor-
pha parva extus hirtella. Gynopachys? deflectens Miq. I. c.
Sumatra (junghuhn).

9. Gynopachys abnonnis korth. Polia petiolata, e basi cuneatê
lato-ovalia breviter et obtuse acuminata, stipulae triangulares acu-
tae, baccae subsolitariae axillares. Korth. I. c. — Vix si innorescen-
tiae situm respicias reliquis congener. Nondum vidi.

Borneo, in de wouden bij Poeloe-lampei (korth.)

XXXIX. UROPHYLLUM jack et wall. Flores diclines,
dioici vel monoici (cum organorum suppressorum rudimento), raio
subhermaphroditi. Calycistubus ovoideus cum ovario coimatus,
limbus brevis campanulatus 5 — 7-dentulus vel subintegerrimus.
Corollae brevi- vel longiusculo-infundibuliformis faux pilorumfas-
ciculis barbata, limbi 5 — 7-partiti laciniae aestivatione valvata.
Stamina 5 — 7 fauci inserta, filamentis brevibus, a u t h e r i s li-
nearibus incumbentibus. Ovarium disco epigyno crasso, 5 — 6-lo-
culare, o vu lis super placentas carnosas septo adnatas plurimis,
stylo simplici, stigmatibus 5 liberis vel subcoalitis. Baccaglo-
bosa parvula limbo calycis coronata. Se mi na angulata vel com-
pressa scrobiculata, placentis membranaceo-locellatis recepta. Albu-
men carnosum. — Frutices vel arbores in Asia et Africa tropica
crescentes, foliis brevi-petiolatis oblongis acuminatis, stipulis inter-
petiolaribus, floribus axillaribus in pedunculo brevi subfasciculatis
vel subcorymbosis, viridulis. — Axanthes Blume Bijdr. p. 1002.
Wallichia Tioxb. ined. — Wallichia Reinw. Cat. Buitens. — Ma-
schalnnthe BI. mss.

RUBIACEAE. 223 UROPHYLLUM.

§ 1. Species genuinae, fi. pentameris, dioicis vel subhermaphroditis.

1. Urophyllum glabrnm jack. et wall. Dioicum, ramuli graci-
les obtusc tetragoni, nunc subteretes, glabri, stipulae deciduae lan-
ceolatae acumirmtae villosae, folia e basi acuta oblongo-lanceolata
longe angusteque acuminata charlacea glabra, nascentia in costa sub-
tus passim, sparsissime pubera, subtus pallida, venis costalibus ntrin-
que 4 — 5 adseendentibus tenuibus non reticulatis, 4| — 51 poll.
longa, cymae fem. brevissime masc. longiuscule pedunculatae, hir-
tello-puberae, illae apice pauci- hae bis-umbellatim multiflorae ma-
joresque, flores fem. paullo majores, inferiores oppositi, sup. verti-
cillato-conferti, baccae globosae umbilicatae, grani piperis magnitu-
dine, fl. masc. calycis tubus globosus ore minutissime 5-dentulu;?,
stigmata rudimentaria disco epigyno inserta. Urophyllum glabrnm
Jack et Wall. in Roxb. Fl. Ind. II. p. 184 DC. Prodr. IV. p.
441. — Ur. arboreum Korth. in Ned. Kruidk.Arch.il. p. 194. —
Wallichia arborea Reinw. Cat. Buitens, el herb. — Axanthes arbo-
rea BI. Bijdr. p. 1003. DC. Prodr. lY.p. 4 %0. — Similis quodam-
modo est Ur. Ceylanicum R. wight Icon. IV. lab. 1163 sub Axanthe,
sed ejus folia valde reticulato-venosa.

Poeloe Pinang (jack en wall.). Java, in de wouden der hoo-
gere bergstreken (reinw.), op den Gedé, Patoea enz. (korth.), op
den G. Praoe en Oengaran (jungh.). Borneo in de wouden op den
Sakoembang, Sumatra, op den Singalang (korth.). Ki tjanké
goenoeng sund. op Java.

2. Urophyllnm macrophyllum korth. Prutescens dioicum, ramuli
subtetragoni, folia e basi acutiuscula oblonga acuminatissima, supra
nitida, subtus pube appressa sericea, capitula axillaria sessilia invo-
lucrata. Urophyllum macrophyllum Korth. I. c. — Axanthes BI.
I. c.p. 1002. DC. I. c. p. 440.

Java, in de wouden op den Gedé enz. (bl., korth.).

3. urophyllum Strigosam korth. Arborescens dioicum, ramuli
subtetragoni cum foliis subtus in nervis sericeo-substrigoso-villosuli,
stipulae longe lineari-lanceolatae glabriusculae, folia e basi acuta
elhptico-oblonga anguste longequc acuminata, subcoriacea, subtus
costuhs 15 — 16 utrinque patule erectis parallelis dein transverse

RUB1ACEAE. 224 UROPHYLLUM.

venosis, 7 — 9 poll. louga, pcdunculi brevissimi fere nulli axillares
urabellato-multiflori cum pedicellis et calycis basi appresse sericeo-
villosuli, calycis denticuli acutiusculi, fl. fem. stylus corollae fere
longitudine, stigmatibus 5 radiatim terrninatus. Urophyllum strigo-
sum Korlh. I. c. — Axanthes UI. I. c. BC. I. c. — Prope haiicin-
serenda species ceylanica, Ur. loiigifolium wigut /. c. tab. 1065 sub
Axanlke, a nostra specie autem distiiicta.

Java, in de wouden der bergstreken, op den Salak (reinw.),
op den Seriboe (rl.). Borneo, ep den Sakoembang (korth.). Su-
matra, bij Padang (jungu.).

4. Urophyllum tomentosum miq. Dioicum, rami geniculati velu-
tino-tomentosi, folia oblonga acuminatissima, supra glabra, subtus
in nervis petiolisque velutino-tomentosa, cymae pedunculatae axil-
lares. Axanthes tomentosa BI. apud DC. I. c. — Ab U. macrophyllo
iiirloresc. cymosa nuda diflert.

Poel o e Pinang.

5. Urophyllum villosum jack. et wall. in Roxb. Fl. II. p. 184.
Villosum, rami teretes, calyx quinquelobus, pedunculus brevis sub-
capitato-florens, fl. bracteis involucrati. — Non vidi. An prope U.
macrophyllum ? — Poeloe Pinang (jack en wall.).

6. Urophyllum COrymboSUm korth. Arborescens, dioicum, or-
ganis suppressis evidentius superstitibus subhermaphroditum, stirpes
diversi sexus foliatura discrepantes, variabiles, ramuli obtuso-tetra-
goni sparse hirtelli (pilis non appressis), stipulae lanceolato-lineare s
attenuataedorso villosae, folia stirpismasc. e basi acutiusculi oblongo-
lanceolata attenuato-acuminata, supra glabra nitida, adulta subcoria-
cea, subtus pallida, costulis 14—15 utrinque patule erectis, serius
transverse subvenulosis sparse piliferis, 6— 8 poll.longa, cyiua inasc.
axillaris pedunculo li-2-pollicari suffulta subappresse villosula,
calyx villosulus, flores parvuli, stigmata 5 rudimentaria in conum
sessilem coadunata, stirp. fem. rami magis appresse villosuli, folia ma-
jora latiora, usque 10 poll. louga, 3-4 lata, inflorescentia brevius
pedunculatabrevior et contractior, stigmata stylo sustenta, stamina
anthens parvulis no]i polliniferis. Urophyllum corymbosttm Korlh.

RU8IACEAE. 225 PRARAVINIA.

/. c. Axanthes BI. I c DC. I. c. p. 441. — Species hennaphrodita
vix recte dicta, Heet floris organisatione hermaphroditismo proprius
accedens quam reliquae species. — Specimen masc. cura blumei dia-
gnosi (auth. specimen videre mibi nondurn concessum) satis con-
gruum. Peminea, licet aliquibus notis a masc. recedere videantur,
quum essentiale discrimen invenire haud potuerira, iis conspecifica
statuere coaetus fui. Folia utriusque sexus siccata supra glaueescen-
tia. Pili in corollae fauce albi crassi compressi quasi paleaceï.

Java, op den Boerangrang (si ), op den Oengaran, Pengalengan
4300' (jUNGir.), Sumatra (korth., jungu.), bij Loeboe aloeng
(teyswaisn). — Ma Ia ka jav. Hoeroe lohor sund. op Java. —
Koppi koppi ri mbo, op Sumatra.

§ 2. AxANTiinpsis korth. [genus, in Ncd. Kruidk. Arch.Ihp, 195).
Flores monoici t> — 7-meri. Corollae tubus longiusculus. Masc. pis-
tilli, ferm» eis staminum rudimeuta.

7. Urophyltam elongatnm biiq. Arbuscula, ramis patentibus, folia
e basi acuta. oblonga acuminatissima, costata, stipulae lanceolatae,
deciduae, flores axillares conferti albi, 6 — 7-meri. Axanthopsis elon-
gata Korth. I. c.

Borneo, aan de boorden van den Patai (korth.).

XL. PftARAVINIA korth. Plores monoici, raro hermapbro-
diti. Calycis tubus brevis, (fem.) cum ovario connatus, limbus
4 — 6-partitus aestivatione imbricatus. Corollae subcampanulatae
tubus cylindrieus, Hm bi 4 — 6-fidi laciniae ereetae aestivatione im-
bricatae. Sta mi na 8 — 12, infra faucem inserta, filamentis bre-

vibus, antheris bifidis, connectivo producto. Ovarium 8- 10-

loculare, disco epigyno conico, Ovula numerosa, placentis car-
nosisduplicatissepto utrinque adnatis ramosis affixa. Stylus subteres
stigmate4 — l2~partito. B a c e a calycis limbo coronata,8 — 10-locu-
laris,mucilagine repleta. S e mi n a numerosa, placentis partitis carnosis
inserta, testa crastacea foveolata; embryon in medio albumine
carnoso. — Genus admodum singulare, androeceo et placenta (fere Sa-
mydearum) in ordine subheterogeneum, Urophyllo affine praedicatur.

1. Praravinia densiflora korth. in Verh Nat. Geschied, Bot.
/>. 190, (ah. 41. Arbuscula 2— 6-metralis, ramis patentibus subcy-

Flora van Kert. Iiulië. II.

RUBIACEAE. 226

RANDIA.

lindricis, ramulis obtuse tetragonis, novellis pilosis; stipulae subin-
terpetiolares oblongo-lineares membranaceae, supra glabrae, subtus
pilosae; folia opposita, o basi acuta oblonga, elliptico-lanceolata acu-
minata, integerrima, costulata, nascentia pilosa, adulta glabra, subco-
riacea ; fl. axillares, masc. saepe 3 — 6-fasciculato-congesti, feminei
solitarii, omnes bracteati ; calyx pilosus, masc. tubus brevissimus
limbus 4 — 6-partitus aestivatione imbricata, fem. tubus cum ovario
connatus; stamina fl. masc. 8 — 12, laciniis corollae alterna; discus
epigynus, stylus stigmatibus 8 — 18 ; fl. fem. stamiua 4 — 6 abortiva,
antherarum rudimentis instructa ; ovarium 8 — 10-loculare; placen-
tae in medio loculo binae septo ad dextrum sinistrumque aduatae;
bacca pilosa subglobosa, septis subcoriaceis.

Borueo, op den berg Pararavin, bij Tandjong djava en nabij
de Doeson-rivier (korth.).

XLT. RANDIA houston. Calycis tubus obovatus cum ovario
connatus, limbus 5-fidus vel-dentatus persistens. Corollae hypo-
craterimorphae tubus brevis limbus 5-partitus. Antherae 5 in-
fra corollae faucem sessiles inclusae oblongo-lineares. Ovarium
biloculare, disco epigyno carnoso. Ovulainplacentisseptoutrin-
que adnatis(nuncbifidis)p]urima. Stylus brevis, stigmate crasso
bilobo glabro. Bacca subsicca corticosa bilocularis. Se mina inlo-
culis plura, in pulpa nidulautia crassiuscula anj?ulata. Embryi in
aJbumme cartilagineo recti cotyledones subfoliaceae, radicula
longmscula. — Arbusculae vel frutices in utriusquc Orbis regioni-
bus tropicis, spinis axillaribus oppositis vel subverticillatis, foliis
oppositis sessilibus vel brevi-petiolatis, stipulis interpetiolaribus utrin-
que solitariis, floribus axillaribus utplurimum solitariis et sessilibus.

§ 1 Spinosae.

1 . Randia dnmetornm lam. Spinae oppositae, folia e basi cuneata
ovalia obtusiuscula, glabra vel juniora pubera, flores subsessiles soli-
tarii subterminales, calycis limbus 5-partitus, laciniis oblongisquam
corolla extus villosa paullo brevioribus. Randia dumetorum Lam.
llluslr. tab. 156, fig. 4. DC. Prodr. IV. p. 385. W. et Am.
Prodr. I. p. 207. Korth. I. c. p. 186. — Gardenia dum. Rets. Obs.
II. p. 14. Roxb. Corom. II. tab. 136. — Gardenia spinosa Linn.

RUBIACEAE. 227 RANDIA.

Suppl. p. 164. — Kandia spinosa BI. Bijdr.p. 981. — Canthium
coronalum Lam. Biel. I. p. 602. — Posoqueria diimetorumRoxb. Fl.
Ind. II. p. 564. — Gardenia spinosa Thunb. Dissert. Garden, n. 7,
tab. 2, fig. 4. — Ceriscus malabaricus Gaertn. de fr. et sem. I.
p. 140, lab. 28 ? — Specimina sumatr. teste cl. korth. villosiora,
grandifiora.

In de kuststreken van Indië. — Sumatra, in de lagere streken
der westkust (korth.). Java, gekweekt. De bessen worden wegens
bare bedwelmende eigenschappen bij de vischvangst gebruikt.

2. Randia longispina dc. Rami dependentes, spinae oppositae
rectae patentes sensim elongatae, folia brevi-petiolata obovato-ellip-
tica vel obovata acutiuscula, rigidula, glabra vel in nervis puberuia,
fiores axillares et subterminales solitarii brevi-pedicellati, calycis tu-
bus ovoideus pilosulus, limbi laciniae herbaceae rotundato-ovatae gla-
briusculae dcnticulis. in sinu quandoque interjectis, corollae extus
sericco-hirtae tubus calycem superans, laciniae obtusaeintus glabrae,
//corolla llavido-albida" (zoll.). Randia longispina DC. Prodr.lY.
p. 386. W. el Am. I. c. p. 398. Wight Icon. II. tak 582. — Po-
soqueria Roxb. FL Ind. ed. Wall. II. p. 566. — Variat |9. sylves-
tris W. et Am. I. c. Caljcis tubo et ovario pilosis, in Archip. non-
dum observata.

Voor- Indië, Coromandel. — Java, langs de wegen bijLawang
in de provincie Malang (zoll.).

3. Randia maculata spanoghe in LinnaedXY.p. 315. Arborea,
ramis diffusis albido-maculatis glabris spinosis, spinis rectis axilla-
ribus, folia e basi attenuata ovata obtusiuscula, supra glabra, subtus
venosa in veuis petioloque pubescentia, stipulae subrotundatae am-
plexicaules, flores subsessiles cymosi,cymis 2— 3-noristerminalibus.
Gardenia jasmini flora Zippel. — Span.Icon. ined. IV. — ( 1 nitida e/.,
frutescens spinosa, folia late ovata obtusiuscula glabra, nitida, parallele
venosa, cymae 2 — 3-florae, pedicelli calyce longiores. — Tiraor.

4. Randia UÜginOSa pc. Prodr. IV. p. 386. Arborescens, rami te-
tragoni, folia oblonga subcuneata glabra, ramuli apice 1 — 4-spinosi et
1— 3-flori, llores breviter pedicellati, calycis limbus tubulosus integer-
rimus vel obsolete 4-dentulus corollae tubo paullo brevior, corollae
&ux villosa. Gard. ulirj. Rctz. Rnxb. Corom. tak 135.— Posoqueria

15*

BIACEAE. 228 GAUDEMA.

Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. II. p. 503; cd. post. I. p. 712. — Coro-
m and el enz.

5. Randia SCandenS dc. Caulis scandens, spinae recurvae; folia
ovalia acuminata glabra, pedunculi subterminales apice subtriflori ;
corollae tubus brevis, calycis limbus tubulosus subtruncatus. DC.
Prodr. I. c. p. 387. — Tocoyena scandens BI. Bijdr. p. 980.

Java, op den Parang en Salak (bl.).

§ 2. Subinermis.

6. Randia Stipillosa miq. Subinermis, folia brevi-petiolata ovalia
acuta vel obtusiuscula, utrinque praesertim subtus in venis costalibus
subvillosule pubescentia, glabrescentia, circiter pollicaria, flores axil-
lares 2 — 3 brevi-pedicellati toti villosi, calycis 2 lin. circiter longi
tubus ovoideus, limbi dentes 5 lineari-lanceolati tubo breviores, co-
Tollae tubus calycem aequans, limbi laciniae obovatae obtusissimae
utrinque villosae, antherae parumper exsertae. Gardenia sfipulosa
Zoll. et Mor. Syst. Verz. p. 60. — Habitu E. floribundam dc. /. c.
f?. 886. \\\Gm Icon. II. tab. 583 refert,sed indumento longe distat —
Spec. supp. plane inerme,

Java (zoll.).

§. 3. Species plane dubia: Eandia? drupacea DC I. c. p. 389.
Baccae ovafae drupaeeae putamine osseo. Arbor. — Posoqueria dru-
pacea Gaertn. I. c. III. p. 77. tab. 195, flg. 1. — Java.

Subtribus H. Eugardenieae Benth.l.c. Ovarium uniloculare. Pla-
centae parietales axin non attingentes.

XLII. GARDENIA ellis. Calycis tubus cum ovario connatus

ovoideus lae vis vel costatus, limbus tubulosus truncatus, dentatus,

fissus vel partitus. Corollae infundibuliformis vel bypocraterimor-

phae tubus calycemlongesuperans,fauxglabra,limbi 5— 10-partiti

laciniae aestivatione contortae, per anthesinpatentes.Antheraeö— 10

lineares, ad corollae faucem sessiles subexsertae. Ovarium septis2—

5 ad axin non perductis uniloculare. Ovula super placentas septis

insertas plurima. Stylus simplex, s t i g m a t e clavato, bidentato vel

bifido ('etiam ex cl. korthals 5-fido),lobisincrassatiserectis. Bacca

carnosa, calycis limbo coronata, endocarpio chartaceo vel indurato, in

2—8 valvas partibili, incomplete 2— 5-loculari. Semina plurima

minuta, placentis carnosis immersa. Embryi in albumine carnoso

RUBIACEAE.

229 GARDENIA.

recti cotyledones foliaceae. — Arbores vel frutices, inermes vel
spinescentes, in regionibus tropicis veteris orbis, foliis oppositis ra-
riusve verticillatis, stipulis interpetiolaribus integris, fl. axillaribus
vel terminalibus, plerumque solitariis, albis dein flavescentibus,
utplurimum odoratis. In India aquosa praesertim locis depressiori-
bus erescunt, vix 1500 pedum altitudinem transgressae.

§ 1. Calycis tubus e sepalis decurrentibus costatus.

1. Gardenia tomentosa bl. Inermis, ramuli folia calycesque ve-
lutino-tomentosa, folia obovato-cuneata, flores terminales sessiles so-
litarii, calycis tubus augulatus costatus, dentes 10 subulati breves,
corollae laciniae 10 obovato-oblongae, tubus calyce vix longior. Gar-
denia tomentosa BL in DC. Prodr. IV. p. 379. Korth. L c. p.190.

Java, op den Salak (zippelius).

2. Gardenia costata koxb. fl ind. ed. Wall. il p. 550. nc. i. c.

p. 380. Inermis, arborea, folia cuneiformi-oblonga costata. flores ter-
minales, calycis laciniae resiniferae caducae, corolla hypocraterimorpha
alba magna odora, bacca drupacea ovalis 5-costata, placentis 2 oppo-
sitis, unilocularis. Gardenia coronaria Buchan.in{ltin.)Sym. Amb. Ava
p. 474 cum icone. — Achter -Indië. Ava.

3. Gardenia carinata wall. ex Roxb. I. c. p. 56. DC. L c. Ar-
borea inermis, partes juniores rcsinosae, folia elliptico-obovata cos-
tata subtus villosa, tlores terminales solitarii, calycis limbus trunca-
tus latus obscure 5-lobus 5-carinatus, corollae tubus longissimus,
limbus 6 — 8-lobus. — PoeloePinang (wall.).

4. Gardenia grandiflora lour. Inermis arborea, folia lanceolata
nitida, flores solitarii laterales et terminales hexameri, calycis laci-
niae reflexo-falcatae, corolla hypocraterimorpha alba, magna, odora,
bacca oblonga utrinque subacuta hexagona glabra lutea, semina in
pulpa. rubra, nidulantia. Gardenia grandiflora Lour. Cochinch. I.
p. 182. DC. I. c. p. 380. Bl. Bijdr. p. 1013.

Co chinchina, langs de rivieren (lour.). — Java.

5. Gardenia florida linn. Inermis fruticosa erecta, folia elliptica
utrinque acuta vel acuminata, coriacea dense costulata, flores solitarii
subterminales sessiles, calycis laciniae verticales lauceolato-subulatae

RUBIACEAE. 230

GAFUIENIA.

tubum corollae hypocraterimorphae albae odorae aequantes, baccae
elongafo-turbinatae costatae basi 3 — 5- apice 1-locularesauraittiacae
ovi columbiui magn. Gardenia florida Linn. Spec. p. 305. Roxb.
FL Ind. II. ed. Wall. p. 552. DC. Prodr. L c. p. 379. BI. Bijdr.
p. 190. Korth. I. c. p. 190. Ker Bol. lieg. tab. 449. - Li hortis
indicis culta saepe pleniflora.

China. — In Indië, ook op Java, aan de Kaap enz. gekweekt.
Het sap der bessen wordt door de Chinezen tot het roodverwen van
papier, waarmede de theekisten bedekt worden, gebruikt. De kleur-
stof is zeer vast, en zonder eenigen reuk, zoodat zij de thee niet
benadeelen kan. (Vergelijk korthals t. a. p.).

J 2. Calycis tubus non costatus. Inermes.

6. Gardenia mutabiliS reinw. Inermis?, folia cuneato-oblonga
acuminata glabra, in axillis costarum subtus pubescentia, flores axil-
lares solitarii, calycis limbus subtruncatus, tubus corollae elongatus
glaber, limbus sub- 7-fidus. Gardenia mutabilis Reinw. in BI. Bijdr.
p. 1006. DC. I. c. — Celebes (reiinwardt).

7. Gardenia lucida roxb. Inermis subarborea, gemmae resinosae,
folia obovato-oblonga apiculata lucida, costis utrinque S— 17paral-
lelis, 8 — 7 poll. longa, flores subterminales solitarii breviter pedi-
cellati, calycis laciniae 5 subulatae tubo corollae (1— 2 -pollicari) tri-
plo breviores, bacca drupacea, ovi columbini mole, laevis, calyce demum
truncato coronata, endocarpio bivalvi. Gardenia [lucida Roxb. FL
Ind. II. p. 553. DC. I. c. p. 3S1. Wight. Icon. IL lab. 575. — G.
resinifera RotL Nov. Spec.p. 150.— Stipulae annulares, orevario
modo divisae.

Voor-Indië (roxb.). Sumatra (teysm.). Luzon (bShkb).

8. Gardenia tnbifera wall. Subarborea, inermis, folia cuneato-
oblonga, leviter scabra, supra glabra, subtus pubescentia, 5—6 poll.
longa, drupa rotunda inaequalis calycis tubo longo truncato coro-
nata, endocarpio 8-valvi. Gardenia tubij era Wall. in Roxb.Fl. hl
l. c. p. 562. DC. I. c. _ Singapore (wallich).

9. Gardenia aniSOphyUa jack. Arborea, inermis, folia cujusvis
jugi maequalia elliptica dense villosa, 6-12 poll. longa, stipulae basi
coalitae intus barbatae, corymbi axillares villosi, calycis limbus 5-

RUBIACEAE. 231 GARDEMA.

dentatus, corollae tubus brevis, drupa ovalis viJlosa, nucis juglandis
magn., putainine bivalvi. Gardenia ? anisophylta Jack. in Roxb. Ft.
Jnd. I. c.p. 461. DC. I c.

Singapore en Poeloe Pinang, op de heuvels (jack.).

10. Gardenia trichoclada miq Frutescens, innovationes hirtae,
folia lanceolata utrinque aeuminata in petiolis costulisque (utrinque
5 — 7 erecto-patuHs) subtus liirtella, caeteruin utrinque pubera, axil-
lis subtus barbellatis, sensim subglabresceutia, 3 — 4 poll.longa, pe-
dunculi axillares brevissimi hirti cvmose 3 — 1 -flori, flores sessiles et
subsessiles, calycis dense sericeo-hirsuti post anthesin 3 lin. longi
limbus irregulariter 5-dentulus (dentibus 2 distinctioribus, au sein-
per ?), corollae alabastrum extus hirtum.

Soembawa, bij Doinpo 1 000', in de wouden der bergstreken op
het gebergte, Aug. (zoll. n. 3346).

11. Gardenia resinifera KORTH. Arborescens trunco recto, coma
rotundata, resiuosa, folia obovalia acutiuscula, subtus pubescentia,
flores terminales solitarii, drupa rotundata calycis tubo cylindrico
subintegerrimo corona ta, endocarpio 5-valvi. Gardenia resinifera
Korth. in Ned. Kruid k. Arch. II. p. 191, twn Rolh. — CKtubiferae
affinis videtur; nondum vidi.

Borneo, bij Poeloe-lampei, aan den berg Pamatton (korth.).

12. Gardenia grandis korth. Inermis, arborescens, trunco recto,
coma ovali vel rotundata, folia e basi cuneata obovata acutiuscula,
supra sparse, subtus in nervis venisque dense pilosa, flores axillares
bracteati, pedunculi biflori. Gardenia grandis Korth. I. c. — Non-
dum vidi.

Borneo, aan den Sakoembang (korth.).

1 3. Gardenia aeuminata korth. Arborea vel frutescens mermit
gemmae resinosae. folia e basi attenuata elliptica obtuse acuminatis
sima, venarum axillis barbatis, flores axillares, calycis tubus brevi:.
laciniae lineares acuminatissimae, baoca globosa. Gardenia acumi
nala Korth. I. c. p. 192. — Nondum vidi.

Borneo, aan de oevers van den Bandjermassin, bij Martapoera
(korth.).

RUBIACEAE. 232 GARDENIA.

11. Gardenia racemulosa kortii. 1'rutescens inermis,foliaebasi
acutfi ovalia acuminata, subtus praesertim in nervis pubescentia, Üores
axillares racemulosi vel solitarii, calycis laciniae subulatae hirsutae,
stylus lougissimus. Gardenia racemulosa Korth.l.c. Nondum vidi.

Bom e o, aan de boorden van den Bandjermassin (korth.).

15. Gardenia Schoemannii teysm. et binn. Arbor excelsa ramis
patentibus inermibus, folia terna vel opposita e basi augustata in pe-
tioluin decurrente lauceolata breviter acuminata, glabra, supralucida,
subtus subflavescentia, 2f — 1*- poll. longa, corymbi axillares trifidi
breviter pedunculati, calycis tubus brevis 5-dentatus, corollae l£ —
2-pollicaris inodorae tubus inflatus intus purpureo-punctatus, limbi
5-partiti laciniae ovatae acuminatae reflexae, antherae sessiles, stigma
clavatum bifidum, bacca subgloboso-pyriformis, major quam in G.
Blumeana, 1 — 1^- poll. diam. 1 — 2-locularis? Gardenia Schoeman-
nii Teysmann et Binnendyk in Nat. Tijdschr. v. JSeêrL Indië II.
p. 201. Nondum vidi.

Java, in Bantam; bloeit in Mei en Junij, vr. in Maart (teysm.).

§ 3. Calycis tubus non costatus. Spinosae.

16. Gardenia patUla horsf. Ramuli, foliaque subtus in nervïs
appresse pubescentia, stipulae triangulari-ovatae carinato-cuspidatae,
spinae axillares arcuato-recurvaecastaneo-nitidaeglabrae petiolomox
breviores mox parumper lougiores, folia breviuscule petiolata ovata,
elliptico-ovata vel suboblonga brevi-acuminata, firmule ehartacea,
supra glabra, subtus pallida costulis utrinque circiter 4 teimibus
sensim glabrioribus axillis barbellatis, 2£— £ poll. longa, cymae
axillares et terminales 2— 8-florae puberae, pedicelli florum latera-
lium bracteolis 2 oppositis subunitis muniti, calyx 2^ lin. longus
turbinatus acute 5-dentatus, dentibus tubo brevioribus, corollae extus
glabrae hypocraterimorphae tubus graeillimus 6 — 8 lin. longus, limbi
laciniae 5 lineares tubo dimidio breviores. — Variat indumento mox
densiore mox tenuiore, foliis latioribus vel angustioribus, spinarum
longitudine. — Corollae laciniae in alabastro acutiusculo inargimbus
minutissime puberae. Gardenia patuia Horsf. ex Willd. in Roem.
et Schuit. Sysi. V. p. 244. BC. L c.

Java, in Blambangan (horsf.). — zoll. n. 293.

BUBIACEAE. 233 HELOSPORA.

17. Gardeilia Bllimeana nc. 1'ruticosa, spinesa, folia lauceolata
glabra, llores axillares subterminalesque subsolitarii, calycis laciniae
ovatae obtusiusculae, corolla subcampanulata. Gardenia Blumeana
DC. Brodr. IV. p. 383. Kortk. I. c. p. 19 J. — G. campamdala
BI. I. c. p.1017 non Roxb.

Java, ia de wouden der bergstreken (bl.). Tjoetjoek lama-
rang sund.

18. Gardenia cnrvata teysm. et binw. Caulis scandens, spinaead
bases ramulorum petiolum aequantes 4 — 5 lin. longae, folia opposita
e basi rotundata vel acuta elliptico-oblonga acuminata glabra, subtus
in axillis venaruin glandulifera, costa flavido-albida, venis ad basin
oppositis, 4 — 6^ poll. longa, flores terminales subsolitarii odorati,
calyx 5 lin. longus 5-dentatus, corollae primo laeteae, dein sulphu-
reae tubus 1| poll. longus curvatus, limbus inaequaliter 5-fidus, faux
pilosiuscula, stigma bifidum recurvatum, bacca globosa cerasi majoris
magnitudine. Gardenia curvata Teysm. et Binnend. I. c. — An hu-
jus generis? — Nondum vidi.

Java, in Bantam; bloeit het geheele jaar (teysm. en biknend.j.

§ 4. Calycis tubus non costatus, limbus tubulosus costatus 5 — 6-
fidus lateraliter fissus.

19. Gardenia Thunbergiana link. Suppi. p. 162. do. i. c .p. 382.

Inermis fruticosa, folia elliptica acuta glabra, llores terminales solitarii
8-raeri, calycis limbus tubulosus lateraliter rumpens. Thunbergia ca-
pensis Montin. Act. IJolm. 1773. lab. 11. — Gardenia ver ticillata Lam.

Dict. II. p. 60/. — G. crassicaulis Salisb. Parad. Lond. tab. 46.

Bergkias Sonner. Foy. Nouv. Guin. tab. 17. — Caquepiria Bergkia
Gmel. Syst. Veg. p. 651. — Kaap. Luzon.

§ 5. Species indescripta : Gardenia Boiei Herb. L. Ba tav.
Korth. I. c. p. 189. Timor (zippel.). — Quid G. Wallichiana a
cl. Korth. I. c. p. 190 tanquam Bornei civis indicata?

XL11I. HELOSPORA jack. Cal y ei s tubus cum ovario connatus
globosus tetragonus, limbus subcampanulatus 4-deutatus persistens.
Corolla tubulosa limbum calycis multo superaus, fauce nuda, limbi
laciniis 4 aestivatione valvatis, oblongis, per anthesin patentibus. An-
therae 4 lineares, intra tubum sessiles. Ovarium .... Stylus
4-sulcus, stigmate 4-fido, lobis brevibus patentibus. Bacca tetra-

RUBIACEAË. 234 1'ULYl'HIIAGMON.

goua, unilocularis. Semiua plurima, duplice serie cruciatiin dispo-
sita nidulantia, linearia, parura incurva.

1. Helospora flavescenSJACK. inTransact. Linn.Soc. Lond.XlV.
p. 127, tab. 4, fig. 3. BC. Prodr. I. c.p. 394. Arbuscula glabra;
folia opposita breviter petiolata ovato-lanceolata 3 — 5 poll. longa,
stipulae caducae marginem pilosum relinquentes ; pedunculi axillares
folio breviores; flores basi bibracteolati ; corolla flava, 3 — 4 lin. lon-
ga. — Non vidi.

Sumatra (jack.).

Sublribus III. Polyphragmeae. Ovarium pluriloculare, loculis py-
renas superpositas monosperiuas pluriraas foventibus.

XLIV. POLYPHRAGMON desfont. Flores polygami. Herm.
Calycis tubus ovoideus cum ovario conuatus, parte libera cjlin-
drica, limbus integerrimus vel 5-dentatus. Corolla e hypocrate-
rimorphae (sericeae) tubus apice coustrictus iütus glaber,limbi 5 —
10-partiti laciniae elliptico-oblongae aestivatione valvatae. Antlie-
rae 5 — 10 lineares in medio corollae tubo subsessiles. Ovarium
maturescens 10 — 20-loculare loculis uniovulatis, ovulis fuuiculo cn-
pulari pendulis. Stylus basi disco crenato ciuctus incrassatus lon-
gitudinaliter sulcatus, stigmatibus 6— 10 vel 2 digitato-partitis.
B a c c a globosa, calycis limbo coronata, polypyrena, pyrenis super-
positis monospermis. Seminum testa cellulosa, album en carno-
sum; embryi axilis cotyledones oblongae. ïl. sterilis. Calycis
tubus turbinatus, limbus integerrimus vel obtuse dentatus. Corollae
tubus gracilis, limbus 5 — 6-multi-partitus. Stamina 5. Eudimen-
tum p i s t i 1 1 i, stylo tereti, s t i g m a t e subpartito. — Arbores vel fru-
tices, Bobeae affines, foliis oppositis, stipulis interpetiolaribus deci-
duis, inü. Bobeae. — Timonius Rumph. Uerb. Amb. — Eupyrem
Wight et Am.?

1. Polyphragmon sericeum desf. Ramuli, stipulae, pedunculi et
costa folii subtus ferrugineo-sericeo-villosula, folia e basi acuta lan-
ceolato-oblonga acute acuminata chartacea, costulis utrinque 7—8,
subtus appresse pubera, supra nitida praeter costam glabra, 6 £—5
poll. longa, baccae axillares pedunculatae solitariae obovoideo-turbi-

RUBIACEAE. 235 POLYFURAGMON.

natae calycis limbo 5-dentato coronatae longitrorsesulcataeet trans-
verse rugosae puberae, basi bracteolis 2 oppositis laneeolatis sufl'ultae.
Polyphragmon serkeum Desf.Mèm.. du Mus. VI. p. 6, tab. 2. DO.
Prodr. IV. p. 445. Decaisn. l.c. — Timonius Rumph. Jlerb. Amb.
III. p. 21G. tab. 140. — Timonius Rumphii DC. I. c. p. 461. —
Erilhalis Timon Spreng. Pugill. I. p. 18.

Auiboina, op opene plaatsen (rumph., zippel). — De inlanders
op Ainboina gebruiken de schors in plaats van pinang. — Sumatra
in Opper-Angkola (jungh.), bij Port Elout (teysm.).

2. Polyphragmon ovale korth. Folia e basi acuta lato-ovalia bre-
viter obtuse acuminata, subtus costata et fusco-sericea ; stipulae lan-
ccolatse fusco-sericeae, flores mase. in capitulo bifido. Polyphrag-
mon ovale Korth. Ned. Kruidk. Arch. II. p. 216. — Non vidi.

Borneo (korth.).

3. Polyphragmon COmpressicanle miq. Rami subcompresso-tere-
tes, ramuli (saepius dissitifolii et compressi vel densifolii) minutis-
sime pubevi, stipulae triangulares acuminatae cum petiolis villosu-
lae, folia brevi-petiolata, e basi cuneata vel acuta, obovato-oblonga,
aj)ice leviter contracto obtusiuscula, in costa subtus raris pilis iu-
spersa, in axillis venarum paucarum (utrinque 4 — 5) obsoletarum
barbellata, 4 — 5 poll. longa, pedunculi axillares, vel 1 — 3-fiori vel
cymose plurifiori, fioribus plerisque masculis, alabastra incano-villosa,
baccae solitariae calycis limbo producto subintegerrimo vel obsolete
5-dentato coronatae, subobovoideae puberae, bracteolis 2 triangulari-
lanceolatis suffultae; fl. masc. calyx 5 — 4-dentulus subtruncatus,
ovarii rudimentum vix adnatum fovens. — Var. (5 floribunda, cymis
longe pedunculatis multifloris, fl. plerisque masculis.

Sumatra, in Priamon (diepenhorst), bij Djago Dj ago (teysm.).
Tambang tam bang der inlanders. — Var. [$. Sumatra, bij Si-
boga (teysmann).

4. Polyphragmon hydrangeaefolium miq. Ramuli teretes gla-

bri, stipulae crasso-coriaceae oblongo-ovatae acutae carinatae, folia
modicc petiolata (petiolo cum costae parte inf. dorso acutangulo),
e basi cuneata subrhoinbeo-elliptica acuminata, juniora utrinque

RUB1ACEAE. 236

UYPOBATHRUM.

pubesceutia, adulta coriacea supra glabra, subtus pallida costisque va-
lidis non venulosis parallelis patulo-erectis utrinque 6 — 7 appresse

subsfrigoso-pilosis axillis subbarbatis pertensa, 41 — 7£ vulgo 6 7

poll. longa, pedunculi axillares triflori, baccae calycis limbo discoque
epigyno radiato-sulcato coronatae puberae polypyrenae.

Sumatra, bij het Port de Koek (teysmann). Poeding rimbo
der inlanders.

Subtribus IV. Hypobathkeae. Ovarium biloculare, loculi biovulati,
ovulis pendulis. Baccae bilocularis loculi vulgo dispermi, serainibus
oblique superpositis.

XLV. HYPOBATHEUM blume. Calycis tubus cupulatus
cum ovario connatus, limbus brevis 4-dentatus. Co r o 11a e sub-
campanulatae tubus brevis, faux dense hirta, limbi 4-partiti la-
ciniae ovatae aestivatione imbricatae. Antherae 4, in fauce sub-
sessiles ovato-oblongae conniventes. Stylus teres basi disco epigyno
carnoso cinctus, stigmatis bipartiti rami lineari-teretes puberi sub-
arcuato-conniventes. O va ri urn biloculare. Ovulainloculisgemina
collateralia, descendentia. Bacca calyce coronata, bilocularis, loculi»
dispermis. Se mina oblique subincumbentia, superne affixa. — Jac-
kiae ex cl. korthals affine, qui adjectis aliis tribum Jackiearum
proposuit, ovario biloculari, loculis biovulatis, fructu tetraspermo
indehiscente insignitam.

1. Hjpobathrum frntescens bl. Erutex, ramuli infra nodoscom-
pressi, stipulae oblongo-lanceolatae elongatae glabrae, marginem vil-
losum relinquentes, folia petiolata, e basi obtusa vel acutiuscula oblon-
gasubacuta, coriacea, 5— 3 poll. longa, subtus pallidiora venis costa-
hbus 14—15 patulis reticulatis, flores axillares super receptaculam
subglobosum densi, iis sequentis majores, filamenta brevia, calycis den-
ticuli puberi, corolla glabra fauce et infra eam hirta. Hypobathrum
frulescens BI Bijdr. p. 1007. DC. L c. p. 451. Korth. I c. p. 199.

Java, in de bergstreken, op den Sello (horsf.), Gede', Magalan
enz. (jungh.). — KiKoppi W.

2- Hypobathrum parviflonmi miq. Prutex 20-pedalis ramis pa-
tentibus; folia opposita disticha brevi-petiolata, ebasiacutaelliptico-

RUBIACEAE. 237 JACKIA.

lanceolata vel suboblonga obtuso-apiculata coriaceo-pergamacea gla-
bra, subtus pallida, patule venosa, 4 j — 2 poll. longa, pedunculi con-
tractissimi axillares ad tuberculuin fere redacti villoso-bracteati, fl.
densissimi subsessiles exiles ; calycis dentes apice puberi, corolla extus
glabra, laciniis extremo apice nunc subciliatis, baccae pedicellatae.
§. Pedunculata, stipulae distincte carinatae glabrae, folia lanceolato-
oblonga, pedunculi licet breves distincti, apice fasciculato-floriferi.
Java, in de wouden op Brambanan, op den Oengaran (junghuhn).

Subtribus V. Diplospokeae. Ovarium biloculare, loculi biovulati,
ovula fundifixa. Baccae loculi vulgo raonospermi. — Transitum struit
ad subordinem sequentem.

XL VI. JACKIA wallich. Calycis tubus cum ovario conua-
tus, limbus 4-saepius abortu unilateralis tri-partitus. Corollae
(dense pilosae) infundibuliformis tubus filiformis, limbi campanu-
lati 5-partiti laciniae lanceolatae, aestivatione valvatae. Antherae
5 ad faucem corollae sessiles semiexsertae lanceolatae. Stylus co-
rolla duplo longior, medio pilosus, stigmate capitato subbilobo.
Ovarium disco carnoso coronatum biloculare, loculis biovulatis.
Ovula in fundo loculorum, prope septum in placenta, stipitata col-
lateralia. Fruetus siccus, indehiscens, laciniis calycinis tanquam
alis 3 unilateralibus auctus, bilocularis, loculis abortu monospermis.

1. Jackia omata wallich in Roxb. Fl. Ind. II. p. 312. PI. As.
rar. I. p. 293. BC. Prodr. IV. p. 621. Korth. I. c. p. 197. Zuc-
carinia Spreng., non Blume. Arbor excelsa; folia opposita breviter
petiolata, obovata; stipulae connatae vaginantes setigerae; thyr-
sus paniculatus speciosus, spiculisdichotomis,floribus unilateralibus,
bracteis distichis, rhomboideis.

Voor-Indië. — Borneo, bij Banjoewirang (korth.).

XL VII. DIPLOSPOBA dg. Calycis tubus cum ovario con-
natus obovoideus, limbus brevissimus subcampanulatus 4-dentulus.
Corollae tubus latus, laciniis 4 ovatis patentibus carnosis fere
brevior, faux pilosa. Antherae 4, ad faucem sessiles semiexsertae.
Stylus tubi longitudine, stigmate bifido. Ovarium biloculare,
loculis biovulatis, ovulis collateralibus adscendentibus. — ÏYuctus...

RUBIACEAE.

238 SCYPHIPHORA.

1. DiplOSpora? javanica miq. Rainuli tetragono-compressi, sti-
pulae triaugulari-oblongaecarinato-cuspidatae, folia modice petiolata,
e basi acuta cum petiolo confluente elliptico- vel ovato-oblonga acu-
minata pergamacea, supra glabra, subtus pallida veuis costalibus utrin-
q ue 5 — 7 axillis verrucelloso-perforatis et partim piliferis, 4 — 6 poll.
longa, cymae axillares subsessiles trichotomae parvae pauciliorae,
bracteae infimae ovato-triangulares connatae, baccae globosae corti-
catae calycis dentibus 4 coronatae, biloculares, loculis 2-sperrnis vel
altero vulgo abortivo bacca disperma, semina dorso convexa, antice
concava, albumine carnoso (immaturo).

Java, in Kediri (oorsp.).

Subgcnus Dicratera Korth. in Ned. Kruidk. Arch. II. p. 200.
Ovula collateralia in placenta, prominente ex suprema. septi parteorta;
bracteae scyplii specie connatae, inferne foliorum et stipnlarum rudi-
mentis verticillatis sufFultae.

2. Diplospora (Dicratera) singularis kortu. /. c. p. 201. Folia
e basi acuta obovato-oblonga obtuse acuminata ; stipulae acutae ; flo-
res axillares et supraaxillares, conferti. — Stirps a me nondum
visa, Diplosporae viridiflorae DC. (Canthio dubio Lindl. Bot.
Heg. tab. 1026) affinis praedicaturhabitu, inllorescentia, bracteis con-
natis, caet.

Borneo, op den berg Rantau (korthals).

Genus ad Coffeaceas ducens, inter utrumque subordinem medium.

XLVITI. SCYPHIPHORA gaertn. Calycis tubus ovoideus
cum ovario connatus, limbus breviter tubulosus subintegerrimus.
Corollae infundibuliformis tubus intus hirsutus, limbi 4-fidi la-
ciniae lanceolatae pateutes. Stamina 4, fauci inserta, exserta, fila-
mentis subulatis, a n t h e r i s linearibus introrsum incumbentibus.
Ovariumbiloculare, ovulain loculis utplurimum?gemina,superiore
ex apice pendulo praemature delitescente, altero foecundo infra apicem
inserto. Stylus simplex, stigmatis bifidi laciniae approximatae.
Bacca drupacea 8-sulcata, dipyrena, pyrenis osseis dorso sulcato-
angulatis. Albumen carnosum. — Epithinia Jack.? sec. cl. Kort-
hals l. c. — Ovulorum indole Cofleaceis approximata, quibusdam
Hedyotideis uti Old. Teysmaunianae analoga.

RU1HACEAE.

239 GENERA.

1. Scyphiphora bydrophyllacea gaertn. defr.etsem. III. p.9l.
tab. 196. BI. Bijdr.p. 955. DC. Prodr. IV. p. 577. Korth. I. c.
/?. 203. ïrutex glaber, laevis, folia opposita obovata subavenia nitida
subcoriacea firmula, thyrsi eorymbosi axilJares laevigati. Epithinw
malayana Jack. Mal. Miscell. I. n. 2, p. 12. DC. I. c p. 477 ?

Algemeen over geheel I n d i ë, in de kuststreken verspreid, van
Malakka tot Nieuw-Guinea. — Celebes, Sumatra, Am-
bo in a, Ban da. — Api api mal.

Subordo EL Coffeaceae. Ovarii bi- vel pluri-locularis loculi
uniovulati. Fructus utplurimum drupaceus, loculorum endocarpio in-
durato ] -polypyrenus, vel non indurato bacca vulgo disperaia, rarius
capsularis dehiseens. Albumen comeum vel camosmn. Stipulae in-
terpetiolares, vel vaginato-competiolares, vel in folia conversae.
Overzigl der Afdeelïngen en Geslachten :

t Bloemen onderling tot een hoofdje vergroeid.

Tribus VI. Morindeae. Bloemkroon slippen klepsgewijze ; eitjes
veelal hangend. Bloemen 5 — 4-deelig; vruchtbeginsel 2- (soms S-)
4-hokkig; vruchthokjes van binnen beenachtig; stempel veelal 2-
deelig: XLIX. Morinda. — Bloemen 5-deelig. Vruchtbeginsel 2-
hokkig: stijl onverdeeld ; bloemhoofdje uit 3 bloemen zamengesteld :
L. Tribrachya; — bloemen vierdeelig; stijl 2-deelig; vruchthokjes
van binnen papierachtig: LI. Rennellia.

ff Bloemen vrij, in verschillende bloeiwijzen.

A. Sleunblaadjes aan iveérszijden fo£een(stipulainterpetiolaris)
vergroeid.

Tribus VII. Vanguerieae. Bloemkroonslippen klepsgewijze; eitjes
hangend, a. Vruchtbeginsel meer dan 2-hokkig' MI. Vangueria, 2-
hokkig: LM. Canthiwn; kelk met 10 tanden : LIV. Canthopsis; —
twijfelachtig: ?LV. Lachna stoma.- — Bloemen soms tweehuizig : LVL
Paederia. — polygamisch, bes met zeer vele nootjes : LVII. Bobea.

Tribus VIII. Guetlardeae. Bloemkroonslippen in den knop over
elkander liggende. Eitjes hangend. Kiemwit vleezig.

§ Vruchtbeginsel 2-hokkig.

a. Bloemen vierdeelig; — kelk met 4 — 5 tandjes; bloemkroon
van binneu onbehaard; bes met 2 — 4 nootjes: LIX. Nertera.
§§ Vruchtbeg. 4— 9-hokkig ; bloem.4— 9-deelig : L VTIT. Guettarda.

RUBIAGEAE. 240 GENERA.

Tribus TX. Pavetteae. Bloemkroonslippen in den knop over elkan-
der liggende; eitjes aan het tusschenschot bevestigd. Kiemwit hoorn-
achtig. — Stempel tweedeelig: LX. Pavelta.

Tribus X. Psychofrieae. Bloemkroonslippen in den kuop kleps-
gewijze. Eitjes op of bij den bodem der hokjes bevestigd.

§ Vruchtbeginsel meer dan 2-hokkig.

* Bloemen somtijds 2-huizig; kelkzoom met 4 tandjes; bes met
eene 2-hokkige noot: LXIX. Aniirhoea.

** Bloemen allen gelijk, tweeslachtig ; — cc. vierdeelig : kelkzoom
gaaf, bloemkroon trechtervormig, bes met vier papierachtige nootjes :
LXXIII. Myrmecodia. Kelkzoom met 4 tandjes ; bloemkroon kort,
keel behaard ; meeldraden ingesloten ; stempel knodsvormig, 4-tandig;
besmet 4 nootjes: LXX VEIL Lilhpsanlhes; kelk 8-tandig; bloem-
kroon trechtervormig, 4-spleetig; vier nootjes: LXV. Myonima.

au. 3 — 4 — 5 — 6-deelig,kelkgaafrandig; bloemkroon 4 — 5-dee-
lig, van binnen behaard ; meeldraden ingesloten ; bes met 4 driekan-
te nootjes: LXXVI. Gynocht odes; hes met 4 — 8 nootjes: LXXVII
Pyroslria ; — meeldraden niet besloten ;bes met 4 aan de binnenzijde
holle, aan de buitenzijde bolle zaden: LXVI. Coelospermurn. Bloe-
men 3 — 6-deelig; 4 — 9 stempels; bes met 7 — 9 nootjes: LXXIX.
Lasianlhus; — bloem 5-deelig; bloemkroon verlengd buisvonnig;
vrucht droog openspringend, met 5 nootjes: LXXXII. Hamiltonia.

§§ Vruchtbeginsel 2-hokkig. — «. Bloemen vierdeelig: — kelk-
rand gaaf of met 4 tandjes ; keel der bloemkroon behaard, bes met
één zaad: LX VUT. Saprosma; — kelkrand gaaf; bloemkroon kort;
bes met 2 nootjes: LXX. Hydnophytum; — kelkzoom ongelijk
4-deelig; bloemkroon trechtervormig, keel behaard, bes met twee
nootjes; bloemen in de oksels enkelstandig : LXX. Amaracarpus.

uu. Vijf-, vier-, zelden tot 7-deelig; — bes met 2 nootjes (of 2
zaden) ; nootjes beenachtig, kelkzoom onverdeeld; stempel verdikt met
2 korte slippen : LX VII. Proscephalium ; nootjes perkament- of leer-
achtig:— kiemwit uitgevreten: LXIII. Grumilea; — kiemwit ge-
lijkmatig; — nootjes (en de gedroogde bes) geribd: LXII. Psy-
chotria; — ongeribd, op den rug bolrond, van voren plat of hol;
bloemkroon met lange buis, meeldraden geheel of bijkans inge-
sloten : LXI. Chasalia; — bloemkroonbuis korter dan de 4— 5
slippen; keel behaard; meeldraden bijkans ingesloten: LXIV. Po-

Rl'BIACEAE. 24-1 MüUJ.NDA,

lijosus ; — kelkrand 4 — 7-tandig, bloemkroon trechtervormig met
4 — 7 lange in den bloemknop eenigzins gedraaide slippen; bes met
2 perkamentachtige nootjes: LXXI. Coffea ; geslacliten als Lasian-
tlms, maar het vruchtbegiusel 2-hokkig: LXXX. Dyosnria; LXXXL
Dysosidendron : — bloemen in eindstandige bloemhoofdjes, 5-dee-
lig: — broemkroon trechtervormig met 5 kleine slippen; bes om-
gekeerd eirond, met 2 zaden: LXX1V. Cephaölis ; — bloemkroon
met lange buis en 5—4 slippen; bes geribd met 2 zaden: LXXV.
Geophila.

Tribus XI. Anthospcrmeae. Bloemkroon kort; stijl bijkans tot
aan den voet in twee stempelarmen verdeeld; vruchtbegiusel 2-hok-
kig, hokken der rijpe vrucht meer of minder van elkander scheidend.
Steunblaadjes met de bladstelen vereenigd : LXXXII1. Copros-
ma. — Geslacht tusschen Subtrib. Coffeineae enTrib.Spermacoceae:
LXXX IV. Serissa.

Tribus XII. Spermacoceac. Bloemen veelal vier-deelig; bloem-
kroon-slippen in den knop klepsgewijze ; vruchtbegiusel 2 — -4-hok-
kig; hokjes met een ei. Vruchtjes bij de rijpwording veelal van
elkander gescheiden, niet of naar binnen geopend, of niet van elkan-
der gescheiden. Steunblaadjes onderling en met de biadstelen tot
éene scheede vereenigd. — Vrucht kurkachtig 2-hokkig, hokjes niet
van elkander gescheiden : LXXXV. Hydrophylax ; — vruchtjes van
elkander gescheiden aan de tusschenliggende as hangend : LXXXVI.
Knoxia; — zaaddoos bij de rijpwording van boven af gespleten;
een der beide hokjes door het aanhangende tusschenschot gesloten,
het andere geopend : LXXXVII. Spermacoce; ~ beide hokjes aan
de binnenzijde zonder aanhangend vrij tusschenschot, ieder met eene
overlangsche spleet geopend : LXXXVIII. Bigelovia.

Tribus XIII. Stellatae. Bloemen als de voorgaande. Stijlen 2,
veelal meer of minder gescheiden met knopvormige stempels. Vrucht-
hokjes later van elkander geseheiden, maar niet geopend. — Gecne

ware steunblaadjes, maar in hunne plaats kransgewijze bladen.

Bloemkroon vijf-deelig: LXXXIX. Rubia; — vier-deelig: XC.
Galium, — Genus dubiae adhuc affinitatis: Aphaenandra.

Tribus VI. Morksdeae. Flores in capitula 3-pluriflora collecti,

ir, A 6

Flora van Ncd. Indië. II.

RUBIACEAE. 242

MORKN'DA.

calycibus inter se connati. Corollae aestivatio valvata. Ovariam
2 — 4-loculare, loculis uniovulatis, ovulis peudulis.

XLIX. MORINDA lin>\ Flores capitati, calycum tubis ob-
ovoideis vel urceolatis magis minusve coalitis, limbo truncato vol
4 — 6-denticulato, dente extimo passim foliaceo. Corollae (lon<*ite*
vel breviter) infuudibuliformis limbus 4 — G-partitus, laciniis aesti-
vatione valvatis apice leviter imbricatis. Stamina 4 — 6, anthe-
ris inclusis vel exsertis. Stylus filiformis, stigmatis bifidi se»-
mcntis liuearibus Ovarium 2 — 4-loculare, loculis uniovulatis,
ovulis peudulis. Baccae in syucarpiura globosum vel ellipsoi-
deum comiatae, siugulae calycis limbo subpersisteute umbilicatae,
pyreuis 2 — 3—4 liberis vel in putamen osseum 2— 4-loculare
unitis. Semen in pyrenft vel loculo solitarium, albumiue car-
uoso. — Arbores vel frutices, imuc scaudeutes, foliis oppositis raro
verticillatis costiveniis, stipulis saepius obtusatis subvaginaiüibus,
eapitulis peduuculatis axillaribus, termiiialibus,solitariis vel confertis.

J 1. Eumoeinda. ïlores 5- (raro ö— 7-) meri, corolhi longe infun-
ilibuliformi. Ovarium 2 — 3-loculare.

1. Morinda Citrifolia lihn. Arbor glabra, ramulis obtusetetrago-

nis, stipulae obtusae latae,folia forma et magmtudine variabilia,alia
e basi acut& elliptica acuta, alia majora e basi rotuudata lato- vel
ovato-elliptica, stirpis sylvestris augustiora longioraque, 10— 6 poll.
louga, costulis venosis utrinque circiter 6, pergamacea, lucida (sic-
cata flavo-viridia lucidula), capitula brevi-pedunculata oppositifolia
ellipsoidea vel subglobosa, corolla longe infundibuliförmis, limbo
5 — 7-partito, stylus tubi longitudine, syncarpium laevigato-nitidu-
lum. Morinda citrifolia Linn, Spec. p. 250. BI. Bijdr. p. 1005.
DC. Prodr. I. e. p. 4-16. W. et Am. Prodr. I. p. 417. Ro>b. Fl.
Ind, I. p. 541, ed. Wall. II. p. 196. Korlh. I. c. p. 226. — Mo-
rinda linctoria Roxb. FL Ind, l. c. DC. I. c. W. et Am. Prodr.
/. c. (quae stirps sylvestris spontanea in montams Javae etiam lecta,
foliis angustioribus fere lanceolatis diversa). Banhudus lalifolia
Rumph. IJcrb. Amb. III. p 158, tab. 99. — (Itheede Hort. Mal.
I tab. 52). Siccata stirps luteo-viridula. Flores passim hexameri,
stigmate bifido.

Algemeen verspreid over Indië en den geheel en Sun da-

RUB1ACEAE. 243 MHR1ADA.

Archipel (in de woud- en in de kuststreken) tot op de Molukkeu
en Timor. — Tjangkoedoe sund. op Jatw, Meugkoedoe gan-
dong op Sumatra. Meugkoedoe ofDaoen besar ma/.,Baja te
Makasser (rumpii.) en verder onder dezelfde namen als de volgen-
de. — De wortelschors bevat eene roode kleurstof, Nattoer, waar-
mede de inlanders verwen, volgens rempiiius wordt echter in de Mo-
lukken daartoe vooral de volgende gebruikt.

2. Morinda bracteata roxb. Arborescens,ramulisubtetragoni,sti-
pulae rigidae appressae nitidae abbreviatae, inferiores ovatae acutae,
superiores obtusae vel rotundatae (inter cougeneres parvulae), folia
brevi-petiolata e basi cuneata lanceolata vel elliptico-oblonga acu-
minata circiter semipedalia, pergamacea nitida, costulis utrinque 6 — 7
tenuibus in axillis barbellatis, pedunculi oppositi l^-pollicares, ca-
pitula parva albiflora, calyx truncatus, extrorsum e margine sepalum
phyllornorphum lanceolatum exserens, corollac longe infundibulifor-
mis limbus 5-partitus, antherae inclusae, syncarpium subglobosum.
Morinda bracteata Roxb. Fl. Jnd. I. p. 544, ed. Wall. IL /?. 198.
Dl. Bijdr. L c. DC. I. c.p. 447. W. et Am, l.c. — Bankudus an-
gusti/olia Rumph, Herb. Amb. ITL p. 157, tab. 98. Calycis limbus
Mussaendae more sepalum exserit phyllomorphum, a divo roxb. pro
bractea habitum.

Door geheel Indië op het vasteland en de eilanden tot in de
Molukken. Celebes, bij Makasser (zoll.), aldaar Baja genoemd.
Meugkoedoe of Bengkoedoe laki laki mal., INTemoe kiri
amb., Wangkoedoe j'av., Tiba bal., Komi komi tem. — De
wortelschors dient tot roodverwen, volgens rumphius daartoe in de
Molukken algemeen in gebruik.

§ 2. Pauamorinüa. Corolla longe infundibuliformis limbo 5 — 4-par-
tito, tubura aequante vel breviore. Antherae exserlae. Ovariutn 4-lo-
culare, raro abortu 3-loculare. Baccae putamine 4-Ioculari vel py ren is
4 liberis (an serius concreturis).

3. Morinda Zollingeriana miq. Ramuli tetragoni glabri, stipulae

ovato-triangulares acutiusculae, folia brevi-petiolata e basi brevi-cu-

neatu lato-ovata acutiuscula vel subapiculata, subcoriacea, glabra, sub-

tus costulis 6 — 8 utrinque, in axillis minute barbellatis (siccatani-

grescentia), 4| — 4 poll. longa, pedunculi solitarii terminales vel axil-

16*

ÏUBIACEAE. 244 MORINBA.

lares, capitula 8 — 1 O-flora, calycis limbus truncatus, corolla longe
infundibuliformis 5— 4-mera. — Variat foliis cuneato-ellipticis.
Eiland Soembawa (zollingbr), Java, in Kediri (horsf.).

4. Morinda Teysmanniana miq. Ramuli tereti-tetragoni, ramnli
tetragoni, stipulae brevi-vaginanti-connatae deciduae, folia modice
petiolata e basi brevissime cuneata elliptica, elliptico-oblonga vel
ovata breviter acute acuminata rigide pergamacea, supra nitida (sic-
cata nigrescentia), subtus pallidiora costulis utrinque 7 — 9 tenuius-
culis erecto-patulis subreticulatis in axillis minute barbellatis, 5j — 4
poll. longa, pedunculi axillares solitarii longiusculi, folio breviore9,
capitula circiter 20-flora, calyx truncatus, corolla infundibuliformis,
limbi 5-partiti laciniis lineari-lanceolatis tubum subaequantibus, an-
therae longe lineares exsertae.

Sumatra, in Sinkara (teysmann). — Mengkoedoe pa-
dan g ma!.

5. Morinda polyneura miq. Ramuli obtuso-tetragoni, stipulae elou-
gato-oblongae obtusiusculae vaginanti-amplexae arctae, supremae cus-
pidatae, folia modice petiolata e basi obtusa vel lcviter emarginata
lato- elliptica vel obovato-elliptica acuminata cliartacea (siccata ni-
grescentia), subtus costulis erecto-patulis utrinque circiter löpube-
rulis et in axillis barbatis, 6 — 4, utplurimum circiter 5 poll. longa,
pedunculi terminales, umbellati, circiter 10, puberuli, capitula 8—
12-flora, ovarium 4-loculare, baccarum putamen durissimum 4-1 o-
culare vel abortu 3-loculare. — Folia nascentia supra etiam minute
pubera.

Java, inBlambaugan(iioRSF.),opdenOengaran3— 4000'(.ium).
Geloepak jav.

§ 3. Padavara dc. Corolla brevis, inferne cylindrica, versus fau-
cem parum dilatata, limbo 4- raro 5-partito. Ovarium 4-loculare. —
Sphacrophora BI.

6. Horinda umbellata likn. Fruticosa, scandens, glabra, stipulae
membranaceac e vaginam truncatam unitae, folia oblongo-lanceolata
vel cuneato-oblonga acuminata, venarum axillis subtus vulgo barbel-
latis, pedunculi terminales 3—7 umbellato-conferti, folia \ aequan-
tes, capitula globosa, calycis limbus integerrimus, corollae tubus brc-

RUBIACEAE. 245 MOWMia.

vis, limbus 4-raro 5-n\Ius,nlamentatuboinfernesubdilatatointusque
piloso inserta, antheris exsertis. Morinda iimbcllala Linn. Spec. p.
250. DC. Prodr.IV.p. 449 . W.elArn. Lep. 420.— M.scandens
Boxb. Fl. Ind. I. p.'548. ed. Wall. II. p. 202. #C. /. c. — M.
Padavara Juss. in E nel. melk. Sitppl. IV. p. 5. — Bh eed. Hort.
Mal. VII. /ö6. 27. — Voor- In dié". — Welligt ook op den Ar-
chipel.

7. Morinda microcephala bahtl, Glabra subscandens, rami teretes,
stipulae triangulari ovatae acurainatae petiolo triplo breviores, folia
oblongo-ovata acuta, capitula terminalia quaterna umbellato-conferta.
BarlL mss. apud DC. I. c. — Luzon (naNKn).

8. fflorïnda parvifolia bartl. Fruticosa glattra, rami steriles volu-
biles, stipulae in vaginam truncatam connatae, folia lineari-oblonga
cuspidata etiam in axillis venarum glabra, capitula terminalia 4 — 5
umbellata pedunculata. DC. I. c. — Teste oc. iconi rueedii sub M.
ombellata laudatae valde similis. — V oor- In dié'. — Luzon (HaNKE).

9. Morinda sarmentosa bl. ïruticosa scandens, folia brevi-petio-
lata oblongo-lauceolata acumiuata glabra, pedunculi terminales ge-
mini vel terni vel axillares et solitarii bifidique, capitula sub 4-flora.
Morinda sarmentosa BL Bijdr. p. 1006. DG. I. c. p. 449. Korlh.
I. c. p. 226. — Genuiuam speciem nonduoi vidi. Anne revera, Pa-
davarae sectionis ? Ex cl. kortii. ultro cum M. tetrandra conferenda,
ex caivdolleo M. scandenti (umbellatae) affinis. Var. seq. huc ex cha-
ractere ut videbatur congmo retuli. — p. Puberuia, folia rnembra-
nacea e basi acuta obverse anguste oblonga abrupte acute acumiuata,
venis numerosis puberulis in axillis subbarbatis, capitula 5 — 6-flora,
calyx 4-dentulus, baccae 4-pyrenae, pyrenis immaturis subunitis. —
An species?

Java, op deu Boerangrang (bl.), op den Gede', Tankoeban Praoe
(korth.). ji. Java, in Blambangan (horsf.).

1 0. Morinda Jackiana korth. Fruticosa, hirsuta, raumlis subte-
tragonis, stipulae juniores breves, adultiores vaginaeforines, folia e
basi obtusa ovalia acumiuatissima supra et subfcus adpresse pilosa vel
pubesceutia, capitula terminalia longe pedunculata umbellata multi-
flora, fl. 4-andri. Korlh. in Ned. Kruid/c. Arch. TL, p. 227. -—Non-
duni vidi. — Anne cum M. polyneura, comparanda ?

KUBIACEAE.

216 MORINDA.

Java, op den Boerangrang, Tankoeban Praoe, Suinatra, bij
Doekoe, Borneo, op den Pamatton en in Poeloe Lampei (kortii.).

11. fflorïnda tetrandra jack. Fruticosa diffusa glabra, stipulae
truncatae, folia lanceolata in venarum axillis subtns glanduloso-bar-
bellata, pedunculi terminales umbellati, corollae laciniae intus bar-
batae, antherae 4 inclusae, capitulum subglobosum flavescens. Jack.
Mal. MisceUan. II. />.13. Roxb.Fl. Ind. ed. Wall II. p. 201. DC.
I. c. excl. syn. Rheed. et Juss. — Anne a M. umbellata differt?

Eilanden van den Sunda-Archipel, Sumatra? (jack.).

12. Morinda rigida MIQ. Eamuli tetragoni cum petiolis costa sub-
tus et inflorescentia minute puberuli, stipulae ovatae, inferiores acu-
tae superiores obtusae, basi conuatae rigidae, folia longiuscule petio-
lata e basi cuneata obverse oblonga subabrupte brevissimeobtusevel
obtusiuscule apiculata, rigide coriacea, supra nitida glabra, subtus
pallidiora, obsoletissime costivenia, circiter tripollicaria, capitula ter-
minalia terna vel plurasubfasciculatabrevissimepedunculatavelsub-
sessilia 5 — 11-Üora, parvula, calyces trancati, fl. tetrandri ? ovarium
4-loculare.

Sumatra, bij Sibogo aan de kust (teysmamn). — Pandan-
tj ari mal.

lo. fflorïnda Celebica MIQ. Ramuli tetragoni cum petiolis foliis-
que j>raesertim subtus pube tenerrima rara inspersi, stipulae mem-
branaceae pallidae subtruncato-ovatae laxe sese rautuo amplectentes,
folia densa brevi-petiolata e basi acuta vel attenuata elliptica vel el-
liptico-oblonga vel obovata ex apice lato brevi-acuta, carnosulo-coria-
cea, subtus pallida venisque teneris subobsoletis 5 — 7 utriuque per-
tcnsa (axillis haud barbatis), 1| — 2 \ poll. longa, pedunculi terminales
breves pauci umbellato-conferti puberi, capitula pauciflora, calyces
urceolato-tubulosi truncati basi connati cum //corolla virescentes
'/baccae rubrae. 11 — Habitu praecedenti aemula et siccata etiam non
nigrescens, M. tetrandrae, M. umbellatae et M. parvifoliae accedens,
pube, foliorum forma caet. discernenda.

Celebes, tussclien de struiken in de kuststreken van Boni (zol-
ll\ger),

HUBUeiil. 247 ÏRIBRACHYA.

14. fflorinda gemella ihq. FruiicoBa scandeus, stipulae breves,
folia opposita ovato-oblonga vel lanceolata acumiiiata coriacea, sub-
tus venarum axillis barbellata, peduuculi axillares e tuberculis brac-
teolatis solitarii vel gemiiii petiolo breviores, capitula 3 — 5-flora,
corolla brevis limbo 4-fido, stamiua inclusa, ovarium 4-loculare.
Sphaerophora gemella lil. Mus. bol. I. p. 179, fig. XXXVI {ana-
lysis probabililcr ex spec. juniore).

N i e u w - G u i n e a (zirrELius).

15. Morinda glomerata MiQ. Fruticosa scandeus, folia opposita
elliptica vel elhptico-oblouga acumiiiata coriacea, subtus venarum
axïllia barbellata, peduuculi termiuales subumbellati petiolum aequan-
tes, capitula multillora, flores .... Sphaerophora glomerala BI. Mus.
bot. I. p. 179. Species, cujus auth. spec. nondum vidi, cum M. ri-
gidA, M. polyneurfi et M microcephala ultro comparetur.

Ni e u w - G u i n e a (zippblius).

L. TRIBKACHYA korts. Capitulum triflorum, flores caly-
cum tubis subglobosis connati, limbo breviter tubuloso iuteger-
rimo vel obsolete denticulato. Corollae tubus brevissimus, limbi
5-partiti laciniae lanceolatae trigonae aestivatione valvatae. Sta-
miua 5 versus faucem inserta, filamentis brevissimis, anthe-
ris oblongis,suprabasindorsifixis. Stylus teres, stigmateindiviso
cylindrico-clavato basi excavato. Ovarium disco carnoso corona-
turn, biloculare. Ovula solitaria appensa. Baccae immaturae car-
nosae biloculares. — A Morindae sect Phylliraeastro DC. nou nisi
ovarii loeulis 2 nee 4 difïerre videtur. Ex ovulorum insertione dis-
crimen vix repetendum, nam in Morinda, non fundifixa ut auctor
putat sed ut in hoc genere appensa sunt, — Gravius videtur stig-
ma turn discrimen.

1. Tribrachya morindaeformis kort* in av. Kwiek. ArcL il.

p. 255. Frutex pseudo-parasiticus, stipulae interpetiolares subcon-
natae ovatae acutae, folia ovato-oblonga utrinque acumiiiata perga-
macea, iniiorescentia terminalis racemosa, flores [capitula?] congesti
albi. — Nondum vidi.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korth.).

rubiack.w:. 248

RENELLU.

LI. KENNELLIA korth. Elores capitati, calycum tubis
ovoideis connatis, limbo brevi integerrimo. Corollaetubus brevis
vel longior, limbi 4-partiti patentis laciniae oblongae aestivatione
valvatae. Stamina 4 corollae tubo inserta, filamentis brevibus
antheris linearibus dorso supra basin afïixis. Stylus filiforinis "•la-
ber vel pubescens, stigmate bipartito. Ovarium disco carnoso
coronatum biloculare, ovulis solitariis, medio septo peltatim affixk
Syncarpium connubio baccarum plurium exortum, calycum limbo
et disco persisteutibus indutum subsiccum. Baccae biloculares vel
abortu uniloeulares, e n d o c a r p i o cliartaceo. Semen extus con-
vexum, intus concavum, albumine carnoso-corneo, embryi coty-
ledones ovatae. — Arbusculae erectae, stipulis basi conuatis ovatis
acutis, foliis oblongis acutis coriaceis, iufiorescentia terminali spi-
catft. — Morindae certe proximum genus, ovulorum situ discrimiuatur.

1. Rennellia OValiS korth. in Ned. Kruidk. Arch. II. p, 257.
Eolia e basi acuta. ovalia acutiuscula, corollae tubus elongatus.

Sumatra, in de wouden van den Singalang (korxh.).

2. Rennellia elliptica korth. /. c. Folia elliptica utrincpie acuta,
corollae tubus abbreviatus. — Nee hanc nee praeced. hactenus vidi.

Sumatra, in de wouden bij Doekoe (korth.).

Tribus VII. Va.nguerieae. Corollae aestivatio valvata. Ovarium
2-pluriloculare, ovula in loeulis solitaria, pendula. Stipulae inter-
petiolares.

Subtribus I. Euvangueeieae. Flores hermaphroditi.

LH. VANGUEKTAcommers. Calycis tubus brevi-obovoideus
cum ovario connatus, limbus patens 5-dentatus deciduus. Corol-
lae lato-campanulatae faux hirta, limbi 5-partiti laciniae ovatae vel
lanceolatae acutae reflexae. Stamina 5, filamentis brevissimis,
antheris oblongis reflexis. Ovarium vel aequaliter 5-loculare,
locuhs uniovulatis, vel inaequaliter 5-loculare, loeulis saepe 3 va-
cuis. Stylus filiformis vulgo lateraliter divergens, corollae circi-
ter longitudine, stigmate exserto mitraeformi vel capitato 5-an-
gulari. Bacca suceulenta, calvcis limbo dilatato umbilicata, py re-
in s 5 vel abortu paucioribus lignoso-osseis. Semina angulo inte-

RUBIACtiAE. 219 VASGUERIA.

riori ad medium circiteriuserta, albumine carnoso, embryi magni
cotyledones obovatae vel oblougae plano-convexae, ra die ui a
aequilonga supera. — Arbusculae vel frutices laeves, iuermes, fo-
liis ovatis vel oblorigis lucidis, subtus ia axillis perforatis, stipulis
interpetiolaribus acutatis, cymis axillaribus vel ex axillis nudis pe-
dunculatis inagïs minusve ramosis, corollis viridulo-albidis, baccis
edulibus. — Genus Canthio valde affine, unice ovario plus quambi-
loculari diversum ! Speciebus suudaueusibus, si ovarii indolem re-
spicias, omne fere discrimen tolli videretur, nisi(habitu peculiari an-
nuente) e calycis limbo deciduo essentiale discrimen repetere velis.

1. Vangueria ednlis vahl Sijmb. III. p. 36. DC, Prodr. II. p.

454. W. el Am. Prodr. I. p. 421. — Vangueria cymosa Gaerln.
de fr. et sem.p. 75, tab. 193. — V. madagascariensis Gmel.Syst.

I. p. 367. — V. Commersonii Bes f. (Jacq. Hort. Schönbr. I. tab.
44.) — Vananga chinensis Rohr. in Shift. Nat. Selsk. Kiovenh.

II. p. 207. — V. edulis e). I. c. p. 208, tab. 7. — Dondisia joelida
llassk. Cal. bog. p. 112. Flora bot. Zeil. 1845, p. 231. — Iner-
mis, arborescens, folia ovata vel oblonga, membranacea, glabra, 4 —
11 poll., cymae ex axillis defoliafcis racemulosae, pedicelli breves, ca-
lycis dentes acuti, stigma exsertum, crassum, breviter cylindricum vel
mitraeforme, apice truncatum. basi excavatum, bacca globosa, matura
pollicaris fere diametri, lutescens, carne albida, pyrenis 5 lignosis
rugosis.

Mascarrh. e il. — In Voor- In dié' en op den Archipel
(Java) aangeplant.

§ Species indicae, ovario vulgo asymetrice 5 — 4-loculari, loculis 2
saltem foecundisj corolla exacte speciei madagasc. — Psj/t/ra;r(GAERTN.)
auct- partim.

2. Vangueria latifolia miq. Internodia infra nodos compressa, sti-
pulae deciduae, folia e basi in petiolum acute protracta ovalia, lato-
ovalia, lato-ovata vel subrotundata, obtuse apiculata, coriacea, supra
lucida, subtus pallida venis costalibus utrinque 3 — 4 tenuibus pro-
minulis vix venulosis axillis tumido-perforatis, 4 — 2 poll. longa,
racemi axillares et ex axillis denudatis brevissime pedunculati bre-
vissimi subramulosi cum pedicellis pedunculo longioribus semipollicc
brevioribus fructiferis longioribus minute puberi, bracteae ad basin

KTTBixCEAE. 250 VANGUBftUi

pedicellorum breves crassae, calycis turbinato-campanulati limbus
minutissime 5-dentatus vel subintegerrimus, nunc margine glaudu-
loso-subciliatus, corollae faux minute pilosuia, discus epigynus sub-
crenulatus, stylus exsertus sublateraliter divergens, stigmate crasso
oblongo lateribus striato-sulcato, apice subbidentulo, ovarii 5 — 4-lo-
cularis loculi 2 majores fertiles, bacca immatura subglobosa calycis
cicatrice areolata. Vangueria lati folia Miq. in PI. Jungh. ined. —
Anne Cauthio nutanti Lesch. affinis?

Java, op den Oengaran, 3—4000' (jusgu.). Pitpisan of
Djamboe sund.

3. Vangueria SpirostyliS miq. Ramuli compresso-tetragoni nas-
centes colorati vix non glabri, stipulae oppositae inaequales, altera
ovata obtusa parva ciliolata (inferior), altera major e basi ciliolata
ovata abrupte cuspidata, cuspide a lateribus compressa, folia breviter
petiolata disticha, e basi acuta in petioluui canaliculatura continus
elliptico-oblouga vel ovato-oblonga obtuse acuminata, rigide coriacea,
supra nitida, subtus pallida venis costalibus utrinque 5 — 6 patulc
subadscendentibus axillis perforatis piliferis, 2 \ — 4 poll. longa, cymae
axillares et ex axillis defoliatis brevissime pedunculatae, divaricate
rauiosae minute puberae, calycis campanulati limbus minutissime 5-
dentatus ciliatus, corollae subcampauulatae extus glabrae faux bar-
bata, limbi laciniae elliptico-lauceolatae tubo parum breviores apice
dorso subpuberae, reflexae, antherae reflexo-exsertae, stylus laevis
alte exsertus Jateraliter divergens, vulgo spiraliter subconvolutus, stig-
mate crasso subcalyptraeformi apice truncato 2- vel sub- 3-dentulo.

Sumatra, aan de kust bij Sibogo (teysmaxx). Lokan lo-
kan mal.

4. Vanperia leiophylia miq. Ramuli tenues rubelli iufra uodos
compressi, stipulae iuaequales e basi ovato-triangulari cuspidatae,
folia breviter petiolata, e basi brevi-acuta ovaliaobtuso-angustata ri-
gide chartacea firmula, supra vernicco-lucida, subtus pallida venis
costalibus 3—4 utrinque patulis tenuibus axillis perforatis, 3—4
poll. longa, racemi axillares vel passim laterales subsessiles subum-
bellato-contracti subpuberi, pedicelli 1^—2 liu. longi, calyx subtur-
binatus subglaber minutissime 5-dentulus, corollae faux hirsutuln,

RUB1ACBAE.

2,51 VAHGÜBRIA.

1111)1

ibi laciniae elliptico-lanceolatae apicc incurvulae, stylus lateraliter
exsertus, stigmate crasso ovoideo-truncato. — Staturü, rninore et te-
neriore a V. latif. recedii — Anne Canth. moluceano affinis ! J

Java? (zolliis'ger).

5. Vangneria Oligantha miq. Bamuli tenues glabri, stipulae e basi
subtriangulari rigide cuspidatae, cuspide a lateribus compressa, folia
breviter petiolata, e basi brevissime acuta ellipticavel subovato-ellip-
tica acute brevi -acuminata pergamacea, supra ]aevia nitida, subtus
pallida, venis 4 — 5 utrinque erecto-patulis indivisis axillis excavatis
etparce piliferis, 3^ — 2' poll. longa, pedunculi axillares petiolo
longiores glabri ex apice bibracteolato (bracteolae glabrae intus basi
pilosae) vulgo umbellatim triflori, flores breviter pedicellati glabri,
calycis limbus acute 4-dentulus, baccae ovales subcompressaebisulcae
subdicoccae, calycis limbo dilatato coronatae. — //Prutexfl.albidis."
Ludit pedicellis abbreviatis. — Var. p. microphylla ; tota minor,
magis contracta, folia elliptico-oblonga obtusiuscule acuminata, cras-
siora, subavenia, venis tarnen subtus subdistinctis et in axillis perfo-
ratis, 2 — li- poll. longa. Arbuscula.

Eiland Salajer, in de kuststreken, Soembava (zolli.xger). —
Var. §. Salajer, op den top van den Batoe-lanté 5000' (zoll.).

Ohserv. Ex harum affinitate videtur Canlhium nilens DC. Prodr. IV.
p. 474.

6. Vangneria dicOCCa miq. Fruticosa glabra, stipulae lanceolatae
acutae persistentes, folia breviter petiolata e basi attenuata elliptica
acuminata, supra nitida, axillis ven arum subtus excavatis, cymae axil-
lares pedunculatae ramosae, folio multo breviores, calycis limbus saepe
subi neon spicue 5-dentulus, corollae tubus intus pilis scariosis refiexis,
bacca obovoidea compressa 2 — 3-pyrena. Psydrax dicoccos Gaertn.
de fr. el sem. I. p. 1 25, tab. 26, fig. 2. DC. L c.p. 476. — Can-
lhium didymum Gaertn, fil. I. c. III. p. 94, tab. 19 6. DC. I. c. p.
473. Rowb. Fl. Ind. I. p. 535, ed. Wall. II. p. 171. W. el Am.
Prodr. I. p. 425. — Canlhium cymosum Pers. Enchir. I. p. 200.
Webcra cymosa Willd. Spec. I. p. 1224. — Rondelelia cymosa
Poir. Encycl. VI. p 256. — Cupia cym. DC. I. c. p. 394. — Gar-
denia parviflora Poir. Suppl.11. P- 708. — Canlhium f asciculatum
Bi Bijdr. p. 967. DC. I. c. p. 473. Korlh. L c. p. 234.

MJBIACEAE. 252 CANTHIUt.

Ceylon. Voor-Indië. Sumatra, in de wouden van Padang-
Pandjang en Pinang (kortil), Java, in de wouden der bergstreken
(bl.) — Ki djanjoan.

Species sub Cnnthio ab auctoribus cnumeratae, probabiliter huc revo-
candae :

Canthiumapproximatum korth. Folia e basi acuta lato-
elliptiea obtuse acuminata, cyinaeaxillaresrnultiflorae.baecaeobova-
tae truncatae compressae. Korth. in Ned. Kruidk. Arch. IL p. 234.
Diff. a praeced. baccis minus carnosis compressis, obcordatis. —
Borneo, bij Bandjermassin (korth.).

Ca nthium umbellatum korth. /. c.p. 235. Folia e basi cu-
neata obovalia acuminata, umbellae peduuculatae cupula bractearum
sustentae, baccae obcordatae, compressae, suleatae, basi obtusae. —
Borneo, op den Pamatton (korth.).

Canthium mite bartl. mss. apud DC. I. c.p. 474. Inerrae, gla-
brum, folia petiolata ovata acuminata, subtus in axillis venarum gkm-
dulosn, stipulae acurainatae, cyraae axillares laxae folio triplo breviores,
bipartitae, ramis divergentibus ramosis multifloris, calyx breviter acute
5-dentulus. — Luzon (h(Lnke).

LUI. CANTHIUM lam. Calycis tubus ovoideus velturbina-
tus cum ovario connatus, limbus brevis 4 — 5-dentatus. Corollae
tubus brevis, faux barbata, limbi laciniae 4—5 patentes. Anthe-
rae 4 - 5 fauci insertae parum exsertae. Stylus filiformis exsertus,
stigma globoso-ovoideum vel mitraeforme integrum vel apiee bi-
dentatum. Bacca globosa vel compressa, vulgo calycis limbo coro-
nata dipyreua, rarius abortu monopyrena, pyreuis monosperrais,
semine pendulo iucurvo, albumine embryoque carnosis. —
Frutices inermes vel spinosi, foliis oppositis, stipulis interpetiolari-
bus, pedunculis axillaribus brevibus plurifloris.

§ 1. Tnermes.

1. Canthium furcatum miq. Glabrum, ramuli infra nodos valde
compressi, mox pallescentes, stipulae parvae lauceolatae ciliatae ca-
ducae cicatricem verrucosam relinquentes, folia breviuscule petiolata
(petioli in sicco nigrescentes) e basi acuta elliptico-oblonga nunc
subobversa, breviuscule acuminata, firmule chartacea, subtus nitidula,

RUBÏACEAE. 253 CANTHItJM.

venis costalibus distinctioribus utrinquc 6 — 7patulisanteinarginem
unitis cum interjectis tenuioribus reticulatis, 4 — 2.[ poll. longa, pe-
dunculi axillares solitarii oppositi compressi tenues rigiduli glabri
pollicares vel breviores apice bibracteato bifurci, ramulis spicatim
distanter floriferis, pedunculo brevioribus vel aequilongis, calycis tur-
binati limbus productus acute brevi- 4-dentulus, baccaevel dicoccae
corapressae vel monococcae et obliquae. Canthium fitrcatum Miq.
in PI. Jungh. ined. — Variat oligantha. — CorollatestezoLL. rosea,
intus alba, baccae nigrae.

Ja v a, op den Oengaran 3 — 5000', Pengalengan 4300' (jungii.),
op den Gedé (zoll.).

2. Canthium VlOlaceum zoll. et moritz. Rainuli subteretes da-
bri, folia modice petiolata, e basi acutiuscula vel subobtusa oblouso-
vel ovato-lanceolata longe acuminata chartacea glabra, costulis 5 — 6
utrinque e basi arcuata alte adscendentibus et utrinque reticulatis,
circiter semipedalia, flores e tuberculo axillari verrucoso fasciculati
(pedicelli circiter 3 lin.) glabri, calyx turbinatus 4-dentulus, pube-
rulus, corolla subinfundibuliformis virginea apice pubera. Canthium
violaceum Zoll. et Moritz. Syst. Vers. p. 64.

Java, in de wouden op den Salak (zoll.).

3. Canthium lasianthoides miq. Ramuli graciles coinpresso-tere-
tes appresse puberuli, stipulae lanceolatae dorso villosae, folia petio-
lata oblongo-lanceolata acuminata, supra praeter costam glabra, sub-
tus pallida costulis 6—7 utrinque patule erectis aveniis appresse
puberis, 4.L — 4, poll. longa, flores axillares subfasciculati brevissime
pedicellati, pedicelli cum calyce lato-cupulato sub- 5-dentulo appresse
puberi, discus epigynus crassus planus subsinuosus ... » Frutex fl.
al bis."

Java, in de wouden van Passir Madang, Aug. (zoll.).

4. Canthium fraternum miq. Praecedenti proximum, ramuli ap-
presse puberi, stipulae (breviores) lanceolatae dorso villosae, folia bre-
viter petiolata, e basi acuta subobverse oblongo-lanceolata acuminata,
supra praeter costam glabra, subtus costulis 7 — 8 utrinque pertensa
puberis et in axillis barbellatis, 4»— 4 poll. longa, flores axillares

Rl'BIACEAE. 254 CANTHIÜ».

fasciculati, pedicelli medio bibracteolati 2 — 3 lin. long-i appressepu-
beri. — A praeced. foliorum axillis barbellatis et pedicellisbibracteo-
latis discrepat.

Java? (Ilcrbar. vau 'slands Plantentuin te Buitenzorg).

5. Canthilim glabmm bl. Glabrum, ramuli infra nodos cornpressi,
stipulae e basi lata cuspidatae, folia breviter petiolata, ebasi breviter
acuta elliptico-oblonga obtuse subapiculata, chartacea, costulis 6 — 7
utrinque, axillis perforatis, 4 — 5 1 poll. longa,pedunculi axillares quam
brevissirai, pauciiiori, tlores breviter pedicellati, calycis turbinati lim-
bus dilatatus brevissime 5-dentulus. Canthium glabrum Bl. Bijdr.
p. 967. DC. Prodr. I. c. p. 473. Korth. I. c. p. 234. Haud longe
distare videtur C. neilgheirense wight Icon. III. tab. 1064 — Var.
puberuia Dl. I. c. foliis supra asperulis, subtus puberulis.

Java, in de bergstreken op den Salak, Gedé (reixw., bl.), bij
Negara Waugi, G. Patoca, 4000' (jungh.). Sumatra, Borneo
(korth.). — KitjaraloekofKi koppisuwd., Paranjeli/fl».

6. Canthium SUmatrannm Mig. Ramuli nascentes cum stipulis
lougiuscule cuspidatis pube tenerö, inspersi, folia modice petiolata e
basi brevi-acuta in petiolum continua elliptica, ovato- vel lato-ellip-
tica acute acuminata, adulta pergamacea glabra, costulis 5— 6 utrin-
que erecto-patulis axillis demum perforatis validiusculis, 3- fere 7
poll. louga, tlores pedicellati axillares, pedicellis puberis, Jiores prae-
cedentis. Canthium sumalranwn Miq. in PI. Jungh.

Sumatra (jungh.).

7. Canthium COnfertum kortii. Inerme, folia e basi attenuata
elliptica acuminata, pedunculi axillares unillori conferti, corollae tu-
bus brevissimus, baccae pyriformes. Korth. I. c. p. 235. — ^™-
dum vidi.

Borneo, op den Pamatton, Poeloe Lampei (korth.).

8. Canthium moluccanum roxb. Fl. lnd. ed, Wall. II. />- l? 2 -

Frutieosum inerme, folia oblonga, corollae tubus gibbus styli lou-
gitudine, stigma turbinatum. — Molukken.

Canthium Cornelia Cham. et Schld. DC. I. c. p. 473, stirps seije-
galensis in Horto Bogor. (an et alibi in Java?) tcste hasskaui. Hort.
Bug. p. 109 colitur.

RUBIACEAE. 255 CA NT Hl CM.

§ 2. Armatae, pcntantlrae,

9. Canthium RheedÜ dc. Fruticosum, spinis supraaxillaribus, ramu-
lis liirsutis, folia brevissiincjrctiolataovatavel ovatoOanceolata.supra
lucida, subtus in axillis vcnarum barbata, 1 — 2 poll. longa, pedun-
culi axillares brevissimi fasciculato-pauciflori, fioresbreviterpedicel-
lati, calyx minute 5-dentulus,corollaealabastrum acurninatum, tubus
brcvi-campauulatus, laciniae acuminatae, stamina 5, stigma mitrae-
forme,bacca obovoiclea compressa. Canthium Rheedii BC. Prodr. I c.
p. 474. W. et Arn. Prodr. Lp. 426. Ilassk.Flor. bot. Zeil. 1845,
p. 229. — Tjerus Kara Rhecde Hort. Mal. V./?. 73, tab. 37. — Var.
testib. w. et arn. foliis ovato-lanceolatis subtus parce pilosulis, vel e
basi leviter cordata ovato-lanceolatis glabris. In spcc. jav. teste cl.
iiassk. folia forma etiam ludunt, subrotunda, ovato-oblonga, oblonga
vel elliptico-lanceolata ; spinae e vagina stipulacea, il. saepesolitarii.

Ceylon. Voor-Indië. Java (hassk.). — Toemboeng
kanjoet of Tjoetjoe kaliageh sund.

1 0. Canthium horridam bl. Frutex, ramuli tetragoni, juniores
cum petiolis nervisque subtus fasce villosule pubescentes, spinae op-
positae, folia brevi-petiolata ovata vel elliptica acuta vel subacumi-
nata, senilia subtus flavescentia, supra scaberula, pubera, 2—] poll.
longa, costulis paucis subtilibus prominulis, flores axillares pauci bre-
viter pedicellati, singuli bracteolis 2 coalitis suffulti, calycis tubus
subturbinatus, limbus dilatatus distanter acute 5-dentulus, dentibus
puberis, corollae tubus suburceolato-ventricosus, extus glaber, iutus
pilosus, faux nuda, limbi 5-partiti laciniae aestivatione acute conni-
ventes, lanceolatae acutae apice puberae, sub anthesi divaricato-sub-
reflexae, antherae ovatae fauci inscrtae, filamentis brevibus, exsertae
deflexae, baccae abortu monopyrenae,pyrenaesubreniformeslignosae.
Canlhium horridum BL Bijdr. p. 906. DO. Prodr. IV. «.474.
Hassk in Flora bot. Zeil. 1845, p. 222. - Uypiianlhera rham-
noides ZolL et Morilz. Syst. Verseichn.p.GO.— Bondisia horrida
Korlh. in Ned, Kruidk. Arch. IL p. 236.

Java, in de bergstreken (relxw, dl., kortii., hassk.), in I3an-
joemas (horsfield). Sumatra, in Benkoelen, Padang (kortii.). —
Toemboeng kanjoet litjin sund. op Java.

11. Canthium SCandens bl. Scandens, spinae divaricatae aut re-

RUBIACEAE. 256

CANTHOPStS

curvae folio duplo quadruplove breviores, inramulis iiiterdum nuilae
folia breviter petiolata oblonga acuminata subtus cum ramulis pu-
bescentia, flores axillares fasciculati pentameri, baccae didymae. Can-
thium scandens BI. I. c p. 966. BC. I. c. p. 475. Korlh. I. c. m
235. — Var. (3. Xantkocaulon, spinis parvis rectis, ramuli densis-
sime et apprcsse luteo-strigillosi, pilis circa nodos densioribus, folia
modice petiolata e basi acuta elli ptico-oblonga vel sublanceolatasub-
acuminata, subtus pallida et in venis appresse pubera.

Noesa Kambangan (bl.). — Java, bij Santiang, Borneo,
aan deu voet van den Sakoembang (korth.). — Widasari 'smul.
(t. S uma tra (jüngii ).

12 Canthium pedunculare cav. Fruticosura spinosum, folia sub-
sessilia ovata acuta puberuia, pedunculi axillares solitarii folio longio-
res, calycis (lentes fere subulati, corollae pentamerae laciniae aciimi-
natissimae, filamenta antheris fere longiora. Cav. Icon. V. o. 21 tab
436. DC. I. c. — Luzon.

13. Canthinm lycioides a. bich. Spinae supraaxillares simplices,
folia parvula oblongo-ovalia acuminata piJosiuscula. stipulaee basilata
abrupte longe cuspidatae, flores axillares pedunculati solitarii. A.Rick,
in Mem. Swr. d'Uisl. nat. Par. V. p. 108. DC. I. e. — Luzon.

§ 3. Spinosae tetrandrae.

14. Canthium parviflorum lam. Fruticosum, ramuli glabri, spinae
oppositae honzontales, folia breviter petiolata ovata breviter acuminata
laevia spina longiora, saepe fasciculata, racemi axillares, fl. telrameri
parvi flavi, baccae subglobosae subcompressae et subdepressae llavae.
Lam. Ihct. I. p. mi. Roxb. FL Ind. ed. Wall. II. p. 170. Corom.
1. ■ p >■ 39, tab. 51. BC. I. c. p. 475. W. el Am. Prodr. I. I. c. -
Webera lelrandra Willd. Spcc. I. p. 1224. - Handen Kara Meed.
Hort Mal. V. p. 71, tab. 36. — Corom and el: waarschijnlijk ook
op den Archipel.

15. Canthium hebecladum nc. I c. Fruticosum, ramuli velutini, folia
obovata glabra vix spina longiora, tlores in ramis inermibus axillares
plures pedicellati, tetrameri. — Luzon.

LTV. CANTHOPSIS miq. Calycis campannlati tubus cum
ovario connatus, limbus 10-dentatus, dentibus 5 majusculis spa-
tbulatis tubo brevioribus, 5 minimis alternis. Corollae subrotatae
tubus brevis, intus medio annulo piloso, limbi patentis 5-partiti
laciniae subrotundae subundulatae. Antherae fauci insertae sub-
sessiles vix exscrtae oblongae obtusae supra basin filamentis insertae.

RUBIACEAE.

257 LACHXASTOMA.

Stylus basi et apice iucrassatus, stigmatis bilamellati lamellae
crassae ovatae (obtusae). Ovarium disco urceolato styli basin cin-
gente coronatum biloculare, loculis uniovulatis, o vu lis ex apice lo-

culi peudulis, integumento externo subreticulato. Fructus Genus

Canthio probabiliter affine.

1. Canthopsis pnbiflora miq. Stylochorina pubi, flora Decaisn. in
N. Ann. Mus. IÏT. p. 419. Raini ramulique subteretes lenticellosi ;
stipulae interpetiolares submembranaceae glabrae ; folia modice (3 — 4
Kn.) petiolata opposita ovalia utrinque breviter acuminata membra-
nacea penninervia, nervis (junior um) subtus cum petiolo pubescenti-
bus, pollicaria; flores axillares parvi breviter pedicellati; calyx extus
subhirsutus ; eorollae laciniae subrotundo-ovatae obtusiusculae extus
seri ceo-puberulae.

T i ra o r„

LV. LACHNASTOMA kortii. Calycis tubus cum ovario
connatus obovoideus, limbus brevis 4-dentatus. Corollae infun-
dibuliformis faux dense hirsuta, 1 i m b i 4-partiti laciniae ovatae acu-
tiusculae, in medio barbatae, aestivatione subimbricatae, Stamina
4, fauci inserta, filamentis brevissimis, a n t h e r i s lanceolatis.
Stylus teres, stigmate bipartito. Ovarium disco epigyno car-
noso, biloculare. Ovula solitaria, infra apicem affixa, descendentia.
Fructus (irnmaturus) subcarnosus, calycis limbo coronatus subglo-
bosus bilocularis. Semina descendentia depressa.

i. Lachnastoma triflorum korth. in Ned. Kruidk. Arch. II. p.

202. Arbuscula frutescens Coffeae fere habitu, ramis patentibus ; sti-
pulae interpetiolares coimatae ; folia ovalia utrinque acuminata ; flores
axillares, saepe ternatim in cupula conferti, basi calyculo bracteaceo
cincti.

Sumatra, in de bosschen van den Melintang (korth.).

Sublribus II. Paedebieae. Bacca disperma. Flores abortu nuncdioici.
Frutices subvolubiles scandentes.

LVI. PAEDERIA hnn. Calycis tubus ellipsoideus cum ova-
rio connatus, limbus brevis 5- raro 4-dentatus vel subtruncatus

17

Flora van Ned. Indië, IL

RÜBIACEAE. 258

PAEDERIA.

persistens. Corollae infuudibuliformis intushirsutae limbus 5-
raro 4-partitus, laciniae aestivatione valvatae. Stamina 5 passim
abortiva, antheris oblongis in medio tubo subsessilibus. Stylus
inclusus,stigmate bifido. Ovarium biloculare,loculis uniovulatis,
ovulis pendulis. Bacca ovoideo-globosa, bilocularis disperma. Al-
bum en carnosum. — Frutices scandentes foetidi, foliis oppositis
vel verticillatis, stipulis interpetiolaribus basi connatis, thyrsis co-
rymbiformibus axillaribus et terminalibus, fi. parvis albidis, abortu
nunc dioicis.

§ 1. Species genuinae, oppositifoliae; calyx distin cte dentatus.

1. Paederia foetida LlWr. Valde foetens, seandens, folia e basi
cordata oblonga vel lanceolata glabra, corymbi axillares oppositi raro
terminales, bracteolae minutae. Paederia foetida Linn. Mant.p. 52.
Boxb. Ft. hul. ed. Wall. II. p. 517, ed. post. I. p. 683. Wight
et Am. Prodr. I. p. 424. DC. Prodr. IV. p. 471. BI. Bijdr. p.
968. Thunb. FL Japon. p. 107. Lam. Dief. II. p. 257. Illuslr.
tab. 166, fig.l. Decaisn. l.c.pA19. — Convolvulus foetidus Bumph.
llerb. Amb. V. p. 1456, tab. 160. Kaempf. Icon. select, tab. 9.
Apocynum foelidum Burm. Fl. lnd. p. 71 partim.

Door geheel Indië tot in de Molukken, Timor en Japan
verspreid. — Van deze en andere soorten verspreiden de bladeu, in
de hand fijngewreven, eenen sterken stank niet ongelijk aan dien
door flatus veroorzaakt; ook door den invloed van de zonnewarmte
vervullen zij de lucht er mede, weshalve de inlanders deze plant
Daoen Koen toet noemen. Niettegenstaande echter eeten zij de
bladen bij rijst en gebruiken ze als geneesmiddel tegen buikpijn
enz. De wortel is braakwekkend (filet L a. p. bl. 57).

2. Paederia tomentosa bl. Scandens, ramuli minutissime puberi,
stipulae ovatae obtusae subglabrae, folia longiter petiolata, e basi
rotundata vel emarginata ovata acuta vel acuminata vel ovato-oblonga,
nascentia supra puberuia, adulta in costa pilosuia, subtus griseo-
tomentella etcostulis 5—6 utrinque tenuibus, thyrsi corymbosi axil-
lares pedunculati et terminales elongati foliosi, pubescentes, calycis
glabri laevis rotundato-turbinati limbus acute 5-dentulus, corolla
quam sequentis minor in sicco extus spongioso-papillosa. Paederia

RUBIACEAE. 259 PAEDERIA.

tomentosa Bl. Bijdr.p. 968. DC.l. c. Hassk. Cat. bog.p. 110. Var. [I
angusli folia hassk. /. c. — Apocynum foelidum Burm.l. c. parlim.
Java, op den Salak (bl.), op den Gedé (van gesker), bij Fantas
Peté (zoll.). Aroi kahitoetoeng gedé, en de verscheid. A. k.
loembot sund. (hassk.). Daoen koentoet mal.

3. Paederia densiflora miq. Scandens, rami glabri rubro-fusci ni-
tidi, stipulae brevissimae latae, quasi margo interpetiolaris, fimbriato-
hirtulae caeterum glabrae, folia breviter petiolata e basi brevi-cor-
data vel rotundata ovata vel ovato-oblonga acuta vel subaeuminata,
supra glabra subtus pallida et cum petiolomolliter pubescentia, thyrsi
subumbellati densiflori hirtelli axillares vel ramulos axillares pauci-
foliatos terminantes, calycis dentes pilosuli, corolla extus superne gla-
bra, basi parce glanduloso -pilifera. Paederia densiflora Miq. PL
Jungh. ined. — Iconi Rheedii Hort. Mal. VIL p. 35, lab. 18 (Pae-
deria Valli-Kara Juss.) quodammodo similis.

Java, op den Tenger en Wonosari (ju.\gh.). Oero oroet sund.

4. Paederia macrocarpa wam,, cat. n. 7292. g. Bon. i. e. p. 56 1.

Folia lata cordata acuminata, supra pubescentia, subtus tomentosa, ra-
cend longi axillares paniculati hirtello-pubescentes, baccae oblongae
compressae, epicarpio nitido. — Birma -rijk, in Rangoon.

5. Paederia lanuginosa wall. pi. As. rar. ir. p. 52, tab. 165.

Folia lato-ovata vel ovato-lanceolata acuminata, basi sagittato-cordata,
supra pubescentia, subtus tomentosa, racemi axillares et terminales
longi paniculati, cum petiolis hirtello-pubescentes; fl. viridulo-purpu-
rascentes, baccae rotundatae compressae. — Birma- rijk.

§ 2. Folia verticillata; calyx subtruncatus.

6. Paederia verticillata bl. Scandens, rami teretes glabri, demum
sanguinei, stipulae basi connatae, folia ternato-verticillata longius-
cule petiolata, e basi rotundata vel acutiuscula oblonga vel elliptica
acuminata glaberrima lucida, nervis subtus rubentibus,thyrsicorym-
bosi versus apicem ramorum axillares oppositi, paniculam foliosam
efficientes, flores in ramis ultimis subsessiles terni, alabastra atro-
sanguinea, calycis obovoidei limbus truucatus vix denticulatus, co-
rollae (foetidae) tubus basi angustatus, superne cylindricus, extus
sanguineus, intus sublividus et albido-lanatus, faux villis clausa,limbi

17*

RUB1ACEAË. 260 ISOBEA.

5-partiti laciniac acutae, filamenta brevia, antherae basi sagittatae.
Paederia vcrticillata Bl. Bijdr. p. 968. DC. Prodr. L c. p. 471.
llassk. Flora bot. Zeil. 1843, p. 229.

Java, hl de bergstreken, op den Salak enz. (bl., zoll., hassk.},
Aroi kahitoetang badak sund. (bl.).

Subtribus III. Bobeae. Flores polygami. Corollae aestivatio valva-
la. Ovarium multiloculare, loculis uniovulatis, ovulis pendulis. Bacca
polypyrena, pyrenis osseis monospermis.

LVII. BOBEA gaüdich. Flores polygami. El. stcril. Calycis
tubu s cura ovarii rudimento haud connatus, li mbus herma-
phroditi. Corollae tubus gracilis intus glaber, limbus 4 — 6-par-
titus patcns. Stamiua 4 — 6, infra fauccm inserta, filamentis bre-
vissimis, antheris linearibus. Stylus ovarii rudimento insertus,
stigma te capitellato vel aeuto. Hermaphr. Calycis tubus
eum ovario connatus, subglobosus saepe sulcatus, parte libera tubu-
losa, limbus truncatus 4- raro 2 — 5 — 6-dcntatus persistens. Co-
rollae hypocraterimorphae tubus apice saepe constrictus, intus
glaber, Limbi 4- raro 5 — 6-partiti laciniae oblongae, aestivatione
valvatae. Stamina 4 — 6, infra medium tubi inserta, filamentis
brevissimis, antheris oblongis vel linearibus, infra medium affixis.
S t y 1 u s angulatus, basi disco carnoso ciuctus, stigmate incluso
vel exserto 4— 6-partito (vel bipartito, partitionibus 5-fidis). Ova-
rium multiloculare. Ovula in loculis solitaria, fusiformia, funiculo
cupulari suspensa. Dr upa globosa subsulcata, calycis limbo coro-
nata, polypyrena, pyrenis osseis monospermis. Semina pendula,
funiculo cupulari fibroso, integro vel denticulato affixa, teretia, testft
cellulosa,embryi in albumine carnoso-oleosi cotyledones radi-
culae cylindricae obtusae longitudine oblongae subaequales.— Arbores
vel arbusculae in India acmosa, et Oceania crescentes, oppositifoliae,
stipulis interpetiolaribus lanceolatis, pedunculis axillaribus, fl. het-
maphroditis solitariis vel ternis, sterilibus in spicae bifidae ramis
unilateralibus. Bobaea Bich. — Burneya Cham. et Schld. — Ti-
monius DC. excl. syn. Bumph. — Erythalis Forst, non Linn.

1. Bobea Forsteri cham. et schld. sub Burneya. Folia obovata,
flores axillares, masc. cymosi, hermaphr. solitarii, bacca subglobosa

RUBIACEAE.

261 GUETTARDA.

saepe 25-pyrena. Erylhalis polygama var. «. ForsL Prodr. «.101.
E. cymosa Spreng. Pugill. I p. 17. — Burneya Forsteri Cham. cl
Sclüd. in Linnaed 1829, p. 189. — Timonius DG. Prodr. IV. p.
461. — Bobea Forsten Korlh. Kruidk. Arch. II. p. 212. — An
huc Polyphragmon spiciflorum Zippelmss. apud Spanoghe in Lin-
naed XV. p. 317?

Gezelschaps-eil. (forst.). Eiland Romanzow (ghamisso).
Sumatra, in de kuststreken bij Indrapoera, Pinang (korth.). —
T i m or ?

2. Bobea mutabilis korth. 1'olia e basi attenuatfi ovalia acumi-
natissima, subtus in nervis sericeo-lanuginosa, flores liermaphroditi
solitarii, steriles in spicis bindis, bracteae acuminatae, baccae 40-
polypyrenae. Bobea mutabilis Korth. I. c. p. 212. — Non vidi.

Borneo, op den Pamatton en Sakoembang (korth.).

3. Bobea fusca korth. ïolia e basi acuta, obovalia acutiuscula,
subtus fusco-tomentosa, stipulae oblongae obtusiusculae tomentosae;
iiores spicati, bracteis ovatis obtusiusculis. Bobea fusca Korth. I. c.
p. 213. — Non vidi.

Eiland Mara, bij Sumatra (korth.).

Species inclescriptae :

Bobea setosa korth. I. c. p. 211 {Guettarda selosa Zippel. in
Herb. L. B).

Bobea Wallichiana ej. I. c {Timonius Rumphii Wall. herb.).

Tribus VIII. Guettardeae. Corollae Jaciniae aestivatioue im-
bricatae. Ovarium 2-pluriloculare, ovula in loculis solitaria pendula.
Albumen carnosum. — Stipulae interpetiolares.

LVIII. GUETTARDA ll\n. Calycistubus ovoideus vel glo-
bosus cum ovario connatus, limbus tubulosus integerrimus vel irre-
gulariter dentatus. Corollae liypocraterimorphae tubus cylindri-
cus, limbi 4 — 9-partiti laciniae ovali-oblongae. Antherae 4 — 9
in fauce scssiles inclusae. Stylus teretiusculus, stigmate capitato
raro bilobo. Ovarium 4 — 9-loculare, loculis monospermis. Bacca
fa Ucis limbo coronata vel nurla 4 — 9-pyrena. Se mi na erecta (?).

RUBIACEAE. 262 KERTERA.

§. Cadamba. Calycis limbus decitluus. — Genus pari jure acGriffithial
1. Guettarda SpeciOSa LINN. Folia lato-elliptic3, subrotundata, ovata
obovata vel obovato-oblonga, apice obtusa, basi nunc subemarginata,
adulta subtus in costa costulisque appresse pilosuia, stipulaelanceo-
latae deciduae, cymae pedunculatae breves villosulae, corollae tubus
fere pollicaris, limbi laciniae 4 — 9, bacca depressa. Guellarda spe-
ciosa Linn. Spec. p. 1408. DC. Prodr. IV. p. 455. BI. Bijdr. p.
993. Roxb. Fl. lnd. I. p. 686; ed. Wall. II. p. 521. Wall. Cal.
n. 6219. W. et Am. Prodr. I. p. 422. Decaisn. I. c. p. 418. —
Cadamba jasmini flora Sonnerat Voy. II. p. 228. lab. 128. — Gar-
denia speciosa Roxb. mss. — JSyclanthes hirsula Linn. Spec. p. 8.
Jasminum hirsutum Willd. Spec. IV. p. 36. — Rava-Pon Bheed.
Hort. Mal. IV. lab. 47, 48. — §. Glabrala DC. I. c. Ilassh. Cal.
bog. p. 111.

Door geheel Indië verspreid (in de kuststreken van Java, Su-
matra, Timor enz.) en wegens de schoone welriekende bloemen aan-
geplant. Ti mor, in het wild in de kuststreken. Java, opdenOen-
garan (horsf.). — Malatti kosta (d. i. Sambak van Coromaudel)
simd. of Boen tak (bl ).

LIX. NEETEEA banks. Calycis tubus cum ovario connatus
ovoideus, limbus minimus 4- raro 5-dentatus. Corolla infundi-
buliformis subcampanulata 4- raro 5-lobaintus glabra. Eilamenta
ex ima corolla orta, tubo non adnata; antherae subglobosae vix
exsertae. Stylus filiformis, stigmatibus 2 hirsutis. Bacca subglo-
bosa umbilicata 2 — 4-pyrena. Pyrenao coriaceae monospermae.
S e m i n a semi-ovata, dorso convexa, ventre plano sulcata, albumine
corueo. Nerleria Smilh. Icon. ined. II. p. 28, tab. 28. — Gomozia,
Mutis in Linn. jil. Suppl. p.17. — Enjthrodanum Pet. Thouars
Fl. Tri si. d'Ac. p. 41. — Anne Coprosmae affinis ?

1. Nertera depressa banks. in Gaertn. de fr. et sem. I. p. 124,
tab. 26. DC. Prodr. IV. p. 451. {Erythrod. alsinaeforme Peut
Thouars lep. 42, tab. 10. Gomozia granatensis Mut. I. c). For-
ma acuti folia Miq. Repens, partium magnitudine variabilis, stipu-
lae inferiores triangulares superiores fere lanceatae, acutae (sub lente
nunc tanquam raphidibus paucistriulatae), folia longiuscule petiolata

RUBIACEAE.

263 PAVETTA.

e basi cordata secus petiolum aequiloiiguin vel longiorem subpro-
tracta ovata acuta, niajora ultrasemipollicaria, subtus pallida, ad len-
tem minute albido-punctulata, flores sessiles, pentameri ? baccae ellip-
soideae dicoccae. — Quantum e calycis rudimento superstite judi-
candum, calyx videtuir 5-dentatus. Plores ex zollingero exiles,
viriduli. An sundanensis speciei genuinae omnino conspecifica?

Java, op steenen en rotsen kruipend, aan den Tjajoes 3100', op
den top van den Salak van 5000'af (zoLL.),op denMerapi 3700 —
4000' der zuidelijke helling (ju^ghuh^), Samarang, Blarabangan
(iiorsf.). — Sumatra en Borneo, in de bergwouden totöOOO'
(korth.). Krema goenoeng sund. op Java.

Tribus IX. Pavetteae. Corollae laeiniae aestivatione imbricatae.
Ovarii bilocularis loculi uniovulati, ovula septo inserta. Albumen
corneum. — Stipulae interpetiolares.

LX. PAYETTA linn. Calycis tubus ellipsoideus vel subob-
conicus cum ovario connatus, limbus parvus 4-dentatus. Corol-
lae hypocraterimorpbae tubus gracilis teres utplurimum elongatus,
limbi 4-partiti patentis laeiniae mox latae (Ixora Linn.), mox angus-
tiores (Pavetta). Antherae ad fauceni subsessiles. Stylus mox
inclusus vel subexsertus (Ixora) mox alte exsertus (Pavetta), stig-
matis biMicruribusinitiosubunitis, dein patulis. Ovarium 2-raro
3-loculare, loculis e medio septo uni-ovulatis. B a c ca subglobosa, ca-
lycis limbo coronata, dipyrena, py re ni s chartaceis monospertnis dorso
convexis, ventre planis aut concavis. S e m i n i s conformis albumen
cartilagineum, embryi dorsalis incurvi cotyledones foliaeeae, ra-
diculalonga. — Prutices vel arbusculae, orbis veteris regiones calidas
inhabitantes, stipulis interpetiolaribus indivisis, thyrsis corymbosis
terminalibus, floribus coccineis, roseis, aurantiis vel albidis, saepe fra-
grantibus, plures ob eximium florum decus poetarum in India, laudibus
celebratae, in hortis plantatae, rumphio sylvarum quarum solitudinem
gregaria. sua vegetatione exornant, flamma nuncupatae, viatorenunc
colorum splendore nunc suavi odore gratae. — Pavettam et Ixoram,
tmam vis genera Linnaeana, praeeuntibus praeclaris nostrae aetatis
botanicis conjungens, Pavettae nomen quippe certioribus speciebus
stabilitum et perfectioris quasi organisationis antisfcitem servavi.

RUBIACEAE. 264.

1'AVETTA.

§ 1. Corollae laciniae latae; stylus non vol parum exsertus.— FJ .
res coccinei, flammei vel rubentes raro albidi. ~ Ixora auct.

a. Corollae Jaciniae acutae.

1. Pavetta amboinica bl. Glabra, stipulae inferioreslataeobtusac,
connatae, superiores triangulari-ovales abrupte cuspidatae, glabrac,
folia breviter vel brevissime petiolata, inferiora e basi brcvissiine acuta
ovata acuminata, usque pedalia, superfora vel ramulorum e basi acuta
lanceolato-oblonga, coriacea vel subcoriacea, glabra, subtus venis
pluribus patulis tenere venulosis, thyrsus terminalis opposite ramo-
sus, ramis inf. longis, superioribus vel omnibus brevibus, brevissime
rariterque puberis, calycis dentes triangulari-ovati acuti breves coria-
cei, corollae tubus 1| poll. longus, liuibi laciniae lanceolato-ellipticae
acutiusculae vel acutae, saepe subinaequilongae, 3 — 4 lin. aequan-
tes, stylus parumper exsertus, stigmatis lamellae acutiusculae. Pa-
vetta amboinica BI. Bijdr. p. 949. Ixora DC.lc.p. 487. Flamma
sylvarum Rumph. Herb. Amb. IV. p. 105, tak 46 (magn.dimin.!)
descripl. optima {Ixora longi folia Rees. Cyclop.?).

Molukken, algemeen (rumph.). — Amboina (relnw.). Java
en Sumatra in de wouden (korth.). — Sokka konneng sund.
Djarong djarong mal in de Molukken.

2. Pavetta psendo-amboinica korth. Folia e basi acuta ovali-
oblonga longe acuminata mucronulata, stipulae vaginatae mucronu-
latae, corollae limbus duplo major quam in P. amboinica. Kwik W
Ned. Kruidk. Arch. II. p. 261. — Nondum vidi.

Borneo, in de wouden op den berg Pararavin (korth.).

•3. Pavetta fiügens roxb. sub Ixord. Ramuli teretiusculi glabri,
purpurascentes, stipulae coriaceae breves connatae abrupte aristato-
cuspidulatae, folia brevissime petiolata, e basi acuta vel subobtusa
elhptico-lanceolatavellanceolata acute acuminata, 6—12 poll.longa,
2 --l]ata, forma et nervatione variabilia, chartacea usque coriacea,
glabra, venis pluribus sub- vel omnino patulis densis vel remotius-
cuhs, vulgo reticulatis, corymbus terminalis sessilis densus glaber,
calycis dentes breves ovato-triangulares acuti coriacei, corollae tubus
cn-citer bipollicaris tenuis, limbi laciniae elliptico-lanceolatae acu-
mmatae 5—6 lin. longae, stylus param exsertus. Ixora fidgens

R0B1ACEAE. 265 1'AVETTA.

Rojeh. Fl. IndA. p. 387 cxcl.sijn. Hamph. et Smuk. — Wighl Icon.
I, lab. 151. DC. Prodr. I. c. p. 486. — Var. (?. lanceolata, foliis
omnibus lanceolatis, sequenti paullisper accedens. — P. amboinicae
proxima, folioruin forma, corollae majoris laciniis acutoribus et lon-
gioribus distincta. — Au huc P. pseudo-amboinica Korth. ?

Su mat ra, op de Alangvelden iu Opper-Angkola bij Hoeraba
enz. (juagh.). /?. Iu de woudeu bij Goedani baroe 3000' (jungh.).

4. Pavetta Salicifolia bl. Sufïïutex 2-pedalis (Hassk.), ramuli
teretiusculi purpurascentes, stipulae coriaceae basi connatae ovato-
triaiigulares vel abbreviatae longiuscule vel longiter cuspidatae, folia
brevissime petiolata e basi acuta elongate angusteque lanceolata acu-
minata, 6-fere 12 vulgo 8 poll. louga, pollice paullo latiora vel an-
gustiora, venis pluribus patentissimis ante marginem uiiitis reticu-
latis, subcoriacea, glabra, corymbusterminalis,iiinovatione demum la-
teralis, sessilis deusus globosus, calycis bibracteolati subcampanulati
rubri dentes breves acutiusculi, corollae igueae tubus 1| poll., limbi
laciniae ovato-lanceolatae acutatae vel elliptico-lanceolatae acutius-
culae vulgo inaequales, 3-fere 5 lin. longae, ovarium. 2 — 3-loculare,
baccae didymae. Pavetta salicifolia {Beinw. herb.) Bl. Bijdr.p. 951.
Hassk. in Flora bot. Zeit. 1845, p. 227. Korth. I. c. p. 264. —
hora DC. l.c. p.487. Bot. Mag. tab. 4523. F lor e des Serres 18 47,
tab. V. — Species foliorum forma et nervatioue valde distiucta. Plo-
res punicei cl. blumeo statuuntur.

J a v a, in Banjoemas (iiorsf.), in de bergstreken (bl., jungh.),
Sumatra, bij Padang (jüngh.), op den Melintang (korth.). Sokka
kouneng, of S. goenoeng of Oesoeng boegong sund. (horsf.),
Koina dillan jav. (horsf.).

5. Pavetta Ciliolata korth. I. c. Polia elliptica utrinque aeumi-
natissima glabra, stipulae triangulares acutae, corymbi fructiferi pa-
tcutes, bracteae sub baccis ovatae acuminatae ciliolatae. — Noudum
vidi.

Bom e o, op den Pamatton (korth.).

6. Pavetta stenophylla korth. /. c. p. 262. Folia e basi acuta
oblonga subulato-acuminata, stipulae interpetiolares subulato-acumi-

RUBIACEAE. 266 PAVETTA.

natae, corymbi terminales, pedunculis compressis, deutes calycis acuti,
corollae tubus 3,5 cent., laciniae ovales acutae 7 mm. longae, faux
barbata. — Nondum vidi.

Borneo, aan de oevers van den Tewé, op de bergen Raukon,
Sakoembang (kortil).

7. Pavetta graciliS korth. l.c. Folia ebasiobtusiusculaoblongo-
ovata acumiuata mucrouulata, curollae tubus gracilis, limbi laciniae
ovatae acutae; calycis tubus basi attenuatus. — // Affinis P. amboi-
nicae, at ab eadem diversa ovario [calyce ?] stipitato attenuato." —
Nondum vidi.

Borneo, op den Pamatton (korth.).

8. Pavetta COCCinea LINN. sub Ixord. 1'olia sessilia cordato-oblouga
acuta, vel obovata, coriacea rigidula, nitida, bipollicaria, glabra, co-
rymbus terminalis globosus densus, calycis dentes acuti, corollae tu-
bus in nostris 11 — 15 lin., ex DC. fere bipollicaris, gracilis, limbi
laciniae ovato-lanceolatae acutae, stylus vix exsertus. Ixora coccinea
Linn. Spec. p. 159 excl. syn. — Boxb. Fl. Ind.1. p. 385 (exacte).
Wight Icon. I. lab. 153. Wight et Am. Prodr. I. c. Burm.Zeyl
lab. 57. — Pavella BI. Bijdr. p. 950. — lx. grandi flora Ker Bol.
Reg. tab. 154. Ilassk. Cal. bog. p. 120. DC. Prodr. I c. p. 480.
Pavetta rubra Noronh. in Verh. Bat. Genoot sch. V. p. 83.

Voor-Indië. China. Ceylon. Java, gekweekt. — Sokka
berrem sund., Sonten mera mal. — Volgens iiorsfield bevat
de wortel prikkelende, blaartrekkende eigenschappen, en wekt speek-
selvloed op.

9. Pavetta incarnata bl. Folia subsessilia e basi obtusa subcor-
data. oblonga obtusa, corymbi breviter pedunculati, calycis dentes
acuti, corollae pallide roseae incamatae vel albae tubus 10—11 tin.
longus, laciniae ovali-oblongae acutae (DC. ex bl. angusto-lanceo-
latae). Pavetta incarnata BL Bijdr. p. 950. — Ixora DC. I. c, non
Boxb. — Hujus et praecedentis discrimen nondum satis liquet.

Java, in de tuinen, waarschijnlijk van China ingevoerd. — Ki-
sokka poeti sund.

10. Pavetta Bandhuca roxb. sub Ixord. Folia sessilia e basi cor-

RUBIACEAE. 267 TAVEïTA

dato-amplexicauli ovali-oblonga subacuta, corymbus coarctatus, caly-
cis dentes subacuti, corollae intense coccineae tubus fere bipollicaris,
laciniae ovatae obtusae, stylus vix exsertus. Ixora BandhucaRoxb.
Ft, Ind. I. p. 386. DC.l.c. Kcr Bot. Reg. tab. 513. — lx. coc-
cinea Linn. in herb. Royen. — I. arborea Lodd. Bot. Cab. tab. 609 ?
Bandhuca: Iones in As. ResearchAV. p. 250. — Schetti Rheed.
Hort. Mal. II. p 81, lab. 12 teste hamilt. — Ob intimam cum
praeced. affinitatem huc repugnante licet corollae forma retuli.
In Indië, ook veel geplant, en wegens hare schoonheid vermaard.

11. Pavetta amoena wall. Cal. n. 6121. G. Don. Dichl. Fl. III.
p. 571. Stipulae apice cuspidatae, folia petïolata oblongo-lanceolata
glabra, corymbi compositi pedunculati, calycis dentes obtusi, corollae
laciniae obtusiusculae, stylus et antherae exsertae. — Poel o e Pi-
na ng, Tavoi, enz.

12. Pavetta Teysmanniana miq. Ramuli obtuse tetragoni glabri,
stipulae coriaceae connatae mucronatae, inferiores longiores, folia bre-
viter petiolata e basi subattenuata subobverse angnste oblonga fere
lanceolato-oblonga modice acuminata firmule pergamacea, costulis
utrinque 13—10 subarcuato-patulis au te marginem nnitis laxe re-
ticulatis, demum snbrugulosa, 10—6 poll. longa, glabra, thyrsus
corymbosus terminalis brevis sessilis puberulus, üores plerique basi
bibracteolati, calycis obovoidei limbus repando-sinuatus obtuso-4-den-
tulus, corollae gracillimae tubus fere bipollicaris tenuis, faux parcis-
sime pilosuia, limbi laciniae elliptico-lanceolatae acutae subinaeqnales
4—3 lin. longae, antherae filameutis brevibus reflexo-exsertae, sty-
lus brevissime exsertus, stigmatis laciniae breves sublineares. — Ex
aff. Ixorae polyanthae r.wight Icon. III. tab. 1066, nee P.fulgenti
oranino aliena. — An rectius inter albifloras ?

Sumatra, bij Loeboe Alang (teysmann).

b. Corollae laciniae obovatae, rotundatae, obtusae, ratione tubi vulgo
breves, patentes.

13. Pavetta javaaica bl. Bami tetragono-cylindrici ramulique
glabri, stipulae coriaceae ovatae acutae vel cuspidatae, quaudoque
absque foliis ad internodiorum basin plures perulaceae, folia breviter
petiolata e basi obtusa vel acuta passim in sup. rotundata elliptica
vel elliptico-oblonga acuminata vel acuta coriacea glabra, subtus glau-

RIBIACEAE. 268

PAVETTA.

cina, costulis tenuibus utriiique 10 — 12 pluribusve arcuato-patulis,
6£ — 3 poll. longa, corymbus terminalis pedunculatus brcvissime pu-
berus semiglobosus, ramia brevibus vel elongatis oppositis apice sub-
fasciculato-cymosis, calycis coriacei dentes lato-ovati obtusi et acuti,
corollae tubus 1 Hu. longus gracilis, limbi laciuiae obovatae vel ellip-
ticae obtusae, carneo-rubellae (rainiatae) 2 — 3 lin. longae, filamenta
brevissirne exserta. Pavetta javanica Bl. Bijdr. p. 949. Korlh.l.c.
p. 263. IxoraDC. I. c.p.487. Ixora mutabilis Beinw. herb. Pavettae
{Ixorae) strictae roxb. M. Ind. I. p. 384. Wight*Tcon. I. tab. 707
aliquomodo accedit. — Folia siccata nigrescentia.

Java, in de wouden der bergstreken, Salak enz. (reinw., bl.), in
Bantam (zoll.). Sumatra en Borneo (kortii.). Moelioen ka-
hoeroewang sund. of Sokka koening (jav.?).

14. Pavetta pauciflora bl. Polia breviter petiolata, e basi acutft
oblouga acuminata glabra, cyniae breviter pedunculatae tripartitae
pauciflorae, calycis dentes acuti, corollae laciniae ovales acutiusculae.
Pavella pauciflora BL herb. apud DC. I. c. sub Ixord. — Nondum
vidi. Praecedenti, teste DC, affinis, sed cymis paucilioris breviter
pedunculatis et dentibus calycis acutis diversa. — Anne potius ad
P. nigricautem ?

Java, in de wouden op den Pangerango {bl.). — Sokka sund.

15. Pavetta tenuiflora roxr. sub Ixord. Polia breviter petiolata
oblouga obtusa laevia, paniculae terminales corynibosae contractae,
calycis laciniae cordatae obtusae, corollae tubus longus gracilis, la-
ciniae oblongae obtusae, stylo erecto staminibusque longiores. Ixora
Boxb. Fl. Ind. I. p. 797. DC. I c. p. 487. — Nondum vidi. P-
fulgenti affinis statuitur, sed ex definitione corollae laciniis satis dis-
tincta.

Molukken (roxb.).

16. Pavetta Stricta roxb. sub Ixord. Ramuli fuscescentes, sti-
pulae breves latae coriaceae connatae mucronulatae, folia subsessina
elliptico-oblonga acuta vel obtusiuscula subcoriacea, 2£ — 4y poll-
longa, pauciveiria, corymbus terminalis subglobosus, calycis dentes
ovato-rotundati, corollae dilute sordide flammeae tubus pollice paullo

RUBIACEAE. 269 PAVETTA.

longior, limbi laciniae rotundatae. Ixora slrida Roxb. Fl. Ind. I.
p. 384. Cal. hort.Calc.p.lO (1814). DC. Prodr.Lc.pA8Q. Wighl.
Icon. II. tab. 707. — Pavetta BI. Bijdr. p. 950. — Ixora flammea
Salisb. Prodr. p. 62 (1791). — I.coccinea Curl. Bol. Mag. lab. 169.
Schneev. Icon.tab.1. — I. incarnata Roxb cv Smit h in Rees Cyclop.
(non bl.). lccora pallida Reinw.herb. — Flamma sylvarum peregrina
Rumph. Amb. IV. p. 109, tab. 47 (nisi rectius ad P. coccineam).
China. Philipp. eil. Molukken en Sunda-Archipel,
Java, vooral in de tuinen geplant. — Santen mera mal. ofSokka
berrem sund.

17, Pavetta COllgesta roxb. Fl. Ind. I. p. 397. Folia breviter
petiolata oblonga coriacea venis grossis parallelis, corymbi termina-
les breves densi, flores subsessiles, caïycis dentes obscure reniformes,
corollae laciniae oblongae obtusae. Ixora DC. I. c. p. 486. P. ful-
genti affinis statuitur. Specimen anthent. haud vidi, Wallichianum
autem (Cat. n. 6138 A. ex ins. Pinang) conspecificuui videtur,
P. javanicae affine, sed foliis majoribus, validius et frequentius co-
stulatis, infl. contractiore, calycum dentibus brevioribus et magis
acutis differt. En ejus adumbr. : Valida, glabra, rami tetragono-cy-
liudrici, stipulae rigidae latae breves basi connatae, abrupte mucro-
nato-cuspidatae, folia breviter petiolata e basi acuta vel subacuta
elliptico-oblonga acuminata vel acuta, superiora sublanceolata, coria-
cea, subtus pallida (in sicco fuscescentia) costis 12—16 utrinque,
in junioribus tenuibus, in adultis validis erecto-patulis ante margi-
nem reticulato-unitis pertensa, 9 — 7 poll. longa, corymbus termi-
nahs sessilis contractissimus, junior minute sparseque puberus, tri-
chotomo-ramosus, ramis apice subfasciculato-floridis, rlores sessiles
et brevi-pedicellati, calycis obconici dentes breves triangulares lati
acutiusculi, corollae tubus pollicaris, limbi laciniae obovato-ellipticae
obtusae, — Folia sicca supra fusco-nigrescentia.

Molukken. Poeloe Pinang.

18. Pavetta pendnla jack. sub Ixora. Rami compressi, folia ellip-
tico-lanceolata glaberrima, corymbi longe pedunculati penduli. Ixora
Jack. Mal. Miscell. L 2, p. 11. Ixora DC. I. c. p. 487. — Valde
dubia. — Poeloe Pinang.

HUBIACEAE.

27 Ü pavetta.

19. Pavetta ernbescens wall. h. 6143 sub ixont. g. Don. 1. c.

p. 571. Folia breviter petiolata oblonga utrinque obtusata, glabra,
suprema sessilia, corymbi pubescentes, corollae pubescentis lacitiiae li-
neares, stigma exsertum. — /3. Foliis magis acuminatis. (Ixora affmis
Wall. n. 6144). — Birma-rijk, op de zandbanken van den Atrara
(wall.).

§ 2. Flores albi, rarissime rubelli, statura praecedentibus vulgo mi-
nores, tubo gracili, laciniis saepe angustis; stylus vix vel breviter ex-
sertus, corollae lirabum non vel parum superans. — Flores (saepe etiam
folia) siccatione nigrescunt. — Pavetta auct.

20. Pavetta BmnoniS wall. Ramuli juniores rubigineo-hirtel-
li, stipulae e basi triangulari aristato-cuspidatae, folia brevissime
petiolata subsessilia obverse lanceolato-oblonga acuminatissima, sub-
tus costulata et reticulato-venosa molliterque pubescentia, juuiora
supra pubera in costa hirtella, 5^—9 poll. longa, thyrsus terminalis
sessilis fasciculato-contractus, corolla gracilis extus hirtella, stigma
brevi-exsertum, corollae lacinias haud superans. Pavetta Brunonis
WaU.CaLn.6U6. Wight Icon. III. lab. 1065. G. Don. I. c. p. 573.
P. villosae affinis.

Poeloe Pinang (wallich.).

21. Pavetta SiamensiS wall. Cat. n. 6162. G. Don. I. c. Folia e
basi cordata. ovato-oblonga mucronata, superiora utrinque attenuata,
corymbi terminales, corollae laciniae acutae, stigma exsertam. — Siam.

22. Pavetta Opaca R. beown. in Wall. Cat. n. 6141. Folia petio-
lata longe lanceolata acuminata glabra, corymbi pubescentes; calycis
dentes exiles, corollae albae? laciniae obtusae, stigma exsertum. —
Poeloe Pinang.

23. Pavetta sylvatica bl. Stipulae latae breves rotundatae ab-
rupte cuspidatae rigidae, folia modice petiolata e basi attenuata
oblongo- vel elliptico-lanceolata longiuscule anguste acuminata te-
nuiter chartacea, venis utrinque 5 — 6 laxe reticulatis, 4 — 5 poll-
longa, subtus in venis pubera, corymbus breviter pedunculatus pu-
berus, calycis tubus ellipsoideus puberus, limbi glabriusculi vel pu-
beruli dentes acutiusculi, corollae tubus gracilis pollicaris, hmbi la-
ciniae lanceolato-ellipticae 3 lin. longae acutiusculae, stylus altius-
cule exsertus. Pavetta sylvatica Bl Bijdr. p. 953. DC.l.c.p.^ 1 -
Korfh. I. c. p. 265. — A seq. praesertim differt foliis longioribus,
calycis pube, caet.

RUBIACEAE. 271 FAVETTA.

Java, in de wouden der bergstreken, op den Scriboe (bl., zoll.),
op den Sampi, Boerangrang (korth.).

24. Pavetta pallldosa bl. Frutex, stipulae longe cuspidatae, pe-
tioli 3 — 1 lin. longi, folia pleraque e basi acuta elliptico-oblonga
obtuse apiculata, 3 — 5 — 7 poll. longa, aliasupremasubsessiliaovata
breviora, chartacea, nitida, glabra (siccata sordide fuscescentia), sub-
tus costulis pluribus patulis, extrorsum subreticulatis, thyrsi ramos
ramulosque terminantes longe graciliterque pedunculati corymboso-
fastigiati, ramis umbellato-cymosis, calycis glabri dentes ovati obtusi,
corollae albae odoratae tubus gracilis 6 lin. longus, limbi laciuiae
lanceolato-ellipticae li lin., antherae exsertae, stigmata brevi-exserta
caniculato-liuearia obtusiuscula patentia, juniora in unum clavatum
compicta. Pavetla paludosa Bl. Bijdr. p. 954. DC. Prodr. I. c.p.
491. Korlh, l. c. p. 264. lxora nigricans (non R. Br.) Zoll.herb.
Var. |ï. major, foliis latioribus saepe usque 7-pollicaribus validius
costatis, basi plerumque rotundatis vel subcordatis, floribus paullo
majoribus.

Ja va, in de moerassige gewesten om Batavia (rei>"\v. bl.), bij
Soedimanik, op de heuvels Ikan bij de kust (zolling.), op het Chi-
neesche kerkhof bij Batavia (juivgh.) in Krawang, Tjikao (korth.).
Sumatra, bij Padang (korto.). /?. Java, iu Soerakarta (horsf.).

25. Favetta longipes dc. Stipulae marginem pilosum relinquen-
tes, folia petiolata e basi obtusd vel rotundata lanceolato-oblonga
acuta vel subacuminata subcoriacea glabra, subtus pallida, venis cos-
talibus plurimis patulis teuuibus non parallelis parum reticulatis, cir-
citer semipedalia, thyrsus corymbosus terminalis longe pedunculatus
glaber opposite ramosus, bracteis primariis lanceolato-linearibus, ra-
mis apiee dichotome ramulosis, ramulis subcymoso-floridis, pedicelli
glabri vel parce puberi, calyx vix \ liu. aequans campanulatus re-
pande brevissime acutiuscule 4-dentatus, corollae albae tubus 2£
m. longus, laciniae patentes lineari-lanceolatae obtusiusculae tubi -|
aequantes, faux hirta, filamenta exserta, antherae e basi sagittata li
neares » st ylus ad laciniarum altitudinem exsertus, stigmatibus 2 li
»earibus demum patulis, ineunte anthesi vulgo partim conniventi

7

rtUBlACEAE. 272 PAVETTA.

uuitis. Pavetta longipes DC. Prodr. IV. p. 490. — Ixora longipes
Zoll. et Morilz. Syst. Verz. p. 65.

Ti mor. — Eiland Pro poli, Mei (zolling. n, 1240).

26. Pavetta nigricans r. brown. Glabra, laevigata, stipulae e basi
lata rotundata abrupte cuspidatae, cuspide a lateribus compressa, folia
breviter petiolata e basi acuta vel acutiuscula elliptica acute brevi-
acuininata, subpergamacea, lucida, costulis utrinque 8 — 10, venosis,
4 — 5 rarius 6 poll. longa, suprema vulgo magis ovata, thyrsus ter-
minalis subfastigiato-corymbosus breviter pedunculatus subdensiflo-
rus, pedunculo raraisque minute puberis vel subglabris, bracteae li-
neares rigidulae ubique patulae, flores in ultimis ramulis sessilesvel
subsessiles, calycis glabri deutes acuti, corollae tubus seruipollicaris,
faux barbata, laciniae lineari-ellipticae suboblongae acutae diinidium
tubum aequantes reflexae, antherae cum filamentis brevibus exsertae
lineares, stylus ad laciniarum longitudinem circiter exsertus, stigma-
tibus 2 linearibus acutiusculis recurvis. Ixora nigricans R. Brown
in Wall. Cal. n. 6154 C. Wight el Am. Prodr. I. p.428. Wight
Icon.J. lab. 318 (specimen paullo depauperatum). — Ixora laxi flora
Ilassk. in Flora bot. Zeit. 1845, p. 227 excl. si/n. Smith. — Ixora
subulata Teysm. et Binnend. in Natuur/c. Tijdschr. Ned. Indië
IV. /. c. Ixora aculiflora Reinw. herb. Korlh. L c. p. 262. A P.
paludosa differt foliis latioribus nitidis, thyrsis brevius pedunculatis,
dentibus calycinis acutis, corollae tubo breviore caet. Siccata fere
atra lucidaque. Folia viva pallide viridia.

Poeloe Pinang (wall.). Java, in de wouden der bergstreken
(bl., zoll.), op den G. Praoe (horsf.), in het gebergte van Buiteu-
zorg (teysm. en binnend.), op den Klappan oengal (kortii.). —
Sok ka poeti sund. op Java.-

27. Pavetta littorea miq. Eamuli obtuse tetragoni glabri, stipulae
ovatae cuspidatae, folia petiolata e basi acuta oblongo-lanceolata vel
lanceolata acuminata coriaceo-pergamacea glabra, venis costalibus
subtus distinctis vel subindistinctis pluribus subpatulis, 4-fere 6 poll.
longa, thyrsus terminalis paniculatus brachiato-ramosus, patule pu-
berus, ramis primariis repetito di-trichotomis, flores pedicellati, calyx

RUBIACEAE. 273 PAVETTA.

obconico-subcampanulatus linea brevior, inferne puberulus, limbo
subextenuato brevi fusco subtruncato ad lentem obsoletissirae 4-den-
tulo, corolla 2 lin. vix aequans, laciniis lanceolato-linearibus obtu-
siusculis tubum aequantibus, faux hirtula, autherae exsertae laciuias
fere aequantes, stigma fusiforme ad \ laciniarum longitudiuem ex-
sertum. — ïrutex vel arbuscula ; corolla alba, demum lutescens.
Eiland F lor es, in de kuststreken bij Boni (zolling.).

28. Pavetta hypsophila miq. Rami pallidi obtuse tetragoni, ra-
muli glabri inferne saepe nudi apice dense foliosi, stipulae majuscu-
lae ovato-oblongae carinato-cuspidatae, folia breviter vel brevissime
petiolata, e basi acuta vel cuneata lanceolata oblonga saepius lauceo-
lata, attenuato-acuminata, coriacea, subtus pallida venisque costalibus
pluribus patulis subobtectis et vix venulosis, 10 — 4 poll. longa,
thyrsi terminales tres (vel unus a basi tripartitus) appresse puberi mo-
dice vel lougiuscule pedunculati apice contracto cymose pauciflori,
calycis campanulati glabriusculi dentes breves ovato-triangulares sub-
acuti vel obtusi, corollae odoratae (albae?) gracilis tubuslOlin. eir-
citer longus, laciniae ovato-lanceolatae acutae réflexae, antherae li-
neares exsertae, stylus vix ad laciniarum altitudinem exsertus, stig-
inate (nunc) clavato acute semibifido, lobis sublanceolatis brevibus
carnosis. Pavetta hypsophila Miq. in PI. Jungh. ined. — Frutex
10-pedalis. Poliis P. macrophyllae accedens, infi. simpliciore et flo-
ribus longioribus discernenda.

Java, op denMalabar in de wouden 5 000', Mei bl, op den Mang-
lajang in de Preanger-reg. 6500' (jungh.).

29. Pavetta macrophylla bl. Prutex, rami snbcylindrici, ramuli
subtetragoni validi, stipulae coriaceae ovatae cuspidatae carinatae gla-
brae, folia breviter petiolata, e basi cuneata obverse lanceolato-oblonga
vel lanceolata acutiuscula vel obtusa (apice saepe delitescente), co-
riacea, glabra, subtus venis utrinque 8 — 18 costalibus patulis parum
venulosis, 10 — 4^ poll. longa, thyrsus terminalis sessilis dense pube-
rus sensim glabrescens, ramis primariis oppositis vulgo elongatis apice
eymoso-densifloris, ilores sessiles et pedicellati, bracteae sub ramis
primariis inferioribus ovatae subtrisinuatae, mediae parvulae ovato-
cuspidatae, supremae lanceolatae, calycis f — {- lin. longi subcampa-

18
Flora van Ned. Indië. II.

RüBIACEAE. 274 FAVEm

nulati praesertim basi puberuli dentes 4 lato-ovato-rotundati brevi-
acutiusculi subimbricati, corollae tubus fere semipollicaris, laciniae
lineari-lanceolatac acutae { tubo longiores, filamenta breviacuman-
theris lijicaribus exserta, stylus ad laciniarum altitudinem exsertus
stigmata 2 sublinearia coimiventia (an semper?), baccadicocca <>lo-
bosa, pyrenis antice excavatis. Pavetta macrophylla BI. Bijdr, p.
953. Korth.lc.p. 264. BC. l.c.pA90. — Iaora grandifolia Zoll.
et Mor. Si/st. Verz. p. 65. Vix differat: Iccora macrophylla Barll.
apud BC. I. c. p. 487. — Species robusti habitus, foliorum forma ab
elliptica ad anguste lanceolatam usque varians, ab auct. laud. liaud
accurate descripta, calycis et corollae lacinias obtusas statuentibus.
Java, in de woudeu der bergstreken (reinw., bl, zoll.), in Soe-
rakarta, Blambangau (horsfield), in Bantam, aan de baai Sadong
(jungii.), bij Santiang, Kandang-sapi, Borneo, op den Pamattou,
bij Martapoera (kortii.). Maoen op Java. — Van deze en andere
soorten gebruiken de Javanen de takjes, aan het eene einde in het
vuur gehouden, om met het aan het tegenovergestelde uitloopende sap,
op ijzer gevallen zwart gekleurd, de tanden te verwen (hassk.).

30. Pavetta macrocoma miq Ramulitetragono-subcylindrici,sti-
pulae cuspidatac? marginem hirtum relinquentes, folia petiolata e
basi brevi-acuta elliptica vel elliptico-oblonga acuminata, coriacea,
glabra, costulis 10—12 utrinque erecto-patulis subparallelis laxe
reticulatis, 10—8 poll. longa, thyrsus terminalis tripartitus, ramis
primariis elongatis apice subpaniculato-floridis cum calycis tubo
suburceolato minute puberis, flores pedicellati cum centrali sessili,
calycis lineam longi denticuli parvi ovati acutiusculi et obtusi, co-
rollae alabastrum haud elongatum, laciniis elliptico-lanceolatis acu-
tis. Pavetta macrocoma Miq. in PI. Jungh. ined. — Frutex 6-pe-
dalis ; ex quadam cum praeced. similitudine huc retuli.

Sumatra, in Opper- Angkola, tusschen Djeró-wondal en Ladang
op kalkheuvelen (juxgil).

31. Pavetta grandifolia kortii. Folia e basi acuta vel cuneata
ovaha acutiuscula membranacea, stipulae ovales subulatae, corymbi
terminales, calycis dentes et corollae laciniae acuminatae. Korth.ic
p. 264. — Anne eadem ac praecedens?

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korth.).

RLBIACEAE. *75 »*«»•

32. Pavetta longifolia o. don. Diehl PI. III. />. 573 sublxora.

Folia lato-elliptico-lanceolata utrinque attenuata, supra glabra, sub-
tus praesertim in nervis cum ramulis petiolis inüorescentia baccisque
villosula, calycis dentes subulati. Ixora macrophylla R. Pr. in
Wall Cat. n. 6165.
Poeloe Pinang (wall.).

33. Pavetta lencoxylon miq. Rami albido-pallidi tetragono-cy-
lindrici dichotomi, internodiis saepe basi stipulato-perulatis, stipulae
ovato-oblongae, e carina cuspidatae, basi cohaerentes, folia breviter
petiolata, e basi acuta vel cuneata, vel subrotundata elliptico- vel sub-
lanceolato-oblonga, suprema quaedam ovato-oblonga, acuta vel ob-
tusiuscule subapiculata, subcoriacea, glabra, venis costalibus distinc-
tioribus utrinque 8— -10 patulis subreticulatis, 8 — 4 poll. longa,
thyrsus (adhuc virgineus) terminalis sessilis tripartitus puberus bre-
vis, ramis apice subfascieulato-floridis, calyx puberus, dentes brcves
parvi acutiusculi, corolla .... Pavetta leucoxijlon Miq. in PI. Jungh-
incd. — Descripta ad spec. valde juvenile, sed species tarnen a re-
liquis distincta.

Java, op den Oengarau 3—4000' (juxgii.). — Andong wa-
toe/at\

54. Pavetta reticulata bl. Frutex 4-pedalis, ramuli compressi,
folia oblonga utrinque acuminata coriacea glabra, subtus nervoso-
reticulata, corymbi terminales trichotomi laxi longiter pedunculati,
calycis dentes acuti, corollae albae laciniae lanceolatae aeutae, baccae
didymo-globosae. Pavetta reticulata Bl. Bijdr. p. 953. BC. l.c. p.
490. — Nondum vidi. — Anne cum P. leueoxyla- vel P. hypso-
phila. conferenda?

Java, in de wouden op den Salak (bl.).

§ 3. Flores circiter praecedentis, siccati vulgo nigrescentes. — Sty-
lus alte nunc altissime exsertus. — Folia siccata mox viridula, mox
nigrescentia. — Pavetta auct. huc praesertim spectat.

85. Pavetta indica mm. Ramuli obtuse tetragoui albidi, juniores
glabri vel puberi, stipulae pubescentes lato-rotundatae brevi-apicu-
ktae, superiores oblongae saepe basi unitae, folia modice petiolata c

18*

RUBIACEAE. 270 l'.VVETn

basi attenuata subcuneata obovata vel obovato-oblonga vel sublan-
ceolata breviter acutiuscule acuminata, chartacea, subtus costulis 8—
10 utrinque erecto-patulis demum subreticulatis sparse puberis, 5— 2
poll. louga, thyrsus terminalis paniculato-corymbosus sessilis passim
parvifoliatus dense puberus, ramulis brevibus cymoso-fioridis, calycis
dense puberi turbinato-campanulati limbus brevis acuteque dentatus,
corollae tubus gracilis 6 lin. longus, limbi laciniae oblongo-ellipticae
obtusiusculae submucronatae, lineam aequantes, antherae exsertae,
stylus ad pollicis fere longitudincm exsertus. Pavelta indica Linn.
Spec. p.160. BC. Lep. 490. BI. Bijdr. p. 951. Korlh. I. c. p.
265. Wight el Am. Prodr. I. p. 431 — P. alba VahlSymb.lU.
p. Il. — Ixora paniculalaLam.Enc.nl. p. 344. Differt ab Ixo-
ra tomentosa Roxb. Wight Icon. I. lab. 186, foliis non ovatis,
minus puberis et stylo multo longiore, corollam fere duplo excellente,
corollae laciniis tubo non duplo sed pluries brevioribus, caet. —
Folia siccata nigrescunt. — Tn phrasi Candolleana corollae laciniae
tubo dimidio breviores statuuntur, quod uec cum nostris nee cum
roxb. spec. congruit. — Variat foliis latioribus. — Species P. indi-
cae titulo a cl. decaisne in Ilerb. Timor. (ISov. Ann. Mus. VI' fi
41 9) enumerata vix hujus loei videtur.

Java, in de bergstreken (reinw., horsf., bl.), op den Gede', Sa-
lak, Sumatra, bij Indrapoera, Borneo, op den Sakoembang (kort-
hals). Voor-Indië. — Maoen of Mooen sund. op Java.

36. Pavetta SUbvelutina miq. Eamuli obtuse tetragoni cum sti-
pulis basi unitis ovatis brevibus rigide brevi-cuspidulatis ^basi) pu-
beri, folia modice vel longiuscule petiolata e basi acuta vel cuneata
m petiolum subdecurrente lanceolato-oblonga acuminata chartacea,
supra nitida juuiora minutissime pubera, subtus pallida et ubique
appresse pubescentia, (in costulis 5— 7 utrinque erecto-patulis tenui-
bus earumque axillis densius longiusque,) 5 £—3 poll. longa, thyrsus
termmalis cum laterali utrinque pedunculato (quasi tripartitus) basi
vulgo parvifoliatus hemisphaerico-paniculatus hirtello-puberus, brac-
teis prnnariis lato-ovatis acutis, ramis apice cymoso-floridis, rlores
pedicellati, calycis tubus ovoideus albido-appresso-puberus, limbus
glabnusculus brevissime acutiuscule 4-dentulus, corollae alabastrum

RUB1ACEAE. 277 PAVETTA-

teres pollicare acutum. — Ex babitu praecedenti proxima. Folia
siccata fusco-viridula.

Java, in Banjoemas (horsf.). — Bamboelan poejan sund.

37. Pavetta montana reinw. Rarniobtusetetragonipallidinodosi,
ramuli glabri, stipulae triangulari-ovatae cuspidulatae basi connatae,
carina in dorso deorsum vulgo bifida pubescente, expallido-persis-
teutes, folia longiuscule petiolata, e basi cuneata lanceolato-oblonga
vel sublanceolata, passim inaequilatera, longe nunc subfalcatim acu-
minata, membranacea, subtus in costa costulisque (6 — 8 utrinque
tenuibus) cum petiolis appresse pubera, 6 — 2^ poll. longa, tliyrsi
termiuales vel ramulos terminantes vulgo basi bifoliati (hine sessiles
vel brevi-pedunculati) lato-paniculati opposite pauci-ramei laxi- et
subpauciflori hirtello-pubescentes, calycis puberi dentes brevi-lan-
ceati subacuti ciliato-hirtelli tubum subaequantes, corollae niveae
tubus 6 lin. longus, limbi laciniae lineari-laiiceolatae submucronatae
eemipollice lougiores, antherae cum filamentis (haec breviter vel non)
exsertae, stylus 6 lin. alt. exsertus, stigmatibus 2 brevibus primo
conniventibus, dein divaricatis. Pavetta montana Reinw. in Bl.
Bijdr. p. 952. DC. Prodr. l.c. p. 490. Folia siccata fusco-viridula.
p. Multiflora, rami floridi inferue nudi, stipulae dorso sparse pube-
rae, adultae glabrae, corymbus compositus multiflorus, folia siccata
fere nigrescentia, fl. omnino consimiles. — Frutex 10-pedalis.

Java, op den Tiloe in de wouden (reinw.), in Patjitan (fiorsf.),
op den Gedé (korth.). — §. In de wouden op den Eendang, Julij,
op den Pengalengan 4300', op den Gedé 3—5000' (jungh.). —
Mooen goenoeng sund.

38. Pavetta Odorata bl. Glabra, arborescens, folia breviter pe-
tiolata e basi acuta lanceolato-oblonga subobversa obtusiuscula vel
obtusa, membranacea, glabra, 5 — 4^ poll. longa, venis costalibus te-
nuibus pluribus subpatulis reticulatis, duo suprema in ramulis flo-
ndis oblongo-ovata acuta, thyrsi 3 terminales (vel potius 1 a basi
tnpartitus) puberi, ramis apice cymoso-floridis, bracteae lanceolatae
meares, calycis tubus ovoideus basi vulgo bibracteolatus, limbi den-
ticuh (fusci) ovati, obtusi, corolla alba, vi'rginea clavata, acuta. Pa-
rc,f " odorata Bl. Bijdr. p. 952. DC. I c. Korth. I. c. p. 264. Ar-
bor 30—40-pedalis.

RüBIACEAE. 278

I'AVETTA.

Java, in de bergstreken, Salak, Gedé, Parang (bl.), bij Soedima-
nik (zoll.). Sumatra, op deu Melintang (korth.), Borneo, op
denPamatton,inBandjermassin (korth.). — Gledok pantokstiHrf.

39. Pavetta timorensiS decaisn. sub Ixord. Bamuli tcretes, ju-
niores subcompressi glabri, stipulae ovato-lanceolatae acutae parvae,
interdum basi dilatata uuitae, folia breviter petiolata elliptico-oblono'a
utrinque attenuata penninervia glabra, subcoriacea, 5—8 poll. Ion ^a,
thyrsi cymosi terminales et axillares longiter (3—4 poll.) peduncu-
lati graciles laxi folia aequantes,ramis dichotomo- 2 — 3-floris,llores
pedicellati coccinei, calyx urceolatus obsolete 4-dentatus, corolla 4—6
lin. longa hypocraterimorpha, limbi laciniae oblongae obtusiusculae
reftexae tubo longiores glabrae, fauce pilosuia, filamentis inter pilos
reconditis, antherae lineares, stylus superne hirsutus, stigma exsertuw,
laciniis linearibus obtusis. Ixora timorensis Decaisne in N. Anti.
Mus. III. p. 419. P.odoratae bl. proxima, foliis minus coriaceis utrin-
que nitidis concoloribus nee subtus opacis, et inflorescentia magis
dilatata diversa.

Timor.

40. Pavetta longitUba miq. ïolia breviter petiolata oblonga utrin-
que acuta coriacea glabra, thyrsus corymbosus fastigiatus trichotomus
puberulus, corollae tubus filiformis longissimus, laciniis ut calycis
dentes acutis, stylus alte exsertus. Pavetta longiflora (non Vahl)
Bl. Bijdr. p. 952. — P. longiflora Vahl var. |? javana BC. Prodr.
I c. p 491. Korth. I. c. p. 264.

Java, in de wouden op den Salak (bl.), in Krawang (korth.).

41. Pavetta nancleaeflora r. beownw Wall. Cat. n.mi. G. Don

l. c.p. 575. Tota villosa, folia oblongo-lanceolata acuminata, corymbi
terminales, calycis dentes breves acuti, corollae laciniae obtusae. —
roeloe Pinang.

§ 4. Species quoad affinitatem prorsus adhuc dubiae, a me nondum
examinatae:

42. Pavetta acaminata korth. l.c. p. 263. Folia e basi cuneata
obovaha acuminata, stipulae triangulares acuminatae, corymbi termi-
nales patentes hirsuti.

Sumatra, in de wouden van Melintang, Borneo, bij Marta-
poera (korth.).

RUBIACEAE. 279 CHASALIA.

43. Pavetta Oblonga korth. /. c. Polia oblonga utrinque acumi-
nata; stipulae triangulares subulatae; corymbi laxiflori hirsuti.

Borneo, op den Batoe-ranté (korth.).

44. Pavetta calycina korth. /. c. p. 265. Folia majuscula ovalia
utrinque acuta, stipulae connatae truncatae subulatae ; coryinbi termi-
nales multifiori; calycis laciniae oblongae, corollae spathulatae obtusae.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korth.).

45. Pavetta cerberaefolia wall. Cat. n. ei 82. G.Don. l c. ïoiia

lato-lanceolata utrinque acuminata glabra, corymbi pubescentes, baccac
globosae. — Poeloe Pinang. Chittagong.

Tribus X. Psychotrieae. Corollae laciniae aestivatione valvatac.
Ovarium 2-pluri-loculare, loculis uniovulatis; ovula fundo inserta.

Sublribus I. Chasaueae. ïhyrsi varii terminales. Ovarium bilo-
culare, raro 3 — 4-loculare. Baccae pyreniferae.

LXI. CHASALIA commers. Calycis tubus ellipsoideus, cum
ovario (praesertim basi) coniiatus, limbus urceolatus subtubulosus
truncatus vel 5 — 4-dentulus. Corollae tubus elongatus aequalis
(intus glaber, au semper), limbi laciniae 5 (vel 4) breves acutiuscu-
lae saepe callosae, aestivatione valvatae. Antherae 5 (vel 4) medio
aut summo tubo insertae inclusae velexsertae. Stigmata 2 linearia.
Ovarium disco epigyno obtectum, biloculare, loculis uniovulatis,
o vul is supra basin? insertis. Bacca ovoidea calycis limbo coronata
(lipyrena, pyrenis coriaceo-chartaccis (seu corneis) oblongis, anticc
planis et sulco notatis, dorso convexis nunc crista longitudinali ver-
sus basin productiore instructis. Seminis erecti transversa sectioue
lunato-compressi album en corneum aequabile, embryi basilaris
parvi cotyledones ovatae. — Genus ex insulis Mascarrhenis usque
ad ins. Timor dispersum fruticosum, cum Psychotria saepe confusum,
foliis oppositis vel ternis, stipulis ovatis vel in vaginam 4-fidam con-
natis, floribus fasciculato-congestis vel thyrsoideis, terminalibus, a
Psychotria corolla tubulosa et seminibus non costatis, a Grumilea
albumine non ruminato discrepaus, Gaertnerae inter Logauiaceas adeo
aualogum, ut plane invita natura, haec genera a se invicem in syste-
mate remota esse, concedere oporteat. — Zwaardekronia Korth.

RlBIACEAE - 28 CHASALIA.

1. Chasalia robusta m[q. Habitus Ch. expansae, ramuli superra

compressi glabri, stipulae lato-oblongo-lanceolataeacutae 3 lin. Wae
coriaceae basi incrassata auriculatim infra petiolum decurreutes cura
opposifö confluentes intus puberae, deciduae marginem infra petiolos
decurrentem pallidum relinquentes, folia modice (| poll.) petiolata,
e basi cuneat& elliptico- vel obverso-oblonga breviteracutniuata,co-
riacea glabra, subtus utrinque 15— 1 6-costulata, 8—10 poll.longa,
tbyrsus terminalis cyinosus compactus pedunculatus, foliis brevior,
ramis inferioribus decussatis,superioribus subverticillatis, ramulis sub-
verticillato- vel umbellato-divisis, flores pedicellati et sessiles, calyx
subturbinato-obconicus cum inflorescentia pube brevi subpulvereo-
inspersus, limbus repandus 5-dentulus, corollae infuudibuliformis
tubus glaber, 2 lin. longus, baccae subgloboso-ovoideae,aurantiacae,
6 lin. longae. Psycholria robusla BI. Bijdr. p. 962. BC. Prodr.
I. c. p. 521. Korth. I. c. p. 243. — Ps. lalifolia BI. Cal. Buitenz.
p. 54, non Willd. — Ps. stipularis Beinw. herb.

Java, op den Salak aan de Kallitjapoes, Gedé, Tjerimai (keisw.,
bl.), op den Oengaran (jungh.), op den Papandajang, Patoea, Ken-
dang, Sumatra, aan de rivier Salaut (korth.). — Hamproe ba-
dak lowong smid.

2. Chasalia expansa miq. Frutexcirciterö — 7-pedalis arbusculi-
formis, stipulae semipollicares acutae marcescentes deciduae, petioli
2—1 poll. longi, folia e basi longiter cuneatsi obovato- vel elliptico-
oblonga, breviter acuminata, 4£ — 8 poll. longa, subcoriacea glaber-
rima, cymae terminales inultiflorae fructiferae elongatae, ramificatio-
nibus ultimis 3 — 5-partitis valde abbreviatis, flores subumbellatim
sessiles, braeteae breves ovatae obtusae, calyx 1\ lin. longus albido-
coloratus, limbo obsolete 5-dentato, corollae albidae tubus cylmdricus
3 lin. longus, limbi patentis laciniae tubum dimidium longitudine
vi x superantes, baccae pisiformes primo laete aurantiacea, dein atro-
violaceae subuigrae, laevesvixsulcataenec costatae, pyrenae 2 hemi-
sphaericae. Psycholria expansa BL Bijdr. p. 963. BC. Prodr. IV.
p. 521. Korth. I c. p. 244. Hassk. Retzia I. p. 18, quem ad natu-
ram fuse describentem presso pede secutus sum.

Java, aan den Salak (bl.). Sumatra, indeprov.Lampong(Ji».4
Ki korres smd. op Java; — op Sumatra Seloan badak.

RIUIACEAE. 281 CHASALIA.

3. Ghasalia montana miq. Arborescens, stipulae oblongae elon-
«•atae membranaceae marginem pallidum relinquentes, folia longiter
petiolata, e basi acuta vel cuneata elliptico-oblonga acute acuminata
membranacea glabra, supra saturate subtus pallide viridia, venis cos-
talibus 8 — 10 utrinque coloratis et ]axe reticulatis tenuibus, 4 — 7
poll. loiiga, thyrsus terminalis pedunculatus glabriusculus umbelli-
formis/rainis praesertim inferioribus verticillatis, ramulis apice uin-
bellato- 3-plurifioris, flores brevi-pedicellati, calycis limbus latus
laxiusculus pallidus viridulus acutiuscule brevissime distanter 5-
dentatus/corollae albidae tubus £ lm. longus lacinias circiter aequans,
baccae obovoideae, pyrenis dorso 1-costulatis. Psycholria montana
DL Bijdr.p. 960. DC. Prodr. I. c. p. 521. Hassk. Ketzial.p.19?
(quae petiolis saltera 3 lin. longis, baccisacutiusculis potius speciem
aliam spectare videtur). — Ludit inflorescentia basi bifoliata hinc
scssili. Insignis est forma angustifolia foliis sublanceolatis, tliyrso
subumbclliformi. — Caeterum ad Ch. tetrandram accedit.

Java, in de bergstreken (bl.), op den Patoea 3000' (jungh.). —
Ki korres of Memenigran sund.

4. Ghasalia? rostrata miq. Stipulae abbreviatae subconnatae, fo-
lia breviter petiolata oblongo-lanceolataacuminatissimamembranaeea
glabra, corymbi pedunculati di- aut trichotomi, calyx obsolete 5-
denticulatus, baccae subglobosae, pyrenis dorso obsolete unicostatis
laevibus. Psycholria roslrala BL L c. p. 901. DC. L c. p. 581.
Ch. tetrandrae et montanae afïmis dicitur, non vidi.

Java, in de wouden op den Salak (bl.).

5. Ghasalia capitata dc. Prodr. IV. p. 531. Decaisne in JSouv.
Am*. Mus. III. p. 418. Rami glabri, folia opposita petiolata lanceo -
lato-obovata acuminata bipollicaria ; stipulae ovato-lanceolatae acutae
polhcares, petiolo longiores persistentes ; flores ad apices ramorum
* MUM fasciculato-congesti, calycis laciniae lanceolatae acutae, bac-
cae augulatae in capitulum confertae. Psycholria capitala Sieb. PI.

• . mauril. n. 56.
Mauritius. — Timor.

'•■ Chasalia leucocarpa miq. Fruticulus subscaudcns radicans,fo-

nuBucEAE. 282 chasalia.

Ha fere Ps. sarmentosae sed distincte venosa, breviter petiolata oblon«o-
lanceolata utrinque acuminata glabra, terminalia verticillatim approxi-
mata, stipulae conuatae, corymbi cymosi trifidi, fioribus ultimis fas-
ciculato-capitatis, baccae globosae, pyrenis dorso laevibus. Psycholria
leucocarpa BI. Bijdr. p. 964. DG. I. c. p. 520. Korth. I. c.p.U\.
Variat teste cl. korth. foliis latioribus.

Java, op den Seriboe (bl.), Gedé (korth.). — Sumatra, op
den Singalaug (korth.).

7. Chasalia? tetrandra miq. Ramuli teretiusculi laeves, superae
(in sicco) compressi, stipulae latae rigidulae pallidae triangulares
mucronato-acutae glabrae, marginem pallidum relinquentes, folia pe-
tiolata, e basi acuta vel brevi-euneata oblongo-lauceolata brevi-acu-
minata chartacea glabra (siccata viridia), subtus pallida, venia teimi-
bus 7 — 2 utrinque patulis ante rnargineni unitis vixreticulatis,3—
5j poll. longa, thyrsi terminales saepe 3 conferti breves glabri, ra-
mis subverticillatis, flores subsessiles umbellato-fasciculati, calycis
limbus dilatatus breviter et distincte 4-dentulus, corollae glabrae
pavvae tubus brevis, limbi laciniae carnosulae, baccae ellipsoideo-
globosae nervosae non costatae, calycis denticulis et disco coronatae,
pyrenae fenestratae, intus excavatae. Psycholria tetrandra Reinw.
apud BL Bijdr. p. 961. BC. I. c. p. 521. Chasaliae montauae quo-
dammodo affinis.

Celebes, aan de wegen tusschen Menado en Kema (relnwardt),
Java op den Seriboe, Salak enz. (bl.).

Observ. An Chasaliae species : P s y c h o t r i a p h i 1 i p p e n s i s cham.
et schld. in Linnacd 1829, p. 21. Glabra, resinosa, ramuli tetrngoni,
folia petiolata obovata obtusissima, stipulae brevissimae interfoliaceae
persistentes, cymae oppositae axillares vel supraaxillares folio terbre-
viores dichotomae, ovarium cylindraceum calycis limbo cupuliformi
truncato coronatam. — Luzon.

8. Chasalia lurida miq. Frutex, ramuli obtuso-tetragoni, stipulae
rigidae bi- tridentulae vel subintegrae diutius persistentes, folia e
basi acuta vel subcuneata obovato-oblonga acuminata, membranacea
(sicca supra nigreseentia), subtus pallida, nitidula, veuis utrinque
5 — 7 erecto-patulis (coloratis ?), 4—2 poll. longa, thyrsus termi-
nalis brevissimus contractus, coloratus, subcarnosus, flores in ultimis
ramulis articulato-sessiles temi pluresve, baccae subglobosae, calycis

RUBIACEAE. 283 PSYCIIOTRIA.

limbo coronatae, pyrenae singulae dorso 3-nerviae, n. medio subcari-
nato. Psychotria BI. Bijdr.p. 959. DC. Prodr.IY.p.521. Hassk.in
Flora bot. Zeil. 1845, p. 221. — Zwaardek. turida Korlh. in Ned.
Kruid/c. Arch. II. p. 252. Mores teste cl. zollinger fuscescenti-
albidi, pedunculis rubris, baccis purpureis, teste cl. korthals. —
(?. Megacoma, folia longiter petiolata multo majora usque 9 poll.
longa, oblonga vel obovato-oblonga, venis utrinque 10,intiorescentiti
paullo uberiore, fere pyramidata. — /. Angusli folia, folia longiter
]>etiolata obverse lanceolata vel obovato-lanceolata.

Java, Sumatra, Borneo, Amboina, algemeen iu de lagere
boschstreken. |S. Java (relwv.). Sumatra, in KettaNipan(TEYSM.).
y. Java, op denOengaran(noRSF.). — Ki korres woengoe sund.,
Hen doel ribatan sund. op Sumatra.

9. Chasalia? OXylepiS miq. Ramuli tetragoni juniores appresse
velutini, stipulae e basi subovata longe cuspidatae appressae parce
puberulae, folia modice petiolata elliptico- vel obovato-oblonga acu-
miuata subcoriacea (siccata subfuscescentia vel olivacea),supranitida
glabra, subtus venis 6 — 8 subadscendentibus non parallelis venulo-
sis, cum costa parce puberis, axillis subbarbatis, 7 ~ — 4 poll. longa,
thyrsus terminalis sessilis parvus appresse subgriseo-pubescens brac-
teatus, bracteis oblongis acutis ciliolatis, trichotomus, ramis apice
cymoso-fasciculifloris, 11. sessiles et pedicellati, calyci campanulati
appresse puberi dentes 5 ovati obtusi, corollae alabastrum extus al-
bido-puberum.

Java, in Blambangan (horsf.).

LXII. PSYCHOTRIA ll\.\. Calycis tubus cum ovario con-
natus, limbus brevis subinteger vel 5-fidus aut-dentatus. Corol-
lae breviter infundibuliformis, tubulosae tubus teres, faux glabra
vel barbata, limbi 5- raro 4-fidi laciniae patentes vel rccurvae,
aestivatione valvatae. Stamina 5 — 4 tubo inserta, inclusa vel rarius
subexserta, filamentis brevibus, antheris linearibus incumbenti-
bus. Ovarium biloculare, disco pulviniformi. Ovula in loculis
solitaria, e basi septi adscendentia. Stylus simplex stigmate bi-
fido. Bacca calycis limbo coronata (siccata) sulcato-costata, dipyrena,
pyrenis dorso sulcato-costatis, facie planis vel sulcatis. Semen cavi-

T1UBIACEAE. 284 PSYCHOTRIA.

tati conforme, sulcato-costatuin ; embryo n in basi al b umin is
aequabilis cartilagiuei semitii eonformis rectum, cotyledonibus
foliaceis lanceolatis. — Arbusculae, frutices, raro herbae peremiesin
regionibus calidis utriusque orbis, in novo tarnen frequentiorcs fo-
liis oppositis, stipulis varie connexis, inflorescentiis utplurimum ter-
minalibus, thyrsis paniculatis vel cymosis, nunc fasciculato-contrac-
tis. — De specierum plurimarum in hoc genere loco dubia supersunt.

§ 1. ïhyrsi paniculati terrainales, raulti- vel pauciflori.

1. Psychotria euneura miq. Arborescens, ramuli obtuse tetragoni
cum petiolis et foliis subtus praesertim in nervis rubigineo-griseoque
pubescentibus, stipulae ovato-oblongae coriaceae extus glabrae deci-
duae marginem villosum relinquentes, folia densa modice petiolata
(petioli marginati) e basi acuta elliptico-oblonga subabrupte breviter
acute acuminata, subcoriacea, supra laevia glabra, subtus pallida cos-
tulis arcuato-patulis utrinque 10 — 12, ante marginem unitis, vix
reticulatis pertensa, 5 — 4 poll. longa, thyrsus terminalis sessilis,in-
ferne opposite superne verticillato-ramosus brevis condensatus, mi-
nute puberus vel glabratus, flores sessiles basi articulati, calycis ob-
pyramidato-campanulati limbus truncatus vel repandus, baccae ob-
ovato-ellipsoideae obtuso- 8-costato-sulcatae (nondum maturae). —
Folia siccata supra saturate fuscula.

Java, in Soerakarta (iiorsfield).

2. Psychotria megacoma miq. Rami cylindrici crassi fistulosi,
stipulae ovali-oblongae marginem liirtum relinquentes, folia densa
modice petiolata e basi acute, cum petiolo confluente oblongo-ellip-
tica subabrupte breviter acuminata submembranacea, supra nitida,
subtus pallida, ad lentem sparse nigro-punctata costulis utrinque
1S_ " 15 tenuibus arcuato-patulis parallelis prope marginem subre-
ticulato-umtis junioribus cum costa rariter pilosulis mox glabris,
8 10 poll. longa, thyrsus terminalis brevi-pedunculatus semipeda-
lis lato-pyramidatus, ramis 2 inferioribus oppositis, superioribus ver-
ticillatis, a medio thyrsoideo-multifloris, flores sessiles et brevi-pedi-
cellati, terni pluresve conferti, calycis campanulati limbus truncatus
vix repandus, corolla subcampanulata 5-fida, stamina inclusa, stylus
exsertus, papilloso-puberus, stigmata 2 ovalia crassa, baccae ellipsoi-

RUBIACEAE. \ 285 PSYCHOTRIA.

deae (immaturae subcostatae) disco exserto brevi-conico et ealyce
coronatae. Psycholria megacoma Miq. in PI. Jungh. ined. — Ge-
nus ultro inquiretur.
Java (juisghuhn).

3. Psychotria sumbavana miq. Arborescens, ramuli obtuso-tetra-
goni, stipulae caducae marginem fusco-villosum relinquentes, folia
Ion gi ter (ultro 2 poll.) petiolata, e basi atteuuata elliptico-oblonga
abrupte acuminata, subcoriacea, costis 12 — 14 utrinque arcuato-
patulis subtus reticulatis, glabra (sicca sordide virentia\ 7 — 9 poll.
losga, thyrsus termiualis pedunculatus brachiato-ramosus, dilatatus,
brevis, laxe ramosus, ramulis ultimis llorigeris, flores pcdicellati et
sessiles parvuli, calycis cum iuflorescentia pulvereo-puberi (ad leu-
tem fortiorem) limbus brevi- 5-dentulus.

Soembawa, in de wouden tusscheuMataen Ampang(zoLLiNGER
n. 1160 Z.).

4. Psychotria Horsfieldiana miq. Ramuli obtuse tetragoni glabri,
stipulae caducae, folia breviter petiolata, e basi acuta vel obtusius-
cula elliptico-oblonga vel sublanceolata acuminata vel apiculata cliar-
tacea utrinque nitida (siccata viridula), subtus pallidiora,costulis utrin-
que 7— -8 patulis venuloso-reticulatis, 5f— 3 poll. longa, marginibus
passim subundato-repanda, cymae terminales pedunculatae vel sessiles
saepe geminae parvae pauciflorae glabrae, calycis subcampanulati
limbus 5-dentatus, corolla urceolato-campanulata, intus oreque hirta,
baccae ellipsoideae costatae.

Java, op den Oengarau (horsf.).

5. Psychotria confertiflora miq. Rami cylindrici cinerascentes,
ramuli subtetragoni glabri, stipulae e basi ovata. glabriuscula coriacea,
longe acuminato-subulatae, acumine bifido, hirtello-ciliatae, margi-
nem pilosum relinquentes, folia modice petiolata, e basi acuta, ellip-
tico-oblonga vel elliptica brevi-acuminata, subcoriaceo-chartacea, cos-
tulis 10 — 12 utrinque validiusculis parallelis subaveniis, supra glabra,
subtus in nervis pubera glabrescentia, 6 — 3 poll. longa, pedunculi
superne axillares et terminales hirtello-puberi subumbellato-ramosi
folio breviores, ramulis apice fasciculato-floridis, flores sessiles vel

RUBIACE.VE. 286 PSYCHOTRIA.

brevi-pedicellati, calyx (virgineus) puberus fere 2 lin. lono- us urceo-
lato-cainpanulatus, limbo 5-dentato, dentibus longiusculis angustii
ciliatis et villosis recurvo-patulis. Psychotria conferliflora Miq. in
PI. Jungh. med. — Calycis indole Ps. divergenti similis, inflores-
centia valde di versa.

Java, in de wouden op den Pengalengan (jusgii.).

6. Psychotria SarmentOSa bl. Rami teretiusculi subfistulosi, ra-
muli tenues subtetragoni glabri supra passim puberi, internodiismo-
dicis sed folio brevioribus, stipulae deciduae ovatae acuminatissimae
dorso superne puberae subciliatae, folia modice petiolata, e basi atte-
nuata elliptico-oblonga attenuato-acuminata chartacea praeter petio-
lum juniorum ciliatum glabra, subtus patulesubvenosa in costaobi ter
pilifera, 2 — 3 f poll. longa, cymae terminales parvae subcorymbosae
contractae pauciflorae cum floribus pulvereo-puberae, calycis dentes
5 acuti, baccae subglobosae, sulcato-angulatae. Psychotria sar men-
tosa Bl. Bijdr. p. 964. BC. I. c. p. 522. Korth. I. c. p. 241. -
p\ Anguslala, foliis fere lanceolatis cum ramulis junioribus petiolia
costaque subtas hirtello-puberis, cymis contractis, floribus fere ses-
silibus. Psychotria pauci flora {BarlU apud BC. I. c. cujus spe-
cimen cl. moritzi contulit) zoll. il, 1103. Suffrutex super arbores
scandens. — y. Eoliis subtus praesertim in nervis fusco-hirsutis
(korth.); non vidi.

Java, in de bergstreken (reinw.), op den Gedé, Patoea, Borneo,
aan de meeren Kambat, Kalahian, aan den Pattai (korth.). p\ Bij
Tjikoja (zoll.) — /. Borneo, op drooge plaatsen (korth.).

7. Psychotria gendarUSSaefolia bl. Glabra, ramuli graciles obtuso-
tetragoni, stipulae im& basi connatae ovatae acutiusculae, apice ipso
ad lentem (subincrassato) nunc brevissime bidentulo, folia internodio
longiusculo longiora e basi attenuata anguste Ianceolata sursum seu-
sim attenuata, membranacea, nitida, subtus pallida, venis costalibus
numerosis patentissimis pertensa, 7—4 poll. longa, }— 1 poll. lata,
thyrsulus termiualis cymosus contractus parvus pauciflorus glaber,
calyx 5-dentulus, corollae tubus infundibuliformis. Psychotria n. 772
Hcrb. Zoll. — Psychotria gendarussae folia Bl. Bijdr.p. 960. BC.
I. c. p. 521.

RUBIACEAE. 287 PSYCHOTRIA.

Java, in de provincie Bantam (blume), bij Tjikoja tusschen de
.■-huiken, September (zolliivger}.

8. Psychotria SUbobOVata miq. Ramuli obtuso-tetragoni glabri,
stipulae oblougae? glabrae?, deciduae marginem villosum relinquen-
tes, f'olia modice petiolata e basi cuneata, obovato-oblonga abrupte
brcviter acuminata coriaceo-chartacea glabra, venis costalibus utrinquc
5 — 6 patule erectis non veimlosis, circiter quadripollicaria, thyrsus
terminalis cymosus trichotomus pubcrulus,ramis apicedense floriferis,
lloivs sessiles vel pedicellati, calyx subturbinato-campanulatus ore
dilatato brevi- 5-dentulus, corollae subcampanulato-infundibuliformis
tubus brevis latus, limbi laciuiae longiusculae elliptico-lanceolatae
acutae patentes vel reflexae, faux birta, baccae ellipsoideae, — eos-
latai ■.? Psychotria, n. 2442. Herb. Zollinger absque loco nat.

Java? (Soembawa of Celebes?).

1). Psychotria laxiflora bl. Ramuli teretiusculi, stipulae appressae
ovatae, folia breviter petiolata e basi subacuta vel acuta ellipticavel
ovato-elliptica obtusiuscule brevi-acuminata membranacea glabra, 2-
fcre 4 poll. longa, venis patulis tenuibus, thyrsi terminales vel su-
pcrne axillares corymbosi dichotomi laxi, calycis dentes lanceolato-
elliptici obtusiusculi, baccae ellipsoideae acute sulcato-angulatae,
ad lentem striulato-punctatae, mesocarpio intus viridulo. Psychotria
laxiflora BL Bijdr. p. 964. DC. I c. p. 512. Korlh. I. c. p. 242.
P. scandens Reinw. herb. Species habitu ex infl. valde laxa insignis.
**r. (t. lepidola korth. l.c. foliis subtus petiolisque hirsutis, baccis
siccatis albido-lepidotis ; — non vidi, an potius ad sequentem ?

Java, op den Salak, Gedé, Boerangrang (reinw., rl.); in Pa-
tjitao (iiorsf.). S umatra (junghühn), Bo r n e o, bij Tandjong djawa
korth ). — p, Borneo, aan den Karran en op den berg Balaran
(kohthals).

10. Psychotria polytricha miq. Scandens, ramosa, tota villoso-

' Stl ^ ulae °blongae obtusae deciduae, folia breviter vel brevis-

ie Pet^lata, e basi rotundatü vel subcordata ovata vel ovato-oblonga

ve subelhptica, acuminata, utrinque, praesertim subtus in venis (6

«*P») vdloso-liirta, 2'~ 1> po ll. longa, cyma terminalis pauci-

RUBIACEAE. 288 PSYCHOTRIA

flora, baccae oblongo-ellipticae sulcato-costatae, hirtulae, calycis den-
tibus longiusculis coronatae.

Sumatra, in Soeroemantingi (teysmann).

11. Psychotria Oligantha miq. Rami tenues subteretes, ramuli
obtuse tetragoni, juniores cum stipulis ovato-triangularibus vulgo
bidentatis deciduis petiolis foliisque subtus in costa (sparse) pedun-
culis et calycibus pubescentes, folia brevissime petiolata, e basi ob-
tusa vel rotundata ovata vel ovato-elliptica obtusiuscula, supra gla-
bra, subtus pallida, venis teneris utrinque circiter 5, membrauacea,
1\- fere 2 poll. longa, floralia multo minora, cymae terminales et
superne axillares pauciÜorae, parvae, Hores pedicellati saepe terni,
calycis limbus 5-dentatus, dentibus ovatis, baccae ellipsoideae sub-
10 -sulcato-costatae glabrae.

Java, in Patjitan (iiorsf.).

12. Psychotria extensa üiq. Ramuli tetragoni versus nodos com-
pressi glabri, stipulae basi connatae latae subacutae membraaaceae,
folia longiter petiolata, e basi cuneata vel attenuata anguste sub-
obverse oblonga vel sublanceolata brevi-apiculata vel acuta tenuiter
membranacea (siccata viridula), costulis venosis utrinque 6 —8 de-
mum distinctioribus et laxe reticulatis patule adscendentibus sub-
parallelis, 8—4 poll. longa, thyrsus terminalis pedunculatus (pe-
dunculo minute bifoliato, accedente vulgo utrinque thyrsulo ex su-
premis axillis), laxus distanter ramosus, ramis primariis oppositis
patentissimis vel verticillatis, apice subumbellato-ramulosis, ramulis
3 — 1-floris, flores pedicellati, calyx acutiuscule 5-dentatus, corolla
2^ lin. longa tubuloso-infundibuliformis, laciniis ovatis brevibus ob-
tusiusculis, extus glabra, intus pilifera, genitalia inclusa, — » nae
corollae (au aetatis vel generis diserimine) obovoideo-abbreviatae. —
Ps. laxiflorae quodammodo affinis, foliis Chasaliae luridae similior.

Java, in Soerakarta (horsf.).

13. Psychotria bantamensis Miq. Ramuli tetragoni petioli foha
subtus in nervis primariis et inflorescentia subfurfurello-pubera, sti-
pulae latae, acutae? deiu bifidae?, folia opposita raro superne sub-
verticillata modice petiolata, obverse vel obovato-oblonga abrnptt'

RUBIACEAE. 289 PSYCHOTRIA.

breviter acute acuminata, membranacea (siccata viridula) costulis 12 —
15 utrinque arcuato-patulis venulosis pertensa, 5 — 6 poll. longa,
supra glabra, subtus pallida, thyrsuli cymosi brevissime pedunculati
ramos ramulosque terminantes, subumbellato-contracti parvi, flores
pedicellati, calycis subturbinati tubus augustus, limbus dilatatus mem-
branaceus puberus 5-dentatus, dentibus triaugularibus acutiusculis,
corollae subcampauulato-iufundibuliformis tubus subdilatatus glaber,
limbi extus puberi laciniae elliptico-ovatae obtusiusculae, faux albo-
hirta, stamina exserta, antherae dorsifixae liueari-oblongae. Psycholria
bantamensis Miq. in PI. Jungh. ined.

Java, zuidkust van Bantam (jungh.). Popotjangan sund.

14. Psychotria Stipulacea wall. Glabra* stipulae latae triangu-
lares apice in laminam foliaceam ovatam expansae, axillis piliferae,
folia subsessilia e basi attenuata oblonga lanceolata aeuminata coria-
cea glabra venosa, subtus in axillis venarum subglandulosa, thyrsus
paniculatus terminalis trichotomus, foliis brevior, ramis compressis,
flores terni sessiles, calycis dentes obtusi. Psychotria stipulacea
Wall. in Roxb. Fl. Ind. IL p. 164. DC. Prodr. I, c. p. 519.

Poeloe Piuaug (wall.).

15. Psychotria ObSClira zoll. et moritz. Radix repens, caulis ad-
scendens pubescens |~l-pedalis, folia e basi subtruncata ovataacuta
vel obtusiuscula, in petiolum breviter decurrentia, subtus pallida in
nervis pubera, stipulae e basi lata 1 — 2-cuspidatae, cymae confertae
axillares et termiuales, bracteis lineari-lanceolatis, calycis dentes 5
obtusiusculi pubescentes, corolla alba calyce vix duplo longior, fauce
barbata, baccae reniformi-orbiculatae 8 — 10-costatae pubescentes,
parvae, (] lin. latae). Psychotria ohscura Zoll. et Mor. Syst. Verz.
p. 65. — Nondum vidi. — An eadem ac Ps. oligantha? sed ejus
baccae majores et glabrae; — anne hujus immaturae descriptae?

Java, in vochtige wouden bij Djasinga en Panimbang, in Junij
en October. (bl zoll. 11 .

16. Psychotria COriacea korth. Polia e basi obtusa, vel attenuata
ovata breviter acuminata, subtus pubescentia, nervis parallelis, sti-
pulae obtusae, corymbi terminales, floribus subcapitatis, baccae sub-
globosae, siccatae sulcatae. Korth. I c. p. 242.

19
Flora van Ned. Indië. II

RÜBIACKAE. &8Q PSYCHOTRIA.

S urn at ra, in de wouden op den Melintang, Bom e o, op de»
Balaran (korth.).

17. Psychotria lepidocarpa korth. Ramuli dense hirsiiti, folia
ovata acuta, subtus in eosta pctioloque hirsuta ; corymbi dichotomi,
baccae oblongae. Korlh, l. c. p. 242. INondura vidi. Conferatur cum
Grumileae speciebus.

Suinatra, in de wouden van den Singalang, Melingtang
(korth.)

is. Psychotria denticulata wai*. in Roxi>. fi. ind. n. p. igo.

Adscendens, basi repens, caulis glaber teres superne compressus, folia
ovata breviter acuminata coriacea lucida, stipulae ovatae subcordatae
npice denticulatae pubescentes petiolum subaequantes, panicula cymnsa
multiiiora pubescens, calycis dentes subulati, corolla subrotata. —
Nepal, in de wouden.

19. Psychotria RoxbUrghÜ dc. Ramuli oppositi eomplanati pu-
bescentes demum glabri, stipulae ovatae petiolo subaequales apice
recurvae acute bifidae, folia elliptica utrinque acuminata membrana-
cea, supra lucida, subtus in nervis parallelis pubescentia, thyrsuspa-
niculatus terminalis breviter pedunculatus, pedicellis pubescentibus
compressis umbellatis, bracteae parvae lanceolatae, calycis dentes ci-
bati, stainina fauce villosa in clusa, baccae o vales 10-nerviae. Psy-
chotria Roxb. DC. I. c. p. 519. — Ps. Asiatica Roxb. Fl. Ind. 11.
p. 160 (ed. Wall.) non Linn. — Nondum vidi.

Molukken (roxburgh).

20. Psychotria iXOroideS bartl. /. e. Glabra, ramuli corapressi, sti-
pulae triangulari-ovatae acutae deciduae, folia e basi longe attenunta
oblonga breviter acuminata glaucescentia, subtus vix venosa, corymbus
terminalis pedunculatus pubescens trifidus, ramis compresso-multifloris,
calyx breviter acute 5-dentulns, baccae globosae. — Lu zon.

81. Psychotria ImeariS bartl. /. c. Ramuli teretes paniculae pe-
tioli foliaque subtus praesertim in costa ferrugineo-hispida, folia elon-
gato-hneana supra glabra, stipulae membranaceae ovatae acuminatae
deciduae. flores in fasciculum terminalem congesti breviter pedicellati.
calyx subtruneatus, corolla villosa, baccae obovatae. — Lu zon.

22. Psychotria manÜlensiS bartl. /. c. Glabra, ramuli subcom-

RUBIACEAE.

291 PSYCIIüTRIA.

pressi, stipulae ovatae acutae basi in brevem annulum connatae deci-
duae, folia e basi attenuata elliptico-oblonga acuminata, subcoriacea
subtus subdiscolora; corymbus tripartitus vix pedunculatus ramis elon-
gatis apice bi-trifidis, baccae ovoideo-oblongae. — Luzon.

23. Psychotria heteromorpha kortiï. Folia e basi cuneata, ovalia
acuta subtus pubescentia, nervis parallelis, corymbi terminales, caly-
cis limbus profunde 5-partitus. Korth. I. c. p. 244. //A Ps. poly-
neura praesertim calycis forma diversa."

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korth.).

24. Psychotria umbellata korth. (non schum. ). Folia e basi acuta
ovalia subulato-acuminata, umbellae axillares,floresbracteolati. Korth.
L c. p. 245. — Nondum vidi.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korth.).

25. Psychotria? CUrviflora wall. Glabva, ramuli teretes, stipulae
ovatae obtusae interdum 1 — 2-dentatae, folia longe petiolata e basi
attenuata lanceolato-oblonga acuminata membranacea, nervis subtus
pubescentibus, ultimis glandulosis, racemus terminalis breviter pe-
dunculatus foliis brevior ovali-compactus, corolla tubulosa incurva,
laciniis brevibus acutis incurvis. Psychotria ? curvi/lora Wall. in
Pioxb. FL hul TL p. 167. DC. I. c. p. 510. — Nondum vidi. —
An genus proprium ?

Poeloe Pinang (wallich).

26. Psychotria? parviflora SPAK, Arborea, folia petiolata oppo-
sita verticillato-disposita oblonga utrinque acuminata glabra, subtus
costa albicante, stipulae coriaceae rotundatae, basi amplexicaules, pa-
uicula terminalis pyramidata, corollae tubus brevis cylindraceus, sta-
mina 4 — öexserta. Spanoghe in Linnaed XV. p. 319. Nondum vidi.

T i m o r en R o 1 1 i, op vochtige plaatsen.

27. Psychotria barbata span. l.c. Caulis arborescens, folia e basi
acuta elliptico-oblonga brevi-acuminata membranacea glabra, subtus
tenuiter reticulata, costis albicantibus ; stipulae subrotundatae 1 — 2-
dcntatac, corymbus terminalis trichotomus glaber, corollae tubus bre-
vis cyliudraceus, calyx urceolatus subintegerrimus coloratus, sta-

19*

RUBIACEAE. 292 PSYCHOTRIA.

mina 5, antherao cxsertac barbatac, stylus inclusus, stigma binduin
drupa baccata (facie Coffeae arabicae) 2-sperma; semina tri-costata
margine chartacea. — Nondum vidi.

Timor, in de bergstreken van Koepang.

28. Psychotria pergamacea korth. Pseudo-parasitica, folia sub-
carnosa, e basi cuneata obovalia acuta, corymbi terminales triclio-
tomi. Korlh. I. c. p. 241. — Nondum vidi.

Eiland Setan, bij Sumatra (korth.) .

§ 2. Cymae contractae, ramïs apice fasciculiformi-floridis oligoce-
plialae. — Species habitu et indumento praesertim infl. junioris denso
insignes.

29. Psychotria rhinocerotiS runw. Ramuli subtetragoni petioli
(breviusculi) foliaque subtus praesertim in nervis rufo-fuligineo-hirta,
stipulae obJongae pectinato-pinuatitidae hirtae, folia e basi acuta vel
subcuneata obovato-oblonga vel elliptico-lanceolata acuta vel obtu-
smscnla, subcoriacea, supra glabra, subtus costulis 1 0— 1 2 utrinque
reticulatis, 3—6 poll. longa, thyrsus pcdunculatus brevis 3 — 5-fidus,
remis brevibus apice cymose fasciculifioris, calyx brevis, distincte 5-
dentatus rufo-tomentellus, corolla brevis extus superne pilis brevibus
albidis inspersa, faux albo-hirsuta, antherae subexsertae, baccae sul-
catae. Psychotria rhinocerotis (i. d. sec. vocem sund. badah quae
heic //magnus" iiec rhinoceros signific.) Reinw. in BI. Bijdr.p.961.
BC. Prodr. I c. p. 521. Korth. I c. p. 242. Stipulae cadentes ba-
sin villosam cum denticulis axillaribus relinquere solent.

J a v a, in de bergstreken (reinw.), Noesa Kambangan (bl.),
op den Gedé, Simpai, Heas, Dingdingari, Sumatra, op den Siu-
galang (korth.). Eandoe badak sund. op Java, of Ha nip roe
badakofWirangin badak.

30. Psychotria SUbntfa mo. Fruticulus humilis, caulis inferne
teres, superne tetragonus glaber, apice cum ramulis petiolis foliisque
subtus m nervis (praesertim in costa), inflorescentia et calyce rufule
hirtello-pubescens ( pili noduloso-articulati rubro-fusci ), stipulae
tnangulari-lanceolatae longae vulgo in 2 apices longe setosas fissae,
folia e basi acuta vel attenuata elliptica vel elliptico-oblonga acuta
vel acute subapiculata, crassiuscule membrauacea, supra glabra (ad

RUBIACEAE. 293 PSYCHOTRIA.

lentem fusco-punctulata), subtus venis costalibus 7 — 12 subpatulis,
sensim glabrescentia, 5^ — 2 poll. longa, thyrsus termiualis brevis
3 -5-fidus, nunc basi foliatus, nunc lateralibus e suprema utrinque
axilla ortis parvis auctus, ramis apice cymoso-fasciculifloris, calyx
rufo-hirtus, limbi dentes 5 breves acuti ciliolati et hirti, corolla bre-
vis extus albi do-pilosul a, faux villosa, antherae subexsertae, limbi
laciniae ovatae, baccae ovoideae costatae. Psycholria subrufa Miq.
in PI. Jungh. ined. — Variat stipulis basi tomeutellis, haud adeo
hirtellis, bindis, laciniis acutis non filiformi-attenuatis, floribus gla-
brioribus.

Java, in Blambangan (horsfield), in de bergstreken (jungiiuhn).

31. Psychotria Korthalsiana miq. Ramuli subtetragoni cum sti-
pulis foliis subtus et inflorescentia fuligineo-hirtelli, stipulae ovato-
oblongae acuminatae (apice bifidae?) deciduae, niarginem pilosum
relinquentes, folia rnodice pctiolata opposita, suprema etiam quaterna,
e basi cuneata. vel acuta obverse vel elliptico-oblonga breviuscule
acuminata (siccata fuscescentia), chartacea, supra subglabra, subtus
discolora costulis utrinque 10 — 8 erecto-patulis in margine subuni-
tis laxe rcticulatis, glabrescentibus, 7 — 3 poll. longa, thyrsus ter-
minalis brevi-pedunculatus trichotomus foliis multo brevior ramis
longiusculis apice cymose fasciculifloris, calycis 1 ^ lin. longi tubus
campanulato-urceolatus, limbi majusculi junioris dense tomentelli
5-dentati dentes lineares recurvi dense hirti. Psycholria Korthal-
siana Miq. in PI. Jungh. ined.

Java, Sumatra (junghuilx).

32. Psychotria angulata korth. Raini carinati, stipulae ovatae
acutae vel bifidae, folia e basi longe attenuata oblongo-obovata bre-
viter acuminata, utrinque glabra, umbella pedunculata, flores baccae-
que in capitula conferta. Korth. Lep. 213. — Nondum vidi.

.. Borneo, op den Pamatton en bij Poeloe Lampei (korthals).

33. Psychotria? microcephala miq. Ramuli, folia subtus, supra in
costa media, ochraceo-griseo-tomentella, stipulae ovatae membrana-
ceae fuscae deciduae dorso parce pilosae, marginem pilosum relin-
quentes, folia brevi -pctiolata, c basi obtusiuscula elliptica subacumi-

RUBIAGEAE. 294 ''SYCHOTRIA.

nata coriacea, venis costalibus utrinque circiter 7 subpatulis subtus
prominentibus ante margiuem unitis, laxe reticulatis, sensim glabres-
centia, circiter 3-pollicaria, capitula 3 e pedunculo communi termi-
nali, medium majus cerasi magn., lateralia parvula, calyx albo-pubes-
ceus 5-dentatus, corolla extus minute albido-puberula, stanrina in-
clusa, stylus exsertus, stigmatibus duobus. Psycholriae species Zoll.
herb. n. 586 Z.

Java? (zollinger).

§ 3. Streblosa (korth. genus). Calycis tubus hemisplsaericus. limbus
brevis 5-dentatus; corolla infundibuliformis intus gjabre, limbi 5-sar-
titi laciniae aestivatione subvalvatae; stamina fauci inscrta, fitamenlis
filiformibus, antheris ovatis supra basin dorsifixis; ovula in loculis
ovarii bilocularis medio septo (?) inserta; bacca globosa compressa
sulcato-costata. — Frutices foliis membranaceis ret ; culato-venosis, pe-
dunculis axillaribus et terrainalibus subracemose multifloris bracteatis.

34. Psychotria tortiliS bl. Fruticulosa subherbacea inferne re-
pens, folia ovata et ovato-oblonga, acuta vel attenuata, supra glabra,
subtus retlculata praesertim in nervis subhirsuta, stipulae ovatae bi-
fidae, cymae axillares raro terminales pedunculatae, flores secundi,
bacca globosa, pyrenae 1-costatae. Psychotria Bl. Bijdr. p. 958.
BC. Prodr. IV. p. 570. — Strebl. lortilis Korth. in Ned.Kruidk
Arch. II. p. 246. — Var. (5 cymis sessilibus foliisque ellipticis,
Korlh. I. c. — Fructum non vidi, probabiliter Chasaliae species.

Java, in de vochtige bergstreken (bl.), Sumatra, in de wouden
van Galangankwo, bij Ginteng (korth.); — §. op den Singalang.

35. Psychotria Singalensis miq. Caulis nodosus hirsutus, folia
ovalia utrinque acuta, supra sparse, subtus in nervis dense hirsuta;
stipulae rotundatae undulatae, flores in racemis abbreviatis conferti.
Streblosa polyantha Korth. I. c. — Nondum vidi .

öu ma tra, in de wouden op den Singalang (korthals).

36. Psychotria Undulata miq. Folia elliptica undulata, subtus in
nervis hirsuta; stipulae ovatae acuminatae ciliatae; flores in axilü*
dense conferti, bracteis oblongis sustenti. Streblosa utidulat'i KeHk
l. c. p. 247. — Nondum vidi.

Borneo, op den Sakoembang (korth.).

RUBIACEAE. 295 «iKUMILEA.

LXI1I. GtiUMILEA gaertn. Flores Psychotriae sed corolla
lougior hypocraterimorpha, stigmata crassiuscula. Bacca calycis
limbo coroimta, ovoideo- vel obovoideo-globosa, bi- (raro 3-) lo-
cularis, disperma. Se mi nis plauo-convexi dorso sulcato-angulati
albumen cartilagiueum extus iutusque grumoso-ruminatum, endo-
pleura scil. lissuras intrante. — Genus albuminis indole et semini-
bus vix pyrenis cartilagineis inclusis a Psychotria distinctissimum.
Conf. Wight et Am. Prodr. 1. p. 433.

§ 1. Species genuinae.

1. Grnmilea umbellata miq. Ramuli glabri subtetragoni, stipulae
ovatae, praesertim superiores abrupte acutae, coriaceae, appressae,
basi inter se supra petiolum eonnatae, folia opposita longe petiolata.
supeme verticillata, e basi ra petiolum attenuata elliptiea vel ellip-
tico-oblonga acuta vel brevi-acuininata, supra nitida, chartacea, subtus
utrinque 5 — 7 venis patulis non venulosis pertensa, 3- fere 5 poll.
longa, thyrsus umbelliformis terminalis sessilis vel peduuculatus, ra-
mis primariis circiter 5 umbellatis apice fioridis puberulis, flores bre-
viter pedicellati, baccae obovoideae augulatae, nuclei cerasorum magn.,
dentibus 5 ealycinis ovatis acutiusculis puberis coriaceis coronatae.
Grumilea umbellata Miq. in PI. Jungh. ined.

Sumatra, in Opper- Angkola (jiwghuhx), Poeloe Pisang
bij Sumatra (teysmann).

2. Gmmiiea polycarpa miq. Prutex scandens, glaber, ramulis tere-
tiusculis vel subtetragonis, stipulae breves ovato-rotundatae supra
petiolos margine unitae deciduae, folia e basi acuta latiuscule vel ob-
verse elliptiea obtuse vel acute brevi-acuminata rigide chartacea, 1-^ —
2| poll. longa, subtus subglauca venulis utrinque 5 — 6 tenens per-
tensa et ad lentem sparse nigro-glandulosa, thyrsus terminalis pe-
dunculatus latus densus iteratim (quinquies) trichotomus, puberus,
flores articulato-pedicellati et inter dichotomias sessiles, calyx basi
bibracteolatus 5-dentulus puberulus, corollae tubuloso-infundibuli-
formis laciniae ovato-triangulares acutae, stylus exsertus, stigmatibus
2 crassis, baccae ellipsoideae sulcato-angulatae calycis limbo corouatae.

umatra, op den Apeuberg, bij Padang tusschen de struiken
(ji'Xghuun), in de kuststreken van Siboga (teysmann).

RUBIACEAE. 296 6RUMILEA<

3. Grnmilea Junghuhniana miq. Arborea, rami teretes,ramuliob-
tuse tetragoni laeves, internodiis brevibus, stipulae ovato-triangulares
acuminatae submembranaceae, margine persistente intus fusco-pilosae,
folia densa breviter vel modice petiolata, e basi attenuata elliptica
vel elliptico-oblonga vel sublanceolata, acuminata, chartacea, glabra,
patule tenuiter paucivenia, li— 3 poll longa, juniora complicata,
adulta plana, cymae peduuculatae terminales coryinbose di- tricho-
tomae, ramificationibus superioribus cumcalycecorollaquèextusbre-
vissime dense albido-puberis, fl. pedicellati et sessiles, calyeis tubus
parvulus, limbus patens 5-dentatus, dentibus ovatis acutis, corolla
(fiaccida) ad medium usque tubulosa, superne fissa in lacinias 5oblon-
gas obtusas, faux dense villosa, discus epigynus crassus, stylus stig-
matibus 2 linearibus terminatus, baccae obovoideo-globosae, calyeis
limbo coronatae obtusiuscule sulcato-angulatae. Grumilea Jung-
huhniana Miq. in PI. Jungh. ined. Arbor 60— 70-pedalis,Martio
florens visa. — Valde affinis Gr. polycarpae.

Java, op den Oengaran (horsf.), in de wouden op den Pange-
rango 3500', op den Oengaran 3—4000 (jungii).

4. GrumUea anrantiaca miq, Rami teretiusculi, ramuli subcoui-
pressi, folia modice, raro longiuscule petiolata, e basi acuta vel atte-
nuata elliptica vel obovato-oblonga acuminata vel acuta, coriacea
glabra, venis costalibus prominentibus arcuato-patulis utrinque cir-
citer ] 2, ad lentem subtus minute punctulata, 9—3 poll. louga, sti-
pulae e basi lata infra petiolum cum opposita confluente triangulari-
lanceolatae longe acuminatae, (supremae magis ovatae), coriaceae,
extus glabrae, basi subciliatae, intus deorsum villosae, deciduaemar-
giuem villosum relinquentes, thyrsus pedunculatus terminalis, ramis
pnmariis verticillatis, secundariis verticillatis vel di- trichotomisque,
junioribus passim piliferis, flores pedicellati et sessiles, hi saepe bi-
bracteolati, calyeis urceolato-campanulati limbus integerrimus vel
repando-crenulatus, corollae faux villosa, tubus longiusculus, stamiua
subexserta, stigmata brevi-lato-elliptica conniventia, bacca 10-cos-
tata, albumen profunde ruminatum. Psycholria aurantiaca Wallich.
m Boxb. Fl. Ind. IL p. 165. BI. Bijdr. p. 962. DC. Prodr. Vt
p. 519. Korlh. I c. p. UZ. — Psycholria malayana Jack. in Mal.
Miscell. f. 1 p , 3. DC. I. c. p. 520. - P s . odorala BI. mts. Gru-

RUBIACEAE. 297 GRUM1LEA

milea elongata wight Icon. III. lab. 1036 huic affinis, sed calyce
distincte^dentato differre videtur. — 1'olia siccata varium induunt
colorem, viridula sunt, fuscescentia, flavida,imo plumbeo-grisea; infl.
fuscescens. — Caeterum valde variat : — cc. Subplumbea, folia longi-
ter petiolata, siccata subtus griseo-plumbea, basi valde atteuuata, infl.
ïmnor.— (t. Lutescens, folia ininora, sicca flavida. — -/. Parvifolia,
foliis triplo minoribus rigidis densis.

Poeloe Piaang (jack.). — Suinatra, bij Priainan (diepen-
horst, juxgh.), — Borneo, op den Sakoembang (korth.). Java
(bl. korth.). Kores of Ki sekking sund.

5. Gmmilea adenophylla miq. Glabra, stipulae ovatae obtusae
basi connatae deciduae, folia lanceolata acuminata lucida, venis pa-
rallelis ad axillas glandulosis, racemus terminalis cylindricus basi
subramosus, pedunculo compresso, bracteae aristato-acuminatae. Psy-
chotria adenophylla Wall. in Roxb. Fl.lnd.II. p. 166. BC. Prodr.
I c. p. 520. Korth. I. c. p. 244. Inflorescentia teste DC. ab omni-
bus diftert.

Java, in de wouden op den Dingdingari (korth.). — V oor-
In die', in Silhet.

6. Gmmilea fimbricalyx miq. Eami obtuse tetragoni oppositera-
mulosi glabri, stipulae submembranaceae glabrae triangulari-ovatae
acutatae deciduae marginem villosum relinquentes, folia modice pe-
tiolata, e basi acuta vel attenuata lato-elliptica vel elliptico-oblono-a,
acute acuminata, vetustiora subcoriacea (siccata supra viridula), cos-
tulis8 — 10 utrinque patulis teneris sensim validioribus vix venosis,

(m sicco) subtus cum petiolis ramulisque fuscescentia, ramea 5 4

poll. longa, ramulorum minora et angustiora, summa quandoque qua-
terno-verticillata, cymae parvae terminales saepe geminae glabrius-
culae (fuscae), flores pedicellati et sessiles, calycis eampanulati margo
membranaceus irregulariter 5-dentatus, junior fimbriulatus, saepe
irregulariter lacerus, corolla lineam circiter alta brevi-tubulosa intus
»rta, extus glabra, baccae ovoideae calycis limbo coronatae costato-
suloatae.

J ava, op den Oengaran, in Patjitan (horsfield).

HUMACEAE. 298 liltUMILEA.

§ 2. Psycholriopsis. Corollae faux. barbata. Stigma saltem in o, 7
indivisum. Baccae costatae. Albumen magis roinusve ï'uminatum. Cha-
racteribus accuratius cognitis, generis titulo a reliquis divellenda!

7. Gnunilea Viridiflora miq. ïrutex erectus, rami teretes nigri-
cantes, ramuli virides tetragoni, stipulae ovato-triangulares obtusae
vel acutiusculae coriaceae marginibus scariosae subciliatae, intuspu-
berae, deciduae marginem viüosum relinquentes, folia modice petio-
lata, e basi acuta vel brevi-cuneata elliptica vel elliptico-oblonga acu-
minata chartacea, venis costalibus 7 — 8 utrinque arcuato-patulis non
venulosis, axillis venarum passim subexcavatis vel porosis, 5 — 2|
poll. longa, thyrsus terminalis pedunculatus, innovatione inter ra-
morum dichotomiam, pedunculo glabro, lamis cum calyce pube te-
nerrima inspersis, primariis saepe ternis, cymose di-tri-chotomis. So-
res pedicellati et sessiles, calyx brevis subpuberulus limbo altius
producto truncato vel repando-siimato, corollae viridi-flavescentis
brevis parvae tubus paullo infiatus subpentagonus, limbi laciaiae
ovatae acutae, faux albo-hirta, stigma indivisum, baccae globoso-
ellipsoideae acutae ] O-sulcato-angulatae, semina valde angulata, al-
buraine juniore subruminato. Psycholria viridiflora Iteimv. in BI.
Bijdr. fh 963. DC. I. c. p. 521. Hassk. Flora bot. Zeil. 1845,Jfc
226. Korth. I. e. p. 244. Variat foliis angustioribus. — Siccata
fuscescit. — Pilamenta supra tubi pilos breviter libera, alba, anthe-
rae ovatae erectae ; stylus capillaris apice incrassatus, stigmate capi-
tato papilloso ; baccae maturescentes aurantiacae, demum lateritiae
lucidae, striis 5 dilutioribus ; pyrenae dorso 3-costatae.

J a va, in vochtige bergstreken (reiivw.), op den Wajang, Patoea
(korth.), Borneo, aan de rivier van Bandjermassin (korth.). Ki-
kores of Ki lakatan sund.

8. Gnunilea Sylvatica miq. Eiutescens, stipulae membranaceae
oblongae acutiusculae ciliolatae petiolum amplectentes, folia longiter
petiolata anguste oblonga fere lanceolata glabra, thyrsus peduncula-
tus terminalis trichotomus fere glaber, calycis limbus minute sed di-
stinctc 5-dentulus, corollae tubus brevis, faux albo-hirta, stainina e
feuce ex^crta, bacca sub-lü-costato-sulcata, albumen semiuis augu-
lati leviter ruminatum. Psycholria sylvatica Dl. Bijdr. p.9&'ó. DC.
I e. p. 521. Korth. I. c. p. 244. — Pi. viridiflora (non Deintv.)

RUBIACEAE. 299 POLYOZUS.

Zoll. n. 323. — Valdc affinis Gr. viridiilorae, a qua foliis angus-
tioribus, stipulis, infi. fere glabra et calyce denticulato differt.

Java, iu de wouden (reinw.), op den Salak, B o r n e o, aan liet meer
Kambat, op den Pamatton (korth.). — Ki kores smid. op Java.

9. GrumUea (livergens miq. Arborescens,raminodosi,ramulihir-
tuli,stipulae membranaceo-fuscae bipartitae,intus inargineque villoso-
liirtae, folia modice vel breviter petiolata, e basi atteuuata elliptico-
oblonga acute acuminata chartacea, supra glabra, subtus pallida in
sicco vulgo argentato-plumbea, venis 10 — 12 erecto-patulis cum
costa subtus subiurfurello-pnberis, sub lente fusco-punctulata, 3 — 5
poll. longa, thyrsus tenninalis paniculatus laxus divaricatus elonga-
tus, flores in ultimis ramulis pedicellati et sessiles basi articulati,
calycis majusculi villosulo-puberi tubus carapanulatus, limbus 5-
dentatus, dentibus triangulari-acutis, corollae albae laciniae patulae
tubo parum breviores, baccae majusculae oblongo-ellipsoideae, valide
costato-sulcatae, juniores calyce coronatae, serius calvae et disco
epigyno exserto auctae, albumen leviter ruminatum. Psycholria di-
vcrgens BI, Bijdr. p. 959. BC. I. c. p. 320. Korth. I. c. p. 243.
P. divaricata BI. Cal. Buitens, p. 53. — (?. Glabra, foliis omnino
glabris in nxcelsioribus montibus crescens. — /. Grandi folia, foliis
obovato-oblongis majoribus fere glabris.

Java, op den Salak (reinw.), aan den Tjapoes 3000' (zoll.),
op den Papandajang (korth.). ft. In de wouden op den Wilis,Oen-
garan tot 5000' (jüagh.), /. op den Oengaran (horsf. en.TUJVGH.). —
Moehoeng smul. of Kores Kené (rei>w.), Endok Endok of
Kedelé/au.

10. Grumilea argentata miq. Folia oblongo-elliptica coriacea, sti-
pulae obtusae, corymbi terminales pauciflori, flores ternatim conferti,
medio sessili. Korth. I. c. p. 243 sub Psycholria. An a praeced.
satis diversa? — Nondum vidi.

Java, in de wouden op den Gedé (korth.).

IjXIV. POLYOZUS loireir. Calycis tubus turbinatus cum
ovario eoniiaüis, limbus obsolete denticulatus deciduus. Corollae
nypocraterimorphae tubus cylindricus, faux villo^a, limbi laciniae

HUB1ACEAE. 300

MYOXIMA.

4 — 5 recurvae tubo lougiores. Antheraevix exsertae. Stylus
brevis, s ti g m at e bifido. O v a r i u m disco coronatum, biloculare
loculis uniovulatis, o vul is erectis. Bacca dipyrena, pyrenis an-
tice concavis, dorso gibbis coriaceis inonospermis. Albumen carti-
lagineum. — Arbusculae indicae et mauritianae, Psychotriis aemulae,
oppositifoliae, stipulis interpetiolaribus, cyuiis trichotomis axillaribus
et terminalibus. Geuus adhuc dubium, cum Grumilea Chasalia et
Psychotria. ultro eomparandum, aliis Pavettae etiam affine dictum.
An species unica Lour. revera Blumeanis congener?

1. Polyozus acnminata bl. Eamuli compressi, stipulae latae bre-
ves, folia oblougo-lanceolata acumiuatissima, corymbi ex axillis su-
premis breviter pedunculati, flores parvi 4-meri. Polyozus acumi-
nata DL Bijdr. p. 948. DC. Prodr. IV. p. 495. Hassk. Flora bot.
Zeit. 1845, p. 226. Cal. bog. L c.

Java, in de wouden der bergstreken (bl., hassk.). Ki batara
of Tataroeman sund. (hassk.) of Ki tikoekoer (bl).

2. PolyozUS latifolia bl. Folia elliptico-oblonga utrinque acute,
flores 5-meri. BL L c. DC. L c. Hassk. Cal. bog. L c.

Noesa Kambangan, in de wouden (bl.), Java, iu Bautam
(hassk.). Ki batara sund.

Observ. Kutidea? mollis bl. herb. DC. Prodr. IV. 30. 495 * tota
molliter tomentoso-hirsuta, folia elliptico-oblonga utrinque praesertim
subtus molliter hirsuta, corymbi terminales hirsuti, fructus villosulus
globosus monospermus," e Poeloe Pinang, mihi incognita, an Sapros-
ma?

LXV. MYONIMA commers. Calycis tubus globosus cum
ovario connatus, limbus brevissimus obtuse 8-dentatus. Corollae
tubus brevis, limbus obtuse 4-partitus. Sta mi na 4, filamen-
tisbrevibus, antheris oblongis exsertis ; stigmata 4 linearia bre-
via crassiuscula approximata fere concreta. Bacca globosa nuda4-
pyrena, p y r e n i s monospermis carni adhaerentibus. S e m i n a me-
niscoideo-umbilicata medio affixa, albumine carnoso, embryi
dorsalis cotyledones cordatae obtusae. — Prutices vel arbusculae,
foliis coriaceis, stipulis parvis acutissimis, pedicellis axillaribus et
terminalibus folio brevioribus.

RÜBIACEAE.

301 COELOSPERMUM.

§ 1. Myonimae verae DC. Baccae tetrapyrenae.

1. Myonima ovata decaisn. in JSouv. Ann. Mus. III. p. 418.
Folia brevissime petiolata subsessilia e basi subcordata ovato-oblonga
obtusa supra nitida reticulata subtus veuosa; thyrsi corymbosi ter-
minales; calycis dentes breves subobtusi puberuli, corollae laciniae
ovato-oblongae obtusae tubo longiores, stigma exsertum. Myonima
mulliflora var. A. Rich., var. ovata DC. I. c. p. 463. — Ixorapar-
vi flora ovata Poir. Suppl. III. p. 207. — Eugenia violacea Lam.
Biet. III. p. 200. — Myrlus androsaemoides Poir. Dict. IV. p.
409. — Farameae spec. Sieb. PI. exsicc. Maur. n. 63.

Mauritius. — Timor.

LXVL COELOSPERMUM blume. Calycis tubus cum ovario
coimatus turbinato-ellipsoideus, limbus integerrimus deciduus. Co-
rollae infundibuliformis tubus cyliudricus, limbi patentis 4 — 6-
fidi laciniasoblongo-lineares aequans. Stamiiia 4 — 5exserta,fi-
lamentis fauci insertis, antheris longe linearibus dorsifixis. O v a r i u m
disco epigyuo, 4-loculare, loculis uniovulatis, o vul is angulo supra
basiu insertis. Stylus filiformis, stigmate exserto bifido. Bacca
globosa umbilicata, 4-pyrena, pyrenis chartaces intuis concavis, ex-
tus convexis. — Frutices glabri volubiles, ramis teretibus, stipulis
latis truncatis, foliis petiolatis oppositis, corymbis umbelliformibus
terminalibus compositis cum axillaribus simplicibus, fl. odoratis.

1. Coelospermum SCandeQS bl. Eolia lougiuscule ovalia utrinque
acuta, inflorescentia tbyrsoideo-umbellata folia superiora excedens.
Bl. Bijdr. p. 994. DC. Prodr. TV. p. 468. Korlh. I c. p. 230.

Java en Noesa Kambangau (bl.). — Borneo, op deu Pa-
matton. Nieuw-Guinea (zippeliüs). — Djamban of Aroi
Tjoengkangkaug sund.

2. Coelospermum corymbosum bl. apud DC. I. c. Tolia oblonga

utrinque acuminata, inflorescentia foliis superioribus triplo brevior.

Java (blüme).

Observ. Coelospermi genus milü adhue dubium. Specimen C. scand.
quod ex Hort. bogor. accepi, Grumileae umbellatae admodum simile,
sed ovarium revera 4-loculare, in Grumilea vero baccae saepe disperraae
(flores non vidi); — passim baccae 3-spermae obviae, sed 4-spermas
minquam inveni.

RUBLACEAE. '302

PROSCEPHALItW,

LX VII. PROSCEPHALIUM korth. Calycistubus ovoi-
deus cum ovario connatus, limbus brevis integerrimus. Corollae
tubus brevis cylindricus, limbi 5-partiti ]aciniae ovatae acutae
aestivatione valvatae. Stamina 5, infra faucem inserta, filamentis
brevibus linearibus sub anthera dense barbatis, antheris linearibus
dorso supra basin affixis. Stylus cylindricus, stigmate capitato
subbilobo, lobis truncatis. Ovariura disco carnoso tectum, bilocu-
lare, loculis uniovulatis, ovulis basi insertis. Bacca globosa, disco
umbonata, dipyrena. Pyrenae osseae, extus convexae rugosae, intus
planae medio costatae. Seminis testa membranacea, embryi in
medio albumine carnoso-cornei erecti parvi cotyledones lan-
ceolatae. — Chiococcae species BI. — Pyrenarum indole a Psycho-
tria dift'ert.

1. Proscephalium javanicum korth. in Ned. Kruidk. Arch. II
/). 249. — Chiococca javanica BI. Bijdr. p. 958. BC. I. c. p. 483.
Coffea javanica BI. Cat. Buitens, p. 46. Pruticulus pseudo-parasi-
ticus, folia opposita coriacea oblouga utrinque acuminata, supra vc-
lutino-nitentia, corynibi terminales trichotomi.

Java, in de wouden der bergstreken op de boomstammen (bl.,
korth.). Harendoeng mengando sund.

Subtribus II. Coffeineae. Flores axillares. Ovariura biloculare.
Bacca 2- vel abortu 1-pyrena vel 1-sperma.

LXVIII. SAPROSMA blume. Calycis tubus ellipsoideus cum
ovario connatus, limbus brevis integerrimus vel 4-dentatus. Co-
rollae tubus cylindricus, intus superne dense hirsutus, limbi 4-
partiti laciniae reflexae oblongae acutae pilosae, aestivatione valvatae.
Stamina 4 fauci inserta, filamentis brevibus, antheris obloii-
gis erectis. Stylus pubescens, stigmatis bipartiti segmentis re-
flexis. Ovarium disco coronatum, biloculare, loculis uniovulatis,
o vu la fundo inserta Bacca abortu monosperma, endocarpio pa-
pyraceo. Seminis globosi albumen carnoso-corneum, embryi
parvi transversi cotyledones lanceolatae. — Arbores vel frutices
foetidi dichotome ramosi oppositifolii, stipulis interpetiolaribus, flo-
nbus albis axillaribus terminalibusve, baccis cyaneis, per totam In-
diam aquosam dispersi.

RUBIACEAE. 303 ANTIRRHOEA.

1. Saprosma arboreum bl. Arborescens, folia petiolata ellipüco-
obloriga, flores conferti terminales et interdum axillares. Saprosma
arboreum BL Bijdr.p. 957. DO. Vrodr. lY.p. 493. Korth. I. c. p. 251.

Java, Sumatra, Borneo, Nieuw-Guinea, in de wouden
der bergstreken en lagere gewesten. — In alle deelen, ?elfs m het
hout vindt men eene eigenaardig stinkende harsachtige stof, die aan
het hout, dat zelfs als brandhout niet gebruikt kan worden, den naam
van Kit ai (stinkhoul) heeft doen geven. Volgens waitz kan het in
zenuwziekten gebruikt worden; — Kai toe tang sund. (bl.).

2. Saprosma fruticOSUm bl. Eolia breviter vel modice petiolata,
e basi attenuata anguste elliptica vel oblougo-sublanceolata longis-
sime subfalcatim acuminata, subtus costularum axillis vulgo perfo-
rata et miuute barbellata, 2 — h\ poll. longa, flores conferti saepe
terminales. Saprosma frulicosum BL L c. DC. I. c.

Java, op den Parang en elders (blume, zollixger).

3. Saprosma hirsiltum korth. Pruticosum, folia subsessilia ob-
ovalia acuta, subtus cum ramulis hirsuta, flores terminales conferti,
bracteis terminalibus hirsutissimis cincti. Korth. in Ned, Kruidk.
Arch. II. p. 251.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (korth.).

LXIX. ANTIRRHOEA commers. Calycis tubus cum ovario
eonnatus ovoideus vel oblongus, limbus breviter campanuïatus 4-
dentatus. Corollae tubulosae laciniae 4 tubo breviores subacu-
tac. Antherae ad faucem subsessiles non exsertae. Stigma bifi-
dum. Drupa subbaccata calyce coronata, nucleo biloculari, loculis
monospermis. Semina teretia. — Genus Mauritianum, speciem
sumatranam teste cl. korthals vix repudians.

1. Antirrhoea StrigOSa korth. Arbuscula ramulis sericeis; folia
e basi acut-a ovalia acutiuscula; subtus in nervis hirsuta; tlores her-
inaphroditi. Korth. in Ned. Kruidk, Arch. II. p. 217. — Nondum
vidi. — An fl. axillares cymosi ?

Sumatra, in de lagere wouden van Doekoe, Padang (korth.).

Ï'XX. AMAUACARPUS blume. Calycis tubus cum ovario

BUBIACEAE. 304 COpm<

connatus ellipsoideus, limbus 4-fidus inaeciualis persistens. Co-
rollae infundibulifonnis faux villosa, limbus profunde 4-fidus.
Sta mi na 4 fauci inserta. Stylus simplex stigmate bilobo.
Bacca carnosa dipyrena, py ren is osseis dorso parum sulcatis, mo-
nospermis, Albumen corneum aequabile (non ruminatum).— Ha-
bitu potius quam charactere a Psychotria differt. An Coprosinae
affiuis ceusendum?

l. Amaracarpus pubescens bl. Dijdr. p. 954. DC. Prodr. IV. p.
472. Frutex humilis ramosus; stipulae interpetiolares basiconnatae
apice bifidae deciduae; folia brevissime petiolata cum ramulis subtus
in nervis hirtella glabrescentia, e basi acuta vel cuneata oblongo-lau-
ceolata vel lanceolata obtuso-acuminata vel subacuta, membranacea,
tenuiter venosa, 1— 2£ poll. longa; flores parvi axillares solitarii
raro subsolitarii sessiles basi bracteati ; calycis laciniae lineari-lan-
ceolatae. Psychotria wnfloia Reinw. herb.

J ava, op den Menaram in Buitenzorg, bij Toegoe, Noesa Kam-
bangan (reinw., bl.), op den Oengaran, 3—4000', in Bantam enz.
(jungh.), Blambangan (iiorsf.i. — Brodjo win gjav.

LXXI. COFFEA likn. Calycis tubus ovoideus vel turbiuatus,
cum ovario connatus, limbus parvus 4— 5— 7-dentatus. Corollae
infundibuliformis limbus patens 4—5— 7-partitus, laciniisoblon-
gis aestivatione subcontorto-imbricatis. Stamina 4— 5— 7,summo
vel medio tubo inserta, exserta vel inclusa. Stylus filiformis, stig-
mate bifido. B a c ca uinbilicata nuda vel calycis limbo corouata, d i p y-
rena, pyrenae subpergamaceae mesocarpio adhaerentes monosper-
mae. Semen extus convexum, antice planum sulco longitudinali.
Embryi in albumine corneo erecti radicula teres obtusa, coty-
ledones foliaceae. — Frutices vel arbores, stipulis interpetiolari-
bus, floribus axillaribus vel ramulos termiuantibus.

§1 Species genuinae, fl. axillaribus 5— 4-rueris.
* Flores 5-meri.

1. Coffea arabica LCTR. Stipulae indivisae, folia oblongo-ovalia vel
oblonga acuminata glabra nitida subpergamacea undata, flores axil-
lares breviter pedicellati conferti, corollae albae quinquefidae faux

RUBIACEAE. 305 COFFEA-

glabra, autherae lineares exscrtae, stigraatis laciniae lineares, baccae
ellipsoideae rubrae. Cofjea arabica Liniu Spec. p. 245. Roxb. Fl.
bid: I. p. 539, ed. Wall. II. p. 193. W. et Am. Prodr. I. p. 435.
BI Bijdr.p. 965. BC. Prodr. IV. p. 499. Gaerln. de fr. et sem.
Lp. 118, tab. 25. Sims Bot. Mag. tab. 1303. Tussac Flor. Antill.
tab. 18. — Juss. in Act. Acad. Paris. 1713, tab. 7. — TUL Hort.
Pisan, tab. 32. — // Boti" : Vesting, in Alp. p. 21. Al pin. AegypL
p. 26. — Caova Aegyptiis". >/Bon arbor'"' : Alp. Med. Aegypl. p.
122, lab. 36. — Evonymo similis Aegyptiaca, fruclu baccis Lauri
simili Casp. Bauh. Pin. p. 428. — t/Bon vel Ban arbor'"'' Joan. Banh.
Uist. I. 4. p. 422. — ifCoffeetree Britannis'" Pluckn. Phyl. tab.
272, fig. 1. — t/Buna" Clus. Bist. Exot. p. 236. — vJasminum
arabicum Castaneae folio, fl. albo odoratissimo cujus fruclus Coffy
in officinis dicunlur nobis" 1 " 1 Commel. PI. Us. p. 72. Boerhave Ind.
alt. II. />. 217. — Conf. a. rich. Fl. Abyss. p. 350.

De Koffijbooin, sedert aloude tijden uit de bergstreken van Soe-
dan en Abyssiuië — (welke landen met andere in Midden-Afrika ge-
legen gewesten als zijn oorspronkelijk vaderland moeten beschouwd
worden, en waar volgens eene opmerking van den beroemden rit-
ter deze boom geheele wouden vormt) , — naar Arabië verplant,
werd in 1687, op voorstel van n. witsen, naar Java overgebragt,
en is, sedert dat tijdstip in steeds toenemende mate aangeplant,
eene rijke bron van welvaart geworden. (Boerhave Index alt. Hort.
Lugd. Bat. II. p. 217). — De al meer en meer zich uitbreidende
koffijkultuur heeft aan de bergstreken van Java (en een gedeelte van
Sumatra) een eigenaardig karakter gegeven. Op de hoogte tusschen
3 en 4000 voet groeit de /rKopi" (sund.) het best, hoezeer men
haar ook reeds op 1500 tot 2000 voet ontmoet, ja soms zelfs op de
heete zandige vlakten, zoo als de vlakte van Kediri, die slechts 200
voet boven den spiegel der zee ligt (jungh. Java I. p. 409). Maar
bij voorkeur zijn het de tusschen 3 en 4000 voet gelegen berghel-
lingen, waar deze kuituur het best slaagt. // Hier, aan de beneden-
grens der oorspronkelijke wouden vormt zij een gordel om de ber-
gen, die zich allerwege op gelijke hoogte voortzet, doch herhaaldelijk
nier en daar wordt afgebroken, of tusschen de oorspronkelijke wou-
den, die in delengte-kloven lager bergafwaarts reiken, in de gedaante
l an strooken op de vlakke schedels der ribben hooger tegen de ber-

*lora van Ned. Ind ie. II.

RUBIACEAE. 306 COFPEA

gen opklimt. 1 ' — '/Zij neemt steeds de plaats in van de voormalige
oorspronkelijke wouden dezer zone, welke vroeger reeds «roote ver-
woestingen door de bijl hebben geleden en nog dagelijks ondereaan
ten einde door koffijstruiken te worden vervangen. Vele millioenen
hoornen werden allengs geveld, en het is niet aan den minsten twij-
fel onderhevig, dat de wouden in de tweede zone (de gematigde
luebtstreek van 2000 tot 4500') op Java steeds meer en meer wor-
den gedund" (jungh.). — Het is algemeen bekend, dat de koflijstruik
voor zijne ontwikkeling eene belominerde plaats behoeft. Tot dit doel
laat men op Java bij het vellen der wouden niet zelden een gedeelte
der boomen tot belommering der koffij tuinen staan (bosehkoffij). In
de meeste gevallen wordt het geheele woud geveld en worden, even
als dit in andere landen geschiedt, te gelijk met de koffij snel op-
groeijende heesters geplant, in elkander kruisende rijen, op 10 tot
1 2 voet afstand, zoodat ieder koffijheester tusseben vier scliaduw-
boomen staat. Hiertoe bezigt men Visenia indica {Bintinoe sund.\
Morus indica (Bebeseran gedé) en bovenal soorten van Erythrinae of
Dodo p-boom en, verg. I. bl. 207, (Dadap-koffij). — Koffij in de om-
heining der dorpen verbouwd, heet Pag er- koffij. — De koflijstruik
is, zoolang hij jong is en vrucht draagt, een heester van 12 tot 15
voet hoogte. Maar als men een verlaten koffij tuin beschouwt, die
bijv. voor 20 jaren geplant was, vindt men de Dadapboomen verdroogd
en afgestorven, en de koffijstruiken tot boomen van 30 voetenhoo-
ger opgeschoten, met stammen van i— f voet dikte. — De geplukte
koffij wordt gemeenlijk nabij de plaats, waar zij groeide, gedroogd
en ontbolsterd. Op enkele plaatsen, waar koffijpelmolens gevonden
worden, is de zoogenaamde West-Indische behandeling ingevoerd;
daarbij wordt de vrucht vooraf in water geweekt, en als het vleezig
gedeelte begint te gisten, in den molen gepeld. — De bladen, als
thee gedroogd, worden in In die in plaats daarvan niet zelden gebruikt.

2. Coffea SUndana miq. Stipulae latae enspidatae pallescentes,
folia breviter petiolata, e basi acute vel attenuata elliptico-oblonga
vel obverse sublanceolato-oblonga subabrupte acuminata subperga-
macen, subtus venis pluribus erecto-patulis subieticulatis axillis bic
inde perforatis, 4—6 poll. longa, flores axillares solitarii vel pauci
sessiles vel snbsessiles, bracteis involucrati, pen tameri, calycis limbus

RUBIAGEAE. 307 COFFEA.

tmncatus, corollae laciniac lineari-lauceolatae, stamina cum stvlo
cxserta, antherae longe lineares dorsifixae, baccae pedicellatae soli-
tariae ellipsoideae utrinque sulcatae. Coffea sundana Miq. PI. Jungh.
ined. — Java, in de Preanger regentschappen 2 — 4000' (jungh).

3. Goffea pedunculata roxb. Fl. Ind. ed. Wall. II. p. 195. Fo-

iia subsessilia elliptiea laevia, pedunculi termiuales et axillares fas-
ciculati longi uniflori, corollae tubus gracilis, stamina inclusa. —
Anne hujus generis? — Molukken.

4. Coffea elongata korth. Folia oblonga utrinque acuta, glabra,
stipulae triangulares acutae; flores tenninales vel axillares dense
conferti sessiles. Korth. in Ned. Kruidk. Arch. TI. p. 254. — An
hujus §? — Sumatra, bij Doekoe (korth.).

5. Coffea glabra korth l.c. Folia elliptiea acutiuseula utrinque
glabra, baccae longe pedicellatae globosae, stipulae acuminatissimae.

Borneo, bij Martapoera (korth.).

'** Flores tetrameri,

6. Coffea densiflora il. Bijdr. p. 965. DC. I. c. p. 500. Frutex,

folia ovali-oblonga acuminata, in venis subtus pubera, flores conferti
axillares, corollac 4-partitae. — Nondum vidi. — Anne a C.tetran-
dra roxb. satis diftert? (DC).

Java, in de wouden op den Salak (blitme).

7. Coffea angUStifolia roxb. FL Ind. ed. Wall. II. p. 195. Fo-
lia lanceolata rigida nitida, paniculae axillares, corollae faux barbata,
laciniae lineares tubo longiores, autheras filiformes exsertasaequautes.

Pigeon-eiland. Sunda- Archipel.

8. Coffea salicifolia miq. Ramuli cum stipulis ovali-lanceolatis
et foliis subtus in nervis appresse pubescentes, folia breviter petio-
lata, e basi acuta vqI obtusiuscula oblongo-lanceolata vel lanceolata
•icuininata coriacea, supra nitida glabra, subtus pallida,costulis (i — 7
patule erectis puberis et axillis subbarbellatis, 3—6 poll.longa, Ho-
ros praesertim e* axillii defoliatis terni pluresve breviter pediccllati,

20*

UUBIACEAE. 308

HYDNOPHfTÓI,

pedicelli puberi et bracteolati, calycis puberi subturbinati limbus 1-
dentulus subtruncatus, raro sub- 5-dentulus, corollae tubus brevis
faux hirtula, limbi laciniae lato-lanceatae tubo Jongiores, stamina
filamentis exserta, antheris linearibus clorsifixis, stigmatis rami cras-
siusculi. Coffea salici folia Miq. PI. Jungh. med.

Java, in de wouden op het plateau van den Pcngaleii<*an 4300'
(jungh.). Tjaka smul.

§2. Straussia DC. Baccae basi attenuatae globosae seu ovnles. Florcs
4 — G-fidi. Cymae terminales.

9. Coffea lmoniensiScH am. et schlü. in Linnaed 1829,/). 32. DO.
4. c. p. 502. Folia lanceolata utrinque acuta margine subreflexa, sli-
pulae ovato-oblongae subscariosae deciduae marginem ciliatum relin-
quentes, cyma terrainalis sessilis junior contracta, fl. 4— 6-meri,coroUM
faux barbata, antherae breviter exsertae. — Luzon (chamisso).

1 0. Coffea indica poir. Folia ovato-oblonga acuminata glabra,
stipulae brevissimae indivisae, paniculae breves divaricatae termina-
les, pedicelli elongati, baccae parvae obovatae apice nudae. Coffea
indica Poir. SuppL II. p. 1 4. DC. I. c. Flores incogniti, genus du-
bium. — Anne Pavettae species ?

Java.

§ 3. Paracoffea. Calycis dentes apice glanduloso-denticulati; corolla
infundibuliformis limbo 5-partitoj flores ramulos terminantes solitarii.

11. Coffea Horsfieldiana miq. Kigida, opposite patentim ramosa,
stipulae ovatae cuspidatae rigidae, folia ovato-elliptica acuta, uascentia
(alia non vidi) in nervis subtus pubera, tiores vulgo in apice ramu-
lorum parvorum bifoliatorum solitarii sessiles, calycis limbus 5-si-
nuato-repandus vix subdentatus, corollae subinfundibuliformis tubus
3 lm. longus sursum sensim dilatatus, extus parce puberus, limbi
6-partiti laciniae oblongo-ellipticae tubo subbreviores, antherae j
exsertae. — C. Wightianae wall. in Wight Icon. IV. tab. 1598
affinis, sed diflert foliis junioribus subtus puberis, calycis limbo den-
ticulis minimis apice subtriglandulosis, corolla extus pubera, caet.

Java, in Samarang (horsfield).

LXXIL HYDNOPHYTUM jack. Calycis tubus abbrevia-
us cum ovario connatus, limbus productus truncatus. Corollae

RUBIAGEAE.

309 MYRMECODIA.

tubus brevis iutus hirsutus, limbus 4-partitus expansus, laciuiis
subimbricatis. Stamina 4 fauci inserta, filament is brevibus.
Stylus filiformis, stigmate bilobo. Ovarium disco leviter concavo
tectum, biloculare, loculis uui-ovulatis, ovulis fundo insertis. Bacca
dipyrena, pyrenis dorso convexis, antice planis, coriaceis. Em-
bryon (viride ex korth.) in albumine centrale. — FruticesMyr-
mecodiae facie et ejus ad instar e basi cavo-tuberosa (in qua For-
inicae vivere solent) pseudoparasitici, foliis oppc-sitis ovalibus, stipulis
parvis linearibus, floribus axillaribus sessilibus albis. — Myrmecodia
Gaudich. parlim. — Genus cuin Myrmecodia forsanconjuugenduin.

1. Hydnopkytum moatanum bl. Folia breviter petiolata, e basi
acuta vel cuneata elliptica vel obverse oblonga apice obtusa raro
subrotundata, passim subapiculata, 4—4. i poll. longa. Hydnophy-
tum montanum BL Bijdr. p. 956. DO. Prodr. IV. p. 451. Korlh.
L c. p. 227,229. — Nidus germinans formicarum nigrarum Rumph.
Herb. Amb. VI. p. 119, lab. 45, fig 1.

Java (bl., zoll.) op boomstammen bij Buitenzorg en elders, Su-
matra,in de vlakte van Oedjong Karang (kortii.). — Tai boeroeng
smid. — Proetak of Ima sirem mal. met de volgende (hassk.).

2. Hydnophytum formicarum jack. Folia subsessilia oblongo-
obovata,l — l^poll.longa. Hydnophytum formicarum J ach. Trans-
act. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 124. BL L c. excl. syn. Rumph. —
Lasiosioma formicarum Spreng. Syst. Veg. L />. 428. — A prae-
ced. vix satis differre videtur.

Molukken. ÏUwak. Java. Noesa-Kambaugan. Su-
matra.

LXXIII. MYRMECODIA jack. Calycis tubus cum ovario
connatus, limbus productus integerrimus velsubintegerrimus. Co-
rollae infundibuliformis faux pilis squamisvefornicatis clausa, lim-
bus 4-partitus. Stamina 4 iuclusa. Stylus teres, stigmate sim-
plici (Jack) aut 4-fido (BI.). Ovarium disco carnoso tectum 4-lo-
eulare, loculis uni-ovulatis. Bacca calycis limbo coronatatetrapyrena,
pyrenis triquetriscbartaceismonospermis. Albumen carnosum. —
Suft'rutices pseudo-parasitici, e basi tuberosa, foliis oppositis glabris,
stipulis subinterpetiolaribus ciliatis, floribus sessilibus.

RUBIACEAE. ÜO <:EPHAELIS.

1. fflyrmecodia tuberosa jack. Basis tuberosa mermia, folia ob-
ovato-oblonga, calycis limbus subintegerrimus, corollae tubus iutus
pilosus, stigma simplex? tomen tosum. Myrmecodia tuberosa Jack
Transact. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 122. Gaud.in Bol. Uran.tab.
05 e/ 96. — M. inermis Gaudich, Voy. Bonit. Bot.p. 472, /a&. 95.
DC. Prodr. IV. p. 450. — Lasiostoma tuberosum Spreng. Syst. Yeij.
I. p. 423. — Nidits germinans Rumph. Herb. Amb. VL p. 119,
lab. 55, fig. 2.

Poeloe Nias. — Molukken. Rawak.

2. Myrmecodia echinata gaudich. Basis tuberosa aculcis seriatis
obtecta, stipulae utrinque inter petiolum in limbum bifidum conuexae,
folia longiter petiolata cuneato-oblonga vel elliptica utrinque acuta,
calycis limbus integerrimus, corollae faux squamis fomicatis clausa,
stigma 4-fidum. Myrmecodia echinata Gaudich. Voy. Bonit. Bot,
l. c. tab. 96. — M. tuberosa BI. Bijdr. p. 1001, non Jack. — V
armata DC. I. c. — Caulis pars tuberosa intus cava septato-subdi-
visa ; folia in spec. exam. semipedalia et longiora, e basi acuta vel
cuueata elliptico-oblonga, obtusiuscule apiculata.

J ava, in de bergstreken. — Molukken? — Tan joerah MME,
op Java. Ima sirem of Proetak mal. (hassk.).

Subtribus III. CEPHAëLiOEAE. Flores capitati, capitulis terminalibua.
Baccae dispermae.

LXXIV. CEPHAËLIS swartz. Mores capitati in volucrati.brac-

teolati. Calycis tubus obovoideus cnm ovario connatus, limbus

brevissime 5-dentulus vel raro integerrimus. Corollae subiufuu-

dibuliformis limbi laciniae 5 parvae obtusiusculae. Antherae m-

clusae. Stigma bifidum plerisque exsertum. Ovarium biloculare,

loculi uni-ovulati, ovulis e basi erectis. Bacca obovato-oblonga,

calycis limbo snbcoronata, disperma. — Prutices velherbae, fereom-

nes novi orbis, stipulis utrinque binis liberis vel coalitis, foliis ovali-

bus, capitulis terminalibus vel axillaribus, bracteis majusculis 2— «

decussato-oppositis. — Species sundana calycis limbo integcrrinw

propriam § exposcere videtur.

1. Cephaëlis stipnlacea cl. Bijdt.p. 1005. DC. I'rodr.W 1 />• •>

RUBIACEAE. 311 GE0PHILA

Korlh. L c. p. 217. lYutieosa vix ramosa, stipulae (pallidae) amplae
oblongae subtruncatae interpetiolares cuin opposjta basi unitae cau-
lem vaginae specie amplectentes, folia longiter petiolafa, e basi atte-
nuata ovato-oblonga acuminata membranacea glabra, subtus pallida,
venis costalibus 10 — 12, utrinque, in costa passim minutissime pu-
bera, pedalia vel in aliis speciminibus miuora et glaberrima, calycis
margo subintegerrimus, flores sordide albidi, baccae violaceac (au
siccae) biloculares, commissura utrinque iu angulum prominulum ex-
serta, compressae.

Java, in de wouden der bergstreken (bl.), op den G. Praoe en
Oengaran, bij Soekapoera op lage bergen (jungii.), Passir Madang
(zolling.), op den Gedé, Borneo, op den Sakoeinbang, Sumatra,
op den Singalang (korth.). — Amproe bogo sund. op Java.

2. CephaëliS CUneata korth. Folia e basi cuneatim attenuata
obovato-oblonga acuminata utrinque glabra ; stipulae ovatae acumi-
natae; flores capitati, bracteis carnosis ïuvolucrati. Korlk. I. c. p.
248. — Nondum vidi.

Sumatra, op den Singalang (korth.).

LXXV. GEOPHILA g. don. Calycistubus cum ovario con-
natus obovoideus, limbi 5-partiti laciniae lineares patentes vel re-
curvae. Corollae subhypocraterimorphae tubus elougatus, limbi
5 — 4-partiti laciniae ovatae. Antberae 5— 4— 6 inclusae. Stigma
bifidum. Bacca ovoidea, costato-angulata, calyce coronata, bilocu-
laris disperma. — Herbae perennes, stipulis interpetiolaribus indivi-
sis, pedunculis ex axillis supremis apice plurifloris, tl.subsessilesum-
bellati, bracteis sufi'ulti.

1. Geophila reniformiS g. don. Repens, stipulae glabrae lato-lu-
natae appressae, petioli peduuculique breviter pubcsceutes, folia gla-
bra subtus pallida, e basi approximate minus magisvc profunde cor-
data ovata vel rotundato-ovata acutiuscula vel obtusa, tenere circiter
5 — 7-nervula venulosaque, pedunculi elongati puberuli, capitula
paucittora bracteis lineari-lauceolatis jmberulis, calyx basi bibractco-
latus, corolla extus sericeo-pubeacens, limbo 4— 5-fido. Geopluh

RUBIACEAE. 312 CYNOCHTODES.

rcniformis Don Prodr. Nep. p. 136\a. 1825 {hand Cham. et Schld.
1829). W. et Am. Prodr. J. p. 436 excl. pi. syn. Spanoghe l. e.
p. 319. — G. diversifolia DC. Prodr. IV. p. 537. Korlh. I. c. p.
24. — Cephaëlis diversifolia BI. Bijdr.p. 1004. — Cephaêlis her-
bacea (haud alior.) Roxb. Fl. Ind. I. p. 533, ed. WW/. II. p. 161
excl. syn. Jacq. — Geoph. uniflora Spanogh. herb. — G. hydro-
colyloides Zippel. herb. — Psychotria herbaceaLinn.Specp.M5.
Karinta Tali Rheed. Hort. Malab. X. p. 30, tab. 21. — Bacca
aurea, dipyrena, pyrenis dorso gibbis unisulcatis. — Nomen huic
speciei a g.don impositum eo lubentius prioritatis jurerestitui,quum
* diversifolia" non majori jure quam reïiquae generis species vocari
mereatur. — A spec. amerieanis,licetsimillimis,sufficienter distincta
videtur. — Huc verisimiliter G. reniformis a cl. beetham in Fl. Ni-
grit. p. 422 indicata.

Voor-Indië, in Malabar, Silhet. Java, in Blambangan, Pria-
ngan (horsf.), in de bergstreken op den Seriboe, op de kalkrotsen bij
Koeripan (reinw., bl.), op den Gedé, Sumatra, op den Süigalang
(korth.). — Antanan lewoeng sund. — Timor (spanoghe).—
Banda (zippel.) — Afrika, kust van Guinea (vogel) ?. — Ota-
heite. — Tropische gewesten,

2. Geophila hirta korth. Hirta, folia ovato-cordata, acuta,utriu-
que hirta ; capitula pauciflora, calycis laciniae acutae, baccae hirsu-
tae. Korth. I. c. p. 247. — An eadem ac G. hirsula Benth. l.c. ex
Africa occ. trop.?

Borneo, op den Pararawin (korth.).

3. Geophila Zollingeriana miq. Eepens, petioli praesertim antice
dense subhirtello-pubescentes, pedunculi pauciflori (maturi) cum brac-
teis lineari-lanceolatis subglabri, folia e basi rotundata leviter emar-
ginata ovato-lanceata acuta, membranacea, glabra, subtus pallida,
venulosa (venis utrinque circiter 4 (1 utrinque e basi), bacca G. re-
niformis, sed minor subglobosa. — Poliorum forma saepe fere lan-
ceolata eorumque minore magnitudine a praecedentibus sufficienter
diifert. Geophila nov. spec.? Zoll. Herb. 1278 Z (absque loei nat.
designatione). — Java? (zolliager).

RUBIACEAE. 313 PYR0STR1A.

Sublribus IV. Pvrostrieae. Flores axillares. Ovarium plurüoculare.
Baccae vulgo pluripyrenae osseae, raro chartaceae.

LXXVI. GYNOCHTODES blume. Caly cis limbus brevis
integerrimus deciduus. Co rol la e brevi-infundibuliformis tubus
iutus villosus, limbi 4 — 5-partiti laciniae inferne conniventes, su-
perne patentes, apice ungue inflexo. Stauiina 4 — 5, corollae tubo
inserta, filamentis brevibus, antheris linearibus. Stigma bifi-
dum verrucosum exsertum. Ovarium disco coronatum, 4-loculare.
Bacca globosa umbilicata tetra- (abortu 2 — 3-) pyrena, pyrenis
chartaceis triquetris vel subsemiglobosis monospermis.

l. Gynochtodes coriacea bl. Bijdr.p. 993. DC. Prodr. IV. p.
467. Korth. I. c. p. 230. Decaisne l. c. Coelospermum barbatum
Spanoghe in Linnaed XV. p. 318. Trutex scandens glaber; ramuli
pallidi ; folia opposita decussata modice petiolata, e basi subcuneata
vel acuta obovato-elliptica vel elliptica breviter apiculata coriacea,
venis utrinque 5 — 7 erecto-patulis subreticulatis, axillis subtus bar-
bellatis perforatis, 3^ — 4 poll. longa; stipulae (in meis evanidae)
ex cl. bl. persistentes utrinque binae approximatae (an interpetiola-
res?); flores axillares conferti parvi subsessiles. — Spec. in Borneo
et Sumatra lecta, teste cl. korth. axillis non barbellata; an conspc-
cifica ?

Java, tusschen de struiken bij Kompian en Koeripan (blume,
reinwardt), op den Oengarau (horsfield). Borneo, Sumatra
(korthals). — Ti mor.

LXXVII. PYROSTRIA commers. Caly cis tubus obovoideus
cum ovario connatus, limbus minimus sub- 4 — 5-dentatus. Co-
rollae subcampanulatae patentis 4 — 5-fidae laciniae lanceolatae,
faux tomentosa. Stamina 4 — 5 vix exserta. Stigma capitatum
bifidum. Bacca pyriformis 6 — 8-striata, nuda, 4 — 8-pyrena, py-
renis osseis connatis monospermis, semina appensa. Albumen
carnosum. — Genus fere totum Mauritiauum, arbusculae glabrae,
foliis breviter petiolatis, stipulis lanceolatis, pedunculis axillaribus
1 — 3-floris.

I. Pyrostria? spinosa mio. Spinae axillares rectae longae, ramuli
foliaque subtus praesertim in nervis, supra s|)arse pubero-hirtella, sti-

KUBIACEAE. 314 UTOS.miIES.

pulae lata basi unitae abrupte unisetoso-cuspidatae, folia ovata vel
ovato-elliptica acuminata, ramorum latiora, Ij — 2 poll. longa,venis
costalibus utrinque 6 — 7, dense pilosa, rigida, ramulorum minora
ovalia membranacea, minus pilosa, pedicelli axillares vel e fasciculo
foliorum axillari, solitarii graciles 4 — 6 lin. longi, puberi bibracteo-
lati, calycis limbus minutissime 5-dentatus, bacca subsicca tetra<*ona,
tetrapyrena, pyrenis lignoso-osseis durissimis.
Java, in Blambangan (horsf.).

LXXVm. UTOSANTHES blume. Calycis tubus cuinova-
rio connatus, limbus minimus 4-dentatus. Corollae globosae faux
villosa, limbus patens brevis 4-partitus. Stam i na 4 inclusa, fi-
lamentis brevissimis, antheris linearibus. Stylus inclusus.stig-
mate subclavato apice 4-dentato. Ovarium disco carnoso coro-
natum, 4-loculare, loculis uniovulatis. Bacca obovoidea umbonata
sub- 4-pyrena, pyrenis crustaceis basi axi centrali adfixis mono-
spermis. Embryon curvatum. Albumen..,. Lithosanthes A.Rich.
Pyrenis non osseis a Pyrostria recedit.

1. Litosanthes biflora bl. in Flord hut. Zeil. 1825, /;. 189.
Bijdr. p. 994. DC. Prodr. IV. p. 465. Korth. I. c. />.229. Frutex
vel ex observ. cl. korthals haud raro arbuscula truuco erecto, coma
globoso-deplanata, Perneliae fere facie, habitu inter contribuales siu-
gularis, fere phyllanthoidei ; rami pubesceuti-hirtelli, folia brevissime
petiolata, supra glabra, subtus pallida in costa parce strigillosa, e
basi acuta elliptica vel ovato-elliptica oblongave, subtrapeziformia,
mucronata, vulgo pollice breviora, disticha; peduuculi axillares fili-
formes tenues, juuiores paucipili, adulti glabri, apice bibracteolati.

Java, iu de wouden der bergstreken (bl., zoll.).

LXXIX. LASTANTHUS jack. Calycis tubus cum ovario
connatus, limbus 3— 6-partitus vel-dentatus vel subintegerrimus
persistens. Corollae infuudibuliformis (saepius hirtae) limbus
3— 4— 6-fidus. Stamina 4—6 versus faucem inserta, filamentis
brevissimis, antheris linearibus exsertis vel inclusis. Ovarium
4— 9-loculare, loculis uniovulatis, ovula fundifixa. Stigmata
4-9 linearia crassa. Bacca pyrenis 4—9 triquetris in orbem

RUIHACEAE. 815 LASIANTHUS.

dispositis, coviaceis vol subemstaceis mouospermis. Seminum al-
bumen carnosum vel subcorneum, embryi cotyledones ovales vel
oblongae. — Frutices vel suffrutices iudici, odoris saepe foetentis,
stipulis interpeliolaribus, floribus Vulgo dense confertis bracteatis
axillaribus raro terminalibus, albis vel flavidis, baccis saepe cyaueis,
etiam aurantiacis vel purpureis. Lasianlhus Jack. (1825). — Me-
philidia Reinw. mss. apud DL Bijdr. (1826). — Nonateliae spec.
Wall. in Roxb. Fl. Ind. — Ilamilloniae spec. Roxb.

§ 1. Calycis limbus alte partitus.
* Florum fasciculi in axillis sessiles.

1 . Lasianthus oculus cati reinw. sub Mcphil. Suffrutex, ranii
graciles magis minusve dense hirti in specim. vegetioribus glabrio-
res, stipulae lanceolatae villosae, folia breviter vel inodice petiolata,
e basi attenuata, vulgo aequali obverse subanguste oblonga longe
acuteque acuminata, membranacea, costulis utrinque 7 — lOarcuato-
patulis adscendeutibus ante marginem subunitis transverse laxe re-
ticulatis cum venulis utrinque praesertim subtus hirtis, nascentia
purpurascentia, 7 — 10 poll. longa, flores axillares plures fasciculato-
sessiles, bracteis ovatis acuininatis coriaceis subflavescenti-villosis in-
volucrati, bracteolae lineares hirtae, calycis pilis articulatis dense hirti
dentes 5 lineares hirsuti, corollae albae tubuloso-infundibuliforniis
laciniae 5 breves, extus hispidulae, baccae cyaneae. Meph. oculus
Cali Reinw. hcrb. — Lasianthus cyanocarpus BI. Bijdr. p. 996
quoad spec. jav. cxcl. syn. Jack. — Meph. cyan. DC. Prodr. et
Korlh. in ISed. Kruidk. Arch. IL p. 220 quoad syn. BI. — Variat
foliorum costulis nunc paucioribus. — §. Polyneum, densius hirta,
foliis basi inaequali-acutis rigidioribus, costulis utrinque 13. — A
L. cyanocarpo valde recedit.

Java, op belommerde plaatsen (reinw.), aan den waterval van
Tjidoek Tjigali (zoll.), Borneo en Sumatra (volgens korthals).
Mata koetj ing sund. ofKi boeloe.

2. Lasianthus rhinocerotis bl. Frutex vel suffrutex, rami ramuli
petioli stipulae (anguste lanceolatae) foliaque (praesertim subtus in
nervis; sordide fusco-villosa, folia breviter petiolata, e basi acutius-

wwè vel obtusa acquali vel inacquali dliptica vel ellipti co -oblonga J

RUBIACEAE. 316 LASIAIVTHUS.

brevi-acuminata coriacea, supra glabra vel nascentiaglabriuscula, sub-
tus utrinque costis 8—10 patenti-adsceudentibus reticulatis demum
subrugosa, 3 — 5 ^ poll. longa, capitula axillaria sessilia vel brevis-
sime pedunculata, bracteis bracteolisque longis hirtis densis obtecta,
flores sessiles vel brevi-pedicellati villosi (calyx et corolla), calycis
lirabi 5-partiti laciniae lanceolato-liueares acutae tubo subaequales
in fructu conuiventes, pili violaseentes, baceae gram piperis magu.
5-pyrenae. Lasianthus rhinocerotis Bl. Bijdr. p. 996. — Meph.
rhin. Reinw. apud BL l. c. DC. I. c. p. 453. Korth. I. c. /?. 220.
Species capitulis bracteis bracteolisque densissimis quasi hirsuto-in-
volutis insignis. — Suffrutex 5-pedalis, feste jungiï.

Java, in de wouden op den Salak, Gedé (reinw., bl.), op dea G.
Patoea (korth.), op den Wajang (jungh.), op den G. Praoe (uorsf.).
Kananga reges sund. (horsf.).

3. LasianthQS cyanocarpuS jack. SufFruticosus erectus, caulis
cylindricus villosus, stipulae lanceolatae acutae, folia breviter petio-
lata oblongo-lanceolata acuta villosa, 3 — 3^ poll. longa, fiores in
axillis terui, bracteis 2 majoribus cordatis involucrati, calycis lim-
bus 4 — 5-partitus, laciniis linearibus acutis pilosis, corolla Hava,
pilosa, stamina 4 raro 5, baceae magn. grossulariae, villosae aureae,
4-pyrenae. Lasianthus cyanocarpus Jack. in TransacL Soc. Linn.
Lond. XIV. p. 125, non Bl.~~ Mephilidia DC.l.c.pAWetKorlL
l. c. quoad syn. Jack.

S urn at ra, in Benkoeleu (jack.).

4. Lasianthus iliaequaliS bl. Frutescens, ramuli (tenuiusculi) ner-
vique subtus et supra patentim lutescenti-hirtelli, folia brevissime
petiolata vel subsessilia, e basi inaequali rotundata vel leviter emar-
ginata elliptico-oblonga mucronato-acuta vel acuminata, membrana-
cea, subtus pallida, venis costalibus utrinque circiter 10 prominulis
reticulatis, 2 — 4 poll. longa, forma vulgo variabilia ex ovata usque
ad lanceolatam, flores axillares conferti plures paucive, bracteis cor-
dato-rotundatis foliaceis utplurimum involucrati, calycis limbi 4-
partiti laciniae ovato-lauceolatae acutatae hirto-ciliatae persistentes,
baceae ipsae glabratae obovoideae 8- (?) pyrenae, corolla subhypo-
craterimorpha extus pilosuia. Lasianthus inacr/ualis Blume Bijd>'-

RUBIACEAE. 317 LASIANTHUS.

p. 996.— Mephüid. DC. L c. p. 453. Korth. I. c. p. 220. — Folia
siccata viridia; bracteae involucrantes passim desunt.

Java, op den Seriboe, Salak (reinw., bl.), Gedé (korth.), bij
Passir Madang, Probakti (zoll.); Sumatra, op deu Melintang
(korth.), op Loeboe Aloeng (teysm.). Borneo, op den Pararawin
(korth). — Ki talang boeloe sund. op Java.

5. LasiantïlUS obscums bl. Fruticosus, ramuh", petioli cum foliis
subtus praesertiui in nervis floresque fiavicanti-hirti, sensim glabrio-
res, folia e basi aequali vel inaequali attenuatu vel acuta sublanceo-
lato-oblonga mucronato-acuminata subcoriacea, venis costalibus pa-
rallelis utrinque circiter 8 adscendentibus, distincte transverse venu-
losis, 3 — 5^ poll. longa, supra praeter costam glabra,floresaxillares
solitarii-terni pluresve sessiles, dein breviter pedicellati, baccae ovoi-
deae calycis dentibus 6 linearibus longis hirtis conniventibus coro-
natae (cum his usque | poll. longae). Lasianthus obsurus BL mss.
apud DC. Prodr. Lc.pAbZ sub Mephit. — Mephitidia rhinocerotis
Hort. Bogor. — L. tomenlosus Zoll. herh. n. 1384 Z. non BL —
Habitu L. ocul. cati non plane absimilis, a L. tomentoso indumenti
ratione satis diversus, siccatus obscums subnigrescens.

Java, bij Pondak tengah (relwv.).

6. Lasianthus glabrescens miq. Eamuli graciles petioli costa sub-
tus et stipulae (lanceolatae) fuligineo-fusco-villosula, ramorum nodi
subincrassati, folia brevi-petiolata subdisticha, e basi acuta aequali
vel leviter inaequali oblonga vel sublanceolata acumiuata chartacea,
supra praeter costae basin glabra, subtus subappresse pubera inque
costulis 7 — 9 utrinque parallele adscendentibus non venulosis aureo-
strigulosa, 4£ — 6 poll. longa, flores axillares sessiles 3 — 4 bracteis
lanceolatis parvis, calycis dentes 5 lanceolati acuminati villoso-hir-
telli, in bacca ovoidea (grani piperis magn.) conniventes, pyrenae 5.
Mephitidia obscura § glabrata Herb. Zoll. n. 594 e/ 62], inlhrb.
Splitff.

Java (zollinger).

7. Lasianthus attenuatUS jack. Sufl'ruticosus, erectus, ramulis
teretibus villosis, folia brevissime petiolata subdisticha, e basi rotun-

RUUIACEAE. 318

LASIAXTHUS.

data vel subcordata oblonga apice attenuata, quandoquc repandula,
supra nervis exceptis glabra, subtus villosa, 3 — 4 poll. lono- a , s ti-
pulae lanceolatae acumiuatae, flores axillares sessiles 8 — 4, bracteis 2
lanceolatis involucrati, calycis villosi limbus 4-partitus, laciniis li-
uearibus, corolla üava pilosa, bacca intense coerulea parvula tetra-
pyrena. Lasianthus allenuatus Jack. in Transact. Soc. Linn. Lond,
XIV. p. 126. DO. I. c. p. 452 sub Mephit. Korlh. l.c. p. 219.—
|?. Glabra kortii. /. c. p. 220, foliis utrinque glabris, margine ner-
visque hirsutis (non vidi).

Sumatra, in Benkoelen (jack.), Java, op den Boerangrang
(korth.!. Ki talaug boeloe sund. — Var. /l Sumatra, inde
wouden op den Singalang (kortii.).

8. Lasianthus tomentoSUS cl. Fruticosus, ramuli petioli folia
subtus in nervis subappresse hirta, glabrescentia, folia breviter petio-
lata, e basi acutiuscuLi vel acutu elliptica, obovata vel saepe sub-
obverse oblouga mucronato-acuminata, supra glabra subcoriacea, cos-
tulis utrinque 6 — 7, 3—6 poll. longa, stipulae triangulares acutae,
flores axillares sessiles 1 — 2, albidi, baccae cocruleo-nigrescentes.
Lasianthus tomenlosus BI. Bijdr. p. 997. — Mephit. lom. DC.l.c.
p. 453. Korlh. I. c. p. 221. M. obscura (non DC.) Zoll. herb. n.
621. Cum L. obscuro a plerisque auctoribus et in herbariis confusus.

Java, op den Salak, Gedé (dl.), Telaga bodas (kortii.), Poe-
loesari in de wouden (zoll.), Samarang (iiorsf.). — Sumatra
(JUNGH.). — Kananga reges sund. opJava (horsf.). — Amproe
badak sund. (zoll.).

9. Lasianthus apiocarpUS kortii. sub Mephit. Fruticosus, folia
oblonga acuminata, infima basi acuta, supra glabra, subtus in nervis,
petiolo cauleque sericeo-tomentosa, flores axillares conferti, bracteis
lanceolatis tomentosis cincti, baccae glabrae pyriformes, calycis den-
tibus conniventibus coronatae. Meph. apiocarpa Korlh. l.c.p.^l.
A L. tomentoso teste cl. auctore bracteis majoribus, bacca pyriformi
nee globosa truncata differt. Nondum vidi.

Sumatra, in de wouden op den Singalang (kortii.).

10. Lasianthus platyphylluSK0RTii.,9»6y»/<7?//. Fruticosus, ramuli

RUBIACEAE. 319 LASIAMÏIUS.

glabri, folia e basi acuta ovalia breviter acuminata, venis parallelis,
supra glabra, subtus in nervis strigosa; fiores conferti axillares, brac-
teis lauceolatis strigosis ciucti; baccae pyriformes calycis laciniis
lanceolatis erectis hirsutis coronatae. Mephiüdia platyphylla Kor/h.
I. c. p. 222. — Nondum vidi.

Sumatra, op den Singalang (kortii.).

11. LasianthUS lncidUS bl. Pruticosus, ramuli tenues nascentes
rariter puberi mox glabri, stipulae praeter margiuem infeviorem va-
ginantem glabrum hirtulae triangulares minutae, folia e basi acutfi
vel attenuata, elliptica vel elliptico-oblonga longe attenuato-acumi-
nata mucronata, chartacea, supra glabra, subtus in veuis costalibus
utrinque circiter 4 patule adscendentibus prominulis cum petiolo
appresse pubera, utrinque lucida, 1\ — 8 poll. longa, fiores axillares
sessiles conferti vel solitarii, calyx iuferne glaber, limbi 4 — 5-partiti
laciniae lanceolato-linearcs pilosulae, tubo longiores vel subaequales
patulae, corolla extus parce pubera, baccae brevissime pedicellatac
semiglobosae calycis dentibus patule erectis coronatae. Lasianthus
lucidus Bl. Bijdr. p. 997 Mephilid. DC. I. c. p, 453. Korlh. L c.
p. 222. Poliorum mucro fere ut in L. inodoro. — Frutex 10 — 15-
pedalis (jungh.)

Java, bij Pondak tenge fREOW.), op den G. Praoe (iiorsf.), op
den Diëng (jungii.), Gedc, Tankoeban Praoe (hassk.). — Kajoe
koembang molak sund. of Radjoen lalakki.

12. LasianthUS StipulariS bl. Fniticosus, ramuli graciles glabri,
stipulae rnagnae ovatae obtusae submembranaceae ciliolatae caeterum
glabrae, folia e basi acutu vel attenuata obverse vel obovato-oblonga
abrupte acute acuminata, rigidule chartacea, glabra, costulis tenuibus
vix venulosis utrinque 13 — 15 densis parallelis eiecto-subarcuato-
patulis, 5 i— 8 1 poll. longa, fiores conferti axillares bracteati hirto-
villosi, calycis dentes elongati. Lasianthus slipularis Blume Bijdr.
p. 997. DG. L c. p. 453 sub Mephitid. Korlh. I. c. p. 223. Stipu-
larurri forma, foliis majoribus non rigidis, venis erectis densis a L.
ngido, cui certe affinis, facile distiuguitur.

Java, op den Salak, Tjahoerai enz. (relnw., bl., korth.}, Su-
matra, bij Loeboe Aloeng (teysm.), op den Singalang (korthals',

BUB1ACEAE. 320 LASIANTHU8.

Borneo, op den Sakoembang (korth.). — Boroboi berrit
sund. op Java.

13. LasianthüS latifolillS bl. Pruticosus, glaber, folia ovalia utrin-
que acuta reticulato-venosa, flores axillares conferti breviter pedicel-
lati, baccae globosae aurautiacae calycis lacinüs lanceolatis post an-
ttiesin conniventibus coronatae. Lasianlhus ialifolius Bl. herb. et
apud DC. I. c. Korth. l. c. p. 223 sub Mephit.

Java, op den Salak in de wouden (bl.), Borneo, op deuPara-
rawin, S urn at ra, op den Singalang (korth.).

14. LasianthUS laevigatUS bl. Pruticosus, glaber, folia modice
petiolata, e basi acuta vel attenuata lanceolato-oblonga vel laaceolata
acutissime acuminata, chartacea, glabra, laevia, venis arcuato-adscen-
dentibus subtus reticulatis, 3 — 7 poll.longa, cymae axillares 1-pauci-
florae pedunculatae, flores pedicellati, calycis ellipsoidei laciniae
3 — 4 lineari-lanceolatae elongatae, baccae 6 — 7-pyrenae. Lasian-
thus laevigalus BL Lep. 998. DC. l.c. sub Mephitidid. — Mephi-
lidia lanceolata Hassk. Flora bot. Zeit. 1845, p. 230. Species gla-
britie et inflorescentia et partium floralium numero perquam insignis.
Corollae saepe 6-fidae, hexandrae ; passim peutandrae ; stigmata saejtf
5. Arbusculam dicit cl. zoll.

Java, in de wouden der bergstreken, op den Salak (reinw.), op
den Gedé, Rendang, enz. (jungil, horsf.), Probakti 2500' (zoll).
Ki tjengké sund.

** Flomm fasciculi longe pedunculati axillares.

15. LasianthUS capitatUS bl. Pruticosus, ramuli cum foliis sub-
tus ubique griseo-subfuscule tomentello-hirti, folia breviter petiolata,
e basi acuta oblongo-lanceolata vel sublanceolata acuminata costulis
utrinque 7—8 reticulatis, rigide chartacea, 3 £—4 poli. longa, pe-
duuculi cum calycibus hirti axillares longiusculi apice cyuioso-fas-
ciculiflori, calycis laciniae longiusculae, corollae extus hirsutulae. L(t-
sianthus capilatus BL Bijdr. p. 996. DC. L c. p. 453 sub Mephi-
tidid. Korth. Lep. 220. *Suffrutex 5-pedalis" (jungh). Var.?
ferruginca korth. 1. c. p. 221, pubescentia ferruginea (non vidi).

Java, in de bergstreken (bl.), op den Gedé (korth.). Sumatra,

RUBIACEA.E. 321 LASÏANTIIUS.

in de wouden op den top van den Loeboe Radja (juxgii.). — /?.
13 o rn e o, op den Pararawin (korth.).

16. LasianthllS OVatUS korth. sub Mep h. Fruticosus, folia e basi
obtusa, vel subcordata oblongo-ovata acuminata, supra glabra, subtus
cum pedunculo, caule calycibusque hirta, capitula pedunculata pauci-
flora. Mephitidia ovata Korlh. I. c. p. £2.1. //A praeced. diversa:
nervis curvatis, venulis productioribus et calycis partitionibus multo
brevioribus fructum non superantibus." — Nondum vidi. — (3, Oli-
goneura Korlh. I. c. Eolia saepe longiora, nervis paucioribus.

Sumatra, op den Merapi; — §. Borneo, op den Sakoembang
(kortil).

§ 2. Calycis limbus dentatus, dentibus breviusculis tubo saltem haud
manifesto longioribus.

17. LasianthUS densifolias miq. Arbuseula; ramuli, stipulae lan-
ceolatae, braeteae, calyx et folia subtus praesertim in nervis dense,
supra in costa versus basin sparse aureo- dein fuligineo-villosa, folia
densa disticha brevissime petiolata vel subsessilia, e basi inaequali
excisa oblonga vel laneeolato-oblonga mucronato-acuta vel subacu-
minata, subcoriacea, subtus costulis patule erectis reticulatis utrinque
circiter 8 perteusa, 1^ — 3*- vulgo 3 poll. longa, inferiora saepe mi-
nora fere ovata, flores axillares fasciculati 2 — 4, bracteis ovato-Ian-
ceolatis involucrati, bracteolis liueari-lanceolatis, calycis limbus 4 —
5-partitus, dentibus brevi-lauceolatis ciliatis tubo subbrevioribus, bae-
cae ovoideae puberae 6-pyrenae. Mephitidia inaequalis (non DC.)
Zoll. — L. attenuato affinis, calycis laciniis brevibus jam distinctus.

Java, op den Probakti (zollixg.), op den Oengaran 3 — 4000'
(jumgh.), in Blambangan (horsf.). — Kananga reges sund.
(horsf.). Lapi apan jav,

18. LasianthllS rigidus MIQ. Ramuli glabri, internodia infra folia
e petiolis quasi adnatis incrassata, stipulae lanceolatae acuminatae
villosae, folia brevissime petiolata disticha, e basi subinaequali ob-
tusa obverse oblonga breviter mucronatim acutata, rigide coriacea,
supra glabra, subtus in nervis et marginibus ciliato-pilosula, adulta
fere glabra, costulis 9 — 10 utrinque patule adscendentibus transverse

21

Flora van Ned. Indië. IL

RUB1ACEAE. 822 LASJA.Yi lil ;s.

reticulato-venosis, 4 — 5| poll. long», ilores axillares sessiles, brac-
fpi's villosulis rigidis, exterioribus ovato-lanceolatis acuminatis, in-
tcrioribus angustioribus, calycis limbi 5-partiti dentes lanceolati acu-
niinati ciliato-villosuli tubo subbreviores in fructu conniventes. bac-
cae ovoideae pentagonae, pentapyrenae vel pyrenis aliis abortivis plano
rudimentariis dij)yrenae. Lasianlhus lucidus (non Bi.) Zoll. hcrb.
n. 469 Z. — Praeced. affinis, glabritie et pyrenarum abortu satis
distinctus.

Java, in de wouden op het plateau van den Peugalengan 4d00'
(.nwr.n,). Kananga sund,

19. LasianthUS chrySOphyllUS miq. llamuli (validi) cum stipulis
lanceolatis appresse fusculo-pubescentes, folia breviter petiolata, e
basi subacuta subinaequali anguste sublanceolate oblonga longe acu-
ininata saepe inaequalia, inajora pedalia, crasse coriacea, supra praeter
costam glabra, subtus costulis validis utrinque 13 — 15 paralk lis
arcuato-adscendentibus transverse reticulatis pertensa et in iis prac-
sertiin aureo-strigosa, ilores axillares bracteis pluribus cordatis et
ovatis acutis interioribus cuspidatis flavido-villosis involucrati, caly-
cis tubus hirtellus, dentibus 4 acutis longior, corollae alabastrum
extus superne hirtellum. Lasianlhus chrysophyllus Miq. in PI-
J un f/h. med. — Species pulchra, foliis subtus totis aureo-Havidis.

Sumatra r in de wouden der bergstrekeu van Loemoet, Oct.

(jlWUH.).

20. Lasianthus chrysoneurus korth. sub Meph. Pruticosus, ra-

mulis fusco-farinosis ; folia e basi acuta ovali-oblonga acutamucro-
nata, supra glabra, subtus in nervis griseo-sericea ; stipulae oblongae
acutae; ttores axillares dense aggregati; bracteae lanceolatae ; baccae
globosae basi attenuatae, calycis laciniis incumbentibus coroBatae.
Mcphilidia chrysoneura Kor/h. I. c. p. 222. — Nonduin vidi.
Java, in de wouden op den Patoea (korth.).

Übserv. MephiÜdia sanquinea Hassk. Cal. bog. p. lil e prov. Ban-
tam, indescripta, niihi adhuc ineognita.

21. LasianthUS inodorus ra,. Pruticosus, rainuli glabri, stipulae
ovato-triangulares coriaceae, dorso superne appresse pilosulae, f° lia

RITBIACEAE. 323 LASIANTIIUS.

e basi cimealu obovato- vel elliptico-oblonga acuminata perganiacea,
supra glabra, subtus venis costalibus 5 — 6 utrinque adscendentibus
concinne transverse venulosis pertensa, inque venis pubera, caeterum
glabra, utrinque nitida, costa excurrente piloso-mucronata, 3 — 6 poll.
]onga, flores axiUares sessiles conferti bracteis suborbieularibus gla-
bris ciliolatis coriaceis involucrati, calycis limbus 4 — 5-dentatus pu-
herus, tubus glaber, corolk extus villosula, baccae ellipsoideae 5 —
tf-pyrenae calycis denticulis ovatis coronatae, sanguineae (zoll.).
Lasianlhus inodorus Bl. Bijdr. p. 998. DC. l.c. p. 413 sub Meph.
Korlh. I. c. — Stirps inodora. ■ — Hamillonia inodora Hassk. in
Flora bot. ZeiL 1845, p. 230, vix quoad specimen ibi descriptum,
quod aliam hujus generis speciem spectare videtur.

Java, op den Gedé (bl.)» Pondok Koeda (reinw.), op den Oe-
ngaran (jogii.). — Taping fav.

22. LasianthUS hexandrUS bl. Fruticosus, folia lanceolata longi-
ter acuminata supra in costa subtus in venis uti ramuli strigoso-
pubescentia, flores axiUares subsolitarii hexandri. Lasianthus hexan-
drus Bl. Bijdr. p. 998. DC. I. c. p. 453 sub Mephit. — Korlh.
I. c. — Nondum vidi.

Java, in de wouden op den Salak (bl.). Ki telong sund.

§ 3. Calycis dentes abbreviati, parvi.

23. LasianthUS venOSUS bl. Fruticosus, folia breviter petiolata, e
basi oblique attenuata oblonga acuminata supra glabra, subtus veno-
sissima in venis cum ramulis pubera, flores axiUares conferti sessiles.
Lasianthus venosus Bl. Bijdr. p. 999. DC. I. c. p. 453. Korth. l.c.
p. 223 sub Mephit. — Nondum vidi.

Java, op den Seriboe (bl.), Sumatra, op den Melintang (korth.).

24. LasianthUS SylvestriS bl. Fruticosus, ramuli graciles ap-
presse pubescentes, stipulae ejusdem jugi manifesto inaequales, infe-
rior (folii paginam inf. spectans) minor longeque acutata, opposita
latior brevior basi ainplexicaulis, subalbido-villosa, folia disticha bre-
viter petiolata, e basi acuta aequali vel inaequali elliptico-lanceolata
acuminatissima, supra glabra, subtus venis utrinque 9 — 10 pubes-
enitibus, inque parenchymate subtiliter decidueque pubera, 4 — 6 poll.

21*

RUBIACEAE. 324 LASIANTHUS.

Ion ga, flores axillares sessiles conferti, calycis dentes 4 brevissimi,
baccae subpedicellatae G — 8-(exBL. 4 — 5-) pyrenae. Lasianthus syl-
vcslris Bl. Bijdr. p. 999. DC. I. c. p. 454 sub Mephü. Korlh. l.c.
p. 222. Specimen herb. Reinw. cum blumei (cujus auth. spec. non-
dum vidi) phrasi haud abomni parte congruum. L. stercorario affinis,
quocum stipularum inaequalium indole et habitu congruit, sed foliis
majoribus, veiiis crebrioribus, pube densiore differt ; ex reinw. ad-
not. esset etiam inodora stirps. Anne cum L. venoso ultro cou-
ferendus?

Java, in de wouden van Banjoewangi (reinw.), in Blambangan
(horsf.), op den Gedé (juxgh,), Papandadjan (kortii.). — Keer
sund. (horsf.), Godong sikel sund. (jungh.).

25. LasianthUS Stercorarius bl. Eruticosus, ramuli graciles ap-
presse puberi, stipülae oppositae inaequales, inferior (foliorura pagi-
nam inf. spectans) minor longius acutata, superior lato-ovata acuta
densius villosula, folia breviter petiolata, e basi acuta oblongo-lan-
ceolata vel lanceolata attenuato-acuminata mucronata, chartacea, su-
pra glabra, subtus venis utrinque 5 — 6 adsceudentibus et transverse
venulosis pubescentibus, 3 — 5 poll. longa, flores axillares sessiles
fasciculati villosi, calycis limbus repando- 4-dentulus subtruncatus
puberus, baccae parvae (grani piperis magn.) 7 — 9-vulgo 8-pyrenae.
Lasianthus stercorarius BL Bijdr. p. 1000. BC. I. c. p. 454 sub
Mephü. Korlh. I. c. p. 223. L. sylvestri similis.

Java, op den Tjerimai enz. (bl., jungh., korth.). — Sumatra,
op den Merapi (korth.). — Tai oetan sund.

26. LasianthUS retiCUlatUS bl. Fruticosus, folia breviter petiolata
e basi acuta oblonga acuminata (majuscula), supra glabra, subtus
reticulato-venosa, iu venis cum ramulis subtomentosa, flores axillares
subsessiles conferti. Lasianthus reticulatus Bl. Bijdr. p. 1000. DC
l. c. p. 454 sub Mephit. Korlh. I. c. — Nondum vidi.

Java, in de wouden op den Seriboe (bl., korth.). Sumatra, op
den Meliutang (korth.).

27. LasianthUS purpureus bl. Fruticosus, glaber, folia e basi sub-
cuneata lanceolata attenuato-acuminata, chartacea nitida, glabra, sub-

RUBIACEAE.

3-25 DYS0SMIA.

tus venis aetate promineiitioribus adscendentibus pertensa, 8 — 5
poll. longa, stipulae breves truucato-ovatae acutatae superne margine
subpilosulae, caeterum glabrae, flores supra tuberculum axillare pe-
dicellati, calycis limbus dilatatus repando- 5-dentulus subtruncatus
puberus, corollae alabastrum apice parce piliferuui, corolla purpurea
(bl.), violacea (zoll.), bacca 4-pyrena. Lasianthus purpureus Bl.
I. c. DC. I. c. sub Mephit. Korth. L c.

Java, in de wouden op den Salak, Gedé (blüme), op den Gedé
4—6000' (zoll.), Oengarau 3—5000' (jungh.). — Kai toe-
toeng sund. of Sonko jav.

§ 4. Species quoad sectionem dubiae.

28. LasianthUS mUCronulatUS korth. sub Mephit. Rami pubes-
centes, folia e basi cuneatfi ovata mucronulato-acuta, undulata, sub-
tus in nervis flavido-pubescentia, bacca axillaris sexpyrena, stipulae
positione inaequales acuminatae. Mepkitidia mucronulaia Korth. I. c.
p. 223. — Nondum vidi.

Borneo, in de wouden van den Balaran en Pamatton, Sumatra
op den Singalang (korth.).

29. LasianthUS ÏUfuS korth. sub Mephit. Folia basi inaequilatera
oblongo-ovata acuminatissima utrinque hirsuta, stipulae ovatae acu-
tae hirsutae, bacca axillaris pubescens, calycis laciuiis liirsutissimis.
Mepkitidia rufa Korth. I. c. p. 224.

Java, in de wouden op den Boerangrang (korth.).

30. Lasianthus? cinnamomoides miq. Fruticosus, ramuli petioli

et uervi subtus appresse velutini, stipulae breves parvae rigidulae
lato-ovatae cuspidatae, folia breviter petiolata, e basi acuta oblonga
acuminata pergamaceo-chartacea, supra glabra costulis prominentibus,
subtus concolora, costulis (praeter infimam submarginalem tenuem)
5-— 4 utrinque adscendentibus (suprema, utrinque in acumen per-
ductct) transverse reticulato-venosis, 10^ — 5 poll. longa, rloresaxil-
lares conferti supra tuberculum verrucosum sessiles, //baccae albidae
caducissimae." Mepkitidia venosa Zoll. heib. n.I4,78excl syn.Bl.
Java, in de wouden van Passir Madaug (zoll.).

Ï^XXX. DYSOSMïA korth. {lanquam Lasianthi Sectio). Cha-

RUBIACBAB. 326

DYSOSIOEIfDROB.

racteres Lasiantlri, sed: ovarium biloculare, loculis uniovulatis
ovulis basi insertis. Bacca compressa dipyrena. — An idem ac
sequens genus?

1. Dysosmia dichotoma korth. in Ned. KruM.Arch.il. p,2M

sub Mephit. Folia e basi acuta ovalia breviter acuminata, stipulae
minutae triangulares hirsutae, flores subracemosi dichotomi, pedtin-
culo communi elongato. — Nondum vidi.
Java, in de wouden op den Gedé (korth.).

LXXXI. DYSOSIDENDRON gardn. C a I y c i s tubus obovoideus
cum ovario connatus, limbi 4- rarius 5-fidi laciniae breves. Co-
r o 11a e infundibuliformis tubus basi intus vel ad faucem lursutus,
limbi 4 — 5-fidi laciniae aestivatione induplicatae. Stamina 4—5
fauci inserta, filamentis brevissirais vel subnullis, antheris oblon-
gis inclusis. Ovarium biloculare, ovula in loculis erecta. Stylus
iïliformis inclusus, stigmatis bifidï laciniae oblongae obtusae. Bacca
obovoidea, calycis limbo coronata 1 — 2-pyrena, pyrenis crustaceis
monospermis. Seminis erecti testa membranacea, embryi in axi
album inis dense carnosi cotyledones foliaceae. — Frutices indici,
ramis dichotomis teretibns, foliis penniveniis tritis foetentibus, stipulis
interpetiolaribus parvis cuspidatis, pedunculis axillaribus et lerminalibus
paucifloris. — Species una ceylanica, 2 peninsulares, in Archipel, forsan
reperiundae. — Lasianthus spec. Wight in Calc. Journ. Nat. Hist. VI.
p. 517.

i. Dysosidendron ceylanicum gardn. m Cak. Journ. Nat. Hat.

Vol. Vil. p. o6. Fruticosa, dichotoma ramosa, folia brevi-petiolata e
basi cuneato-attenuata vel subobtusa ovali-oblonga acuminata, 3 — &"
pollicaria, pedunculi axillares et terminales 1 — 3-flori, basin versus
bracteati, pedicellis pedunculo brevioribus basi apiceque bibracteatis, il-
4-meri, calycis tubus obovoideus, limbus late acute 4-dentatus, deuti-
bus intus accessoria membrana auctis, corolla extus minute pubera, faux
hirsuta. — Ceylon.

LXXXII. HAMILTONIA roxb. Calycis tubus ovoideus cum
ovario connatus, limbi 5-partiti laciniae subulatae persistent es. Co-
rollae infundibuliformis dense pubescentis tubus elongatus, limbi
5-partiti laciniae oblongae. Stamina 5 fauci inserta inclusa, an-
theris linearibus. Stigma 5-partitum. Capsula calycis limbo
coronata, apice dehiscens, 5-pyreua. Pyrenae triquetrae monosper-
mae. Semi na e basi erecta, testa reticulata, album ine teinii;
cotyledones cordatae foliaceae. — Genus fructu dehiscente (quein

UUBIACEAE. 327 C01M10SMA.

nondum vidi) ia tribu heterogeneum, liae nota praesertiin a Lasian-
tho diversum.

1. Hamiltonia suaveolens roxu. Cal. Calc, p. 15. Ft. Ind, ed.

Wall. II. p. 223. DC. Prodr. IV. p. 4G2. Hassk Cat. boij.p. III.

Lasianthus tubifhrus UI. Bijdr. p. 999. Glabra, folia lato-lanceo-

lata, capitula florum deuse umbellata pedunculata terminalia, calyx

glanduloso-hirtus. — Spcrmadycüon Roxb. PI. Corom. III. p. 32,

lab. 236. Bot. Rcg. lab. 348.

Voor-Indië. — Java.

Observ. Hamiltonia pilosa Iloxb. Fl. Ind. I. c. p. 226, e Moluccis,
rigida, valde pilosa, foliis lanceolatis, fl. fasciculis axillaribus braeteis
intermixtis, probabiliter Lasianthi species, in ter praecedentium syuo-
nyma recipienda.

Tribus XI. Astiiospermeae ciiam. et schld. Mores interdom
dioici. Corolla brevis, fere rotata. Styli usque ad basin fere libeiï
stigmatosi. Ovarium biloculare, carpellis maturitate separandis, in-
dehiseentibus,-monospermis. Albuinen camosum. Stipulae subcom-
petiolares.

LXXXIII. COPROSMA forst. Calycis tubus cum ovario
eomiatus ellipsoideus, limbus brevis 4 — 7-dentatus. Corollae
campanulato-turbinatae tubus brevis latus, faux nuda, limbus
4— 7-partitus, laciniis acutis. Stamina 4 — 7. Stylus fere ad ba-
sin partitus, ramis filiforinibus longissimis pilosis exsertis. Bacca
ovoidea vel ellipsoidea pulposa, pyreuis 2—3 osseis monospennis.
Albumen durum earaosum, embryi cotyledoues foliaceae. — Fru-
ticuli praesertim australasici oppositifolii, stipulis iuterpetiolaribus,
fl. axillaribus vel termiualibus saepe solitatïis, basi bibracteolatis. —
Species sequens quamvis absque florc examinata, ex habitu et fructu
vix dubia.

1 . Cuprosma SUndana miq. Prutescens, rami nodosi, stipulae basi
unitae laciniis 3 linearibus crassis quasi setosae, folia in ramulis densa
subsessilia obverse lanceolato-oblouga acutiuscula subspatbulata, \ — 1
poll. longa, glabra, crassiuscula, subtus venoso-reticulata, flores axil-
lares solitarii subsessiles (in ramuli axillaris rudimento) basi bibrac-
teolati, bracteolis stipulaceo-appendiculatis, baccac ellipsoideae dipy-

RUBIACEAS. 328

SERISSA

renae, caljcis dentibus 4 coroiiatae, // rubrae," // calyx, corolla, antherae
flavescenti-virides" (zoll.).

Oost-Java, op den top van den Waliran 10 — 1],000', Aug.
(zollinger).

Genus inter Coffeineas et Spermacoceas ambiguum:

LXXXIV. SERISSA commers. C a 1 y ei s tubus cum ovario connatus
obovoideus, limbi 5- raro 4-fidi laciniae breves dentibus nonnullis interdum
interjectis. Corollae infundibuliformis tubus passim hirsutus, limbi
5- rarius 4-lobi laciniae aestivatione induplicatae, apice interdum bre-'
vissime trifidae. Stamina 5 — 6 corollae fauci inserta, filamentis
subnullis, antheris linearibus exsertis. Ovarium biloculare, disco
epigyno carnoso. Ovula in loculis solitaria, peltatim affixa. Stylus
filiformis inclusus, stigmatis bifidi lobi lineares. Bacca subglo-
bosa, calycis limbo coronata, bilocularis, loculis monospermis.

I. SeriSSa foetida commers. in Mém. Mus. VI. p. 395. Lam, Uluttr.
tab. 151, fig. '6. Blume Bijdr. p, 969. DC. Prodr. IV. p. 575. -
Bysoda fascicidata Lour. Cochinch. T. p. 181. — Buchozia Hcril. ms$.
Lycii spec. Thunb. Bot. Mag. tab. 361. — Frutex glaber; ramulis no-
vellis puberis. — Var. macrophylla llassk. Cat. bog. p. 107 (forma e
Japonia recenter introducta). — China en Japan. — In Java in
de tuinen geplant.

Tribus XII. Spermacoceae cham. et schld. Corolla utpluri-
mum 4-fida,laciniis aestivatione valvatis. Ovarii 2 — 4-locularis lo-
culi uniovulati, rarissime biovulati. Stigma bilamellatum. Fructus
siccus vel parce carnosus, in carpella indehiscentia vel varie dehiscen-
tia monosperma (rarissime disperma) secedens. Alb urnen carnoso-
subcorneum. — Herbae vel frutices, foliis oppositis, stipulis in va-
ginam petiolos connectentem apice saepe setosam counatis, cymis
trichotomis vuig. in capitula vel fasciculos axillares coarctatis,

* Bacca subcarnosa haud bipartibilis.

LXXXV. HYDEOPHYLAX linn. fil. Calycis tubus ovoi-
deus angulatus cum ovario connatus, limbi persistentis dentes 4
acuti. Corolla subcarnosa infundibuliformi-campanulata, tubo iu-
tus annulato-pilosa, limbo 4-fido. Stamina 4 fauci inserta, exserta,
filamentis brevissimis, antheris linearibus erectis. Ovarium
biloculare, disco epigyno carnoso. O vu la in loculis solitaria peltata.
Stylus filiformis, s t i g m a t e obtuso, obsolete bilobo. B a c c a sub-
erosa oblonga 1-angula, calycis limbo coronata, bilocularis. Semina

RIBIACEAE. 329 KKOXtA.

in loculis solitaria,oblonga facie bisulca, adnata. Albuineu carti-
lagineum.

1. Hydrophylax maritima link. Suppl.p. 126. Roxb. Cotom. HL

p. 30, tab. 233. DC. l.c. p. 576. Sarissus anceps Gaertn. I. p. 118,
lab. 25. Herba subrepens, folia opposita, ope vaginae dentatae connata
ovato-oblonga carnosa, fl. subbini axillares sessiles.
Indië, in de zandige kuststreken.

** Fructus siccus,bipartibilis, coccis indehiscentibus vel dehiscentibus.

LXXXVI. KNOXTA linn. Cal y cis tubus cum ovario con-
natus, ovoideus subcostatus, 1 i m b i dentes 4 valde inaequales persis-
tentes demum conniventes. C o r o 1 1 a e hypociaterimorphae vel in-
fundibuliformis tubus teres, f a u x saepius barbata, 1 i m b i 4-lobi
laciniae lanceolatae aestivatione valvatae. Anthcrae subsessiles
fauci insertae inclusae. Ovarium biloculare, disco epigyno carnoso.
O vu la in loculis solitaria, apice appensa. Stylus simplex exser-
tus, s t i g m a t e bilobo. C a p s u 1 a membranacea bilocularis dicocca,
coccis basi priinum ab axi filiformi persistente solutis, demum diva-
ricatis, indehiscentibus monospermis. S e m i n a iDversa ovato-trique-
tra. Embryi in albumine carnoso centralis cotyledones fo-
liaceae. — Herbae vel suffrutices iiidici, foliis oppositis vel (fasciculis
axillaribus) pseudo-verticillatis, stipulis iudivisis vel paucisetis pe-
tiolorum bases jungentibus, cymis terminalibus.

1. KllOXia mollis r. brown. Herbacea, demum suflruticosa, cau-
les ramique oppositi obtuse tetragoni haud dense hirtello-pubescen-
tes, stipulae utrinque setis circiter 5, folia breviter petiolata elliptico-
lanceolata, majora circiter bipollicaria, subtus pallida in venis lineatis
costa petioloque hirtella, supra sparse pubera, corymbus terminalis
sessilis involucratus pluriradiatus umbelliformis pubescens, corollae
tubus brevis, capsula oblonga. Knoxia mollis R. Br. in Wall. Cal.
n. 820. W. et Am. Prodr. I. p. 439. — Kn. sumatrensis DC. Prodr.
IV. p. 440. — |S. Subcapüala, laxior, foliis latioribus, corymbicon-
tracti parvi inter folia involucralia fere omnino reconditi.

Java, op den Oengaran 3 — 4000' (iiorsf., jungh.). Kapin-
tan jav. — Voor-In dië. — (5. Op den Oengaran (jungh.). —
Papasan Kali.

RIB1ACEAE. 330

SPSBMACOM.

2. Knoxia lineata üg. Pubescens, caulis herbaceus subrauiosus
erectus villosus, stipularum setae pilosae, folia ovato-lauceolata pa-
rallelo-venosa, cymae coryrnbosae pedunculatae tripartitae axillarw
et terminales, staraina inclusa. Knoxia lineata DC. Prodr. IV. p,
570. — Spermacocc ül. Bijdr. p. 947. — Noiidum vidi, aueadeui
ac praecedens?

Java, op grasvlakten bij Koempian (bl.). Bomeo, op den Pa-
matton (korth.).

3. Knoxia COrymbosa willd. Suflïuticulosa, erecta, villosa vel
hirsuta, caules teretes vel obtuse tetragoni, stipulae longe pluri
t'olia lanceolata, supra hispida, subtus pubescentia praesertim in iier-
vis, cvmae coryrnbosae saepe valde compositae, ramis erectis deiiium
spicaeformibus, corollae infundibuliforinis tubus gracilis intua valdc
villosus, antherae inclusae cum stylo exserto vel filamenta exserta CfflO
stylo incluso, capsula ovoidea inaperta decidua. Knoxia conjmbosn
Willd. Spec. I. p. 582. W. et Am. Prodr. I. p. 430. — KtuuM
exserta et Kn. teres DC. I. e. p, 569. — Kn. umbeltala Bmk$.
Spr. Syst. I. p. 406. — Spermacocc teres lioxb. FL Ind. Lp. S6ï
ed. Wall. I. p. 373. — Sp.sumatrensis Pielz. Observ. IV. p. 2S. —
Specimen sundanum nondum vidi.

Voor-Indië, algemeen. — Sumatra en verdere Sunda-
ei land en?

4. KnOXia plantaginea wall. PI. Asiat. rar. I. tab. 32. DC. I. e.
p. 570. Caules e radice fusiformi plures herbacei subsimplices, folia
subradicalia elongato-lanceolata pilosa, caulina dïstantia linearia, ilores
subcapitato-terminales, calycis dentes 1-2 elongati, corollae coeruleae
tubus longissiraus. — Bur ma-rijk, op de bergen.

LXXXVIl. SPERMACOCE linn. Calycis tubus cum ovario
connatus ovoideus vel turbinatus, limbi, dentes 2 vel 4 (»
nis aliis interdum obviis), persistentes vel demum evanidi. Corol-
lae hypocraterimorphae vel infundibuliformis tubus iutus midas
vel ad faucem pilosus, limbus 4-lobus. Stamina 4, corollae fauci
vel tubo demissius inserta, exserta vel inclusa, filameutis subu-
latis, antberis ovatis vel linearibus erectis. Ovarium biloculan.
disco cpigyno carnoso. O vul a in loculis solitaria pcltata. 8t/l««

RUBIACEAE. 331 SPERMACOCE.

simplex, stigmate bifido vel indiviso. Capsula calycis limbo saepe
obliterato corouata bilocularis, ab apice dehiscens, cocco altero septo
adnato clauso, altero septo rupto aperto, ambobus ab apice biparti-
bilibus, monosperinis. Semina ovato-oblonga, dorso convexa, facie
plana sulco longitudinali. Embryi in albumiue caruoso centralis
recti cotyledones foliaceae. — Herbae vel suffrutiees inter tropieos
totius orbis crescentes, caulibus ramisque saepe tetragouis, foliis op-
positis, stipulis cum petiolis vagiuanti-connatis multisetis, n. axilla-
ribus sessilibus confertis vel semiverticillatis parvis albis vel coeru-
lescentibus. — Capsula dehiscens in 2 coccos separatur, singulis iutus
semisepto bipartito meinbranoso tectis, vulgo in uno diutius persis-
tente (qua nota a Bigelovia discrimiuatur) sed serius, rupto semi-
septo, ambo cocci intus aperiuntur et rima dorsali partim loculidc
finduntur.

1. Spermacoce Stricta lins. Gaulis erectus herbaceus strictus ad
angulos scaber, stipulae ciliato-fimbriatae, folia lineari-lanceolata li-
neata scabra, verticilli axillares remoti globosi, capsulae obovoideo-
globosae basi submembrauaceae apice hispidae, calycis laciniis 4 co-
ronatae. Spermacoce slricla Linn. fü. Suppl. p. 120. DC. Vrodr.
IV. p. 554. — Bigelovia slricla Spreng. Sysl.ï. p.404. Spanoghc
l. c. p. 121? — (?. Lali folia DC. Vrodr. I. c. foliis ovato-lanceo-
latis supra scabriusculis. Bigelovia slricla Bl. Bijdr. p. 945. —
Spermacoce macrophylla llassk. Cal. bog. p. 107 et in Flora bol.
Zeil. 1845, p. 225.

Voor-Indië. — Timor? jï. Java op den Gedébij ïoegoe (bl.).

2. Spermacoce SCaberrima bl. Caulis herbaceus adscendenti-erec-
tus ramique tetragoni augulis praesertim versus nodos patule retrorse
villosuli, vaginae pubescentes setis longis pilosulis partem indivisam
excedentibus, folia elliptica vel oblongo-elliptica utrinque acuta mem-
branacea, margine scabra, subtus pallida, venis teneris sed distinctis
utrinque 3 — 4 notata, in iis et supra sparsiin pilosuia, pilisque deci-
duis subasperula, if — 1 poll. louga,nores axillares pauci-vertieillati,
capsula subglabra primo calycis dentibus lanceolatis brevi-ciliolato-
scabris corouata, demuta ovalis, laevis, fuscescens, apice truncato-
rotundata. Spermacoce scaberrima BL Bijdr. p. 046. Korlh. L c.

RUBIACEAE. 332 SPERMACOCE.

p. 269. Plan ta junior vel quae locis humidis crecit, tota laevior,sed
vetustior et aprica statione carpta foliis rigidioribus, supra aspero-
punctatis, subtus scabris insignis. — PI. albi.

Java, om Buitenzorg (bl.). Priangan (horsf.), bij Pantar peté
(zoll.), op drooge plaatsen van Java en Sumatra (korth.). Djoe-
koet letta hajam sund.

3. Spermacoce Burmanni dc. Caulis tetragonus ramosus gracilis
ad angulos subpilosus, vaginarum setac glabrae vaginam villosam
aequantes, folia oblongo-linearia utrinque acuminata supra et uur*
gine scabrida, flores axillares sessiles pauci subverticillati in vagina
subinclusi, capsulae ovoideae pilosulae calycis deutibus acutis coro-
natae. Spermacoce Burmanni DC. Prodr.lV. p. 555. Hassk. Cal.
bog. p. 107. — Sp. corymbosa Burm. FL Ind. p. 34, non Lam.

Indië. Java (hassk.).

4. Spermacoce articillaris LINN. /il. Herbacea diflusa, pubescens
vel scabra, setae vagina hispida longiores, folia lato-lanceolata usquc
obovato-oblonga utplurimum acuta, flores axillares 2 — 4 sessiles, co-
rollae tubus gracilis calycis dentibus bis octiesve longior, capsula
ovoidea pubescens villosa, calycis dentibus coronata. Spermacoce
articularis Linn. fü. Suppl. p. 1 ] 9 excl. sijn. — DC. Prodr. I C
p. 555. Korth, l. c. p. 269. Roxb. I. c. p. 372, cd. Wall.p. 378.
W. el Am. Prodr. ï.p. 438. — A sequente corollae tubo graciliore
et longiore diflert, quum antem hujus partis magnitudo satis varia-
bilis sit, ambae species forsan conjungendae !

Sumatra, zandvlakte bij Padang (korthals), en verder in
Voor-Indië, enz.

5. Spermacoce hispida linn. Herbacea diflusa, varie pubesceua
vel scabra, setae vagina hirsuttl longiores, folia obovato-oblonga vel-
rotundata, obtusiuscula vel mucronata, aut lanceolata acuminata, flo-
res axillares 1 — 4pluresve, sessiles, corollae (rubello-violaceae) tubus
calycis dentes semel terve superans, capsula birsuta vel villosa
ovoidea, calycis dentibus 4 coronata. Spermacoce hispida Linn.
Mant. p. 558. Roxb. FL Ind. 1. p. 373, ed. Wall. II. p. 379. Bi
Bijdr. p. 947. DC. Prodr. IV. p. 555. W. et Am. Prodr. lp. ^> % -

RUBIACEAE.

333 BIGELOVIA.

Spanoghe l. c. p. 721. — Sp. hirta Rottl. in Act. Nat. Cur. berol.
1803, p. 95. — Sp. scabra Willd. Speel, p.572. BC. Lc. Roxb.
I. c. p. 371, ed, Wall. p. 377. — Meed. Hort. Mal. IX. p. 80,
tab. 76. Burm. Zeyl, lab. 20, firj. 3. — Spermacoce macrantha
Reinw. apud Korth, in Ned, Kruid/c. Arch. II. p. 269. — Variat
foliis utrinque pubescentibus, nee non caulibus rubellis {Spanoghe
in Linnaed XV. p. 321).

In Indië algemeen, tot in China. Java, om Batavia, Roempian,
Buitenzorg op voebtige plaatsen (blume), op den Oengaran 4000'
(jungh.). — Sumatra, bij Padang, Apenberg (jusgh.). — Timor.
K e r a s s a r sund. op Java.

6. Spermacoce Semierecta roxb. Canlis tetragonus adscendens
flexuosus, angulis subhispidis, ramis brachiatis alterne minonbus, sti-
pulae plurisetae, folia breviter petiolata ovata acuminata scabra, ver-
ticilli parvi compacti, genitalia inclusa, capsula turbinata inclusa.
Spermacoce semierecta Roxb. FL Ind. I. p. 377. DC. I. c. p. 556.
Hassk. Cal. bog. I. c. — Nondum vidi.

Sumatra (roxb.)? — Java? (hassk.).

7. Spermacoce nana roxb. /. c. p. 375. Erecta simplex subteres
laevis, folia petiolata lanceolata laevia, flores axillares terminalesve ses-
siles conferti. — E il. Honimoa.

8. Spermacoce philippensiS spreng. Syst. I.p. 401. Caulis erectus
foliaque oblonga venosa aspera, stipulae dentatae, stamina exserta, cap-
sulae glabrae. — Philip p. eilanden.

9. Spermacoce COStata roxb. I. è. BC. I. c. Diffusa, hirta, folia la-
to-lanceolata vel oblonga costata, fl. in umbellis proliferis exilibus. —
An Hedyotis? Conf. supra p. 183. — Molukken.

10. Spermacoce lineata roxb. Erecta ramosa pilosa, stipulae trian-
gulares setosae, folia breviter petiolata lanceolato-linearia acuminata
lineata, pedunculi axillares trichotomi, flores capitati. stamina exserta.
Spermacoce lineata Roxb FL Ind. I. p 375, non BI. — BC. I. c. p.
556. Hassk. I. o. Probabiliter Hedyotis; conf. cum Hedyot. supra
p. 183.

Molukken (roxb.).

LXXXVIII. BIGELOVIA spreng. Calycis tubus cum ova-
rio connatus ovoideus, limbi dentes 2—4 persistentes. Corollae
hypocraterimorphae vel infundibuliformis tubus intus nudus vel ad

HUBIACEAE. 334 mtUm*

faucem pilosus, limbus 4-lobus. Stamina 4 corollae fauci vel tubo
demissius inserta, exserta vel inclusa, filamentis subulatis, anthe-
ris ovatis vel linearibus erectis. Ovarium biloculare disco epigyno
carnoso. Ovula in loculis solitaria peltata. Stylus simplex, stig-
ma te bifido vel indiviso. Capsula calycis limbo coronata, bilocu-
laris, ab apice septicido-dehisceus, septo libero nullo, coccis mono-
spermis introrse rima apertis. Semina ovato-oblonga dorso convexa,
facie plana sulco longitudinale Embryi in albumine carnoso
centralis recti cotyledones foliaceae. — Herbae vel suffrutices in
Novo Orbi frequentiores quam iu veteris regionibus tropicis, caufo
ramisque saepe tetragonis, foliis oppositis vel (novellis axillaribus fas-
ciculatis) spurie verticillatis, stipulis cum petiolis vaginanti-conna-
tis setosis, fl. in axillis vel ad apices ramorum verticillato-capitatis,
rarius cymosis, parvis albis vel coerulescentibus. — Vulgo in spec.
indicis basi ima inter coccos dehiscentes septi rudimentum invcni,
qua nota Spermacocae valde accedit.

1. Bigelovia mitracarpoides miq. Erecta berbaceavelinfernesub-

lignescens, caule ramisque obtuse tetragonis pube minuta pilisque
setosis albis rigidis hirtello-scabris, vaginarum setae paucac, partc
indivisa longiores, internodia elongata, folia e basi attenuata ellip-
tico-oblonga usque lanceolata, acuta vel subacuminata, raro obtasa,
membranacea, supra glabra, subtus pallida praesertim versus basinin
costa venis (obsoletis) et margine pauciseta vel fere plane glabra,
fasciculi capitulati bracteolati subglobosi axillares subsessiles vel ple-
rumque terminales involucro tetraphyllo, calycis dentes 4 aequales
lanceolato-lineares setiferi persistentes, corolla hypocraterimorpha,
tubo gracillimo papilloso-pubero, laciniis brevibus, genitalibus ex-
sertis, capsulae dicoccae glabriusculae, bipartibiles. liigelovia mi-
tracarpoides Miq. in PI. Jungh. ined. — Omnino similis Sperro.
stnctae et Big. lasiocarpae (quam vero non vidi) sed ex descriptione
non conspecifica.

Java, op den Salak 3—4000', Oengaran (jiwcii.). Sroenen
walang jav.

2. Bigelovia myriantha miq. Caulis e radice obüqua* fusiformi-
ramostt erectus herbaceus, a basi opposite rainosus, strictus, pedtliü

RURIACEAE.

335 BIGELOVIA.

Hiferae nunc rubescens, angulatus, infra nodos seaber, caeterum lae-
vis glaber, stipularum setae rigidae vagina, puberii bvevi multo lon-
giores fusccscentes glabrac rigidulae curvulae, folia sessilia anguste
linearia, ] \ — 1 poll. losga, in sicco valdc revoluta, supra scabra,
subtus pallida in costa prominente scabrida, caeterum pallida et ave-
nia, flores axillares et terminales in capitnla globosa enm opposito
conlluentia sessilia vel passim brevi-pedunculata non raro foliis 2
parvulis involucrata (terminale foliis 4, 2 brevibus suffultum (con-
fcrti, calycis dentes 4 lineares erecti stricti glabri in capsula pcrsis-
tentes, scmina pallide fusca ellipsoideo-oblonga antice haud profunde

sulcata.

Sumatra, op de grasvlakten van Padang Sidempocan (teysm.).

3. BigelOVia OCymoideS miq. Herbacea ramosa, caules tetragoni
angulis subalatis pilosi vel glabri, stipularum setae paueae vagina
subbreviores, folia elliptica subacuta basi in petiolum attenuata, mem-
branacea, subtus pallida, venis utrinque 5— 6 parallelis puberulis, supra
sparsa pube inspersa, 1[— 1 poll. longa, flores axillares verticillati
sessiles vulgo conferti,capsulaeparvae ovoideae dentibus 2 — 4acutis
parvis coronatae. Spermacoce ocymoides Burm. Fl. Ind.p. 34, lab.
13, fig. 1 (satis bom). — Borreria ocymoides DO. Prodr. /. c. p.
544. Habitu et foliis fere Spermac. scaberrimae aemula, sed caules
glabriores, folia latiora, ovatam vel obovatamformaminduentia,licet
utrinque acutiuscula. Capsulam maturam non vidi.

Java, op den Oengaran (horsf.), bij Magelang, bij Batavia
(.HNGH.). — Bangka (horsf.).

4. BigelOVia laevicauliS miq. Caulis ultro-pedalis tenuis gracilis
cum ramis per totam longitudinem exortis erectis subfastigiatis gla-
ber laevis nitidulus, tetragonus, stipularum vaginae glabrae setas
glabras circiter aequantes, folia brevi-petiolata, e basi acuta vel atte-
nuata elliptico-oblonga vel sublanceolata acuta, membranacea, supra
sparse versus margines densiuscule scabriuscula, subtus pallida in
venis paueis (3 circiter utrinque) tencre pubera, pollicem circiter lon-
ga, flores axillares densi nee numerosi verticillati, capsulae obo-
voideae obtuse tetragonae puberae dentibus linearibus strictis bre-
viusculis coronatae. — Sequenti arcte cognata.

•Ta va, op den Pengalengan 6000' (.n xcn.).

RUBIACEAE. 336 BIGELOVIA.

5. Bigelovia Zollingeriana miq. Herbacea erecta pauciramosa,
^ — 1-pedalis ; caulis ramique tetragoni praesertim angulis, folia utrin-
que sparse pilosa, folia brevi-petiolata c basi acuÜ vel attenuata ellip-
tico- vel lineari-lanceolata acuta vel acutiuscula, 1^ — 1 polüonga,
membranacea, subtus pallida pauciveuia, flores axillares denseverti-
cillati, calycis dentes lineares ciliolati.

Java (zollinger).

6. Bigelovia setidens miq. Herbacea, decumbens,radicans,dicho-
tome ramosa, rami glabri, vaginae glabrae paucisetae, setis 3 inte-
rioribus lineari-lanceolatis herbaceis longioribus partem indivisani
superantibns, folia breviter petiolata e basi attenuata vel acuta. ellip-
tico-lanceolata acutiuscula vel obtusiora, nunc subobversa, £ — J-polL
longa, membrauacea, subtus pallida subvenosa, glabra, supra scabra,
flores axillares haud nuuierosi, calycis laciniae lineari-lanceolatae atte-
nuatae, inferne et in sinu setoso-fimbriatae,semina antice valde sulcato-
concavata. — §. Minor, foliis ellipticis obtusis, supra scabris, mino-
ribus. — y. Linearifolia, minor, erecta, foliis linearibus.

Java, in Soerakarta (horsf.). /?. et •/- Java en Celebes? (zoll.).

Species a me non visae:

7. Bigelovia? pnmila spanogh. Caules 4-angulares laeves erecti
vel procumbentes, 1 — 3-pollicares, stipulae setosae glabrae, folia op-
posita subsessilia lanceolata, supra scabriuscula, subtus glabra, mar-
gine ciliata, verticilli incompleti pauciflori ; corolla alba campanu-
lata, limbo 4-fido, intus hirsuta; stigma capitatum; capsula bilocu-
laris dehiscens, disperma, semina glabra intus unisulcata. Spanogne
in Linnaed XV. p. 320.

Ti mor, bij Koepang op onbebouwde plaatsen en muren.

8. Bigelovia? angnstifolia spanogh. /. c. Caules semipedales erecti
simplices vel basi opposito-ramosi quadrangulares glabri, folia parva
sessilia, verticilli axillares vel terminales, corolla minuta, albjcans,
stigma bifidum.

T i m o r, in de bergstreken op opene plaatsen.

9. Bigelovia SOCiatespvxocH. Lc. Caulis semipedalis erectus sub-

RUBIACEAE. 337 RUBIA.

ramosus quadrangularis pubescens, stipulae setosae, folia sessilia op-
posita lineari-lanceolata, mucronata, margine ciliata reflexa, supra
et in venis subtus scabra, flores capitati, capitula terrainalia foliis ver-
ticillatis quasi bracteissuffulta; calyx 4-fidus coloratus laciniis subu-
latis erecto-patentibus ; corolla plicata 4-fida limbo apice extus seti-
gero reflexo; filamenta laciniis interjecta erecta, antherae biloculares,
stylus corolla brevior, stigma subcapitatum, capsula calyce coronata
pubescens bilocularis (supra dehiscens) loculis inonospermis, semina
intus unisulca glabra. — Flores purpureo-coerulei.

Timor, in de bergstrcken aan de boorden der beekjes opdrooge
plaatsen.

Tribus XIII. Stellatae ciiam. et schld. Flores hermaphroditi
interdum diclines (parvuli'. Corolla rotata vel infundibuliformis,
plerumque 4-fida, aestivatione valvata. O v a r i i bilocularis loculi
uniovulati. Styli 2 distincti vel minus magisve coaliti, stigma-
tibus capitatis. Baccae utplurimum siccae, coccis dein solutis
indehiscentibus. Album en corneum vel cartilagineum. — Herbae
raro sufiruticosae, radicibus saepe materie rubrfi vel rlava scatenti-
bus, foliis oppositis, stipulis foliiformibus, hinc foliis specie verticil-
latis (in descriptione ita declaratis).

LXXXIX. 11UHIA TOüR>EF. Calycis tubus ovoideo-globosus
cum ovarió connatus, limbus superus integerrimus vel obsoletus.
Corolla subcampanulata vel rotata 5 - raro 4-partita. S t a m i n a
corollae tubo inserta subexserta, filament is brevibus, antheris
erectis. Styli breves basi connati Bacca didyma vel fere globosa
succosa bilocularis vel alterius loculi abortu haud raro uuilocularis,
seminibus ab endocarpio haud separatis, antice planis,dorso con-
vexis. — Herbae perennes vel suffruticulosae, gerontogaeae, saepius
hispidae, foliis oppositis cum stipulis foliiformibus spurie verticillatis.

1. Rnbia COrdifolia LINK. Herbacea, rami ramulique quadranguli

sulcatique angulis magis minusve aculeolato-scabri, folia quaterno-

verticillata, longiter petiolata (sed 2 oppositorum petioli breviores),

e basi leviter cordata ovata et ovato-oblonga, suprema minora saepe

tantum opposita, basi rotundata, floralia subsessilia rotundata par-

vula, 3 — 7-nervia, subtus in nervis, supra etiam in parenchymate

22
Flora van Ned. Indië. II.

RUBIACEAE. 338 GAiIW

aculeolato-scabrata, thyrsi axillares et termiiiales trichotomi, H. ut-
plurimum 5-rarissime 4-meri, corolla intus subspongioso-papillosa.
Stirps per Asiam late diflusa plures formas induit:

«. Genuina, in Asiaeborealibus terriscrescens: R.cordi folia Linn.
Man/. p?197. DC. Prodr. IV. p. 508,cujus fl. frequentius 4-meri . J

(*. Munjisla (R. Munjista Roxb. FL Ind. I. p. 374. DC. I. e,
Wighl Icon. I. lab. 187) scabritie majore, statura densiore vali-
diore rel. insignis. in Peninsulae indicae regione montana crescens.

/. Javana (R. javana DC. I. c. — R. cordifolia BI. Bijdr.p.
(Tab. nostra XXXII), laxa, caules ramique tenues, folia teucriora,
minute aculeata, magis ovato-oblongata, 3- sub 5-nervia, passim
ovato-lanceolata, floralia ovato-rotundata sessilia. (R. clernah folia
herb. Rcinw ).

Geheel Azië. — Var. y. Java en Sumatra, enz. in de I
streken. — Trejam hajam sund. of Galoema, Soekat nep
jav. — Mungistha sanskr. — Volgens roxburgii (Fl. Ind.1. ti
Wall. p. 875) worden de wortels en stengels in Indië tot hetrood-
verwen gebruikt en wordt de plant tot dat doel in Bengalen verbouwd.
Volgens bancroft is de kleur op katoen en linnen niet zoo duur/aam
dan van de Europ. meekrap, maar op wol houdt zij lang en onder-
scheidt zich door glans en helderheid.

2. Rubia SCandens zoll. et mor. Caulis scandens asperrimus, fo-
ia quatema cordato-oblonga 5-nervia in nervis subtus retrorse acu-
leata, paniculae [thyrsi] divaricatae, flores (pro genere majusculi)
lntescenti-virides, ovarium (fructusque) glabrum, calycis limbus nul
lus, corollae 5-fidae tubus campanulatus. Zoll. et Mor. Syst. > e > -■
p. 66, n. 2031 her b., quam nondum vidi.

West-Java, in de bergstreken 3 — 5000' (zoll.).

XC. GALIUM LWH. Calycis tubus ovoideo-subglobosus vel
oblongus, cum ovario connatus, limbus superus obsoletus. Corolla
rotste 4-rarius 3-fida. Stamina 4 rarius 3, corollae tubo inserta,
exserta, filament is filiformibus. Styli 2 breves ima connati.
Bacca globoso-didyma sicca vel subcarnosa, tuberculosa vel hispi<»
dicocca, semina ab endocarpio haud separata. — Herbae annuae
vel perrnncs,foliisoppositis cum stipulis foliiformibus in pseudo-ver-
tkillum colleetis, per totum terrarum orfaen obviae.

RUBIACEAE. 339 GALIÜM.

§ 1. Trichofjalia DC. Perennes, foüis 4 — 10 nis , fl. cymoso-panicula-
tis hermaphroditis sacpissime albis, fructu hispido.

1. Galium elegans WALL. Perenue, caules difiusi adscendentes
ramosi, rami tetragoni angulis nervoso-laevigatis, molliter patentim
subretrorse dense pubescentes, foliaquaternabrevissimepetiolata pro
genere magna elliptica vel elliptico-suboblonga obtusa mueronata
trinervia, utrinque praesertim in nervis, nunc supra magis nunc sub-
tus nunc utrinque aequaliter hirtella, pedunculi axillares et termi-
nal es trichotoini pauiculato-conferti, corollae laciniae lanceolatae acu-
tae?, fructus setis uncinatis hispidi. Galium elegans Wall. in Iioxb.
Fl. Ind. I. p. 382. DC. I. c. p. 600. — G. latifolium Ham.in Don.
Nep. p. 133 (G. Ilamiltoni Spr. Cur. post. p. 39. DC. I. c), non
Uiehx. — Galii spec. Zoll. herb. n. 571. Z.

Voor-Indië. — Java (zollinger, zonder nadere groeiplaats).

2. Galium javanicum bl. Perenne, rainosum, adscendens, subcon-
densatum, rami ramulique acute tetragoni, praesertim angulis nervo-
so-subincrassatis retrorse villoso-birtelli, faciebus subglabri, folia qua-
terna subsessilia vel sessilia, lato- vel obovato-elliptica mucronulata
vel mutica, parvula (2 — 3 — 4 lin.), coriacea, subtus 3-nervia (vix
unquam sub- 5-nervia) in nervis margineque hirtello-ciliata, supra
juniora vel tota pihfera vel in nervis minute hirtella dein fere glabra,
cymae axillares pedunculatae verticillo foliorum involucratac spar-
simque foliolosae hïfidae pauciflorae, corollae laciniae lato-ovatae, fruc-
tus (immaturi) didymi pilis uncinatis patentibus haud dense hirtelli.
Galium javanicum BL Bijdr. p. 943. DC. Prodr. L c. Huic valde
affine irisi idem: G. Requienianum W. et Arn. Prodr. I. p.
443. Wight Icon. III. tab. 1043, indumento densiore etstatura
robustiore saltem ex icone et descript. abludens.

Oost-Java, in de bergstreken (bl., zoll., horsf.), op den Mer-
baboe 6500' (juxGii.).

Varietas leiocarpa Miq. Characteres speciei, statura laxior, folia
majuscula, adulta minus pilifera. et fructus, cujus loculus alter saepe
nanus, plane glabri. Tnter Leiogalia pertineret, sed characteribus re-
Hquis plane congruis, a specie divelli nequit. — Ludit (in cacumine
m. Waliran) foliis glabrioribus et minoribus.

Java, op den G. Praoe (iiorsf.), op den Diëng 6200', op den
top van den Walirang (jcngh.). Soclangono sund.

22*

/

RUBIACEAE. 840

GALIUM

3. Galium CUSpidlllatum miq. Perenne?, caulis(suppetensabsque
radice, simplex herbaceus) tetragonus laevis glaber, ad nodos sub fo-
liorum insertione parce scabro-puberus, internodiis elongatis, folia seiia
breviter petiolata elliptico-obovata apice rotimdato abrupte iu brevem
cuspidem mucronato-acutam contracta, rigidule membranacea, supra
prope et ad marginem pilis conicis appressis scaberula, subtus uni-
nervia venuloso-subreticulata, costa tenui laeviuscula, caeterumque
praeter margines glabra, circiter semipollicem longa, peduuculi su-
pcrne pauci subcymosi, breves, ovariura dense patenti-hirtellum, pilis
curvulis, eorollae albae (ex zoll.) laciniae ovato-triaugulares. Ga-
lium nov. spec. Zoll. in Nal. en Gen. Arch.ïl. /».568P Species quoad
sect. dubia, provisorie inter Trichogalia recepta, forsan olim
aunuis annumeranda. — Ceterum praecedenti affinis, e specinuiie
eompletiore ultro inquiretur.

Java, aan de beek Amprongbij Gebog Klakka 3000', inde kin-
streken van den Ardjoeno en Kawi 8000', (Nov. (zoll. n. 551 Z).

4. Galium Jtinghuhnianum miq. Ramosum, elatum, rami subtetra-
goni, secus angulos subretrorso-patule scabriuscule hirtelli, folia qua-
terna sessilia lanceolato-elliptiea vel ovato-laneeolata acuta, firnmh,
trinervia, nervis supra sulcatis, subtus prominentibus, in nervis cou-
fertius in parenchymate rariter hirta, ± vulgo fere 1 poll. Ionga, cy-
mae ram ui os laterales paucifoliatos terminantes compositae folioe*
hand altae, eorollae laciniae ovatae obtusiusculae, styli exserti bitidi
ramis apice eapitato-stigmatosis, calyx in flore puberus, in fructu his-
pidus pilis sparsis glochidiatis et subverrnculosus. Galium Ju*g-
huknianum Miq. in PI. Jungh. ined.

Java, oostelijke helling van den Merbaboe bij den waterval (ji'SGIl,-

§ 2. Leiogalia DC. Fructus glabrï.

5. Galium SUbtrifidum REINW. Caulis herbaceus virgatus obverse
scabriusculus, folia subsena brevia anguste spathulato-linearia acu-
tiuscula (brevia) subscabra, pedunculi terminale* paucifiori. Gahum
subtri fidum Reinw. in BL Bijdr. p. 944. DC. Prodr. IV. p- 5Pl%
In herb. reixw. hand reperi. G. apiculato et G. pumilo affine p*
dicatur, a reliquis a me visis sundanis differre videtur, soli seqnenti
forsan accedens.

Java, in de bergstreken van Tjandjoer (reinw.).

RÜBIACEAE. 341 APHAESANÜRA.

§ 3. MicrogaHa Griscb. Spec. Fl. Rumel. II. p, 161. Corollae tubus
abbreviatus, limbus expansus. Fructus biglobosus. — Kadix annua.
Cymae axillares, exsertae, pedicellis iramutatis.

6. Galium innocuum miq. Caules ramosi herbacei ramique tetra-
goni? tenues flaccidi laeves et glabri, iuternodia longiuscula, folia
sena vel suprema 5 na — 4" a , sessilia, subaequalia, e basi atteuuata lan-
ceolato liuearia, obverse lanceolata vel ramuloruin novellorum spathu-
lato-lanceolata, acutiuscula, mutica vel brevi- (decidueque?) mucronu-
lata, rigidulo-membranacea, uninervia subobtectivenia, glabra, laevia,
marginibus demum leviter incurva, semipollicaria vel breviora, pedi-
celli ternati ramulos terminantes, 2 lin. circiterlongi, (hinc cyma tri-
flora pedunculata infra pedicellos folioso -in volucrata, passim subcou-
iertae), ovarium sub- didymum glabrum, corollae tubus subnullus, laci-
niae ovatae obtusae, stamina brevia vix sinus superantia, fructus biglo-
bosus, laevis vel sparse subpuncticulatus. — Variat statura teneriore.

Java, in Soerakarta (horsf.\ op den Diëng (ju.xgh.). — Roem-
poet seret (jungii.), Ketoemboran sund. (uorsf.).

Genus affinitate adhuc dubium (an Menestoriae vel Mussaendae af-
fine?):

APHAENANDRA miq. Calycis tubus cum ovario connatus

ovoideus, limbi 5-partiti laciniae longo-lineares. Corolla hypocra-

terimorpha, limbo 5-partito, tubo sub fauce barbato. Stamina 5

medio tubo inserta et inclusa, filamentis subnullis, antheris

parvis linearibus. Stylus puberus,stig mate bifido, laciniis anguste

linearibus, inclusis. Ovarium biloculare, ovulis —

1. Aphaenandra sumatrana miq. in PI. Jungh. ined. Stirps basi

lignoso-fruticosa ramosa palmaris villosa,adscendens; stipulae utrin-
que binae vix coalitae sublanceolatae parvae membranaceae, pilosu-
lae; folia opposita breviter petiolata ovata vel ovalia acutiuscula, f-
fere 1 poll. longa, subtus pallida in nervis hirsuta, supra pubescen-
tia, herbacea, siccata vitïdula: flores superne terminales et axillares
pauci, sessiles ; calycis tubus ovoideus, limbi laciniae 51inearestuba
longiores rigidulae cum tubo densehirtae; corolla hypocraterimorpho
6 lin. longa, tubus superne leviter dilatatus, extus villosus, intus
parce puberus, prope faucem vel fere in fauce pilis flavidis crassius -
culis barbatus, limbi 5-partiti laciniae elliptico-oblongaeacutae extus

RUBIACEAE. 'M- '2

ADDKWDA.

villosulae tubo £ breviores ; stamina 5 in medio circiter tubo iuserta,
antheris subsessilibus parvis linearibus acutis quasi sterilibus. Stylus
inclusus parce puberulus, stigmatibus 2 linearibus erectis inclusis.
Ovariuni disco epigyno instructum, exsiccatione iiimis compressum,
biloculare, au loculi uniovulati vel pluriovulati ex paucis supp.
speciminibus non dijudicandum, unde stirpis affinitas adhuc dubia.
•v Flores nivei."

Sumatra, op met gras begroeide heuvels tusscheu Batoenadoea
en Saligoenda 2 — 3000' (junghuhn).

rübiageis addenda et emendanda.

Sarcocephalus Horsfieldii, suprap. 134. Obfructumiu-
cognitum generis adhuc dubia species, Naucleae cordatae haud ubsi-
milis, sed axillis venarum vix vel non perforatis.

Anthocephalus morindaefolius, l. c. p. 131. — Su-
matra, in Priaman (diepenhorst). Kalampajan mal.

9 6 . NaUClea cyrtopoda jiiq. Eamuli superne saepe tuinidi (an iu-
secti ictu ?, tumore ellipsoideo-oblongo compresso utrinquc senatiui
impresso-punctato), folia breviter petiolata (petiolo decurrenti-alulato)
e basi lata elliptica oblongave acuta vel subacumiuata, glabra,cona-
cea, subtus pallida costis utrinque 10 patulis in axillis vulgo perfo-
ratis et ciliolatis, laxe reticulatis, 8 — 6 poll. longa, capitulum ter-
minale inter foliorum par supremum subsessile globosum, juvemle
corpusculis brevi-pyramidatis flavidis obtectum,capsulaecalycisdeu-
tibus lanceolatis subglabris inflexo-coronatae.

Sumatra, in Priaman (diepenhorst).

2. Nauclea purpurascens Lep. 137. Praecedenti prae-
sertim affinis. N. pallida Herb. Reinw.F Stipulae elliptico-oblongae
subaeutae dorso carinatae glabrae.

7. Nauclea laneeolata, /. c. p 138. Syn. adde: CephuUw-
Ihus orientalis BI. Cat. Buit enz. p. 38, non alior.

10. Nauclea cordata BI. Lep. 139. Huc pertinet N. e*-
celsae spec. e m. Ungaran et Pengalengan a me citatum. Peduncok»
crasso brevi tetragono a N. excelsa, cui pedunculi graciles longiqo*

RUBIACEAE. 343 ADDENDA.

distinguitur. — Stirps valde ludens, ut videtur pro stationum alti-
tudine varia. Folia nunc minora elliptica, pedunculi quandoque ge-
minati.

11. Nauclea glabra {RoxbJ) DL Bijdr. {IS. purpur ea Herb.
Reinw. ),fo\ia modice petiolata opposita passim inaequalia, e basi brevi-
acuta obverso- vel elliptico-oblonga acuminata vel apiculata perga-
macea, 4 — 6 poll. longa, li — 3 lata, glabra, costulis 7 — 8utrinque
ereeto-patulis, axillis vix excavatis, parum venosis, stipulae basi con-
natae spathulatae angustae, pedunculi terminales terni, medio bre-
viore et validiore, laterales longiores et tenuiores, folio duplo pluriesve
breviores, compresso-tetragoni, capitula ellij>soideo-globosa, corollae
tubus glaber, limbi laciniae ovatae dorso medio puberae, calycis cor-
puscula tetraëdra, limbi dentes hirti, stigma parum exsertum ellip-
soideum. — Roxburghii phrasis nimis brevis; stipulas lineares et
stigma globosum dicit. — Noesa-Laut (Molukken).

1. Uucaria ferruginea, supra p. 142, species valde varians
praesertim tomeuti colore et compage ludens. In spec. sumatr. nuper
acceptis folia subtus valide reticulata. Ut recte iutelligantur quae 1. c.
dixi, addo banc floribus majoribus ab U. pedicellata differre.

Sumatra, bij Eau en Solok (teysm.). — Gambir toepai of
Kait Kait toepai mal. — Bangka (horsf.).

2. Uncaria pedicellata /. c. — Sumatra, bij Loeboe
Aloeng (teysm.). Kait Kait mal.

3 . Uncaria pteropoda miq. Glabra, rami tetragoni, folia brevis-
sime petiolata (pëtiolus e lamina decurrente undulato-alulalatus), ob-
ovato-rotundata obtuse brevissime abrupte apiculata glabra, coriacea,
costis utrinque 8 — 9 parallelis ereeto-patulis subtiliter transverse reti-
culatis, 7 — 7| poll. longa, 51- — 5| lata, unci (vel pedunculi abortivi)
axillares compressi, flores

Sumatra, in Priaman (diepemiorst).

19'. Uncaria homomalla miq. Rami ramulique tetragoni, juniores
deuse rufulo-hirtelli, stipulae ad basin usque bipartitae laciniis lau-
ceolatis, hirtellae, petiolo subaequilongae, folia e basi rotundatê pas-

HUBIACEAË. 344

ADDENDA.

sim emarginata, ovato-elliptica vel oblongalongeacuminatacoriacea,
supra sparse pubera glabresceutia, subtus in costulis utrinque 8 pa-
rallelis patule erectis villosula, 3—2 poll. longa, brevissime petiolata
omnino unilatero-reflexa, pedunculi axillares solitarii oppositi per
totum fere ramulum obvii, ornnes ad latus folii oppositum devii,
folio ^ breviores, supra medium articulati, calycis limbi laciniae ovatae
breves velutinae, corolla extus sparse hirtella.
Sumatra, bij Padang Sidempoean (teysm.).

21. Uncaria Horsf ieldiana, l. c. p. 151. — Unc. ferreae
speciminibus numerosis dein examinatis, quae foliis nunc latioribus
ovatis nunc angustioribus magis oblongis, subtus dense tomentosis
vel subglabratis nimis ludentia inveni, et haec forsan ejus varietatibus
adscribi posse fere videtur.

Cephalanthus aralio ides, supra p. 152. Specimen zou.
antea examinatum, fl. virgineis saltem instruetum, praeunte cl. moritzi
buic generi adscripseram. Instituto nunc florentis examine, Naucleae
potius speciem (N. aralioides) esse, persuasum habeo. Probabiliter
etiam Cephalanthi species asiaticae americauis liaud congeneres. —
Stipulae caducae-, folia omnia opposita breviter petiolata (petiolo
canaliculato) e basi cuneata vel acuta" obverse elliptico-oblonga vel
sublanceolata abrupte longe acuminata pergaraacea glabra, supra in
sicco nigrescentia, subtus e costa colorata utrinque 8 — 9-costulata,
axillis vulgo perforatis et subpilosulis, 9 —5 poll. longa, capitulaglo-
bosa nuclei cerasorum diametri per thyrsum terminalem paniculatum
pubescentem, vulgo triplicem disposita, ramis primariis inferioribus
et mediis 4 — 10-verticillatis, superioribus oppositis, 1 — 3-cephalis,
capitulis brevi-pedicellatis, flores 5- raro 4-meri, calycis dentes ellip-
tici obtusiusculi glabriusculi, corollae infundibuliformis laciniae
oblongo-ellipticae tubum £ aequantes, apice acutiusculo intus extus-
que subpuberae, antherae lineares semiexsertae, stylus corolla duplo
longior, stigmate capitellato subtruncato. Ovarium 4-loculare, locu-
lis pluriovulatis.

Rhombospora Commersonii Korlh., supra p.lóh. Spe-
cimen ab indefesso teysmaxs communicatum cum diagn. KORTHA*»
congruum : ramuli cum petiolis foliis subtus stipulis inflorescent if«

RUBIACEAE. 345 ADDENDA.

et capsuh's tenere appresse subincano-puberi; stipulae oblongo-lanceo-
latae acutae dorso villosae basi bi- superue uninerviae appressae, iufeme
cohaerentes ; folia usqiie pedalia e basi attenuata longe obverse lan-
ceolato-oblonga acuminata chartacea, supra nitida vix pubera, mox
glabra, in costa convexa appresse hirtella, subtus ciiierascentia, venis
costalibus immerosis distinctis patulis appresse pilosis ; thyrsus pani-
culatus terminalis peduuculatus foliis brevior, basi bracteis 4 verti-
cillatis, 2 ovatis (foliorum rudimentis), 2 linearibus (stipulis) suf-
fultus, peduiiculo medio bibracteato, ramis oppositis iufeme nudis
superne cyrnose floriferis, ramulis dense unilatero-spicifioris, capsulae
calycis dentibus lanceolatis membranaceis appresso-reiiexis coronatae
pergamaceo-crustaceae parvulae loculidae.

Suraatra, bij Kotta Nopan (teysm.). Semaran Poeloe mal.

Rhoinbospora sumatrana (Wendlandia, supra p. 159, n. 6). Spe-
cimina fructifera hujus generis speciem esse comprobant. — Caete-
rum habitu et florum structura ornnino Wendlandia. Corollae faux
parce pilosula. — Generis utriusque discrimen ultro investigandum !

WENDLANDIA, supra p. 157. Species sundanenses cum qui-
busdam indicis Wallichianis, quas non omnes videre licuit, ultro
comparentur.

Wendlandia tinctoria BC. supra l. c. p. 15S Specimina
javanica huic speeiei a me adscripta, media fere inter W. tinctoriam
et W. glabratam, ob folia subtus in nervis pubescentia, rectius tarnen
nuic annumeranda, quum calyx ipse glaber ofiendetur. Itaque:

Wendlandia g]abrata var. §. foliis subtus in costulis
utrmque 9 — 1 puberulis.e basi acuta elliptico-oblongis acuminatis,
supra subglabris, rigide chartaceis, cum petiolo semipedalibus. W.
unctona mihi l. c. quoad specim.jav. laudala (genuinam W. tincto-
nam e Java nondum vidi) .

otipulae ovato-triangulares cuspidulatae coriaceae arcte appressae gla-
'nusculae ciliolatae; thyrsus terminalis paniculatus dilatatus brachiatus
appresse pubescens, ramulis ultirais subglabris, bracteis lineari-lanceo-
»«8 basi minute subhastatis vel integris ; flores terni pluresve aggregati
( V | C . f S f CUS ramu ' os subsparsi; calyx glaber, tubo ovoideo carnosulo, lirabi
entibua ovatis obtusiusculis margine pallidis, corollae (albae) tubus
y« ter quaterve longior, antherae brevi-ellipticae reflexo-cxsertae,

KUBUCEAE. 346 ADÜEXÜA>

stigmatis brevi-exserti lobi seroiconvexi vulgo stigmatis indivisi cla
vato-ellipsoidei specie arcte conniventes. Huc W. tinctoria Herb Reinw
itaque etiam BI. Bijdr. sub Rondeletid.

Huic quodammodo accedit VV. puber ui a DC. 1. c. IV. p. 412 • —
sec. spec. Herb. Wall, differt : innovationibus viilosulis, stipulis lanceolato-
acuminatis, foliis subtus et inflorescentia densius pubescentibus. calycig
basi pubera, dentibus acutiusculis et cïliolatis, corolla breviore et an-
theris longioribus oblongatis. — Nepal (wall. n. 6270).

Wendlandia Junghuhniana, supra p. 159. W. glabratae
accedit, sed multo robustior, densior, ramis nodosis, stipulis latio-
ribus, inflorescentia condensata rufo-tomentella.

3 6 . Wendlandia laevigata miq. Ramiramulique(oppositi)obtuso-
tetragoni ochraceo-villosuli, stipulae appressae coriaceac ovato-trian-
gulares e dorso exserte acute carinato apice cuspidulatae, dcorsum
puberae sursum glabrae, folia modice vel longiuscule petiolata, e basi
acuta, vel cuneata. elliptico-oblonga vel sublanceolata obtuse acumi-
nata, pergamacea, supra nitida glabra, subtus costulis utrinque cir-
citer 10 — 13 subparallelis subaveniis cum costa, puberis perteusa,
8 — 5 poll. longa, thyrsus terminalis sessilis a basi tripartitus (seu
tres consociati) paniculatus sparse parvifoliatus dense ocliraceo-
tomentello-hirtellus, foliis brevior vel vix lougior, ramis ramulisque
oppositis. stipulis lineari-lanceolatis, ramulis tertiariis alternis brevi-
bus subfasciculato-spicifloris, flores glabri parvi, cal vcis dentes lato-
ovati pallidi subacuti, corollae tubus subdilatatus breviusculus, faux
parce pubera, antherae oblongae reflexo-subexsertae, stigma brevi-
exsertum bifidum. Wendlandia densiflora supra l. c. quoad spec.
Junghuhn.

Java, op den Pengalengan 4000', Gedé 2—4000' (jünghuh>).
Bos si sund.

3 C . Wendlandia Teysmanniana miq. Ramuli validi obtuso-tetra-

goni ferrugineo-tomentelli, stipulae appressae rigidae ovato-triaugu-
lares, dorso acute exserte carinatae cuspidulatae, appresse villosulae,
folia petiolata e basi obtusa ad petiolum leviter protracta ovato- vel
elliptico-oblonga obtuse subacuminata vel acuta, coriacea, nascen-
tia supra minute pubera mox glabra, subtus pallidiora costulisque
utnnque circiter 12 erecto-patulis subarcuatis parallelis hirtello-
pubens subreticulatis, 7- fcre 8 poll. longa, thyrsi 1XU iicalati su^rne

HUB1ACEAE. 347 ADDENDA.

axillares cum terminali pedunculati foliolosi appresse ochraceo-hir-
telli, nunc virginei, ramis ramulisque bracteis lanceolatis et lineari-
bus herbaceis dorso medio hirtellulis caeterum glabris obtectis.
Sumatra, in Lolo (teysm.). Poeding oetan mal.

3 e . Wendlandia üitenS wall. Gat. n. 6271. — G. Don. Gen. Syst.
Dichl. PI. III. p. 518. Eamuli tomentosi, stipulae basi latae apice cus-
pidatae, folia glabra elliptico-lanceolata utrinque attenuata, subtus pal-
lida, paniculae terminales tomeutellae, flores fasciculato-sessiles, exiles.
Wendlandia laevigatae proxima videtur, nisi conspecifica, sed e diagno-
si foliis oranino glabris differt. — Nondum vidi. — Achter-Indië,
in Martaban op de zandbanken van den Atram (wallich).

'ó / . Wendlandia ligustrina wall. n. 6272. g. Don. 1. c. Erutex,

totus glaber, stipulae basi latae apice cuspidatae, folia elliptica utrinque
attenuata, supra lucida, paniculae racemosae terminales, flores pedicellati
solitarii albi, calycis tubus teres gracilis, limbi dentes subulati eo multo
breviores, bracteae florales lineares, capsulae fructus Coriandri fere ma-
gnit. — Eurma-rijk, op den Taong Dong (wallich).

ü a . Wendlandia malayana g. don. I. c. p. 519. Ramuli subtetra-

50111, stipulae latae, folia elliptico-lanceolata acuminata, in nervis
tomentella, basi attenuata, membranacea, paniculae terminales corym-
rosae petiolis vix longiores, calycis tubus subglobosus, limbus 5-
partitus, corollae tubus gracillimus, limbus patens. Androsacme ma-
layana Wall.jCat. n. 6282. — An hujus generis ? Nondum vidi.
Sunda-eilanden.

Wendlandia pauiculata, supra l.c.p.158. Specimen Wall.
«. 6266 e Silhet, foliis longiuscule petiolatis distincte costulatis,
calycibus albo-villosis insigne. — AnW. rufescens (supra p. 159) pro
legitima specie archetypa roxb. (quae ex India, aquosa) habenda, et
pall. propriae speciei titulo enumeranda sit, dijudicent quibus spe-
cimen auth. roxb. examinare licebit. — Certe W. rufescens W. pa-
niculatae proxime accedit, cum roxb. adumbrationefusiore in Fl.Ind.
vero haud ab omni parte congruit.

10. Wendlandia trichantha miq. Ramuli subtetragoni cuminflo-
i'cscentia, petiolis, costa et costulis rufulo-tomentelli, stipulae coria-
-eae reniformi-cordatae pubescentes retlexae, folia breviter petiolata,
basi acutiuscula vel obtusa elliptica vel elliptico-oblonga acuminata

RL'BIACEAE. 348

°*° ADDENDA.

vel subobtusa, coriacea, supra sparse in costa et nervis densius pube-
ruia, subtus costulis utrinque 10 — 12 validis erecto-patulis subar-
cuatis parce reticulatis pertensa, pubescentia, in costis griseo-rufula,
thyrsus paniculatus termiualis subsessilis densus folia aequans, ramis
oppositis, ramulis oppositis vel subnppositis densifloris, flores secus
ramulos subfasciculatis, calyx albido-hirtus, corolla infundibuliformi-
hypocraterimorpha extus praesertim superne et in limbo pilis patu-
lis sparsis instructa, antherae oblongae exsertae, stigma brevi-exser-
tum clavatum, lobis ellipticis obtusis conniventibus vel distinctis. —
A W. rufescenti corollae pilis jam facile distinguitur.
Java, in Madioen bij Poedoek (teysmann).

Coptophylli genus (supra p. 175) Argostemmati proximum
videtur.

2. Coptophyllum? capitatum miq. Basi suffruticosum radicaiis
erectum, caule hirtello pubero, stipulae scariosae ovatae vel rotun-
datae abrupte brevi-cuspidatae longe ciliatae, folia opposita subaequa-
lia longiter petiolata, e basi acuta vel subcuneata obverso- vel cllip-
tico-oblonga breviter obtuse acuminata membranacea, supra rariter
pilifera, nervis reticulatis in sicco nigresceutibus, subtus pallida cos-
tulis venoso-reticulatis utrinque 10—12 pubescenti-hirtellis, 5—4
poll. longa, capitulum terminale pedunculatum multitiorum bracteis
bracteolisque lanceolatis et linearibus herbaceis villosis et ciliatis
dense obvallatum globosum nucis juglandis diametri, fl. subsessiles
5-meri?, capsulae vertice apertae polyspermae, semina angulatapunc-
ticulata fusca .... Coptophyllum f capitatum Miq. in PI. Jungh. ined.
Speciei korth. conspecificum vix habendum, Heet habitu consiinile.
Corollam autem, qua hoc genus ab Argostemmate praesertim differre
videtur, nondum vidi.

Sumatra, in Tapanoeli (jungh.).

I 6 . Argostemma? begoniaceum miq. Caulis apice bifolius, folia

valde maequalia, unum stipulaceo-nanum, alterum sessiie lato-cordatam
acuminatum obliquum multiplinervium et venosum, subtus pallidum
ad leutem in superficie quasi pulverulentum, supra setulis brevibus
raris inspersum, 4-1* poll. longum,pedunculifasciculato-umbellati
simphces vel ramosi apice ex axilla bracteae cordatae pluriflori, flores

RUBIACEAE. 349 ADDENDA.

breviter pedicellati vel subsessiles, calyx 5-dentulus hispidulus . . . .
Argostemma? begoniaceum Miq. PI. Jungh. ined.

Java, in de Tek-wouden, bij Awoe en Kebo Koening, in de
spleten der zandsteen-rotsen ( JUNGH.).

9«. Argostemma Teysmannianum miq. Caulis .... stipulae ... . fo-

lia (an opposita aequalia) longiuscule petiolata e basi attenuata lan-
ceolato-oblonga acuta vel acuminata inembranacea, subtus pallida venis
costalibus utrinque 6 — 9 hirtello-puberis (pilis patentibus), supra
pilis exiguis rigidulis raris deciduis cicatrieulam relinquentibus in-
spersa, 8 — 3 poll. longa, flores (in pedunculo probabiliter terrainali)
cymoso-umbellati, pedicelli hirtello-pubescentes, calycis tubus villo-
sqs, limbus glaber 5-partitus, laciniis crassiusculis ovato-trigonis
acutis. Species e specimine manco certa, A. borragineo aceedit, A.
montano etiam affinis, ab hoc foliis ab illo calycis indumento et
limbi forma distiucta.

Su mat ra, bij Loeboe Aloeng (teysmann). — B ir ing simo-
lai mal.

I6 b . Argostemma pedunculoSUm miq. Herbaceum erectum basi
radicans simplex vel paueirameum glabrum, stipulae ovatae vel el-
lipticae acuminatae, folia brevi-petiolata opposita parum inaequalia
conformia, e basi acuta elliptica, obovata, subobovato-elliptica acuta
vel breviter subacuminata, praeter costam utrinque avenia, 2—1 poll.
longa, pedunculus terminalis elongatus folia superans medio 4-brac-
teatus apice cymoso-umbellatim 3— 8-florus, pedicelli pubescentes,
calyx minute puberus, limbi brevis laciniae 5 latae ovatae, corollae
alabastrum apice tenerrime puberum, laciniae oblongae, antherae ros-
tratae subdiscretae?, stylo breviores. Argostemma pedunculosum
Miq. in VL Jungh. ined. — Proxime A. inaequali accedit, inflores-
centia dignoscitur.

S urn a tra, bij Tobah en Salindong, Nov. (jungh.).

18 6 . Argostemma macrosepalum miq. Erectum basi radicans, plu-
rifolium, folia opposita valde inaequalia (perraro infima subaequalia),
alterum ovato-lanceolatum stipulaeforme, alterum modice petiolatum
e basi acuta. ellipticum acuminatum herbaceum (siccum membrana-

MJBIACBAE. 350

ADDEXDA.

ceum) patulo plurivonium glabruiu, 2 — 2[ poll. longuin, stipulae
lanceolatae, flores bini e pedunculi tenninalis medio et apice verti-
cillatim stipulaceo- 4-bracteati glabri vertice pedicellati, pedicelli |-
pollicares puberi, calycis tubus brevissiinus, limbi 5-partiti laciuiae
lanceolatae 1 — 3-nerviae patentes 2 liu. longae vel longiores, anthe-
rae cohaerentes rostratae. — A. laevi affine, calycis laciniis lougio-
ribus et foliis distincte venosis insigne.

Sumatra, op den berg Talaug bij Solok (teysmaxn). — Gan-
dok mal.

Opliiorhiza, supra p. 166. Stipulae haud semper exiles, quare
1. c. post // exilibus" addo : vel et inajoribus, saepe in unam inte-
gram vel bifidam interpetiolarem connatis.

I 6 . Ophiorhiza litorea miq. Frutesceus, ramosa, ramis fistulosis
teretibus glabris, ramulis nascentibus puberis, stipulae calloso-con-
vexae brevissimae truncatae, folia longiuscule petiolata, opposita vix
inaequalia, e basi cuneata subdecurrente elliptico-oblonga acute vel
obtuse acumiuata vel acuta, membranacea, supra versus margines sca-
briuscula, nascentia subtus brevi pube inspersa, raox glabra, palliua,
venis arcuatis patulis utriuque 1 pluribusve tenerrimis v in sicco su-
pra prominulis) vix venulosis, 4|- — 2 poll. longa, pedunculi superae
axillares vel termiuales, folio multo breviores dense puberi apice con-
tracto-cymoso-umbellatim pauci- (3 — 8-) flori, calycis deorsum sub-
puberi dentes brevissimi ovati obtusi, corollae virgineae tubus angu-
latus. — Prope Oph. Mungos inserenda.

Sumatra, in Siboga (teysmann).

2*. Ophiorhiza diSCOlor R. br. in Wall. Cat. n. 6232. Ophiorhiza
Mungos Wall. in Roxb. FL Ind. II. p. 547. Fruticulus, folia e basi
attenuata elliptico-oblonga acuminatissima glabra, subtus rtibella, cau-
lis pedunculique pubescentes, pedunculi terminales corymbosi tricho-
tomi. — Poeloe Pinang.

2 e . Ophiorhiza hiSpïdula wall. Cat. n. G234. G. Don. I. c.p. 523.
Fruticulus vix pedalis caule petiolisque pubescentibus, folia etliptic»
utrinque acuminata, pedunculi terminales corymbosi dichotome ramosi,
capsulae pubescentes. — Tavoy.

3 6 . Ophiorhiza oligantha miq. Suffrutescens basi radicans erecta

RUBIACEAE. 351 ADDENDA.

ramosa glabra, stipulae e margine interpetiolari utrinque solitariao
(vel ad ramoi'um bifurcationem geminae) lineares parvulae, folia bre-
vitervelbrevissimepetiolata, e basi acuta, vel brevi-cuneata oblongo-
vel elliptico-lanceolata attenuato-acuminata, chartacea, glabra, subtus
pallida venisque costalibus tenerrimis vix conspicuis arcuatis, 3 — lj-
poll. longa, plura plane lanceolata, cyma terminalispedunculata (pe-
dunculo folia aequante) parva contracta subfasciculata 3 — 5-flora,
glabra, bracteae lineares, capsulae compressae glabrae. Ophiorhiza
oligatUha Miq. in PI. Jungh. ined. — Oph. subfaleifoliae affinis.
Sumatra, in de wouden bij Tobing, Oct. (jungh.).

5. Ophiorhiza marginata, p. 167. Folia vulgo elliptico-lan-
ceolata acuminata utrinque glabra membranacea nitidula subtus pal-
lida venis costalibus utrinque 10 — 12, stipulae lanceolatae bifidae,
inflorescentia pubera parvula pauciflora, calycis dentes lanceolati
acuti, corolla brevis alba, stamina ejus basi inserta, stigma biparti-
tum. — Java, op den Tjerimai 4—6000' in de wouden (jungh.).

13*. Ophiorhiza fiÜStipula miq. Fruticulus denseramosus.ramuli
appresse puberi, stipulae utrinque geminae (seu interpetiolaris adba-
sin bipartita) filiformi- lineares rigidulae longissimae curvulae, folia
modice petiolata, opposita saepius inaequalia, e basi attenuata. ellip-
tico-lanceolata vel oblonga acute acuminata membranacea, supra vi-
ridia prope et secus margines scabriuscula, subtus e glauco rubella
in costa, venisque costalibus utrinque 6-8 arcuatis minute pubera,
3£ — \\ poll. longa, cyma terminalis pedunculata dense velutiuo-
pubera, basi subquadrifida, fastigiata, ramis di- trichotomis, ramulis
unilatero-floridis, caljcis tubus campanulatus glabriusculus, dentes
vulgo inaequales lanceolati vel magis elliptici acuti, corollae 2 lin.
circiter longae albae (in sicco purpureo-rubellae) tubus medio sub-
constrictus, faux hirta, iilamenta tubo basi inserta, antherae lineares
exsertae, stigma bipartitum. Ophiorhiza filislipula Miq. in PI.
Jungh. ined.

Java, op den Merapi 3 — 4000' (jungh.). Sapanon sund.

13 c . Ophiorhiza Teysmanniana miq. Ramosa, basi fruticosa lignes-
cens, superne herbacea, ramuli juniores et folia subtus in costa et

RUBIA.GEAE. 352 ADDENDA.

venulis sparse pubera, stipulae interpetiolares utrinque solitariae fili-
formi-lineares petiolo breviores, folia longiuscule petiolata opposita
subaequalia, e basi angustato-cuneata vel acuta elliptico-obloijo-avel
sublanceolata acuminata, passim subobliqua, membranacea, supravi-
ridia versus margines scaberula, subtus rubello-fusca puncticulata,
venis teneris pluribus, 3 — ] poll. longa, cyma terrainalis peduncu-
lata foliis brevior rubiginoso-tomentella fastigiata densa trichotoma,
flores sessiles et brevi-pedicellati, calycis urceolato-subcampanulati
puberi dentes breves ovati acutiusculi, corollae 2lin.parumsuperan-
tis tubulosae tubus 5-angulatus, junior extus pulverulentus, florens
glabratus, limbus introrse spongiosus, antherae cum stigmate acuto-
bifidulo vix prominulae

Sumatra, in de kloof van den Singalang (teysmann).

15 6 . Ophiorhiza Junghllhniana miq. IVuticosa longiter ramosa,
ramuli glabri fusco-pubescentes, stipulae lineares utrinque solitariae
vel geminae? deciduae parvulae, folia distautia longiter petiolata op-
posita subaequalia, e basi cuneata subdecurrente elliptico-oblonga
acute acuminata membranacea glabra utrinque lucidula, subtus pal-
lida venis costalibus tenuibus utrinque 10 — 14patulislaxeefctenere
reticulatis, 5^ — 3 poll. longa, quaedam minoraplaneelliptica,tliyr-
sus terminalis pedunculatus puberus folia paullo superans, ramis
primariis bis-quaterve quaterno-verticillatis di- trichotomis, flores
pedicellati et sessiles, calycis puberi tubus suburceolatus, dentes
triangulares breves acutiusculi, corollae circiter semipollicaris tubus
extus praesertim deorsum patule puberus, sub anthesi subglabratus,
superne sensim dilatatus, faux pubescens, antherae vix exsertae, stig-
matis parum exserti lobi rotundati conniveutes. Ophiorhiza </«»ƒ/-
huhniana Miq. PI. Jungh. med. Opb. longiflorae et Oph. Horsfiel-
dianae affinis, fl. brevioribus et foliis glabris facile distinguenda.

Java, in de wouden op den Diëng, Maart (jüngh.). — Ki moen-
tilan sund.

27. Ophiorhiza trichocarpa, p. 173. Semipedalis, anima,
socialis, in rimis rupium in nemoribus prope sinum maris Ssndeng
insulae Java (jungh.).

RUBIACEAE.

353 ADDESDA.

p. 179. 4 rt . HedyotiS accedenSMiQ. Glabra, ramuli tetragoni, stipu-
lae ovato-triangulares cuspidato-acuminatae supcrne pauci-pectinatae,
dorso glabrae, marginibus albo- tomen tellae, fere liberae, folia dissita
petiolata e basi cuneata vel acuta in petiolum nou decurrente ellip-
tico- vel lanceolato-oblonga acurninata coriaceo-chartacea glabra, sub-
tus subparallele tenere reticulato-venosa, 5 — 4 poll. longa, flores
axillares dense glomerati bracteis involucralibusstipulaeformibus in-
cisissuflülti,brevi-pedicellati vel subsessiles, calycis obovoidei tubus
glabriusculus, limbus villosulus iu fructu subinflexo-persistens. —
Ab IL carnosa diflert foliis minus crassis, petiolis non marginatis,
stipularum forma.

Eiland Bangka (iiorsfield).

Oldenlandia Horneriana, suprap. 180. Sumatra, bij Moe-
ara Sipougi (teysmann).

Oldenlandia erythraeoides miq. Herbacea, annua?, pedalis, cau-
lis tenuis simplex vel basi pauci-ramosus tetragonus glaber, angulis
uervoso-productis laevibus vel hic illic subasperulis, internodiis elon-
gatis, stipulis interpetiolaribus brevissimis setulae paucae parvulae
carnosulae sublanceolatae herbaceae, folia sessilia, inferiora obverse
elliptico-oblonga, acuta, parva, 3 — 4 lin. longa, superiora lanceolato-
linearia lineariaque, 6 — 8 lin. longa, glabra, crassiuscula,subtus pal-
lida et paucivenia, thyrsus termiualis corymboso-cymosus foliis 2
parvis suffultus, bracteis inferioribus subfoliaceis, repetito-trichoto-
mus cum flore axillari subsessili vel sessili, calycis carnosuli glabii
tubus obconicus, litnbi laciniis lineari-lanceolatis trigonis carinatis
brevior, corollae iufundibulifonnis extus glabrae faux pubera, laci-
niae triangulari-lanceatae acutae tubo breviores, stamina cum stig-
matibus crassiusculis exserta, capsula ovoidea subtetragona, dentibus
calycis distantibus coronata, apice semiexserto breviter loculicida
septoque superne etiam subfisso sub-4-dentata, semina nigra pla-
centae immersa.

Sumatra, op de grasvlakten van Padaug Sidempoean (teysm).

Oldenlandia? rubioides miq. Ramosa, dift'usa, inferne sufl'ruti-

co*a, rami tetragono-sulcati glabri, stipulae ovato-rotundatae dorso

23
*lora van Ned. Indië. II.

RUBIACEAE. 354

Al)i)EM)A.

minute subpuberae, setis circiter 7 latiusculis rigidis brevibus sub-
herbaceis, folia breviter petiolata, e basi acutii elliptica vel ellipÖco-
oblonga subacurainata vel acuminata (vulgo suboblique), rigide per-
gamacea, glabra, nitida, subtus pallida, venis costalibus utrinque 4 — ,")
arcuato-adscendentibus indivisis, 2| — 2 poll. longa; flores globoro-
capitulati, capitulis per thyrsos basi foliatos laxos terminales dispo-
sitis, ramis inferioribus 5-, mediis 3- supremis 1-cephalis, calvx
obovoideus sparse minute puberulus carnosus, deutibus 4 ovato-lan-
ceolatis obtusiusculis (siccatis specie acutis), corollae infundibuli-
formis ultra medium 4-fidae extus glabrae laciniae oblongac recurvae
basi intus usque ad tubum albo-hirtae, filamenta profunde in
inferne albo-hirtella, antherae dorsifixae exsertae, stylus brcvis sub-
exsertus, stigmatibus 2 brevibus. — Species valde distiucta, ob fruc-
tum incognitum inter Oldeulandiae et Hedyotidis genera ambigu*.
Suraatra, bij fort Elout (tbysmann). — Baugka (hobsp.J

§ 4. Bispermia. Capsula crustacea, bilocularis; loculi dispermi, «m.
unura pendulum, alterum adscendens, septo inserta. — HucHedyotM
Wightiana w. et arn. Prodr. I. p. 410. — Yix non genus.

Oldenlandia Teysmanniana miq. Herbacea adsceudens rea

superne dichotome paniculata, tota fere lutescenti-hirtella, stipulac
utrinque parum nnitae lanceolatae apice bifidulae, folia subsessdia
ovata acuta, 4 — 3 lin. longa, utrinque subtus praesertim in venis
(utrinque 4) villosula, flores fasciculati termiuales breviter pedicel-
3ati, calyx 4-dentatus, deutibus vix aequalibus acutis breviusculis.
corolla infundibuliformis, stamina tubo superne inserta inclusa, af
lus subexsertus, stigmatibus 2 linearibus brevibus, capsula calyce co-
ronata compressiusculo-ovoidea crustacea, loculis dispermis, semma
septo inserta, unum adscendens, alterum desceudens, lenticulan-con
pressa scrobiculato-puncticulata fusca. — Hedyotide (Anotis) >> ig«"
tianae affinis, stipulis bifidis distinguenda.
Sumatra, bij Alahan pandjang (tbysji.). — Asam besembi mal
Oldenlandia alsini folia ZippA. mss. (Spanoghe t LinnaeaXV.P'3">
est probabiliter forma O. panïculatae. , „

Selenocera secundi flora Zipp, apud Span. I. e. p- 316, mibi adhu
dubia. Conf. ad calcem volurainis.

p. 20 1, fi*. Stylocoryna pavettoides miq. Ramuli juuiores cum
Mq.ulis triangulari-cuspidatis et thyrso corymboso terminali sessi)»

RUB1ACEAE. 355 ADDENDA.

trichotomo laxo birtello-pubescentes, folia breviter petiolata e basi
acuta. lanceolata acuminata membranacea, utrinque parce pubera gla-
bresccntia,costa utrinque prominente, venis costalibus 10 — 15 utrin-
que erecto-patulis, subtus (in sicco nee non supra) prominulis, 6 — 3
poll. longa, bracteae filiformi-subulatae patentes, calycis urceolato-
campanulati tubus puberus, dentes subbreviores acuti ciliati subhir-
telli apice pallido-pilosi,corollae tubus 2£ lin. aequans gracilis, extus
villosulus laciniis linearibus obtusiusculis patentibus vix longior, faux
albido-pubescens, autherae lineares exsertae glabrae, stigma crassius-
culuin subteres laciniis corollae vix longius.
Eiland Bangka (horsf.).

p. 223. l b . Urophyllum repandulum miq. Glabrum, ramuli tere-
tes, stipulae lanceolatae, folia patentia petiolata, e basi acuta obverse
sublanceolato-oblonga abrupte acute saepe subfalcato-acuminata, su-
perne subcrenato-repanda, subcoriacea, utrinque glandulis raris exi-
libus nigris inspersa, subtus pallida venis 7 — 8 arcuatis patulis dein
adscendentibus crebro tenereque reticulatis, 3-fere 5 poll. longa, cy-
mae racemosae parvae axillares pedunculatae velutinae, calyx glaber
repando- sub- 5-dentulus, discus epigynus plicatus, caeterum fl. fere
V. glabri. — Ab lioc foliorum forma, nervatione caet. facile distinctum.

Eiland Bangka (horsf.).

p. 246. Morinda tetrandra; spec.eBanca a cel. horsf. comm.
cum diagnosi satis congruit.

p. 260. Bobea rectius prope Polyphragmon pertinet, quum rite
consideratus utriusque fructus ejusdem sit indolis, scil. superposite
polypyrenus.

1. Bobea Sericantha miq. Ramuli folia subtus praesertim innervis
ac inflorescentia griseo- et aureo-sericeo-villosula, folia breviter petio-
lata supra glabra subcoriacea lato- vel obovato-elliptica vel oblonga
acuminata, venis circiter 5 utrinque patule adscendentibus, 4 — 2
poll. longa, pedunculi axillares solitarii oppositi 3 — 5-fiori, dicho-
tomi cum fl. axillari sessili, vel longiores et uniflori, fl. illorum mas-
r,i 'i, his hermaphroditi paullo majores, calycis laciniae lanceolatae

23*

HIB1ACKAK. 356 A1)I)EN[)A

subfoliaceae glabriusculae tubo villoso basi bibracteolato longiores.
corollae tubus extus sericeo-villosus.
Eiland Bangka (horsf.).

p, 295. Grumilea polycarpa; eiland Bangka (iiorsf.).

p. 301. Coelospermi baccam examinavi : tetragono-elliptica, py-
renis revera 4 in orbem versus peripheriam dispositis.

p. 321. Lasianthusdensifolius, forma minor? foliis tenuio-
ribus, inferioribus minoribus ovatis, superioribus majoribus oblongis,
2 — 2^ poll. longis, baccis tetrapyrenis. — Anne ad L. attenuatum?
Bangka (horsf.).

p. 274. 29 & . Pavetta Wyckii hassk. Folia breviter petiolata, e
basi rotundata oblonga obtusa vel vix aeutiuscula coriacea, supra
lucida, subtus glauceseentia e costa valida tenuiter costulata, 5} poll.
longa, thyrsi corymbiformes pedunculati dense multiHori fastigiati
trichotomi, cum pedunculo pollicari vix bipollicares, calycis tubus
viridis, limbi rosei dentes breves ovati vel semiorbiculares acuti, co-
rollae tubus 5^ lin. longus tenuis roseusapice albus, faux nuda, limbi
dein reflexi laciniae lineari-oblongae acutiusculae albidae 3 lineas
aequantes, filamenta iis i breviora, antherae an guste lineares, stylus
cum stigmate revoluto bifido, pollice parum brevior. Pavella Wyc-
kii Hassk. Retzia I. p. 21. 1'oliis non lucidis, fl. albo-roseis majori-
bus et stylo longiore a P. macrophylla differt.

Noesa Kambangan (Mr. h. c. van der wyck).

30*. Pavetta arborescens hassk. Arbor humilis trunco 6-pedali,
coma densa subgloboso-ovali, ramuli tetragoni, stipulae interpetio-
lares oblongae acuminatae pollicares, carinatae, apice saepe brevi-bi-
fidae, supremae ovato-triangulares, petioli leviter marginati \ — J
poll- lon gi> foba ramorum sterilium e basi acuta, attenuata obtus&ve
elliptica vel elliptico-oblonga breviter acuminata, 6— 1 2 poll. longa,
floridorum minora e basi acuta vel attenuata vulgo oblonga vel
oblongo-lanceolata, 3 — 6 i poll. longa, coriacea, glabra, subtus palli-
diora costulis erecto-patulis utrinque 15—12 praesertim extrorsum
subvenulosis pertensa, thyrsus paniculatus termiualis e basi trifulus

Ï.OtiANIACEAE.

357 GENEBA;

(vel 3 conferti) latus subpyramidatus, ramis minutissime puberis su-
perne paiiiculato-fioridis, bracteis parvis basi utrinque stipulaceo-
appendiculatis, pedicelli brevissimi apice vulgo minuteunibracteolati,
calyx vix \ liu. viridis, inferne puberulus, superne glaber, limbo sub-
acute 4 — 5-dcntato,corollaealbidaeglabrae (praeter laciniarum basin
intus tenerrime subpuberam) hypocraterimorphae tubus circiter 4 Ka.
longus, laciniiselliptico-linearibus obtusiusculis renexis duplo longior,
antherae filamentis brevibus exsertae lacinias subaequantes, stylus pa-
rum exsertus basi pauci-pilosulus laciniarum longitudinem parum ex-
cedens, stigmatibus 2 semiteretibus crassiusculis, baccae subglobosae
pisiformes. Pavetla arborescens Hassk. I. c. p 22. Species insignis,
cum Pavetta (ïxora) spectabili WALL. ulterius comparetur.

Java, in de wouden op den Gedé, Salak enz. (hassk.). — Ki-
soka gedé sund.

AdMorindam spectat Gultenbergia Zoll. (excl. syn.Sykesiaeacl.
moritzi in SysL Verz. allegato), in Nat. en Genees/c. Arch. Neêrl. Ind.
II./?. 2. Species {G.umbellalaZoll) ibi descripta probabiliter eadem
\c Morinda polyneura vel alia affinium, Specimen quodin Herb.
sub eo numero inveni, sterile et incompletum.

Ordo CL. LOGANIACEAE r. brown.

Frutices aut arbusculae, raro herbae, oppositifoliae , stipuhs
mllari-interpetiolaribus inagis minusve connatis, raro subobsoletis.
[nflorescentia definita cymosa vulgo corymbi- vel racemiformis.

lalyx inferus, saepius 5— 4-lobus. Corolla hypogyna utplurimum
regularis, limbi 5- rarius 4- vel pluri-lobi laciniae aestivatione val-
vata, contorta aut imbricata. Stamina corollae tubo inserta, 5—4,
laciniis alterna, rarius unicum, vel 10—12, iis tune opposita, vel 3
laciniis alterna et 2 opposita, antheris bilocularibus longitudinali-
ter dehiscentibus. Discus epigynus utplurimum nullus. Ovarium
liberum, bi- rarissime 3- aut 1-loculare, placentis septo utrinque ïn-
sertis pluriovulatis. Stylus simplex, stigmate indiviso velbilobo.

'ructus capsularis vel drupaceus, placentis in capsula saepe de-
muin liberis. Se mi na saepius peltata, rarius e basi erecta, interdum
alata, albumine carnoso aut cartilagineo, embryi recti cotylcdo-
oes foliaceae. — Loganiaceae, regionum calidiorum utriusque Orbis

LOGANÏACEAK. Sfig

NORRISIA.

incolae, Eubiaceis oinnino analogae, mediante Buddleié Scrophula-
rineis conterminae, ab illis vix nisi flore infero et stipulis ex origine
subaxillaribus discriminatae, indole amaro-tetanica, toxica" insignes,
invite fere natura in proprium ordinem collectae. — In Ordiuisdias-
ceve cel. bentiiami ingemosam dissertationem (Journ. Proceetlimis
of the Linn. Soc. I. /;. 52. Bonplandia IV. n. 15 seq.) presso pede
secutus sum. — Lor/aneae ƒ?. Brown. — Loganiaceae En dl. —
Slrychncae DC.

Eigenschappen. Over het geheel zijn vergiftige bestanddeelcn
in deze Orde niet zeldzaam, en de hevigste vergiften, waarmede in
Zuid-Azie' en in Amerika aan de pijlen dedoodelijke werking wordt
medegedeeld, worden grootendeels uit deze afdeeling verkregen.

Ges lach! en :

I. Eitjes in de hokken talrijk.

A. Zaaddoos, openspringend.

t Zaden gevleugeld. — Slippen der bloemkroon in den bloemknop
klepsgewijze: I. Norrisia; — over elkander liggend: II, Gelsemium.

tt Zaden niet of naauwelijks gevleugeld. Zaaddoos ; — bloein-
deelen iu den knop klepsgewijze; — bloemen vierdeelig- IV. Milm-
sacme; — vijfdeelig: III. Milreola; — slippen in den knop over
elkander: bloemen veelal vierdeelig; helmknoppen in de buis of
aan de opening ingehecht : V. Buddleia • — slippen in den knop
gedraaid : VI. Geniostoma.

B. Bes, niet openspringend. Zaden niet gevleugeld. Bloemslippen
in den knop over elkander liggend: VIL Fagraea; — bloemslippen
klepsgewijze: VIII. Strychnos.

II. Eitjes in de hokken 1 of 2.

Klimmende heester: X. Gardnera; — heester met scheedevor-
mende steunblaadjes ; bloemkroon vau binnen behaard : IX. Gaert-
nera. — XT. Cleissocratera.

Tribus I. A.xtoxieae bexth. Ovarii loculi pluriovulati. Semina
alata. Corolla aestivatione valvata vel imbricata. Margo stipularis
interpetiolaris. — Cinchoneis Rubiacearum analogae.

I. NOEBJSTA gardx. Calycis basi bibracteati 5-partiti laciniae
parvae ovatae obtusae imbricatae persistentes. Corollae hvp<"

LOGANIACEAE. 359 GELSEMIUJI.

rimorphae faux hirsuta, tubusextus tomentosus, basi subinflatus, lim-
bus 4-partitus,laciniis ovato-oblongis, tubo triplo brevioribus, demum
reflexis, aestivatione valvatis. Stamina 5, fauci inserta, exserta, fi-
lamentis filiformibus subpuberulis, antheris dorsifixis subrotundis
compressis bilocularibus, loculis curvato-sublunatis. Ovarium su-
perum oblongum biloculare. Ovula in placentis carnosis septo utrin-
que adnatis plurima. Stylus filiformis exsertus glaber deciduus,
stiginate subcapitato. Capsula oblonga tomentosa bilocularis, sep-
ticide ab apice ad basin dehiscens, val vis intus septo instructis. Pla-
centae septo adnatae carnosae liueari-oblongae demum liberae. Se-
mina plurima peltato-compressa linearia, basi apiceque alameinbra-
uacea acuta aucta. Embryon intra alb urnen carnosum axile minu-
tum, radicula superu obtusa, cotyledonibus oblongis brevibus.

I. Norrrisia malaccensis gardx. in ÜooL Kew Gard. Misc.Lp.

326 — 27 in adnot. Prutex, foliis oppositis petiolatis (petioli vittula
transversa uniti) ovato-ellipticis obtusis integerrimis, subtus pube-
rulis, thyrsis corymbiformibus terminalibus densis, ramis ferrugineo-
tomentosis. — Malakka.

II. GELSEMIUM juss. Calycis ad basin 5-partiti laciniae
oblongae acutae, 2 exteriores, 3 interiores, aestivatione imbricatae.
Corollae infundibuliformis faux nuda, laciniae 5 aestivatione quin-
cunciali imbricato-subconvoluta. S t a m i n a 5, filamentis corollae basi
adnatis, antheris sagittato -oblongis. Ovarium oblongum bilo-
culare, o v u 1 a super placentas septo adnatas nerviformes biserialia
campylotropa. Stylus filiformis, stigmatis bilobi lobi einargi-
nati vel bifiduli. Capsula coriacea bilocularis, septicido-bipartita.
Semina in quovis loculo 5-plura,suturae ejus ventrali demum aper-
tae peltatim inserta, imbricata, alata, album in e carnoso, embryi
transversi leviter curvati cotyledones breves, radicula cylindrica. —
trenus in America boreali et in Asia obvium, Manettiae analogum,
Leplopteris BI.

1. Gelsemium elegans bexth. in Journ.Linn. Soc. I. c.,in Bon-
plandid l. e. p. 232. — Medicia elegans Gardn. cl Champ. in llook.
Kew Gard. Misccll. I. p. 324. — Leplopteris snmatrana Blume
Mus. bol. T. p, 240, fig. XXXIV. Trutex volubilis; folia e basi

LOflANIACEAE. 360

MITREOLA.

rotundata vel acuta ovato-oblonga usque sublanceolataacumn]ata,in-
tegerrima, crassiuscule membranacea, glabra, 4 — 2 poll. lon^a, pe-
tiolis linea prominula transversa unitis; thvrsi axillares corymbifor-
mes, rariter puberi, trifidi, sepala ovato-oblonga acuta praeter nervum
medium subscarioso-pellucidula, e dorso marginibusque eiliolata, co-
rolla alba, semina papilloso-scaberula, «la denticulata cincta.
China, bij Hongkong (champion). — Sumatra (praetorius).

Tribus II. Eüloganieae bestu. Ovarii loculi pluriovulati; cap-
sula; semina exalata. — Grex Kubiacearum Hedyotideis analoga,
mediante Houstonia iis proxime accedens nee a Scrophularineis(Buclil-
leiae nunc Loganiaceis adscribendae vinculo) louge remota, Genios-
tomate cum Apocyneis conjuncta.

III. MITREOLA linn, Calycis 5-partitilaciniae intus eglandu-
losae lanceolatae, aestivatione quincunciali. Corollae brevis semi-
5-fidaetubus subventricosus, faux villosa, laciniae aestivatione valva-
tae. Stamina 5 tubo inserta, inclusa, filamentis tenuibus, antheris
ovatis acutis. Ovarium biloculare, placentis suturae interiori (septo)
adnatis pluriovulatis. Stylus brevis, stigmate capitellato piloso.
Capsula stylo fisso profunde bipartita, mitrae- vel lunaeformis mem-
branacea, lobis sutura ventrali ab apice dehiscentibus. Semina plu-
iïma compressa, hilo centrali, testa subpunctata, albumine car*
noso, embryo axili, lineari, cotyledonibus minimis. — Herbae
annuae oppositifoliae, stipulis minimis, cymis dichotomis, floribus
subsessilibus parvis in dichotomiis solitariis vel secus ramulos um-
lateris. Genus Oldenlandiae simile et analogum. Species americanae
vel asiaticae.

] . Mitreola oldenlandioides wallich. Caulis circiter semipedaw
subtetragonus ramique glabri, folia ovalia vel oblonga acuta vel ob«
tusa basi in petiolum attenuata margine scabra, 1 — 2 poll. long»»
bracteae uti laciniae calycis lanceolatae margine scabro-pilosae, corolla
calyce sublongior, capsulae lobï recte divergentes, scabriusculi, «
mina elongato-compressa. Mitreola oldenlandioides Wallich. Cal.
«. 4350. Alph. DC. Vrodr. IX. p. 9. Mitreola inconspicua Zoll. et
Mor. Syst. Vers. p. 55. Capsula multo major quam in M. petioW*,
specie Novi Orbis.

V o o r - T n d i ë. Java, bij Tjikoja (zoll.).

LOGANIACEAE, 361 MITRASACME.

2. Mitreola panïCUlata wall. Caulis subtetragonus glaber, rami
scabro-pilosiusculi, folia ovato-oblonga vel elliptica acuminata basi
in petiolum augustata margine nervisque scabro-pilosa, bracteae cum
laciniis calycinis lanceolatae margine dorsoquepuberae vel glabriuscu-
lae, corolla calyce sublongior, capsula luuata lobis inilexis ad angulos
iuteriores scabris, semina elongato-compressa. Mitreola paniculata
Wall. Cat. n. 1826. DC. I c. Wight Icon. IV. tab. 1600.

Birma- rijk, bij Prome, Ava, op den berg Taong-Dong (wall.).
Java, in Soerakarta (iiorsf.). Brazilië? (gaudigh.).

IV. MITRASACME labill. Calycis 4-dentati rarius bifidi
eglandulosi laciniae juniores margine inflexae, aestivatione valvata.
Corolla 4-fida, saepi us campanulata, laciniis margine inflexis, aesti va-
tione valvatis, demum patentibus. Sta mina 4 corollae saepebasiin-
serta, inclusa, nunc fauci inserta et exserta, filamentis filiformibus,
antheris cordato-ovatis acutis. Ovarium biloculare, placentis septo
adnatis multiovulatis. Stylus basi bifidus, stigma te capitellato
subbilobo. Capsula subglobosa bilocularis, inter styli divisuras su-
pra septum suturis ventralibus dehiscens. Semina plurima ovato-
globosa rugulosa, al bu min e carnoso, embryo recto. — Herbae
oppositifoliae exstipulatae, fl. pedicellatis, saepius in umbellas termi-
nales confertis, raro axillaribus solitariis. — Species pleraeque austral-
asicae. Genus praecedenti arcte cognatum, fl. tetrameris vero et ha-
bitu etiam distinctum.

1. Mitrasacme nudicauliS reinw. Eolia radicalia rosulata ovato-
oblonga obtusa, scapus elongatus trifidus, foliis squamaeformibus op-
positis remotis, umbella subtriflora, corolla hypocraterimorpha, tubo
calycem ter superante. Mitrasacme nudicaulis Reinw. in BI. Bijdr.
p. 849. DC. I. c.p. 12. — M. chinensis Griseb. in PI. Meyen. p.
51 ? Sequenti proxima, foliis obtusis et infl.magis composita diversa.
Ambae M. alatae r. br. intime cognatae et praesertim sequens ulterius
cum ea comparanda.

Molukken, eiland Solor (reinw.).

2. Mitrasacme trinerviS spanogh. Folia radicalia rosulata ellip-
tico- vel ovato-lanceolata acuta vel acuminata, ^ — f poll. Ion ga, tri-

L0GANIACEAE. 3(j->

nervia, caulina bracteaeformia minima appressa, pubescentia et ciliata,
scapus pedalis pubescens apicc umbellatim pauci- (3-J florus, caljcii
dentes 4, quorum 2 majores, acuti, corollae hypocraterimorphae tu-
bus calyce triplo longior supra medium sensim inflatus.lirabilaciniae
sublanceolatae acutae, stamiua corollae basi inserta, stigma bilamel-
latum (ex icone et analysi inventoris, in diagnosi simplex praedicat),
capsula ellipsoidea e calyce parum exserta. Mitrasacme Irinenis
Spanoghe in Linnaed XV. p. 335.
Ti mor, bij Oyba (spanoghe).

3. Mitrasacme capillaris wall. in Roxb. Fi. ind. i. P . 420. Cta*

lis erectus, {—*|- pedalis, simplex vel parce ramosus, tenuis pilosus, folia
elliptica vel elliptieo-lanceolata trinervia acuta, internodio longiora,4— 5
lin. longa, superne pilosa subtu3 glabra, basi ciliata leviter connata,
in supenore caulis parte pauca squaraaeformia, thyrsulus ex umbellis
quasi conflatus 8 - 12-florus, calycis laciniae laneeolatae apice villosae.
corolla calyce ter quaterve longior subpubesceus alba, intus pilosa, sta-
nnna subinclusa, stigma bilobulum, capsula ovata calycem superans,
semina tuberculata. ÜC. I. c. p. 11. Don Prodr. Nepal. p. 189. -
Benth. in Uook. Kew Gard. Miscell. V./j. 55.— M.malaccensis WtjW
Icon. IV. tab 1601, fig. 2. — Limnophila campanuloides Wall.Cut.

Nepal (wALii). Malakka (gkipfjth). Hongkong (ciiampion).

4. Mitrasacme indica wight Awi.IV. /aft. 1601. a. Glabra, erecta,
ramosa, rami subflexuosi compressi foliosi, folia sessilia ovato-lanceo-
lata acuta. pedunculi foliis longiores uniflori, corolla calycem subtriplo
superans, intus pilosa, stamina inclusa, stigma bilobura. semina nume-
rosa peltata scrobiculata. Mitrasacme pusiïla Dalz. in Hook. Kew Gard.
Misc. II. p. 136. — Voor-Indië. Jaulnah, Arcot, Coimbatore
(wight). •

Observ. Spigelia Anthelmia uyy. ex humo cum stirpibus a.
1845 e Brasilia advectis in insula Java enata, laete crescens et raul-
tiplicata, mox inter indigenas stirpes locum tenebit (hassk., Rel»»
I. p. 47).

V. BUDDLEIA HSR. Calyx 4-dentatus vel semi- 4-ndns. Co-
rollae tubus brevis subcampanulatus vel elongatus, limbus patens,
rarms suberectus, laciniis brevibus. S ta m i n a 4, ad faucem inserta,
au t her is subsessilibus, vel i„ medio tubo inserta, antheris fifr
cem subaequantibus vel inclusis. Stylus apice clavatus, parte stifr
matosA erassA oapitata vel basi decurreute biloba. Capsula ■*•

L0GAN1ACEAE. 363 BUDDLEIA.

ticide bivalvis, valvulis bifidis vel subintegris, marginibus intlexis
columnam placentiferam nudantibus. S emina nuinerosa parva com-
presso-fusiformia vel discoidea, t e s t k laxiuscuhï saepe in alara mem-
branaceam subexpansa, reticulatti. Einbryon parvum vel rarius
dimidium seminis superans. — Arbores, frutices vel herbae, in cali-
dis totius mundi regionibus crescentes, utpluriraum tomento vel lanfi
vestitae, oppositifoliae, petiolis linea transversa unitis, cymis multi-
floris in paniculam vel thyrsuui dispositis. — Flores teste cel. ben-
tham (quem presso pede hic sequor) licet rarissime 5-meri. — Spe-
cies omnes Tjurai sundaice vocantur.

Sectio Neemda benth. in BC. Prodr. X. p. 442. Corolla iufundi-
buUforniis vel hypocraterimorpha, tubo calycem superante.

1. Buddleia asiatica lour. Arborea, tomento tenui adpresso,folia
subpetiolata lanceolata longe acuminata integerrima vel serrulata,
supra glabra, 3 — 5 poll. longa, thyrsi spicaeformes elongati graciles,
glomemlis subtrifloris sessilibus, flores 1 j lin. longi, corollae tubus
calycem campanulatum vix duplo superans, capsulae reflexae. Budd-
leia asiatica Lour. FL Cochinch.1. p. 90. Benlk.Lcp.4ie6. Buddl.
salicina Lam. Illuslr. I. p. 291 ? — B. discolor Roth. Nov. Spec.
p. 83. Benth. Scrophul. Ind. p. 42 (teste ipso). Wight Icon. IIT.
tab. 894. — B. sundaica BI. Bijdr. p. 743.

Voor- en Achter-Indië. Sunda-Archipel; Java, in de la-
gere en hoogere bergstreken.

I. Buddleia Neemda iiamilt. Arborea, tomento deuso ferrugineo
vel albido, folia lanceolata acuminata integerrima vel serrulata, basi
in petiolum brevem angustata, supra tenuissime puberuia, iis praece-
dentis majora, thyrsi spicaeformes elongati interrupti, glomeruli pluri-
flori sessiles, corollae 2 — 2 \ lin. longae tubus calycem campanula-
tum vix duplo superans, capsulae erecto-patentes. Buddleia Neemda
Iiamilt. in Roxb. FL Ind. I. p. 411. Benth. I. c. — Buddl, serru-
lata Rolli Nov. Spec. p. 82. — B. subserrata Don Nepal. p. 92.
B. virgala Blanco FL Filip. p. 57 ? non Linn. fil. — B . acuminatis-
sima BL Bijdr. p. 743. B. densi flora BI. L c. p. 743. — Praeced.
arctissimc cognata, charactere proposito vix semper tuto distinguenda;
sed robustior et magis tomentosa.

"Voor-Tndië. Philipp. eilanden. Java, in de hoogere stre-

I.OCANIAGEAE. 364 GENI0ST0I4,

ken der bergen tot 7000', dikwerf in groote hoeveelheid, boschjes
vormend. Tjorai sund.

3. Bllddleia densiflora bl. Folia breviter petiolata, e basi acuta,
lauceolata acuminatissima superne acute serrata, summa iiitegerri-
ma, margine recurva canescentia, subtus niveo-tomentosa, racemi
terminales solitarii vel term', pedicelli multiiiori cernui. Buddleia
densiflora Blume l. c. p. 743. Benth. I. c. p. 447. Duabus supe-
rioribus affinis, floribus parvis B. asiaticae glomerulis multifloris
Neemdae affinis. Folia iloralia superiora linearia glomerulos excedunt

Java (blume).

4. Buddleia madagascariensis lam. Biet. I. p. 513. Uhstr.l. lak

69, fig. 3. Benth. in DO. Prodr. I. c. Tomentum densum sublanosum
ferrugineum vel subcanescens, folia petiolata ovato-lanceolata vel cor-
dafo-oblonga integerrima vel subdentata, 9upra rugosa glabra, in sicco
nigrescentia, crassa, thyrsus elongatus aphyllus laxus, cymis pedun-
culatis laxe plurifloris, corollae tubus calycem campanulatura plus duplo
superans, flores 4 lin. longi. Buddleia heterophylla Lindl. Bol. Rrg-
lab. 1259. — B. sinuata Wild.? B. et Sch. Syst.' Mant. III. />. ( J7?
Madagascar. Mauritius, Voor-Indië, Ceylon, Kaap, St.
Helena. Zuid-Amerika (ingevoerd?) — Sunda- Archipel?

VI. GENIOSTOMA forst. Calycis brevis 5-fidi laciniaeacu-
tae aestivatione imbricatae. Corollae brevis subinfundibuliformis
vel subcampanulatae faux barbata vel nuda, limbi dilatati 5-perraro
6-fidi laciniae aestivatione convolutae. Stamina laciniarum corollae
numero, tubo superne inserta, filamentis brevibus, antheris erec-
tis. Ovarium bi-(vel 4?-)loculare, placentis septo adnatis crassa
pluriovulatis. Stylus brevis, s t i g m a t e crasso capitato. C a p s u 1 a
coriacea bilocularis, septicido-bivalvis, valvis deciduis. Seminaplu-
rima in placenta utraque connata baccata persistente nidulantia. Em-
bryi intra albumen carnosum recti exilis cotyledones obtusae
brevissimae. — Arbusculae vel frutices, in mans indici insulia inde
a Mascarhenia per totam Indiam aquosam nee non in Nova Zeclan-
diii crescentes, stipulis.brevi-vaginanti-coimatis (in specie a me non
visa lanccolatis), foliis oppositis venosis, fl. axillaribus varie cvinosis,
albis vel viridulis, jiedice]lis nunc bibracteolatis nunc gemind }« T1
unico bracteolaruin egressis.

r.Oi.A.MACEAE. 365 GENIOSTOMA.

§ 1. Corollae faux nuda. — Connectivuoi baud exsertura.

1. Geniostoma Lasiostemon bl. Arborescens, ramuli juniorespe-
tioliquc 2 — 3lin. longi puberi, folia e basi obtusa vel subacutA ovato-
vel elliptico-oblonga, nunc fere sublanceolata, subacuminata, mem-
branacea, 3 — h\ poll. longa, juniora subtus iu costa subpubera, veuis
costalibus utriuque circiter 6 vixperspicuereticulatispertensa,cjmae
axillares parvulae a basi di~trichotomeramosaepetiolum parumsupe-
rantes cum calycibus ovarioque tomentellae; corollae subcampanulatae
faux uuda, stamina villosula. Geniostoma Lasiostemon Bl. Mus. bot.
I. p. 239, fig. XXXV. — Lasiostemon arboreum et Pogonanthera
corymbosa Zippel. herb. — (i. moluccanum Bl. I. e. cymis caly-
cibusque pulverulento-puberis mox fere glabris, stamina puberula.
Haemospermum moluccanum Zippel. herb.

Nieuw-Guinea. — (3. Amboina, in de bergstreken (zippe-
liüs). — Gandaroesa oetan mal.

I 2. Corollae faux barbata. — Connectivum productum.

2. Geniostoma Haemospermum steud. Arborescens, ramuli su-
pcrne dense puberi, petioli 2- raro 4 lin. longi, folia elliptico-lanceo-
lata acuminata membranaceo-pergamacea, subtus veuis circiter 5 — 7
utriuque laxe reticulatis perteusa, %-— 3| — 4 poll. longa, glabravel
m costa subtus subpubera, cymae axillares petiolum aequantes vel
quidquam superautes, pauciflocae, debiles (ramulis tenuibus) gla-
briusculae, llores albidi, calyeis laciniae subciliolatae, corollae tubus
subcampanulatus, faux pilis articulatis barbata, ovarium subpuberum.
Geniostoma Haemospermum Steud. Nomencl. ed. alt. p. 669. DC.
Prodr. IX. p. 27. BL L c. p. 238. — Haemospermum arboreum
Beinw. in BL Bijdr. p. 1 18. — Haemalosperma arborescens (Beinw.)
Hassk. in Flora bot. Zeil. 1845, p. 246. Poliorum forma valde lu-
dit, ab elliptica usque ad angusto-lanceolatam mutata ( Var. angus-
U folia BL l. c), marginibus aetate provectiore irregulariter erosule
emortuis {Var. erosaej.), senilibus distinctius venosis (Var. rugulosa
BL), quod nou in juvenilibus (Var. laevigata BL). Nee ullo modo
tbffert Geniostoma reticulala BL Mus. bot. I. p. 239, foliis distinc-
tuis reticulatis. — Cl. blüme inter synn. nomina Herb. Reimv. lau-
«at: Volkameria inermis el Zaluzania indica.

Java, Sum at ra, in de wouden der bergstreken. — Ki te-
l°ug sund.

L0GAMACEA.E. 366 FAG1UE.V.

3. GeniOStoma montanum zoll . et mor . (Tab. XXXII errore //lan-
ceolatum" 1 inscript.). llami teretes glabri, folia elliptico-lanceolata acu-
minata basi attenuata glabra, superne repanda, 'ó — 44 poll. longa, veins
utrinque 5 — 7 subtus reticulatis, ehartaceo-membranacea, pedunculi
axillares solitarii (subtrinoro-umbellati zoll.) di-trichotomevecymo-
so-multiflori, densi, pubescentes, stricti, pedicelli bibracteolati.calycis
puberuli vel glabriusculi laciniae ovatae acutae brevissime ciliolatac,
corollae laciniae ciliolatae, faux villosa, capsulae obovatae apice de-
hiscentes, valvis styli parte residua mucronatis. Zoll. et Mor. Sysl.
Verz. p. 58. — Eorum sp. auth. non vidi, sed iiorsfieldii, diaguoa
congruum si verba excipias quibus infl. descripta est. Abauctoribus
cumG.lanceolato boj. et G. rupestri forst, comparatur. (Species «i-
stralasicaeultrocumuostrisindiciscomparandaesunt!) — A praece-
dente, cujus habitum prae se fert, raroulis semper glabris, inflorescentia
multo densiore et strictiore, multiflora, hirtello-pubera, fl.majoribm
eorumque indumento optime distincta. — Adjectum est in llcrb.
horsf. specimen paullo ablndens, foliis latioribus fere ovatis et infi.
glabriuscula, ])robabiliter varietas.

Java, op de bergen van het oostelijk gedeelte 2 — 7000', op den

Gedé, Poeloesari (zoll.), op den Gedé, Sello (horsf.), op den Diëng

(jun-gii.). — Toemon telongjav. (.iungh.), Kajoe tain ofltit

biroe sund. (horsf.).

Geiüostoma acuminatura wall. Fl. Ind. II. p. 316 est Oro-
phylli species.

Tribus III. Fagraeeae bestu. Ovarii loculi pluriovulati. FroctW
baccatus indehiscens. Semina aptera. — Apocyneis similes.

Vn. FAGRAEA thükb. Calycis 5-(raro6— 7-) partiti vel-fidi
laciniae obtusae imbricatae. Corollae infundibuliformis velhypoera-
terimorphae tubus totus anguste cylindricus vel superuc dilata us
limbi 5-raro 6 — 7-lobi laciniae aestivatione subcontorto-imbneatae.
S tami n a numero corollae laciniarum, tubo inserta,exserta, f il ame
t i s filiformibus, a n t h e r i s dorsifixis. O v a r i u m vulgo vix con
pletc, passim incomplete biloculare. Ovula super placentas crassa
geminatas (marginibus carpellorum involutis introflexis in axi s
contiguis bilobis reflexisque) plurima anatropa. Stylus filnormi
exsertus, stigmate depresso-capitato. Bacca globosa, ovoidea u.

fcöGANIACEAE. 367 FAGRAEA.

que elongata, placentis pulposis, semina plurima crustacea globoso-
sublunata,saepeangulata,papilloso-scabra. Embryi intra albumen
corneum exilis cotyledones brevissiraae obtusae. — Arbusculae imo
arbores vel saepius frutices scandentes, radicantes, glabri, petiolis
basi stipula biloba axillari adnata interpetiolari minus magisve juncta
inter se unitis, tbyrsis diversiformibus. — Genus moneute cel. ben-
tham omnino Gardeniae inter Rubiaceas analogum, praesertim Indiam
aquosam incolit. — Inflorescentia, inox corymbus, mox racemus, mox
umbella dicta, revera est definita, nunc e defmitis i. e. centrifugalibus
composita, mixta, quare cum indefinitarum inflorescentiarum specie-
bus ininime confundenda. — Stipula basi excavatae petioli tanquam
axillaris partim adnata cum oppositi folii stipula magis minusve
coalescit.lnncramidefoliati vulgo annulato-cicatrisati. — Quam ben-
THAMüS de plurimis speciebus conjungendis professus est conjecturam,
instituto multorum speciminum examine, comprobatam vidi.

Subgcnusl.Eufagraca. Corollaetubus superne dilatatusjimbi laciniis
obliquis. Filamenta haud alte exserta. Antherae supra basin sagittato-
bifidam dorsifixae. — Semina rotundato-sublunata, scabro-papillosa.

§ 1. Inflorescentia composita, pluri-multiflora, tbyrsus nunc racemi-
formis, paniculaeformis.

1. Fagraea VOlubilis ayall. Prutex, vulgo scandens, rami ramu-
lique cylindracei, folia petiolata (petioli \—\ poll), e basi acuta vel
rotundata ovali- vel ovato-oblonga acutiuscula, obtusa vel obtuso-
raro subacuto-apiculata, subcoriacea, costis utrinque 8—10 subtus
valide prominentibus, j — li-pedalia, supra nitida, subtus pallida,
marginibus vulgo leviter incurvula, thyrsus terminalis modice pedun-
culatus, vulgo elongatus, \ — 1 |-pedalis, erectus vel nutans, ramis bre-
vibus cymoso-floridis sursum decreseentibus fere racemiformis, flores
pollicares subalutacei, corollae tubus superne dilatatus intus lacteus,
limbus subinaequalis, (stamina 2 subbreviora?), baccae ellipsoideae
obtusiusculae. Fagraea volubilis Wall. in Roxb. Fl. Ind. II. p. 36.
DC. Prodr. IX. p. 30. — F. morindae folia BI. Rumphia IT. p.2>2,
tab. 73, fuf. 2 el tab. 79.(Kuhlia morindae folia Reinw. in Blumc
Bijdr. p. 777. Syllog. Plant. II. p. 7. — Kentia mor. Steud. No-
menu. cd. all. p. 845). — Fagraea appendiculala BI. Mus. bot.J.
}'■ 169 (specimen paullo minus vegetum). — Fagraea cuspidala ej.
Ie. p. 170 (spec. fructiferum foliis paullo angustioribus). — Fagraea

LOGANIACEAE. 368

FAGRAEA.

robusla ej\ l. c. el Rumphia ll.p. 32 varietatis titulo (specimen thyrao
elongatiore, luxurie florum, 3 — £ poll. long. insigne). Fagraea ra-
cemosa Jack. in Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. II. p. 35. — Stirpis late
diffusae numerosa in herbariis speciiniua diversis stationibus carpta
conspiciendo prae reliquis variabilis apparet; formarum autem haud
constans discrinien sed ex aetatis difterentia et stationis iudole repe-
tendum. — Folia siccata colore ex viridulo Üavicante, nunc leviter
undulata, vetustiora rugulosa. Flores passim 6 — 7-meri.

Over den geheelen Indischen Archipel tot op dePhilipp.
eilanden en in jNTieuw-Guinea verspreid. — Tjankoeda oetan of
T j. b a d a k, K i t j an ko e d a of M a n g o e 1 e w e n g sund.

2. Fagraea COarctata bl. Rami ramulique (baud cras^i t(
petioli semi- vix 1-pollicares, folia e basi acuta. elliptica, elliptico-
oblonga imo sublanceolata, acuta usque acuminata, coriacea vel sub-
coriacea, subtus pallidiora et distincte costulata, vulgo 4—8 poll.
louga, thyrsus terminalislonge pedunculatus racemiformis coarctatus
densiflorus, rhachi incrassata pedunculum aequante vel eo breviore
1 — 2-pollicari, ramulis 3 — 1-floris, flores circitermagnitudim
cedentis, corollac albidae vel pallideluteae tubus supra medium cam-
panulatus, limbus breviter 5-lobus, baccae ovoideo-globosae. Fagraea
coarctata Blume Rumphiall. p. 33. Mus. &o/.I./).170.— Fagraea
subreliculala ej. Mus. I. c. p. 171 (specim. costis magis perspicue
reticulatis). Praeeedenti specie adeo similis ut pro forma depaupe-
rata fere haberi posset, — Var. $. ligustrina (Fagraea ligusfa*
Blume Rumphia ll.p. 33. Mus.l.c.), forma parvifolia, foliis 5— '~-
pollicaribus, thjrsi ramulis 2 — 1-floris.

Nieuw-Guinea (zippel.). — Borneo (kortji.)- Java. -
/?. Molukken. Borneo. — Melingoeh jav.

3. Fagraea cordifolia bl. Rami ramulique praecedentis, foliabre-
vissime petiolata subsessilia, e basi cordata vel rotundata oblong»
acuta vel subacuminata coriacea, subtus pallida costulisque patenti-
bus distinctis ante marginem vulgo confluentibus perteusa, J— * r**
dem longa, thyrsus racemiformis terminalis longe pedunculatus ei
citer bipollicaris, rhachi incrassata, coarctatus, densiflorus, ramulu
iaferioribua 2 — 3-rarissime 7-floris, flores brevissime pedicellati, usque

LOGANIACEAE. 369 FAGRAEA.

1 i-pollicares, albidi, calycis laciniae (in sicco) patulae, Fagraea cor-
difolia Dlume Rumphia II. p. 33. Mus. bot. L p. 171. — Praece-
denti et F. volubili intime eognata, illi inflorescentia adeo siinilis ut
nisi folioruin forma probabiliter constans et sepala (saltetn in spec.
sicco) non appressa sed patuia obstarent, vix non conspecificam ha-

buissein.

Molukken. Borneo.

4. Fagraea latifoliaMiQ. Kamuli subteretes, folia breviter et crasse
petiolata, e basi rotundata ovata vel ovato-elliptica brevi-acuminata,
crasse coriacea, subtus pallida, costulise costauiedia valida utrinque
circiter 5 arcuato-adscendentibus parce laxeque venulosis, 9 — 7 poll.
longa, 5^-— 4 lata, thyrsus breviter pedunculatus terminalis, flores
in ramulis brevissiinis 3— 7-conferti, calycis laciniae coriaceae ro-
tundatae concavae, extremo margine extenuatae. A F. cordif. et F.
coarctata diflert foliis et inflorescentia.

• Sumatra, bij Sadjoendjoeng (teysm.). Kajoe obi mal.

§ 2. Inflorescentia pauciflora, ipsa vel ejus ramis cymoso-trifloris usque
unifloris.

f Folia distincte costulata vel venosa.

5. Fagraea fastigiata bl. Ramuli acute tetragoni, folia densa, e
petiolis anguste alatis cum basi laminae subcuneato-confluentibus
obverse vel fere obovato-oblonga acutiuscula, coriacea, costulis utrin-
que 4—5 erecto-patulis utrinque distinctis, 8 — 11 poll. longa, cy-
mae tres terminales corymboso-junctae,axibus acute tetragonis apice
brevi-trifidis, ramulis 2— 3-floris, flores brevi-pedicellati, albi ? (ex
alabastro). Fagraea fastigiata Blume Rumphia II. p. 30, tab. 76,
fuf. I. A. B. F. obovatae proxima. foliis majoribus, eorum petiolis
trigonis alulatisque, inflorescentia coarctata fastigiata, florumque co-
lore (ut videtur) di versa. — Huic proxima, nisi eadem, foliis brevius
petiolatis obtusioribus saltem discrepaus: Fagraea coromandelina
Ii. Wig ht Icon. IV. lab. 1316.

Java, in de wouden (bl.). — Lanoepa sund.

6. FagTaea Obovata WALL. Ramuli cylindracei vel subtetragoni,
petioli*— li-pollicares, folia densa, e basi magis minusve angustata

24
Flora van Ned. Indië. II.

LOGANIACEAE. 370

FAGRAEA.

obovata, obovato-oblonga, apice rotundata vel brevi-apiculata, crassc
coriacea, 4 — 7^-pollicaria raro majora, costis subtus pracsertim dis-
tinctis utrinque 3 — 5 adscendenti-patulis vix venosis, cyma terminalis
tritlora vel saepe tres (quarum laterales ex axillis foliorum supremo-
rum) triilorae corymbulum sistentes, corolla bipollicaris vel longior in-
fundibul iformis subaurantiaco-flavida, baccae 1 \ -pollicares, juniores
elongato-ovoideae rostratae, maturae crassiores subturbinato-ovoi-
deae rostellatae. Fagraea obovata Wall. in Roxb. Fl. Ind, 11.
p. 33. BI. Bijdr. p. 1021. Rumphia II. in lab. 75. — Fayraea
obovato-javana ej. Rumphia l. c. p. 29. Mus. bot. I. p. 164. — F.
Blumei Steud. NomencLed. alt. p. 624. BC. Prodr. IX. p. 30.—
F. malabarica R. wight et F. coromandelina ej. cum F. obovata, sal-
tem javanica, propter iblia et florurn colorern baud, uti bentham»»-
picatus est, conjungi possunt.

Voor-Indie. — Sunda-Archipel, inde wouden der berg-
streken; Singapore; Java (horsf.,bl.).— Bebeak smd. ofKi
min jak (jungh.).

7. Fagraea minor reinw. Rami ramulique teretes, folia modice
petiolata distantia, e basi vulgo rotundata ovato-elliptica acuta, supe-
riora fere ovata, carnosa, obsolete eostulata, majora (costulis cirevter
utrinque 5 aveniis) semipede subbreviora, thyrsulus terminalis ramis
oppositis raro bifloris vulgo unifloris racemiformis paucinorus, co-
rolla infundibulitbrmis albida extus dilute virescens, 2 1 -pollicaris
(odorata), stamina limbum aequantia. Fagraea minor Reinu'. W
BI Bijdr. p. 1021. Rumphia II. p. 27, tab. 73, fig. 1. Mus. Mi
Lp. 766. BC. Prodr. L c. p. 30.

Molukken (reinwardt). — Mengando mal.

8. Fagraea Leschenaultii bl. Rumphia II. p. 30. Mus. I c. fo-

liis obovato-oblongis obtusissimis obsolete transverse venosis, 5 pol •
longis, 2 latis, corollfl, 2^-pollicariflava, bacca majuscula 4-pollicar 1 -
Ex icone definita, mihi incognita. — ava. (leschenault).

9. Fagraea zeylanica thvjnb. Kami subtetragoni, folia obovato-
oblonga apice rotundata, basi in petiolum attenuata, crasse conrtC ^
semipede passim longiora, obsolete eostulata, cymae terminales trinaai
triflorae corymbose confertae, corollae 4-pollicavis tubus elongatus su-

LUGANIACEAE. 371

FAGRAEA.

perne dilatalus. Thunb. Nov. Gen. II. p. 35. Act. Ilolm.l182,tab.4.
lil. Rumphia II. p. 20, lab. 78, flg. 2 B.C.D. — DC. Prodr. l.c. —■
Willughbeia Spreng. Sysl. I. p. 672.
Cey Ion.

10. Fagraea OXyphylIa miq. Rami rainulique tenuiusculi teretes,
petioli circiter pollicares, folia subdensa, e basi acutti vel cuneata, el-
liptica, oblonga, rarius sublaiiceolata, abrupte acuminata, coriacea, cir-
citer 2— 5 poll. longa, costulis subpatulis tenuibus tarnen distinctis,
haud manifesto venulosis, cyma terminalis triiida triflora vel unifiora
vel tres coryrabose confertae, corolla flavescens (odorata) infundibu-
liformis, tripollicaris, baccae obovoideo-globosae, 1 \ poll. crassae, 2
longae, abrupte acute longe rostratae, calyce aucto lenticelloso inses-
sae,caesiaeviridulo-maculatae. Fagraea lanceolata BI. Bijdr.p. 1021.
Rumphia II. p. 31, tab. 77. DC. I c. p. 29, — - F. congesta BI.
Mus. bot.I.p. 168,— Fagraea fuscescens BL Mus. I. c. manifesto in
unam liane speciein conjungendae, cui illorum nominum nullum ser-
vare potui, quura folia rarius saltem lanceolata sed in universum
potius elliptica deprehendantur, congesta vero inflorescentia passim
saltem cymis numerosioribus conflata adsit, et fuscescens color in spe-
ciminibus junioribus haud feliciter siccatis tantum exoriatur, quem
tune etiam non raro subrubellum cum fusco variegatum appellare
oporteret. Aflhris est F. obovatae, sed statura tenerior etfoliorum costu-
laemagisobtectae. — Arbor est saepe satis alta floribus flavis, Martii
et Apriliefformatis, teste cel. junghuhn in altioribus montium regio-
mbus saepe gregaria, sylvam fere formans, nee frutex parasitans albi-
norus, qualem cl. blume olim, neque //fi. albis dein flavis" qualem
postea descripserit,

Java (bl.). Sumatra, in de wouden der bergstreken, dikwijls
op oude boomstammen (?) (korth.). — Ki terong sund, op Java.

11, Fagraea auriculata jack. Bamuli crassi obtuse tetragoni, pe-
tioli validi lamina decurrente subalulati, ima basi auriculis semior-
bicularibus stipulaceis aueti, J— 1 poll. longi, folia cuneato-oblonga
acutmscula vel obtusata, crasse coriacea, 5—6 poll. longa, costk crassa
versus basin subtus acutd, costulis distantibus semi-obtectis, fïores
ohtani vel term tcrminales, corollae albido-flavescentis (matutmo
tempore albidae sed vespertino ftavescentis odoratissimae) tubus sur-

24*

LOGANIACEAE. 372 FAGRAM

sum campanulato-dilatatus, limbi 5-lobi patentis 6 — 7 poll. lati la-
ciniae rotundatae inaequales, baccae calyce aucto basi bracteolis trian-
gularibus acutis 2 instructo suffultae ellipsoideae rostrato-acutatae
4-pollicares, flavo-virides, maturae fuscescentes, pseudo-4-loculares,
demum irregulariter 4-valves. Fagraea auriculata Jack Mal. Mit-
cell. II. 7,p. 82. Wall. in Roxb. Fl. Ind. II. p. 34. Wall. PI.
as. rar. III. p. 16, tab. 220. BI. Bijdr. p. 1020. Rumphia II.
p. 26, tab. 72. Mus. bot. I. p. 165. Hassk.in Flor. bot. Zeil. I
p. 246. BC. Prodr. IX. p. 29. — Willughbeia auriculata Spreng.
Syst. Veg. Cur. post. p. 71. — Valli-Madagam Rheed. Hort. Mal.
Til. p. 89, tab. 47. — Arbuscula.

Voor-Indië, kust van Malabar enz. Sunda-Archipel, Su-
matra, Java enz. Wordt op Java wegens de schoonheid der bloe-
men in de nabijheid der huizen geplant. — Ki terong badak smul.

12. Fagraea imperialis miq. Ramuli crassissimi angulati, petioli
semitereti-trigoni ima basi utrinque auriculis crassis rotundatis aucti
(accedente insuper ad extrorsum auriculae latus cauli adnata parvu-
la auricula margine tenui ad petioli axillam continuata), folia cq-
neato-obovato-oblonga, acutiuscula, crassissime rigideque coriacea,
8 — 15 poll. longa, costa crassa subtus praesertim versus basincari-
nata costulas circiter 7 utrinque exserente, flos termiualis solitarius
brevi-pedunculatus (pedunculo crasso medio bracteis 2 oppositis ova-
tis obtusis instructo), calyx basi bracteolis quaternis subrotundatis
magnis eum { aequantibus (2 interioribus quam 2 ext. paullo majo-
ribus) involucratus, postanthesin 2£poll.altus,5-partitus,laciniisro-
tundatis coriaceo- crassis margine scariosis. — Habitus omnino f.
auriculatae, sed florum qui probabiliter majores (corollara non vidi)
involucro cum calycis lobis polysepalum calycem aemulante, valde
insignis species.

Sumatra, aan de kust bij Siboga (teysmann). Poeleh mal.

13. Fagraea truncata bl. Ramuli crassi subcylindracei?, petioli
longiusculi (1-1J po]].) haud auriculati (basi stipulacea brevi trun-
cata), folia cuneato- vel obverse elliptico-oblonga breviter subacute
apiculata, camoso-coriacea, costulis 6 — 7 utrinque subpatulis sub-
obtectis, 8—11 poll. longa, pedunculi terminales trifidi, baccae ovoi-

LüGAMACEAE. 373 FAGRAEA-

deae. Fagraea truncala Blume Mus. bot.I.p. 165. — F. auriculatae
arcte cognata, auriculis deficieutibus ut videtur distiucta, sed speci-
men val de incompletum. — n Fruticein pseudoparasiticum" proba-
biliter ex analogia computatcl. blume, in inventaris schedula hac de
re nil adnotatum est.

Celebes, iu de wouden van Tondano, Aug. (forsten).

ff Folia saltem subtus ecostulata et avenia, raroin sicco subvenosa.

3 4. Fagraea crassifolia bl. Petioli fere pollicares, folia (subdensa)
e basi acuta vel cuneata obovata vel obovato-oblonga, brevi subacute
ex apice rotundato apiculata, crasse coriacea, marginibus (in sicco)
leviter revolutis, costa supra sulcata, subtus prominente, utrinque
avenia, 3 — 5 raro 6 poll. longa, cyma terminalis brevi-pedunculata
o — 5-flora, tlores albi, baccae globoso-ovoideae, crasso-rostratae. Fa-
graea crassifolia Blume Rumphia II. p. 31, tab. 78, fig. 1. A. —
Mus. bot. I. e. p. 166. DC. Prodr. I. c. p. 30. — Fagraea celebica
BL Mus bol. I. p. 167 (rainus foliis majusculis, cymanuncuniflora).
Habitus F. obovatae. — Folia siccata in hac et plerisque seqq. sub-
llavescentia.

Java, Sumatra. Celebes, in de wouden van Tondano.

15. Fagraea monantha miq. Eamuli crassi obtuso-tetragoni, folia
densa brevi-petiolata (petioli crassi antice sulcati, circiter semipolli-
cares),e basi brevi-acutü, vel obtusa oblonga, elliptico- vel subobovato-
oblonga abrupte breviter acute vulgo oblique cuspidulata, crassissime
coriacea, praeter costam subtus carinatam avenia, marginibus in sicco
revolutis, 6 — 2^ poll. longa, flos in ramuli siuguli apice solitarius ses-
silis, calycis basi ima minute bibracteolati \\ poll. longi 5-fidi la-
ciniae 3 cxt. ovato-oblongae obtusae superne coloratae, rubellae?,
2 interioribus crassiores, corollae alabastrum calyce jam duplo lon-
gius cylindricum obtusum.

Sumatra, aan de kust van Siboga (tewsm.w).

16. Fagraea tubulosa bl. Hami ramulique teretes; petioli 1- — 1£
poll. lougi, folia e basi acuta oblonga, nunc fere lanceolata, alia magis
elliptica, vulgo acumme angusto longo abrupte terminata, herbaceo-
carnosa, subtus nunc ecostulata, nunc costulis tenuibus vix non plane

L06ANIACEAE. 874

FAGRAEA.

indistinctis, 4 — 9 poll. longa, flores terininales solitarii velcymoso-
fasciculato-pauci, calycis inaequaliter 5-fidi laciniae 2 exteriores latio-
res, bracteolis 2 alternae, corollae hypocraterimorphae quadri-polK-
caris luteo-albae tubus longissimus, ad faucem paullo dilatatus, limbi
laciniae semipollicares. Fagraea tubuïosa Bl. Mus. bot. l.p. 107.
loliis I\ rostratae accedit, sed floris indole sequenti adeo videturcog-
nata, ut nisi gravius foliorum (in hoc genere licet ludentium) obstaret
discrimen, conspecifica fere haberi possct.

Sumatra, in de wouden der bergstreken (praetorius).

17. Fagraea camosa jack. Rami teretes, folia petiolata subro-
tundo-ovata mucronata carnosa margine reflexa, flores terminal
litarii subsessiles, corollae sordide luteo-albidae tubus 4-pollicari»,
stigma 4-lobum (?), bacca magnitudine ovi parvi. Jack. in 1
Comp. I. p. 254. DC. Prodr. I. c. p. 30. — Nondum vidi.

Suinatra, bij Benkoelen (jack),

18. Fagraea rostrata bl. Eamuli teretes vel obtuso-tetragoni (in
sicco fuscescentes), petioli 1 — 1 poll. longi, folia e basi acuta vel
attenuata lanceolato- vel elliptico-oblonga acuminata carnosa, costa
subtus rotundato-prominente, avenia vel (siccata) obsoletissime vc-
nulosa, 4 — 9 poll. longa, rnarginibus passim revoluta, cyma termi-
nalis 3 — 5-flora, flores probabiliter magni. Fagraea roslrala Blwnc
Mus. bot. I. p. 168. — F. splendens ej. I. c. — Folia siccata sor-
dide subfuscescentia.

Nieuw-Guinea (zippel.). — Borneo (korth.).

19. Fagraea malabarica k. wight. icon. iv. tab. 1317. Bi. Ru*r*>

H. p. 29 {Rheed. Hort. Mal. IV. tab. 58). Folia subdensa, longms-
cule petiolata, e basi cuneata. obovato-oblonga acute subapiculata, crass*
avenia, 3 — 10 poll. longa, petioli exalati, pedunculi superne conferti
petiolo longiores, circiter 5, singuli trifiori, corollae 2\ poll. _ loogae
albae? tubus inferne angustus, superne dilatatus, genitalia circiter co-
rollae longitudine. — Prope F. rostratam pertinere videtur, sed certe
distin cta.

Ma lab ar (riieede, wight).

20. Fagraea litoralis bl. Rami teretiusculi, petioli 1— 1 F 11 *
longi, folia snbdistantia, e basi acutA vulgo lato-clliptica vel fercob-

LOGANIACEAE. 375 PAGRAEA.

ovata acuta vel subacuminata, carnosula, subtus avenia, supra obsolete
costulato-venosa, magnitudine valde variantia, 7 — 3 poll. longa, cyma
terminalis sessilis vulgo 3 — 5-flora, calyx fructiger basi saepe lenti-
cellosus, corolla infundibuliformis alba bipollicaris, bacca junior elon-
gata angustata, matura subturbinato-globosa, 1 {-poll. crassa, abrupte
enspidata. Fagraea Utoralis Bl. Bijdr. p. 1021. Bumphiall.p.28,
tab. 74. DC. I. c. p. 30. — Fagraea amboinensis BI. Mus. bot. I. c.
p. 166. (Var. tilulo in Bumphia l. c. p. 28). — Fagraea Forstcnii
BI. Mus. I. c. specimen foliis angustioribus. — Polia siccata flavo-
virentia. — Characteres difï'. a cl. blume e baccis derivati propter
earum pro aetatis discrimine formam diversam fallaces.

Sunda-Arcliipel, in de kustwouden. — Java, in Samarang
(üorsf.). Noesa Kambangan. Celebes. Molukken. — Ki
terong sund. op Java (jungh.). — Kepitoe (horsf.).

21. Fagraea heterophylla bl. Polia petiolataoblongavellaneeo-
lata vel obovata aut spathulata, acuta vel breviter apiculata vel ob-
tusa, basi angustata, margine revoluta, coriacea rigida avenia, 2 — 5
poll. longa, siccata semipellucida et cerina, cyma terminalis triflora,
calycis basis pentagona, baccae pollicares ovoideae crasso-mucronatae.
Bl. Mus. bot. I. p. 168. Nondum vidi. Videtur praecedentis forma.

Borneo (korthals).

22. Fagraea plumeriaeflora alph. bc. Pmdr. ix. p. 29. Petioii

15 lin. longi, folia obovata vel elliptica, 9—12 poll. longa, brevi-aeu-
rainata avenia, pedunculi terminales triflori petiolo subaequales, corollae
tubus calycesublongior, 15 lin. aequans, laciniae obovatae tubo subbrevio-
res. Nondum vidi. — Philippijns cbe eilanden (cuming n. 838).

Subgenus II. Cyrlophyllum Reinw. (genus in Bl. Bijdr. p. 1022).
Inflorescentia thyrsoideo-corymbosa, raultiilora. Flores minores, calyce
brevi. Corollae infundibuliformis tubus calyce vulgo longior. Stamina
altlus exserta. Semina angulata, rugoso-scabra. — Vix non genus, si
habitum et seminum formam respicias.

23. Fagraea fragrans roxb. Arborescens, rami ramulique cylin-
drici, folia petiolata oblongo-lanceolata vel knceolata obtuse acumi-
nata, rarissime e basi brevi-cuneata, fere elliptica, coriacea, 3- fere 5
poll. longa, obsolete venoso-costulata (8 costulae utrinque), thyrsi
corymbiformes tricliotomi terminales et supeme axillares, corollae

LOGANIACEAE. 376 FAGHAEA.

infundibuliformis fiavido-albicautis (fragraiitis) tubus obconicus lim-
bo paullo longior, laciniae ovato-oblongae obtusae, baccae pisi inole
globosae basi styli mucronatae aurantiacae. Fagraea fragrans Iioxb.
Fl. Ind. ed, Wall. II. p. 32, ed. post. I. p. 461. — Fagraea pe-
regrina BI. Rumphia II. p. 34, tab. 80. Mus. bot. I. p. 172. —
Cyrlophyllum peregrinum Reinw. in Bl.Cat.Bnilenz.pA4. Bijdr.
p. 1023. Syll. Plant. II. p. 8. Z>C. Pm/r. IX. p. 81. — 0. /'ra-
#ra«s Z).C. /. c. Arbor 30-pedalis.

Molukken, vandaar in China ingevoerd. Java, in de tuinen
gekweekt, ook in Poeloe Pinang enz. — Ki badak sund.

24. Fagraea? lanceolata wall. Folia lanceolata utrinque acu-
minata plana, 3 poll. longa, 7 — 9 — 12 lin. lata, pedunculi axillares
sesquipollicares trifidi triflori. Fagraea lanceolata Wall. n. 1599.
Cyrlophyllum ? lanceolatum BC. Prodr. IX. p. 31. — Non vidi.
Anne potius Eufagraea ?

Poeloe Pinang.

25. Fagraea elliptica roxb. Arboresceiis, petioli pollice brevic-
res, folia e basi attenuata vel acuta elliptico-lanceolata abrupte acute
acuminata, coriacea, transverse venulosa, 3 — 6 poll. longa, thvrsi co-
rymbiforines terminales et axillares trichotomi raultiflori, corollae
hypocraterimorphae semipollicaris albidae (Jasmini odoris) tubus
gracilis teres limbo duplo longior, limbi laciniae aequales oblougae
apice rotundatae, baccae pisi minoris mole globosae aurantiacae. Fa-
graea elliptica Roxb. in Flor. Ind. ed. Wall. II. />.32. — Fagraea
speciosa Blume Rumphia II. p. 35, tab. 81. — Cyrlophyllum spe-
ciosum BI. Bijdr. p. 1022. BC. Prodr. I. c. p. 31.

Molukken (roxb.). Java, in de wouden der bergstreken. —
Ki minjak sund.

26. Fagraea valida miq. Eamuli laeves validi, petioli basimem-
brana interjecta juncti,folia e basi acuta oblongo-elliptica abrupte acute
cuspidulata, crassissima, supra laevianitida,subtusvenis 7— 8 utrin-
que subobtectis, siccata asperulo-punctata, 8 — 5 poll. longa, thyrsus
corymbosus terminalis bifoliolatus, divaricatus, multiflorus, calycis
laciniae ovatae obtusiusculae inaequales margine pallidae quaedam

LOGANIACEAE. .377 FAGRAEA.

ad lentem denticulatae, corollae tubus brevis calycem non excedens,
laciniae elliptico-oblongae obtusae apice subincurvulae tubo sublon-
giores, genitalia exserta, stigma capitatum. Fagraea valida Miq. in
PI. Jungh. ined. — Praecedenti omnino affinis sed foliis inajoribus
crassis et corollae tubo brevi satis distincta est. — Frutex 10 — 20-
pedalis.

Sumatra, in de wouden tusschen Panoadjih en Hoeta tinggi, Nov.
(junghühn).

27. Fagraea SUmatrana miq. Glabra, ramis subteretibus, folia
distantia modice petiolata, e basi subacuta vel acuta elliptico-oblonga
acuta vel obtusa, crasse coriaeea, costa utrinque (subtus acute) pro-
minente, venis costalibus supra subdistinctis utrinque 12 — löpatu-
lis, subtus obtectis vel sulco obsoleto indicatis, 5 poll. circiter longa,
thyrsus corymbosus a basi trifidus (vel 3 in vcrtice rami consociati)
opposite ramosus subfastigiatus, calycis laciniae in fructu obovatae
apice rotundato subciliato-erosae. — Praecedenti et sequenti affinis.

Sumatra, bij Pajakombo (teysm.). — Kajoe sabo mal.

28. Fagraea picrophloea bl. Arbuscula, folia petiolata, e basi
acuta ovalia apice rotundata vel retusa, sicca supra veimlosa costa
leviter prominula, subtus avenia pallida, costa valide prominente, 4-
fere 7 poll. longa, suprema multo minora fere spathulata, thyrsus

corymbiformis supradecompositus, corolla baccae globosae pisi

minoris mole. Fagraea Picrophloea Bl. Rumphia II. p. b6 inadn.
Mus. bot. I. p. 172. — Picrophloeus javanensis BL Bijdr.p. 1019.
BC. Prodr. IX. p. 32.

Java, en andere Sunda-eilanden in de wouden der bergstreken
(blume).

29. Fagraea? KimangU bl. Arbor mediocris, ramuli teretes crassi,
petioli 1 — IJ- poll. longi ecanaliculati, folia e basi acuta\ vel atte-
nuata elliptica acuminata, 7 — 9 poll. longa, venis costalibus paten-
tibus numerosis tenuibus subtus distinctis, ad marginem subunitis,
flores.... Bl. in Mus. bol. I. p. 173. — Habitu heterogenea.

Java, in de bergstreken (reinwardt). — Ki mangoe of Ki
mangle.

LOGANIACEAE. 378 STRYCILNus.

VTII. STBYCHNOS linn. Calyx inferus 5-merus. Corolla
bypocraterimorpha vel tubo brcviore infundibuliformis, fauce nuda
vel barbata, limbus 5-lobus aestivatione valvata,. Stamina 5 fauci
inserta, filamentis brevissimis, antheris subexsertis. Ovarium
liberum biloculare, stylo filiformi, stigmate capitato iiitcro vel
obsolete bilobo. Ovula super placentas carnosas septo utrinque ad-
natas plurima campylotropa. Bacca corticata poly- vel mouospenna.
Semina in pulpa nidulantia discoideo-compressa umbilico vcntrali,
testa fibrosa, al b urnen cartilagineum subbilamellatum, basi em-
bryo n rectum breve cotyledonibus foliaceis includens. — ■ Ar-
bores vel frutices saepius scaudentes, tropicas plagas utriusque orbis
inliabitantes, foliis 3 — 5-nerviis, folio altero saepius abortivo cir-
rhum axillarem exserente vel axillis aliorum spina recta auctis, in-
Horescentiis axillaribus et termiualibus thyrsoideo-corymboyis, il.
albidis vel viridulis, vulgo odoratis.

1. StrychüOS nux-vomica linn. Arborea, vulgo inermis et ecir-
rhosa, folia ovata obtusa vel acuta tripli- vel quintuplinerviaglaber-
rima, thyrsi corymbiformes terminales, calyx breviter 5-dentatus, co-
rolla intus glabra, bacca globosa polysperma, corticata, junior viridi-
llava, matura fusco-rubra, seminum testa griseo-cinerea subsericca.
Slrychnos nux-vomica Linn. Spec. p. 271. Roxb. PI. Corom. \. p.
8, tab. 4. Gaerln. de fr. et sem. I. Supplem. lab. 179, fig. 7. —
Ilayne Arz. Gew. I, tab. 17. BC. Prodr. IX. ;;. 15. Rheede Hort.
Mal. I. p. 67, lab. 37. — Forma (|3 depauperata) haud raro ramis
apice spinescentibus, foliis plerisque ellipticis obtusis, basi acui
attenuatis, trinerviis, bacca minore; in universum stirps depauperata:
Slrychnos colubrina Wicjht Icon. II. tab. 4Se.Zippel.hcrl>. Span»"
yhe in Linnaed XV. p. 325. — Slr. ligustrina BI. Rumphia Lp»
68, lab. 35 excl. syn. Rumph. — Nux-vomica minor molm
lign. colubr. officin. Paul. IJerm. Parad. Balav. Prodr. F

Voor-Indië, kust van Malabar, Coromandel, Sunda-Ai-
chipel.(Molukken?). Oost- Java. — /?. In Blambangan (iiorsp.)-
Bidara patis sund.

2. StrychüOS potatorum linn. fd. Arborea. inermis, ecirrhosa, foüa
brevissime petiolata elliptica acuta glabra membranacea quintuplinervia,
thyrsuli corymbosi basi ramosi oppositi quasi verticillati, folio brevio-

LOÜANIACEAE. 379 STRYCHNOS.

res, corolla intus hirsuta, bacca monosperma globosa nigrescens semi-
pollicaris. Strychnos polalorum L'tnn. fd. Suppl. pi. p. 183. Roxb. PI.
Corom. I. p. 9, tab. 3. Ft. Ind. cd. Wall. II. p. 203. — Wall. Cal.
n. 1585. BC. I. c. — Strychnos Tetan-Katla Retz. Obscrv. II. p. 12.
Gartn de fr. et sem. II. p. 4-77, tab. 179.

Co roman del, in de bergstreken, Madras; op vele plaatsen van
Indië en op Madagascar gekweekt. — De vrucht wordtin Indië
gebruikt om het onzuivere water drinkbaar te maken, bekend onder
den naam Tetan-Katta of Clearing nut der Engelsoheo.

3. Strychnos malaccensis bestu. Species indescripta, Str. colu-
brinae proxima.

4. Strychnos Horsfieldiana miq. Arborescens, ecirrhosa (inermis ?),

folia breviter petiolata, e basi acuta vel cuneata elliptica, pleraque
elliptico- vel sublanceolato-oblonga attenuato-acuminata, vetustiora
subcoriacea, 3 ' — 2 poll. longa, triplinervia, fere aveuia, vetustiora
subtus laxe venulosa, in nervis subtus, cum petiolo et costa supra
versus basin atque cum ramulis obtuse tetragonis pube subtilissima
sericeo-inspersa, cyrnae umbelliformes brevi-pedunculatae appresse
puberae, bracteae ovatae acutae, superiores obtusae, calycis laciniac
lato-ovatae acutiusculae subpuberae ciliolatae, corolla infuudibulifor-
mis. — In unico ramulo internodium uimui squamis 2 ojipositis
linearibus perulaceis instructum vidi.
Java, in Patjitan (horsf.).

5. Strychnos COlubrïna linn. Caulis sarmentosus inermis, cirrhi sim-
plices laterales solitarii, folia elliptica vel oblonga obtusiuscule acumi-
nata triplinervia glabra, thyrsuli corymbosi terminales pauciflori, baccae
globosae 2 — 12-spermae, bipollicares flavo virides dein fuscae. Linn. Spec.
p. 271. Wall. Fl. Ind. II. p. 26L. BI. Rumph. I. p. 70. ÜC. Prodr.
IX. p. 14. Madira Caniram Rheed. Hort. Mal. VIII. tab. 24 (upud
linn, perperam VII. tab. 5). — ? Solanum arborescens indicum, foliis
Napacac major. Breyn. Prodr. II. p. 98. — A Str. nuce-vomica cirrbis
jam differt.

Voor-Indië. Mal a bar. — Volgens vroegere schrijvers (doch
twijfelachtig) ook op sommige Sunda-eilanden.

6. Strychnos minor bl. /. c. I. p. 70. Caulis sarmentosus inermis,
cirrhi simplices axillares oppositi aut solitarii recti aut recurvi, folia
ovata acuta mucronata 3-pli 5-pli vel tri-nervia, in costa subtus pu-
bescentia, thyrsuli corymbosi terminales, baccae 2 — 4-spermae. Tsjeru-
Kativalli Caniram Rhèed. Hort. Mal. VII. tab. 5. — Species adhuc A '

Van deze en andere soorten, ook van Str. nux-vomica, woi

dubia.
ordt het

LOGANIACEAE. 380 STRïlh.NOS.

vroeger gebruikelijke Lignum cnlubrinum officinalc en L. c. peregnmtm
(liet hout der wortels) verzameld.

7. StrychnOS muricata kostel. Arbor,corticelaevicinereo,radi-
cis rufo, folia decussato-opposita modice petiolata elliptica vel ovato-
elliptica acuta vel obtusiuscula bipollicaria, trinervia, firmula, con-
colora, fructus saepe gemini vel terni termiuales globosiapiculobre-
vi duro, in superficie acute verrucosi, obscure lutei, serius obscuro-
fusci, 1 — 3-spermi. Lignum colubrinum Rumph. llerb. Amb. II.
p. 121, lab. 38. (Slrychnos colubrina Willd. et Str.ligutlrina lil.
quoad hoc syn.). — Slr. muricala Koste/els/c. Pharm. Bot.

Mo luk ken, eiland Rotti, Timor enz. (rumph.). — Kajoe
o el ar mal.

8. StrychnOS OValifolia yvall. Scandens? glabra, inermis uir-
rbosa, folia brevi-petiolata e basi cuueata elliptica acuminata tripli-
nervia reticulato-venosa 4 poll. longa, thyrsi corymbiformesaxillans
apice pubescentes folio triplo breviores, corollae tubus caljce brevi
obtuse 5-lobo parum longior. Slrychnos ovalifolia Wall. «. 159E.
DC. Prodr. IX. p. 13. — Non vidi.

Poeloe Pinang (wallicii).

9. StrychnOS Tieute lesciien. Alte scandens, inermis, folia e basi
acuta elliptica vel oblonga abrupte acuminata, trinervia vel potius
paullo supra basin triplinervia, glabra, 2 1 — 3| — 4| poll. longa, char-
taceo-membranacea nitidula, subtus transverse reticulato-venulosa,
cirrbi superne incrassati, tbyrsi corymbiformes axillares pedimculati
trichotomi folio triplo fere breviores, corollae albae faux nuda, baccae
globosae polyspermae rubrae bipollicares. Slrychnos Tieute Leschc-
nault Ann. du Mus. XVI. p. 479, tab. 23. BI. Rumphia 1. />■ 67,
lab. 24. DC. Prodr. IX. p. 13. — Tshettik Horsf. in Ycrh. Bm-
Genootsch. Vol. VIL Eadix lignosa, brachii infantis crassitie, cor
tice tenui rufescente. — In spec. horsf. sterilibus folia vulgo ma-
jora quam quae cl. blume delineavit.

Java, vooral in de provincie Banjoewangi en Passaroean, in «
digte wouden, zeldzamer in Wcst-Java, bijv. in Bantam, bij Ha-
riang. — Tjettek jav., Pokroe in West- Java.

In de scbors der wortel ook, maar waarschijnlijk in geringer hoe-

LOGANIACEAE. 381 GAERTNERA.

veelheid in den stengel, huisvest het hevige vergift, hetwelk door
uitkooking verkregen, onder den naam van Oepas Tjettek als
pijlgift in den Sunda-Archipel gebruikt wordt en het Oepas Antjar
(van Antiaris toxicaria) in hevigheid overtreft, zoo als reeds rumphius
[Ilerb. Amb. II. p. 265) deed opmerken. Lesciienault, horsfield
en blume deelen t. a. p. nadere berigten en beschrijvingen van de
hevige uitwerksels mede. Terwijl ook de pijlgiften in Zuid-Amerika
van Strychnos-soorten bereid worden en eigenaardige alcaloiden de
oorzaak van hunne werking zijn, mag men ook in dit gewas eene
soortgelijke zelfstandigheid onderstellen.

10. StrychnoS monosperma miq. Caulis scandens, cirrhi axillares
iudivisi apice incrassati, folia oblongo-lanceolata acuminata tripli-
nervia glabra, cymae axillares et terminales, bacca ovalis 1-sperma,
Sirychnos axillaris BI. Bijdr. p. 1019 {excl.syn. Colebr.in Trans.
Soc. Linn. Lond, XIV.;?. 356, tab. 15.)

Noesa Kambangan, in de wouden (bl.).

Ignatia amara linn. fii Suppl pi. p. 149, hactenus in omni sys-
temate botanico repetita, docente cl. bentham (1. c.) e fructu cujus-
dam Strychni nondum satis cognitae, nomine Fabae Sf. Ignalii in
Pharmacopoliis obvio, ex insulis Philippinis advecto, et ex floribus
stirpis plane alienae, scil. Eubiaceae gujanensis, exstructa, ideo tan-
quam genus expungenda est.

Tribus IV. Gaertnereae benth. Ovula in loculis solitaria, ra-
nus gemina collateralia. Bacca vulgo disperma. — Coffeaceis inter
Rubiaceas perquam affines.

IX. GAERTNERA lam. Calycis tubus campanulatus vel brevi-
turbinatus, liber, limbus repandule brevi 5-dentulus, dein late cu-
pulatus persistens. Corollae infundibuliformis tubus ad anthe-
rarum insertionem intus saepe barbatus, limbi 5-ildi laciniae aesti-
vahone valvatae. Stamina 5, fauci inserta, filamentis brevibus,
antheris erectis lineari-oblongis inclusis vel exsertis. Ovarium
calyce nna basi subaccretum, truncatum,biloculare,biovulatum,ovu-
lis e basi loculorum. Stylus filiformis, stigmate bifido. Bacca
rn 'yce libero suffulta sicca crustacea, dicocca. Se mi na in loculis

LOGAMACEAE. 382 „.„

GAERTH1U,

aolitaria erecta plano-convexn, albumine corneo, embryo exili
prope hilum incluso. — Frutices mascarlieni et indici, stipulis intec
pctiolaribus vaginantibus tubulosis, thyrsis paniculatis terminahbai,
babitu Psychotriae vel Chasaliae exacte aemuli, vix nisi floribus in-
feris discriininati.

1. Gaertnera Koenigii km>i. Frutex, folia obovato-oblonga vel

elliptica acuta vel acuminata, coriacea,penuinervia; vagina stipolui
utrinque bidentata hinc fissa; thyrsus paniculacformis puberuluspe-
duiiculatus, foliis brevior vel subaequalis: corollae tubus calycem sub-
duplo excedens ; autherae exsertae, brevi-filamentatac, stylus pulxs-
een?. Sykcsia Koenigii W. Am. in Nov. Act. Nat. Cur. XVII I.
p. 351. DC. Prodr. IX. p. 35. — Psychotria vaginans DC. Prodr,
IV. p. 520. Wight et Am. Prodr. I. p. 434. — Gaertnera Koenigii
Endl. Gen. pi. p. 577. Wight Icon. IV. tab. 1318. BI Mus. bol.
I. p. 174. — Ophioxylon arboreum Koenig. in Ilerb. Royen. —
Bondeletia asiatiea (non Linn.) Ilerb. Royen.

Ceylon.

Var. (3. Multicoslulata (an species ?), a stirpe ceylonensi diflèri
foliorum angustiorum costulis numerosioribus utrinque 15— 20, te-
nuioribus aliis interjectis. — Stipularumvaginaecoriaceaecxtusgla-
brae, laxae, uno latere fissaealterosubbidentatae,iiilloresceiitiaadhuc
parum efformata, puberuia.

Java, op den Pengalengan 4000' (jungh.).

2. Gaertnera Zollingeriana miq. Rainuli glabri, vagina stipularis
arctissima apice utrinque seta brevissiina liueari ciliata (exceptê exi-
lissima una alterave seta hic illic obvia) terminata, folia e basi acuta
anguste sublanceolato-oblonga acute acuminata coriacea glabra, 10—
12 utrinque costulis distinctioribus, 8 — 6 poll. longa, thyrsus pa-
niculatus terminalis sessilis cum calyce et corolla extus pulverulento-
puberus, bracteae ovatae acutae ciliolatae, calycis limbus truucatus
(denticulis exilissimis non nisi sub lente manifestis), corollae tubus
iutus liirsutus, stylus glabriusculus. — //Arbuscula floribus albis."
Stipulae infra petiolum subcontinuae.

S urn at ra, in de wouden tusschen Tarabangi en Mengala der pro-
vincie Lampong (zoll. n. 3051). Sesaloeng bod as mal {■)•

LOGANIACEAE. 383 GARDNERIA.

3. Gaertnera Junghuhniana miq. Ramuli obtuso-tctragoni, vagina

stipularis pallida utrinquc unisetula, fo]ia breviter petiolata, e basi
acuta lanceolata vel oblongo-lanceolata acuminata, pergamacea, gla-
bra, subtus pallidiora, costulis 5 — 7 utrinque patulo-ercctis in axillis
puberis, 4 — 5 poll. longa, thyrsus terminalis pyramidatus opposite
ramosus nunc subcompositus, ramis apice cymoso-floriferis, flores
saepe terni, calyx subtruncatus, bacca di- vel abortu mono-cocca ca-
lyce explanato suflulta. Gaertnera Jungh. Miq. PI. Jungh. ined.

Sumatra, op het hoogvlak van Sipirok, JNTov. (jungh.), bijPaja-
kombo (teysm.). — Sikeh sikeh roe mbo mal.

X. GARDNERIA wall. Calyx minutus cupuliformis 4— 5-denta-
tus, persistens. Corolla rotata 4 — 5-partita,faucenuda, laciniis ovatis
crasse coriaceis aestivatione valvatis. Antherae 4 — 5 fauci insertae
subsessües liberae vel subcoalitae. Ovarium liberum ovoideum bilo-
culare, loculis uni- vel bi-ovulatis, o vu lis septo medio insertis. Sty-
lus flliformis, antheris brevior, stigma te obscure bilobo. Bacca
globoso-subdepressa, styli basi persistente aucta, bilocularis di- vel
tetrasperma. Semina dorso convexa, anticc plana, album in e cor-
nco; embryi radicula elongata, cotyledones lanceolatae. — Erutices
indici, ramis tetragonis, petiolis margine interpetiolari unitis, glandulis
axillaribus, fl. axillaribus flavis vel aibidis. — Genus Coelospermo in-
ter Kubiaceas analogum statuitur.

i. Gardneria ovata wall. fl ind. i. p, 400. pi. as. mr. in. tab.

2bl. Eolia ovalia subacuminata, tbyrsi paniculati axillares multiflori,
fl. 4-raeri, antheris connatis. — Silhet.

2. Gardneria angustifolia wall. Roxb. fl ind. n. p. sis. g. nu-

tans Sieb. et Zuccar. Eolia anguste lanceolata Ionge acuminata, pedi-
celli axillares uniflori &. 5-meri, antheris liberis. — Videtur genere
distincta. — Nepal. — Japan.

Genus dubiae adhuc affinitatis, a cl. korthals inter Rubiaceas enu-
meratum. ovario libero Loganiaceis affine:

XI. CLEISSOCEATERA korth. Calycis tubus obconicus,
Una basi tantum ovario subadhaerens, limbo 4-dentato. C o r o 1 1 a e
tubus brevissimus, 1 i m b i 4-partiti laciniae aestivatione valvatae.
otamma 4, corollae tubo inserta, filamentis brevissimis, an-
theris paullo supra basin dorsifixis bilocularibus, loculis rima lon-
gitudinali apertis. Ovarium disco epigyno tectum, biloculare
locuhs uniovulatis, o vul is fundilixis. Stylus teres stamina supe-
»ns, stigmate bipartito. Bacca sicca dipyrena calyce inclusa,py-

LOGAWIACEAE. 384 CLEISSOCRATERA.

ren is osseis antice planis,dorso convexis, monospermis. Seminura
tcsta inerabranacea, embryi in albumine subcorneo axilis recti
cotyledones ovatae, radicula, tereti clavata breviores.

1. Cleissocratera elegans korth. in Verh. Nat. Gesch. Do!, p.

256, tab. 62. Arbuscula gracilis, corona patente, rarais alternis, ul-
timis oppositis, ramulis glabris; folia sessilia e basi subcordataovata
vel ovato-oblonga acuminata subserrulata glabra,costivenia,ejusdem
jugi saepe inaequalia, stipula interpetiolaris minuta subulata scario-
sa; cymae parvae in ramulorum apice solitariae longe pcdunculahe,
2 — 5-florae; flores subsessiles, corollae albae tubus iutus hirsutus.
Borneo, aan de rivier Doeson, vooral bij het meer Bahai (kortiiA

Ordo CLT. APOCYIS'EAE r. brow.\.

Arbores, frutices vel herbae, succo utplurimum lacteo, ramishaud
raro volubilibus, foliis oppositis verticillatis, rarissime alternis, in-
tegris, petiolis quandoque basi stipulaceo-appendiculatis, glandulis
plerumque acutis in axilla, fasciculatis vel stipularum sede dispositis.
Inflorescentia definita, utplurimum cymosa. S e p a 1 a 5 (per-
raro4jlibera vel saepe basi aut altius connata, vulgo persistentia, in-
tusbasi saepe glandulis vel squamulis aucta. Corollae tubus ad
staminum insertionem utplurimum inflatus atque pilosus, faux uuda
vel appendiculis instructa, 1 i m b i laciniis 5 (perraro 4) aestivatione
contorto-imbricatis, saepe oblique obovatis. Stam i na earumdem
numero iisque alterna, tubo inserta, filamentis saepissime bre-
vissimis vel nullis, antheris erectis introrsis vulgo sagittatis (lobis
inferioribus tune polline destitutis) liberis vel stigmati adglutinatis,
pollinis granis ellipsoideis. Nectarium carnosum, gynoeceum basi
ciugeus, plerumque e glandulis 5 cum sepalis alternantibus, nunc
(una, earum abortiente reliquis per paria unitis) bipartituin, cum car-
pellis alternans, nunc (tribus suppressis) e duabus glandulis cum car-
pellis alternis contiatum vel plane nullum. Ovaria 2supera, libera
vel in unicum bi- vel uniloculare connata, secus suturam interuam
pluriovulata, ovulis campylotropis vel anatropis. Styli a basi inde
vel paullo altius in unum coalescentes. Stigma unicum, basi i» an-
nulum vel membranara campanulatamsaepius expansum, medio gla«*

APOOYNEAE. 385 GENERA.

dulosum, apice bi Mum vel simplex. Fructus: folliculus, rarius
capsula, umie pericarpio succulento drupae vel baccae naturam
induens. Semina plerumque pendula, raro adscendentia, comosa aut
calva, nunc alata, saepius albuminosa. Embryi recti cotyledoncs
planae vel rarissiine convolutae. — Ordo per totum orbem dispersus,
in regionibus aequinoxialibus magna generum et specierum varietate
excellens, florum decore plerisque baud impar, succo lacteo saepe
acerrimo proprietates recondit noxias, venenatas.

Eigenschappen. Scherpe melksappen kunnen als eene der meest
algemeene eigenschappen van deze afdeeling beschouwd worden. Ve-
le soorten zijn daardoor vergiftig. Bij anderen daarentegen in het
melksap rijk aan caoutchouc en wordt als zoodanig gebruikt. Enkelen
brengen eetbare vruchten voort.

Overzigl der afdeelingen en geslachten.

§ 1. Zaden zonder zaadpluis.

A. Twee vruchtbeginsels, tot één een- of tweehokkig vergroeid.

I. Eenhokkig.

a. Openspringende zaaddoos met gevleugelde zaden : I. Allamanda.

b. Vrucht vleezig, zelden openspringend, zaden ongevleugeld. —
Kelk zonder klieren, geen ring om het vruchtbeginsel. Vrucht niet
openspringend, met sappigen inhoud: II. Willughbeia ; — met
korreligen inhoud, later zijdelings geopend : III. Chilocarpus.

II. Tweehokkig of onvolledig tweehokkig. Vrucht vleezig, twee-
soms één-hokkiG 1 .

* Bloemen vijfdeelig.

a. Zaden zonder rand of vleugels. — Bloemkroonbuis rolrond ;
bes rond of peervormig, éénhokkig: IV. Vahea ; — bloemkroon om
de opening met 5 tweedeelige schubjes ; bes onvolledig 2-hokkig :
V. Melodinus ; — doorndragende heesters, bloemkroon trechtervormig
van binnen behaard, bes met 3—1 zaden: VIL Carissa; — bloem-
kroonbuis kort, eirond, slippen lijnvormig; helmknoppen uit de keel
als een kegel te voorschijn tredend ; 5 kegelvormige klieren rondom
het 2-hokkigc vruchtbeginsel; bes met 4 — 5 zaden in ieder hokje:

VIII. Chaelosus; — kelkslippen ieder met 2 schubjes; bloemkroon
kort, van onderen zeer zamengetrokken, van boven klokvormig:

IX. Olopelalum ; — bloemkroon bijkans klokvormig, slippen rond-

25

Flora van Ned. Indië. IT.

APOCYNEAE. 380 ^^

achtig; vruchtbcginsel 2-hokkig, ieder hokje met 2 eitjes; bes met
2 veelal eenzadigc nootjes; bladen kransgewijze: X. Cyrlosiphoniê;
vruchtbeginsel verlengd, 2 -bokkig, hokken met vele eitjes; vrucht
langwerpig, met eenen dikken 2-hokkigen vezeligen kern; in ieder
hokje één zaad: XI. Neiiburgia; — bloemkroon lang-trechtervormig,
2 aan den voet vergroeide vruchtbeginsels, van eenen gegolfd en be-
kersgewijzen ring omgeven; 2 éénzadige aan den voet vergroeide
besjes: XII. Ophioxylon.

b. Zaden gevleugeld; — vrucht rondachtig, van binnen hout-
achtig en ongelijk tweehokkig : XIII. Thevelia.

** Bloemen vierdeelig: VI. Leuconolis.

B. Twee niet vergroeide vruchtbeginsels, aan den binnenhoek met
eitjes.

I. Vrucht vleezig of bijkans vleezig.

a. Kiemwit door de indringende zaadhuid in dwarse plaatjes ver-
deeld: XIV. Alyxia.

b. Kiemwit vleezig, niet verdeeld. Vruchten met 1 of 2 zelden
meer zaden; — bijkans gesteeld; bloemkroon trechtervormig: XV.
Hunteria ; — vruchtbeginsels van 2 schubjes omgeven, met 2 eitjes;
vruchtjes meestal enkel : XVI. Kopsia; — vrucht afgeknot, behaard,
aan den top splijtend: XVII. Calpicarpum ; — bloemkroonbuisaan
den top met 5 ribben ; 2 vruchtbeginsels, 2-hokkig met 4 eitjes,
vrucht veelal enkel, met vezeligen binnenwand; bladen afwisselend:
XVIII. Cerbera ; — kelk klein ; bloemkroon lang, buis boven het
midden eenigzins gezwollen ; 2 vruchtbeginsels, ieder met 2 eitjes,
2 vruchtjes (waarvan één soms ontbreekt) met eenen vezelig-hout-
achtigen soms 2-hokkigen kern, ieder hokje met 2 — 1 zaden : XIX.
Laclaria; — bloemkroonslippen klepsgewijze: XX. Pseudochrosw.

Vruchten met meer zaden, veelal openspringend ; — bloemkroon
eirond, 5-tandig, behaard: XXI. Urceola; — kelk buisvormig.
bloemkroon trechtervormig; buis kort in het midden gezwollen;
vruchtbeginsels van eenen vleezigen ring omgeven; 2 kogelronde
groote vruchten, zijdelings splijtend : XXII. Orchipeda ; — *&
groot kort-5-spletig; bloemkroonbuis aan den top eenigzins ge-
zwollen ; stempel met 5 stralende takken ; 2 vruchtbeginsels vnn
5 dikke klieren omgeven: XXIII. Pootia;— kelk van binnen met
lijnvormige klieren; vruchtbeginsels van reenen klierring om-

APOCYNEAK. 387

GENERA.

geven, met veel eitjes; 2 (zelden 1 ) langwerpige of ronde vruchten, met
vele of weinige zaden: XXIV. Tabernaemoiitana ; — keel derbloem-
kroon verdikt ; 2 lange met de 2 vruchtbeginsels afwisselende klie-
ren; vruchten droog, openspringend, smal rolrond; zaadhuid wrat-
achtig: XXV. Vinca; — 2 vruchtbeginsels in eene schijf gevat en
daarmede gedeeltelijk vergroeid; bladen afwisselend; bladsteel aan
den top klier- dragend of in het midden met 2 holle blaadjes: XXVI.
Plumeria.

§ 2. Zaden mei zaadpluis.

C. Vruchtbeginsel 2-hokkig; zaden aan den top met zaadpluis,
binnenste kelkslippen met klieren, 5-spletige ring om het vrucht-
beginsel: XXVII. Vallaris ; — kelkblaadjes aan de binnenzijde met
('en schubje; 5 klieren om het vruchtbeginsel, bloemkroon trechter-
vormig: XXVIII. Parsonsia; — kelkblaadjes als de voorgaande; 5
klieren om het vruchtbeginsel, bloemkroon bijkans radvormig met
gezwollen buis: XXIX. Heligme ; — kelkslippen van binnen klier-
dragend; bloemkroon klokvormig; 5 klieren om het vruchtbeginsel;
helmknoppen aan den voet met 2 oorvormige aanhangsels, aan den
top met een puntig vlies: XXX. Beaumonlia; — twijfelachtig:
XXXI. Rheithrophylhim.

D. Twee vrije vruchtbeginsels. Twee openspringende vruchten ;
zaden aan den voet met zaadpluis; zaadlobben opgerold; — bloem-
kroon aan de keel met een kroontje: XXXII. Wrightia; — zonder:
XXXIII. Kickxia.

E. als D, maar de zaden aan beide einden met zaadpluis : XXXIV.
Alslonia; — zaden ook langs de randen gewimperd: XXXV. Bla~
beropus.

F. als D, maar de zaden aan den top met zaadpluis. a. Vrucht-
beginsels zonder omgevenden ring of klieren ; — keel der bloemkroon
zonder kroon : XXXVI. Holarrhena ; — bloemkroon met zeer lange
smalle slippen, van binnen met een in slippen verdeeld kroontje:
XXX VII. Slrophanlhus ; — bloemkroon trechtervormig, keel met
5 ingesneden slippen : XXXVIII. Nerium. — b. Vruchtbeginsels
met een 1 ring of klieren omgeven ; — 5 aan den top verdikte draden
om de vruchtbeginsels: XLII. Ichnocarpus ; 5 lijnvormige slippen
rondom de aan den top behaarde vruchtbeginsels: XLIII. Pottsia;
nug om de vruchtbeginsels gaaf, 5-tandig of-spletig; — kelk buis-

25*

APOCY.YEAE. <}ec

ALLAMAMiA.

vormig 5-spletig, van binnen met een' krans van klieren jbloemkroo*

slippen omgekeerd-cirond; Iang-lijnvonnige vruchten : XXXIX. Cho-
ncmorpha ; — kelk klokvormig van binnen met vele geknotte klie-
ren; zaden aan den top versmald: XL. Ccrcocoma; — kelkslippen
laug-lijnvormig aan weerszijden behaard; zaden platgedrukt: XLI.
Aganosma; — bloemkroon klein bijkans klokvormig; vruchten zeer
lang, op afstanden zamengetrokken : XLTV. Ecdysanlhera; iedere
kelkslip met 2 kliertjes; bloemkroon bijkans trechtervormig, keel
behaard; 2 onbehaarde vruchtbeginsels; vruchten aanvankelijk ver-
eemgd: XLV. Dendrocharis ; buitenste kelkslippen zonder klieren;
2 onbehaarde vruchtbeginsels van eenen bijkans gaafrandigen ring
omgeven; vrucht van onderen eirond, verlengd; zaden omgekeerd
eirond plat, naar boven versmald; XL VI. Anodendron; - kelk
klem, 5-tandig, van binnen met vele schubvormige kliertjes; bloem-
kroon trechtervormig, van binnen met 5 rijen haren; 2 behaarde vrucht-
beginsels van eenen 5-tandigen ring omgeven: XLII. Teysmannia;
iedere kelkslip met 2 uitgewreten schubjes; bloemkroon trechtervor-
mig, buis aan den top gezwollen, slippen breed oingekeerd-eirond;
vruchtbeginsels onbehaard, met 5-lobbigen ring: XLVIIL Pareclii-
tes; kelk van binnen met eene rei haren, bloemkroonbuis elliptisch,
slippen lijnvormig; 2 behaarde vruchtbeginsels met 5-tandigenring:
XL IX. Micrechiles. — Zaden met dubbele haarkroon, de buitenste
veel korter: LI. Chavannesia ; ~ twijfelachtige geslachten ; L /%-
setobasis, LIL Triadenia.

Tribus I. Willüghbeieae alph. dc. Prodr. VIII. p 318. Ova-
num unicum uniloculare placentis 2 parietalibus. Calyx eglandulo-
sus. Semina calva.

Subtribus I. Allamandeae ej. I. c. Fructus capsularis. Semina mar-
ginato-alata. *

I. ALLAMANDA link. Calycis 5-partiti laciniae lauceo-
latae vel oblongae Corollae (magnae luteae) tubus basi cylindri-
cus augustus, medio abrupte dilatatus, hinc faux campanulata vel in-
fundibuliformis, limbi kcinüs rotundatis sinistrorsum *) contortis.
Squamae faucis (e pili s coadunatis) bipartitae, laciniis oppositae.

*) Ut-in seqq. corolla e centro visa.

APOCYNEAE. 3S9 WILLUGUBEIA.

Anthera c sagittatae, cum iis verticillatae conniventes. Necta-
rium caniosum simplex. O var hun conicum glabrum, ovula super
placentas 2 parietales plurima campylotropa. Stigma apice bilobum.
Capsula ellipsoidea compressa echinata, valvis 2 rnargine placenti-
feris. Semii]a in utraque placenta biserialia rotundata compressa,
albumine parco cartilagineo, embryi cotyledonibus foliaceis. —
Arborcs vel frutices Novi-Orbis, quorum sequens in Indiam intro-
ductie, cultura dispersus videtur.

I. Allamanda cathartica linh. Erutex subscaudens, foiia verti-
cillata vel opposita oblongo-lanceolata, 3 — 6 poli. longa, glaberrima
lucida; cymae subcorymbosae terminales et axil]arestrichotomae,ca-
lycis laciniae oblongo-lanceolatae, cojrolla crocea, faux pilis clausa,
limbus maximus campanulatus apice 5-fidus. Allamanda cathartica
Linn. Mant. p. 214. DC. Prodr. VIII. p. 318. Ilassh. Flor. bot.
Zcit. 1845, p. 261. — Apocynum bursi (lorum Noronh. in Verh.
Bat. Genootsch. V. p. 68. — Allamanda Linnaei et A. Aublelii
Pohl PI. brasil. I.p. 74. — Orelia grandi flora Aubl.Pl. Guyan.l.
p. 271, tab. 106. — Hasskarlium in stirpis defiuitione sequor, spe-
cimen indicum nondum vidi.

Zuid-Amerika. — In de Molukken en op Java gekweekt.
Lameh aroi mal. en sund. — Het aftreksel der bladen wordt in
Amerika als purgeermiddel gebruikt. Ook op Java maken de inlan-
ders geneeskundig gebruik van dit gewas (filet t. a. p., bl. 62).

Subtribus lï. Willughbeieae Jlph.DC. I.c. />. 319. Bacca indehiscens
vel dehiscens. Semina immarginata.

II. WILLUGHBEIA roxb. Calycis 5-partiti laciniae eglan-
dulosae. Corollae subinfundibuliformis tubus brevis medio infla-
tus, faux exappendiculata, limbi 5-fidi laciniae aestivatione sinis-
trorse contortae. Stamina 5, parte inflata tubi inclusa, antheris
ovatis vel ovato-oblongis filamento paullo longioribus. Nee t ar i urn
nullum. Ovarium incomplete biloculare, ovulis in placentis 2 pa-
netalibus plurimis. Stylus brevis, stigmate subulato-conico, apice
obsolete bi-cuspidato. Bacca corticata unilocularis, intus pulposa.
Semina plurima nidulantia ellipsoidea subcomplanata, testa molli
libris obvoluta. Embryi exalbuminosi cotyledones crassae plano-

APOCYXEAE. 390

WILLBGHWIA,

convexae. — Frutices indo-orientales, sarmeutosi saepe cirrhiferi,
oppositifolii, cymis axillaribus, floribus albidis vel roseolis, bacc»
subglobosis luteis majusculis.

1. WillUghbeia javanica bl. Ma e basi acuta oblongo-lam
lata obtusiuscula vel apiculata coriacea tenuiter trausverse venosi
glabra, 2 — S\ poll. loDga, cymae trifidae inultifiorae petiolo longio-
res, calycis glabriusculi laciniae rotundatae ciliatae. Willughbeiajê-
vanka Blume Bijdr.p. 1024. Mus.bot.l.p. 153. DC. Prodr. VUL
p. 321.

Java, in de wouden der bergstreken. — Ki batarrah suml.

2. WillUghbeia umbrosa bl. Folia e basi subacuta anguste oblong»
vel oblongo-lanceolata obtuse acuminata coriacea tenuiter transi
venosa glabra, 2 — 3 i poll. longa, cymae pauciflorae petiolo breviu-
res, calycis puberuli laciniae ovatae subacutae. Willughbeia umi
BL Mus. botA.p. 154.

Java.

3. WillUghbeia celebica bl. ïolia e basi acuta elliptico-oblonga

obtuse acuminata subcoriacea transverse venosa glabra, 4—5 poll.
longa, cymae trifidae laxiflorae petiolum aequantes ; calycis puberuli
laciniae ovatae obtusae ciliatae. Willughbcia celebica Bi Bijdr. }>■
1024. Mus. bot. I. c. DC. Prodr. I. c.
Celebes, in de wouden (reinwardt).

4. WillUghbeia flrma bl. ïolia e basi acuta vel brevi-cuncató
elliptica vel elliptico-oblonga, obtusiuscule apiculata rigide coriacea
nitida glabra, costulis 10 — 12 utrinque patulis subtus subreticulatis,
4 — 6 poll. longa; cymae brevissiinepedunculataedensaemultiflorae,
calycis glabriusculi laciniae oblongae obtusae subciliatae. Hi //ǣȥ
beia firma Bl. Mus. bot. I. p. 154. — Tabernaemontana m»*+
carpa Kwik. Herb. non Bl. Caulis cirrhifer, ramulis subtetragonw-
Polia in sicco supra viridia, subtus rubigineo-fuscescentia. Probabi-
liter eadem ac sequens.

Java, in de wouden der bergstreken, Sumatra, bij Soloh, Scd-
ioendjocnoeng (teysm.).— Gela gitan gedang mal. op Sm»**

APOCYNEAE. 391 CUILOCARPUS.

5. Willughbeia? coriacea wall. Cat. n. 1620. in. Asiat. mr. 111.

». 45. Caulis cirrbifer, folia elliptica breviter acuminata obtusa coria-
cea, supra nitida, subtus rubiginosa, flores — Singapore.

6. Willughbeia edulis roxb. PI. Corom. III. lab. 280. Fl. Ind.
11. p. 57. Bi Bijdr. p. 1034. DO. I. c. p. 321. Altissime scan-
dens, folia ebasi subacutu oblonga acuminata nitida, 3 — 5 poll. longa,
pedunculi axillares et terarinales petiolo breviores 3 — 5-flori, calycis
laciniae ovatae ciliatae, corolla pallide rosea subpollicaris, tubo cy-
lindraceo intus puberulo, laciniis oblongis, fructus ovoideo-globosus
utrinque acutiusculus, luteus, magn. aurantii.

Voor-Indië. — In Mauritius en Java gekweekt. De vrucht
wordt in Indië gegeten.

III. CHILOCAEPUS blume. Calycis 5-partiti laciniaeeglan-
dulosae. Corollae hypocraterimorphae tubus medio vel demissius
dilatatus, faux exappeudiculata, limbi 5-fidi laciniae aestivatione
sinistrorsum tortae. Stamina 5, tubi parte dilatata inclusa, fila-
mentis brevissimis, antheris cordato-larïceolatis. Nectariumnul-
lum. Ovarium incomplete biloculare, o vul is super placentas 2
parietales plurimis anatropis. Stylus brevis filiformis, stigmate
capitato, apiculo obsolete bidentato. Bacca corticata, unilocularis,
pulpu granulosa, tandem lateraliter hians, seminibus in pul pa ni-
duluntibus, plurimis, hilo sulcato laterali, embryi intra albumen
corueum recti cotyledones foliaceae. — Frutices praesertim in
India aquosa vigentes, lactesceutes, oppositifolii, pedunculis axilla-
ribus brevibus ramulosis, ramulis spicaeformibus vulgo dense brac-
teatis. — In fier Blum. aestivatio dextrorsa videtur.

•©•

§ 1. Pedunculi et pedicelli imbricatim bracteati.

1. Chilocarpus SUaveolens bl. Ramuli ultimi vix puberi, mox
glabri, folia e basi attenuata vel acuta cuneato-oblonga ellipticave
subabrupte obtusiuscule acuminata, subtransverse venosa, 2 — 5£ poll
longa, subcoriacea, pedunculi conglomerati laxiflori, pedicelli IJ — 3
bn. longi, bracteolis minutis rotundatis obsolete puberulis quadri-
faiiain imbricatis. Chilocarpus suavcolens Bl.ftijflr.p. 1025. Mus.
f "><- I. />. 15, //ƒ/. LI II. DC. Prodr. VIII. p. 320. Uassk. Fl. hol.

AP0CTKBA1. 392 CHILOCARPUS.

Zat. I845,p. 261. — Var. foliis cuueato-oblongis brevitei obtuse
apiculatis. — Folia subtus ad lentem fusco-puncticulata.

Java, Sumatra, in de wouden der bergstreken. Aroi <*ain-
bir of Tjoengkangan lalakki sund. (bl.), of Poelasari
lalakki (hassk.).

2. ChÜOCarpUS COmpOSitUS bl. Ramuli obtuse tetragoni, folia e
basi acuta vel subobtusa elliptica obtuse apiculata, subcoriacea, gla-
bra, supra basin utrinque ad costam vulgo glandulosa, glandulé plaaft
vel convexe, subtus punctis minutissirais fuscis (in sicco) inspersa,
transverse venosa, 3*. — 4£ poll. longa, margine laevi cincta, pedun-
culi axillares solitarii longitudine petiolorura (2 — 5 lin.) puberua,
paullo supra basin jam trifidi superne ramulique brevissimi apice
fasciculato-floridi, fasciculi pauciflori, pedicellis dense bracteolatis,
bracteis margine pallido tenerrime ciliolatis. Bl. Mus. bol. I. c.p. 152.

Ja va, in de wouden der bergstreken (bl.), in Soerakarta (iiorsf.).
Tipis koelit sund.

3. Chilocarpns densiflorUS bl. Folia e basi subcuneata elliptica
vel obovato-oblonga obtuse apiculata, coriacea, supra nitida et (in
sicco) subtransverse venosa, subtus subavenia, 4 — 4^ poll. longa,
pedunculi brevissimi puberuli breviter ramulosi, fasciculato-densi-
flori, pedicellis quadri- vel quinquefariam bracteolatis, bracteis ob-
tusis margine pallidis, corollae tubus infra medium dilatatus, fructus
elongato-ellipsoidei, 3 poll. longi aurantiaci. Chilocarpus densi (to-
rus Bl. L c.

Sumatra (korthals).

4. ChÜOCarpUS globuliferUS bl. Ramuli teretes glabri, folia e basi
attenuata. lauceolata vel suboblonga obtusiuscule apiculata vel ob-
tusa, coriacea, supra nitida subobtecte transverse venosa, subtus fere
avenia, 3 — 4 poll. longa, fasciculi brevissime pedunculati solitarii
subglobosi. Chilocarpus globuliferus Bl. I. c.

Borneo, in vochtige wouden (korthals).

5. Chilocarpus vernïcosUS bl. Ramuli teretes vel superne leviter
compressi (siccati atro-brunnei) glabri, vernicosi, folia e basi acuta

AFOCY.NEAE. 393 CHÏLOCARPUS.

vel brevi-subcuneatu elliptica, brevissime obtuseapiculatavelobtuso-
rotundata, coriacea, supra nitida, venis transversis crebris (subtus ob-
soletis) in sicco supra striulata, 2-fere 4 poll. longa, pedunculi pol-
licares ramulosi spicati, panciflori, fructus solitarii elongato-ellipsoidei
attenuati, tuberculati. Chilocarpus vernicosus DL l, c. lolia in sicco
subtus coffeacco-fusca, marginibus leviter recurva.
Borneo, bij Poeloe Lampei (korthals).

§ 2. Pedunculi longiusculi opposite ramulosi, ramulis apice floridis
et pauci-bractcolatis caeterum nudis.

6. ChilocarpUS deulldatus bl. Folia e basi acuta elliptica vel ellip-
tico-oblonga subabrupte obtusiuscule acuminata transverse venosa,
2\ — 3 poll. longa, cymae axillares pedunculatae pauciflorae, bracteae
margine lato-pallidae, corolla prirnum fulva demum crocea. Chilo-
carpus denudatus Bl. Bijdr. p. 1025. Mus. I. c. p. 153. DC Prodr.
I. c. p. 320. Hassk. in Flora bot. Zeil 1815, p. 260.

Java, inde wouden der bergstreken. Aroi Tjoengkangan
of Poelasari poetih sund.

§ 3. Species dubiae.

7. Chilocarpus? COStatUS miq. Validus, ramuli crassi obtuso-te-
tragoni, folia petiolata, e basi cuneata obovato-oblonga vel fere ob-
ovata apice rotundata vel obtusissime apiculata, coriacea glabra, subtus
costulis plurimis subpatulis subparallelis ad raarginem exacte unitis
pertensa, 7—4 poll. longa, thyrsuli axillares pedunculati folio breviore
puberi, ramulis oppositis apice bracteato cymoso-fasciculatim flori-
feris,ealyeis laciniae ciliolatae, corolla intus infra antheras nee ad basin
senaliter pilosa, stamina infra medium in serta. — Genitaliacalyxque
generis, sed fructus ineoemtus.

Sumatra, bij Kajoe tanem (teysmans). Getah njantji mal.

8. ChilocarpUS? atroViridiS bl. /. c. Folia opposita e basi acuta
elliptica obtuse acuminata glabra margine revoluta, venis crebris pa-
talis, cvim petiolo ultraeemipollicari 3 poll. longa, cymae axillares et
jerminales foüo nmlto breviores puberae, pedicelli fiore breviores, ca-
Jycis laciniae ovatae obtusae ciliolatae, corolla 2 lin. longa calyce qua-
«ruplo longior extus glabra, tubus intus paullo supra basin usque ad
medium pilosus, ovarium uniloculare? placentis 2 parietalibus. thin-

■ alroviridis Wall. Cat. n. 1614. l)ü. Prodr. I. c. p. 351.
r»*oy, in het Burma-rijk.

APOCYNEAE. 394

YAHEA.

Tribus II. Garisseae alph. dg. /. c. p. 323. Ovaiium unicum
biloculare (e 2 magis miimsve connatis). Semina calva. Fructus vuko
bacca vel drupa. — Calyx saepe eglandulosus.

Subtribus I. Eucarisseac ej. I. c. p, 82i. Bacca vel .drupa vulgo
bilocularis, rarius matura unilocularis. Semina nee marginata nee alata.

IV. YAHEA lamarck. Calycis 5 -partiti laciniae eglandu-
losae. Corollae tubus cylindricus supra basin dilatatus, faux ex-
appendiculata, limbi 5-partiti laciniae elongataeaestivationesinis-
trorsum convolutae. Staininatubi partedilatatainclusa, filameutis
brevibus, antheris lineari-lanceolatis basi emarginatis. Nectarium
cupuliforrne ovario adnatum pubescens. O va ri urn incomplete bi-
loculare, o vul a in placentis parietalibus crassis axem fere attingenti-
bus plurima anatropa. Stylus brevis crassus sulcatus, stigmate
exannulato conico apice bifido. Bacca (magna) globosa aut pyrifor-
mis, corticata, unilocularis polysperma. Semina iutra pulpam gra-
nulosam nidulantia ellipsoidea, subcompressa, testa laevi, hilolate-
rali. Embryi in albumine camoso recti cotyledones magnifl
foliaceae, radicula brevissima obtusa. — Erutices succo viscosOMt-
tentes, iu insulis Mascarhenis et Afried atque Asia tropica iiuligeui,
oppositifolii, cymis terminalibus densis albifloris.

ï. Vahea gummifera lam. Illustr. IL p. 292, tab. 169. £**•
clop. V. Suppl.p. 409 excl. hic el in seqq.syn.Roxb. DC.Prodr.
VIII. p. 327. Vahea madagascariensis Bojer Hort. Mam: /»• 207.
Alph. BC. I. c. p. 327. Nov. Act. Nat. Cur. XXII. 2. p. 396, tab.

40. Hassk. in Flora bot.Zeit. 1845, p. 261. Cat.Horl. bog.p-W-
Tabernaemontana squamosa Spreng. Syst.Veg. I. p. 639. — Tab.po-
lyantha Herb. L. B. — Echites n. 124. Sieb. IJerb. Maur. — P+
terna elaslica Noronh. mss. Sieb. I. c. n. 278. Erutexaltescaudeos;
folia e basi ad petiolum subacuta elliptica vel ovata obtusa, 2 — 3—
poll. longa, coriacea glabra; cymae termiuales folio multo breviorcs
subvelutinae ; bracteae laciniaeque calycis ovato-rotundatae.

Madagascar. — In Java ingevoerd. — Het melksap levert
caoutchouc. — Ojot gember sund.

2. Vahea? angnstifolia miq. Glabra, rainuli tenue<folia oppot»

passim subopposita, modicc petiolata, e basi acuta elliptico-oblonga

APOGVNKAE.

395 MELODINUS.

saepius sublanceolata acuminata, pergamacea, supra nitida costa ca-
naliculata, subtus venis costalibus pluribus subpat ulis teneris tener-
rimeque reticulatis notata (siccata fuscescentia), 4| — 1^-poll. longa,
bacca axillaris brevi-pedunculata (pedunculo bracteolis pedicellisque
deciduis cicatrisato), ovoidea, sursum subattenuata, pericarpio coria-
ceo, pulpa granulosa, circiter 5-sperma, seminibus majusculis ellip-
soideis, spermodermide fragili laevi. — Genus ob flores adhuc inco-
gnitos dubium.
Sumatxa, in Priaman (diepenhorst). — Gitan mal.

V. MELODINUS forster. Calyeis 5-partiti laciniae eglan-
dulosae. Corollae hypocraterimorphae tubus cylindricus vel pen-
tagonus, faux squamulis 5 bifidis(vellO geminatis) clausa, limbi
5-fidi laciniae aestivatione sinistrorso-contortae. Stamina 5 tubo
hueita inclusa, antheris subsessilibus cordato-oblongis. Necta-
ïium nullum. Ovarium complete vel incomplete biloculare, o vul is
super placentas septo utrinque adnatas vel duas parietales plura. S ty-
lus brevis filiformis, stigma te conico vel subulato, apice bicuspi-
dulo vel bifido. Bacca incomplete bilocularis iutus pulposa. Se-
mina plurima nidulantia compressa, embryi in axi albuminis
carnosi recti cotyledones obJongae foliaceae. — ï'rutices scanden-
tes, succo lacteo pleni, in Asiu tropica et Polynesiae insulis indi-
geni, sarmentosi, foliis oppositis brevi-petiolatis, 11. cymosis vel fas-
ciculatis (pedunculis ramulosis subspi caeformibus bracteatis) axilla-
ribus vel terrainalibus parvulis albis suaveolentibus, baccis magnis
globosis coccineis.

1. Melodinus orientalis bl. (Tab. XXXIY). Folia e basi acuta
lanceolataveloblongo-lanceolata acuminata subcoriacea, venis crebris
I>arallelis tenuissimis pateutibus transverse striata, subtus pallida, gla-
bra, 2 — 5 poll. longa, cymae axillares petiolum subsuperantes, parvae,
üensae, ramosae, puberulae, flores parvi, calyeis basi braeteolati la-
ciniae ovatae obtusiusculae vel acutae extus subpuberulae margine
ciholatae, corollae tubus flavescens pentagonus, limbi albidi laciniae
ialcatae undulatae, coronae squamulae brevissimae obtusae cum fauce
glabrae, bacca globosa coccinea. Melodinus orientalis Blume Bijdr. p.
J 026. Mus. bot.I. p. 155, fig. LIT. DC. Prodr. VUT. p. 330.

Ha*$k. Flora bot. Zeil. ]845, p. 262.— Tabernaemontana orien-
(alis G. Don. Syst. Dichl PI, IV. p. 92.

Sun da-eilanden, Java, Sumatra enz. enz. in de wouden.—
Aroi ki kadantja sund. — Getah gitan ged on g ma/, op Su-
matra.

2. MelodiüUS laxiflorns bl. Folia e basi angustata lanceolataob-
tuse acuminata glabra subcoriacea, venis numerosis parallelis crebris
subobtectis, supra nitida, 2^ — 5} poll. longa, cyinae axillares petio-
lum aequantes laxiiiorae puberulae, calycis laciniae ovatae subobtusae
extus et secus margines pubcrae, corollae tubus cylindraceus, limbl
laciniae falcatae erosae planae, eoronae squamulae brevissimae obtu-
sae cum fauce puberae. Melodinus laxiflorns Hl. Mus. bot. I c. —
Mei. scandcns [haud Forst, test e Bl.) Hassh. Vat. bog. p. 120.

Java, in de wouden der bergstreken. Tataroeman sund.

o. MelodinUS faSCiculatUS bl. Folia e basi subrotundata vel ft re
acuta oblonga vel oblongo-lanceolata obtuse acuminata, venis trans-
versis tenuissimis snbparallelis subtus tenerrime reticulata, 2.J— 5
poll. longa, pergainacea, supra nitida subtus pallida subnitidula.fas-
ciculi axillares bvacteolati pauciflori, calycis laciniae rotundatae ci-
liatae, tubus corollae (fere semipollicaris) pentagonus, limbi laciniae
falcatae erosae undulatae, eoronae squamulae brevissimae obtusac cum
fauce glabrae.... Melodinus fasciculalus Bl. Mus. bot. I. c. Foliis
latioribus lucidis a M. orientali distinguitur.

Borneo, aau de Doeson -rivier, in vochtige wouden (kort».).

4. MelodiüUS laevigatUS bl. Folia e basi acuta lanceolaU vel
oblongo-lanceolata acuminata subcoriacea, venis pateutibus crebris
parallelis transverse striata et subtus tenuissime reticulata, glabra,
supra nitida, 3 — 5 poll. longa, cymae axillares petiolum aequantes
densae subramosae pauciflorae, calycis basi vel supra basin bracteo-
lati laciniae rotundatae extus margincque puberulae, tubus corollae
(8 lin. longae) cylindraceus, limbi laciniae falcatae erosae undulatae,
eoronae squamulae lincares subpapillosac. Melodinus laevigahu Bi
Mus. hot. I. c.

Sunda-ArrhiprJ, (Java?), in de wouden der bergpreken.

APOCYNEAE. 397 LEUCONOTIS.

5. Welodinus philippinensis alpii. dc. Prodr. vnr. p. 330. Folia

breviter petiolata glabra oblonga utrinque obtusa, 3 — 5 poll* longa,
cymae terminales folio inulto breviores 7 — 8-florae, pedicelli confertica-
lyce breviores, calycis laciniae ovatae obtusae ciliatae, corolla extus gla-
briuscula, tubo intus supra stamina . piloso, laciniis oblongis, corona
glabra. — Philippij ns che e il. (cuming, n. 1574).

G MelodinUS Climingii alpii. dc. /. c. Folia breviter petiolata ovata
obtuse angustata coriacea glabra, 2 — 3 poll. longa, venis in nervum
peripliericum conjanctis, cymae terminales folio breviores multirlorae
bracteis rloribusque extus einereo-subvelutinis, calycis laciniae ovatae
obtusissimae, tubus corollae cum fauce hispidus, stigma subulatum in-
divisum. — P hili ppij nsche eil. (cuming, n. 1831).

Species dubia indescripta: Melodinus terminalis spanoghb in Lin-
naed XV. p. 324. — Ti mor.

VI. LEUCONOTIS jack. Calyx 4-partitus (persistens), basi
iutus glandulis minimis. Corollae hypocraterimorphae tubus cy-
lindricus, faux coarctata nuda, limbi 4-fidi laciniae aestivatione
convolutae. Stamina 4, medio tubo inserta inclusa, filamentis
brevissimis, antheris linearibus. ISTectarium nullum. O var ia 2
tota eoalita, ovula inutroque 2, supra medium inserta. Stylus bre-
vis, stigmate conico emarginato. Bacca ovoideo-globosa carnosa
laevis, abortu 1 — 3-sperma. Semina oblonga, plano-compressa, ex-
al burninosa. Ernbryi cotyledones magnae subfoliaceae planae,
radicula brevis. — Frutices praesertim in India, aquosa vigentes,
stricti, lactescentes, foliis oppositis patule costulatis, subtus punctis
vel pube stellata inspersis, cymis axillaribus pedunculatis, fl. flaves-
centibus.

1. LeilCOnotiS anceps jack. Raunuli tetragoni verruculosi, folia
e basi rotundata, oblonga vel elliptica acuminata subundulata gla-
bra nitida, subtus punctata, pedunculi aucipites petiolo longiores,
calycis laciniae ovatae obtusiusculae obsolete scabridae, margine inem-
branaceae, corolla flava, bacca 1 ^ poll. longa. Leuconotis anceps
Jack. in Transact. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 121, tab. 4, fig. 2
(flos). DC Prodr. VIII. p. 331. DL Mus. bot. Lp. lil.

Sumatra, in de wouden der bergstreken (jack.\ — Akar mo-
rai mal.

fc. Leuconotis eugenifolia alpii. dc. Bami subtetragoni, supeme

APOCYiNEAE. 898

CAÏUSSA.

cum pedunculis petiolis costa costulisque transversis subtus few*
giueo-puberuli, folia e basi obtus&oblongaobtuse acuminata,3— 8*
poll longa, supra costa Irirtella excepta glabra, subtus glandulis fij
cis squamaeformibus passim substellatis sparsis minimis, cymaeaxü-
lares petiolo duplo Jongiores 3-5-üorae, calycis laciniae obtusius-
culae pilosae, corollae tubus intus pubescens, laciuiis ovatis utrmque
pubescentibus longior. Leuconotis eugeni folia DC. Prodr. VIII.
/). 331. — Melodinus? eugcnif. Wallich. Cat. n. 1606. — In
spec. Sumatr. pili ad lentem fusci cura albidis inixti, delapsi in foïii
pagina inf. pallida glaudulam lepidiformem relinquunt, sub fortiore
lente subradiatam, serius paullo crassiorem nigrescentera. Calycis
laciniae subhirtello-pubescentes.

Poeloe Pinang (wallich). ~ Sumatra, bij Malaran Sepong
(teysmann). — Gitan ketjil mal.

3. Leuconotis CUSpidata bl. Ramuli superne cum petiolis et pe-
dunculis ferrugineo-tomentosi, folia elliptica abrupte acuminata, su-
pra glabra, subtus pube stcllata. inspersa,pedunculipetiolumaequan-
tes; calycis laciniae subulatae puberulae. Leuconotis cuspidata Bl.
Mus. bot. I. p. 112. L. eugenifoliae maxime affinis, (ex speciunue,
sed non Blumeauo) probabiliter eadem.

Sumatra, in de wouden der bergstreken.

"VII. CARISSA linn. Calycis 5-partiti laciniae basi eglan-
dulosae. Corollae hypocraterimorphae tubus intus pilosus, faux
interdum barbata, limbi laciniae aestivatione contortae. Antherae
5, filamento longiores lanceolatae, obtusae vel apiculatae. Ova-
rium unicum fusiforme glabrum biloculare, septo crasso. Stylus
filiformis glaber, apice inerassatus, stigmate bilobo piloso deciduo.
Ovula pauca septo affixa, camijylotropa. Bacca globosa vel ellip-
soidea (dulcis) 2— 1-locularis, 3— 1-sperma. Semina peltata sca-
bra, hilo lmeari, albuminosa. Embryi reeti axilis cotyledones
ovatae, facie appressae, dorso hilum spectantes, radiculae inferae
longitudme. — Erutices, nunc arborescentes, lactescentes, in Asia,
Australasnl et Afried, indigeni, dichotome ramosi, spinis oppositis
nunc bifurcis ad dichotomiaa ramorum inter folia opposita, superne
in pedunculos noriferos abeuntibus.

APOCYNEAE. 399 CHAETOSÜS,

§ 1. Eucarissa Alph. DC. I. c. p. 333. (Carissa Linn.). Corollae
laciniae aestivatione dextrorsa, tubus intus pubescens.

1. CariSSa Carandas linn. Kami teretes, folia breviter petiolata
ovalia utrinque obtusa, nunc retusa et mucronulata, vel obo valia emar-
ginata, coriacea glabra, supra nitida, ] — 2 poll. longa, spinae vali-
dae, simplices vel furcatae, peduuculi terininales 3 — 5-flori folio bre-
viores, peclicellis calyce subloiigioribus puberulis, calvcis pilosiusculi
laciniae lanceolatae acuminatae, corolla-alba, 8 — 10 lin. longa, pu-
beruia, bacca ellipsoidea nigricans pollicaris. Carissa Carandas Linn.
Mant. p. 52. Roxb. Corom. I. p. 55, lab. 77. Wall. Flor. Ind.ll.
p. 523. Wight et Am. in Hook. bot. Comp. I. p. 276, tab. 12. —
Witjht Icon. II. tab. 426. Bl.Bijdr. p. 1023 excl. partim syn. —
Carandas Rumph. Herb. Amb. VIL p % 57, tab. 25. — Echiles spi-
nosa Burm. Fl. Ind. p. 69. — Capparis Carandas Gmel. Syst. I.
p. 806.

Voor-Indië. Sunda-Archipel. Op Java, veel in debosclijes
derAlangvelden. — Timor. China. — In geheel Indië algemeen
verspreid. — Karandang sund. — Dient tot het planten van heg-
gen. De vrachtjes worden gegeten en in zuur gelegd.

2. CariSSa diffllSa roxb. Fl. Ind. II. p. 524. DC. I. c. Wight Icon.
K. tab. 427. Uanii spinosi, folia brevissime petiolata e basi retusa
votundato-o valia acuta coriacea glabra, 1 — 2 poll. longa, flores prae-
cedentia minores, corolla extus pubescens, drupa ellipsoidea. — Voor-
Indië, tot aan de monden van den Ganges.

3. CariSSa Spinarum LINN. Mant. p. 559 excl. syn. Rumph. DC.
I. c. Uami subpubescentes spinosi, folia subsessilia ovalia vel ovata
mucronata coriacea glabra, 1 — If-pollicaria, corolla ea C. Carandas
minor, minus pubescens. Carissa congesta Wight Icon. IV. tab. 1829
uuic affinis, foliis distincte petiolatis et basi acutis discernenda.

Voor-Indië, Coromandel, Japan.

4- CariSSa axillariS roxb. Flor. Ind. ff. p. 526. Spinae simplices
recurvae, folia breviter petiolata oblonga, pedunculi axillares multiflori.
Species plane dubia. — Mol uk ken.

VUL CHAETOSÜS benth. Calycis brevis 5-partiti laciniae
aestivatione imbricatae. Corollae tubus brevis ovoideus, faux levi-
ter constricta subnuda, limbi 5-partiti laciniae oblongo-lineares, aes-
tivatione leviter contortae. Stamina 5,imo tubo inserta, antheris

APOCYNEAE. 400

OTOPET.UIM.

exsertis in coimm eonnatis. Glandulae hypogynae 5 conicae,ovario
aequilongae. Ovarium biloculare, ovulis in quovis loculo imme-
rosissimis, placentis septo adnatk Stylus nliformis, stigma basi
orbiculari iinpositum oblonguin, apice breviter bicuspidatum. Bacca
bilocularis crustacea polysperma, seminibus peltatis septo affixis.

1. ChaetOSUS VOlubilis be.xth. in Hooh. Lond.Journ.ll.p.ilb,
alph. DC. Prodr. VIII. />. 675. Frutex glaber, ramis volubilibusj

folia petiolafa opposita ovata breviter acuminata pemiinervia tripol-
licaria; stipulae interpetiolares brevissiinae breviter multisetae: e*.
mae peduncnlatae axillares 2— 3-chotomae petiolo paullolongion's;
calyx l lin. longus, corolla utrinque glabra, tubo lineam, limbi la-
ciniae sesquilineam long.; faux annulo obscuro aucta; filamenta
crassiuscula pilis paucis hirtella, tubo paullo lougiora; ovarium gv-
nophoro crasso impositum, tetragono-conicum ; baccae immaturaelate
obovoideo-globosae, sëmipollicares, nonnullae loculo altero abortiente
incurvae; semina in quovis loculo 4— 5. — Genus habitu Gardad-
rae nee nou Fagraeae sect. Picrophloeo affine (benth., dc.J.
Nieuw -Guinea (hixds).

IX. OTOPETALUM miq. Calycis 5-partiti laciniae ovatae
aestivatione subimbricatae, singulae basi intus squamulis 2membra-
naceis erosis auctae. Corollae brevis subhypocraterimorphae pars
intra calycem (tubus) coarctata glabra, reliqua j exserta subcampa-
nulata intus squamelloso-hirtula 5-fida, 1 a c i n i i s brevibus aestiva-
tione sinistrorse inflexis brevi-lanceolatis, basi sinistra auriculato-
appendiculatis, hinc quasi inaequaliter bilobis. Antherae iu corollae
parte dilatata, sagittatae, vix prominulae conice conniventes, f i la-
na en t i s brevissirnis glabris. Stylus brevis, stigmate ellipsoideo
basi obconicae insesso. Ovarium hirtum, nectario glabro 5-lobo
longius, uniloculare, e place ntis 2 parietalibus ? pluriovulatum.
Bacca corticata, semina intra pulpam fibrosam recepta (adhuc valde
immatura).

l. Otopetalum micranthum mq. in Versl. en Mededeel, d. K.
Acad. v. Wefcnsch. \J. }K 19L p rntex ? ; folia modicc petiolata
lato-elliptica, lanceolato- ve] elliptico-oblonga obtuso-apiculata

APOCYNEAE. 401 CYRTOSIPHONIA.

riacea glabra, erecto-patule venosa et subtus tenerc reticulata, %\ —
11-pollicaria, cymae ramulos terminantes parvulae cum calycibus
dcnse tomentellae, baccae globoso-ovoideae.
Java, in de wouden der bergstreken.

X. CY11TOSIPHONIA miq. Calycis 5-lobi laciniae subin-
aequales irnbricatae eglandulosae. Corollae subcarnpanulatae tubus
calyce vix vel paruni longior, limbi 5-partiti laciniae rotundatae
sinistrorse convolutae, basi cum fauce villoso-hirtae (villis hinc circa
lucem 5-fasciculatis). Stamina fauci inserta, filamentis brevis-
sirais, antheris sagittatis inclusis. Ovarium ovoideum utrinque
lcatum, basi annulo membranaceo obsoleto in fructu distinctiore
subintegro suflultum, biloculare, loculis angulo interiore biovulatis.
itylus simplex, stigma te capitato, apice subemarginato. Bacca
)rticata calyce suffulta, dipyrena, pyrenis osseis gibbosis rugosis,
vulgo monospermis. Semina placentae spongiosae prominulae in-
serta lunato-compressa, albumine carnoso. — Prutices arborescen-
tes succo lacteo, foliis verticillatis, pedicellis umbellatis. — BauwoU
fmc species asialicae auclt.

i 1. Corollae tubus calyce vix longior.

1. Cyrtosiphonia SUmatrana miq. Frutex arboreseens, ramis eree-
tis, folia brevi-petiolata terna quaterna, e basi attenuata oblonga vel
obovata acutiuscula trausverse subhorizontaliter venosa, 2 — 4£ — 6
poll. longa, pergamaceo-coriacea,umbella composita bis terve 3 — 6-
radiata, umbellulis utplurimum 6-floris, flores parvi, corollae tubus
subcampanulatus, faux villis clausa, limbus candidissimus, primo pap-
ens dein conniven?, nectarium 5-sinuatum, baccae subglobosae viri-
descenti-albescentes vix didymae. Cyrtosiphonia sumatrana Miq.
in Verst, en Mededeel, d. K. Acad. v. Wetensch. VIL p. 191. —
lauwolfia sumatrana Jack Malay . Miscell. p 22. Hook. Bot.Misc.
%p. 73. BI. Bijdr.p. 1034. DC Prodr. VIII. p. 337, Hassk.
7 l- hol. Zeit. 1845. p. 263. Spanogh. in Linnaed XV. p. 325.—
Var. longi folia BI. I. c. p. 1034, foliis oblongis aut plcrumque
oblongo-lanceolatis 4 — 9-pollicaribus (anadseq. speciem?). — Folia
siccata supra subnigrescentia.

Sumatra, veel in Benkoelen (jack), Priaman (diepenhorst),
p, 26

flora van Net]. InJië II,

UWmWAl. 402 CYRTOSIPHONIA.

.lava. Noeaa Kam bang au (m,.). Ti mor (span.), in de kust-
streken. — [1 Java. — Tampal ba dak of Sim boe badak
mal., Lameh lalaki sund. — Het hout is ligt en wordt op Su-
matra gebezigd tot scheeden der krissen, enz.

§ 2. Corollae tubus calyce fere duplo longior.

2. CyrtOSiphonia reflexa miq. Arbuscula ramulis tri- hiterdum
tetragonis, folia tcrua vel quaterna modice (i — f poll.) petiolata. e
basi cuneato-acuta obverse oblonga ex apice rotundato obtuse apicu-
lata, 3 — 6, vulgo 4 — 5 poll. longa, glabra subpergamacea, subtus
pallida, venis costalibus numerosis tenuibus patentibus, pedunculi
3 — 4 bis umbellati, umbellulae 5 — 10-florae; flores reflexi, corollae
albae odoratae tubus calyce duplo longior, faux pilosiuscula, b
cerasiformes longe pedunculatae pendulae immaturae griseo-albao,
maturae purpureae, iis C. sumatranae multomajores. Rauwol fin re-
flexa Teysm. et Binnend. in Nat. Tijdschr. Neêrl. hul. I. c. X C.
sum. foliis longioribus tenuioribus (siccispallideviridibus),pedicellis
reflexis, pedunculo communi longiore differt.

Java? — In 's lands plantentuin te Buitenzorg.

3. CyrtOSiphonia SpectabiliS miq. Folia plerumque quaterna lon-
giter petiolata, e basi valde cuneata obverse lanceolato-oblonga brc-
viter acuminata tenui-pergamacea rigidula, subtus venis costalibus
plurimis transversis notata, 9 — 4^ poll. longa, pedunculi terminales
vulgo terni, florentes folio breviores, bis terve umbellati, fructifen
elongati, calycis laciniae rotundatae, baccae ovoideo-globosae sub-
compressae. — Cum C. reflexa comparata, stature grandiore, folns
longius petiolatis longioribus angustioribus, apice acutis, maxima
latitudiue remotius ab apice obvia, infl. magis completa distinguitur.

Sumatra, bij Padang (teysm.).

4. CyrtOSiphonia amSOniaefolia miq. Glabra, folia modice petiolata
terna vel quaterna Janceolata utrinque acuminata, crebro-venosa, 2 —
poll. longa, pedunculi 3—4 ex apice ramorum foliis duplo breviores
superne dicliotomo-umbellati, bracteae lanceolatae, flores vix ï ■
longi, calycis laciniae ovatae tubo corollae extus glabrae, int >is ad me-
dium pilosae triplo breviores, nectarium crenulatura. Rauwlfui amt.
Alph. DC. Prodr. VIII. p. 338. — Philip pij nsche eil. (crMiNO.
n. 1249).

APOCYNEAE. 403 NEÜBUR6IA.

XL NEUBUHGIA bldmb. Calycis 5-partiti eglandulosi la-
ciniae rotundatae coriaceae margine exteauato ciliolatae. Corol-
lae hypocraterirnorphae tubus longe cylindraceus, faux nuda, limbi
5-partiti laciuiae ovatae aestivatione valvatae. Stamina 5, versus
apicem tubo inserta inclusa, filamentis brevissimis, antheris
linearibus obtusis paullo supra basin emarginatam dorsifixis. Nee-
tarium nul rum. Ovarium elongato-ovoideum biloculare, ovulis
super placentas septo utrinque adnatas plurimis. Stylus vix exser-
tus,sti gmate subclavato biapiculato. Drupa baccata elongato-ellip-
soidea bisulca, putami ne crasso fibroso didymo incomplete bivalvi,
biloculari. Se mi na in loculis solitaria oblonga, angulo interiori
adnata. Embryi exalbuminosi recti cotyledones lineari-oblougae.

1. Neuburgia musculiformis miq. Fruclus musculïformis Bumph.
Herb. Amb. IL/?. 104, tab. 60 (magn. dimin.-, descriplio optima).
Cerbera Lam. Ene. T. p. 62. — Banksia Gaerln. de fr. et sem. I.
p. 221. Poir. Encycl. Suppl. I. p. 570. — Arbor succo lacteo;
ramuli obtuse tetragoni; petioli ^ — 1-pollicares, imabasi membrana
stipulari conjuncti, folia obovata vel cuneato-oblonga, apice rotundata
vel obtusiuscule subapiculata, 5 — 9 poll. longa, venis circiter 4 — 7
utrinque patulc erectis pertensa, membranacea, cymae terminales et
axillares laxae dichotomae corymbiformes, foliis multo breviores;
flores viridi-flavescentes, siccati nigrescentes. Drupa baccata bipol-
licaris, aurantiaca, mox tuberculata, an aetate provectiore (Neub. tu-
berculala BI. Mus. bot. I. p. 157), vel (junior) laeviuscula (N. tubi-
flora BI. I. c.p. 156. Cerbera Zippel. herb.). — Forma a rüsiphio
commemorata, fructibus rotundioribus, in solo natali ultro exploranda.

Nieuw-Guinea. Molukken. — Boa Asoeseng, Ai-
hoea-ette amb., Wabo Goenoeng of Ohoepaë tanah
op Ceram.

XII. OPHIOXYLON link. Calycis 5-partiti eglandulosi la-
ciniae lineari-oblongae erectae. Corollae hypocraterirnorphae ca-
lycem multo execdentis tubus cylindricus, supra medium inflatus,
apice angustatus, intus pilosus, limbi laciniae 5 ovatae obtusae,
aestivatione sinistrorsum convolutae. Stamina 5, infra faucem in-
serta, parte tubi dilatata inclusa, antheris oblongisacutis,filamento

26*

APOGYNEAE. 404

OPHIOXTLOWi

longioribus. Neet ari urn cupulatum, integrum, margine undula-
tum. Ovaria 2 basi ima connata, compressa. Ovula 2, facieiin-
teriori cujusvis loculi (vel ovarii) paullo supra basin inserta. Stylus
unicus, stigmate ovoideo-capitato, apice bituberculato, basi et circa
verticem piloso-fimbriato. Baccae basi connatae ovoideae mono-
spermae, pyrena, rugosa. Album en carnosum, embryi cotyle-
dones ovales. — Species denuo examinandae !

1. OphiOXylOR serpentiniim linn. Fruticulus lactescens, superne
herbaceus, folia petiolata decussato-opposita, e basi atteuuata lanceo-
lato-oblonga aeuta, 4 — 7 poll. longa, 2 lata vel latiora, supra satu-
rate viridia, subtus albido-pallida et costulata, glabra vel subtus
pilosa (?), cymae ex axillis supremis pecluiicLÜataenasceutesetmatu-
rae vulgo simul obviae, folio breviores, cum calycibus pubescentcs
bracteae minimae subulatae, corolla pollicaris (limbo saltein) albe,
drupae pisiformes nigrescentes. Ophioxylon serpentiniim linn.Spec.
DC. I c. p. 342. Wendl. in Roem. Arch. I. p. 53, tab. 7, //'.</• -•
Jacq. Hort. Schoenb. III. tab. 389 ? Roxb. Fl. Ind. I. p. 69 i. —
Oph. album Gaertn de fr. et sem. IT. p. 129. — Radix Mvstclae
prima Rumph. I c. VII. p. 29, tab. 16. — Thivanna Rhccd. Hort.
Mal. VI. p. 81, tab. 47.

Ceylon? V oor-Indië? — J ava, vandaar naar de Molok-
ken overgebragt. — Poelé pan dak mal. en smid.

Observ. Oph. serpentinum wight Icon. III. tab. 849 vixeaucm
species.

2. Ophioxylon trifoliatlim gaertn. /. c. A praecedente differre
videtur foliis plerumque ternis firmioribus subtus rubentibus, floribus
miniatis et rubris (an infl. et calyx ?). Radix Mustelae secundarubra
Rumph. I. e. p. 30. — Oph. serpentinum Hassk. Fl. Bot. Zo».
1845, p. 263. — r, Fruticulus vix pedem altitudine excedens, foliis
subtus saepe nee semper rubentibus, drupis globosis rubris: an hnc
Oph. (rifoliatum Gaertn., Raiz de.Mongorubra Rumph. Herb. Arno.
VH.f».80?"(2faMft.).

Java, in de Mohikken ingevoerd. — Akar tikoes mal —
Poel e pan dak jav.

3. Ophioxylon majus hassk. Pobustius, caulis frutescens 4-pe-

APOCYNEAE. 405 THEVETIA.

dalis glaber, rami virides; folia breviter petiolata verticillato-4 Tia
elliptico-oblonga acuta, supra viridia, subtus pallidiora, integerriina,
corymbi terminales (innovatione dein latcrales) glabri virides; co-
rollae albidae iis praeced. tninores: drupac violaceae olivaeformes,
iis praeced. duplo majores. Hassk. Cat. bog. p. ] 20. Fl. Bot. Zeit.
1845, p. 263. //Au 0. album Gaertn.?" (vix, conf. sub n. 1). —
Nondum vidi ; colore viridi inüoresc. distincta videtur.

Java, in de kustwouden der provincie Bantam (iiasskarl).

k Ophioxylon obversum miq. Frutescens, folia terua, suprema
sena, e basi cuneata, obovato-oblonga membranacea vel submembra-
nacea, minora passim obtusiuscula, supra saturate viridia, subtus
pallida veuis costalibus utrinque 7 — 8 patule erectis, 5 — 1 \ poll. Ion-
ga, pcdunculi termiuales innovatione demum axillares folio breviores
angulati apice contracto-cjmosi, cymae cum calycibus coloratae (in
sicco ochraceae), calycis laciniae lanceolatae, corolla 5 — 6 lin. longa,
limbi laciniae rotundato-ovatae, tubus supra medium inüatus. Ophi-
oxylon serpentinum BI. Bijdr. 1034? partim ?

Java, in Blambangan (horsf.). — Poelé pan dak sund.

Observ. Bürm. Zeyl. tab. 64 vulgo ad Opli. serpentinum laudata
probabiliter ad Oph. ceylanicum wiGHT Icon.lV. tab. 1291 referenda.

De wortel van de eerste en waarschijnlijk ook van de overige aan-
verwante soorten, is door geheel Tndië als geneesmiddel vermaard.
Op Java gebruikt men hem, volgens filet (t. a. p., bl. 62), tegen
den lintworm en uitwendig tegen schurft. Horsfield raadt tot
verdere proefneming aan. wik heb," 1 zegt hij, reeds proeven geno-
men met twee andere soorten van dit geslacht, w r elke haar in bitter-
heid veel gelijken, de eene, Poelé-an (vergelijk n. 4), de andere,
Krodoe Kras (Hunteria sundana); het is zeer waarschijnlijk, dat
deze eeuigermate in werking en eigenschappen met de eerste soort
overeenkomen."

Subtribus II. Thevetieae Alph. DC. L c. p. 3*2. Drupa bilocularis,
loculis septo spurio subdivisis. Semina lateralitcr alata.

XIII. THEVETIA linn. Calycis 5-partiti basi intus multi-
glandulosi laciniae acutae. Corollae hypocraterimorphae tu-
bus musuiu tlilatatus campanulatus, intus infra stamina pilosus, faux

APOCYNEAE. 406 UYm

appendicibus 5 ovatis acutis occlusa, limbi laciniae aestivatioue
sinistrorsum contortae. Antherae 5 subsessiles, parte tubi dila-
tatae iiisertae, lanceolatae. Annulus hypogynus carnosus 5-cre-
natus. O varia 2 basi magis minusve connata, superne distincta,
iiitus septo molli serius accrescente subbilocellata, biovulata. Sty-
lus filiformis inclusus, stigmate capitato basi 1 0-costato, apice co-
nico bilobo. Drupa subglobosa, putamine lignoso superne trans-
verse dilatato, asymmetrice biloculari, demum dehiscente. Seinina
4 septis spuriis medio affixa inaequali-globosa. Embryon in al-
bumine eoraeo axile rectum, cotyledonibus planis (hassk.), al-
bumen nullum ex alph. dc. qui spermodermidem tenucm ab eu-
dopleura reticulata (albumen iiassk.?) distinctam praedicat. — At
busculae vel frutices alternifolii, americaui.

1. Thevetia nereifolia juss. Folia anguste lineavia utrinque acu-
minata glabra margine revoluta, subtus avenia, 3 — 4 poll. 1-
venis obliquis supra tantum distinctis ; pedunculi ad apicem ramo-
rum axillares aut terminales uni-pauciflori foliis multo brcv
calycis laciniae ovato-lanceolatae, corollae tubus superne pentagonu>
sursum dilatatus; dentes faucis horizontales villoso-ciliati; drupar
solitariae subglobosae suturis 2 cruciatis obsolete 4-lobae,suium al-
tera saepe subobsoleta etiam bilobae ; putamen subcordatum bilocula-
re. Thevetia nereifolia Juss. apud DC. Prodr. VIII. p. 348.
Hassk. in Flora bot. Zeil. 1845,/?. 264. — Cerbera Thevetia Linn.
Spec. p. 304. Jacq. Americ. tab. 34. Ruis. et Pav. Fl. Peruv.U.
p. 27, tab. 253. BI. Bijdr. p. 1032.

Zuid-America en West-Indiè". — In Mauritius, J
Sumatra, Molukken aangeplant. — Gindjels mal. — Het melk-
sap is zeer vergiftig en van braakwekkende werking. De bittere
schors is purgerend en koortsd rijvend, heeft eenen onaangenamen
reuk en dient ook tot bedwelming van visschen. Op Java worden
dc gedroogde bladen door sommige Bengalezen als tabak gerookt.

Tribus III. Plumiereae alph. DC. I c. p. 345. Ovan'a 2 dis-
tincta, angulo interno ovulifera. Semina calva. — Fructus 1
vel drupacei vel folliculi subcarnosi.

Subtribitx I. Atyxieae ej. I. c. Albumen ruminatum vel plicis Ion
gitroras cndopleurae costatum, radicula infeni.

XIV. AL1 MA ii. «Rowiv Calyx 5-partitus eglandulf-

APOCYNEAE. 407 ALYX1A.

rollae hypocraterimorphae tubus saepius a medio inflatus, apicc
constrictus, intus pilosus, faux esquamata nunc subgibba, limbi
laciniis 5 aestivatione sinistrorsis. Stainina 5, tubo inserta, fila-
ment is brevissimis, antheris lanceolatis. Annulus pilosus e basi
ovariorum. O varia 2, sibi adpressa, ovoideo-fusiforniia, ovulis
paucis in sutura ventrali introfiexa. Stylus unus, stigmate ca-
pitato vel oblougo. Dr upa e 2 vel altera suppressa solitariae, sti-
pitatae, saepius monospermae ellipsoideae, vel dispermae et medio
constrictae, carne parca, endocarpio cbartaceo saepius transverse cos-
tato. Semen ellipsoideum, antice ex sutura ventrali intus promi-
nente sulcatum, testa brunnea, album en corneum penetrante. Em-
bryi axilis cotyledones oblongae obtusae. — Arbusculae vel fru-
tices in Mascarhenis insulis, Asia tropica et Polynesia. crescentes,
foliis ternis, quaternis, quinis vel oppositis, flonbus solitariis vel
per cymas spicaeformes aut uinbelliformes dispositis. — Reinwardlia
Blum. Cat. Buitcnz. p. 18.

1. Alyxia Stellata R. et SCHUIFT. Poliaterna velquaterna, brevissi-
me petiolata, e basi attenuata elliptica obtuse acuminata subcoriacea,
supra nitida, circiter l|-pollicaria, subtus vix venosa, pedunculi
axillares petiolo duplo triplove longiores apice vulgo 3 — 4-flori, pe-
dicelli flore subbreviores, bracteae calycisque laciniae ovato-acutae
puberulae, corolla flavescens intus barbata, stigma oblongumpilosum.
Alyxia stellata R. et, Schuit. Syst. IV. p. 439. Bl.Bijdr.p. 1031.
DC. Prodr. VIII. p. 346. Hassk. in Flora bol. Zeit. I845,p. 264.
Al. aromalica Beinw. mss. in BI. Cat. Buil enz. Al. Beinwardtü.
BI. ibid. p. 43. — Gynopogon Forst. Prodr. p. 117. — Gynop.
stellatitm Labill. Seri. Austro-Caled. p. 30, tab. 34. — Pulassari
Bumph. Herb. Amb. Y.p. 32, lab. 20.— Variat p foliis latioribus
(lil. Bijdr. p. 1031) et /. longioribus quadripollicaribus, magis un-
dulatis (huc praesertiin Rumph. figura).

Eilanden der Stille Zuidzee. Molukken. Sunda-Archipel.
Poeloe Pinang. — /. Java, in Blambangan (horsf.). — Poela-
san sund. en mal.

*. Alyxia quinata MIQ. Iiami teretes glabri, ramuli angulati, nas-
s cum petiolis et costa subtus subpuberi glabrescentes, folia bre-

APOCYNEAE. 408

ALYXIA.

viter petiolata quina usque quaterna, utplurimum intemodio multo
breviora, adulta reflexa, e basi acuta vel brevi-euneata vulgo obverse
elliptico-oblonga plerumque brevi-acuta, rigide pergamacea, supra
nitida transverse venosa et subreticulata, subtus pallida subavenia,
margine iucurvula, 8f— 1 j poll. longa, cjmae axillares brevisan*
pedunculatae cura calyce hirtello-puberae pauciflorae, baccae densae
obovoideo-ellipticae obtusae glabrae monosperinae.

Sumatra, in de kuststreken bij Siboga (teysmann). — Pado-
sari mal.

3. Alyxia pilosa miq. Kamuli, petioli folia subtus, inflorescentia,
calyx et baccae scaberule birtello-pubera, folia quaterna brcvi-petio-
lata, e basi acuta lanceolata acuminata rigide coriacea, supra nitida
tactu scaberula, subtus dense transverse venosa et ten ere reticulata,
margine iucurvula, 5—3 poll. louga; pcdunculi axillares longiu*-
culi, folio multo breviores, apice contracto-cymosi, baccae ellipsoi-
deae, monospermae, albumen intrusa spermodermide lamellatum.

Sumatra, bij Alahan Pandjang (teysmann).

4. Alyxia Odorata WALL. Folia breviuscule petiolata terna vel Op-
posita, e basi acuta obovato-elliptica obtuse subabrupte acuminata vd
apice rotundata, obsolete venosa, 2 — 3 poll. longa, cymae terminales
simplices vel compositae 3 — 5-florae, folio triplo breviores, pedunculi
pedicelli bracteae calycesque pubera, bracteae ovato-acutae (utilaciniae
calycis) calyci adpressae, corolla alba 5 lin. longa. intus pilosa, fauce
callosa, baccae ellipsoideae stipitatae. Alyxia odorata Waliich Cat. n.
1606. BC. I. c. p. 347. — Achter-l'ndië, in Amherst.

5. Alyxia laurina gaud. Folia brevi-petiolata terna, e basi acuta
oblonga obtuse acuminata apice obtuso vel emarginato, subcoriacea,
crebre venosa, 2 — 3 poll. louga, pedunculi axillares 1— 3-flori pe-
tiolum subaequantes puberuli, pedicelli subnulli, bracteae calycisque
lacimae ovato-acutae pubescentes, corolla longe tubulosa, tubo intus
piloso, laciniis ovatis acutis, ovarium pilosum, stigma globosum pi-
losum (ex icon.), baccae saepius 2, stipitatae, dispermae, medio con-
strictae. Alyxia laurina Gaudich. in Freycin. Voy. Bot. p. 451,
lab. 62 excl. syn. liumph. sec. DC. I. c. p. 347. — (Conf. n. 1)-
Bmth. in Hwk. Land. Journ. 1843,/?. 226.

Molukken, eiland Rawak (qaüdichaüd).

APOCYNeAE. 409 HUNTERIA.

6. Alyxia SpanOgheana miq. Folia quateraa vel et terna brevi-
petiolata obovato-oblonga vel obverse sublanceolata acutiuscula vel
obtuse subapiculata, 2 — 3 poll. longa, subvenoso-striulata, tlijrsuli
spicaeforines pyramidati 15 — 20-flori terminales vel ad ramos ver-
ticillatos obvii brevi-pedunculati circiter pollicares, bacca disperma
Bioniliformis. Fagraea tcfragona Spanogh. Icon. ined, n. 7 (serius
Willughbeia dicta)m Linnaed XV. p. 325. Nondum vidi, ex icone
descripsi.

Timor (spanoghe).

Obsorv. Species plures in Nova Hollandia trop. boreali detectae pro-
buljiliter in Nova Guinea. vel Moluccis oriënt, reperientur.

Subtribus IT. Tabemacmontaneae Alph. DC. I. c. p. 349. Albumeu
carnosum (aut nullum?) non rurainatum. Kadicula supera. — Calyx
saepe intus glandulosus.

XV. HUNTERIA roxb. Calyx 5-partitus eglandulosus. Co-
rol lae infundibuliformis faux rmda, limbi laciniae 5 aestivatione
sinistrorsum couvolutae. Stamina 5 paullo supra medium tubo in-
scrta, antheris ovatis acutis inclusis, filamento duplo longioribus.
Nectarium nullum. Ovaria 2 ovoidea, 2 — 4-ovulata. Stylus
filifonnis, stigmate ovoideo brevi, apice bicuspidato. Baccae 2
distinctae subpedicellatae ovoideae di- vel monospermae, pericarpio
con'aceo. Semen lateraliter insertum, spermodermide tenui, al-
bumiiie copioso, embryi cotyledones foliaceae. — Arbores indo-
orientales, foliis oppositis vel ternis, cymis parvifloris.

1. Hunteria Corymbosa roxb. Folia modice petiolata opposita, e
basi obtusa elliptica vel oblonga obtuse acuminata glabra, subcoria-
cea, uitida, 3 — 6 poll. longa, cymae terminales multiflorae tricho-
tomae glabrae folio quadruplo breviores, bracteae dentiformes exiles,
pedicelü 3 H n . longi, calycis laciniae ovatae acutae, corollae tubus
calyce triplo lorigior, limbi laciniae ovato-oblongae, baccae ovoideo-
rotundatae dispermae, breviter stipitatae, magu. cerasi. Hunteria co-
rymbosa Roxb. Fl hul. ed. Wall.Il. p. 530. Wall. Cal n. 1608.
fyight Icon. II. tab. 428. Alph. DC. I. c. p. 350.

Poeloe Pinang (wallicii). w Ro^a^\

-• Hunteria sundana hiq. Glabra, rami obsolete trigono-tetragoiri

cJXo^

■W'OCYNEAE. 41

* l ] iowu,

verrucoso-lenticellosi, ramuli trigoni, glandulae axillares etinterpe-
tiolares teretiusculae, folia interaodio multo longiora, terna, pctio-
late, e basi attenuata oblongo-lanceolata acute acuininata, chartacea,
glabra, supra saturate viridia, subtus pallida, venw pluribus teueris
vix parallelis parce reticulatis in sicco coloratis, 10—6 poll. loogt
2^ — 11- lata, pleraque subrepanda, cymae terminales circiter ternae,
pedunculatae, subfastigiatae, iunovatione inox laterales, glabrae, co-
rollae tubus basi et infra faucem tmnidus, laciniae rotundatae, :
ellipsoideae subsessiles. Hunleria sundana Miq. PI. Junqh.ined.—
(S. Minor, foliis densioribus minoribus 6 — 2j poll. longis.

Java, op den Oengaran 3 — 4000' (juagil). — §. Java, op den
G. Praoe, in Patjitan (horsf.). — Gilig jav. of Krodoc Kras
sund. (horsf.). Vergelijk over de eigenschappen onder Ophioxvlon.

3. Huateria lanceolata wall. Cat, n. ïen. Aiph. dc.i.c. Folia

petiolata opposita elliptico-lanceolata, basi abrupte angustata, apice i»
acumen obtusiusculum desinentia, coriacea glabra, minora et nngustiora
qua ra II. corymbosae, cymae folio multoties breviores, calycis laciniae
ovatae acutae. baccae obovoideae monospermae semipollicares.
voy, in bet Birma rijk.

4. HUüteria? COriacea WALL. Cat. n. 1610. BC. l.c. Folia coria-
cea glabra obtusa, supra nitida subtus pallida, racemi brevcs axillares
et terminale». G. Bon Gen. Syst. Dichl. IV. p. 205.— Singapore.

XVI. KOPSIA blüme. Calycis 5-partiti persistentis laciniae
imbricatae. Corollae hypocraterimorphae tubns elongatus supenie
infiatus, faux coarctata exappendiculatapilosa, limbi 5-fidi laciniae
aestivatione dextrorsum tortae. Stamina 5, tubi parte inflatae in-
serta inclusa; filamentis brevissimis, antheris lanceolatis acumi-
natis. Ovaria 2 sibi appressa unilocularia biovulata, squamis 2
alternantibus circurndata. Stylus tubum corollae fere aequaiis, stig-
mate clavato apice retuso vel subbilobo? Drupae saepe solitariae
sessiles coriaceae monospermae. Embryi exalbumiuosi cotj ledo-
nes maximae caruosae. — Arbores indicae oppositifoliae,cymis pe-
dunculatis, il. albis vel incarnatis.

1. Kopsia arborea blume Cat Buitens, p. 50. Bijdr.p. i 1
Bumphia IV. p. 27, tab. 181 except. fructu, qui sequentie {B
in Ftoré bot. Zat. Lep. 201. Betxia I. p. IS). Arbor 80— »<••

APOCYNEAE. 41 1 CALPIÜARPUM.

pedalis succo lacteo scatens, cortice albido-cinereo, ramis subverti-
cillatis : folia forma et magnitudine satis variantia, alia lanceolata,
alia oblongo-lanceolata vel elliptica, 4 — 9, vulu r o 5 — 7 poll. lon-
ga, obtuse acuminata, basi in petiolum circiter semipollicarern an-
gustata, membranacea, supra flavo-viridia, subtus pallidiora, axillis
petiolormn setiferis, cymae terminales et axillares, geminae vel ter-
nae raro solitaiïae, paucifiorae glabrae, flores pollicares albi, grati
odoris, corollae tubus 7 lin. longus, intus pubescens, limbi patentis-
simi laciniae tubo vix breviores oblique lanceolatae obtusiusculae
tortae; drupae utplurimum geminae aut solitariae (altera prorsus
nana) pollice breviores, basi subaequales, apice obtusae vel rotundatae,
divergentes, violaceae, rore coeruleo indutae, carne succo lacteo sca-
tente, (extus violaceo tincta, intus viridula hassk. 1. c).

West- Java, m de wouden der bergstreken. Ki 1 oentoen g
of Poeloet berrit sund.

2. Kopsia flavida bl. Rumphia l. c. p. 28 et lab. 181 quoad fruc-
tum (sed figura teste hassk. Retzia I. p. 44 mala). Arbor praece-
dente altior (hassk.), folia elliptica vel oblongo-lanceolata, 5 — 6 poll.
longa, acumine lato terminata, intense viridia, basi in petiolum bre-
vem angustata, cymae brevissime pedonculatae, flores circiter 1-^ poll.
longi albi (inodori hassk.) in fauce fiavidi, corolla praecedentis sed
tubus pro limbi laciniis (iisque obtusioribus et basi interna calloso-
mflexis) longior, fructus teste nASSK. (contra blume) majores, sub-
oblongo-ovoidei, pollicares, basi (dorso subgibboso) subinaequales,
apice rotundati, ventre sulco levissimo exarati.

Nieuw-Guinea (zippelius), Oost-Java (volgens hasskarl).

3. KöpSia? pÜOSa alph. BC. Prodr. VIII. p. 352. Kami apice pi-
losuli, folia ovata acuminata subcordata, in petiolo nervis subtus et mar-
gine fulvo-pilosa, supra pilosiuscula, 4 poll. longa, cymae axillares folio
subbreviores mukiflorae subpubescentes, bracteae ovatae acutae pedi-
cello duplo breviores, calyci3 laciniae ovato-ellipticae obtusae ciliatae
tubo corollae quadruplo breviores, corolla extus glabra, intus pubes-
cens, basi staminifera, tubo 4 lin. longo, nectarium e squarais 2. —
r h il i pp. e il. (cüming, n. 1783).

X VII. CALPICARPUM g. don. C al y c i s 5-partiti laciniae
lanceolatae persistentes apice glandulosae. Corollae liypocratci i-

APOCYNEAE. 412 CE , (BERA

morphae tubus augustus apice incrassatus, faux pilosa exappenclicu-
lata, limbi 5-partiti patentis laciuiae obovato-oblongae aequilate-
rae, aestivatione dextrorsum tortae. Stamina 5 tubi parte incrassatae
inserta, autheris sagittatis inclusis. O varia 2, uni- bi- ovulata
(villosa), squamulis 2 hypogynis subulatis alternantia. Stigma
magnum apice bilobum autheris convergentibustectum. Folliculus
utplurimum solitarius, oblique urniformis, villosus, apice fissus, semi-
bivalvis, unilocularis, pulpa vix ullft, pericarpio teuui flbroso. Se-
inen solitarium ovoideo-oblonguui, te sta albida crassiuscula, e m-
br'yi exalbuminosi cotyledones seinini cojiformes, radicula
supera ovata.

1. Calpicarpum Roxburghii g. don Hist. IHchl. Plant. IV. /».
100. Wight Icon. II. tab. 431. Hassk. Retzia I. p. 45. — KopsU
vincaeflora Blume Bijdr. p. 1030. RumphialV.p. 28. DC. Prodr,
YIII. p. 352. — Kopsia fruticosa DC. Prodr. l.c. p. 35:2. Cerbert
fruticosa Roib. Fl. Ind.l.p. 690. Erutex in Javae hortis cultus. Tolia
utplurimum oblongo- vel elliptico-lauceolata, membrauacea, glabra,
5 — 8 poll. longa; cymae breviter pedunculatae, bis terve di- tricho-
tomae; corollae (iis Vincae roseae similis) tubus l£ poll. longus,
limbi laciuiae 10^- liu. longae, 7 latae; folliculi plerumque solitarii,
altero abortivo ad basin persistente, e basi ovata urniformes, a latere
utroque leviter subcompressi, supra medium in dorso leviterinilexi,
apicem versus subreflexi, antice ab apice ad medium protuberantia
valde tumida profunde sulcata praediti ibique dein juxta sulcum
dehiscentes, semibivalves, coriacei, atro-purpurei, molliter velutini.

Peg o e en Tavoy, in Malakka. — Op Java in de tuiueu ge-
plant, volgens blume ook in het wild. — Ki loentoeng sund.

XVIII. CERBEBA linn. Calyx 5-partitus eglaudulosus. C»
rollae hypocraterimorphae tubus cylindricus, superne 5-costatus,
limbi laciuiae 5 ovatae acutae, aestivatione siuistrorsa. Stamina
5 medio tubo inserta, antheris lineari-lanceolatiscuspidatis, fila-
ment o multoties longioribus. Ovaria 2 ovoidea, placenta promi-
nente 4-ovuIati\ bilocularia. Stylus filiformis, stigma te conico,
baai 1 0-sulcato apice bilobo. Dm pa vulgo unica ellipsoideo-glo-
bosa, hinc conviwa, illic planiuscula, mesocarpio libroso, end<*

APOCYNEAE. 413

CERBERA.

carpio lignoso scmibivalvi semibiloculari. Semina 2, nempe unum
in utroque loculo spurio, aut solitaria, exalbuminosa. Embryi in-
versi coty ledones carnosae ovato-oblongae. — Arbusculae Asiae
calidae alternifóliae, cymis albifioris.

1. Cerbera Odoliam gaertn. Arbor alta ramosissima, ramis cras-
^is erectis lactiferis, foliorum cicatricibus semilunatis notata, folia
longiuscule petiolata cuneato-oblonga vel obverse lanceolata breviter
acuminata, 5 poll. usque fere pedem longa ; cyinae erectae divarica-
tac; ealyx coloratus deciduus laciniis albidis lineari-lanceolatis; co-
rollao fragrantis tubus pollicaris supra medium pentagono-inflatua
albido-ilavescens, intus superne flavescens, dentibus [costae] 5 con-
niventibus villosis stamina occultantibus, limbi laciniae albae oblon-
go-lauceolatae acuminatae candidae tubo vix longiores; drupa globosa,
pomi niajoris magn. obsolete biloba, sanguinea, epicarpio membrana-
ceo dein cvanido, mesocarpii strato exteriore subroseo mox evanido,
interuo libris crassis firmis ex endocarpio radiatim egressis dein con-
centrice adplicitis intertexto; putamen biloculare, vel (ex hassk.)
pohus putamina bina adpressa, arcte fibris septi duplicis intertextis
adhaerentia. Cerbera Odoliam Gaertn. de fr. et sem. II. p. 193,
tab. 124. Roxb. Fl. lnd. I. p. 692. BC. Prodr. VIII. p 313.—
Hassk. Cat. bog. p. 121. Tijdschr. Nat. Gesch. X. p. 124. Flora
bot. Zeil. 1845, p. 264. Blanco Fl. Filipp. p. 125. Bot. Mag. tab.
1845. — Cerbera Hangkas BI. Bijdr. p. 1032 nee Gaertn. — Odol-
iam Rheede Mal I. tab. 39. — Tanghinia Odoliam G. Don. Gen.
Syst. Dichl. IV. p. 98. — Arbor alta cc ins. occid. el Java Bumph.
Herb. Amb. II. p. 243. — Variat fl. fauce glabré, (in spec. colt.
ex DC.), an species ?

Langs de zeekust van geheel Indië tot in de Philippijnsche

eilanden. Java, in de zuidelijke kuststreken gemeen. Bintaroh

gedeh sund. — Bintara mal— Het melksap der Cerbera-

*>orten behoort onder de meest vergiftige der geheele Orde. Bladen

{; n bast zijn purgerend als Folia Sennae {waitz).— De narcotische

werking der vrucht leerde iiorsfield kennen bij eene Javaansche

r °u\v, die uit nieuwsgierigheid eene kleine hoeveelheid daarvan had

g s ikt. Uit de zaden persen de Javanen eene olie, die zij bran-

en, die inwendig in kleine hoeveelheden purgeert, in grootere giften

doodehjk narcotisch kan werken.

IP6CYKBAE. 414

UCTAMAj

2. Cerbera lactaria hamilt. Folia petiolata sparsa patentia vel
reflexa glabra oblonga utrinque subacuta, S-— 3£ poll. longa, venu
pallidis, cymae terminales et axillares folio subbreviores, pedicelli
longitudine calycis, corollae albae (inodorae) introrse supra anthei»
pilosae faux rubra ?, laciniae lato-ovatae acutae, drupa ellipsoidea
vel globosa, pollicaris. Cerbera lactaria Hamilt. apud DC. Prodr.
VUT. p. 353. Hassk. Cat. bog. p. 121. Flora bot. Zeil 1845 p.
265. Tijdschr. Nat. Gesch. X. p. 124. — Cerbera Odollam IH.
Bijdr. p. 1032. (Spanoghe l. c.p. 325?). — Arbor lactaria, Mangt
Brava Rumph. Ilerb. Amb. II. p. 243, tab. 81.

Java, in de zuidelijke kuststreken met de voorgaande gemeen.
Yerder over den Sunda-ArchipelendeMolukken verspreid.
Bentaroh lettek sund. Bintara, Manga brava, Kajoe
soesoe, mal., enz. — Eigenschappen als de voorgaande. — In da
Mol ukken volgens Rümphiüs een purgerend geneesmiddel; uit èt
zaden wordt ook olie bereid.

Cerbera Manghas linn. Zeyl. p. 44, non recent. — DC. I e.
p. 353. (Burin. Zeyl. p. 152, tab. 70, fuj. 1). Stirps Ceylanica, ultro
inquirenda, in India sundana nondum detecta videtur.

Cerbera Odollam wight Icon. II. tab. 441, Cerberae Manghas
pi-obabiliter aequiparanda, a C. Odollam vix longe distare videtur.

XIX. LACTARIA rumph. Calvx parvus 5-partitus eglanda-
losus. Corollae subhypocraterimorphae t u b u s cylindricus supra
medium subiuflatus, faux nuda, limbi 5-partiti laciniae oblongae
aestivatione dextrorsum imbricatae vix contortae. Stamina 5, tu
parte inflatae inserta inclusa, antlieris laueeolatis acuminatis, fila-
mento longioribus. Nectarium nullum. O varia 2 iuterior
facie sibi appressa bilocularia. Ovula in singulo loculo bina super-
posita, septo ad medium inserta. Stylus inclusus filiformis, stijf-
mate e basi subglobosa conico apice bifido. Drupae 2, exsuccae,
distinctae, altera passim deficiënte, putamine fibroso-ligneo, bdo-
culari. Se mina in quovis loculo 2—1 oblonga compressa anguste
circumalata; embryi intra albumen carnosum recti cotyledo-
nes planae tenues suborbiculares. — Arbusculae vel frutices in Ar-
cbipelago moluccano et PoljnesiuP crescentes, foliis opposi %
verticillati.,, cymis longe pedunculatis termiualibus et axilbribus.

APOCY-VEAE.

415 rSEUDOCHROSIA.

Bleekeria Hassk. Betzia l.p. 39. — Lactaria Riimph., haud Ichthyo-
log. recenlior.

1. Lactaria salubris rumpii. Aibof humilis, trunco crasso, cortice
laevi cinerascente ; folia opposita, suprema 4" a vel 3 na , obovata apice
obtusa vel rotundata imoretusa, deorsumcuneata, 6 — 1 poll. longa,
glabra, vetris patentibusparalïelis; cymaelongissimepedunculatae fo-
lio breviores diehotomae; corollae semipollicares albae; caly cis laciniae
glabrae obtusae; ovariasibi appressa, ovulis circiter 8, drupae flavcs-
centes ovoideae acutae 2-spermae. Lactaria salubris Bumph. Hcrb.
Amb. IL p. 255, tab. 84. — Cerbera opposüi folia Lam. Encycl.
I. p. 62. DG. Prodr. VIII. p. 354. — Cerbera salutaris Bl.Bijdr.
/>. 1033, «om Lour. — Calpicarpnm ? Lamarkii G. Don. Gen.Syst.
hield. PI. IV. p. 100. — Bleekeria salubris Hassk. I. c.

Molukken, in de kuststreken. Oepas laki laki mal. —
Wnbo meit, Lou lite of Nautahoele amb.

2. Lactaria kalocarpa hassk. Ned. Kruidk. Arck. IV. p. 9. Blee-
kcria cj. Retzia I. p. 49 ex. Horto bot. jSiüney in Bogoriensem in-
troducta, an Novae Hollandiae aut Archipel. Moloccani civis sit, non-
dum constat- foliis angustioribus subspatbulatis diffevt.

XX. PSEUDOCHROSIA blume. Calycis 5-fidi eglandulosi
laciniae obtusae. Corollae subinfundibuliformis tubus brevis
medio inflatus, faux nuda, limbi 5-fidi laciniae aequilaterae, aesti-
vatione subvalvatae. Stamina 5, medio tubo inseria inclusa, an-
theris erectis lanceolatis, filamento longioribus. Nectarium
nullum. Ovaria 2. Ovula 2 juxtaposita, appensa. Stylus inclu-
sus bisulcatus, stigmate incrassatoovoideo, apice bilobulo. Fruc-
tus — Genus ob fructum incognitum adbne dubium, Ochrosiae
Juss. admodum affine videtur.

1. Pseudochrosia glomerata bl. Mus. bot. I. p. 158. — Cerbera

Zippel. herb. Arbor usque 50-pedalis glabra; folia 5-verticillata
petiolata lanceolata obtusiuscula vel obtuse acuminata membranacea,
3 7 poll. longa, venis transversis tenuissimis lineolata, cymae
corymbiformes axillares longissime pedunculatae dichotomae; flores
glomerati parvi albi.

Nieuw-Guinea, in de wouden der kuststreken (zippeliiis).

U'OCYN-KAR. 416 URCK0U

XXL URCEOLA roxb. Calycis 5-fidi laciniae ovataeacu-
tae (glandulosae vel eglandulosae?). Corolla ovoidea vel urceo-
lata pilosa calycc quadruplo longior, ore contracta, 5-dentata, den-
tibus erectis. Stamina 5, basi corollae inserta, antheris sa^ittatis
coimiventibus, introrse medio albo-pilosis, f il amen to multo lon-
gioribus. Nectarium integrum cylindricum, ovaria 2 superne pi-
losa alte cingens. Stylus staminibus brevior, stigniate ovoideo
acuto, linea, circulaiï in 2 partes discolores diviso. Drupae 2
globosae, lat eraliter compressae rugosae coriaceae bivalves. Se mina
numerosa reuifonnia, pulpae carnosae immersa, nuda.

1. Urceola elastica roxb. m Asiat. Research. 1799, V. p. 167
cum icone. Wiphl Icon. II. tab. 473. Wall. Cat. n. 1617. Alpk.
BC. Prodr. "VUT./). 358. Tabernaemontana elastica Spreng. v '/ v/ -
I. p. 639. Frutex scandens succo lacteo elasticum gummi praebentc
plenus, foliis oppositis breviter petiolatis ovato-oblongis acutissub-
tus pilosiusculis, cymis terminalibus paniculatis multifloris folio sub-
longioribus, floribus parvis viridulis.

Sumatra, Poeloe Pinang (gharles CAMPBELL).

XXII. ORCHIPEDA blümb. Calyx tubulosus obtuse 5-fidus
deciduus. Corollae subinfundibuliformis tubus brevis, medio in-
flatus, faux intus annulatim tumida, limbi 5-partiti patentis laci-
niae aestivatione sinistrorsum contortae. Antherae 5 subscssiles
sagittatae stigmati adhaerentes. Ovaria 2, annulo carnoso cincta,
sutura ventrali pluriovulata. Stylus clavatus, stigma te coinco
apice bicrenulato. Baecae duae globosae corticatae pulpa farctae
tandem sulco ventrali ruptae ; semina plurima nidulantia rugosa,
altero latere convoluto-biloba, albumine carnoso, embryi reet:
cotyledones foliaceae. — Bicrus Reinw. in BI urne Cat. Builen-
zorg. p. 47.

1. Orchipeda foetida bl. Bijdr. p.\027 . RumphialY.p.Z7,té.
179, fuj. 2, lab. 180. BC. Prodr. VIII. p. 358. Arbor procera,
ramis dichotomis, conferte annulato-cicatrisatis ; petioli breviaMM
oppositi inter se basi connati ; folia ejusdem jugi valde inaeqnaMi
altero dimidium majore \ — 2 spithamas longo, chartacea, glabra, e

IPOCYtfEAE. 417 POOTIA.

faasi attenuata obverse vel subobovato-oblonga acuta, acuminata, rari-
us obtusa, subtus pallida costulis arcuatis pluribus; pedunculi termi-
nales et iuterpetiolares erecti cymoso-pauciflori ; flores magni albidi
foetidi ; fructus globosi, 4—5 poll. in diam., divergentes.in pedicello
incrassato gemini, unde generis nomen. — Huc probabiliter Vinca
Noronh. in Verh. Balav. Genootsch. V. p. 85.

Java, in de bergstreken. — Hamproe badak sund. — Het
hout is van geene waarde ; het melksap wordt soms uitwendig tegen
huidziekten gebruikt.

XXIIT. POOTIA miq. Calyx (magnus) campanulato-tubulosus
ore brevi- 5-fidus, laciniis obtusis, coriaeeus, intus in tubo multi-
papillosus, deciduus. Corollae infundibuliformis tubus cylin-
clrico-angulatus, calyce subinclusus, superne leviter dilatatus stami-
nifer, limbi ampli 5-partiti laciniae sinistrorse imbricato-convo-
lutae obovato-rotundatae, faux (subpubera) subanuulato-incrassata.
T i 1 a m e n t a tota tubo adnata glabra, antherae infra faucem sessiles
sagittatae cuspidatae, stigmati adhaerentes, dorso ad basin impressione
ovali . Stylus 5-angulato-subalatus, s t i g m a t e pentagono, inferne
processus 5 patentes inter antheras prominentes exserente. O var ia
2 semiovoidea appressa glabra, e placenta prominente pluriovulata,
glandulis 5 crassis complanatis truncatis paullo brevioribus circum-
data. — Genus Voacangae et Orchipedae affine.

1. Pootia grandifolia miq. in Verlag, en Mededeel, d. K. Acad,
v. Wet. VII. p. 193. Arbor vel frutex; rami glabri, folia opposita
petiolis alatis basi auriculato-amplexicaulibus quasi sessilia, e basi
attenuata vel acuta elliptico-oblonga subacuminato-acuta membrana-
cea, supra glabra saturate viridia, subtus pallida et in costulis (15 — 20
utrinque) et parenchymate minute pubera, 5 — 12 poll.longa, oppo-
sita inaequalia, pedunculi gemini terminales innovatione interbifur-
cales, angulati glabri lenticellosi, ^-pedales, apice bifurci, ramulis sub-
racemose floridis, bracteis caducis, flores ampli, albi ?, corollae tubo
6 lin. Ion™.

'Ta va (horseield).

XXIV, TABERNAEMONTANA plumier. Galyx 5-partitus

27

Flora van Ned. Indië. II.

Al'OCYNEAE. IJS

TABERNAEMOXTAXA.

passim sub-5-luius, gin n du lis linearibus 4—7, basi laciniarum
insertis verticillatis. Corollae hypocraterimorphae tubus iufer-
ne, medio vel superne inflatus, saepius medio augustatus, exappen-
diculatus, faux raro glandulosa, limbi laeiniis obtusis aestivatioue
siuistrorsum convolutis apice replicatis. Stamina parte inflataetubi
inserta, filamentis majorem partem vel totis adnatis, antheris sac-
pe sagittatis acuminatis, vel linearibus, plerumque inclusis. Necta-
iium imllum. O var in % adpressa glabra pluriovulata, stylus basi
quandoque brevi-bifidus, s t i g m a antheris pro ximum, basi plerumque
annulatum, medio cylindraceum vel tuberculatum, apice (au semper?)
bilobum. Folliculi gemini vel solitarii, oblongi vel subglobosi,
magis minusve camosi pulposi, divnricati, nervis paucis striulati.
Semina pauca vel plurima, intra pulpam cellulosam nidulantia,
obovoidea angulata, testa striatu, al b umin e carnoso, co tv le-
donibus foliaceis apice curvatis, radicula superü. — Arbores
vel frutices utriusque orbis regiones calidas inhabitantes, foliis op-
positis altero saepe minore, petiolis brevibus basi stipulae axillaris
specie (Fagraeae more) dilatatis, glandulis axillaribus vel latera-
libus, inilorescentia definita saepe terminal!, innovatione laterali.

Sectio 1. Tabema Atph, DC. Prodr. VIII. p. 30. Calyx 5-partitus.
Fructus elongati, ovoidei vel oblongi, saepe gemini, plus minus recurvi,
demum subdehiscentcs.

1. Tabernaemontana Wallichiana steud. Glabra, folia late laa-

ceolata obtuse acuminata, basi in petiolum brevissimum angustata,
3 — 4 poll. longa, pedunculi e dichotomiis ramorum gemini patenti-
recurvati dicliotomi 3 — 5-ilori, pedicelli calyce duplo longiores, ca-
lycis laciniae lanceolatae acuminatae, corollae albae laciniae lineares
subfalcatae obtusiusculae tubo subbreviores. Tabernaemontana U fl*-
lichiana Steud. Nomencl. ed. II. Alph. DC. L c. f. 371. — '«
parviflora lioxb. Fl. Ind. II. p. 25. Wighl Icon. II. tab. 393 (sphal-
male f/pau ei 'flora") non alior.

Sumatra, in eten botanischen tuin te Calcutta ingevoerd.

2. Tabernaemontana graciliflora wall. Cat. n. 15 76. Bot. /

adn. sub tab. 1273. Alph. DC. Prodr. VIII. p. 372. Glabra. M»*
basi acuta oblong» obtuse acuminata membranacea, 2—4 polLloaA
petioli basi dilatati, pedunculi axillares elongati nudi apice pluries üt
chotomi, pedicelli calyee triplo longiores, cah cis laciniae ovatae ob-

M3YNEAE. 419 TABERNAEMONTANA.

tusiusculae, tubus corollae kmgissimus gracilis laciniis oblongis ter
quaterve longior, folliculi oblongi acurainati, vix curvati, 1 — 2-spermi.
Corolla pollicaris. — Nondum vidi. Anne cum seqq. revera hujus sec-
tionis? — ■ Martaban en Seguin in het Birma -rijk.

3. Tabernaemontana calycina wall. Cat. n. 1577. Boi.Rcg.i.c.

DC. I. c. Folia c basi acula oblongo-lanceolata obtuse acuminata mem-
branacea glabra, o — 4 poll. longa, petioli basi dilatati, pedunculi su-
perne axillares petiolo duplo Iongiores nudi apice pluries dichotomi,
pedicelli calyce breviores, bracteae 2 — 3 lineares acuminatae in medio
pedicello, calyce duplo Iongiores, laciniae calycis ovatae acuminatae,
duae majores, corollae ultrapollicaris laciniae tubo duplo breviores. —
Tavoy, bij Tenasserim.

4. Tabernaemontana Pandacaqui poir. met. vu. P . 529. Alph.

DC. I. c. — Pandacaqui spec. mi?wr : Sonner. Voy. Nouv. Guin. p. 49,
tab. 19. — T. lauri folia Blanco Flor. Filtp. p. 114? Glabra, folia
e basi attenuata in petiolum brevem contracta ovato-lanceolata obtuse
acuminata, tripollicaria, petioli basi dilatati, cymae axillares folio tri-
plo breviores multiflorae, pedicelli calyce Iongiores, calycis laciniae
ovatae obtusiusculae, laciniae corollae lineares. — Species quoad genus
dubia In spec. Blancoan. annulus membranaceus integer circa ovaria.
Luzon.

s. Tabernaemontana microcarpa wall. Cat. n. nsi. Bot. Reg. i.c.

Alph. DC. I. c. Folia modice petiolata, e basi angustata oblonga acu-
minata membranacea glabra, subtus pallidiora, 5 poll. longa, cymae
terminales peduncuiatae (pedunculus petiolo triplo longior) 4 — 5-florae,
pedicelli divaricati calyce multo Iongiores (8 lin. longi), calycis laci-
niae ovato-acuminatae, folliculi semipollicares ellipsoidei monospermi.
B i r m a - r ij k, op den Taong Dong (wall.).

6. Tabernaemontana snbeapitata wall. Cat. & is?9. Bot. Beg.

I. c. Alph. DC. I. c. Glabra, folia petiolata, e basi subacuta oblongo-
lanceolata acumine lineari obtuso terminata, 4 — ö poll. longa, mem-
branacea, pedunculi ex apice ramorurn gemini petiolo triplo Iongiores
apice confertc multiflori, pedicelli calyce subaequales, bracteae rarae
ovatae acuminatae, calycis laciniae ovatae obtusae, tubus corollae semi-
pollicaris, lacinias circiter aequans. — Tavoy, in bet Birma- rijk.

7. Tabernaemontana Gnmingiana alph. m. /. e. p. 373. Glabra,

folia opposita inaequalia elliptico-lanceolata utrinque acuminata, 2 — 5-
pollicaria, membranacea, subtus pallidiora, pedunculi ex dichotomiil
ramorum gemini erecti dichotomi 3 — 5-flori, pedicelli erecti calyce
duplo triplove Iongiores, calycis laciniae ovatae acutae, tubus corollae
antrusto-cylindrnceus 9 lin. longus, laciniis oblongis obtusis sublongior,
folliculi ellipsoidei obtusi polyspermi, fere bipollicares. — T. corona-
riae primo aspectu sirnilis, sed folliculis ventricosis et calyce profunde
B-fido distincta. — Lnzon (cüMING, n. 004).

27*

Al'OO.VNEAE. 420

TABEBNAEMONTAM,

8. Tabernaemontana corymbosa roxb. Fl. Ind.ll.p. 25. WdL
in Bot. Heg. I e. DC. I e. p. 370. Folia e basi attenuató oblong*

elliptica obtusc acuminata, cymaelonge pedunculataemultiilorae, ca-
lycis laciniae ovatae acutiusculae, corollae laciniae subovatae tubo
triplo breviores. — An hujus sectionis? — Nondum vidi. — Mo-
lukken.

9. Tabernaemontana multiflora smith. Folia elliptico-lanc©

nbtase acuminata glabra, subtus reticulata, pedunculi laterales et ter-
minales corymbosi, bracteae ininutissimae rarae scariosae, corollae
laciniae elongatae angustae, tubus pollicaris. rees Cycl. V. 85. —
An hujus sectionis? — Nondum vidi. — Ban da.

10. Tabernaemontana fagraeoides miq. Glabra, ramis palli<&,

folia densa petiolata fpetioli basi intusstipulaceo-dilatati),ebasiacutii
elliptico-oblonga, elliptica vel lanceolato-oblonga obtusa, chari
glabra, subtus pallida, venis costalibus 8 — 1 utrinque erecto-patulis
teneris ante marginem vix unitis, 6 \ — 4 poll. longa, pedunculi ter-
minales gemini, innovatione laterales, glabri, foliis breviores apico
bifurci, ramis singulis 3 — 5- raro 8-floris, calycis laciniae ovato-
rotundatae obtusiusculae margine extenuatae, intus glandulosa

rolla

Java, in Soerakarta (iiorsf.). — Jombirrit smal.

IL Tabernaemontana Decaïsnii alph. dc Glabra, folia brefit-

sime (1 lin.) petiolata, opposita inaequalia, lanceolata, utrinque acu-
minata, 2 — 2i-pollicaria, submembranacea, basi eglandulosa, cvraae
axillares vel terminales pedunculatae multiflorae, laciuiae calycis
rotuudato-ovatae obtusae corollae tubo quater breviores, corollae al-
bae tubus semipollicaris laciniis oblongis longior, folliculi ovati ros-
trati subarenati dispermi. Tabernaemontana Dccaisnii Alph. l>' •
Prodr. VIII. p. 869.— T. parvi flora Decaisn. in Nouv. Am
lll.p. 379 non Poir. nee Wall. (? Tab. cerniflora ZippeL opmi
Spanorjhc l c. p. 325). — * Cotyledones 4 (an semper?) cordatae. 1
/?. Peliolala DC. I c. petiolis longioribus, calycis laciniae tubo c<
rollae quintuplo breviores.
Timor.

AI'OCVAEAE. 421 TABERNAEMONTANA.

12. Taberaaemontana coronaria a. br. Glabra, folia brevi-petio-

luta (petioli vix semipollicares basi dilatati), e basi acuta elliptico-
oblonga, acuininata, membranacea, 3 — 4 poll. longa, opposita in-
aequalia, pedunculi ex dichotomia ramorum gemini erecti dichotomi
4 — fi-ilori, pedicelli semipollicares erecti calyce triplo vel quadruplo
loiigiores, calyeis laciniae ovatae obtusae, corollae albae noctu odorae
tubus 9 lin. longus angusto-cylindricus laciniis oblongis obtusis sub-
loogior, stigma bilobum, folliculi pilosiusculi, 1 — 3 poll. longi intus
rubri, polyspermi. Taberaaemontana coronaria li. Br. Hort. Kew.
II. />. 72. DC. Prodr. VIII. p. 373. Hassh, l. c. Roxb. Fl. Ind.
H./». 23. Wight Icon. IL. tab. 477. — T. divaricala Bl. Bijdr.p.
1D37. Ilassk. Cal. bog. p. 122 nee G. Don. — Vinca alba Noronh.
Verh. Batav. Genoolsch.Y.p. 86. — Nandi-Ervatama Rheed. Hort.
Mal. II. tab. 54 cl 55 (/?. pleno). — Flos manilhanus Rumph.
llrib. Amb. IV. p. 87, tab. 39.— Ncriuni divaricatum Linn.Spec.
p. .'300, non Lour.~ Jasminum zeyl.Burm. Zeyl. p. 129, tab. 39
{fl. pleno). — JSerium coronarium Jacq. Colt. I. /;. 1 38. Icon. tab. 52.
Door geheel Indië in de tuinen geplant, waarschijnlijk ook in
liet wild. Kembang montiga sund.

^ Seclio II. Ervatamia Alph. ÜC. Prodr. VIII. p. 373. Calyx sub-
5-fidus; verticillus glandularum medio calyci insertus.

13. TabernaemOQtana floribunda bl. Erutex ramis erecto-paten-
tibus, folia e basi acuta elliptica, oblonga vel lanceolato-oblonga ob-
tusiuscula aut saepe obtuse apiculata, 3—7 poll. longa, glaberrima,
costuhs 10 — 12 utrinque arcuato-patulis demum subtus magispro-
mmentibus, lucida, membranacea aut subeoriacea, thyrsi corymbosi
gemmati divaricate dichotomi multitlori, ebracteati, alabastra cla-
vata, corollae tubus semipollicaris viridiusculus, limbi laciniae tubo
''"indio longiores albae obtusae oblique tortac, crispulae. Tabernae-
nmtana /loribunda Bl. Bijdr.p. 1028. DC. Prodr. VIII. p. 375
H**sk in Flora bol. Zeil. 1845, p. 265.

Jav Mndcbergstreken (bl.). Soesoe moending sund.

,. H Taberaaemontana peduncularis wall. DC. I. c. p. 376. Fo-

» ongo-lanecolata gracillime acuminata subtus transverse venosa,
» uncuh liliformes longissimi, pedicelli subumbcllati, folliculi sub-

LP0CYÜSAK. 422

pedicellati ovati subrostrati. — An Imjus sectionis? __ p oc i 0c
Pin a ng.

15. Tabernaemontana pauciflora bl. Folia oblongo-lanceolata

longiter acummata membrauacea glabra,fasciculigemiriatibifidisub-
8-fiori, bracteis setaceis, corollae laciniae oblique rotuudatae planae,
folliculi 2 divaricati, carinis 3 acutis notati, unde 3- sub* 4-goni,
4— 5-spermi, seminibus majusculis subquadrato-globosis. Tabcrmie-
montana pauciflora Bl. I. c. BC. I. c. Ilassk l. c. p. 206.
Java, tusscheu de struiken (bl.). Kembang montega sund.

16. Tabernaemontana cymulosa miq. Glabra, petioli basi intus

stipulaceo-dilatati, folia e basi acuta subdecurrente elliptica vel el-
liptico-oblonga acuminata, venis utrinque 7 — 8 patulis teueri
venulosis, chartacea, 2 — 3 poll. longa, pedunculi post innovationcm
axillares foliis longiores apicecymose 4» — 5-fiori, bracteaelanceolato-
setaceae obtusiusculae, coloratae?, calycis 5-fidi laciniae inaequale»
lanceolatae glabrae margine suberosulo extenuatae, supra basin ut»
glandulis compressis (6—7) auctae, corollae tubus 5 lin. longusca-
lycem duplo excedens, medio subdilatatus staminifer et pilosulus, limbi
laciniis tubo sublongioribus.
Sumatra.

17. Tabernaemontana rhynchophylla mio. : Glabra, petioli basi

iiitus stipulae rotundatae vel acutae specie dilatati, folia breviter petio-
lata e basi acuta elliptico-lanceolata vel lanceolata acumiue loni'o
Imeaii tcrminata, membrauacea, subtus pallida et tenuitcr patule ve-
nosa, majora tripollicaria, cymae brevi-pedunculatae geminae,innova-
tione interbifurcales, ebracteatae pauciflorae, calycis laciniae liueari-
lanceolatae acutatae inaequales, corollae tubus 4—5 lin. longus,apiee
tuinidus et staminifer, limbi laciniae oblougae obtusiusculae tubo j
breviores reflexae.

Eiland Bangka (horsf.).

18. Tabernaemontana javanica u& Ramidichotowi, petioli brc-

...si in dis b.rviter stipulacco-dilatati, folia e basi acuta lanceola-
longa oblusiuscula vel obfusa, margine undato-repanda, <*■*■

APOCYNEAE. 423 i ABEft.NAEMONTANA.

tacea glabra, subtus pallida venis costalibus pluribus patulis ante
marginem arcuato-subunitis, fere 8 — 2>\ poll. longa, 2 — Ij lata,pe-
dunculi terminales vel interbifurcales, foliis breviores, apice bifurci,
ramnlis singulis deuse cymoso-plurifloris, bracteisovatis,floresbrevi-
pedicellati, calycis laciniae oblongae supra basiu intus nmltiglandu-
losae, corollae tubus medio tuniidus et staminifer, stigma bicrure.
Java, in Patjitan, Kelak (iiorsf.). Alla-antong sund.

Seclin III. Rejoua Alph. BC. I. e. p. 374 {genus, Gaud, in Frei/c.
Voy. Bot. p. 450). Calyx 5-partitus. Fruclus unicus globosus, inde-
liiscens.

19. Tabernaemontana sphaerocarpa ijl. Arbor mediocris, nrnia

cylindricis crassis apice subcomplanatis, lactescentibus; petioli erassi,
j — 1-pollicares; folia e basi brevi-subacuta vel obtusa ovata, ellip-
tica, elliptico-oblonga vel oblonga, obtusa vel obtusiuscula, glabra,
eostulis utrinque 6 — 12 patulis subtus promiueutibus, 4i — 10 poll.
longa; cymae glaberrimae, calyx intus ad basin laciniarum minutis-
simis glandulis, corollae tubus |-pollicaris, medio parum inflatus,
limbi laciniis apice rotundatis; folliculi in vertice sulcati carnosi bi-
valves dehiscentes, altero plerumque abortivo, unicus subglobosus, a
latere subcompressus, diam. trausverso 4i, verticali 3 poll., pericar-
pio corticato miniato, mesocarpio crasso flavescente, endocarpio mem-
brauaceo, pulpa purpurea septis incompletis intercepta, Tabemac-
monlana sphaerocarpa BI. Bijdr. p. 1028. BC. Lc. p. 374. Hassk.
I. c.p. 266.

Java, in de woudstreken, — overigens veel in de tuinen en dik-
wijls op de graven geplant. — Hamproe badak sund. — Moe-
hoen poeti mal. — Bevat veel melksap en wordt voor zeer ver-
giftig gehouden. — Eene andere aan deze verwante of van haar niet
verschillende plant (Kajoe dagdar sund. of Kala-antong/av.)
komt ook onder de Javaansche geneesmiddelen voor (filet t. a. />.,
hl. 65).

20. Tabernaemontana macrocarpa tack. Folia (in petiolis basi

amplexicaulibus) e basi attenuata ovato-elliptica breviter acuminata
glabra, venis transversis margine unitis, 10 — 12 poll. longa, cymae
terminales 3 — 4, dichotomae, flores majusculi flavescentes, corollae
tubus calyce inulto longior basi subglobosus, superne angustatus,

U'OCYNEAE. 424

limbi laciniae oblongea obliquae, fructus magnit. fere citri, rubri di-
vergentes subglobosi cuspidati baccati polyspermi superne sulcati.
Tabemaemonlana macrocarpa Jack in Hook. Comp.Lp. 253. Alph.
BC. I c. p. 374. — Nondum vidi.
Sumatra, in Benkoelen (jack.).

21. Tabernaemontana globosa blanco fl FUip. p.in. DC.Le.

Folia lanceolata glabra, flores unibellatij calyx cylindricus 5-dentatus,
corollae magnae carnosae infundibuliformis tubus incurvus, partim vi-
ridis, partim albidus, laciniae macula nigra notatae revolutae, folliculi
globosi baccati. — Philippijnsche eil.

22. Tabernaemontana aurantiaca ga vd. Glabra, folia oblongo-

lanceolata basi longe attenuata, membranacea, 9 poll. longa, pcduu-
culi ex apice ramorum bipollicares pctiolo quadruplo longiores nudi
apice conferte cymose multiflori, bracteae ovato-acutae, pedicelli c*
lyce triplo longiores, calycis li lin. longi laciniae ovatae acutiusca-
lae, corollae virescenti-albidae tubus semipollicaris basi ventriooral
laciniis ovatis duplo longior, fructus rubro-aurantiacus, subgloboso-
ellipsoideus, citri parvi magnitudine. Tabemaemonlana aurantiaca
Gaudich. in Freyc. Voy. Bot. p. 50 et 55. Alph. BC. I. c.p. 374.—
JRejoua aurantiaca Gaudich. I. c. p. 450, tab. 61.
Eiland Rawak (gaudichaud).

XXV. VINCA linn. Calycis 5-partiti laciniae acuminatae.
Corollae 5-fidae vel apice 5-lobae tubus anguste infundibulifor-
mis vel cylindraceus, intus pilosus, faux calloso-augulata, laciniii
acstivatione sinistrorsum convolutis. Sta mina 5, filament is bre-
vibus, antheris inflexis, filamento multo lougioribus, oblougis
totis polliniferis. Glandulae 2 cum ovariis 2 multiovulatis alter-
nantes angustae elongatae glabrae. Stylus plerumque apice incras-
satus, membrana reflexa cupuliformi terminatus, stigmate comco
vel cylindracco apice bispido capitato obsolete bilobo. Folliculi 2
anguste cylindracei striati polyspermi. Semina oblongo-cylindracea
utrinque truucata nigricantia, granuloso-tuberculata, hilo sulcato la-
terali, albuminc carnoso, embryi centralis cotyledones ovatac
dorao hilum spectantes, — Herbac vel sacpius sufl'rutices, foliisop
positis,fI. axillaribus solitariis, glandulis plerumque ad basiu foh'oruro
el laciuiarum calycis.

Al'üCV'iNEAE. 425 raUMERIA.

§ 1. Lochnera Reichenb. Calycis laciniae haud vel vix glandulosae.
Corolla rosea vel alba; antherae in sup. parle tubi sessiles.

1. Vinca rosea linn. Suft'rutex ereetus ramosus, foliis calycibus
folliculisque puberulis, folia petiolata e basi angustata oblonga ob-
tusissima mucronulata, petiolus basi glandulosus, pedicelli axillares
petiolo breviores, calycis laciniae lineares acuminatae, tubus corollae
utrinque puberulus, laciuiae dimidiato-obovataemucronulatae. Linn.
Spec.p. 305. BI. Bijdr. p. 1033. Spanogh. I. c. Roxb. Fl. Jnd.
U.p. 1. _ Curt. Bot. Mag. tab. 248. DC. I. c. p. 382. — Loch-
nera vincoides Reichenb. Conspect., Hassk. Gat. bog p. 122. — Ca-
iharanthus roseus G. Don. Gen. Syst. Dichl. PI. IV. p. 95. — Va-
ria t iloribus roseis, albis vel albo-roseis.

West-In dië. Mexico. Brazilië. — Naar de Kaap, Mauri-
tius, Voor-Indië, Sunda-Archipel en Philipp. eil. ver-
spreid. — Keinbang tembaga bod das sund. Kambang sa-
hari tjina mal. (met witte), boelau sund. (met roode bloemen).

§ 2. Cupa-Vecla Alph. DC l. c. p. 382. Corollae albae tubus elon-
gatus. Stamina in sup. parte tubi, filamentis gracilibus.

2. Vinca pQSilIa jiurray in Act. Gaetting. 1772, p. 66, lab. 2, fig. 1.
Jaulis lierbaceus ereetus tetragonus glaber, folia brevissime petiolata
lanceolata longe angustata margin e scabra, glandulae stipulaeformes
«ubulatae, flores minimi, pedicelli calyce breviores, cal v cis laciniae
anguste lineari-acuminatae eglandulosae glabrae, corollae laciniae ellip-
tico-rotundae tubo multoties breviores. Linn. fü. Suppl. pi. p. 166.
ÜC. I. c. p. 3S2. — Vinca parviflora Reis. Observ. II. n. 'ó'ó. Roxb.
*•■ Ind. II. p. 1. — Calharanthus pusitlus G. Don. I. c.

Voor-Indië, op zandige en bebouwde plaatsen.

XXVI. PLUMERIA tournef. Calycis 5-partiti laciniae ro-
tundatae vel integer. Corollae tubus tenuis rectus vel incurvus,
faux exappendiculata, limbi laciniae obovato-oblongae, aestivationc
snnstrorsum convolutae. Stamina 5, basi corollae inserta, fila-
mentis brevissimis, antheris oblongis basi dilatatis, apice obtu-
smscuhs. O varia 2 ovoidea, toro seu disco itnmersa, dorso ei ad-
laerentia, juniora fere infera, serius supera, pluriovulata. Stylus
,mu *, stigmate oblongo apice bifido, Polliculi 2, oblongi vel li-

"•es, nunc ventricosi, plerumque deiiexi, polyspermi, sutura ven-
' a ' cl( - jlll8C entes, extus carnosuli. Semina oblonga compressa, liinc
*»toanaceo-alata, ala laciniata, hilo ovato, albumine nullo, co-

U'OCYNEAE. 426 VALLARIS.

tyledonibus maguis latis foliaceis. — Aibusculae praescrtim aiue-
ricanae, ramis crassis cicatrisatis, foliis alternis magnis patenti-ve-
iiiis, cymis terminalibus corymbosis, ii. amplis saepefragrantibus. —
Plumieria Ruiz et Pav.

1 . Plumeria aciltifolia poir. Folia oblonga utrinque acumiuata
glabra, 8 — 12-pollicaria, petiolo l|-pollicari apicc uniglanduloso
nunc (au abnormaliter) e medio foliola 2 cucullata exserente, pedun-
culus elongatus apice in ramulos breves cymoso-uinbellatos multi-
lloros divisus, corollae fragrantistubusintuspubescens,laciniaeextus
subcarneae, intus albae, basi luteae, folliculi (ex rumphio) 6 pollices
longi, digitum crassi. Plumeria aculifolia Poir. Suppl. IL/). 667,
BC. Prodr. VIII. p. 392. Uassk. in Flora bot Zeil. 1815,/
Decaisn. I. c. p. 380. Plumeria arborea Noror.h. in Verh. Halm:
Genoolsch.Y. p, 82. — PI. obtusa Lour. Cochinch. 1. p. lil-, mm
Linn. — Pl.acuminala Hort. Kew. cd. alt.ï.p.70. Roxb. PI. hul.
II- p. 20. Bot. Magaz. tab. 3952. Wight Icon. II. tab. 471.—
Apocynum americanum frulescens Commel. Hort. Amst. il. }>■
47, lab. 24? — Flos cdnvolulus Rumph. Herb. Amb. IV. p. s "»-
lab. 38. — Varial pedunculo pubescentc.

In Zuid- Azië en op den Sun da- Archipel niet zeldzaam,
wordt in Java op de begraafplaatsen algemeen aangeplant en kan,
hoezeer van Amerikaanschen oorsprong, bijkans als inlaudsch be-
schouwd worden. — Sambohdja sund., Kambodja mal., Sam-
bodjajai'., Kemba goeling tsjoetsjoe amb., enz. — De bl
men hebben eenen aangenamen geur, worden tusschen de kleineren
gelegd, soms ook gekonfijt gegeten ; de wortel wordt op Malabar
voor een doodelijk vergift gehouden. — // Het is een kleine boom,
welks wijdstaande, gebogene takken zich in den bloeitijd geheel bla-
derloos op de graf heuvelen uitstrekken." (jungh.).

Tribus IV. Parsonsieae alph. dg. l.c. p. 399. Ovarium unicum
(dimerum) biloculare. Semina superne comosa.

XXVII. VALLARIS rr. l. boeman. Calycis 5-partiti laciniM
lanceolatae (extus et partim intus pilosulae), interiores basi
glandulosae. Corollae tubus brevis esquamatus, limbi 5-paititi
lacmiae palcntes ampèae tubo sublongiores, aestivatione ilextrorsum

IPOCYNÊAE. 427 VALLARIS.

imbricato-convolutae. Stamina iu supeiiore tubi parte inserta, fi-
laraentis ligulatis pilosis, antlieris sagittatis, filamento sublon-
gioribus, dorso basi carnoso-gibbosi?. Nectarium cupuliforme 5-
fidum vel 5-partitum, ovarium biloculare multiovulatum cingens.
Stylus filiformis praesertim superne pubescens. Stigma basi annu-
latum, superne conico-ovatum. Eolliculus bilocularis oblongus acu-
tus, longitudiualiter (4-valvis?) dehiscens. Semina obovoidea com-
pressa aspera, spermodermide membranacea, albumiue parco, em-
bryi recti cotyledones ellipticae foliaceae. — Frutices volubiles,
in Asia calidiore indigeni, oppositifolii, foliis (au semper) pellucido-
punctatis, cymis axillaribus racemosis, n\ albis odoratis, Solani habitu.

1. Vallaris PergUlana burm. Folia petiolata e basi brevi-acuta
lata lato-elliptica vel ovata, abrupte acute acuminata, 3 — 8 poll.
longa, membranacea, utrinque glabra, costulisS -10 utrinque,pedi-
celli cum calyce vulgo hirtello-pubescentes, corollae hypocrateriinor-
phae laciuiae subrotundae ovatae tomentello-albidae, filamenta basi
incrassata, apice extrorsum glandulosa, glandulae ovoideae candidae
glaberrimae nitidae. Vallaris Pergulanus Burm. Fl. Ind. p. 51.
Rook. Icon. PI. lab. 153. I)C. 1'rodr. VIII. p. 399. Spanoghe
L c. p. 325 (?). Ilassk. in Flora Bot. Zeil. 1815, p. 267, excl.
ubicjiw si/n. Rumph. — Pergularia glabra Linn. Manl. p. 53. —
Emericia pergularia R. et Schuil. Sysl. IV. p. 401. — Echites
hircosa Roxb. Fl. Ind. IL p. 18.

Voor-Indie. Sunda-eilanden en Molukken. Ti mor. —
Karassa daugdong sund. op Java.

2. YallariS OValis miq. Folia quam in V. Perg. minora, cliartacea,
e basi obtusa ovalia acutiuscula, cyma terminalis (dein inuovatione
lateralis) subdensiflora pubera, calycis laciniae lanceolatae dorso et
nitus usque ad medium puberae, duae interiores basi vulgo uni-
glandulosae, glandulis truncatis, nectarium 5-partitum, lobis trunca-
tis glabris, ovarium apice dense pilosum. Flos pergulanus Rumph.
Uerb. Amb. V. p, 51, tab. 29, fig. 2 optima.

Molukken (rumph.). Java, in Soerakarta (iiorsf.). — ïon-
ki]i sund.

v >- Vallaris? clavata g. do.v. Dichotoma, folia late lanceolata sub-

APOCTHEAB. 428 HWamL

tus villosa, paniculae axillares dichotomae, tubus corollae clavatus,
laciniae falcatae, antherae lineares inclusae. Vallaris? dich. G. Don
Gen. Sysl. Dichl. IV. p. 79. — Echites clavata Roxb. Flor. l„d.
II. p. 70. Alph. DO. I. c. p. 477. Antheris a generis chavacterere-
cedit. — Molukken.

XXVIII. PARSONSIA n. brown. Calyx sub- 5-partitus, la-
ciniis basi in centro squama ovata, acuta membranacefi . stipatis
eglandulosis. Corollae anguste infundibuliformis fauxcumtubo
esquamata, limbi 5-partiti laciniae oblongae, aestivatione dextrur-
suin convolutae, demum patentes. Sta mina 5, basi imae corollae
inserta,filamentis gracilibus, antheris sagittatis, e corolla, patente
exsertis, stigmati adhaerentibus. Nectar ium eglaudulis 5 carnoM
ovato-acutis. Ovarium biloculare, glabrura. Stylus 1, stigmate
basi membrana cupuliformi reflexa ciucto, medio pentagouo, apice
apiculato bilobo. Folliculus bilocularis. — Frutices scan»

in Asia, Nova-Hollandia et Nova Zeelandia cresceutes, oppositi-
folii, cymis multifloris.

§ 1. Filamenta inter se spiraliter contorta.

1. ParSOnsia Oblonga WALL. Cat. n. 1632. Alph. BC. Prodr. VUL

p. 402. Folia longe petiolata e basi obtusa vel acuta. oblonga acumj-
nata membranaeea glabra, 3 — 4§ poll. longa, pedunculi axillares so
tarii folio breviores apice multiflori cum ramulis floribusque extus sub-
puberi, calycis laciniae ovato-oblongae. — B i r m a - r ij k, bij Moohv\ ne
en Eangoon.

2. ParSOÜSia Cumingiana alph. dc. l. e. Kami glabri, folia mo<

petiolata elliptica vel elliptico-obovata retusa mucromilata glabra, sub-
tus pallida, superiora bipollicaria, cyraae axillares glabriusculiie
breviores compositae, calycis laciniae ovatae obtusae ciliolatae, squani
intus minima. — Luzon (cüming, n. 1490).

Species indescriptae:

Parsonsia acuminata vfAhh.Cat.7i. 1634. — Poeloe Pinang.

Parsonsia pauciflora e/'. I. c. 1635. — Singapore.

XXIX. HELIGME blume. Calycis (viridis) basi 5-gibbi 5
partiti laciniae submembranaceae ovatae ciliatae extus pubcrac.
basi intus squama lato-ovata, viridi auctae. Corollae rotato-sub-

APOCYNEAE. 429 HELIGME.

urceolatae limbus patens reflexus, laciniis linearibus aestivatioiie sub-
valvatis, tubus ventricosus, intus filamentis adnatis seriato-hirtellus,
filamentis a medio tubo liberis circa stylum spiraliter volutis, an-
theris sagittatis circa medium stigma 5-gonum inerassatum basi
membrana reÜexa cinetum, vertice apiculatum, coni exserti specie
cohaerentibus. Glandulae 5 trigono-ovatae apice sub-tridentulae
raagnae (flavescentes) sepalis filamentisque aduatis aiternae. Ova-
rium biloculare 5-gouum glabrum subsemiglobosum, loculis an-
gulo interiore pluriovulatis. Stylus filiformis glaber. Follicu-
lus lineari-oblongus, a Jatere utroque compressus et sulcatus, acumi-
natus, bilocularis, coriaceus, a basiadapicem septicide bivalvis,valvis
planis, demum subtortis. Semina oblonga, apice longiter attenuata
subtrigona, ventre sulcata, coma terminali fuscescente sericante, al-
bumine carnoso, radicula longa cotyledonibus oblongis tri-
plo breviore. — Helygia BL Bijdr. p. 1043. — Heligme ej. Proef.
FL Jav. p. VIL — Helygma Hassk. — Folia opposita, glandulis
axillaribus et interpetiolaribus.

1. Heligme javanica bl. ïtami verruculoso-punctati, folia petio-
lata, e basi acuta vel subobtusa ovata, ovato-subrotundata vel elliptica
brevi-acuminata, subcarnosa, glabra vel subtus vix puberuia, 3 — 5^
poll. longa, costulis circiter 6 utrinque, flores viridi-tlavescentes,
calycis laete viridis punctulati tubus incrassatus, laciniae acutae,
margine teuui cinctae, corollae tubus inflatus, laciniis patentibus lan-
ceolatis acuminatis flavescenti-viridibus subbrevior, folliculi usque 7-
pollicares, primo eonnati, maturi liberi, comasordidealbida sericante.
Heligme javanica Bl. Bijdr. p. 1043. DG. Prodr. VIII. p. 425.
Hassk. i n Flora bot. Zeit. 1845, p. 260 el 1847, p. 105 (Spa-
noghe in Linnaed XV. p. 325?).

Java, in de bergstreken. — Timor? — Aroi petjit hajan sund.

2. Heligme Korthalsiana miq. Praecedenti simillima, folia e basi
pcata vel obtusiuscula obovato-elliptica vel elliptica brevi-acuminata,
subcoriacea (in sicco supra fuscula), costulis utrinque 5 — 7 erecto-
patulis ante marginem subunitis, 3^—2 poll. longa, flores praece-
dentis, sed calycis laciniae ovatae obtusae.

Bnmatra (korthals).

APOCYNEAE. 430 UK.U Mo.vriA.

3. Heligme RheedÜ wight Icon. IV. tab. 1303. (fi/<ce</. Uort.Ma*
lab. IX. lab. 10) inftorescentia majore, floribus minoribus et aurantio-
tinctis a praecetlentibus differt. Conf. iiassk. 1. c.

XXX. BEAUMONTIA wallich. Calycis 5-partiti laciniae
foliaceae ellipticae acutae, basi intus glaudulosae. Corollae cara-
panulatae basi in tubum calyce vix longiorem angustatae faux am-
pliata, iiuda, limbus 5-lobus, lacïniis ovatis subacutis aestivatione
dextrorsum convolutis. Stamina 5, summo tubo inserta, filamen-
tis filiformibus glabris subcompressis, antheris elliptico-sagittatis,
medio stigmati adhaerentibus, filamento multo brevioribus, basi auri-
culis angustis 2, apice mcmbrana acuta, terminatis. Nectariun
eglandulis camosis 5 obtusis. O var i urn biloculare toro immersum,
pluriovulatum. Stylus filiformis, stigmate oblongo, apice bitulwr-
culato. Pructus oblongus, liguoso-coriaceus, e folliculis 2 connatM
maturitate distinctis constans. Semina uumerosa pendula imbricata,
obovoideo-oblonga, ad umbilicum comosa, albumiuc carno», em-
bryi cotyledonibus oblongis.

1. Beaumontia mnltiflora teysm. et binnend. Sarmentosa,ramuli

in petiolorum axillis rubigiuoso-pilosi, folia opposita petiolal
poll.) e basi acuta elliptico-oblonga acuminata, 7 — S poll. longa,
5 lata, reticulato-venosa, coriacea, utrinque glabra, cymae terminales
multiÜorae, (18 — 15-florae), pedicellis rubiginoso-pilosis, bracto
caducis, calyx ruber, laciniis oblongis acutiusculis undulatis r<
corolla (quam sequantis minor) alba (tubo viresceute), laciniis
viridi-tinctis. Beaumontia mulli flora Teysm. et Binnend. in fiatVMfk
Tijdschr. Ncèrl. Ind. II. /. c.

Java, in de provincie Bantam (teysmann). — Salsoe moe»
ding mal.

2. Beaumontia grandiflora wau,. Tent. Fi. Nepal. )>■ 15.

lindl. Bot. heg. tab. 911. ttook. lint. Mag. tab. 3213. DC. I. <"• I
403. — Sehitei grandiflora Roscb. heng, /?.' 20, non Uoth. Arbor »g
Manden», folia oppo*ita, e basi anirustata- oblongo-oborata <
ta, 6—8 poll. longa, in nervis snbtus puberuia, axillis glnnduhfcr»t

cymis torminalibus 8 — -12-floris. bractcis magnis ovatis cadans.
amplis frajjrantüuis, 5-pollicaribus.

Oostelijk gedeelte van Bengalen. Nepal.

SPOCYNEAE. 431 RHEITHROPHTLLÜM,

XXXT. RHEITHROPHYLLUM iïassk. Calycis 5-partiti la-
ciniao subulatae. Corollae infundibuliformis limbus brevis
laciniis inaequilateris. Fi lam en ta brevia tubo corollae adnata vix
apice libera, antherae erectae liberae oblongae obtusae basi emar-
ginatae biloculares. Ovarium biloculare, stylo subnullo, stig-
mate subincrassato. Folliculi biloculares elongati filiformes longe
acuminati, carpopodio longo sufiulti. Semina oblonga in extremi-
tate filo longissimo tenuissimo praedita (nee comosa).

1. Rheithrophyllum subverticillatum hassk. £at. bog. p. 123.

Flora bot. Zeit. 1842, II. BeibL p. 56 Folia opposita subquaterna
lineaiï- oblonga supra canaliculato-convoluta glabra, flores viridius-
culi solitarii axillares brevi-pedunculati, fructus pedunculati etintra
calycem persistentem stipitati. — Fruticulus radicans parasiticus, —
Stirps dubia, mihi nondum visa.
Java (hassk.). — Angrek sund.

Tribus V. Wrightieae g. don Gen. Syst. Dichl. PI. IV. p. 70.
Alph. DC. I. c. p 404. Ovaria 2 distincta. Folliculi 2. Semina in-
fcnie comosa. Cotyledones convolutae.

XXXII. WRIGHTIA r. brown. Calyx 5-partitus, squamis
glandulisve 5, quarum 2 ex utroque latere ad basin laciniarum dua-
rum interiorum, quinta in altera lacinia lateralis, omnes fere aequi-
distantes, cum laciniis fere alternantes. Corollae tubus vulgo ab-
breviatus subcylindricus, limbi 5-partiti laciniae aestivatione sinis-
trorsum convolutae, faux appendicibus vulgo dirnorphis coronata.
Stamina medio vel apice tubi inserta, exserta, filamentis brevibus,
antheris sagittatis, medio stigmati adhaerentibus, membranula acuta
pilosa terminatis. Nectarium nullum. Ovaria 2 adpressa glabra.
Stylus filiformis apice dilatatus, stigmate obtuso nunc bifido.
iolliculi 2, in quibusdam diutius cohaereutes, demum liberi, elon-
gati polyspermi. Semina oblongo-teretia, extremitate inf. comosa,
(coma albida sericea), testa membranacea substriata. Albumen
inülutn aut tenue? Cotyledones ovales cordatae longitudinaliter
plicatae, sinistrorsum convolutae. — Frutices vel arbusculae Asiae
cahdioris et Novae Hollandiae, foliis oppositis, materie coerulea, (in-
oico) passim iinbutis, cyrnis terminalibus, embryo aquae immerso
toseo-violaceo.

APOCYNEAE. 432

WRIGHTIA.

Séctio T. Bammalophylon A. DC. Prodr. VUT. p. 404. Corollae
tubus calyce aequilongus, raro duplo vel ultro longior.
* Folia pubescenlia. Squamae intra calycem.

1. Wrigthia javanica alph. dc. Folia modice petiolata, e basi
acuta, elliptico-obovata obtuse acuminata pubescenti-tomentosa, 1 — ó
poll. longa, cymae tornentosae, calycis laciniae ovatae obtusae extus
pubescentes tubo corollae glabrae triplo breviores, squamis ellipticis
lacinias fere aequantibus, coronae faucis laciniae inaequales pilosulae,
majores laciniis corollae oppositae iisque duplo breviores, alternae
duplo angustiores et breviores; antherae hispidae. Wrightia javamca
Alph. DC. Prodr. VIII. p. 405. — Hassh. Flora bot. Zeil, IS 15,
p. 267? — Nondum vidi. Anne W. pubescenti vel W. tornentosae
affinis ?

Java (kollmann).

2. Wrightia pubescens r. br. Folia breviter vel brevissimc pe-
tiolata, e basi acuta elliptico-oblonga elliptica vel subovata abrupte
acuminata, 4 — IJ- poll. longa, praesertim subtus molliterpubesccntia,
venis parallelis utrinque circiter 10, corymbi erecti, tubus corollae
calyce parum longior, folliculi cohaerentes, calycis hirsuto-pubescentis
laciniae ovatae, squaraa ovato-rotundata | breviore intus auc T
Brown Mem. Wem. Soc.I. p. 73. Prodr. Nov. Holl. l.c. Alph. BC,
l. c. Decaisn. L e. p. 379. BI. Bijdr. p. 1041.

Noordelijk gedeelte van Nieuw -Ho 11 and. Java. Ti mor.

3. Wrightia OVata alph. dc. /. c. p. 405. Folia breviuscule petic
lata, e basi obtusa v&l subacuta ovata obtuse acuminata _ pubescenti-
tomentosa, 3— 4-pollicaria, cymae tornentosae, calycis laciniae Of

obtusae extus pubescentes, tubo corollae glabro quadruplo quiDli
breviores, squamis elliptico-dimidiatis quam laciniae duplo brevionwj
coronae faucis laciniae inaequales, majores corollae laciniis °PP°. S

apice tricrenatae iis duplo breviores, aliae alternae paullo^ orev.
triplo angustiores lineari-acutae, antherae dorso pilosae. u

(cvjming n. 1802 et 1279).

4. Wrightia WallichÜ alph. dc. I. c. Folia e basi acuta ellipüco-
obovata obtuse acuminata pubescenti-tomentosa, 3 — 4 poll. long*. .^
mae tornentosae, laciniae calycis late ovatae rotundatae extus P*^
centes, tubo corollae glabro duplo breviores, squamis ovato-rotun ^^
quam laciniae fere duplo brevioribus, coronae faucis appen ai ^
ligulatae glabrae inaequales, majores laciniis oppositae apice r.
tae lacinia quadruplo breviores, aliae alternae paullo breviores i^
angustiores apice hilobae, antherae dorso pilosiusculae. Wngn i
mentosa Wall. Cal. n. 1628. — Martaban, in het Birma-njK.

APÜCYNEAE. 433 WRIGHTHIA.

* Folia glabra. Squamae vel glandulae intra calycem.

5. Wrightia calycina alpii. dc. Ramuli purpurascentesglabri, fo-
lia breviter petiolata, e basi brevi-acuta vel obtusa elliptico-oblonga
vel sublanceolata obtusc acuminata, raro obovata, nascentia in petiolo
et costa pubcra, caeterum glabra, 1 { — 2* — 3 poll. longa, venis utrin-
que 7 — 10, membranacea, thyrsuli eymosi termiiiales et axillares ca-
lycesque pubescentes, calycis 3 — 3 1 lin. longi laciniae ovato-subro-
tundae undulatae subciliatae, corollae 6 lin. longae tubum glabrum
aequantes, squamis ellipticis quam ipsae quadruplo brevioribus gla-
bris, coronae faucis laciniae pilosiusculae inaequales, majores laci-
niis corollae elliptico-oblongis obtusis utrinque tomentellis oppo-
sitae lineari-spathulatae apice crenis 2 mucroneque centrali, minores
alternae lineares apice bifidae, antlierae pilosae. Alph. DC. I. c. p.
406. — Wrightia tinctoria Decaisn. L c. p. 379. Venulae pel-
lucidae. — Var. fi, Foliis e basi brevi-cuneata latioribus marginc
subrepandis, alabastris acutiusculis, corollae tubo calyce vix breviore.
Var. y (Wr. multi flora Zippel. herb., Nerium jaspideum Spanoghe
in Linnaca l. <?.), corollae laciniis subspathulato-oblongis, squamis
iis { brevioribus tridentatis; fl. albi, folliculi (ex icone) cohaerentes
oblongi subacuti, 5 poll. longi.

Ti mor. — (i. Java (kortii.). — - y. Ti mor. (span.).

6. Wrightia tinctoria n. brown. Folia elliptico-lanceolata vel ovata
obtuse acuminata glabra membranacea, venis pellucidis, 2—5 poll. lon-
ga, cymae rami divaricati, pedicelli flore longiores compressi, calycis
laciniae ovatae obtusae ciliatae corollae tubo duplo breviores, glandulae
1—2 inter eas angustae lineares, corona faucis fimbriata corollae la-
cinns duplo brevior, antherae praesertim intus pilosae, folliculi penduli
apice cohaerentes 12— 20-pollicares. Wrightia tinctoria R. Br. I. c.

mÏ A^t "" W25 - Wight IC ° n - IL tab - Ui - Lindl ' BoL Re 3' fab '

yjö. Alph. DC. l.c. haud Decaisn. — Nerium linctorium Roxb. Fl.Ind
id. Wall. II. p. 4 excl. syn. Rumph. — Hort. Béng. p. 19.

V o o r - 1 n d ï ë. — Waarschijnlij k ook opdenSunda-Archipel.
We bladen bevatten Indigo en worden in Bengalen tot verwen ge-
bruikt. — Pekrottbt Vart de V Indigo p. 19H.

7. Wrightia timorensiS miq. Glabra,' folia brevissime petiolata
mcrescentia, majora (superiora) obverse lanceolato-oblonga vel sub-
■pathulata subabrupte acutiuscule acuminata, minora elliptica vel
obovata obtusa vel obtusiuscula, 4^—l£ poll. longa, membranacea,

28

Flora van Neü\ In.lië. II.

APOCYN'KAE. 434

WKICTHIA.

pallide viridia, glabra, venis venulisque coloratis, pedunculi termi-
nales plures cymoso-dichotomi laxiflori folia vix superantes, bracteae
iuferiores lanceolatac scariosae, superiores ellipticae, pedicelli graci-
les, calycis parvi 1 linea brevioris 5-fidi subglabri laciniae ovatae
obtusiusculae margine extenuato-pallidae ciliolatae, corollae tabu
iuferne glaber, superne subpuberus calyce ter longior, limbi laciiüae
subobvcrse elliptico-oblongae obtusiusculae membranaceae ufcrinqae
tenuiter puberae tubo inulto longiores sernipollicares, coronae laciniae
lobis corollae oppositae fimbriato-fissae segmentis bifidis, alternae
bipartitae, autherae dorso glabrae, apice pilosulae, introrse pul
Wrightia antidyscnlerica Dccaisn. Nouv. Anti. du Mus. [II. p. 379.
et in Herh. Mus. Paris., non alior. — ïoliorum forma et inttorescentü
laxa a Wr. tinctoria difi'ert.
Timor.

8. Wrightia Spanogheana miq. Glabra? folia breviter petiolata
e basi obt-usu vel rotundata ovato-oblonga (non abrupte) acuminata,
venis costalibus utrinque circiter 10 erecto-patulïs parallelis, u — ~
poll. longa, thyrsulus terminalis densiflorus contractus multiflona
foliis multoties brevior, calycis laciniae ovato-oblongae corollae tu-
bum aequantes vel param breviores, corollae parvulae roseorubel-
lae laciniae oblique oblongae obtusae, coronae squamae iis oppositae
5-(vel 3-) denticulatae, folliculi ovato-oblongi breves, (an juniores)
cohaerentes. Nerium macrocarpum Spanoghe, Wrightia spel '«
Linnaea XV. p. 325. Iconem tantum vidi, quae speciem a rubelh-
rloris speciebus satis distinctam sistere videtur.

Timor (spaxoghe).

Seclio 1\. Walidda Alph. DC. I. c. p. 407; Tubus corollae calyce
multoties longior. — 1'orsan ex DC. genus?

t). Wrightia antidysenterica u. br. I. c. DC. I. c. non Dccaisn
in N. Mérn. Mus. I. c. Folia obovato-oblonga breviter acuminata gla-
bra, corymbi subtcrminales, tubus corollae calyce sexies longior, fol-
liculi distincti. Nerium antidyseniericum Linn. Spec. p. 300 excl.
syn. Meed. — Ncr. indic. caet. Btirm. Zeyl. p. 167, tah. Vit

Ccylon. — (Timor?). — Het fijne witte hout wordt door
schrijnwerkers enz. gebezigd. — De schors is als Conessi -schors
bekend.

ÏOYNEAE. 4»35 KfCKXIA.

Species incerta, dubiae aflinitatis.

10. Wrightia Coraia wall. cat. n. 1615, dc. 1. e. p. 407. Un-

lique pubescens, folia elliptica vel obovato-oblonga acurainata, subtus
purpurascentia, thyrsi terminales trichotomi, laciniae calycis rotundae.
Hunteria eugeniaefolia Woll. Cat. I. c. — * Poeloe Pinang.

XXXIII. KICKXIA blume. Calyx 5-partitus intus setulis auc-
tuspersistens. Corollae hypocraterimorpbae tubus brevis basi ven-
tricosus, infra faucem nudam coarctatus, limbi campanulati5-par-
titi plicati laciniae aestivatione convolüto-contortae. Stamina 5,
fauci inserta, filameutis brevissimis, antheris sagittatis, medio
stigmati cohaerentibus. O varia duosibi appressa, nectario mem-
branaceo basi circumdata, sutura ventrali pluriovulata. Stylusfili-
formis, iuferne bipartibilis, stig m at e clavato. F o 1 1 i c u 1 i liberi
elougati polyspermi, se minibus stipitato-comosis. Embryi al-
bumine tenui circumdati cotyledones contortuplicatae, radi-
cula supera. — Kickxia BI. (1828) in Fl. Jav. Praef. p. VIL —
Hasseltia cj. in Bijdr. p. 1045, hand Kunth. — Kibatalia G.Don
Gen. Syst. IV. p. 86.

I. Kickxia arborea bl. RumphialY . p. 26, tab. 17 v.fig. l.Alph.
DG Prodr. VIII. p. 408. Ilassh. in Flora bot. Zeit. 1845,/?. 267.
Hasseltia Bi l. c. Arbor mediocris; rami circulari-cicatrisati ; pe-
tioli brevissimi, oppositi basi dilatato. linea, trausversa, uniti, axillis
setuliferi ; folia elliptica utrinque acutiuscula vel apice obtusa, inte-
gerrima undulata membranacea, 3 — 7 poll. longa, subtus in venis
crebris tenerrime decidueque pubera (siccata supra nigrescentia, sub-
tus ochracea); lapsis m. Octobris foliis novisque evolutis llorum
^j-pollicarium pedicellatorum fasciculi axillares brevissime pedun-
culati prodeunt, fructus sequenti anno maturi ; calycis laciniae ovato-
oblongae acuminatae, corollae flavescenti-viridulae suaveoleutis lim-
bus maximus; stigma lapsa corolla subbilobum; folliculi 2, circiter
bipedales cylindracei coriacei ; semina pollicem longa, extremitate in-
feriore in processum fragillimum ad medium glabrum caeterum ob-
versc comosum 5-pollicarem pvoducta.

Java, in de bergstreken. — Ki batali ofKi boentali .mud.
Het melksap wordt als wormdrijvend geneesmiddel gebruikt.

28*

APOCYNEAE. 436

ALSTOMA.

Tribus VI. Alstomeae g. don Gen. Sysl. Dichl. PI. lY.p.TQ.
Alph. DC. I. c. p. 408. Ovaria 2 distincta. Folliculi 2, semiua
utrinque comosa.

XXXIV. ALSTONIA R. brown Calyx 5-partitus glandulo-
sus. Corollae hypocraterimorphae extus vulgo pubescentis tubus
csquamatus, iutus superne pubescens, laciniis 5 aestivatione sinis-
trorsum (au et dextrorse?) imbricato-subconvolutis longior. Stamina
medio tubo vel altius inserta, filamentis brevissimis, antheril
e basi cordatê, oblongo-lanceolatis. Nectarium nullum vel ovariis
toro basi immersis rudimentum nectarii annularis. Ovaria 2 com-
pressa multiovulata. Stylus 1, stigmate ovoideoapicebilobo. Fol-
liculi 2 elongati ventre dehiscentes. Semina oblouga utrinque
comosa, compressa, media facie affixa, albumine parco, embryi
coty ledones oblougae planae, radicula, superiore longiores. —
Arbores, perinde frutices, in Asia calidiore et Polynesia crcscentc?,
foliis petiolatis verticillatis vel oppositis, inflorescentia in apii
moruin cymosa, 11. albis. — Alslonia R. Br. ex emend. Alph. I» ,
non Linn.fd.— Corollae laciniae sinistrorsum imbricatae, i. e. extus
conspectae pars \ sinistra dextrain laciniae sinistrorsum sequentis
obtegit), apice minus magisve tortae.

§ 1. Nectarium nullum. Ovaria hispido-pilosa.
1. Alstonia SCholariS r. br. Folia 4— 5— 7-verticillata, e bas
acuta obovato-obloDga apice obtuso-rotundata vel miuora obtus
attenuata, supra nitida, subtus.pallida, venis lateralibus nervo utnuque
submarginali connexis, 4—7 poll. longa, cymae fasciculato-globcw
longe pedunculatae per paniculam verticillato-dispositae pubescei
flores subsessiles pubescentes, calycis laciniae ovatae obtusiusculae, co
rollae albae fere semipollicem longae tubus intus superne puberus, faax
albo-bispidissima, limbi parumpilosi laciniae rotundatae, folhcuh Ion
gissimi, vulgo pedales. Alslonia scholaris R. Brown in Mem. %
Soc. I. p. 75. BI. Bijdr. p. 1037. A. DC. I. c.p. 409, var. «. Bk
me i _ Itassh. in Flora bol. Zeil. 1845, p. 267. Decaisn. Am
Mus. TII.p. 376, non Wighl Icon. IL lab. 422.— AeschynW*
laevis Noronh. Ycrh. Batav. Genoolseh.Y.p. 68.— Eckitessekt
ris Li nu. Mant. p. 55. — Pain Rheed. Hort. Mal. I. p. 81, lab '**
Liunum scholare Rumph. Ilerb. Ar b. 11 p. 246, labttla i

APOCYNEAE. 437 ALSTONIA.

ad sequentcm pertinel. Arbuscula 20-pedalis. — Var. §. Avae DC.
l.c. foliis magis oblongis elongatis, non adeo cuneatis (an species). —
Var. y. Foliis minoribus apice subacutis.

Door geheel Zuid -Azië. Vasteland vau In die. Sunda- Ar-
chipel, ïn Java, vooral op moerassigen bodem. Molukken. Ti-
mor. Philipp. eil. — Kajoe Gaboes sund. — |S. in Ava op den
Taong Dong (wallicu CaL n. 1644 f.). — /. Molukken.

2. Alstonia SpectabiliS r. br. Folia quaterna elliptico-oblonga
subacuta vel obtusa vcnis usque ad marginem extensis, cymae folio
breviores, corollae faux barbata, limbi laciuiae ellipticae, folliculi lon-
gissimi. B. Brown l. c. Alph. DC. I. c. p. 409. Decaisn. I. c. —
Lignum scholare Iiumph. quoad tab. 82? — Alstonia f/speciosa"
B. Br. (sphalmate) Herb. Paris.? — A praecedentc limbi corollini
laciniis ellipticis satis differre videtur. Folia minora, venis nervulo
subindistincto in ipso fere margine unitis.

T i m o r, bij Koepang. Java? geplant ?

liet hout van A. spectabilis (of A. angustiloba ?), Lameh awe-
wch sund., Poeli mal. enjav., is onder den grond zeer duurzaam.
Bij andere soorten is het bitter, en de schors wordt wegens soortge-
lijke eigenschappen door de Javanen als koortsdrijvend geneesmiddel
gebruikt (waitz, filet.). — Volgens jünghuiin (Java, t.a.p., bl. 259)
wordt het witte zeer weeke hout in plaats van kurk gebezigd, om
er insektennaalden in te steken.

3. Alstonia angUStifolia wall. Kami glabri, folia terna, e basi
subacuta elliptico-oblonga obtuse acuminata, supra glabra, subtus mi-
nutissime subpubera. 4 — 6 poll. longa. venis lateralibus parum perspi-
cuis, cymae umbelliformes folio triplo breviores puberulae, pedicelli
calycis longitudine, calycis fulvo-velutini laciniae obtusae inaequales.
Alstonia anguslifolia Wall. Cal. n. 1650. Alph. DC. I. c.

Singapore.

Jidn. Alstonia scholaris wight Icon. II. tab. 422 inflorescen-
tia tota. globoso-contracta, foliis lanceolatis caet. distinctam speciem
efficere videtur.

§ 2, Nectarium nullum. Ovaria glabra.

4. Alstonia spatnlata bl. Folia quaterna ternave, e basi acuta sc-
FÜ petiolum brevem decurrente obovato-oblonga apice rotundata vel

U'OCV.VEAE. 438

ALSTONIA.

cmarginata pergamaceo-coriacea rigida, 2f — 1^ poll. longa, subtus
pallida veuis patulis usque ad margiuem extensis nervulo margiuali
subobsoleto unitis, thyrsus terminalis paniculatus glaber folia sub-
aequans, pedicelli conferti flore breviores, calycis glabri laciniae
ovatae obtusiusculae ciliolatae, corollae glabrae tubus apice dilatatus,
liinbi lacinias ellipticas undulatas subaequans, faux albo-hirtella.
stylus tenuis glaber, stigma conicum, ovaria glabra ovoidea, nectario
nullo, ima basi calyci subadnata. Alstonia spalulata BI. Bijdr.l.c.
Alph. BC. I. c.
Java (bl.).

§ 3. Nectarium nullum. Ovaria hirtella.

5. Alstonia angUStiloba miq. Folia quaterna-septena longiuscule
vel modice petiolata, e basi acuta velattenuataobovato-velelliptico-
oblonga breviter obtuso-apiculata pergamaceo-coriacea, supra lucida,
subtus pallida venis teneris patentibus ad margiuem extensis, iicrvo
marginali indistincto, 3^ — 1^ poll. longa, thyrsus terminalispeilun-
culatus foliis brevior vel subaequalis pubescens, ramis verticillatis
apice cymoso-contracto-fioridis, calycis semiglobosi puberi 5-fidi la-
ciniae ovatae obtusiusculae ciliolatae, corollae extus glabrae tubus 2
lin. superans apice dilatatus, limbi 5-partiti laciniae lineari-oblongae
tubo parum breviores patentes, basi parce piliferae, faux albo-hir-
suta, ovaria hirtella, stylus glaber filiformis, stigma ovoideum acutum
basi dilatatae insessum, nectarium nullum. Alstonia speclabilis herv.
L. Balav. excl. syn. R. Br.

Java.

§ 4. Stamina in sup. tubi parte. Nectarium cupuliforme. Ovaria gin
berrima.

6. Alstonia macrophylla wall. Folia terna, oblouga breviter
acuminata, subtus pubescentia, 6 — 8-pollicaria, pedunculi in apice
ramulorum plures apice trichotomo-corymbosi, 2 — 3 poll.longi, pe-
dicclli calyce breviores, calycis laciniae obtusae intus puberulae V
spec. CUMING.), folliculi lineares longissimi. Alstonia macrophpUM
Wall Cat. n. 1648. Alph. DC. I. c. p. 409 excl. var. G. Don l.c.

p. 87.

Poeloe Pinang (wall.). — Philip p. eil. (cumwg, n

APOCYNEAE.

439 BLABEROPUS.

7. Alstonia COStata wall. Cal n. 1650. Alph. DC. G. Donl.c.
Praecedenti ex g. don affinis, sed folia glabra angustiora, venis ma-
gis distinctis. — Nondum vidi. — Poeloe Pinang.

§ 5. Dubiae sectionis.

8. Alstonia calophylla miq. Glabra, folia quina vel quaterna dis-
tautia breviter petiolata, e basi acuta oblongo-lanceolata acuminata
chartaeea, supra glabra nitida, subtus glaucino-albida quasi rore suf-
fusa (cellulis subpapillosis) venis costalibus numerosis patentibus ad
ipsum marginem «ervulo subobtecto unitis, 10 — 5 poll. longa, 2 1 —
\\ poll. longa, flores... An Blaberopi species?

Sumatra, bij Loeboe Alocng (teysm.). — Poele pipi mal.

Hujus vel sequentis generis videtur: Echües trifida Blanco II. Filip.
p. 109 (non Linn). Frutex, folia quaterna lanceolata undulata supra
glabra, subtus pilosa, cyraae terminales trichotomae, corollae calyce
triplo longioris laciniae lanceolatae, faux lanata, antherae setaceae. —
Philipp. e il,

XXXV. BLABEROPUS alph. dc. Characteres Alstoniae; sed
sta mi na in parte superiore latiore tubi corollini; nectarium eli-
gulis glandulisve 2 cum ovariis altera antibus, sein in a inargine et
praesertiui extremitate utraque longe ciliata. — Erutices foliis ver-
ticülatis, glandulis axillaribus acuminatis. — Flores quandoque
hexameri.

1. BlaberopUS sericeUS alph. dg. Folia terna vel quaterna, e basi
attenuata lanceolata, acuminatissima, venis transverse lineata, subtus
sericeo-pubescentia, 4 — 6 poll. longa, cymae confertae terminales
vulgo tri- raro di- 5-chotomae, pedicelli semipollicares filiformes
erecti, calycis tubus semiglobosus, laciniae ovato-lanceolatae, corollae
candidae tubus pollicaris apice dilatatus, limbi 5- saepe 6-partiti
laciniae obliquae oblongo-lanceolatae uno latere cucullatae, basi in-
tus pubescentes, folliculi sexpollicares, torti. Blaberopus sericeus
Alph. DC. Prodr. VIII. p, 4] 0. Hassk. in Flora bot. Zeil, 1845.
p. 267. — Alstonia BI. Bijdr. p. 1038. Hassk. Cal. bog. p. 122.
Spanoghe in Linnaed XV. p. 324.

Timor (spanoghe). Java, in de bergstreken (blume). — Ki
baboes lettik sund. ofLaineh laut.

AI ' ÜCV * EAE - *40 IIOLARRHEM.

2. BlaberopUS VÜIOSUS m.q. Ramuli teiragonï dense pubescenta,

glandulae axillares minutae, folia subsessilia quaterna vel terna, e'
basi subacuta elliptico-oblonga acuta, 10 — 2 poll. longa (ejusdem
verticilli vulgo inaequalia) pergamacea, supra mtida subglabra, sub-
tus pallida costulis subpatulis plurimis rectis parallelis ad marginein
brevi arcu terminatis pertensa et subtoinentoso-pubescentia, folliculi
8—10 poll. longi lauceolato-liueares laeviusculi striulati, semina
plana ellipsoidea marginibus rufo-villoso-fimbriata, villis extreinita-
tum elongatioribus. Alslonia villosa BI. Bijdr. I. c. BC. I. c. —
Var. (ï. peliolata, foliis distincte petiolatis e basi cuneata obversc
oblongis, caeterum omnimodo similis. — Thvrsus terminalis virgi-
ueus contractus dense pubescens.

Java (bl.). — |5. Java, in Blambangan (iiorsf.). Poclé smid.

Tribus VIL Echiteae g. don /. c. p. 09. Alph.DC. Lep. \\l.
Ovaria 2 libera. Folliculi 2. Semina superne comosa.

XXXVI. HOLARBJIENA r. brown. Calycis sub-5-partiti
laciniae lanceolatae acuminatae, omnes vel interiores tantum bofl
utrinque 1 — 2-glandulosae vel interdum eglandulosae. Corollac
hypocraterimorphae tubus supra basin dilatatus, faux contracta
uuda, limbi 5-partiti laciniae oblongae vel lineares, aestivatione
sinistrorsum convolutae. Stamina parte dilatatae tubi inserta, fila-
raentis brevissirnis gracilibus, antheris lanceolatis apicolat»
Nectariuin nullum. Ovaria 2, saepius glabra, ovata, acuta. Sty-
lus ], stigmatc oblongo abrupte acuminato simplici. Folliculi
graciles polyspermi, semina pendula, superne comosa, oblongo-fusi-
formia,exalbuminosa, cotjledones cordatae longe ellipticae, r adi-
eu la supera, cylindricfi multo longiores, facie interna appressae, mar-
ginibus longitudinaliter bis plicatae versus faciein seminis intcriorera
mvolutae. — Frutices vel arbusculae Asiae Africaeque calicliori?,
foliis oppositis, cymis terminalibus.

Sectio I. Euholarrhena Alph. DC. Prodr. VIII. p. 413. Laciniae ca-
lycis omnes mtus utrinque glandulosae.

1. Holarrhena pnbescens vall. Cat. n. 1673. Alph. bc. i.c. Ka-
mul!, folia subtus cyrnae floresque vclutina, folia brevitcr petiolata, f
basi obtusissnna elliptico-oblonga obtuse acuminata, supra in nerf»
poberula, cymae multiflorae, calvcis laciniae lanceolatae acuminatae,

ArOCV>EAE. 441 STR01MIANTHUS.

tulius corollae calyce triplo longior. — Martaban, aan den Irawaddi,
Brinaghour. Hindostan. Nepal. Kenia on.

2. Holarrhena malaccensis r. wight Icon. IV. tab. 1293. Giabra,

ramosissima, folia petiolata e basi obtusa vel subcordata oblongo-ovata
acute SLibacuminata, cyraae Jaxae ramos laterales terminantea pedun-
rulis pedicellisque glabris; corollae pubescentis (ubus calycem ter qua-
terve superans, litnbi laciniis ovatis obtusis obliquis longior, ovaria
cobaerentia. — Malakka (wight).

XXXVIT. SÏROPIIANTHUS dc. Calycis 5-partiti laciniae
basi intus pauci-glandulosae. Corollae tubus infundibuliformis
limbi laciniae longissirne lineari-caudatae, tubo longiores, basi la-
tiore membrana interna inter utramque in 2 appendices produeta
writae, aestivatione sinistrorsum convolutae. Staraina in tubi parto
inferiore, filamentis linearibus crassiusculis tubo adnatis, anthe-
ris sagittato-liuearibus, medio stigmati adliaerentibus, mucrouatis
vel longe aristatis. Nectarium nullum. Ovaria 2 subglobosa mul-
tiovulata. Stylus 1, stigmate cylindraceo. Folliculi divergentes
crassi, longi, polyspermi. Semina compressa comosa. — Frutices
africani et asiatici, saepe sarmentosi, oppositifolii, cymis dichotomis
ramos ramulosve terminantibus, florum majusculorum laciniis valde
dongatis inter contribuales insignes.

1. Strophanthus dichotomns dc. Glaber, rami dichotomi, folia e
basi acuta lato-oblonga vulgo obovata, ex apice lato-rotundato abrup-
te brevi-cuspidata, subcoriacea, costulis validiusculis arcuato-patulis
utrinque 9—12 (coloratis), 3— 4i poll. longa, calycis laciniae e basi
latiuscula lanceolatae acuminatae glabrae, corollae tubus extus striis
«Miguineis, inferne albus, laciniis calycis ter quaterve longior, limbus
atrosauguineus, laciniis 1—4 poll. longis, folliculi horizontaliter di-
vergentes, ultro-10-pollicares. Slrophanthus dicholomus DC. in
Vuil. Soc. Philom. 111. p. 123 quoad slirp. jav., Prodr. VIII. p.
4 07- BI. Bijdr. p. 1044. Hassk. in Flora bot. Zeit. 1845, p. 268.
«r. Hondene ej. Cal, bog. p. 124 non alior, R. et Sch. Syst. IV.
p. 422. — Apocynum floriroslraium Noronh. in Vcrh. Balav. Ge-
nootschap V. p. 68. — Echites caudala Burm. Fl. Ind. p. 68, lab.
w*— E. (enninalis til, Cal. Buitens, p. 56.— Nerium caudalum
t«m. Dict. III. p, t58.

APOCYNBAE. M2

STROI'IIAMHLS.

Java, en waarschijnlijk andere gewesteu van Indië. Ki Koejah
sund, op Java.

2. StrophanthUS HorsfleldianUS miq. Glaber, folia e basi brevi-
acuta elliptica, ovato-elliptica vel elliptico-oblonga brevi-obtusius-
culo-acuminata membranacea, subtus venis costalibus 8 — lOpatulis
parum prominulis, 5 — 3^ poll. longa, calycis glabri laciniae e basi
latiore lanceolatae acuminatae tubo corollae sanguineo-striulato ter
breviores, corollae caudae 2 — 2§ poll. longae anguste lineares obtu-
siusculae, antherae basi parum sagittafae, corollae appendices non
exsertae ad basin bipartitae, lobis subfalcato-inaequilateris subacumi-
natis. — Praecedenti floribus valde similis, foliis membranaceis nullo-
rnodo obversis caet. facile distinguenda.

Java, in de wouden (horsf.).

3. StrophanthUS longicandatOS wig ht Icon. IV. tab. 1299. Glaber,
folia e basi acuta elliptico-oblonga apiculata venis costalibus utrinque
circiter 8, cymae pauciflorae, calycis puberi laciniae ciliolatae e basi
lato-ovata abrupte subulato-acuminatissimae, corollae caudae 4 — 5-pol-
licares, appendices profunde bipartitae, lobis acuminatis integerruxm
quidquara exsertis, aristae antheris sublongiores. — Malakka.

4. StrophanthUS GriffithÜ wight /. c. tab. 1300. Glaber, folia «H

riacea obovato-cuneata basi obtusa, apice abrupte obtuse vel acute acu-
minata, calyci3 laciniae ovato-lanceolatae, corollae caudae longissnnae,
appendices bipartitae non exsertae basi latae marginibus crenatae, aristae
antheras aequantes. Foliorum forma Str. dichotomo quodammodo si-
milis, sed floribus praesertim corona distinctissima. — Malakka.

5. StrophanthUS CumingÜ alpu. dg. /. c. p. 49. Folia e basi sub»
acuta elliptico-obovata abrupte et obtuse acuminata, 3 — 4 poll. longa,
cymae multiflorae, calycis Jaciniae lanceolatae, corollae glabrae tubui
calyce duplo longior, appendices lineari-lanceolatae acuminatae, aristae
antberis sublongiores. — Luzon (cuming, n. 12 L 8).

6. StrophanthUS WallichÜ ALPH. dc. /. c. Folia e basi subacuü
elliptico-obovata breviter acuminata glabra, cymae multiflorae, laciniae
calycinae lineari-lanceolatae elongatae apice recurvae, corollae glabra
tubus calyce vix longior, appendices oblongo-Iineares, antherae dorso
aristaque exserta puberulae. Strophanlhus dichotomus Wall. Cat. n.lv

Pundu a.

7. StrophanthUS JackianUS wall. Cal. n. 1643. Folia oblongo-

APOCYINEAE. 443 NERIUM.

lanceolata juiriora subtus pubescentia, pedunculi axillares brevcs di-
chotomf, corollae campanulatae laciniae breviter caudatac, foliiculi
longissiini. G. Don L c. p. 85. — Poeloe Pinang.

XXXVIII. NEEIUM linn. Calycis 5-partiti laciniae lau-
ccolatae, basi intus multiglandulosae. Corollae tubus anguste in-
fundibuliformis, faux ligulis 5 laciniato-dentatis antelacinias(aesti-
vatione sinistrorsum convolutas) sitis coronata. Stamina medio tubo
inserta, filamentis ligulatis, antheris filameuto longioribus basi
bicaudatis, apice in setas pilosas spiraliter contortas desinentibus.
Nectarium nulluin. O varia 2 obtusa subadhaerentia, multiovu-
lata. Stylus filifonnis apice dilatatus, membrana, reflexa auctus, stig-
mate brevi, basi 5-glanduloso. Folliculi elongati recti, diu sibi
adprcssi, deinum paullo separati et tune ventre dehiscentes, poly-
spermi. Semina oblonga pubescentia, cornosa, albuminosa. — Fru-
tiees veteris orbis, succo fere aqueo, foliis saepius ternis, passim
oppositis vel quaternis, rigidis, lanceolatis, fl. cymosis terminalibus
speciosis.

1. Nerium Odorum soland. Folia terna lineari-lanceolata utrin-
que acuta, coronae laciniae 4 — 7 ante singulam corollae laciniam
lineares elongatae subaequales, autheraruin setae pilosae anthera dorso
pilosiuscula duplo longiores lineares faucem superantes. Nerium odo-
rum Soland. Hort. Kew. ed. 1, torn. I. p. 297. Roxb. FL Ind. II.
p. 2. Sims Bot. Mag. tab. 2032. DC. Prodr. VUT. p. 420. Blume
oijdr. p. 1144. — Nerium Oleander Lour. Cochinch.l.p. 141, non
altor. — N. grandiflorum Des f. — Beluta areli Rheed. Hort. Mal.
IX. p, 3 ? i a b m 2. — Nerium indicum angustifolium fl. odor. simpl.
Uerm. Lugd. Bol. p. et lab. 448 et 449 {fl. pleno). — Tjovanna
areli Rheed. I. c.IX.p. 1, tab. 1 (fl. pleno) . — Nerium latifolium
■ ] Iitt. (fl. pleno). — Species culturae efficacitate valde ludens, saepe
pleuiflora, fl. carneis, roseis, albis vel luteo-roseis.

in V oor-Indië in het wild. Door geheel In dië algemeen ge-
plant. — Op Java: Djoerei berrem sund. of Tjaptjek merah
"<«/■ (de roode), Dj. boddas of Tj. poetih (de witte).

2 Nerium Oleander linn. Spec. p. 305 cxcl. syn. Rheed. DC. l.c.

APOCYNEAE. 444

CHOMEMORPHA.

lil. Bij dr. p. 1044.— Zuid-Europeesch gewas, ook in Indië en op
Java in de tuinen. — K ara vi ra sansk. (van de voorgaande soort?) —
Dj o e rei boddas sund., Tjaptj ek poetih mal. (de witte), Dj. b er-
rem en Tj. merah (de roode verscheidenheid) op Java. — Behoort tot
de narcotisch -scherpe gewassen.

XXXIX. CHOKEMORPHA g. don. Calycis 5-fidi tubuloso-
infundibuliformis tubus basi glandularum verticilloinstructus,la-
ciniae acuminatae. Corollae hypocraterimorphae tubus basi au-
gustatus, medio cylindricus, superne subinfundibuliformis, exappen-
diculatus, laciniae obovatae, aestivatione sinistrorsum contortae et
inflexae. Antherae subsessiles, iufra medium tubum insertae, sagit-
tatae, stigmati arcte adhaerentes, acute acuminatae, basis lobis acu-
tis brevibus inflexis. Nectarium cupuliforme crassum iutegruin vel
sub-5-crenulatum. O varia 2 oblonga. Stylus 1, stigmate
oblongo, bidentato, basi annulato. Folliculi elongati lineari-acumi-
uati. Semina obovato-oblonga, superue coraosa, albumiue parco,
cotyledones oblougae facie adpressae.

1. Chonemorpha mollis miq Eamuli foliaque subtus tomentoso-
pubescentia, folia e basi leviter cordata (majora) obovataapicerotuu-
dato mucronata vel (minora) ovata breviter apiculata, supra nitidula
subpubera, glabrcscentia, costa dense hirtella, 8 — 2 poll. longa, cos-
tis 8 — 10 utrinque erecto-patulis transverse venosis reticulatis (costis
tenuioribus parallelis haud interjectis), cyma pedunculata terminalis
villosa, bracteae lanceolatae, calycis puberuli deutes breves acuti,
corollae laciniae obovato-oblougae. — Ch. macrophyllae siinilis, ne-
quaquam autem coufundenda. An huc Ch. macrophylla zoll. Syst.
Yerz.? cujus spec. non vidi.

Java, in Blambangan, Patjitan (horsf.).

2. Chonemorpha macrophylla o. don. Gen. Syst. DicM. Pi- i v -

p. 76. DC. Prodr.VïU. p. 430. Wight Icon. tab. IL lab. 432. Echütt
Roxb. Fl. Ind. IT. /;. 13. Wall. Cal. n. 1657. —Meed. Hort. Mal.
IX. lab. 5 et 6. Frutex scandens, ramis validis puberulis, lenticellis
ovatis crassis, folia petiolata opposita, e basi subcordata ovalia cuspi-
data, membranacea, costulis pluribus patentibus, venis tenuibus paral-
lelis interjectis, subtus pubescentia, usque pedalia, cymae terminale" et
nxillares compositae folio breviores puberulae, bracteis late ovatis, co-
rollfi alba fragrante extus glabra, tubo pollicari, folliculispedalibus.—
A praeced. foliorum nervatione jam distincta.

Voor-In die. S il het. Malabar. — Java? (zoll.).

APOGYNEAE. 445

CERCOCOMA.

XL. CERCOCOMA g. don. Calycis 5-fidi vel-partiti tubus
campanulatus, basi intus multiglandulosus (glandulis truncatis), la-
ciniae oblongae. Corollae tubus cylindricus exappcndiculatus,
limbi 5-partiti laciniae oblique obovatae aestivatioue siiiistrorsum
convolutae et apice inflexae. Stamina 5, filamentis basi corollae
adnatis, antheris hastatis, medio stigmati oblongo adhaerentibus,
lobis basis polline destitutis. Nectarium cupuliforme 5-fiduin, lo-
bis obtusis. Ovaria 2. Stylus 1. Folliculi elongati compressi
angusti, polyspermi. Se mi na exalbuminosa, iufeme obovato-com-
pressa, superne in collum gracile coma sericea terminatum angus-
tata. Embryi recti radicula supera usque ad collum extensa, co-
tyledones oblongae, facie appressae, radicula triplo longiores. —
Frutices Asiae calidion's oppositifolii, tl. cymosis. — Ccrcocoma
G. Don — Rhyncospermum Alph. DC, haud Rcinw. — Genus
Doniaimm a Candolleano haud diversum existimo.

1. CerCOCOma Singaporana wali.. Cal. n. 1623. G. Don Gen.Syst.
Dicht. IV. p. 83. Alph. DC. Prodr. VIII. p. 432. Frutex scandei.s,
ramis vemicosis; folia petiolata opposita oblonga acuminata, giabra;
cymae corymbosae, bracteis oppositis ovatis acutis parvis.

Singapore.

2. CerCOCOma WallichÜ mio. Rhyncospermum Alph. DC. I. c. p. 431.
Echües rhyncosperma Wall PI. as. rar. I. p. 43, tab. 49. Folia late
elliptica vel lanceolata cuspidata membranacea giabra. — An eadem
ac praeced.? — Martaban, enz.

XLI. AGANOSMA g. don. Calycis 5-partiti laciniae utrin-
que velutinae longe lanceolatae, intus glandulosae. Corollae tubus
cylindraceus, ima basi angustior, apice constrictus exappendiculatus,
calycis circiter longitudine, limbi 5-partiti laciniae elongato-lan-
ceolatae, tubum aequantes, aestivatione sinistrorsum convolutae. An-
therae sessiles, tubi parte inf. insertae, lanceolatae acuminatae, basi
latiore haud bilobae, a medio circiter polliniferae. Nectarium cu-
puliforme vel cylindraceum, 5-lobum vel crenatum. Ovaria 2 ob-
tusa, saepe pubescentia. Stylus 1, stigmate e basi fusiformi vel cy-
nndracea acuminato, indiviso vel bilobo,annulo vel membranadistituto.
olliculi 2, elongati, teretes, sublignosi. Semina lineari-obovata
vel oblongo-obovata, compressa, superne comosa. Embryi in albu-

APOCYNEAE. 446

AGANOSMA,

mine parco coriaceo inclusi cotyledones foliaceae facie adpressae,
radicula superiore multoties lougiores. — Frutices Asiae calidioris,
ab Echite generibusque affinibus praesertim stigmatis forma diversi.

§ 1. Meiadenia Alph. DC. Prodr. VIII. p. 432. Glandulae calycinne
5, Jaciniis fere alternae. üvaria neetario breviora. — Folia venis re-
ticulatis.

1. Aganosma Blumei alpii. dc. Folia e basi acutiuscula passim
subinaequali lato-subobovato-elliptica abrupte breviter acuminata co-
riacea, supra glabra, subtus utrinque costulis 8 — 9 reticulatis etcom
ramulis tomentosula, 6 — 5 poll. longa, cymae corymbosae termiua-
les ramis subracemosis, calycis laciniae patent es lineari-lanceolatae
ochraceo-tomentosae, corollae extus subochraceo-griseo-tomentellae
tubum aequantes. Aganosma Blumei Alph. DC. I. c. p. 433 (non
Wight Icon. IV. lab. 1305.) — Echites caryophyllata BI. Bijdr.
p. 1041. Ilassk. Calal. bog. p. 123. non Roxb. (Aganosma caryo-
phyllata G. Don. l.c. non Alph. DC. l.c.) — ■ An huc Rheede Hort.
Mal. VIT. lab. 55, a cl. blume laudata? — forsau potiori jure ad
sequentem referenda.

Java, in de bergstrekeu. — Aroi plasari sund.

2. Aganosma elegans g. don. Frutex alte scandens, ramis funi-
formibus, folia ovata, oblonga, elliptica cuspidata glaberrima, ner-
vis venulisque cum petiolo sanguineis, corollae odoratissimae tu-
bus calyce brevior, a basi ad medium pentagonus, dein constrictus,
parte superiore dilatata 5-gona 5-sulcata, laciniae candidae tubi lon-
gitudine subsemiorbiculares, folliculi sublignosi 7—9 poll. iongi,
toruloso-teretes acuti, semina ovata compressa badia, hilo lineari al-
bido, coma sericea, sessili. Aganosma elegans G. Don. Gen. Syst.
Dichl, IV. p. 77. DC. Prodr. VIII. p. 433. Hassh. in Flora bot.
Zeit. 1845, p. 268. — Echites elegans Wall. Cal. n. 1656. —
Echites caryophyllata Roxb. p\ glabrata Hassh. Cal. bog. p. 123.
Ab A. Blumei foliis subtus ramulisque haud tomentosis differt

Voor-Indië, zuidelijk gedeelte. Java? — Aroi plasari sund.
(iiasskarl).

3. Aganosma WallichÜ g. don. Folia ovato-elliptica acute acumi-
nata vel obtusn, costa subtus pilosiuscula, venis patentibus, 3 po- 1

APOCYNEAË. 447 AGANOSMA.

longa, cymae folio aequales, calycis laciniae lineari-lanceolatae Jonge
acuminatae, pediceilo fere duplo longiores, tubum corollae subexceden-
tes, extus ferrugineo-velutinae, corollae tubus extus velutinus. Echites
caltjcina Wall. Cal. n. 1653. — Ag. Wallichü G. Don l. c.p. 77. — Ag.
caijjcina Alph. DO. I. c. p. 432.
Birma- rijk, bij Tavoy.

§ 2. Amphineurion Alph. DC. I. c. p. 433. Glandulae calycinae ver-
ticillatae. Ovaria nectario longiora. Stigma bifidum. — Foliorura venae
prope marginem in nervum submarginaleru unitae.

4. Aganosma acuminata g. don i. c. Wight icon. II, tab. 424.

A. I)C. I. c. p. 431. Echites acuminata Roxb. Fl. Ind. II. /). 15 —
Glabra, folia e basi obtusa oblongo-lanceolata vel elliptico-oblonga
acuminata costata, cymae axillares folio longiores, bracteae et calycis
laciniae lanceolatae acuminatae pediceilo breviores, corollae tubus ca-
lyce sublongior laciniis oblongo-linearibus brevior, nectarium 5-fidum,
ovaria eo vix longiora cum stylo glabra.
Eengalen. P liilippij nsche eil. (cuming, n. 1121).

5. Aganosma macrocarpa alph. dc. /. c. p. 434. Echites Wall.

('at. n. 1G62. Kamuli glabri, folia e basi obtusa elliptica obtusa vel
cuspidata costata, subtus in nervis puberuia, cymae terminales folio
aequales glabriusculae, bracteae et calycis laciniae pediceilo subbreviores
oblongo-lanceolatae subvelutinae, corollae tubus calyce duplo fere Ion-
gior, laciniis subbrevior, nectarium subcrenatura, ovaria eo duplo lon-
giora subvelutina.

Birma-rijk, op den Taong-Dong en om Amlierst.

6. Aganosma Vellltina alph. dc. /. c. Ramuli apice cum foliis ca-
lycibusque incano-velutini, folia e basi obtusa oblonga obtusa vel ob-
tuse apiculata, superne pilosiuscula, cymae terminales folio breviores,
bracteae et calycis laciniae lanceolatae acuminatae pediceilo longiores
tubo corollae subbreviores, laciniae corollae lineares acuminatae tubo
sublongiores, nectarii 5-fidi laciniae truncatae, ovaria glabra eo vix
longiora.

Philippijnscbe eilanden (cuming, n. 1803).

7. Aganosma euloba miq, Folia densa disticha breviuscule petio-
lata, e basi obtusiuscula vel acuta elliptico-oblonga acuminata, subtua
gnseo-pallida, cum petiolis et ramulis nascentibus puberula, eostulis
\enosis 12 — 15 utrinque subpatulis cum costa coloratis ante mar-
ginem arcuato-unitis, supra nitida praeter costam glabra, 2 j — 2 poll.
Jonga, pedunculi superne axillares folium circiter aequantes dicho-
tomi subpauciflori, calycis 5-fidi puberuli laciniae lanceolatae dor-
30 puberae margine extenuato glabrae, intus subglabrae et circiter
' 5 -glandulosae, tubo subion giore:?, corollae tubus calyce longior?

APOCYNEAE. 448 ICHNOCARPUS.

supra basin staminifer, intus infra stamina glabcr, supra pubescens,
nectarium urceolatum repandum ovario glabro ovoideo subaequale,
folliculi lf-pedales, 5 lin. lati. — Glandulae calycinae bidentulaa
Java, op den Gr. Praoc (horsf.).

Observ. Anhujus generis: Echiles amplissima Zippel. herb., Spanoghe
in Linnaed VX. p. 334 et E. conoidea Zippel. Lc. (E. splcndcm Span.
mss.) ? — ex ins. Timor.

XL1L ICHNOCA11PUS r. rrown. Calycis 5-fidi glandulae
lineares laciniis alternae vel inter eas geminae, minimae. Corollae
bypocraterimorphae tubus supra medium dilatatus glaber, faux ex-
appendiculata.callosa, constricta, limbi 5-partiti laciniae lanccolatae
acuminatae, intus pilosae, aestivationesinistrorsum convolutae. Sta-
raina medio tubo inserta, filamentis filiformibusbrevissimiri, an-
theris sagittatis, exappendiculatis. Nectarium e filis 5 hypogynii
capitellatis, o v ari a 2 adpressa ovata apice pilosa multiovulata aequan-
tibus, calycis laciniis alternantibus. Stylus 1, stigraate ellipsoïden
abrupte longeque acuminato, medio minute 5-glanduloso. Folliculi
graciles. Semina ad hilum comosa. — Fruticcs Asiae calidioris,
scandentes, oppositifolii, cymis rufo-velutinis, fi. parvis albis.

1. IchnocarpUS fïutescens r. br. Folia elliptica utrinque acuta,
supra glabra, subtus pilosa aut glabriuscula, 1^ — 3 poll. longa, cy-
mae multiflorae, bracteae minimae, flores 2 lin. longi, corollae laci-
niae basi intus pubescentes, apice barbato-ciliatae, folliculi semipeua-
les. Ichnocarpus frulescens R. Br. Hort. Kew ed. all. II. />• 69 -
Alph. DC. I c. p. 435. Wall. Cal. n. 1674. Wight Icon. IT. tab.
430. — Apocynum Linn. Spcc. p. 312. — Echites Roxb. Fl.I*d>
IT. p. 12. — Apocynum (l. fascicul. Burm. Thes. Zeyl- P- 23 «
tab. 12, fig. 1.

Ceylou. Voor- en Achter-ïndi ë. Sunda-eil— P In-
lip p ij n s c h e eilanden.

2. IchnocarpUS molUCCanUS M1Q. Volubili-scandens.ramicolorati
glabri, ramuli appresse pubescentes, petioli cumcostis subtus linten
pubesceutcs, folia e basi obtusa vel acutiusculu elliptica acuta V
subacuminala, raro obtusiuscula, (iisl. bantam. siniilia),meinbranacea

APOGYAEAE. 449 ICHNOCARPUS.

supra glabra, subtus pallida veuis utrinque 5 — 7 erecto-patulis te-
uuissimis et tencrrime colorato-reticulatis notata, glabra, 2-f — 1 \ poll.
longa, thyrsi terminales et axillares (foliolosi) appresse tenere pu-
beruli, ramulis subracemulose floridis, floribus supremis subfascicu-
latis, bracteae lanceolatae supra basin deciduae marginem auriculi-
formem relinquentes, calycis 5-fidi laciniae ovatae obtusiusculae dorso
subalbido-puberae, corollae tubus supra basin subgloboso-dilatatus
albido-pubcscens, laciniae tubo multo longiores praesertim uno latere
ciliatae. — Ieh. bantamensi proxima species, calyce non tomentello
sed pubero, corollae tubo magis ventricoso, infl. ramis subracemuloso-
tloridis, statura minore distincta. — In hac ut in affinibus foliorum
venae venulaeque supra ad lentem sulcato-impressae, subtus areolas
ofïïeiunt colore distinctas, ramulis ultimis in ipsiï areola saepe abrupte
terminatis, Filicum quarundam more. Echtte* frichonema ZippeL?
in Linnaed XV. p. 32 4.
Mol ukken (zippelius).

3. Ichnocarpus OVatifoliUS alph. dc /. c. p. 435. Folia ovataacu-

minata glabra, 2—3 poll. longa; fl. J. frulesc; sed laciniae calycis
latiores. — Philippijnsche eilanden (cüming, n. 1809.)

4. Ichnocarpus bantamensiS miq. Ramuli volubiles ad nodos pe-
tiolique antice densiuscule, foliorum costae subtus sparse pubescentes,
folia c basi obtusiuscula vulgo leviter inaequaliovata,ovato-elliptica
vel elliptico-oblonga acute acuminata chartacea, supra nitida glabra,
subtus pallida venis costalibus utrinque 4 — 5 patule adscendentibus,

|~2 poll. longa, thyrsuli axillares et terminales confluentes passim
foliolosi ochraceo-pubescentes, ramis apice contracto-cymose florife-
«s, calycis campanulato-obconici 5-fidi pallide ochraceo-pubesceutis

Kmiae elliptico-lanceolatae, corollae extus appresse albido-puberae

acimae elongatae intus ^ asi cum fauce et caeterum secus margines
praesertim uno latere ciliatae. Echiles bantamensis BI Bijdr.p.l 040.
Pj& l c Chonemorpha G. Don l. c. p. 76.— Ich. dasycalyci valde
affirns, petiolis dorso pïane glabris, antice dense hirtellis corollaeque
mclumento exteriore distincta.

J ava, in de provincie Bantam (il.).

5. Ichnocarpus dasycalyx MIQ. Ramuli fusco-subvelutini, folia
flora van Ned. I ndi g n . 29

APOCYNEAE. 450

POTTSlAi

modice petiolata, e basi subobtusavel acuta elliptica vel ovato-ellip-

tica acute vel obtuse apieulata membranacea, subtus in costa hirtdla
caeternmque sparse pilifera, venis teneris utrinque circiter 4 colora-
tis tcnerrime reticulatis notata, 3—1^ poll. longa, cymae peduncu-
latac vulgo ramulos axillares paucifoliatos terminantes et terminales
in unam majorem foliatamque paniculam confertae, ramulis ultimis
fasciculato-floridis, flores brevi-pedicellati et sessiles, calycis extus
griseo-lutescenti-tomentelli laciniae ovato-triangulares acutiusculae,
corollae tubus extus sparse puberus, laciniis iutus basi pilosis, cae-
terum praesertim uno latere ciliatis. — I. frutescenti proximus.
Java, in Patjitau (iiorsf.).

XLI11. POTTSIA iiook. et arnott. Calycis 5-partiti laci-
niae intus basi utrinque 1 — 2-glandulosae. Corollae hypocra-
terimorphae tubus cylindricus cum fauce esquamatus, limbi 5-
partiti laciniae ovato-oblongae, aestivatione sinistrorsum imbricato-
convolutae, vix margine superpositae. Filamenta fauci iuserta,
usque ad medium tubi decurrentiaibiquedensepubescentia. Autlie-
rae exsertae hastatae acutiusculae, basi bicaudatae, medio stigmati
adhaerentes. Nectarium e glandulis 5, lineari-lanceolatis, basi
subcohaerentibus, calycem ovariaque 2 obovoidea praesertim versus
apicein pubescentia superantibus, cum sepalis alternantibus. Stylus
anguste filiformis, stigmate ovoideo pentagono acuto iudiviso. Fol-
liculi tenues elongati teretes, apice diutius cohaerentes. Semina
compressa longe comosa.

l. Pottsia cantoniensis hook. et w. arn. Bot. Voy. Beech.p. 198,
tab. 43. Frutex scaudens, ramuli juniores pube fusca minutissima
aspersi; petioli \ — 1 poll. longi tenues; folia e basi cordata vel rc~
tundatil ovato-oblonga vel ovata, acuminata, glabra, 2—5 poll. longa
tenuiuscula, venis utrinque 5— 6 ; thyrsi paniculati axillares folio lon-
giores et terminalis, laxi, ramulis ultimis roseo-albidis, flores semipol-
licares, calyx viridiusculus \ liu. vix aequans, laciniis ovatis acutis,
margine hyalino ciliolatis, intus ad basin 1 — 2-glandulosis, Innc
inde eglandulosis, corollae tubus basi sub-5-gibbus ruber, follicuh
teretes tenues elongati filiformes penduli glabri, apice diutius cohae-
rentes, altero quandoque depauperato, ] 8 poll. longi vel longiore?,

APOCYNEAE. 451 ECDYSANTHERA.

vix lii'.eam crassi raembranacei, semina compressa linearia,longe co-
mosa. Poltsia ovala DC. Prodr. VIIL p. 442. Hassk. Rclzia I. p.
46 ubi fusa descriptio. — Parsonia ovala Wall. Cal. n. 1630.

Voo r - 1 n d i 'è, in Beugalen en Silhet. — Z u i d e 1 ij k China. —
Java,

XL1V. ECDYSANTHERA hook. et arnott. Calyx 5-parti-
tus, basi intus glandulosus. Corollae subcarapanulatae tubus
cum fauce esquainatas, limbi 5-partiti laciniae ovatae acquilaterae
patcntes, aestivatione contorto-convolutae. Stamina medio tuboin-
serta inclusa, filamentis brevissimis, antheris sagittato-oblongis,
tubum corollae vix superantibus, medio stigmati adbaerentibus, baseos
lobis polline orbatis brevibus. Nectarium cupulare vel annulare
(in specie heterogenen e glandulis constitutum). O varia 2, eo vix
longiora, villosa. Stylus brevis, stigma te conico-capitato, bi-
cuspidato. Eolliculi graciles elongati per intervalla inÜati. Se-
mina supernc comosa. — Erutices stricti? oppositifolii, .cyinis pe-
dunculatis ex axillis foliorum et apice ramulorum, fl. roseis parvis.

§ 1. Corollae aestivatio sinistrorsa. Nectarium annulare 5-subcrena-
tura. Glandulae calycis numerosae.

i. Ecdysanthera micrantha alph. dc. Prodr. vin. P . 442. Schües

mier. Wall, ('at. n. 1667. Folia lanceolata acuminata glabra, axillis
subtus pilosulis, cum petiolo semipollicari 5 — 6 poll. long-a, cymae pu-
bcrulac, pedicelli florem exilem aequantes, calycis laciniae ovatae acu-
tematae apice refiexae extus pubescentes, corollae tubo duplo breviores.
Voor-Indië, in Pundua.

2. Ecdysanthera barbata Hiq. Ramuli glabri, folia brevi-petiolata
(petioli in sicco colorati), e basi acuta vel subcuneata elliptico- vel
obovato-oblonga acuminata vel obtuse apiculata, venis costalibus sub-
tus utrinque 4 — 5, vulgo in axillis demum perforatis pubescentia,
chartacea, glabra, 4 — 2 poll longa, thyrsi axillares et terminales
cymoso-corymbosi densitlori minute puberi, pedicellis subumbellatis
nore brevioribus, calycis intus glandulis minutis seriatis linearibus
auch inferno puberi 5-lobi laciniae ovatae ciliolatae, corollae infun-
ibuliformis 2 lin. aequantis tubus basi extus puberus, limbi laciniae
obbque ovato-rotundatae, stamina imo tubo inserta, neetarii glandulae
mterne cohaerentes, folliculi graciles longi per intervalla majora

29*

ïiioiiilifornii-coarctati. Parsonsia barbala Ui Bijdr. p. 1042. —
<>'. angustior, foliis obvcrse sublanceolatis.

Java (iiorsf.). |9. Bij Kendaug Sepan (kortii.).

3. Ecdysanthera densiflora miq. Eami tcretea cortice fibi

cedente, folia brevissime petiolata (petioli rubello-fusci vix non gla-
bri), e basi acuta elliptico-lanceolata acuta vel obtusc apiculai
riacea, 2^ — 1| poll. longa, subtus pallida venis utriuque 1— 5 patule
adsceiidentibus axillis barbellatis, venulis transversis paucia, tbjni
densiflori pubeseentes, flores brevi-pedicellati, calycis pubeacentii
laciniae breves ovato-triangulares, corollae tubus basi cxtusparccsub-
puberus. Echiles densiflora BI Bijdr. p. 1040. DC.l.c. Clme-
morpha G. Don. I. c. Ab E. barbata- et E. micrantha param ilifi'ert.
Java, bij Koeripan (bl.).

4. Ecdysanthera brachiata alph. dc. /. c. p. 4*3. Characterei

micranlhac, forsan ejus varietas, calycis laciniis brevioribus minus acutis
nee apice reflexis diversa. Echiles brachiata Wall. I c. n. 1668. —
P u ii d u a.

§ 2. Gcneris dubii cives, corolla dextrorsum tortii. Ncctarium l
glandulis 5 ovato-acutis vel cupulare. Calycis glandulae numerosae.

5. Ecdysanthera glandulifera alph. do. /. e. Folia brevitw petio-
lata oblongo- vel obovato-lanceolata utrinque acuminata glabra in axilli
subtus pilosa, subcoriacea, 2§ — 3f poll. longa, venis obliquis, pedicelU
calyce longiores cum hujus laciniis ovatis acutis pilosiusculi, ovana
pilosiuscula, folliculi 6—8 poll. longi, glabri, gracillimi, semina m
articulis conferta imbricato-convoluta, obovato-linearia. 3 lin. longa,
coma ultrapollicari. Echiles Wall Cat. n 1659. — Ech. monilif*
cj.n. 1660. —-Bi r ma-rijk, in Martaban. PSingapore. — i >lu *
Iipp. e il. (COMING, n. 1126).

6. Ecdysanthera Griffïthü r. wght icon. IV. tab. iao7 (ft*

glandulifera in tab.). Folia brevi-petiolata, e basi attenuaül obovato-
lanceolata acuta glabra (siccata subtus flavescentia), calycis lacini
ovatae acutae cum inflorescentia et corolla pilosae; calycis glandulae
numerosae; nectarium cupulatum integrum crenatum, ovaria pilosa, tol
liculi longi gracües moniliformes. — Corolla aestivatione (extus coa
specta) sinistrorsum torta. ab Eed. glandulifera (cui dextrorsa aestivatio
ex cl. auctore) differt. — Ma lak ka (guiffjtii).

XLV. DENDHOCIIAEIS miq. Calycis (parvi) colorafi5-par-
titi laciniae mevnbranaceae ovafae ciliatae intus niinute bigia»*

gpOCYNEAE. 453 DENDROCHARIS.

dulosae. Corollae hypocraterimorphae tubus intus basi glaber di-
latatus obsolete pentagoims, superue cum fauce pilosus, limbi 5-
partiti laciniae patentes lanceolato-liueares (apice bidentatae), sub
authesi tortae. Antherae subsessiles medio circiter tubo insertaeiu-
clusae, sagittatae, stigmati incumbentes. O var ia 2 oblonga glabra
pauciovulata, nectario cauioso 5-partito cincta. Stylus brevissi-
raus, stigma te coui co acuto basi dilatatae iusesso. Eolliculi 2
cylindrici axi cohaerentes erecti iuaequilongi, serius separati pat en -
tissimi, siuguli 2 — 3-spermi, septo libero (placenta) parallelo. Se-
mina oblonga, margine tenuiore utrinque intlexo canaliculato-con-
cava, coma supra hilum lineare stipitata longissima (candida). —
Corollae tubo subcampanulato, ovariis nectario longioribus, laciniis
corollae apice bidentulis, stigmate acuto, folliculis primo connatis ab
Anodendro differt, Cleghorniae affinis videtur.

1. DendrochariS inflata HIQ. Ramuli petiolique uascentes subpu-
beri, hi colorati, folfa e basi rotundata vel acuta oblonga vel elliptico-
oblonga brevi-acumiuata, coriacea, 9 — 12 poll. longa,floraliaminora,
thyrsus paniculatus terminalis. Anodendron inflalum Hassk. in Fl.
hl. Zeil. 1845, p. 269. — Ecdysanthera scandens ilassft. Cal.
borj. p. 309, Tijdschr. Nat, Geschied. XL p. 183. — Dendrocharis
inflata Miq. in Ver si. en Mededeel, d. IL Akademie v. Wel. VI.
p. 194. — - Echites BI. Bijdr. p. 1039. DO. I. c. p. 478. —
Choncmorpha G. Don lep. 76. — Specimina Blumeaua foliis
multo minoribus insignia, — an stirpe a cl. hasskarl examinatae
conspecifica ?

Java, in de wouden op den Salak 3—5000', Tjerimai enz. Su-
matra.— -Tataroeman sund.

Jrutex alte scandens, succo aqueo copioso, exsiccato nigrescente, vo-

ubilis, ramuli paberi, rnox glabri et subtetragoni, folia opposita petio-

Jata (petioh virides, in ramis tforidis atrosanguinei vel fusco-flavi nas-

centes rariter puberi) e basi rotundata, acuta vel attenuata oblonga vel

omongo- yel ovato-elliptica, abrupte brevi-acuminata, glaberrima, co-

jacea utrmque lucida, penninervia, margine cartilagineo-albida, 9—12

wn. longa, vamorum floridorum anguste elliptico-oblonga vel lanceo-

tern - 1 " 1 ." ™' nervo me( bo cum petiolo colorato; thyrsus paniculatus

ïnalis '6 G — 8-pollicaris oblongo-ovoideus, glaber, ramis patentibus

IloT- - ° Urn CalyCe . lateritiis lucidulis, bracteae bracteolaeque nullae;

'^ parvi • calyx minatas 5 -partita» laciniis ovatis obtusis, lateritio-

BBOannw; corollae subcampanulatae tubus basi dilatatus obsolete

APOCYNEAE. 454 ASODEXMny

pentagonus croceus, faux rariter pilosa, êxappendiculata, limbus aesti-
vatione tortus 5-partitus, laciniis vineis patentibus linearibus apice bi-
denticulatis et sub anthesi tortis, basi intus pilis minutis nlbidi* con-
spersis;_ stamina medio tubo inserta inclusa, filamentissubnuMs.antberó
sagittatis, dorso latiusculis, apice obtusis apiculatis (appeudicibus polline
destitutissubnullis) introras stigmati incumbentibus; ovaria 2 oblongi
glabra, disco bypogyno crassiusculo carnoso sub- 5-lobo semiimi
pauciovulata; stylus brevissimus, stigmate conico-capitato acuto viridij
folliculi eylindrici axi cohaerentes erectiinaequilongi, 4-3|-polli
virides, dein brunnei glabri, intus ocbracei, dein separati patent
singttli 2—3-spermi, dissepimento libero parallelo ; semina oblong»
atrosanguineo-badia, margine utroque tenuiore inflexo, canaliculal
cava, bilo versus apieem seminis lineari, coma supra hilum stipitata
longissima candida. (sec. hassk. adumbr.).

2. Dendrocharis myrtifolia miq. /. c. Eamuli nascent*

costa supra pubera, folia brevissime petiolata eJliptica acurainata par-
vula, 1| — 1 poll. longa, subtus tcnere reticulata venosa inflon

tia cymoso-pauciflora, bracteis ovatispuberulis,calycislaeiniaeovatae
apice subciliolatae, corolla circiter praecedentis.
Sumatra (korthals).

XL VI. ANODENDRONalph.dc. Calycis 5-partiti laciniu
ovatae, exteriores eglandulosae, 2 interiores utrinque, quinta OiB-
glandulosae, glandulis minutisshnis. Corollae tubus cyliii'Jra-
ceus, eoque sublongior, intus supra stamina pilosiusculus, limbi 6-
partiti laciniae linéari-oblongae, aestivatione sinistrorsum convolutac
et contrarie toitae, undc alabastrum conicum transverse spiraliteratria-
turn. Antherae subsessiles, infra medium tubi ibi dilatati ii i
sagittatae, apiculo terminatae, medio stigmati adhaereutes. Xecta
rium cupuliforme margine 5-undulatum, ovaria duo glabra pauci-
ovulata aequans. Stylus brevissimus, stigmate ovoideo-acuto b
dcntato-bilobo, basi membrana reflexa cincto. F o 1 1 i c u 1 i c basi ovoidca
attenuati sublignosi, laevigati. Semina obovata compressa, supcn»
in collum attenuata, longeque comosa, albuminosa, embryi axihs
coty ledones subcordato-ovatae planae, radicula superfi triplo Ion
giores.

L Anodendron panicnlatum ai.hi. bc. Fratexaltearbowaa**
deus, volubilis, glabcr, foliis petiolatis oppositis, e basi acut;i effip-
tico-oWongia obtna© cuspidatis coriaceia, t 8 poll. lo

ArOCYNEAE.

455 TEYSMANNiA.

axillaribus et terminalibus trichotomis thyrsoideis, multifloris, brac-
tcis ovalibus, fl. parvis paliide flavis, folliculi 4 poll. (dc.) vel 5—6
Iboxb.) longi. Anodendron paniculatum DC. Prodr. VIII. p. 443. —
Echitcspan. Boxb. Fl. hul. IL p. 17. Wigkt Icon. II. tab. 396,
mn p oiK _ Ech. manubriala Wall. Cal, n, 1663. — Ech. po-
lyantha ej. n. 1664.

Yoor-Indië. Martaban. Java (kollmann). Ti mor. — Op
Mauritius gekweekt.

2. Anodendron CandolleanumwiGHT /co«. IV. tab.Vóov. GUbrum,

rami teretes, folia oblongo-ovalia utrinque rotundata, apice cuspidata,
longe petioiata, paniculae axillares cyniosae, florea parvi, calycis laci-
niae lanccolatae eglandulosae. — Calycea genere recedit. — Malakka.

3. Anodendron COriacenm miq. Glabrum, folia e basi acuta lan-
ceolata acuminata coriacea, subtus pallida subavenia, circiter tripol-
licaria, thyrsuli cymosi paniculati terminales et axillares pauciÜori,
calycis laciniae sublanceolatae carinatae margine extenuatae glabrae,
corollac laciniae lanceolatae intus albido-squamclloso-puberae, folli-
culi tripollicares ovoideo-lanceolati subcoriaceo-lignosi laeves, semi-
nuin coma rufula. Echilcs coriacea BI. Bijdr. p. 1039. DC. I. c.
p. 478.

Java (BLUME),Borneo(KonTii.). — Ojot tjoempol kikissime/.

XLVII. TEYSMANNIA miq. Calyx brevis 5-dentatus, intus
basi gl au du lis squamaeformibus pluribus verticillato-auctus. Co-
rollae hypocraterimorphae tubus longus intus filamentis adnatis
seriatim pilosus, limbi 5-partiti laciniae ovales sinistrorse imbri-
catae. Stamina 5, filamentis infra faucem liberis pilosulis, au-
thcris sagittatis cuspidatis superne polliniferis, stigmati medio ad-
haerentibus, inclusis. Stylus glaber medio inflatus, stigmate co-
nico-capitato apice subbidentato, basi semigloboso-dilatatae innixo.
Ovaria 2 semiglobosa arcte appressa hirsuta angulo interiore ovuli-
fera, neet ario acute 5-fido calycem excedente glabro cincta. —
Frutices scandentes, foliis oppositis lato-ovatis, thyrsis axillaribus
et terminalibus. — Aganosmae et Pottsiae afBnis. Calycis dentes
cfliolati.

1 ■ Tejsmannia laxiflora mio. in Versl. en Mededeel, d, K. Akad.

APOCYNEAE. 4,56

v. Wet. VI. p. ]94. Folia longiter petiolata e basi rotundata sub-
cordatd ovata acuminata chartacea glabra, venis utrinque 4.-6, thyrsi
longe pedunculati trifidi laxi folia multo superantes superne axilla-
res et terminales, bracteae parvae lanceolatae pilosulae, calycis brevis
dentes obtusiusculi. Vallaris laxi flora BI. Bijdr. p. 1043.
Java (blume).

2. Teysmannia Hookeriana Mia. /. c. Poitsia Wght hon.w.iab.

1306 bis. Folia e basi subcordata ovata acuminata, thyrsi ma^is con-
tracti, nectarium profunde 5-partitum. — Merg ui (ghiffitu).

XLVIIL PAEECHITES miq. Calycis5-partitilaciniaecruiu-
cuncialiter iinbricatae, ovato-oblongae carinatae apico ciliolatae, sin-
gulaeintus glandulis2 erosis auctae. Corollae hypocraterimor-
pbae tubus calycem excedens apice abrupte dilatatus, lira bi 5-partiti
laciuiae aestivatione dextrorsum tortae obovatae latae veuosac tubi
longitudine. Antherae filamentis brevissimis deorsum athiato-con-
tinuis tubo superne insertae,sagittatae, e fauce glabra brevi-exsertae.
Stylus filiformis stigmate incrassato. Nectarium urceolatuui
5-lobum, ovariis 2 glabris ovoideo-acutatis brevius. — Cleghorniae
affiuis.

1. Parechites bomeana miq. in Vcrsl. en Mededeel, d. K. Aka-
demie v. Wet. VI. p. 193. Erutex, ramulisjunioribuspuberis; folia
opposita breviter petiolata (glaudulae axillares et interpetiolares acu-
tae) elliptica vel e basi cuneata obovato-elliptica ■ obtuse apiculata,
glabra, subtus tenere subpatule veuosa et tenerrimo reticulata, 2 \—
1 j poll. longa, cymae pedunculatae axillares et terminales folia su-
perantes laxe 2 — 3-chotomae pauciflorae, pedicelli florum circitcr
longitudine.

Borneo (korthals).

XLIX. MICRECHITES miq. Calycis 5-fidi laciniae ellip-
ticae obtusae medio coriaceae (dorso parce velutiuae), basi iutus serie
pilorum brevissimorum glandula tereti bic illic intermixta auctae
Corollae tubus el lipsoi deus calyce fere duplo longior, limbi 5-
paititi laciuiae e basi unilateraliter dilatata Kneari-lanceolataeohliqn*
aestivatione sinistrorse inflexae, sub anthesi reflexae, faux et tubi par-

APOCYNEAE. 457 HIYSETOBASIS.

superior pube squamellosa inspersae. Stamina infra medium tubum
iuserta, filainentis brevissimis, antheris sagittatis inclusis. Sty-
lus brevis glaber, stigmate conico bidentato, basi subsemiglobosa
sufl'ulto. O varia 2 calyce longiora semielliptica hirsuta arcte ap-
pressa, neet ar io glabro urceolato obtuso- 5-dentato duplo longiora,
augulo interiore pluriovulata. ïolliculi — Chavaimesiae et Aga-
nosmae affiuis videtur.

1. Micrechites polyantha miq. Ramuli fuscescentes obtuse tetra*
goni; folia opposita modice petiolata,e basi acuta lanceolato-oblonga
acuminata coriacea glabra, supra nitida, subtus pallida, e costa supra
sulcata subtus prominente venis costalibus pluribus crecto-patulis
tenuibus pertensa, 2 — 4 poll. longa; thyrsi pauiculaeformes parvi
axillares et terminales foliis breviores puberi, bracteis ovatis; calyx
intus glaber; corolla in sicco purpureo-fusca rigida, tubo lineam longo.
Tabernaemonlana polyantha BI. Bijdr. p. 1029. DC. I. c. p. 376.

Java, in de wouden der bergstreken (bl.).

L. PHYSETOBASIS iiassk. Calycis 5-partiti laciniae cam-
panulato-conniventes lineari-oblongae glabrae glaudulosae. C o r o 1 1 a e
hypocraterimorphae tubus calycem superans, basi inflata sub-5-
gonus, intus glaber, supra basin constrictus cylindricus, apicem ver-
sus incrassatus angustissimus vix pervius, intus puberulus, filamentis
adnato-decurrentibus lineis retrorsum hirtulis instructus, limbi 5-
partiti tubo longioris laciniae lineares acuminatae aestivatione sinis-
trorsum convolutae. Stamina supra basin iuflatam tubi inserta, fi-
lamentis brevissimis, antheris sagittatis acuminatissimis, dorso
subgibbis, totis polliniferis. Nectarium cupuliforme obsolete 5-
lobum glabrum. Ovaria 2 subglobosa glabra. Stylus unicus, stig-
mate oblongo basi fusiformi, apice acuminato, membrana basali ïmlla.
Folliculi 2 elongati subcomplanati,leviterspiralitertorti. Semina
lineari-oblonga compressa, superne comosa. — Ab Anodendro et
Secondantia folliculis basi haud ovoideo-incrassatis differre statuitur.

1. Physetobasis macrocarpa iiassk. in Flora bot. Zei f. 1847,

1>- 104. Species nondum descripta, probabiliter javanica.

Ja

va.

APOCYNEAE. 458

CHAVANNESIA.

LT. CIIAVANNES1A alph. dc. Calycis 5-partiti eglanduloa
laciniae obtusac. Corolla parva 5-loba exappendiculata. Stamina
5, antheris hastatis, basi bilobis, a medio polliniferis. Nectarium
5-fidum? Ovaria 2 pilosa. Stylus glaber, stigraate obloago,
apicc büobo? basi exammlato. Polliculi 2, oblongi acuminati, «H
riacei aut subliguosi, endocarpio duro laevigato. Se mina obloii"a
compressa, fulvo-sericea, supeme comis 2 valde inaequalibus tcr-
minata, exteriore brevissima persistente fulva, pilorum testae con-
tinuatione orta, interiore (seu propria) seinine triplo longiore,ca-
ducit, albido-sericca. - Stirpcs lignosae, scaudentesP, oppositifoliae,
glabrae, cymis multifloris, ü. parvis.

1. Chavannesia llICida alph. dc. Polia elliptica obtusa vel acu-
miuata, 3 — 7 poll. longa, folliculi subliguosi sessiles, 8-polli
cxtus substriati uigricautes. Prodr. VIII. p. 444. — Echilest lu-
cida Wall. Cat. n. ]670. G. Don Gen. Syst. Dichl. VI. IV. p. 78
cxcl. E. csculenta. — Poel o e Pinang.

2. Chavannesia eSCUlenta alph. dc. /. c. Folia e basi obtusa el-
liptica acuminata, 4 — 7 poll. longa, folliculi stipitati coriacci 3-polli-
cares, obtuse acuminati. Echilcs? esculcnla Walt. n. 1671. — Mur-
taban.

3. Chavannesia javanica miq. Ramuli tetragono-teretes fusculi
striulati, folia modice petiolata, e basi rotundata ovato- vel elliptico-
oblonga, acuminata, subcoriacea glabra, e costa supra sulcatè subtus
prominente costulis utrinque 6 — 7 arcuatistransversevenulosis per-
teusa, circiter 4-pollicaria, thyrsisuperneaxillaresetterminalesnunc
ramulos paucifolios terminantes, puberi, ramulis ultimis subumbel-
lato-floriferis, calyx et corolla extuspubero-villosula, calycis laciniae
lanceolatae obtusiusculae intus nudae, corollam { circiter aequautes,
nectarium repando- 5-dentatuin glabrum, ovariis praesertim superue
liirtis brevius, folliculi lignosi patentissimi 4-pollicares, semina ap-
presse villosula coma alba sericea l{-pollicari, basi circulo pilorum
breviumfuscescentium cincta. Par sonsia javanica BI. Bijdr.p. 1041-

Java (hl.).

LU TBIADENIA MIQ, Calycis urceolato-campanulati glabn

APOGYAEAK. 459 EPIGYNUM.

5-lidi laciniae subovatac ciliolatae, intus basi '2 — «3-glandnlosae.
Corollae hypocraterimorphae limbus 5-partitus, laciniis obovato-
rotundatis intus pilosis, tubus superne intus cum fauce dense liir-
(e]Jus. Stamina supremo tubo inserta, filameutis decurrenti-ad-
natis, antheris sagittatis superne polliniferis in fauce iu conum
conniventibus,stigmati oblongo-incrassato medio adhaereutibus. Ova^
ria 2, urceolo undulato parum breviore amplexa, — Generis affi-
nitas fructu incognito dubia.

1. Triadenia Verrucosa jiiq. Glabra, ramuli angulati; glandulae
axillares acutae ; folia modice petiolata opposita subaequalia, e basi
subacutu obovato-oblonga acuminata chartacea, costulis utriuque 8 — 9
erecto-patulis transverse venosis, 7 — 5^ poll. longa, cymae termi-
nales et innovatione laterales subumbellatae, ramulis apice subum-
bellato-fioridis puberis, llores majusculi. Tabemaemonlana vcrrtt-
cosa BI. Bijdr. p. 1029. DC. I. c. p. 376.

Java, (bl.).

Stirps inter genera superiora forsan recipienda:

Echiles repent Blanco Fl. Filip. p. 109. DC. L c. p. 478. Folia
opposita lanceolata ovata glabra raargine revoluta, paniculae terminales,
calyeis laciniae subulatae, corolla subventricosa calyce quadruplo major,
laciniis linearibus, antherae sub fauce angusta setaceae. Ovaria mera-
brana cincta, follicuii elongati gracües. — Philipp. eilanden.

Genus dubiura, ovario infero in Ordine vix admittendum:

EPIGYNUM r. wight. Calyx tubulosus 5-partitus eglandulosus.
torolla epigyna (extus liirtella) liypocraterimorpha, limbi laciniis
obovato-oblongis 5, aestivatione dextrorsum contortis fauce et tubo
intus serialirer pilosis. Stamina 5 prope basin tubi inserta, anthe-
ris sagittatis stigmati adhaerentibus. Nectarium epigynum carno-
sum styli basin cingens, ovarii verticera obtegens. Ovarium calyci
aunatum, biloculare, loculis rnultiovulatis. Stylus filiformis, s tig mat e
pvramidato, sub- 5-alato, basi membrana reflexa munito.

1. Epigynum Griffithianum wight Icon. IV. lab. 1308. Frutico-
sum scandens, glabrum, foliis brevi-petiolatis oppositis ovato-ellipticis
suDobtusis, corymbi axillares folio breviores, multiflori, pedunculis pe-
«icelhsque appresse pilosulis. — Merg ui (griffith).

Ordo CL1I. ASCLEPIADEAE r. brown.

Herbae fruticesve, rarissime arbores, lactescentes, foliis utplun-
ll <m oppositis,ad limbi ortum baud raro glandulosis, passim ascidiferis

ASCLEIMADEAE. 10

CENERA.

succulentarum abortivis, stipulis rudimentariis, iuflorescentitl
extraaxillari definita varia. Flores hermaphroditi regulares. Calyx
5-partitus, basi intus uunc glaudulosus. Corollaö-meramouopetala,
iutus nuda vel saepius glandulis appendicibusve foliaceis gynostemio
magïs ininusve adnatis (corona staminea) munita, limbi aestivatione
contorto-imbricata vel valvata. Stamina 5, imae corollae iuserta,
filaraentis in tubum (gynostegium vel stylostegium) conuatis,
raro liberis. Antherae biloculares vel subquadriloculares, apice sae-
pius connectivi processu membranaceo auctae, vulgo in tubum con-
natae, loculis perpendicularibus vel trans versis extus in appendices
cartilagineas productis. Pollinia (bursae polliniferae) in singulis
loculis singula, membrana obdueta, pollinis granula fusiformia com-
picta includentia, loculorum contiguorum ad diversas antheras perti-
nentium per paria stigmatis processubus 5 glandulosis affixa, erecta
horizontaliavel pendula, rarius pollinia ebursiculata granulosa, e gra-
nulis 4 composita, solitariavel quaternatim stigmatis glandulis appli-
cita. JNectarium hypogynum nullum. Styli 2 plerumque brevissimi
magis minusve approximati superne concreti. Stigma duobus stylis
commune unicum carnosum 5-gonum, ad angulos corpusculis car-
tilagineis plicaeformibus pollinia arcte retinentibus brunneis uititlis
cum antheris alternantibus vel glandula pollinia granulosa affigente
instructum, depressum vel planum cum mamilla centrali biloba, vel
conicum vel in rostrum simplex aut bifidum productum vel setis 1 — 7
coronatum. Ovaria et folliculi Apocynearum. Album en tenue
carnoso-corneum opalinum rarissime nullum. — Pleraeque in regio-
nibus tropicis crescunt, paucae in Europa boreali obviae, numcrosae
in Novi Orbis plagis inter 16 — 25° lat. bor. babitant.

13e eigenschappen zijn omstreeks dezelfde als bij de voorgaande
Orde. Enkele echter leveren eetbare knolwortelen, de meesten even-
wel bevatten scherpe of bittere, braakwekkende, zweetdrijvende begin-
sels, waarvan sommige ook onder de geneesmiddelen zijn opgenomen.

Oversigl der Afdedingen en geslachten :

I. Periploceae. Helmdraden naar boven of geheel vrij; helm-
knoppen van achteren veelal behaard; stuifmeelkluiteu 5— 20, kor-
relig (vier in het kruis of lijnvormig vereenigde korrels).

a. Bloemkroon radvonnig;~kee\ met 5 gepunte wratjes, punten

ASCLEPIADEAE. 461 GENERA.

haarvormig, aan den top gekromd: II. Finlaysonia ; —r- met 5 ronde
dikke schubjes; meeldraden aan den voet zamengegroeid, 20 stuif-
meelkluitjes : III. Hemidesmus ; — 5 stompe of spitse aanhangsels
aan den voet der bloemkroon-buis achter de meeldraden; meeldra-
den uit de bloemkroon te voorschijn tredende, stuifmeel-kluitjes
enkel, uit 2 vergroeide: VI. Atherandra ; — in de keel 5 lijn-
vormige knodsvormige schubjes.' VIL Triplalepis ; — bloemkroon-
buis van binnen met 5 stompe schubjes, verder ahY\l:\\ïl. Alhe-
mtlemon ; — keel met 5 korte in bogtige punten uitloopende schub-
jes: IX. Slreptocaulon.

b. Bloemkroon meer of minder trechtervormig ; — in de keel
5 ingesloten spits-tweespletige vleezige schubjes : I. Cryptostegia ;
keel met 5 breede 2-puntige uitkomende schubjes; 10 stuifmeel-
kluitjes: IV, Diccrolepis.

c Bloemkroon bijkans trechtervormig of radvormig; — in de
in het midden gezwollen buis 5 vleezige, aan de helmknoppen aan-
liggende, schubjes; slippen der' bloemkroon lijnvormig: V. Cryp-
lolepis.

d. Bloemkroon klokvormig -radvormig vlcezig; — met holle slip-
pen, zonder schubjes ; meeldraden vrij; helmknoppen met bladach-
tige aanhangsels op den top, — deze onbehaard : X. Phyllanthe-
ra; — behaard: XI. Penlanura.

II. Secamoneae. Helmdraden zamengegroeid; hel m knoppen vier-
hokkig onbehaard; 20 zeer kleine stuifmeel-kluiten ; bloemkroon
radvormig; stempel kort: XII. Secamonc, verlengd: XIII. Toxo-
carpus.

III. Asclepiadeae verae. Helmdraden zamengegroeid; helm-
knoppen 2-hokkig; 10 stuifmeelkluitjes paarsgewijze op de 2-spletige
uitsteeksels van den stempel bevestigd, hangend.

a. Meeldradenkroon enkelvoudig, uit 5 blaadjes, blaadjes lang,
platgedrukt aan den top omgebogen, tweemaal langer dan de zuil :
XIV. Bhaphislemma.

b. Meeldradenkroon enkelvoudig, buis- of bekervormig : XV.
Cynoctonum; — kort-ringvormig: XVI. Soloslemma,

c Meeldradenkroon veelal dubbel; de buitenste kort bogtig-gelobd,
e binnenste uit 5 vleezige of slipvormigerondachtig gezwollen blaad-
jes; bloemkroon bijkans klokvormig hoekig, zoom 5-spletig, blaadjes

ASCLEPIADEAE. I.(i£ GENERA

der meeldradenkroon lijnvormig-langwerpig; kluitjes platgedrukt:
XVII. Calotropis ; — bloemkroon radvormig met versmalde slip-
pen ; buitenste meeldradenkroon uiterst klein uit 5 tandjes, binnenste
blaadjes van onderen gespoord : XVIII. Penlatropis ; — bloeinkroon
radvormig, bogtig- 5 -lobbig; buitenste meeldradenkroon beker- of
ringvormig, gekarteld, binnenste uit 5 gezwollen puntige blaadjes:
XIX. Sarcostemma ; — bloemkroon radvormig, met aan de randen

behaarde slippen: XX. Oxystelma; als de voorgaande, maar de bui-
tenste meeldradenkroon ringvormig 10-deelig, binnenste uit 5 lang-
puntige blaadjes: XXXI. Dacmia.

d. Meeldradenkroon 5-bladig, blaadjes hol of tuitvormig, aan de
zuil bevestigd, aan de binnenzijde met een kort hoornvormig op den
stempel rustend aanhangsel: XXII. Asclepias.

IV. Stapelieae. Helmdraden zamengegroeid; helmknoppen veelal
met een vliezig aanhangsel; 10 stuifmeelkluiten paarsgewijze op de
uitsteeksels des stempels bevestigd, schuinsch of regtopstaande.

a. Sluiftneelkluiljes ondoorschijnend, f Bloem mei mecldrailcn-
Itroon ; — bloemkroon radvormig, meeldradenkroon uit 5 enkelvou-
dige vleczige puntige blaadjes,aan de zuil bevestigd: XXI II. Tyto-
phora ; als bij XXIII, maar de blaadjes der kroon aan de helmknoppen
bevestigd: XXIV. Il y bant her a ; — meeldradenkroon kort bekervor-
mig 5-lobbig vleezig: XXV. Astcroslemma ; — kroon uit 5
gepunte aan de zuil bevestigde enkelvoudige blaadjes; kluitjes eirond:
XXVI. Marsdenia; — bloemkroon trechtervormig met kruikvor-
rnige buis ; blaadjes der kroon van binnen aan den top met eeu sbp-
vormig aanhangsel: XXVII. Pergularia; — bloemkroon radvor-
mig; meeldradenkroon aan de zuil bevestigd, blaadjes van binten
kegelvormig uitgezet : XXVIII. Watiakaka. — ff Bloem zonder
meeldradenkroon ; — van binnen met 5 dubbele rijen haren, geene
meeldradenkroon: XXIX. Bidara; — keel der radvormige bloem-
kroon met 5 schubjes of wratten, die in dubbele rijen van haren naar
beneden afloopen, geene meeldradenkroon: XXX. Gymnema; als
XXIX, maar de bloemkroon zonder haar-rijen : XXXII. Jasminan-
thesj als XXIX, maar de bloemkroon zonder haar-rijen, zuil aan deu
voet met zeer kleine klieren: XXXI. Gongroncma.

b. Sluifmcclkluiljes aan den top of aan de zijden doorschijnend.
t Geene meeldradenkroon ; keel dor bijkans radvormige bloemkroon

ASCLEPIADEAE. 463 GENERA.

met 5 hoornvormige vleezige schubjes: XXXIII. Penlasacme ; met
5 neergedrukte schubjes: XXXV. Leptadenia; zonder schubjes:
XXXIV. Sarcolobus. tt Mceldradcnkroon aanwezig : bloemkroon
trechtervormig met gezwollen buis, keel behaard, slippen langwerpig-
laucetvormig, langer dan de buis, in den knop gedraaid; vijf vleezige
groene blaadjes over den top der zuil in eene over den stempel ge-
bogen slip uitloopend, 2 (of 1) scherp-vierkautc vruchten: XXXV ï,
felragonocarpus ; — bloemkroonslippen in den knop klepsgewijze,
meeldradcnkroon uit 5 van onderen verbreede van boven in slippen
of tanden eindigende blaadjes; XXXVII. Ileleroslemma ; als de
voorgaande, mnar de vruchten in de lengte vereenigd : XXXV1IT.
pymphysicarpus ; — bloem/croon (klein) kruikvormig 5-tandig, meel-
dradcnkroon uit 5 blaadjes: XXXIX. Dischidia; meeldradenkroon
vijfzijdig: XL. Collyris ; — bloemkroon bijkans klokvormig, 5-
tandig; meeldradenkroon 5-bladig aan de korte zuil bevestigd, neer-
gedrukt, naar binnen in eenen tand eindigend, randen opgerigt: XLIV.
Cyslidianlhus ; — bloemkroon radvormig, met 5 korte tandjes:
XLL Physoslelma; vijfspletig; meeldradenkroon met 5 vliezige
blaadjes: XLII. Pleroslelma ; vijfdeelig, omgeslagen, om de zuil
eenen behaarden ring vormend; meeldradenkroon uit 5 blaadjes,
van achteren gespoord : XLII I. Cyrtoceras ; — bloemkroon vijf-
deelig, veelal vleezig, uitgespreid of omgeslagen; meeldradenkroon
uit 5 aan de korte of bijkans ontbrekende zuil bevestigde vleezige,
van onderen niet of weinig gespoorde blaadjes, van overigens verschil-
lende gedaante: XLV. Hoya ; — bloemkroon meer of minder trech-
tervormig, aan den voet gezwollen, slippen van ter zijde platgedrukt;
meeldradenkroon dubbel klok- of radvormig in 6 — 15 slippen ver-
deeld: XLVI. Ceropegia; — slippen der radvormige bloemkroon
naar beneden versmald, van binnen meestal behaard ; meeldradenkroon
uit 5 vliezige 2 — 3-spletige blaadjes: XL VIL Carallumaj —
bloemkroon bijkans klokvormig 5-spletig, klepsgewijze; meeldraden-
kroon dubbel éénbladig : XLVIIL Boacerosia.

Tribus I. Periploceae r. brown. Pollinia 5 — 20 granulosa (gra-
nulis 4 sphaericis cruciatim vel seriatim eomposita) solitaria usque
quaternatim apice dilatato plano vel cucullato corpusculi singuli
stigmatis affixa; filamenta superne vel omnino libera; antheraehaud

ASCLEI'IADEAE. 4G4 CRYPTOSTEGIA.

raro dorso barbatae ; folliculi divaricatissimi. — Corona staminea e
squamis integris fissisquc diversiformis, cum corollae tubo potius
quam androeceo coinbinata.

I. CRYPTOSTEGIA r. brown. Calycis 5-partiti laciniaelan-
ceolatae margine undulatae. Corollae campanulato-infundibulifor-
mis aestivatione sinistrorsum tortae tubus brevis, in fauce squamis
5 inclusis carnosulis ovatis subulatis bipartitis, segmentis attenuato-
subulatis antberas obtegentibus iisdemque oppositis instructus, lim-
bus campanulatus ultra medium 5-fidus. Stamina inclusa, fila-
ment i s distinctisbrevissimisimotubo insertis. Antherac basi naar-
gini stigmatis adhaerentes. Pollinia solitaria (e granulis liberis
permultis coacervatis) appendiculis spathulatis tandem solutis cor-
pusculi singuli, utrinque margini imo antherarum proximarum ad-
glutinati, demum applicita. Stigma subglobosum, basi 5-gonum
apice sulcatum, obsolete biapiculatum. Folliculi divaricatissimi,
acute triquetri, apice obtuse apiculato incurvo. Semina como.^1. —
Frutices volubiles, fl. cymosis terminalibus speciosis.

1. Cryptostegia grandiflora r. brown. in Dot. Regisi. lab. 485.
llassk. Flora bol. Zeil. 1857, p. 97. Folia ovato-elliptica utrinque
brevi-acuminata glabra ; sepala ovata acuminata margine unduhto-
reflexa, corollae laciniae ovato-rotundatae apiculatae. Nerium grm-
di 'flor urn Roxb. Fl. Ind. II. p. 105. — Voor-Indië. — Java?
of in 's lands Planteutuin te Buitenzorg?

IL FINLAYSONIA wallich. Calyx alte 5-fidus. Corollae ro-
tundatae faux tab ere ui is 5 aristatis cura laciniis alternantibus co-
ronata, aristis capülaceis erectis apice uncinatis. Filamenta dis-
tincta fauci intra fubercula insorta. Antherae basi medio stigmatis
adglutinatae, apiculo late ovato terminatae, imberbes. Pollinia 20,
granulosa, appendiculis dilatatis corpusculi singuli gracilis quaternatim
demum applicita. Stigma magnum ovatum, basi pentagonum. Fol-
liculi 2 divaricatissimi, ventricoso-ovati, apice rostrato-uneinati. lae-
ves. Semina parca carnosa, vix comosa.

1. FinlaySOnia ObOVata wall. FL as. rar. II. p. 48, lab. 16S. Cai.
446G". DC. Prndr. VIII. p. 494.- Gurna obovata Hamilt.mss. Fra-
tex volubilis camosuslattescens. glaber, folia opposita petiolata obovata
obhisissima, nunc retusn, cuspidata, acuta, corymbi majusculi multiflori

ASGLEPIADEAE. 465 HEMIDESMUS.

folio breviores, fructiferi elongati; flores parvi, corolla extus glabra,
laciniis intus hinc nudis liinc albido-villosis. — Voor-Tndic.

III. HEMIDESMUS r. brown. Calyx 5-partitus. Corollae
rotatae laciniae coriaceae, faux squamis 5 rotundatis crassiusculis,
sub sinubus insertis. Eilamenta basi connata, corollae tubo iuserta,
superne distincta arrecta. Autherae a stigmate liberae apiculatae,
apiculis cohaerentes, imberbes. Pollinia 20, granulosa, quaterna-
tim appeudiculo pritnum cucullato involuta dein explanato reniformi
vel flabellato membranaceo brevi stipitato applicita ; graua e gra-
nulis seriatim quaternis. Stigma pentagono-stellatum planiusculum
medio papillosum. Eolliculi divaricatissimi cylindrici laeves. —
Frutices volubiles, cymis interpetiolaribus.

1. Hemidesmus indicus r. brown in Wemer. Soc. Lp. 56. De-
caisne in DC. Prodr. VIII. p. 494. Deless.Icon.V. tab. 55. Wall.
Cal. n. 8243 D. F. — Periploca indica Willd. Spec. I. p. 1251.
Periploca foliis anguslis caet. Burm. Thesaur. Zeyl. p. 187, tab.
83, fuj. 1. — Asclepias pseudo-Sarsa Roxb. Fl. Ind. II. p. 39
excl. plur. syn. — Rheed. Hort. Mal. X. tab. 34. Glaber, folia
ovata subcordata vel saepius oblonga utrinque obtusa aut fere li-
uearia cuspidata, cyinae saepius subsessiles vel brevi-pedunculatae
bracteolatae. — Voor-Indië. — Sunda-Archipel? — Dewor-
tel wordt in Indië in plaats van Salsaparille gebruikt (bell in Pharm.
Jouni. III, p. 239.)

IV. DICEIIOLEPIS blume. Calyx 5-partitus brevis. Corollae
hypocraterimorphae laciniae aestivatioue imbricato-contortae, faux
squamulis 5 latiusculis cuspidato-bifidis exsertis cum laciniis al-
ternantibus aucta. Stamina 5, fauci infra squamulas inserta, fila-
mentis distinctis, antheris inucronatis glabris margini stigmatis
cohaerentibus. Pollinia 10, sulcata granulosa, appendiculis longe
stipitatis apice bilobis applicita. Stigma 5-gonum obtusum. Fol-
liculi cylindrici. Semina comosa.

l. Dicerolepis paludosa bl. Mus. bot.l. p. 14*6, fig. XXIV. Fru-

tex volubilis, ramulis junioribus puberulis, foliis oppositis ovalibus
mucronatis coriaceis glabris, supra aveuiis, subtus teuuissime reti-
culatis; pedunculi axillares brevissimi pauciflori, pedicelli elongati.

v, 30

«lora van Ned Indië. II.

ASCLEPIADEAE. 46o' CBYPTOtt^

Java, in de moerassige streken bij Tanara. — Tandok men-
jangang sund.

2. DicerolepiS pedunculata miq. Frutex volubilis vel substrictus,
rainuli sparee puberuli, folia opposita, e basi acuta passim subobvea*
elliptico-oblonga vel elliptico-lanceolata vel lanceolata ïnucrouato-
aeuta coriacea, glabra non nisi juniora in costa subtus raris pilis
inspersa, patule obtectivenia, ad lentem subreticulata, 2—J | poll.
longa, subtus pallida, pedunculi axillares terminalesque, vel ramulos
basi paucifoliolatos terminantes subpuberi, distincti folio multo lirt-
viores apice vulgo bifidulo et bracteato pauciflori, florcs pcdicellati,
caljcis glabriusculi laciniae vix non ciliolatae, corolla lutescenti-
ochroleuca.

Eiland Flor es, aan de kust bij Bari, Jul. (zoll.).

3. DicerolepiS hypoleuca miq. Frutex volubilis, ramolia juniori-
bus ochraceo-tomentellis; folia opposita, ovato-elliptica vel clliptica
abrupte mucronate acuta, glabra subpergamacea, subtus glauca obso-
lete trausverse venosa, ad lentem utrinque reticulata, 1| poll. longa,
pedunculi geminato-axillares brevissimi bracteati pauciilori, pedicelli
distincti rloris circiter longitudine, calyx ciliatus, corollae tubus
quam D. palud. gracilior.

Soembawa, aan de kust bij Alias, Aug. (zoll.).

V. CRYPTOLEPIS r. brown. Calyx turbinatua 5-tidus, in-
tus glandulis 5 crenulatis. Corollae infundibuliformis vel rotatae
tubus medio infiatus, intus s qua mul is 5 caruosis anthens ac-
cumbentibus limbi laciniis alternantibusauctus,faux nuda,limbi 5-
partiti laciniae lincari-lanccolatae patentes, aestivatione sinistrorsum
contortae. Stamina 5, tubo supra basin inserta inclusa, filamentis
brevissimis, antheris sagittatis acuminafis dorso barbatis. PolH
nia solitaria granulosa, granulis quaternatim junctis, appendicuJis
lincari-spathulatis bipartibilibus applicita. Stigma peutagonuin mu-
ticum. Folliculi cylindracci divaricati laeves. Semina cow
Frutices volubiles indici, foliis coriaceis vel membraiiaccis, cymia
inter])ctiolaribus, lloribus albis vel Havis. — Leposma BI Bijdr. —
(Lepisloma rj. svritts).

tóCLEPIADEAE. 467 ATHERANDRA.

1. CryptolepiS javanica bl. Folia coriacea lanceolata obtuse acu-
minata, 3 — 2 poll. longa, subtus pallida obsoletissime venosa; pe-
dunculi bifidi paociflori; calycis laciniae margine ciliolatae. Bl. Mits.
bol. I. p. 146, firj. XXV. Leposma javanicum Bl. Bijdr. p. 1049.
Lepisloma ej. Praef. Fl. Javae,p. VIL Decaisne in DC. Prodr. VUT.
/>. 497. Siccata folia supranigrescunt, iis Anodeudri coriacei figura
similia.

Java, op de kalkrotsen bij Koeripan (bl.).

2. CryptolepiS Iaxiflora bl. Eolia membranacea ovata vel ellip-
tica vel oblonga acuta vel obtusa vel passim retusa, pedunculi laxi
bifidi pauciflori; laciniae calycis glabrae. Bl. Mus. I. c. p. 147. — ■
Echitcs Iaxiflora Zippel. herb. — Var. §. obversa Miq., foliis ob-
ovatis abrupte acutis, calycis laciniis ovato-triangularibus, extremo
margine pallidis extenuatis, apice vix non tenerrime subciliatis.

Timor, tusschen de struiken (zippelius). (3. Java, kalkrotsen
bij Koeripan (zoll.), in Banjoeraas (uorsf.).

VI. ATHEBANDBA decaisn. Calycis 5-fidi laciniae lanceo-
latae patentes. Gorollae rotatae profunde 5-partitae tubus brevis-
siinus intus nudus imabasi augustatus, laciniae lineari-lanceolatae,
aestivatione sinistrorsum contortae. Appendices 5 obtusae vel su-
bulatae, staminibus corollae basi insertis oppositae. Eilamenta in-
ferne cohaerentia, supeme libera, exserta, antheris stigmati conico
pentagouo apice brevi-bifido appressis " ovato-lanceolatis acutis vel
acumine tortili terminatis, imberbibus, inter se magis minusve con-
natis. Pollinia solitaria (e 2 conflata) granulosa (granulis quater-
natim connatisj appendiculis stipitatis sursum infundibuliformibus

singula applicita. ïolliculi — Erutices volubiles, foliis eoria-

ceis, cyinis axillaribus, 11. ilavescentibus.

l. Atherandra acuminata decaisn. in DC. Prodr. VIII. p. 497.

lolia ovata vel obovata abrupte acute acuminata, cymae folium su-
perantes, calycis laciniae ovatae erectae parvae ciliolatae, corollae la-
c 'niae lanceolatae.
Java (perrottet).

'• Atherandra acutifolia decaisn. /. c. Folia ovalia supeme atte-

30*

ASCLEPIADEAE. 468 THIH.O.LHs.

nuata, calycis laciniae ovatac acutissimae patulae vel retlexae, cymae
iblium subaequantes. Cryplolepis f filiformis Wall. Cal. n. 4458.
Nondum vidi, anne cum seq. conferenda?
Poel o e Pinang (wallich). Java (zoll.).

3. Atherandra CUSpidata bl. Inuovationes pube fugaci inspersae,
folia densiuscula brevi-petiolata, e basi obtusa obovalia abrupte acu-
tissime brevi-cuspidata, rigide crassiuscule pergamacea, subtus venis
pluribus costalibus prominentibus pateiiti-costulata, (siccata u
centia), 1| — 1 poll. louga, pedunculi axillares foliis brevion
superne longiores, apice bifidi pauciflori, glabri, calycis laciniae lan-
ceolatae glaberrimae, *corolla fusea." (zoll.). BL Mus. bot. lp. I 17.

Sumatra, in de wouden der provincie Lampong, Sept, (zoll),
Java, in de wouden der bergstreken (bl.).

4. Atherandra pubescens bl. I. c. /fy.XXVLFoiiaoblongaaco-

miuata subtus puberuia, cymae folium fere duplo superantes. — Vix
satis a praecedeute difïerre videtur. Partium forma similis, habitus
idem, ex pube saltem discrimen.
Java, in de bergstreken (bl.).

VII. TRIPLOLEPIS turcz. Calyx 5-partitus, intus squamulis
5 minutis cum laciniis obtusis alternantibus auctus. Corollae rota-
tae tubus brevis, limbus 5-partitus, faux squamis 5 linearibus cla-
vulatis leviter emarginatis sijjubus corollae oppositis et 5 bis alternis
multo minoribus demissius insertis aucta. Staminum filamenta
libera, antherae lineares glabrae, supra stigma apicibus connexae
illique processubus filiformibus adhaerentes. P o 1 1 i n i a solitaria minuta,
stigmatis annulis applicita. Folliculi

1. TriplolepiS Cnmingii turcz. in Bult. Soc. nat. Moscou, XXI. p. 251.
Frutex volubilis, foliis oppositis petiolatis, e basi snbeordata ellipticis
acuminatis penninerviis, venulis secundariis pellucidis, supra glabris,
subtus molliter villosis, cymis extraaxillaribus 2— 3-chotoniis ramosis
pubescentibus. pedicellis multibracteatis flores excedentibus; flores m
disco nigncantes; sepala ciliata, corolla calycem duplo superans gl«-
bra laciniis tubo longioribus, margine pellucido-punctatis.

Lu zon (cuming).

YTIT. ATHEROSTEMON blume. Calycis obconici 5-fidi «►
ciniac patulae. Corollae rotatae tubus intus squamulis 5 obtusis

ASCLEPIADEAE. 469 STREPTOCAULON.

inter stainina dispositis auctus, 1 i m bi 5-partiti laciniae linearcs aesti-
vatioue sinistrorse tortae. Stamina corollae basi inserta'exserta, fi-
lamentis brevissimis liberis, singulis setae filiformi corollae in-
sertae exacte antepositis. Antherae stigmati incumbentes lanceolatae
acumiiiatissimae glabrae, inferne stigmati applicitae, apice carnosulo
cohaercntes. Pollinia solitaria granulosa, appendiculis lineari-spa-
thulatis bifidis applicita. S tigma pyramidatum inferne pentagonum.

1. Atherostemon javensis bl. Mus. bot. I. />. 126, fig. XXIII.

Frutex volubilis, folia oblongn vel obovato-oblonga cuspidulato-acuta
vel breviter acuminata coriacca venosa, supra glabra, subtus cum ra-
ïnulis junioribus pubera, 2 — 1 poll. longa; pedunculi axillares bifidi
paucillori glabri, 11. parvi flavidi.

Java, tusschen de struiken bij Tanara (bl.).

IX. STREPTOCAULON wight et arn. Calyx 5-partitus.
Corollae rotatae 5-partitae faux squamis 5 brevibus cum laci-
niis alternantibus gracilibus aristatis flexuoso-erectis instructa. Fi-
lamenta distincta, tubo inserta. Antherae basi stigmatis margini
adhaereutes imberbes, apiculatae, apiculis latcraliter connatis. Pol-
linia granulosa solitaria, e quatuor conflata, appeudiculis dilatatis
applicita. Stigma pentagonum apiculatum vel submuticum. F o 1-
liculi cylindrici laeves divarieatissimi. Semina comosa. — Fru-
tices volubiles pubescentes vel tomentosi, raro glabri, cymis interpe-
tiolaribus, floribus parvis.

i. Streptocaulon tomentosnm wight Contr. p. 64. bc. i c. Kami

pubescentes, folia e basi subcordata obovato-lanceolata acuminata, supra
hispida, subtus tomentosa, cymae magnae dilfusae, flores aggregati brevi-
pedicellati, calyx et pedicelli toraentelli. Periploca Wall. Cal. — Op
den Taong-Dong in Ava.

2. Streptocaulon WallichÜ wigiit. Rami pubescentes, folia ellip-
tica utrinque attenuata, cuspidata, supra brevi-puberula, subtus dense
tomentosa, cymae diffusae rami patuli pubescenti-hirtelli folium
aequantes vel superantes, ramulis ultimis racemiformibus, pedicelli
filiformes calycesque glabri. Streptocaulon Wallichii W. et Ar».
Oontrib. p. 65. Decaisn. in DC. Prodr. VIII. p. 496.

Poeloc-Pinang en Singapore (wall. Cat.n. 8249 PO.

ASCLEPIADEAE. 470

I'IIYLLAJiTHERA.

3. StreptOCaUlon BaumÜ DECaisn. /. c. Kami ramulique tomentosi,
folia e basi subcordata rotundato-ovata acuminata mucronata, suprjj
brevi-pubera, subtus incano-tomentosa, cymae floridae folio brèviore»,
ramis brac:hiatis puberulis, pedicellis calycibusque glabris, fmctiferaè
foliuin superantes, folliculi lineari-oblongi obtusiusculi tomentosi. —
Philippijnscbe eilanden.

4. StreptOCaUlon ObtUSlim turcz. Buil. Soc. nul. Mosc. XXI. 1,
p. 252. Kami ramulique tomentosi, folia petiolata, e basi subcordata
rotundato-ovata obtusissima minute mucronata, supra brevi-pubera;
subtus incano-tomentosa, thyrsi extraaxillares et terminales 1'oliis bre-
viores, corolla glabra, coronae foliola filiformia torta. Praeccd. proxima.

Philippijnscbe eilanden.

5. StreptOCaUlon eXtensnm wight /. c. Glabrum, folia ovalia longe
acuminata utrinque rarissime brevi-pilosula, cymae foliutn superantes
paniculaeformes laxae glaberrimae. Decaisn. I. c. — Kangoon en
Tavoy, in Achter-Indië (walltch, n. 8250 B.).

6. StreptOCaUlon? HorsfieldÜ miq. Volubile, adultum glabrum.
folia longiuscule petiolata, nascentia pube inconspicufifugaci inspersa,
e basi leviter inaequali lato-rotundata. ovato-oblonga vel subovata acu-
minata raembranacea firmula, supra basin glandulis vulgo geminis
minutis, subtus pallida venis costalibus 6 — 7 arcuato-patulis pro-
minulis instructa, 4 — 3^ poll. longa, auriculae interpetiolares cal-
losae lunato-semicirculares abbreviatae, pedunculi petiolo duplo lon-
giores thyrsoidei, laxo-ramosi, graciles, fl. pedicellati, calycis lacimae
ovato-rotundatae ciliolatae, corolla glabra, squamarum setae subrectae
exsertae, folliculi solitarii ovoideo-oblongi coriacei verrucellosi, eu-
docarpio laevi pergamaceo, circiter tripollicares. — Forsan genus
distinctum ; spec. supp. niuiis mancum.

.1 ava, op den Oengaran (iiorsf.).

X. PHYLLANTHEEA blüme. Calyx brevis 5-fidns. Corol-
lae campanulato-rotatae carnosae 5-partitae esquamatae laciinac
concavae, subobliquae. Stamina 5, corollae basi vel paullo altius
inserta, filamentis liberis, antheris inferne stigmati adglutinatis
imberbibus, appendice erecto-adscendente foliacea glabra. Pollima
solitaria granulosa, granulis quaternis vel raro ternis cruciatim uni-
tis, singula appendiculis stipitatis superne infundibulifornii-clila-

ASCLEl'IADEAE. 471 PENTAKURA.

tatis applicita. Stigma crassiusculum capitatum. Polliculi (ex
unica spec.) cylindracei divaricati, punctato-asperuli. Semina co-
mosa. — Erutex volubilis, foliis transverse venosis, pedunculis ra-
cemosis, floribus purpureis.

1. Phyllanthera bifida bl. Eolia opposita modice petiolata, e basi
subacuta lanceolata vel oblongo-lanceolata abrupte acuminata, sub-
pergamacea, subtus pallidiora, transverse teuuissime veuosa, 4 — 3
poll. longa, pedunculi axillares solitarii bipollicares apice brevi-bi-
fidi, ilores longiter pedicellati subraceinosi. Phyllanthera bifida
Bl. Bijdr. p. 1048. Mus. bot. I. p. 125, fig. XXII. Decaisn. in
DC. Prodr. VIII. p. 497. — Periploca bifida Sleud. Nomencl. bol.

Java, in de wouden der bergstreken, op den Salak enz. (bl.). —
Aroi Krawatan of A. Walen sund.

XI. PENTANURA blume. Characteres Phyllantherae, sed an-
therarum appendix barbata et stigma dilatato-pentagonum.

1. Pentanura SUmatrana bl. Folia modice petiolata, e basiacuta
vel subacuta elliptica vel elliptico-oblonga acuminata, subtus glau-
cina transverse plurivenosa, 4 — 3 poll. longa, pedunculi interpetio-
lares breves, apice receptaculis 1 — 2 — 3-sessilibus racemoso-pauci-
floris instructi, fl. breviter pedicellati ; appendiculi superne flabelli-
formi-dilatati. Pentanura sumatrana Blume Mus. bot. I. p, 125,
fig. XXI.

Sumatra, in de wouden der bergstreken (praetorius).

Tribus II. Secamoneae r. brown in Wem. Soc. I. c. Decaisn. in
DC. Prodr. VIII. p. 500. Eilameuta connata. Antherae 4-locula-
res glabrae. Pollinia 20 minima, apici eorpusculorum stigmatis ex-
sulcorum carnosorumque affixa, erecta. — Frutices gerontogaei sae-
pius volubiles.

XII. SECAMONE r. bbowN. Calyx parvus 5-fidus. Corollae
rotatae alte 5-fidae laciniae dextrorsum coutortae, introrsum gla-
brae vel incano-pubescentes. Coronae stamineae 5-phyllae foliola
lateraliter compressa secus gynostegium decurrentia, superne libera,
falciimlata vel ligulata simplicia. Pollinia 20 erecta, quaternatim

ASCLEPIADEAE. 472

apice corpusculi siugoli parvi exsulci affixa. Stigma breve, apice
coarctatum vel elongatum, integrum vel obscure bilobatum. Pol-
liculi laeves, interdum sublignosi. Semina comosa. — lYutices
decumbentes vel volubiles glabri vel novelli dense rufule puberi, fo-
liis haud raro pellucido-puuctatis, il. cymosis minutis.

§ 1. Stigma muticum.

l. Secamone emetica r. bis. Wem. Soc. I. p. 55. Glabra volu-
bilis, folia lanceolata vel elliptico-lanceolata, cymae folio breviorcs
pauci- vel multiflorae, corolla glabra, coronae stamineae phylla cul-
triformia gynostegio dimidio breviora, stigma apiculatum, folliculi
graciles apice attenuati. Decaisn. I c. p. 501. Wig/U et Am. Conti:
p. 60. Wig/U Icon. IV. tab. 1283. Wall. Cal. n. 823(5. c. — Pv-
riploca emetica Betz. Observ. II. p. 14.

In de zuidelijke provinciën van geheel Indië.

2. Secamone attenuata decaisn. /. c. p. bol Glabra, volubil»,

folia e basi angustata. ovato-lanceolata longe attenuato-acuminata glan-
duloso-punctulata, cymae brevissime pedunculatae furcatae pauciilorac
petiolum longiusculum paullo superantes, corolla glabra, coronae sta-
mineae phylla compressa, subfalcinulata, gynostegium vix acqunntin.
stigma umbonatum cum apiculo hemisphaerico obsolete bilobulato.—
Pliilippijnsche e il. (cuming, n. 1S36).

3. Secamone mnltiflora decaisn. /. c. Glabra, volubilis, folia e basi
rotimdata vel attenuata ovata vel rhombeo-ovata acuta vel subacumi-
uata glabra novella vix punctulata, cymae brevissime pedunculatae di-
chotomae petiolum superantes ferrugineo-puberulae, corolla glabra, la-
ciniis margine subscariosis, coronae stamineae phylla gynostegio breviora
falcinulata compressa, stigma umbonatum cum apiculo subturbinato
centrali. — Pliilippijnsche eil. (cuming, n. 1284).

4. Secamone micrantha decaisn. Glabra, volubilis, folia ovalia
vel vulgo lanceolata calloso-acuta, 2 — 1 poll. longa, membrauacea,
pellucido-punctata et glandulosa, subtus pallida, cymae pedunculatae
irregulariter dicliotomae, folium j vix aequantes, puberae paucitlorac,
corolla glabra, coronae stamineae phylla subcultriformia acuta gy-
nostegio breviora, stigma apiculatum, folliculi attenuati glabcrrimi.
Secamone micrantha Decaisn. in JSouv. Ann. Sc. nat. Tom. W-
ÜC, Prodr. VII r. p. 501. Zuil. et Mor. Stjst. Verz. p. 5(5.

ASCLEPIAÜEAE. 473 SECAMONE,

lophora Dccaisn. Nov. Ann. Mus. lil. p. 377. — Tyl. lanceolata
Zippel. hcrb.

Java, (zoll.), in Soerakarta (horsf.) Ti mor (zitpel., SPAK.),
De inlanders bereiden van den wortel eenen drank, Laroe genaamd.

5. Secamone Binmei decaisn. Glabra, volubilis, folia longiuscule
pctiolata, e basi rot un data ovata vel elliptica brevi-acnminata, basi
snprn petiolum plano-glandulosa, glaberrima, obsolete transverse dense
venosa, coriacea, 3^ — 3 poll. longa, thyrsi folium superantes ferru-
ginco-pubesccntes, racemose ramosi, ramulis florif'eris subspicatis, il.
minimis calyx tomcntellus, corolla glabra, coronae stamineac phylla
rotundato-truncata gynostegium dimidiuin vix aequantia, stigma he-
misphaericum. Secamone Blumei Decaisn. in DC. Prodr, l. c. p.
502. — LepladeniaP elliptica BI. Bijdr. p. 1066.

Java. Noesa Kambangan, in de wouden.

6. Secamone lanceolata bl. Glabra, volubilis, folia breviter pe-

tiolata, ovato- vel elliptico-lanceolata aut plan e lanceolata acuminata,
supra subavenia costa anguste sulcata, nitidula, subtus opaca venosa,
obscure pellucido-punctata, 2| — 1 poll. longa, cymae breviter pe-
dunculatae folium diinidium vix aequantes, rufo-hirtellae, caly cis basi
hirtelli laciniae obtusae extenuatae, corolla glabra, coronae stami-
neac phylla compressa carnosula gynostegio breviora, stigma obtusum
vel prominulum. Secamone lanceolata Bl. Bijdr. p. 1051.
Java, niet zeldzaam op kalk- en leemachtige gronden.

7. Secamone timorensiSDECAis.\. Glabra, volubilis, folia elliptico-
ovata acuminata vel attenuata, acuta, supra nitida, subtus pallidiora
transverse venosa, cymae sessiles a basi bifidae, ramulis crassiusculis
folium dimidium vix aequantibus. Secamone fimorensis Decaisn.in
DC. Prodr. I. c. p. 502.

Ti mor (riedlé).

8. Secamone lineata dl. Glabra gracilis, volubilis, nodi callo
transverso aucti, folia e basi parum cmarginata, glandulifera ovato-
oblonga vel subelliptica acuminata, utrinque tcnuissime transverse
venosa, glabra, firmulc chartacca, 3^ — 2~ poll. longa, cymae graci les

ASCLEPIADEAE. 474

TOXOCARPOg.

dichotomae folium superautes, ramis filiformibus divaricatis, fiores
glabriusculi, calyx parvus, corollae roseae laciniae lauceolatae. Se-
camone lineata BL Dijdr.p. 1051. Decaisn. in DC. Prodr. I. c.
p. 503.

Sumatra (kortji.). Java, op den Salak (bl.). — Aroi kaka-
watau sund.

8. Secamone macrostachya turcz. in Buil. Mosc. xxl \,p.%h%.

Caulis volubilis puberulus; folia ovato-lanceolata abrupte acuminatagla-
bra, inferiora basi obtusa, superiora utrinque angustata, spicubie rxtra-
axillares folio longiores; flores parvi, pedicellis 3-plo breviores, calycis
laciniae acutiusculae ciliolatae; corolla in sicco nigrescens, calyce du-
plo longior; coronac phylla parva ovata carnosa. — Philippijnsche
eilanden.

Quid Secamone vestila Zippel. mss. apud Spanoghc in Linnaed \ \ •
p. 324? An Toxocarpus? — ïiraor.

§ 2. Stigma elongatura apiculatum. — Secamones species raascarhe-
nae, sequenti generi conterminae.

XIII. TOXOCARPUS wight et arnott. Calyx 5-partitus.
Corollae rotatae 5-fïdae laciniae saepius ligulatae iutrorsumquc
villosae, aestivatione dextrorsum contortae vix imbricatae. Coronac
stamineae 5-pbyllae foliola dorso planiuscula, introrsum lacinula
integra acuta. Filamenta gynostegio adnata. Antherae parvae
retusae biloculares, stiguiati incuinbentes. Pollinia 20, quaterna-
tim apici corpusculorum stigmatis affixa, ovoidea, parvula. Stigma
rostratum attenuatum vel saepius obscure capitellato-bilobulatum.
ïolliculi geniini divaricati. Semina comosa. — Prutices imli
volubiles, ramis saepe brevi-ferrugineis, cymis axillaribus, floribus
pedicellatis vel sessilibus fasciculatis, intus saepe barbatis.

1. ToxocarpUS macrophyllns decaisn. Ramuli brevissimc den:
rufo-tomentelli, glabrescentes, folia ovalia vel rotundato-elliptica br
viter acuta nunc rotundato-obtusa, subcoriacea, supra glabra, subt
pallida, utrinque 6—8 costulis, in costa media et petiolo tomentell
5 — 3 poll. longa, thyrsi racemiformi-spicaeformes ramosi folia vulj
superautes, elongati, cum calycibus rufo-velutini, flores fascicu
sessiles, corollae laciniae lineari-oblongae intus dense albo-villo
coronae stamineae phylla inaequalia, exteriora crassiora bnoD

ASCLEl'IADEAE. 475 TOXOGAKl'US.

liguM interiore longiore integra stamina superaute, stigma apicula-
tum. Toxocarpus ma erop hy Uns Decaisn. DC. Prodr. Vul. ». 505.
Sccamofie Bl. Bijdr. p. 1050. Ilassk. Cal. bog. p. 581.

Java, in debergstreken, opdenSalak(BL.). — Aroi baget sund.

% ToXOCarpUS Blumei decaisn. Ramuli foliaque subtus praeser-
tim in costa costulisque 8 — 9 utrinque patulis ante marginem unitis
castaneo-tomentosa, folia utplurimum obovata breviter abrupte acu-
minata, passim ovalia, supra praeter costam glabra, subcoriacea, cir-
citer 5-pollicaria, pedunculi plerumque a basi ramosi spicato-pani-
culati, llores glomerulati, coronae stamineae phylla aequalia apicc
ligula lineari-truncat a terminata, stigma elongato- apiculatum. Toxo-
carpus Blumei Decaisn. I. c. p. 506. Hassk. Fl. bot. Zeil. 1847,
p. 98. — Secamone macrophylla (t. fulva BI. Bijdr. p. 1050.
Hassk. Cal. bog. p. 12b. — A praecedente ind urnen to et foliorum
forma luculenter difl'ert.

Java, in de bergstreken (bl.).

3. ToXOCarpUS VÏUOSUS decaisn. llami graciles puberuli, ramuli
iulvo-tomentosi, folia e basi rotuudata elliptica vel ovali-oblongabrevi-
acuminata, supra glabra subavenia, subtus rufo-villosiuscula, cjmae
a basi bifidac vel pedunculo folium medium aequante, nunc ramosae
paniculaeformes folia multo excedentes, Horum fasciculi sessiles, co-
rollae laciniae glabrae ad faucem tantum villosae, coronae stamineae
foliola exteriora acuminata marginibus subreflexa, ligula interna lon-
giore oblonga obtusti stamina superaute, stigma elongatum apice ca-
pitellato-bilobulatum, folliculi rostrati, rufo-tomentelli. Toxocarpus
villosus Decaisn. I. c.p. 506. — Secamone villosa Bl. Bijdr. p. 1050.
A Toxocarpo Blumei difl'ert ramis puberulis, foliis inagis ellipticis
basi rotundatis, subtus rufo-villosulis, corollae laciniis glabris, fauce
tantum pilosis, coronae stamineae phyllis exterioribus margine sub-
reflexis.

Java, bij Batavia en elders tusschen de struiken (bl., iiorsf.).

4. ToXOCarpUS auriculatUS decaisn. Bami mox glabri, folia e basi
<iu pctiolum obscure auriculato-excisa. et supra glandulifera late ova-
«a, ex apice rotnndato abrupte brevissime acute -apiculata, adultagla-

ASCLEPIADEAE. 476 TOXOCARPl'S,

bra, subtus subconcolora utrinque 6 — 7 costulis pertensa, in costa
media tomento pulvereo fusco adspersa, 5 — 6 poll. longa, cymae
dichotome ramosae rami elongati graciles folia superantes, pubesce»-
tes, flores secus ramos bini ternive conferti pedicellati, corollae la-
ciniae ligulatae glabrae, coronae stamineae phylla ovato-rotundata
apice lacinulam interiorem linearem planam antheras superantein ob-
scure emarginatam vel tridenticulatam gerentia, stigma rostratura
apice bilobulatum. Toxocarpus auriculatus Decaisn. I. c.p 505. —
Secamone auriculala Bl. Bijdr. p. 1051.
Java, op den Salak (bl.).

5. ToXOCarpUS graciliS decaisn. /. c. p. 506. Kami graciles fer-
rugineo-pubescentes. folia ovato-lanceolala acute acuminata utrinque
glabra subtus reticulato-venosa, venis fuscis, cymae sessiles ramis fo-
lium dimidium vix aequantibus, flores sessiles, corollae laciniae oblongo-
lanceolatae acutiusculae introrsum papillosae, coronae stamineae foliola
stamina superantia, stigma elongatum apice bilobatum, lobulis globosis.

Philippijnsche e il. (cumikq, n. 15 59).

6. ToXOCarpUS glaUCUS decaisn. I c.p. 505. Caules glabrati, folia
ovalia utrinque obtusa glabra glauca. cymae breviter pedunculatae cum
ramis tenuiter badio-puberae petiolum superantes, corollae laciniae
ligulatae glabrae vel introrsum papillosae, coronae stamineae foliola
inferne rotundata lacinulam planam antheras paullo superantem obscure
emarginatam gerentia, stigma rostratum supernepapilloso-emarginalum.

Philippijnsche eil. (cuming, n. 1571).

7. ToXOCarpUS maritimUS miq. Volubilis, ramuli petiolique cum
foliisque supra ima basi puberi, folia elliptico-oblonga subobversa
breviter acute acuminata glabriuscula chartacea, snpra avenia, cos,
anguste sulcata, subtus pallida vix perspicue venosa, 2* — 2^ po'J
longa, cymae a basi bifurcae parce dichotomae breves subdeusae ruio-
hirtellae, calycis laciniae dorso villosae, marginibus extenuatae, c<
rollae extus glabrae intus pubescentis faux villosa. Secamone «
ritima Bl. Bijdr. p. 1050. Decaisn. I. c. p. 504.

Noesa Kambangan, in de kuststreken (bl.).

Tribus III. Asclepiadeae verae r. brown in Wem. Soc. ■ l>
21. Decaisnc in DC. Prodr. VIII. p. 507. Filamentaconuata. Au-
therae biloculares. Pollinia 10 per paria stigmatis processubus si
longitudinali bipartitis affixa, pendula.

ASCLEl'lADEAE. 477 RHAPHISTEMMA.

Sublribus I. Haploslcmmeac Decaisn. I. c. p. 511. Corona staminea
simplex 5-pbylla, foliolis simplicibus ad gynostegii basin insertis in-
tegris vel raagis minusve alte bifidis.

XIV. HHAPHISTEMMA walligii. Calyx 5-partitus. Co-
r olla e campaimlatae limbus 5-fidus. Coronae stamineac 5-phyl-
lae foliola gynostegium duplo superantia exserta, corollae tubum sub-
acquantia vel excedentia, ligulata, compressa apice inflexa. Anth erae
membrana terminatae. Po 11 in ia ovata vel ovato-oblonga, sub apice
aflixa, peudula. Stigma subhemisphaericum obscure 5-gonum medio
umbilicatum. Polliculi saepius solitarii crassi oblongo-lanceolati,
utrinque subcarinati. Semina comosa. — Frutices volubiles glabri,
foliis cordatis supra petiolum glanduliferis, floribusque corymbosis
majusculis.

l . Rhaphistemma Hooperianum decaisn. in DC. Prodr. L c.p. 516.

Ramuli glabri, folia e basi profunde cordata(sinu lato ad petiolum bre-
vi-triangulari) vel (minorum) truncata, ovata vel ovato-oblonga acumi-
uata membranacea, utrinque petiolique antice minute rariterque subtus
ad basin subdensc pubera vel subglabra, supra ad petioli insertionem
glandulosa, subtus pallida venis 5 — o arcuato-suberectis tenere laxe
reticulatis, 3^ — 2 poll. longa, pedunculi pollicares, petiolum cir-
eiter aequantes, apice puberi brevissimeque subbifiduli subumbellato-
pauci-(5 — 7-)tiori, bracteae (in sicco rubro-fuscae) lanceolatae gla-
brae, pedicelli petiolum fere aequantes vel breviores, calycis 2 liu.
vix cxcedentis laciniae inaequales, breviores ovatae obtusae majores
angustato-ellipticae obtusiusculae, glabrae, marginibus pallido-exte-
nuatae, corollae tubum subaequantes, corolla utrinque glabra, coronae
stamineae phylla apice denticulo postico aucta, antice in ligulam
longissimam supra gynostegium iucurvam excurrentia. Oxystelma
BI. Bijdr.p. 1055.

Java, Samarang (iiorsf.), bij Koeripan aan den voet van den
Salak (james hooper). Aroi tjapoes toeoer sund.

I 2. Rhaphistemma pulchellum wall. pi. as. mr. II. P . 50, tab. 163.

o obije folia cordata, acuminata membranacea glabra supra petiolum

, anüu itera, corollae laciniae ovatae obtusae erectae, coronae stami-

ae phylla gynostegium duplo superantia, stigma prominuluin umbi-

17 II fi ' Dü ' Pr0dr ' l ' Cl P' 5I6, ~ Ag dcpias pulchclla Roxb.
• '»«• II. p. 54. — Voor-en Ach ter-1 ndië, Pegoe, Tavoy.

ASCLEPIADEAB. 478

GYNOCTONUM.

Subtribus U. Cynocloneac üecaisn. Lep. 52(5. Faux corollac nuda.
Corona staminca simplex cyathiformis vel tubulosa, ore subinteer»
vel lobata.

XV. CYNOCTONUM ern. meyer. Calyx 5-partitus. Corolla
rotata 5-partita. Corona staminea tubulosa vulgo plicata simplex,
ore 5-crenata vel 1 0-fida, laciniis iuterioribus nullis. Antherae ap-
pendicemembranacea terminatae. Pollinia clavata, compressiuscula,
apice attenuato affixa pendula. Stigma planiuscnlum bilobulatum
vel attenuatum apiculo bifido papilloso. Folliculi solitarii vel ge-
mini, laeves. Semina comosa. — Herbae perenues vel frutices vulgo
volubiles, foliis saepe cordatis, in ter petiolorum insertionem saepl
diphyllis, pedunculis extraaxillaribus saepe subumbelliiloris.

§ 1. Species indicae, folliculis haud raro solitariis.

1. Gynoctonum muricatum decaisn. Volubile glabrum, folia
longe (2 — 2'- poll.) petiolata, e basi prof un de auriculate sagittato-
cordatd (auriculis rotundatis) oblongo-ovata acute acuminata glabtt
membranacea, subtus glaucescentia costulis venosis utrinque 3 — 1.
vulgo 5 — 3 poll. longa, pedunculi folium subaequantes, pedicelli
puberuli, flores umbellati glabri, corona staminea ore plicato crenato,
lobulis aequalibus subintegris truncatis, stigma apiculatum obtusum
vix emarginatum, antlierarum membrauae ovatae stigma tegentes, fol-
liculi attenuati muricati. Gynoctonum muricatum Decaisn. in DC.
Prodr. VILT. ^.528. — Holostemma muricatum Bl. Bijdr.p. 105i

Java, in de bergstreken (bl.). Tja poes toeoer sund.

2. CpOCtonUm tuberculatum bl. Volubile, ramuli petioli folia
nascentia utrinque pubera, haec longiuscule (Ij — \ poll.) petiolata,
cordato-ovata mucronato-acuta vix subacuminata, lobisbaseos rotun-
datis vix convergentibus, costulis venosis teneris utrinque 4 — >>, sub-
tus pallida non vel vix glaucina. 3 — 1| poll. longa, supra ad petioli
insertionem pluriglandulosa, pedunculi demum folium aequantes
folliculi ovoideo-oblongi rostrato-attenuati papillis acutis submuri-
cati. Cynoctonum tuberculatum BL herb. — Holostemma ej.Bijfc
p. 1055. — Java, met de voorgaande (bl.).

3. Gynoctonum Blumei decaisn. Volubile glabrum, folia e l

ASCLEI'IADEAE.

479 CYNOCTONUM.

rotundata ovato- vel elliptico-oblonga acuminata, minora passim in-
aequilatera, coriacea glaberrima, subtus pallida, patule plurivenia, 4 — 2
poll. Ion ga, pedunculi folium aequantes racemosi, flores glabri bre-
vitcr pedicellati, corona staminea introrsuin nuda, ore plicato 10-fida,
lobis 5 ovatis acutis, aliis emarginatis eroso-dcntieulatis, stigma apicu-
latuin obtusum,antherarum membranae latae truncatae, folliculi ovoi-
deo-oblongi apice curvuli, laeves. Cynoctonum Blumei Decaisn. I. c.
Holostemma laeve Bl.Bijdr p. 1055. — E ndolropis Blumei Ilassk.
in Flora bol. Zeil. 1845, p. 247. — Foliorum forma C. Callialutae
DC. Wight Icon. IV. tab. 1279 similc.

Java, op den Salak (bl.). — Sumatra (korth.). — Boeloe
hentjct nini doekoet op Java.

4. Cynoctonum Zollingeri miq. Ramuli hie vel illic, petioli antice,
folia basi secus margines pedunculique sparsim subpubera vel fere
glabra, folia modice petiolata, e basi rotundata vel ad petiolum emar-
ginata elliptico-rotundata vel lato-ovato-elliptica, ex apice rotundato
abrupte brevissime apiculata, membranacea, supra ad basin (passim
et in petiolo medio) pauciglandulosa, subtus glaucina, tenere venosa,
8—2 poll. longa, auriculae geminae singulo foliorum pari appositae
semilunato-inaequilaterae i — * poll , pedunculus lateralis petiolo
duplo longior, apice pauciflorus, flores brevi-pedicellati, sepala ovata
membranacea superne subciliolata, corona staminea campanulata acute
] O-flda, laciniis vulgo alternis bifidulis. — C. dimidiato hassk.
forsan affine. ïoliis latis, obtusis et membranaceis, siccatis glauci-
nis a C. Blumei facile distinguitur.

Java? (zoll. herb. n. 2416).

5. Cynoctonum ovalifolium decais*\. /. c. p. 529. Volubile gla-
brum, folia oblongo-ovalia acuminata, pedunculi multiffori petiolo
longiores, corona 5-fida, stigma apiculatum subemarginatum. Foliis
non cordatis et praesertim infl. cymosa. perdistincta species. Cynocto-
num Wiffhl Contr. p. 59. — Poeloe Pinaug.

0. Cynoctonum dimidiatum iiassk. Annuum, scandens, volubile,
ramis foliisque novellis infiorescentiaque dense puberulis, dein sparse
appresse pilosulis, folia e basi reniformi-cordata ovata breviter acu-

ASCLEPIADEAE.

4-80 HOLOSTEMMA.

tissima, subtus glaucesccntia, ad petioli insertionem (supra?) glan-
clulosa, auriculac intcr petiolos obliquae subreniformes, pedunculi in-
tcrpctiolares petiolo utplurimum breviorcsjsuccedaneo-multidori cy-
mulosi, pcdicelli pedunculo breviores semi-verticillati patentes, fiores
parvi viridiusculi, corona staminea membranacea campanulata albida,
10-lobata, haud plicata, laciniis cum antheris alteraantibus majori-
bus, laceris, folliculi vulgo solitarii, basi ovoideo4rigoni,ventreplani,
sursum attenuati. Cynoclonum dimidialum Hassk. Flora bot. Zcit.
1S47, p. 98. — Noudum vidi.
Bali (teysma>x).

XVI. HOLOSTEMMA r. brown, Calycis parvi 5-partiti laci-
niae ovato rotundatae. Corollae subrotatae 5-fidae laciniae ovatae
introrsum glabrae coloratae. Corona staminea brevis imo gynoste-
gio inserta, simplex annularis, obscure 5-loba. A ntherae membranil
terminatae. Pollinia pendula apice attenuato affixa. Stigma muti-
cum. Folliculi ventricosi laeves. Semina comosa. — Fruticea vo-
lubiles, foliis cordatis, umbellis interpetiolaribus, fl. speciosis.

1. Holostemma fragrans wai,l PI. as. rar. II. p. 51. Folia oblongö.
cordala, summa e basi sagittato-cordata oblongo-lanceolata. Decaisne
in BC. Prodr. VUL p. 532. Wight Conlr. p. 55. — Ava, op den
Taong-Dong, aan den Jrawaddi enz.

2. HolOStemma RheedÜ spreng. Syst. Feg. l.p. 85 1. Folia e basi

late cordata ovata acuminata glabra. Dccaisn. I. c. Wall. I- c. p. 8»

Uerb. Cat. n. 4469. Wight Conlrib. I c. — Hol. AdakodienR.etbch^

Syst. VT, p. 95. — Asclepias annularis Roxb. Fl. Ind. II. p.ol.

Sarcoslemma annularc Rolh Nov. Spec p. 178. R. et Schalt. I. c. p-

\ 115. — Voor-Indië.

v

Subtribus III. Sarcostemmeae Dccaisn. I. c. p. 535. Faux corollae
nuda; corona staminea saepius duplex, exterior sinuato-lobata urevis,
interior 5-phylla, foliolis carnosis vel ligulatis vel magis minusvero-
tundato-tumidis.

XVII. CALOTROPIS r. brown. Calyx 5-partitus. Corollae
subcampanulatae tubus angulatus, angulis introrsum saccatis, lim-
bus alte 5-fidus. Coronae stamineae 5-phyllae foliola linean-
oblonga, subcompressa carinaeformia, gynostegio verticahter aduata,
inferne soluta recurvata et involuta. Antherae membrana latiuscula
terminatae, stigmati incumbente. Pollinia cultriformia, compressa,
apice attenuato affixa, transversa. Stigma 5-gonum, dopresstim

ASCLEPIADEAE.

481 PENTATROPIS.

cum apiculo perbrcvi. Folliculi ventricosi, basi et apice umbilicati
laeves herbacoi. Semina comosa. — Suft'rutices vel arbusculae, in
Asia et Africaindigenae,lactescentes, cortice suberoso-rimoso, libero
fibroso, petiolis basi glandulis setaceis rigidis instructis, foliis latis,
iloribus umbellato-racemosis.

1. CalotropiS gigantea r. rr. Folia lato-ovata, petioli basi glandu-
lis setaceis rigidis instructi, corollae laciniae patentes vel reflexae mar-
gine revolutae, coronae stamineae phylla antherarum basin aequantia,
parte inferiore circinnata obtusiusculu quam gyuostegium ovoideum
duplo breviore. Calolropis gigantea R. Brown Wem. Soc.Il.p.25.
Decaisn. in DC Prodr. VIII. p. 535. — Wight Contrib. p. 53.
llluslr. oflnd. Bot. II. tab. 155. Wall. Cat. n. 8214 G. — Ascle-
piasLinn. Spec. /j.312. parlim. Willd. Speel. p. 1264. Roxb. FL
Ind. U.p.30.— ErucuRheed. Hort. Mal. II. tab. 31.— Madorius
Rumph. Herb. Amb. VII. p. 24, tab. 14, fig. 1. — Asclepias ar-
gentata Noronh. in Verh. Ratav. Genootsch. V.p. 68. — Var. flor.
albis et pallide violaceis.

De Mador of Mudor is algemeen in Indië, Coromandel,
Sunda-eil. — Java, veel op de drooge grasvlakten der lagere berg-
hellingen en in de kuststreken. Molukken, Timor. — Bidoeri
mal., Widoeri, jav., — Modori bal., Kore op Binia. —
Urku sanskr. De wortel van dit aan melksap zeer rijke gewas is
ouder den naam van Mudarwortel (Rad. Mudaris) als geneesmiddel
bekend. De werking is braakwekkend en tegen kwaadsappigheid. De
Javanen gebruiken het melksap en de bladen ook als uitwendige ge-
neesmiddelen. Dr. duncan bereidde uit het sap de Mud ar in e. De
vezels leveren een fijn vlas, waarvan de Javanen touw maken ; de
wol der zaden dient tot vulling van kussens. (Vergel. Verhand. van
het Provinciaal Utrechtsen Genootschap 1845—1846. j. pierot,
Diss. de Mitdar., L. B. 1839). — C. procera r. rr. een Indisch
en Afrikaansch gewas, heeft dezelfde eigenschappen.

XVIII. PENTATROPIS r. brown. Calyx 5-partitus. Corollae
rotatae alte 5-fidae laciniae attenuatae. primo patulae demum reflexae.
Coronae stamineae subnullae denticuli 5 foliolis interioribus op-
positi; phylla interiora gynostegio corollae tubum magis rainusve su-
perante verticaliter adnata, superne soluta; inferne horizontaliter patule

31
Flora van Ne<l. Imlië. II.

ASCLEPIADEAE. 482 SARCOSTEMMA;

subcalcarata. Antherae mombrana terminatae. Pollinia ventricosa
ovoidea pendula, infra apicem affixa. Stigma planum, mavginibnsin-
flexis, medio apiculatum. Folliculi laeves ovoideo-oblongi. y emi na
comosa. — Herbae nunc sufl'rutcscentes graciles volubiles, gerontogaeae,
foliis carnosulis, mucronatis, umbellis interpetiolaribus paucifloris, co-
rollis herbaceis.

1. PeutatropiS microphylla wight et arn. Conlr. p. 52. Decaisn.
I. c. p. 536. Volubilis glabra, folia e basi rotundatfi ovalia mucronata
subcarnosa glabra, umbellae subsessiles pauciflorae, pedicelli filiformes,
bracteolis setaceis. corollae laciniae lanceolatae reflexae, gynostegium
stipitatum, coronae stamineae pliylla calcarata horizontalia apice acu-
minata gynostegio adpressa. Wight Illuslr. tab. S52. Asclepins Roxb.
FL Ind. II. p. 35. Roth Nov. Spcc. p. 277. — Asclepias ienuifiori
Roxb. mss.

Voor-Indië algemeen, Coromandel, Bengalen enz. Waars cli ij n lijk
ook op de Sunda-eilanden.

XIX. SARCOSTEMMA r. brown. Calyx 5-partitus. Corol-
lae rotatae 5-fidae vel urceolato-rotatae sinuato-5-lobae laciniae
interdum denticulis interjectis. Corona staminea duplex mona-
de! pha, exterior cyathiformis vel annularis crenafca, gynostegio vel
corollae tubo magis ïninusve adnata, interior 5-phylla, foliolis car-
nosis rotundatis acuminatis, exteriorem superans. Antherae mem-
branfi terminatae. Pollinia clavato-cylindracea, apice affixa, pen-
dula. Stigma apiculatum, apiculo obscure emarginato. Folliculi
graciles laeves. Semina comosa. — Sufiratices aphylli vel foliosi,
foliis linearibus vel cordatis, umbellis interpetiolaribus vel et ter-
minalibus.

§ 1. Aphyllae, ramis articulatis, corollis rotatis.

1. Sarcostemma Brunonianum w. et ar>. Yolubile, umbellae la-

terales sessiles, pedicellis calyceque canescentibus, corollao laciniae
ovato-lanceolatae glabrae, corona staminea ext. subplicata 10-crenata
denticulis alternantibus subobsoletis, interior antherisbrevior, stigma
apiculatum subintegrum. Sarcostemma Brunonianum W. et Am.
Contrib. p. 59. DC. I. c. — Wight Icon. IV. tab. 1281. — Nostrf
ab icone cit. et diagn. differt calyce vix pubero, coronae stamineae
pbyllis gynostegio aequalibus, vix tarnen non conspecifica.
Coromandel. — Eiland Salajer (zoll.).

2. Sarcostemma intermedium decaisn in do. Prodr. vni. p. ssft

ASCLEPIADEAE. 483 OXYSTELMA.

Wight Icon. IV. lab. 1281. Volubilc, urnbellis terminalibus, pedicellis
calycibusque canescentibus, corollae laciniae oblongae ündulatae gla-
brae, corona staminea exterior lü-dentata, dentibus subaequalibus, in-
terioris foliola ovoidea antheras aequantia vix superantia, stigma coni-
cura apiculatum obscure bifidum, folliculi lineari-oblongi obtusiusculi.
Sarcostemma viminale Wight Contr. p. 59, non alior. — Haec et prae-
cedens S. virainali R. br. affines. — Voor-In die.

XX. OXYSTELMA r. brows. Calyx 5-partitus. Corollae
rotatae patentis 5-lobae laciniae triangulares, ciliatae, faux arm ulo
expanso papilloso aucta. Gynostegium exsertum. Coronae sta-
mineae 5-phyllac foliola inferne inflata subemarginata, apice sensim
in ligulam acutatam atteuuata, gynostegium superantia. Antherae
membrana terminatae. Pollinia clavato-compressa, apice attenuato
affixa,pendula. Stigma muticum. Folliculi laeves ovoideo-oblongi
attenuati, vel basi apiceque subumbilicati, margine subalati, inflati.
Se mi na comosa, parva. — Herbae perennantes, caulibus scanden-
tibus gracilibus, foliis oppositis, fl. laxe racemosis, corollis intus pur-
pureo-maculatis et venosis.

1. Oxystelma esculentum r. br. Wem. Soc. I. p. 46. Decaisnc
in DC. Prodr. VIII. p. 543. Wight et Am. Contr. p. 54. Bot.Reg.
Comp. IL p. 52, tab. 22. — Periploca esculenta Linn. fil. Suppl.
p. 168. Boxb. Corom. I. p. 13, tab. 11. — Asclepias rosea Roxb.
PI Ind. II. p. 46. — Oxystelma Zippelianum BI. Bijdr. p. 1053.
Decaisn. I. c. Folia distantia longiuscule petiolata linearia vel lan-
ceolato-linearia mucronata, glabra, 2 \ — 4 poll. longa, venulosa, pedun-
culi ] — 5-fiori, corollae laciniae tomentello-ciliatae, folliculi oblongi
obtuse acuminati.

Voor- Ind ië, Malabar enz. Java, iu Samarang (horsf.). —
Pepe oetan sund.

2. Oxystelma WallichÜ wight Contr. p. 52. Dccaisn. I. c. Folia
anguste linearia acuta glabra, pedunculi 1 — 5-flori, corollae laciniae
ciliatae. folliculi ovales breves (pollicares) utrinqne obtusi. Oxystelma
esculentum Wall. non R. Br. — Langs de Ganges en Irawaddi.

XXI. DAEMIA r. brown. Calyx 5-partitus. Corollae rotatae
tubus calycem aequans vel superans, limbi 5-partiti laciniae cilia-
tae. Corona staminea duplex, ext.brevis annulatasinuato-10-par-

31*

v

ASCLEPIADEAE. 484 ASCUPU*

tita, laciniis alternis nanis, interior 5-phylla, phyllis inferne solutis
subcalcaratis, superuc in acumen subulatum apice inflexum desinen-
tibus. Antherae membrana terrainatae. Pollinia compressa, atte-
nuata, appendiculis lateraliter adnata. Stigma muticum vel medio
convexiusculum. Folliculi laeves vel ramentaceo-muscosi vel spi-
nulis innocuis inspersi. Semina covnosa concava, pube incana bre-
vissima vestita, inferne marginibus inciso-crenata. — Suffrutices »e-
rontogaei, foliis oppositis cordatis, pedunculis extraaxillaribus elon-
gatis brachiatis, fl. racemosis.

1. Daemia extensa r. brown in Wem. Soc.I.p.bd. Decaisn.
I. c. p. 54>4>. Bami incani, pilis longioribus patulis interjectis, folia
e basi auriculato-cordata subrotunda acuminata pubescentia, subtus
pallidiora, membranacea, pedunculi pedicellique graciles elongati, fol-
liculi apice rostrato-curvati incani et ramentaceo-hirti, seminum mar-
gines inferne crenato-incisi. Cynanchum extensum Ait. Kew ad. 1,
I. p. 803. Jacq. Icon. rar. 1. tab. 54. — C. cordifolium Retz.Ob-
serv. II. p. 15. — Asclepias echinafa Roxb. FL Ind. II. p. 44.
Ascl. convolvulacea Willd. Speel p. 1269. — Ascl. Daemia Forsk.
Fl. Aeg. arab. p. 51. — Arabië. Voor-Indië. — Archipel.

Cynanchi (linn.) r. brown, vix species genuina intra Florae
noslrae limites occurrat. — Quoad genusenim dubia sunt:

Cynanchum macrophyllum thunb. Observ. de Cyn. p. 7. Decaisn.
I. c. p. 549. Folia lato-ovata subelliptica utrinqtie subattenuata apice
ipso acuminata glabra (palmam lata, spithamara longa), petioli fili-
formes pollicares, umbellae composito-ramosae, pedunculi capillares,
pedicellis paullo breviores. An ïoxocarpus auriculatus? — Java.

Cynanchum CapÜlare thunb. /. c. p. 8. Decaisn. I. e. Folia cor-
dato-ovata acuminata cuspidata glabra, ramea sessilia ovata acuta, gla-
bra, fl. racemosi, pedunculis tenuissimis capillaribus. — Java.

GomphOCarpUS fmticOSUS E. bb., ex Arabia per Orbem dissemina-
tus, in Java etiam colilur (BI. Bijdr. p. 1052).

Subtribus IV. Asclepiadae Decaisn. I. c. p 553. Faux corollae nuda.
Corona staminea 5-phylla, foliolis magis minusve concavis vel cucul-
latis.^ imo vel rarius summo gynostegio insertis, introrsum saepissime
ligula vel appendicula brevi auctis vel nudis, medio incrassatis, tune
marginibus unidentatis.

XX1T. ASCLEPIAS linn. Calycis alte 5-partiti laciniae ova-

ASCLEPIADEAE.

485 TYLOPUORA.

tac parvac patulae. Corollae 5-partitae Jaciniae aestivatione val-
vatae, primum patulae demum refractae. Coronae stamineae
summo gynostegio impositae 5-phyllaephyllacucullata,cucullisova-
tis vel superne dilatatis, semper e fundo jn-ocessuin aversum corni-
formem stigraati incurvum emittentibus. Antherae meinbrana ter-
miuatae. Pollinia compressa, apice atteimato affixa,pendula. Stig-
ma depressum muticum. Polliculi pergamacei.laevesvelramentacei
vel spinis innocuis onusti. Semina comosa. — Herbae perenues,
praesertim Americae septentrioualis, foliis oppositis, vcrticillatis, raro
alternis, umbellis interpetiolaribus. — Sequens species per totius or-
bis plagas intertropicas jam fere divulgata.

1. Asclepias curassavica urn BC. Frodr. VIII. p. 566. Suffru-

ticosa, raini teretes erectisubpubescentes,folialaiiceolataveloblongo-
lanceolata acuta glabra, subtus pallidiora, pedunculi folio breviores,
umbellae pluriflorae, corollae laciniae ovatae acutae reflexae, pedi-
cellum diinidium aequatites, cuculli ovati, processu corniformi arcuato
longiore, gynostegium stipitatum, folliculi ovati acuminati laeves gla-
bri. Botan. Ree/, lab. 81. Flor. Flumin. III. tab. 64. — (?. Pubi-
nervis Hassh. Cat. bog. p. 586. Poliorum venis subtus puberis.

West-Indië. Thans ia de meeste keer kringslandeu verwilderd;
ook op Java enz. Celebes inde koffijtuinen bij Tondano (for-
sten). — Kapas tjindeh sund. — De wortel is braakwekkend
en wordt daartoe in Zuid-Amerika door de Negers gebruikt; het sap
is wormdrijvead.

Tribus IV. Stapelieae DBCAISK. Lep. 606. Filamentaconnata.
Antherae saepius membraua, terminatae. Pollinia 10, per paria stig-
malis processubus affixa, adscendentia vel erecta, utrinque opaca vel
superne aut lateraliter pellucida. — Herbae carnosae vel frutices
volubiles.

Subtribus I. Pcrgularieae Decaisn. I. c. Pollinia opaca.

XXIII. TYLOPHORA ii. brown. Calycis 5-fidi laciniae ova-
tae vel ovato-lanceolatae. Corolla rotata 5-partita. Coronae sta-
mineae 5-phyllae phylla simplicia acumiuata carnosa, gynostegio
prominente magis minusve adnata, perraro stigma superantia. An-
therae meinbrana terminatae, Pollinia transversa vel subadscen-

ASCLEPIADEAE. 486

TYLOPHORA.

dentia vel processu tereti llexuoso, erecta, minuta, ventricosa. Sti«--
raa muticum prominuluin obscure einarginatum. Folliculi laeves,
apice attenuati, compressi, hinc subangulati. Sc mi na comosa. —
Herbae vel frutices gerontogaei, volubiles, pedunculis gracilibus in-
terpetiolaribus baud raro flexuoso-geniculatis, umbellulis secus pe-
dunculuin alternatim dispositis, fl. saepissime parvis.

* Coronae stamineae foliola carnosa, lateraliter compressa, apice li-
bera, obtusa.

1. Tylophora VÜlosa bl. Volubilis hirsuta, folia e basi rotundata
vel subcordata late ovata vel ovato-elliptica breviter acute acuminata,
supra pubescentia subtus griseo-hirsuta, utrinque 5 — 7-costata, pc-
tioli saepe reflexi eglandulosi, peduneuli petiolum aequantes vel supc-
rantes simpliciter umbellati pauciflori,pedicelligraciles, lloresinajus-
culi, corolla introrsum villosa, (obscure purpurea, iu fundo lutesceus),
coronae stamineae phylla ovata lateraliter compressa gynostegium
dimidium aequantia, pollinia transversa, stigma hernisphaericum um-
bilicatum. Tylophora villosa Bl. Bijdr. p. 106]. Dccaisn. in 1>C
Prodr. VIII. p. 609 excl. Pergularid villosa Bl. (T. Blumci, Dc-
caisn . in JSouv. Ann. Sc. nat. IX. p. 274.) — Marsdenia vilhM
Hassk. Cat. p. 127, non Bl. — $. Dasycaula, ramulis den*
ochraceo-tomentellis, foliis minoribus subtus scabriuscule hirtis.

Java, in de bergstreken. — (?. Op den Semiroe 5000' (zou.).
Aroi ki lampahan sund.

2. Tylophora Chlorantha MlQ. Volubilis, tota tomentello-villosa,
rami teretes pilis patentibus griseo-ochraceis, folia e basi rotuiulau
vel leviter cordata ovata vel ovato-oblonga acute acuminata, conacea,
supra villosa, subtus densius tomentoso-villosa, costulis patule erectis
circitcr 6 utrinque, 5-pollicaria, cymae vulgo confertac pedunculatac
breves dichotomae cum calyce et folliculis (junioribus divaricatissi
mis) hirtae, corolla flavescenti-viridis. Marsdenia mihi in herb.qw-
husdam.

Java, op heuvels nabij den Tjidoerian, tusschen de struiken (zou-J*

'3. Tylophora COngesta decaisn. Volubilis pubescens, folia c bas'
subcordata ovata acuminata vel alienuata, supra glaberriuia, s»" 111 "

ASCLEPiADEAE. 487 TYLOPIIOHA.

ad venas pubescentia, pedunculi petiolum aequantes apice umbellatim
pauciHori vel ramulos breves pauciÜoros gerentes, pedicelli brevcs,
flores parvi, coronae stamineae foliola ovata lateraliter compressa car-
nosa gynostegium subaequantia, pollinia transversa rotundata, stigma
obtusum uinbilicatum. Decaisn. in DC. Prodr. I. c. p. 609.
Java (leschenault).

** Coronae stamineae foliola basi dilatata crecta curvata, apice acu-
niinata, introrsum cuspidata, gynostegio breviora.

4. Tylophora cuspidata zippel. Frutex tenuis scandens, ramis
(leste iiassk.) suberoso-rimosis vel subalatis, ramulis teretibus pube-
rul is, petioli circiter semipollieares cum ima folii basi pnberi, folia
e basi rotundata emarginata ovata vel ovato-oblonga inucronato-acuta
vel breviter acute acuminata, obscure venulosa glaberrima, supra lu-
cida, 1 — 1^ poll longa; pedunculi corymboso-umbellati, pedicellis
filiformibus erectis, corolla parva glabra sanguinea, coronae atrosan-
guineae phylla paruin depressa, antherae membrana rotundata, folli-
culi hieves subtetragoni longiter acuminati, seminum coma fragilis.
Tylophora cuspidata Zippel. mss. Decaisn. in Nouv. Ann. Sc. nat.
lom. I \ . /,. 274, tab. 1 0, fig. E. DC. Prodr. VIII. p. 609. — Uassk.
flor. bot. Zdi. 1845, p. 247 (?)— T.cissoidcs ej. Cal. bog.p. 127,
haud BI. — T. tenui bl. satis accedit. Polia triplinervia dicit cl.
hasskahl, quod nisi venas prope basin ortas recensere velis, vix ita
statuendum.

Timor (zippel.). — Boeton (labill.). — Java? — Aroi
poetjit bajam sund. (iiassk.).

5. Tylophora Cissoides bl. Volubilis glaberrima, folia longiuscule
petiolata, e basi rotundata. vel subeordata nunc subinaequali ovata vel
ovato-oblonga acumiuata, juniora basi versus margines pubera, caete-
™m glabra, membranacea, ad petioli insertionem supra glandulosa,

— G poll. longa, cymae pedunculatae, vulgo folio subbreviores, tri-
«piadn-furcatae, pedunculis secundariis subtlexuosis, flores umbellula-
t,m ^"&tó% pedicellis filiformibus, coronae stamineae foliola gyno-
■tcgio breviora. Tylophora cissoides Bl. Bijdr. p. 1061. Decaisnc
Pnar. Vlii. ; ,. G09.

•' »*», aan den voet van den Salak (bl.). — Boentali ojoi, of
•^'oi poetjit hajam sund.

ASCLEPIADEAE. 488 TYLOMOHA.

6. Tylophora Perrottetiana decaisn. in bc. Prodr. t. c . p 009.

Volubilis, glabra, ramuli glaberrimi teretes, folia e basi subcordata"
ovata vel ovato-lanceolata cuspidato-mucronata trinervia glabra, petioli
supra puberuli ad larainae ortum glanduliferi, pedunculi folium aequan-
tes inferne puberuli flexuosi, ad flexuras umbellulam sessilera pauci-
floram gerentes, pedicelli graciles glabriusculi, coronae foliola gyno-
stegium subaequantia, — Ph ilippij nsche e il. (perrottet). D

7. Tylophora macrobotrya miq. ftamuli pubescentes, folia ovato-
oblonga acuta vel subacuminata subpergamacea, supra subglabra, sub-
tus cum petiolo praesertim in nervis rariter subpubera, venis erecto-
patulis (2fere utrinqueebasi) teneris,circiter 4-pollicaria, pedunculi
supra basin bifurcati distanter e ramulis brevibus fasciculifiori, dense
pubescentes, tenues, semipedales, fiores breviter pedicellati parvi, ca-
lyx dense hirtello-pubesceus laciniis subelliptico-ovatis, coronae sta-
mineae phylla subovata carnosula. Tylophora cuspidala Zoll. Sijst.
Vcrz.p. 56, excl. syiuZippel. Habitu T. cissoide accedit, sed fio-
ribus minoribus et coronae starnineae phjllis satis differt.

Java (zoll.).

*** Coronae starnineae foliola obtusissima vel obtuse acuminata in-
trorsum cuspidata, gynostegio breviora.

8. Tylophora CaiHOSa wall. in Wight Contr. p. 49. DC. Proir.
L c. p. 607. Wight Icon. II. tab. 751. Volubilis glabra, caules rami-
que tenues, folia carnosa ovata vel elliptico-ovata mucronata nitida,
1 — 2-pollicaria, petioli supra pubescentes, pedunculi petiolum superantes
pluritfori, pedicelli filiformes, fiores parvi introrsum purpurei, coronae
starnineae foliola carnosa suborbicularia, pollinia adscendeutia, stigma
convexum, folliculi attenuati glabri saepius abortu solitarii. — Voor-
In die, Amherst, Tanjore. Ceylon.

9. Tylophora tennis bl. Volubilis gracilis subglabra, rainuli te-
nues uno latere, petioli antice, folia supra in costa et margini bus pi-
losuia, glabrescentia, folia e basi rotuudata vel subacuta iuterdum
emarginata lanceolato-elliptica, sublanceolata vel ovato-elliptica,mu-
cronato-acuta, membranacea, 1—2 poll. longa, obsolete triuervia,
petioli supra puberuli eglaudulosi, cymae graciles folium subaequantw
vel triplo superantes fiexuosae, ad flexuras fiores binos teruosve ge-
rentes, glabrae sed axillae bractearum calycesque pubera, pedicelli
filiformes, fiores parvi, purpurascenti-fusci, coronae starnineae foliola
brevia rotuudata eoronam pentagonam gynostegio adnatam sisten t ia.
pollinia transversa, stigma obtusum hemisphaericum, folliculi longe

ASCLEPIADEAE. 489 TYLOPHORA.

attcauati. Tylophora tenuis BL Bijdr. p. 1062. Decaisn. in DO.
1'rodr. I. c. p. 608. Ludit foliorum forma. — $. Ovala, foliis ple-
risque c basi rotundata ovatis mucronato-acutis,

Java (bl., labillard.), op de kust bij Sri Gontjo (zoll.). —
(3. Java, in Blambangan (iiorsf.). — Tengkel sund.

10. Tylophora rupestris bl. Bijdr. p. 1062. Volubilis, ramuli
petiolique puberuli, folia longiuscule cordato-ovata acuminata sub-
5-uervia et venulosa, glabra, IJ — j poll. losga, Iblliculi ovoideo-
oblongi attenuati apice subobtusi. Habitu T. lycioidis, T. mucroua-
tae, et T. pauciilorae W. el Am. Wight. Icon. IV. lab. 1274.

Java, op den Parang (bl.). — Poeloe Pinang (wall).

1 1 . Tylophora? crassifolia zippsl. mss. opud Decaisn. in DC.
1'rodr. I. c. p. 612. Volubilis raniosissima, fblia petiolata oblongo-
clliptica vel subspathulata crassiuscula cum ramulis petiolisque pube-
ruia, \ — 1 poll. longa, racemuli breves pauciflori (11. desunt).

Tiinor (zippelius).

**** Coronae staraineae foliola depressa camosa gynostegii basin
amplectentia, introrsum denticulo cuspidiformi instruota.

12. Tylophora asthmatica WIGHT. et arjy. Volubilis glabra vel
pubescens, ramis tenuibus, folia e basi saepius cordatu, ovata vel sub-
rotunda acuminata, supra glabrata, petioli eglandulosisubteretes,pe-
uunculi folio breviores, umbellas 2 — 3 sessiles paucifloras versus
apiccm gerentes, llores majusculi longe pedicellati, corollae laciniae
acutae, coronae stamineae foliola carnosa depressa gynostegii ba-
sm amplectentia, apice introrsum dente elongato gynostegium su-
peraiite instructa, pollinia transversa minuta globosa, stigma ob-
tusum, folliculi divaricati atteuuati glabri. Tylophora aslhmalica
Wight et Am. Contr. p. 51. Decaisn. I. c. p. 611. Wight Icon.
IV. tab. 1277. — Asclepias asthmatica Roxb. Fl. Ind. II. p. 33.

all. Cal. n. 8210. — Ascl. vomitoria Koenig mss. — Cynanchum
vomitorium Lam. Encycl. II. /). 235.— C. Ipecacuana Willd. Jahrb.
'<<■'*' rharm. — C. indicum Bnrm. herb. — C. viridi/lorum Sims
'"!■ Mag. tab. 1929 — Variat «. pubescens Decaisn. I. c. ubique
■ pene et saepe molliter pubescens, foliis supra exceptis. Wight

ASCLEl'LYDEAE. 490

HYBANTHERA.

Cal. n. 1545. Wall. Cal. n, 8210 B. — p. Glabra ej. I. c. Tota
glabra.

Geheel Indië. Molukken. Java. Mascarrh. eil. — Inde
Antillen aangeplant. — De wortel wordt in Indié' als braakmiddel
gebruikt, en werkt bovendien purgerend.

XXIV. HYBANTIIERA exdl. Calyx 5-partitus. Corollae
rotatae quinquefidae tubus brevissimus cumfauceesquamatus. Co-
rouae stamineae 5-pliyllae foliola antherarurn dorso adnata car-
nosula. Antherae membrana terminatae. Pollinia veutricosa ro-
tundata pendula. Stigma umbonatum pentagonum. ITolliculi —
Species typica in insula Norfolk detecta'; cf. endl. lconogr. lab.
63. — Tylophorae valde accedere videtur, corona staminibus altc
adhaerente distincta.

1. HybantherajavanicaiiASSK. Ilerbaceo-fruticosa, scandenti-vo-
lubilis, ramuli nascentes pilis caducis inspersi, petioli 1 — j-pollica-
res, folia ovato-oblonga vel oblongo-lanceolataacutavelbreviteracu-
minata, coriacea, subtus reticulato-venosa inque venis pube minutis-
sima iuspersa, supra glabra prasina, eglandulosa, costabasi murieibus
biseriatis minutis munita, 1 — 5 poll. longa, pedunculi breves cras-
siusculi apice subdichotomo-mnbellati, nores suaveolentes, calycis
laciniae ovatae obtusae scarioso-marginatae, corollae rotatae tubus
calycis longitudine, campanulatus, extus ilavescenti-viridis, basi iutus
foveis 5 nectarilluis, limbi laciniae ovatae obtusae supra minutis-
sinie velutinae margine ciliolatae, flavo-virentes, striis 3 et puuctis
seriatis badiis pictae, stigma pentagonum apice truncatum niveo-se-
riceum. Hybanlhera javanica Hassk. Cal. bog.p. 309. Flor. bot.
Zeit. 1845, p. 248.

Java, in de zuidelijke kustwouden der provincie Bantam (iiassk.).

2. Hybanthera ViUosa miq. Ramuli (volubiles), petioli, folia subtus
pedunculique tomentello-villosa, folia e basi rotundata vel saepius
leviter cordata ovata vel elliptica subabrupte mucronato-acuta, supra
sparse pilosuia, meinbranacea, 2 — 1£ poll. longa, peduuculi breves
petiolo breviores, apice subdiviso umbelliflori, pcdicellis gracilibus
breviores, sepala lanceolato-linearia corollam subaequantia dorso hirta,

ASCLEL'IADEAE. 491 ASTEROSTEMMA.

corolla supernc extuspareepilifera, coronae stamineaephyllacarnoso-
aemiglobosa antheris iuferne adnata.
Java, in Patjitan (horsf.).

XXV. ASTEUOSTEMMA decaisne. Calycis 5-partiti laci-
niae ercctae. Corollae rotatae alte 5-fidae laciniae ovatae obtusae,
aestivatioue sinistrorsum contortae. Corona staininea brevia
cyathiformis 5-loba, corollae tubo subapplicita, carnosa colorata, la-
ciniis antheris oppositis lunatis vel trilobatis. Antherae mem-
braua lata terminatae. Pollinia obovata vel subclavata, basi funi-
culo longo rlexuoso affixa, suberecta. Stigma muticum papillosutn.
O v ari a subglobosa, stylis brevibus. P o 1 1 i c u 1 i . . . .

1. Asterosterama repandum decaisn. in Nouv. Ann. d. Sc. nat.
IX. p. 37 1, tab. 10, fig. D. De Less. Icon. select, vol V,p. 35, lab. 83.
Prutex volubilis, folia opposita ovaliautrinquerotundatarepanda co-
riacca utrinque scabrida, interdum apice breviter acuminata vel callo -
so-mucronata, umbellae breviter pedunculataeinterpetiolares ex recep-
taculo carnoso foveolato pauciilorae, h\ breviter pedicellati rnajusculi.

Java (leschenault).

XXVI. MARSDENIA r. brown. Calyx 5-partitus. Corollae
subcampanulatae, rotatae vel rarissime urceolatae 5-fidae laciniae
patulae vel rarius reflexae contortae, tubus intus glaber vel superne
pilis inflexis instructus. Coronae stamineae 5-phyllae foliola
gynostegio inserta, simplicia ovata vel inferne rotuudata et in acu-
men vel in ligulam linearem attenuata. Antherae membranu ter-
inniatae. Pollinia ovoidea, appendiculo subdilatato affixa erecta.
Stigma umbonatum muticum vel rostratum obscure bifidum. Pol-
nculi laeves. Semina comosa. — Suffrutices oppositifolii, cymis
vel thyrsis interpetiolaribus, praesertim in India or, Nova Hollan-
Qia et ins. Mascarhenis, rarius in America calidiore et in Europa
orientali crescentes.

1. Marsdenia tinctoria r. br. Volubilis, folia e basi eordata ovata
vel ovato-oblonga acuminata venosa subglabra, supra basin glaudu-
1 cra ' "J 181 laterale?, ramulis alternis subfasciculifloris, flores parvi,

ASCLEPIADEAE. 492 MARSDENIA.

corollae faux barbata, corouac stamineae phylla subulata gynostegiam
aequantia, stigma muticum. Marsdenia lincloria R. Br. in Trans-act.
Wem. Soc. J. p. 39. Dccaisn. in DG. Prodr. "VUL p. 615 excl.
syn. M. parviflorae. — Wrght Contr. p. 41. Icon. II. lab. 589.
Asclcpias lincloria Roxb. Fl. Ind. II. p. 43.
Voor-Indië. — Borneo (groogkewitt).

2. Marsdenia parviflora deöaisn. Volubilis, folia e basi cordata

ovata vel ovato-oblonga acuminata reticulato-venosa membranacei
glabrata, supra petiolum glandulifera, peduuculi petiolo longiores
cymuloso-racemosi deusiflori, fl. parvi, corollae tubus ventricosus,
faux pilosa, coronae phylla ovata subcordata gynostegiuin subacquan-
tia, stigma muticum. Marsdenia parviflora Dccaisn. in Nouv. Ann.
Sc. nat. IX. p. 276. IJassk. Cat.bog.p.bVo. Flora bot. Zeit.lSib.
p. 249, 1857, p. 99.— Pergularia parviflora DL Bijdr. p.1056.—
P. lincloria Spreng. Sysl. Veg. I. p. 344.? — AsclepiasRo3sb.Fl
Ind. I. p. 43 partim ? » Folia viridia ao flores albi dein fiavescentes,
si laedautur, indici [coerulei] evadunt" (iiassk.). Folia siccata coeru-
leo tincta. — Au huc M. Akkar Blanco Fl.Filip.p. 103 ? — Discri-
men inter hanc et praeced. ultro inquirendum !

Voor-Indië enz. Java, bij Koeri pan. Taroem aroi. — Ta-
roem Akar op Sumatra (marsden Dist. of Sumatra. p. 78). —
Ook op Java wordt uit dit gewas door de inlanders eene blaauwc
kleurstof bereid, waarmede zij hunne kains donkerblaauw of zwart
verwen.

3. Marsdenia angUStifolia WICHT. Volubilis ramosissima, caules
rami pedunculique graciles puber uli, folia breviter petiolata lanceo-
lata, adulta glabra, cymae folio breviores haud raro gemini graciles
pauciflori, corollae laciniae ligulatae, tubus intus pubescens, coronae
phylla gynostegio breviora, stigma truncatum. XVight Conlr. p. 40.
Decaisn. in DC. Prodr. I. c. p. 614. — Herb. Amb. V. p. 60,
lab. 4,0, fig. 1?

In die, op de heuvels van Prome(wALL. n. 8172). Molukk

4. Marsdenia tenacïSSima w. et AWC. Volubilis, folia profuude
cordata acuminata utrinque cano-tomentosa, cymae brachiataemulti-

ASCLEI'IADEAE.

493 PERGULARIA.

ilorae, corollae laciniae oblongae obtusae, tubus iutus glaber, coronae
phylla crassiuscula linearia apice truncata vel emarginata vel subbi-
furcata, gynostegium subaequantia, stigma obtuse apiculatum, folli-
culi ovoidei obtusi basi urabilicati subvelutiui. Wig hl Contr. p 41.
Decaisn. in DC. Prodr. I. c. p. 616. Wall. Cal. n. 8176. — As-
clepias ten. Roxb. Corom. III. p. 35, lab. 240. Fl. hul. II. p. 31.
Gymnema (en. Spreng. Syst. I. p. 84 4.
Voor-Indiè'. — Timor (riedlé).

5. Marsdenia villosa bl. Ramuli petioli foliaque subtus sordide
flavcsoenti-hirsuta, folia e basi brevi vulgo conniventi-cordata ovata
vel ovato-oblonga brevi-acuminata submembranacea, supra sparse pi-
lifcra, costulis utrinque 8 — 7, pauca obovata, 4 — S poll. longa, um-
bellae siinplices, caljcis laciniae acutae corollae tubo breviores. Mars-
ienia villosa UI. in herb. L. B. — Pergularia ej. Dijdr. p. 1056.

Java, op den Parang in Tjandjor (bl,).

Dubiae:

Marsdenia parasitica blanco Fl. Filipin. p. 120. — M. Tagudinia
'7- /. c p. 121.

XXVII. PERGULABIA uw. Caljcis 5-partiti laciniae ova-
tae acutae. Corollae intus glabrae vel pilosae hypocraterimorphae
tubus urceolatus, limbus 5-fidus aestivatione sinistrorsa. Coro-
nae stamineae 5-phyllae foliola plana ovata apice integra velsub-
truncata, introrse ad apicem ligula compressa erecta vel falciformi
arcuata aucta. Antherae membrana terminatae. Pollinia erecta
ovoideo-oblonga. Stigma muticum. Folliculi laeves ventricosi.
Semina comosa. — Suffrutiees volubiles indici et mascarheni, foliis
latis oppositis, cymis interpetiolaribus, floribus flavescentibus, saepe
odoratis.

1. Pergularia Odoratissima lik». Tmncus subnullus, rami gra-
cillimi cinerei, ramuli virides puberuli, petioli 1- fere 2-pollicares
eglaudulosi, folia profunde cordato-ovata acuminata, membranacea,
undulata subsinuata, in venis puberuia, circiter 2^-pollicaria,peduu-
°'ui semipollicares vel paullo longiores, subdichotomi,ramisbrevissi-
■M multifloris pubescentibus , bracteae lanceolato-oblongae acutae

ASCLBPIADBAE. 494

1'ERGULARIA.

viridea marginatae ciliatae, calycis laciniae ovato-lanceolatac, corollae
tubus iis longior, limbi laciniae subtus concavae, corona basiviri dis,
apice albida, foliolis subplanis intus carinatis, ligulis lanceolatis mem-
brauaceis foliolo longioribus, conniventibus. Pergularia odoralis-
sima Linn. Spcc. p. 310. R. Br. Wem. Soc. I. p. 31. Bl. Bijdr.
p. 1055. Decaisn. in DO. Prodr. VIII. p. 618. Hassk. Flor. bot.
Zeil. 1845, p. 249. Bot. Bcg. tab. 412. Smith Icon. ined. lab. 16.
Wight Conlr. p. 43. — P. purpurea Vahl Symb. III. p. 41. —
Cynanchum odoratissimum Loar. Cochinch.1. p.166. — Asclepias
odoratissima Boxb. Fl. Ind. II. p. 47. — A.cordala Burin. FUnd.
p. 72, fig. 2. — /Vos siamicus Rumph. IJerb. Amb. VII. /). 58,
/aft. 26, /ty. 1.

Voor-Indië. Sunda-eil., Java (bl., hassk.). — Timor, enz.
Mauritius (ingevoerd). — Malati tongkeng sund. Malati
tan kin (burm.). — Wordt in Java met P. minor in de tuinen als
sierplant gekweekt.

2. PergUlaria minor ANDR. Volubilis, ramuli molliter pubescen-
tes, folia profunde cordata rotundata acuminata, in venis puberuia,
cjmae breviter pedunculatae multiflorae, sepala lanceolata subatte-
nuata corollae tubo dimidio longiora, corollae laciniae rotundato-
oblongae, coronae stamineae foliola ext. crcnulata ligulu interim cu-
cullata horizoutali instructa. Pergularia minor Andr. Bot. Rep. tav,
}QL Bof. Mag. lab. 755. Decaisn. I. c. except. syn. Wight? *Co-
rolla flava odorifera" zoll. ad spec. Horti bog.

Voor-Indië. Sunda-Archipel, gekweekt.

3. PergUlaria accedenS bl. Volubilis puberuia, folia e basi ro-
tundata ovata vel ovato-oblonga longiuscule acuminata submembra-
nacea, supra petiolum glandulosa, praesertim subtus in venis tenuibus
margineque pubera, 4 — 3 poll. longa, cymae axillares interdum ge-
minae patulae laxiflorae, calycis laciniae ovatae obtusae glabrae, co-
rollae tubus intus ad faucem pilosus, laciniae oblongae obtusae, co-
ronae phylla adnata, interiora concave, stigmati incumbentia. PerffU-
laria accedens Bl. Bijdr. p. 1056. Decaisn. I. c. p. 609. — Ascle-
pias canina Noronh. in Yerh. Bat. Genoolsch. V. p. 68.

Java, 'm de kuststreken (bl.). Sumatra (kortil). — L" 2011
(cüMINGj n. 1334). Poeloe Pinang. — Rok nassi sund. op Java-

tóCLEPIADBAE. 495 PERGULARIA.

4. Perglllaria bifida zippel. Volubilis glabra, folia e basi rotun-
datavel lcviter cordata ovataacuminatamembranacea, suprapetiolum
ïninute glandulosa, subtus pallida venis costalibus paucis, circiter tri-
pollicaria, cymae interdum geminac patulae bifidae, ramosae, laxi-
ilorae petiolum superantes, juniores subpuberae, calycis laciniae breves
ovato-rotuudatac. subaequales ciliolatae, corollae laciniae oblougac
acutiusculae cumtubo introrsum pilosae, coronaepbyllaexterna lan-
ccolata obtusa, ligula interna, concava stigmati incuinbente aucta.
Pergularia bifida Zippeüus IJerb., Decaisn. in N.Ann.Sc.nal.lX.
j). 277. DC. Prodr. VIII. p. 619. — Specimen a me exam. nimis
javenile, alabastris virgineis instructum. Anne potius Marsdeniae
generis?

Timor (zippelius). — Amboina (labillardière).

5. Perglllaria puberuia miq. Ramuli juniores, petioli, folia utrin-
que pracsertirn in nervis, intlorescentia et calyx pube tenera sparsa,
folia longe petiolata cordato-ovata acute acuminata, membrauacea,
costulis utrinque 5 — 6 tenuibus erecto-patulis tenere laxe reticu-
latis, 5 — 3 poll. longa, pedunculi petiolo parum longiores apice
brcvi-bif'urco subumbclliiiori, calycis laciniae ovatae obtusae breves
margine membranaceo ciliolatae, corollae semipollicaris tubus tumi-
dulus, laciniae longae lanceolato-lineares obtusae villosulae ciliatae,
tubus intus superne retrorse hirtellus, coronae stamineae phylla an-
guste oblonga obtusa subcarnosa glabra intus laminam subfalcatam
ipsa superantem linearem gynostegio incumbentem exserentia. — P.
bifidae valde affinis videtur.

Java, iti Soerakarta (horsf.).

iJubiae, cum praecedentibus conferendae: Pergularia procumbens
blanco Fl. Filip. p. 201. — P. glandulosa ej. I. c.

6. Pergularia crocea zippel. Folia longiter petiolata, sinu lato
proiunde cordata lato-ovata acuta vel brevi-acuminata,membranacea,
supra cum petiolis ramulisque pubescentia, subtus griseo-tomentosa
venis costalibus utrinque 4—3 subobtectis, 4 — 2 poll. longa, thyrsi

'r^i-pedunculati breves densi petiolos parum superantes ramulosi,

CBB) calvce corollaque extus villoso-pubescentes, calycis laciniae el-

'pticae corollae tubum subaequantes, corollae sordide flavescentis

x B» practcr inferiorem tubi partem villosae laciniae ellipticae (intus

J ■ WATTAU1A.

latene glabrae) tubus bad parce fasciculato-puberus, coronae stami-
neae phylla camosula cultriformi-coinpressa, ex ap i ce subtruncato
antice acumen angustum antheras haud superans exscrentia. — Fere
Marsdenia, habitus M.tenacissimaj, aquadiffertinfl. breviore, corol-
lae indumento, calycis forma et corona staminee. Pergularia crocea
Zippel. apud Spanoghe in Linnaed XV. p. 323. Decaisn. I. c. ft
G19. — P. tomenlosa Spanoghe l. e.

Java, in Soerakarta (iiorsf.). Ti mor, op belommerde plaatsen bij
Koepang (zippelius).

XXVIII. WATTAKAKA riieede. Calyx parvus 5-partitus.
Corollae rotatae 5-fidae laciniae triangulares submembranaceae,
aestivatione imbricatae sinistrorsum tortae. Coronae stamineae
phylla gynostegio adnata dorso extrorsum conico-producta, processu
interiori brevi angusto acutiusculo antlieris incumbente. Antherae
'membrana terminatae. Pollinia opaca compressa. Stigma mnbo-
natum. Folliculi divaricati crassi obtusi. Semina comosa. W&
lahaka Sec/. IJoyae, Decaisn. I. c. p. 639. — Wattakaka, genus er
ffass/c. Flor. bot. Zeil. ] 857,/;. 99. — Genus satis distiiictum,florum
fabricA et aestivafione Pergulariae affine.

l. Wattakaka viridiflora hassk. Volubilis, folia ovata vel cor-

data acuminata, glabra, pedunculi saepius petiolum aequantes pedi-
cellique glabri, corollae laciniae ovatae acutiusculaeglabrae, coronae
stamineae phylla dorso extrorsum conico-producta processu interiori
brevi angusto acutiusculo, folliculi divaricati crassi obtusi ferrugineo-
farinosi vel glabri. Iloya viridiflora R. Brown in Trans. Wcrn.Soc
I. p. 27. Wight in Hoo/c. Hol. Misc. II. p. 98. SuppL tab. 1. —
Wight Icon. II. lab. 586 (folia noslris cordatiora et oblongt»'" .
Asclcpias volubilis Linn. SuppL p. 270 — Watta-kaka-codi Bheedi
Hort. Mal. IX. p. 25, tab. 1 5. — Wattakaka viridiflora Hassk. I e.
Voor-Indiè', algemeen verspreid. — Molukken. Timor (zir-

PELIUS, RIEDLÉ).

2. Wattakaka pubescens miq. Ramnli,petioli folia subtus in ne"*

et pedicelli subochraceo-pubescentes, folia fere praecedentis sed W-
nora, flores consimiles sed coronae phylla processu dorsi obtusiorc.
Java, in Soerakarta (iiiiksfA

.«„.- • 497 KIDARA.

4SCLBPIADEAE. t<J '

Subiribus TT. Gt/ttéemeae. Pollinia ut praeced., afed corona stamine
iionnalis nnlla.

XXIX BI DA'RA endl. Calycis 5-partiti laciniae ovatae glïbrae.
Corollac campanulatae tubus calycem superans, intus lineisgemi-
TOÜ8pilos»ii»structus,limbi 5-fidi laciniae erectiusculae vel pat u-
tae MBistrorsum contortae, faux esquamata, G y nostegïurn corollac
tubo subaequale. A n t h e r a e membrana, ovata terminatae. Pollinia
oblongo-clavata. Stigma conicum, vertice integrum vel subemar-
ginatum. rolliculi.... — Suflïutices volubiles austro-asiatici,
foliis glabriusculis, pedunculis interpetiolaribus solitariis rnultinoris
primo contractis demum quasi spiraliter elougatis, floruin cicatrici-
bus callosis tuberculatis.

1 . Bidara syringaefolia decaisn. Volubilis, ramuli teretes fistu-
tod glabri, folia lata ovato-cordata breviter acuminata, glabevrima,
supra petiolum gracilem rellexum puberulum glandulifera, umbellae
petiolo duplo triplove breviores, pedicellis gracilibus, fl. majuscoli,
stigma emarginatum. Bidara syringaefolia Dccaisn. in DC. Prodr.
VUT. p. 023. — Pcrgularia Zippel. herb. — MarsdeniaDecaisn.
inn. Sc. nat. IX. p. 275, tab. 10, fig. 9.

•lava (labill.). Ti mor (zirPEL.).

'. Bidara pubiflora miq. Fruticosa, volubilis, ramuli (fistulosi)
petioli et folia subtus in costa venisque (utrinque circiter 8 teneris)
rarissime minuteque pubera, folia graciliter petiolata, supra glabra
basiquc glandulosa, chartacea, e basi rotundata leviter subcordata
oblougo- vel elliptico-ovata brevi-acuminata, 3 — 1 \ poll. louga, pe-
dunculi breves pubescentes apice umbellatim floriferi, parte florida
post anthesiu subelongata spiraliter cicatrisata, flores breviuscule pe-
dicellati circiter 2 lin. longi, calycis laciniae oblongo-lanceolatae
pubescentes, corollae tubuloso-campanulatae extus villosulae laciniae
breves, tubus seriebus duplicibus intus hirtus, anthcrarummembranae
Wtfw stigma capitatum sulcatum aequantes.

J ava, in Blambangan (horsf.). Celebes? (zoll.).

' ] - Bidara tingens dscaisn. mi DC. Prodr. I c. p. 623. Frates-

""lubilis, ramuli juniores herbacei glabri, folia cordato-ovata
*» f >vaba abrupte acuminata glabra, umbellae vel corymbi primum

32
Florn T ™ Ncd. Indic. II.

ASCLEPIADEAE. 498

A. MN E MA.

petiolo breviorcs demum spiraliter elougati, fl. majusculi, stigma irm-
ticuin. Gymnema Wight Contr.p. 4<5. — AsclepiasmontanaRoxb.
FL Fnd. II, p. 45. — A. lingens Ham. in Roxb. I. c. p. 53. Pi
Corom. III. p. 34, lab. 239. — Periploca monlana Rolll herb. —
01 us crudum minus Rumph. Herb. Amb. V. p. 75, tabAQ,fig.2t
Voor-Indië. — Molukken?

XXX. GYMNEMA r. broyvn. Calycis 5-partiti laciniae
crectae ovatae parvulae, puberulae, margine scariosae. Corollae ro-
tatae vel subcampanulatae 5-fidao faux squamulis vel tuberculis
5, sinubus oppositis, in lineas duplices pilosas decurreutibus aucta,
1 i m b i laciniae calycem vulgo vix superantes aestivatione valvntae.
Corona staminea nulla. Antherae membrana terininatae. Pol-
linia basifixa erecta, ovoidea vel oblonga, marginibus simplicibus.
Stigma rauticum. Folliculi laeves. Se mina plana, margine te-
nuiore cincta, comosa. — Prutices indici, novo-liollandi et africani,
saepius volubiles, foliis oppositis, umbellis interpetiolarihus siinpli-
cibus vel ramosis. Gymnema, Secf. Eitgymnema BI urne Mus. bol.
T. p. 149.

1. Gymnema Utorale bl. Volubile, ramulipetiolifoliaqaesuWoi

umbellaeque pubescentia; folia ovato-oblonga aut sublanceolata aca-
minata, nunc basi obscure cordata, nunc utrinque subacuta, nervo
medio excepto supra glabra, subtus molliter pubescentia sensim gla-
briora, 2^ — 3 poll.longa; umbellae solitariae velgeminataepetiolum
vix aequantes multiflorae, flores congesti parvi, calycis laciniae cilio-
latae, corollae squamae carnosae obtusae brevissimae per lineas 2 pi-
losas in tubum decurrentes ; stigma obtusebrevi-conicumantherarum
membranas paullo superans ; folliculi tenues attenuati glabri. Gym-
nema Utorale Bl. I. e. p. 149.
Java, in de kuststreken.

2. Gymnema nitens bl. Volubile, ramnli petioli umbellaeque
velutino-tomentella, folia e basi subacuta ovato- vel elliptico-oblonga
acuminata margine subrevoluta, costsl excepta utrinque glabra, sub-
pergamacea, supra nitida, circiter tripollicaria, umbellae petiolum vix
adaequantes multiflorae; calyx villosulus, corollae squamae carnosae
subretusae per lineas 2 pilosas in tubum decurrentes; stigma heini-

ASCLEPIARGAK.

499 GOÏS'GRONEMA.

sphaericum antheras paullo superans. BI. Mus. bol. T. p. 149. —
G. lactifero r. br. valde affine.
Sumatra. Borneo (kortii.).

3. Gymnema acuminatum wall. Volubile, caulis suberosus, ra-
muli brevissime puberi, folia e basi rotundata ovato-elliptica vel ovato-
oblonga acute acuminata, supra praeter costamglabrasublucida,sub-
tus tomentosa demum glabrescentia, pedunculi petiolo breviores, um-
bellae gemiuae multiflorae, flores congesti, corollae squamulae ovatae
submeinbranaceae, stigma conicum autheras superans, folliculi e basi
crassa conici breves lignco-coriacei demum glabri,seminamagnaala
membranacea cincta. Gymnema acuminalum Wall. Tent. Fl. Nepal,
p. 50. DC. I c.p. 622. Wight Contr. p. 5. Zoll. el Mor. Syst.
Verz.p. 57. — Asclepias Roxb. FL lnd. II. p. 55. — Specimen
javauicum nondum vidi, anne cum praecedentibus conferendum ?

Voor-Indië. — .Tava (zoll.).

4. Gymnema albidlim DECAISN. Volubile, ramuli graciles pube-
ruli, folia e basi rotundata ovato-elliptica vel elliptica aut suboblonga
mucronato-acuminata vel acuta, supra glabra, subtus tenere venosa
in costa et venis primariis puberuia, E| — 1 j poll. longa, umbellae
subsessiles petiolum dimidium vix aequantes densiflorae, calycis la-
ciuiae dorso puberae, margine ciliolatae, corollae squamulae ovatae
compressae facie int. plauae basi iu lineas 2 pilosas decurrentes,
stigma conicum obtusum antheras paullo superans. Gymnema al-
bidum Decaisn. in N. Ann. Sc. nat. IX. p. 320. DC. Prodr. I. c.
p. 622. — Tylophora albida Zippel. mss.

Timor (zippel.).

5. Gymnema latifolinm wall. in Wight Conlr. p. 45. DC. Prodr.
I- c. p. 623. Volubile? ramuli pifbescentes, folia late ovalia acuminata
utrincuie sparse pilosa, parallele venosa, umbellae petiolo breviore3 cyraae-
formes multiflorae, fl. parvi, corollae squamulae inclusae, folliculi sub-
tenues acuminati nervulosi. — Voor- en A ch ter-Indië, Tavoi,
Sillier, enz.

XXXI. GONGllONEMA endl. Calyx 5-partitus. Corollae
ventricoso-rotatae 5-fklae aestivatione contortae faux cum tubo in-

32*

ASCLEPIADEAE. 500 JASMIMANTHES.

trorsum nuda. Corona staminea nulla. Gynostegium ima basi
glandulis minimis instructum. Antherae membrana terminatae.
Pollinia erecta basi affixa, ovoidea. Folliculi laevos. Semina
comosa. — Gymnemati proximum, sed corolla esquamata, gynostegio
basi glanduloso et habitu distinctum.

1. Gongronema recurvifolium bl. Suffruticosumvolubileglabrum,
folia longiuscule petiolata,e basi rotuudata, obverse subobovato oblonga
subrecurvato-acuta,supra petiolum glandulifera (glandulu semilunari),
carnosa, subtus pallida subpatule subreticulato-venulosa, 3 — 4 1 poll.
longa, umbellae extraaxillares pedunculatac (pcdunculus pctioli lon-
gitudine), racemiformes (axi incrassato) densiflorae, corolla vcntri-
cosa extrorsum scabriuscule pubera, intus glabra; gynostegium supra
basin tuberculis 5 retusisauctum. Gymnema recurvifolium lil. Mits.
bot. J.p. 150 sub Gongronemalis subgenere. — Jhya recurvijitha
Zippel. herb.

Nieuw-G uinea, in de wouden der kuststreken (zippelius).

2. Gongronema Wallichii decaisn. in dc. Prodr. vin. p. 624.

Folia ovalia breviter acuminata glabra, subtus pallidiora venis cooco-
loribus, cymae racemiformes. corolla ventricosa intus pilosa, gynosie*
gium glandulis compressis 5 camosis ad basin munitum. Gymnmê
Wallichii Wifjht Contr. p. 46. — Singapore.

3. Gongronema Finlaysonii ej. i. c. p. 625. Folia cordato-owto

abrupte acuminata subtus glauca venis reticulatis fuscis, umbellae uensae
multiflorae petiolo longiores, corolla subcampanulata glabra, gynoste-
gium breve brsi nudum, pollinia appendiculis elongatis medio spirali-
ter tortis. Gymnema FMmjsonii Wight L c. An hujus generis ? — C bml
of Singapore.

XXXTI. JASM1NANTHES blume. Calyx 5-partitus. Corol-
lae hypocraterimorphae tubus basi inflatus, intus lineis 5 dupucatis
pilosis sinubus oppositis instructus;fauxnuda,.limbi 5-partiti laci-
niae patentes aestivntione eontortae. Gynostegium inclusum. Co-
rona staminea nulla. Antherae membrau:! ovata. terminatae. Pol-
linia basifixa erecta ellipsoidea. Stigma pentagonum. Folliculi-

1. Jasminanthes snaveolens bl. Mus.bnt.l.p. 149, f«i*^ ]l

Prutex volubilis ; folia opposita, longiuscule petiolata e basi rotun-

ASCLEPIADEAE. 501 SARÜOLOBUS.

data vel subcordata, oblouga acuminata, membranacea, supra glabra,
subtus costulato-vcimlosa cuin ramulia pcdunculis et iloribus pubera,
3 — 4 poll. loüga; eyinae iiiterpetiolares, subuinbelliformcs, multi-
florae, raro pauciflorae, bracteis setaceis, ilores llavescentes, suaveo-
lentes. Ceropegia Archipelagi Korlh. herb.

Boraeo (kortil), en waarschijnlijk op de andere eilanden van
deu Sunda-Arcliipel.

Subtribus III. Ceropegieac Dccaisn. I. e. p. 626. Pollinia apice vel
lateraliter pellucida.
§ 1. Corona staminea nulla. — (Genera praeced. Subtribuï arcte cognata).

XXXIII. PENT AS AC ME wailtch. Calyx 5-phyllus. Corollae
subrotatao altc 5-lidae aestivationo valvatae laciniae attenuatae erec-
tae, faux squamalis 5 cornutis carnosis corollae sinubus oppositis
instructa. Corona staminea nulla. Antherac summo gynostegio
insertae liberae carnosae, apice siinplices vel membrana lanceolata stig-
mati incumbente terrainatae. Pollinia erecta, iiifra medium afflxa,
apice coarctato pellucido suboperculato. Stigma conicum vel apicu-
latum, superne laevc, integrum, inferne pentagonum. Folliculi gra-
ciles aüenuati, abortu solitarii, glaberrimi. Semina comosa. — Her-
bae indicae perennes graciles, pedunculis extraaxillaribus saepius biiiorie,
Iloribus majusculis ilavis, laciniis linearibus.

1. Pentasacme WallichÜ WJGHT Conti' . p. 60. Dccaisn. lep. 627.
Dclcss. Icon. select. V.p. 36. tab. 87. Folia lanceolata acuminata, pedunculi
biflori, corollae laciniae lincares obtusae, faucis squamulae parvae glan-
duliformcs, antherac membrana lanceolata, stigma subrostratum. — Sil-
liet (wall. Cat. n. 8235).

2. Pentasacme Caudatum wall. Wight l.c. Folia lanceolata longe
attenuata, pedunculi biflori, corollae laciniae lineari-subulatae, squamu-
lae faucis majusculae 4-fidae, antherae obtusae, stigma muticum. — Sil-
liet (wall. n. 8234, a.)-

XXXIV. SAECOLOBUS r. broyvn. Calyx 5-partitus. Co-
rollae rotataeö-fidae laciniae aestivatione imbricatae vix sinistror-
sum contortae, faux nuda. Corona staminea nulla. Gynostegium
breve subsemiglobosuni. Antherae membrana stigmati incumbente
teraiinatae. Pollinia erecta, obovato clavata, compressiuscula, apice
lateraliter pellucida, longe stipitata, stipite ad pollinium magis mi-
uusve aimulatim contorto. Stigma muticum pentagonum, niamillo-
sum. Polliculi ventricosi camosi. Semina marginata ecomosa. —
*rutices volubilcs indici, narcotici, glabri, umbellis interpetiolaribus.

ASCLEPIADEAE. 502 SARCOLOBUS.

1. SarcolobUS Banksii R. et scu. Folia latiuscule ovalia, umbellae
multirlorae, corolla subrotata, folliculi caruosi. Sarcolobus Banksii
Boem. et Sch. Syst. VI, p. 58. Decaisn.in BC. Prodr. VIII. p. 625.
An a sequente satis difl'ert?

Java, bij Batavia, Prinsen-eiland (banks).

2. SarcolobUS globosUS wall. Folia e basi leviter emarginatê
vel obtusa ovato-oblonga vel ovalia breviter acuminata, supra parce
pilosuia, corolla rotata introrsum villosa, folliculi carnosi globosi mu-
ricati, ex auct. arigl. suberoso-rimulosi, suturè leviter carinati. Wall.
in As. Research. XII. p. 568, tab. 4. Decaisn. I c. — Wigkt
Icon. IV. lab. 1273? Hassk. Flor. bot. Zeil. 1857, p. 101?

Bengalen, Rangoon, aan de rivier Kaloen, Malakka. — Java,
langs de kusten? (hassk.).

3. SarCOlobüS CarinatUS wall. /. c. p. 570, lab. 5. Decaisn. I ff.
Folia ovalia vel oblonga utrinque acuminata glabra, umbellae pauci-
florae, corolla intus glabra, folliculi oblongi acuti laeves subtus cari-
nati. — Kan go on (wall.).

4. SarcolobUS narcotiCUS spanoghe mss. Folia e basi rotundatii
vel leviter emarginata ovata acuta vel brevi-acuminata, 4 — 9 poll.
longa, venis 3 — 4 utrinque, umbellae brevi-pedunculatae (pedunculi
petiolo duplo breviores) 5— 3-florae, flores brevi-pedicellati lurido-
flavidi, corollae laciniae oblongo-elhpticae, folliculi inaequilatero-
obovoidei (hinc carinati?) violascentes laeves. Ad icon. piet- Spa-
noghei. — An huc vel ad seq. S. narcoticus a cl. hassk. 1. c. indicatoi P

Java, in Pekalongan (spanoghe).

5. SarcolobUS Spanoghei miq. Folia e basi cordata lato-ovata
emarginata vel saepe acuta et mucronata, venis 5 — 6 utrinque, 4 f —
4 poll. longa, pedunculi axillares crassi apice brevi-bifidi petiolo sub-
longiores pauciflori, fl. iis praecedentis majores sordide flavi, folliculi
obovoidei maturi sordide fusci punctati. Sarcolobus narcohcus var.
pauci flora Spanoghe, icon. ined.

Java, met de voorgaande (spanoghe). — Volgens jiasskaiii..
t. a. i)., worden alle deelen dezer gewassen (volgens hem S.globosus
tot bedwelming van varkens en tijgers gebruikt. Wordt het dier DM
gewond, dan sterft liet. Wordt er bloed ontlast, dan herstelt het zich

ASCLEPIADEAE.

503 LEPTADENIA.

XXXV. LEPTADENIA r. brown. Calyx brevis 5-partitus,
Oorollae rotatae vel subcampanulatae tubus brevis, faux squa-
mulis 5 depressis carnosulis sinubus oppositis aucta, limbus barbatus
vel pubero-incanus, aestivatione valvata. Corona staminea nulla.
Antherae liberae apice simplices acutiusculae. Polliuia erecta
basi stipite inflato brevi affixa apiceque coarctato pellucida. Stigma
muticum. Polliculi laeves iucani, saepius abortu solitarii. Semina
eomosa. — Prutices in utroque orbe detecti, volubiles foliosi vel
aphylli et crecti, indumeuto pulvereo cinerascentes vel iucani, um-
bellis cyinisve interpetiolaribus, Üoribus parvis albidis.

J. Leptadenia reticnlata wight Conir. p. 47. Decaisn. in DC.

Prodr. \UL p. 628. Wight Icon. II. lab. 350. — Cynanchum
rdiculalum Relz. Observ. II. p. 15. — C. indieum Burm. Fl.Ind.
p. 70. — Asclepias suberosa Roxb. Fl. Ind. ll.p.38. — A.zeyla-
nica cl javanica Gare. herb. — Cortex ramorum vetustiomm sube-
vosus,ramuli jimiores cinereo-puberuli vel subtomentosi, folia subdel-
toitlca vel ovata vel ovato-lanceolata, acuta, umbellae inultiÜorae, pe-
dunculi petiolum aequantes, pedicelli graciles flore triplo longiores,
corollae laciniae iütrorsum villosae, squamulae depressae breves, fo-
liculi subcylindraceo-oblongi obtusi.

Voor-Indiè'. Ceylon. Java? (volgens buiuian).

2. Leptadenia appendiCUlata decaisn. /. c. Corollae laciniae in-
trorse barbatae medio appendicula uncinata. auctae; reliqua fere prae-
ced. — Voor-In dié", JPondichery (leschenault).

$ 2. Corona staminea praesens.

XXXVI. TETrlAGONOCAKPUS hassk. Calycis 5-partiti
laciniae ovatae acutae. Corollae hypocrateiïmorphae tubus ur-
ceolatus, faux pilosa, limbi 5-partiti laciniae oblongo-lanceolatae
subfalcatae tubo longiores, aestivatioue siuistrorsum tortae. Coro-
"ae stamineae 5-phyllae foliola carnosula (viridia) infra apicem
gynostegio aduata, dorso conniventi-bicarinata, apice in appendicem

igunformem tenuem subtus concavam sumrao apice emarginatam
supra stigma incurvam elongata. Antherae rnembrana, lineari-lan-
Oftnató albida terminatae. Polliuia e stipitibushorizontalibus erecta,
obovoideo-oblonga basi attenuata et altero latere inferne pellucida

ASCLEPIADEAE. 504 HETEROSTEMMA.

suboperculata. Ovaria 2. Stigma subhemispbaericum. Folliculi
gcmini divaricati, altero saepe deficiënte erecti, tetragoui, fere 4-alati,
supra basin angustam crassi, sursum sensim attenuati, sutura longi-
tudinali dehisceiites. Semina ovato-oblonga complanata, tcnuiter
marginata, coma termiuali candida sericante. — Genus si demis pol-
linis massam pellucidam, Pergiilaiiae et Marsdeniae intimc cognatom,
rectius forsan iis approximandum.

I. Tetragonocarpus Teysmanni hassk. in Flora bol. Zeit.m7 t

p. 100. Erutex scandens, ramis albis suberosis rimosis; ramulis te-
retibus puberulis ; folia petiolata e basi plerumque subcordata ovata
vel ovato-oblonga breviter et acutissime subulato-acuininata, inein-
branacea, novella puberuia, adulta glabrata; cymac intcrpctiolarcs
brcves pauciflorae; fiores llavescenti-virides ; follieuliangulisrepamli.
Bali. Java, in Banjoewangi, in de kustwouden (teysm.).

XXXVII. HETEROSTEMMA wicht et aiw. Caljcis 5-par-
titi laciniae ovatae. Corollae rotatae 5-partitae laciniaepatulae,
aestivatione valvatae. Goronae stamineae 5-phyllaefoliola inferno
dilatata libera, superne processubus irregularibus vel deuticulis acu-
tis teretiusculis aucta. Antherae membrana rotundata terminatac.
Pollinia breviter stipitata rotundata, hinc margine pellucido. Stig-
ma muticum stellatum. Eolliculi laeves. Semina comosa. —
Erutices Asiae australioris glabri volubiles, foliis supra petiolum glan-
duliferis, umbellis interpetiolaribus plurifloris.

1. Heterostemma acuminatum decaisn. Volubile glabrum, foi»

e basi rotundata ovata vel ovato-elliptica longe acuteque acuminata,
trinervia, pedunculi petiolo breviores pedicellique pubcri, flores pur-
pureo-guttati, coronae stamineae phylla irregularia lobato-denticu-
lata, uno saepius majore subulato. Heteroslemma acuminaUnn De-
caisn. in N, Ann. Sc. nat. IX. p. 268, tab. 10, fi(). A. DC. Pr**
l. c. p. 630. Deless. Icon. Select, vol. V. p. 87, tab. K8.
Java (leschEi\aült). — Goedo-sari swid.

2. Heterostemma tanjorense w. et arn. Volubile glabrum, W

e basi subcordata ovata acuminata vel obtusa, pedunculi petiaw

ÜÜCUriADBAE.

505 SYMPHYSICARPÜS.

viorcs pauciflori glabri, corolla flavescenti-viridula, coronae stami-
neae pkylla pateiitia truncata lata processu intcriore linguiformï,
folliculi apice uncinati. Uetcrostcmma lanjorensc Wighl Conlr.
ft 42. Decaisn. L c. Wig/U Icon. II. lab. 348. Zoll. et Mor. Syst.
Vcrz.p. 51. — Nondum vidi.
Tanjore. — Java (zoll.).

3. Heterostemma javanicum hassk. l>utcxvolubilis,ramisutriu-

que linea pilosa, ramuli cum foliis iiovellis densc puberuli, folia c
basi rotundata vel leviter cordata ovata vel ovato-oblonga acuta vel
breviler acuminata, 3— 5-nervia, subcoriacea, glabra, pedunculi frac-
tiferi petiolum plerumque aequantes multiflori, coronae stamineae
pliylla lata erecta raucvonata, augulis binis superioribus patentibus
acutis vicinorum eontiguis, mucrone corollae laciuiis alterno corni-
culiformi erecto, folliculi tcretes utrinque attenuati et conniventes.
Helcroslemma javanicum llasskarl in Flora bot. Zeil. 1857,/?. 101.
Nondum vidi. Ex cl. auctore IL cuspidatum differt rarais glabra-
tis, foliis cordatis apice attenuatis longiuscule petiolatïs, pedunculos
adjectis pedicellis superantibus, coronae foliolorum dente mucronato
corollae laciniis opposito [nisi observationis errore !].

Java, in de wouden op den Salak 1000—1500' (hassk.).

4. Heterostemma cuspidatum decaisn. in N. Ann. t. c. Voiubile

glabratum, ramuli pedicellique pube f ui va brevissima, folia cordata acu-
minata snpra petiolum longissimum glandulifera, pedunculi pedicellique
petiolo breviores, corollae laciniae ovatae acutae, coronae stamineae
pliylla dentc subulato acuto corollae laciniis opposito instructa. —
Philippijnsche eilanden (cuming, n. 1449).

5. Heterostemma manilense scuauer in Nov. Jet. Nat. Cur. xïx.

Suppl. I. p. 365. Voiubile glabriusculum, folia longe petiolata e basi
lato-cordata ovata acute acuminata membranacea, sub-7-nervia, ju-
niora supra minutissimc pubera, petiolus apice glandulosus, pedunculi
petiolo breviores pauciflori, pedicelli paullo longiores filiformes cum
calyce dorsoque corollae subtiliter pubescentes, coronae stamineae pliylla
patentia linearia acuta, processu interiore corniculiformi incurvo. —

buZOll (mEYEN).

XXXVm, SYMPHYSICARPÜS hasskarl. Charactcrcs Ile-
wwtemmatis, sed: coronae stamineae pbylla basi crassiuscula
wbdepressa, in angulum externum ligulaefonncm acumiuatum ho^

ASCLENADEAE. 5ÜG D1SCH1DIA.

rizontalem producta, supra plana et antice processu trifido (lacinia
intennedia cuspidata) erecto armata; folliculi per totam longitu-
dinem superiicialiter connati. — Folliculi baud uti cl. auctor per-
hibet, in unum bilocularetn connati, singuli enim externae eompagis
connubio saltem cohaerentes, sua propria sutura, dehiscunt.

1. Symphysicarpus chrysanthus hassk. in Flora bol. Zeil. 1857,

p. 182. Frutex alte scandens, ramulis foliisque novellis miiiutc pu-
berulis deiu glabratis; folia opposita longiuscule petiolata, e basi Je-
viter cordata vel rotundata ovata vel oblongo-ovata acute brevius-
cule acuminata, basi subtrinervia et superne pauci-veuia, supra ad
basin glandulosa, versus basin marginesque pubera, caeterum mox gla-
bra, 4j — 2 poll. longa, subeoriacea, pedicelli fasciculato-quaterui
pluresve, vel absque coinmuni pedunculo vel e pedunculo communi
interpetiolari ; flores parvi ; calycis laciniae ovatae, corolla rotata aesti-
vatione valvata, supra aurea, atropurpureo-striulata, corona staminca
atropurpurea ; folliculi circiter semipedales teretiusculi verrucellosi,
coriacei, aperti separati sed uon divergentes, placeutas persistentes
inter se recipieutes ; semiua ovalia compressa, margine membranacco
cincta, coma alba sericante.

Java, in Patjitan en Blambaugan (horsfield), Banjoewangi
(teysm.). — Kappa! sund. (iiorsf.).

XXXIX. DISCHIDIA r. browjv. Calyx 5-partitus. Corol-
lae urceolatae limbus breviter 5-fidus aestivatione valvata. Coro-
nae stamineae 5-pbyllae gynostegio basi insertae phylla erecta
deorsum stipitatim contracta, apice integra vel bifida. Autheraa
membrana terminatae. Polliuia basifixa erecta lineari-oblonga com-
pressa, hinc anguste margin ata. Stigma muticum. Folliculi lae-
ves. Semina comosa. — Herbae in Nova, Hollandia et India or.
praesertim aquosa super arborcs pseudo-parasitantes, foliis baud raro
farinosis, interdum ascidiferis, fl. parvis subumbellatis. — Genens
sectiones adhuc mere artificiales, nee ex coronae phyllis iutegm \
bifidis discrimen repetendum quum species luie nota discrepantcs aln»
rationibus sibi valde affines deprehendantur.

j 1. Corollae iaciiiiae introrsum pilosae.

1. DïSChidia OVata benth. Glabra carnosa, folia breviter pet

UCIBWADEAE. 507 DISCHIDIA.

lata e basi rotundata vel subcordata aut truncatu lato-ovata acuta
etrnoea subtrinervia, pollicaria, pedunculi petiolo duplo longiores ex
apice bituberculato vel nodoso-subbifido paucillori ; corollae tubus
basi inllatus,faux contracta intua hirsuta; laciniae phyllorum coronae
stamineae e basi constricta cochleatae obtusae inflexae. Dischidia
wala Bentham in llook. Lond. Journ.II.p. 226 (a. 1843). — Disch.
piëta Bl. Mus. bol. l.p, 148. — Leptostemma piclum Herb. Zippel.
Nieuw-Guinea, op de boomstammen (iiinds, zippelius).

I. Dischidia peltata bl. Subpruinosa; folia brevissime petiolata
peltata renifonnia vel semiorbicularia, pollicem circiter lata, avenia
evnosa discolora, supra convexa, subtus concava, pedunculi 1 — 1\-
polücares apice ellipsoideo-incrassato floridi; corollae laciniae intus
barbatae, coronae stamineae phyllorum laciniae obtusae divaricatae.
Bl, Mus. bot. L c. — Leploslemma pellahim Zippel. herb.

Nieuw-Guinea, Amboina, Borneo, op de boomstammen.

8. Dischidia nummularia r. bk. Gracilis radicans, rami tenues,
iolia subsessilia orbicularia interdum mucronulato-acuta, utrinque
larinosa, pedunculi subnulli paucillori, llores parvuli, limbi laciniae
intus ad basin pilosae, coronae stamineae phylla laciniis reflexis obtusis
subcultriformibus, folliculi acuminati pollicares. Dischidia nummu-
kria ft. Br. Prodr. p. 461. DC. Prodr VIII. p. 632, non Bl.
Bydr.p, 1059 qmm Dccaisn. Lc. ad D. Gaudichaudii ducit, dum
quam ia Hort. bog. vidil cl. Ilassk. (Fl. bot. Zeil. I. c. p. 251) forel
Hn D. nummularia. — Apocynum slellalum Noronh.in Verh.Bat.
ijenoolsclt. V. p. 67 ? — Specimen iiorsf. diagnosicongruum; folia
siccata distincte venosa, pedunculi brevissimi petiolo brevissimosub-
aequales.

Amboina (rumph., labill.). Java, in Soerakarta (iiorsf.). —
Tc-ukia sund. (iiorsf.). Doedoeitan sund. en mal.

k. Dischidia orbicularis decaisn. Radicans, rami graciles, folia

•TOö petiolata orbicularia brevissime mucronata, utrinque, prae-

lmun subtus farinosa, pedunculi petiolum superantes pauciftori, llores

I'arvi, corollae laciniae intus ad basin pilosae, coronae stamineae phvl-

■ laciniis reilexis obtusis subcultriformibus. Dischidia orbicularis

ASGLEPIADEAE. 508 DISCUIMA.

Decaisn. in DC. Prodr. I. e. p. 632. — D. nummularia Decaisn.
in N. Ann. Mus. III. p. 377. non R. Br. — Nummularia laclea major
Iiumph. Ilcrb. Amb. V. p. 472, tab. 176, fuj. 2? {quoad fiij).
Timor. — Molukken?

5. Dischidia timorensis decaisn. Glabra, volubilis, radicaus, folia
breviter petiolata subrotundo-ovata vel orbicularia carnosa avenia,
interdum subacuminata, supra convexa, subtus concaviuscula, mox in
ascidia oblonga obtusa complanata margin ata conversa; pedunculi
petiolo duplo triplove longiores ex receptaculis solitariis vel gcmi-
natis umbellato-multiHori, corollae laciniae intus barbatae; corona*
stamineae phylla laciniis linearibus reilexis, folliculi graciles atte-
nuati arcuati. Dischidia timorensis Decaisn. in Nouv. Ann. Mus.
III. p. 377, lab. 17. DC. Prodr. VIII. p. 633. BI. Mus. I. e.

Timor (riedlé, guiciienot).

6. Dischidia Gaudichaudii decaisn. Radicans, rami tenues, folia
brevissime petiolata rotundato-ovata ellipticave acuta, utrinque vel
una, pagina, i'arinosa, seinipollice vulgo minora, carnosa, avenia (sic-
cata subvenosa), pedunculi brevissimi pauciflori, flores pedicellati,
corollae laciniae introrsuin fasciculis 5 pilorum reÜexorum instruc-
tae, coronae stamineae phylla laciniis reflexis obtusis concavis, folliculi
attenuati vix ultrapollicares. Dischidia Gaudichaudii Decaisn. m
DC. Prodr. I. c. p. 632. — D. nummularia BI. Bijdr. p. 1059,
non B. Br. — Nummularia laclea minor prima Iiumph. Ilcrb. amb.
V. p. 472, tab. 176, fuj. 1 {optima, vulgo perperam ad I). nunmm-
lariam ducta). — Eximius character e pilorum reÜexorum rigidulorum
fasciculis.

Timor (gaudicii.). — Java, op boomstammen (bl., zoll.). Alge-
meen inde Molukken (rumph.). — Daoen pitis kitjil mal.—
Geneesmiddel der inlanders.

7. Dischidia rhombifolia bl. Rami graciles, folia breviter petio-
lata opposita, iuterdum quaterna, rhombeo-ovata vel ovaliajuveuiua
acuta, serium obtusa, utrinque glabra, supra plana, subtus convexa,
semipollice breviora, pedunculi breves, llorcs umbellati, calycis laci-
niae lincari-lanceoktae,faux corollae villis clausa, coronae staniin^*

MclbpiadEAe. 509 DISCHIDIA.

phylla lacii'iis linearibus obtusis. Dischidia rhombifolia Bl. Bijdr.
p- 1059. — Decaisn. in DC. Vrodr. l. c, p. 632. — Var. |ï. foliis
loiigiusculc pctiolatis, e basi acutfi rhombco-cllipticis acutis vel ob-
tusis, utrinque puncticulatia, subtrinerviis. Lcptostemma truncatum
Z<>ll. herb.

Java, in de wouden van den Salak, Gede, Boerangrang enz. —
*W. P- op den Gedé (zoll.). Aroi kakandil simd.

S. Dischidia WrSUta uecaisn. Radicans gracilis, rami dense pa-
l^illoso-verruculosi, foli a sessilia vel subsessilia ovata acuta, utriuque
l )n l>illis majoribus minoribusque nitidis illis vulgo pilo munitis ob-
t(< ta, i- fcre i poll. long», corollae faux squamulis 5 clausa, coro-
na i' itamineae phylla apice rotundata. Dischidia hirsufa Decaisn,
'" IX', Prodr, t. c. — Leplostcmma hirsulitm Bi. Bijdr. p.1058.

ïiva, ifl Bogor, om Koeripan (bl.).

9. DiscWdia fasciClllata decaisn. Eami graciles papilloso-verru-
''"'".-i, folia bteyjssime petiolata, elliptica acutiuscula, ad leutem aequa-
"'il« 'i' papülosa, corollae faux faseiculis 5 pilorum clausa, coronae
w*mineae phylla apice rotundata. Dischidia fasciculala Decaisn, in

?. Prodr. f. c p. 632. — Leptostemma fasckulaium Bl. Bijdr. p.
158. I'racfvdciiti proxima, foliorum magnitudine similis, w

1" lae dcsiint, sC d non tam densaenecmajoresmin' -ü !; ermïxtae,

(t m Bpec supp. valde manco glabrae.

•fa va, in d e bergstrekcu van Bogo r (bl.;.

10. Dischidia obOVata decaisn. VolubiJis, rami pennam corvi-
la m cra ss i Uagellifonns, folia obovata obtusa in petiolum atte-
J»*ta, conaco aj peduncnli interdum folia aequantes apice receptaculis
P 'inbus paucifloria termïuati, flores minuti sessiles, corollae laciniae

Us püoso-b arU atae, c 0r onae stamincae i •■'■.. ilalaciniis ovalibussub-
«fccavia. Di^idia obovata Decaisn. in DC. Prodr. /. c. p. 633.

Wl ('' E 'U!0TTrt).

1 1. BlSChidia Rumphii Hiq. Folia subdkantia, opposita, breviter
a ' 0Vll, a V(, l elliptica mucronato-acuta, majorausque lj-pol-
:' (,ll,1 iculi axillares subnulli, folliculi fere tripollicaresangusti

ASCLEPIABEAE. 510 DISCH1ÖI*

acutati. Summulariac lacteae minoris forma major Rumph. Heek
Amb. V./?.473, (an tab. 176, fig. 2; non N. 1. major capitis praeced.).
Amboina.

12. DiSChidia Horsfieldiana miq. Gracilis densifolia, ramuli pe-
tioli et pedunculi basi puberi Jolia opposita passim subquaterua,brevi-
petiolata, rhombeo- vel elliptico-ovata obtusiuscula carnosa.utrinque
punctata, subtus uninervia, juvenilia subtrinervia, 2 — 3 Hu. longa,
pedunculi axillares, alii |-pollicares, alii folio breviores, apicetuber-
culis 2 bracteolatis ovalibus vel globosis subconfluentibus tenninati,
flores brevissime pedicellati, corollae laciniae basi intus parum puberae
(nee glabrae tarnen), coronae stamineae phylla obtusa.

Java, in Soerakarta (iiorsf.).

13. DiSChidia WallichÜ wight Contr. p. 43. Glabra, folia orbi-
cularia haud farinosa. Nummularia lactea minor secunda Rumph.
Amb. "V. lab. 176, fig. 2? Species plane incerta. — Singapore.

§ 2. Corollae laciniae intus glabrae.

14. DiSChidia tmncata DECAISN. Volubilis, rami gracillimi gla-
bri, folia valde distantia, opposita, breviter petiolata, e basi rotun-

'mncata lato-ovata acuta, camosa, subtus convexiuscula, 3-
fere 6 lm. longa, pedunculi brevissimi vel ])ollicares apice cylindrico
tuberculosi, floret ; " : calycis laciniae lato-ovatae ciliolatae, co-
rollae carnosae tubus o.oideo-inflatus limbi dentibus acutis, fauxiu-
tus pilis retrorsis subih^ciculatis totum tubus aequantibusdensehirta,
coronae stamineae phylia obtuso-truncata eroso-denticulata. Dtschi-
dia truncata Deerns*. I. c. p. 632. — Var. (1 celebica Miq., ramuli
gracillimi, folia distantiarima brevi-petiolata vulgo reflexa tenere
punctulata, triangulari-nvata acutiuscula, semipollice subbreviora, flo-
res etuberculo axillari sessili bracteis ciliolatis abbreviatis obvallato
brevissime pedicellati.

Java, in de wouden der bergstreken (bl.). — Var. fi. Cel
bij Boni, op boomstammen (zoll.).

15. DiSChidia COCÜIeata bl. Caulis filiformispuberulus; folia bre-
vissime petiolata subpeitotim inserta, lato-ovata snbrotunda avenu

ASCLEPIADEAE. 511 DISCIIIDIA.

carnosa discolora, supra convexa, subtus concava pallide purpuras-
centia et albido-pulverulenta, 4 — 8 lin. lata, umbcllae parvae solita-
riae breviter pednnculatae, corollae laciniae incrassatae ovatae eoe-
ruleae, phyllorum coronae stainineae laciniae spathulatae incurvatae,
folliculi sublanceolati. Dischidia cochleala BL Bijdr.p.1060. Mus.
bot. I. c. fig. XXVII.

Sunda-Archipel, op de boomstammen in de kuststreken (bl.)
in de wouden, koffijplantaadjes (zoll.). Boemboeng belang sund.

16. Dischidia punctata decaisn. Eadicaus, rami flexuosi graciles
cum pctiolis (vix folii basi) pubescentes, folia breviter petiolata, op-
posita, ad bifurcationes quaterna, ovato-oblonga acuta subacuminata
utrinque convexa, circiter pollicaria, pedunculus brevissirnus, flores
)<Tiii, corolla superne punctata, coronae stamineae phylla apice ro-
toüdata. Dischidia punctata Decaisn. in DG. Prodr. VIII. p. 631.
ÏÏastk. in Flora bot. Zeit. 184-5, p. 250. — Leptoslemma Blumc
pijdr.p. 1058. Lepidostcmma Hassk. Cal. bog. p. 127.

•lava, in de wouden (lescii., bl.). Ropal deda/av. (lesciï.).

17. Dischidia lanceolata decaisn. Glabra, rami graciles, folia
oblongo-lanceolata vel lanceolata acuminata obscure trinervia, basi
in ])ctiolum attenuata, utrinque glabra, 2 — S poll. longa, coronae sta-
mineae phylla apice indiviso rotundata. Dischidia lanceolata De-
caisn. in DC. Prodr. VIII. p. 631. — Leptoslemma lanceolalum
SI. Bijdr.p. 1057.

Java, in de wouden der bergstreken.

18. Dischidia sagittata decaisn. Volubilis, glabra, folia opposita
r el passim quaternato-approximata, brevi-petiolata, cuneato-lanceolata
vel subspathulata acuta vel obtusa, crasse coriaceasubavenia,3I— 2
poll. longa, coronae stamineae phylla sagittata apice indiviso obtu-
siuscula. Dischidia sagittata Decaisn l c. — Leptoslemma sagit-
iatum lil. I. c .

Java, in Tjeribon bij Linga Jatti (bl.). — Ki Kondal sund.

l! *- Dischidia latifolia decaisn. Volubilis glabra valida, ramis
pennam eorvmam crassis vel crassioribus, folia opposita crasso-petio-

ASCLEPIADEAE. 512 DISCHIOTi^

lata, e basi cnneata vel acuf a rhombco-clliptica acuta vel obtusa, crasso-
carnosa, margine reflexa, venis paucis subobtectis, 4| — 2» poll.lonrffc

peduncoli breves crassi, coronac phylla minuta, margine tumiila,in-
divisa acutiuscula. Dischidia lati folio, Decakn.le.-~ Leptoslcmma
lalifoliuin BL L c. p. 1058.
Java, op den Salak (bl ).

20. Dischidia Rafflesiana wall. pi. a s . rar. tl p. 35, tab. 142.

Decaisn. I. c. Scandens, folia breviter petiolata subrotuado-ovata vul
suborbicularia, ascidia conferta pendula petiolata oblongo-ovoidea ob-
tusa angulata, corollae laciniae intus glabrae, coronae stamineae phylla
laciniis oblongis obtusis incurvis, folliculi laeves (glabri?). — Mi-
lak ka, Singapore (wall.).

21. Dischidia Clavata wall. l. c. p. 36. Folia rotundato-ovata, as-
cidia densa pendula sessilia cylindrico-clavata arcuata marginata ob-
tuse cuspidata, coronae phylla oblonga obtusa, folliculi tomentelli. —
B i r m a - r ij k.

22. Dischidia angUStifolia miq. Glabra, folia distantia opposita,
petiolata, e basi attenuata lanceolata vel lineari-lanceolata, acuta vel
obtusiuscule attenuata, carnosa, circiter pollicaria, pedunculi axilla-
res folio multoties breviores apice capitellato-pauciilori, flores brevi-
pedicellati, calycis laciniae breves ovato-ellipticae obtusiusculaepal-
lidae, corollae tubus ovoideo-ventricosus, laciniae breves, faux denris-
sius(fasciculatim?) hirta, coronae stamineae phylla apice brevi-obtu-
so-bifidula. n Corolla violaceo-rosea."

Java, op denBalaran 4000' en hooger, aan boomstammen (zoll.).

23. Dischidia Spathulata bl. Volubilis ramosa, folia sessilia car-
nosa cylindrico-spatulata obtusa, sicca compressa coriacea, \\ — 1
poll. longa, umbellae subsessiles ; coronae stamineae phylla bifida,
laciniis lanceolatis. Dischidia spatulata Bl. Bijdr. p. 1069. Zoll.
Syst. Vers. p. 57. (Monente cl. zollinger in Nat. en Gencesk.
Archief II. p. 4 folia incaute spathulata dicta, quippe quae in vivis
carnosa subteretia utrinque obtusa). Huc D. cunet folia WaU.1 Lat.
G. Don Gen. Syst. Dichl. PI. IV. p. 143. — Cl. degaisri hauc
aliasque in DC. Prodr. omisit.

Martaban (wallicii), Java, op de kalkrotsen der zuidooste-
lijke kust, bij Kocripan (zoll.), Noesa Kambangan, op de boom-
stammen nabij de kust (bl.).

XSCIEHADEA1. 5 1 3 COLLY RIS

XL. COLLYRIS vahl. Characteres Dischidiae, sed calyx 5-raris-
•sime 4-dentatus, corolla subglobosa, fauce barbata, limbi laczniis
brevibus, corona staminea inclusa pentagona, extrorsum inappendicu-
■lata. — Conchopkyllum Blnme Bijdr.

l. CoIIyris major vahl Act. Soc. h. ». llafn. VI. p. lil. Con-

thophtjllum imbricalum BI. Bijdr. p. 1062. Dccaisn.in DC. Prodr.
VIII. /). 630. Herba perennis, in arboribus psendo-parasitans, ramis
gracilibus; folia opposita sessilia, inferioraimbricata, superiora remo-
tiora, peïtata, subrotundocordata, vulgo emarginata, 1 — lf poll.
lata, carnosa, supra convexa subrugosa pallida, subtus avenia purpu-
ïascenti-discolora, umbellae 5 — 8-florae, flores parvi albi 5- raro 4-
meri suaveolentes. Dischidia Sleud. Nomencl. ed. alt. Hassk. Cat.
hoef. p. 127. — Puslula arborum Rumph. Herb. Amb. V. p. 473,
•tab. 175, fig. 3. — Dischidia Collyris Wall. VI. As. rar.ILp.U6-
.Tava. Nocsa Kambangan. Molukken. — Kerabang si-
sit besi smid. op Java. Daun boba mal., Tiroe makir op Ley-
fcimor. — Tn de Molukken als inlandsen geneesmiddel bekend.

XLI. PHYSOSTELMA wjgiit. Calyx 5-partitus. Corolla rotata
pntcns repando-5-dentata. Coronae stamineae 5-phyllae phylla in-
«ta, antheris opposita. A n th er a e membrana terminalae. F i 1 a ra e n t a
•a basi ad apicem bipartita, cruribus cum crure filament! utrinque proximi
arcte coalitis, filamenta 5 antheris coronaeque phyllis alterna corpus-
culis stigmatis opposita eltormantibus. Pollinia basi affixa erecta sub-
■cyündriea. Stigma depressum.

1. PhyS0Stelma WallichÜ wight Conti: p. 39. Decaïsn. I. e. p. 633.
rrutex volubilis, folia carnosa ovato-lanceotata acuminata, umbellae.
nterales pauciflorae. — Singapore (walmch).

XL1I. TTEKOSTELMA wight. Calyx 5-partitus. Corolla
rotata 5-fida. Coronae stamineae 5-phyllae phylla membranacea,
'atcribus reflexis, conniventia, angulo interiore in dentem subulatum
erectum producto. Antheraemembranaterminatae. Pollinia erecta
n Pproximata, ad corpusculi dorsum basi affixa. Stigma apiculatum»
1( >Uiculi

; - Pt wostelma (Uhpistelma) albiflorumBL. RumphialV .p.38,

W. 188, — Uoya albiflora Zippel. herb. Suffruticosa, scaudens,

33
Fll >™ van tfed. i luUë . II,

ASCLEPIAÜKAE. 511 UYRTOCERAS.

radkans; petioli 1-- - 1^-pollicares subcarnosi; folia e basi obtnsius-
culA obovato- vel obverso-oblonga vel oblonga abrupte acuminata
crasse carnosa, 4 — 8 poll. longa, e costa valida obtecte plurivenia,
pctlunculi petiolis fere duplo breviores solitarii, ex apice incrassato
umbellato-multiflori ; pedicelli pedunculo duplo lougiores nutantes
filiformes, cum flore inconspicue puberi. — Species blumeo opinan-
te a specie "Wightiana nimis breviter descripta genere forsan diversa.
Nieuw-Guinea, in de wouden (zippelius).

XLIII. CYRTOCEKAS benn. Calyx 5-partitus. Corolla re-

tata5-partita, abrupte reflexa, circa gynostegium in annulum barba-
tum promineus. Corona staminca 5-pbylla, gynostegio elongato
superne adnata, foliolis carnosis arrectis, marginibus deorsum revo-
lutis, basi in calcar productis, apice in dentem stigma superantem
constrictis, supra depressis. Antherae parvae membraan ovaÜ
stigmati appressa terminatae. P o 1 1 i n i a basiiixa, pcllucido-niargi-
nata. Stigma apiculatum. F o 1 1 i c u 1 i solitarii elongati subterctcs
laeves. Sein i na comosa. — Fruticcs volubiles, praesertini Indiae
aquosae, foliis oppositis coriaceis, 11. umbellatis flavidis. Centrost em-
ma Dccaisn.

1, CyrtOCeraS multiflorum benn. Folia e basi acuta obverselaii-
ceolato-oblonga acuminata subcoriacea, venis pluribus erccto-pattihs
subdistinctis, 4 — 6 poll. longa, coronae stamineae phylla inferneelon-
gata subarcuato-recurva. Cyrloceras reflexum Bennclt in Horsf.
PI. Jav. rar. p. 90, tab. 21 (1838). Cyrt. multi florumej. in Ilerb.
Horsf. — Cenlrostemma multiflorum Decaisn.inNov.Ann.il. Sc.
nat. IX. p. 272.DC. ProdrNlll. p. 634. Ilassk. Flor. bol. Zeil. J 8 tó,
p. 250. BI. Mus. bol. I. p. 45. — Cenlrostemma Cyrloceras Mcisn.
Gcncr. p.177. — Hoya multi flora Blume Cal. Buitens, p. 49. Bijdr.
p. 1064. — Asclepias stellala, frutex monl. fl. slcllato albo recurvo
Burm. herb. — Folliculi tcste iiasskarl solitarii penduli graciles
7^-pollicares compresso-teretes, utrinque attenuati, atri laeves: semi-
num coma bipollicaris sericea.

Java, in de bergstrelcen (uorsf.,bl.). — Aroi Tjoengki
an sim cl.; Ka pal fav.

2. Cyrtoceras laurifoüiim mio. Felia oteerse <>i t |om'»-l;»HTola!a

ASCLEPIAUEAE. 515 CYST1OTAJÏTHUS.

obtuse acuminata vel acuta, coriacea, subtus pallida, venis costalibus
patulis pluribus utrinque distinctis, 4 — 3 poll. ionga, coronae stami-
neae phylla infenic elongata arcuato-patentia. Cenlroslemma lauri-
folium IHume Mus. bot. I. p. 46.

Java, in de wouden der bergstreken , — Tjoengkahan smid.

3. Cyrtoceras micranthum miq. Folia lanceolata utrinque acu-
minata, nunc subobversa, circiter tripoli icaria, coriacea, coronae sta-
mineae phylla infcrne breviter producta horizontaliter pateutia. Cen-
troslemma BI. I. c. fig. XII.

Celebes, in de wouden (forsten?).

4. Cyrtoceras elegans MIQ. Folia lanceolata utrinque acuminata,
coriacea, G—4.[ poll. longa, umbella multiflora, pedicelli 2— 2»-
pollicares, coronae stamineae phylla inferne elongata subarcuato-
patentia. Centrostemma BI. Mus.bot.I. p. 46. Venae foliorum plu-
rcs subramosae, in sicco utrinque suhdistinctae.

Borneo, in de wouden (iiENiuct).

5. Cyrtoceras Lindleyannm miq. Folia oblonga vel eïh'ptico-oblonga

acuminata, basi in petiolum angustata, corollae faux annulo barbato
voseo cincta, coronae stamineae phylla horizontalia, laciniis superioribus
loiigioribus stigma superantibus. Cijrtoceras Lindlcyanum Decaisn. in
Horde Umv. voL I. DC\ l. e. lloi/a coriacea Lindl. BoL Rog. 1839,
to*. 48, non BI — ? Arbor Dago, florcBoraginis: Petiv. herb. Di'tfert a C.
jnultinoro foliolis coronae stamineae brevioribus, calcaribus horizonla-
niJus nee arcuatis. An itaque a pracced. satis distinctum ? — L uz on.

XLIV. CYSTIDIANTHUS harskarl. Calyx 5-phyllus. Co-
rol la subcampanulata sub-5-angulata 5-dentata, demum reflexa.
°nae stamineae 5-phyllae gynostegio abbreviato adnatae
1> lylla carnosa subdepressa, marginibus revoluta, extrorsum arrigentia,
ntrorsum in dentem antherae incumbentem producta. Antherae
^embrana stigmati appress&tenninatae. Pollinia basifixa pellucido-
•ginata. Stigma convexum 5-gonum, muticum. Folliculi so-
•fcrii elóngati teretes laevcs. Semina comosa. — Genus in India
cres cens, Cvrtoceratis facie, calycis laciniis obtusis ciliatis
ïembtanaceig et praesertim corollae forma distinctum.

1 Cystidianthus campanulatus harsk. Folia e basi rotundata

33*

ASCLEPIADEAE. 510

nuv\.

ubtusa vel subacuta oblonga acumitiata, coriacea, subveuosa, 5 — 4 poll.
longa, flores majusculi. Cyslidiantkus campanulalus Hassk. Cat.
hog.p. 126. Tijdschr. Nat. Gesch. X.p. 125. Flora bot. Zeil. 1845,
p. 250. BI. Mus. bot. I. p. 57. Van Houtt, Fl. des Serr. VI. tak
623. Lindl. Bot. Reg. tab. 54. Hook. Bot. Mag. tab. 4545.—
PhysostelmaP campanvlata Decaisn. in DC. Prodr. VUT. p. 03-'5.
Iloya campanulata BI. Bijdr.p. 1064. — Codonanthus Hassk.mstj
non Meisn. nee Dor.

Sunda-eilanden, Java, Sumatra, enz. in do wouden. —
Aroi tjoenkahan of A. tjoeiikangan sund.

2. Cystidianthus laurifolius bl. Mus. bot. I. p. 57. Polia e bui

vulgo acuta obverse oblonga vel lanceolata acuminata, coriacea venost,
o — 4>l poll. longa; flores médiocres, iis pracced. simillimi, sed \ mi-
nores, limbi laciniis erectis triangulari-ovatis acutis.
Sumatra (praetorius, korthals).

XLV. HOYA r. brown. Calyx brevis 5-partitus. Corolla ro-
tata 5-fida, laciniis aestivationc valvatis. Corona stamiuea 5-
phylla, gynostegio abbreviato vel subsessili adnata, carnosa, foliolis
basi integris vel emarginatis, subtus nunc sulcatis vel lacunosiss an-
gulo interno dentcm antherae incumbentem exserentibus. Au t n e-
rae membrana. stigmati adpressfi terminatae. Pollinia basitixa.
Stigma muticum vel subapiculatum. Folliculi laeves. Semina
ad umbilicum eomosa. — Sufi'rutices in regionibus calidis Asiae et
Novae Hollandiae, volubiles vel radicantes, foliis oppositis, utplun-
mum crassis, fl. supra receptaculum racemosis vel subumbellatis. —
Sperlingia Vahl. — Genus naturalissimum, corolla rotatu, gyuo-
stegio brevi, coronae stamineae phyllis antrorse denticulatis insigne,
naturalem seriem specierum includens, minime elcvioribus illorum
foliolorum modificationibus subdividendum.

§ 1. Euhoya. Coronae stamineae phylla borizontalia subtus sulcata.
Flores majusculi.

* Folia uninervia.

] . Hoya Ariadna decaisn. Scandens, folia e bast rotundatu ovato-

ellipiica vel oblonga breviter reeurveque acuminata, canm?a glabra,

ASCLEP1ADEAE. 517

HOYA.

corollae saturale miniatae maximae laciniae late triaugulaies con-
vexae intus papilloso-subvelutiuae, coronae stainineae luteae foliola
extrorse subrotuudata. Hoya Ariadna Decaisn. in DC. Prodr. VII I.
p. 635. Hoya Corona Aviadnes Bl. in Rumphia IV. p. 31, tab.
182 et 183. Mus. bot. I. p. 43. — Corona Ariadnes punicea Rumph.
Ilcrb. Amb. Y.p. 464, lab. 182. — Asclepias Sussuela Roxb. Ft. hid.
11./). 31. — Calotropis Sussuela G. Don.l.c. />. 147. — Var.spe-
ciosa (Hoya speciosa Decaisn. I. c.) floribus majoribus; (a cel. de-
caisne qui sec. icon. humph. H.Ariaclnae corollam nou papillosam
credidit, olim distincta habita).

Molukkeu. Amboina (rumph., labill ). Celebes. Bomeo,
in de lagere wouden.

2. Hoya purpurea bl. Scaudeus, folia e basi rotundata elliptica
vel clliptico-oblonga subacuminata vel obtusa, carnosa, glabra, 4—2
poll. longa, corollae majusculae laciniae triangulares convexae; co-
ronae stamiueae foliola exteriore angulo acutiuscula. Blume Rumphia
IV. />. 30, tab. 182, fig. 1. Mus. bot, l. c. Fl. minoribus et coronae
laciniis subacutis a praeced. satis distincta.

Nieuw-Guinea, in de wouden der kuststreken (zippelius).

3. Hoya coronaria bl. Seaiidei.s, folia e basi rotundata elliptica
vel oblongo-elliptica breviter acuminata subcarnosa, subtus velutina,

—4 poll. longa; corollae magnae laciniae triaugulares extus pubes-
centes intus glabrae, coronae stamiueae phylla extrorsum rotundata.
Uvya grandiflora Bl. mss. Decaisn. in DC. Prodr. VUT. p. 635.
%tf velutina fyight Conlr. p. 35. Deeaisn. I. c. — Hoya coro-
Uma Bl ' Bi J (lr - P- 1063, excl. syn. Ilerb. Amb. — RumphialV.
P- 31, tab. 182, fig. 2, tab. 104. In spec. Sumatr. corona stam.

asi "^ ^ïrtella, qua de re tacent auctores.

I» Zuid-Azië niet zeldzaam. — Voor-Indië. Java, op be-
ierde plaatsen. Sumatra, bij Siboga (teysm.). — Aroi Ki
'ampahan sund. of Teboel Tiboel.

**»•. ff ?S CUmingian ? DBOAlg». in DC. Prodr. VIII. p. 636. Scan-

^n'subc-irn ram,S fohosis ' folia breviter petiolata ovato-cordata ob-

rtuncuh" ni„r;fl Sa '- i SUpra glabra ' subtu * venosa papüloso-velutina, pe-

F unnon nreves pedicellique glabri, corollae. laciniae trian^nlarcs

ASCLEPIADEAE. 518 i|(lV

acutac reflexac, extus glabrae.intus papillosae, coronae stamineaephylla
ovata, supra convexa marginibus revoluta, angulo interiore porreclo
atigmati apiculato incumbenle. — Phi lippij n scli e e il. fcujiiNo
n. 1480). . *

5. Hoya carnosa r. br. Volubilis radicans, ramuli teretes pube-
ruli, folia carnosa ovalï-oblonga brevi-acuminata, supra petiolum sae-
pius calloso-glandulosa, pedunculi breves pedicelliquc laxe pubes-
centcs, corolla carnosa extrorsura glabra, introrsumpapillosa,laciniis
subdeltoideis margine et praesertim apice reiiexis et adspectu qogsj
obtusis, coronae stamineae phylla ovalia acuta, supra convexa margini
revoluta, apice porrecta, antherarum membranae deltoideae, stigma
obtusum vel obsolete apiculatum. Hoya carnosa R. Brown in Trans.
Wem. Soc. I. p. 27. Decaisn. I. c. — Asclepias carnosa Linn.jU.
Suppl. p. 170. Bot. Magaz. tab. 788. — Stapelia c/iinciisis Lmtr.
Coch. L p. 805.

Zuid-Aziè', in verschillende gewesten, tot in Zuid-China. —
Sunda-Arcbipel?

6. Hoya diversifolia bl. Volubilis, folia in iisdem ramis ovalia
vel oblonga vel obversa, raro orbiculata, subapiculata vel acutiuscula,
avenia, utrinque laevia, crasse carnosa, 4 — 2poll. longa, uinbellae brc-
viter pedunculatae (receptaculo florifero subellipsoideo), corollae in-
trorsum sericeae, vix \ digitum transversum latae, albicantis laciniae
crassae reflexae. Hoya diversifolia Bi Bijdr. p. 1064. Decaisn. l.c.
p. 636. — Sussuela csculcnla Rumph. Herb. Amb. V. p. 407, lab.
176, fig. 2.

Java, op de rotsen bij Koeripan, Batavia enz. (bl.). — Mol uk-
ken (rumph.).

7. Hoya Zollingeriana Uiq, Folia breviter petiolata,e basi obtusa
supra petiolum antice subprotracta elliptica vel major» obovato-
oblonga,obtusa vel brevissime obtuso-apiculata, crasse coriacea^ubtiu*
utrinque 5—4 venis obsoletis (in sicco subprominule) dichotomie
notata, 4 — 2^ poll. longa, pedicelli tenues, flores diametro 2j h\u
sepala ovata margine subscarioso ciliolata, corollae (vitelHiiae?)nitus
spongioso-pubescentis laciniae ovatae acutae reflexae, coronae stamt
neae phylia (violascentia ?) in superficie ellipsoidea, extrorsura ob-

ASCLEl'lADEAE. 519 IIOYA.

tusa. Hoya coriacea Zuil. hcrb. cxcl.syn.Ul. — Calycell.fraternac
■ffinis, corolla II. coriaceae. Pedunculus 4>{ poll. longus, recepta-
culum couicum 2 liu.longom, bracteis ciliatis. II. diversifoliac etiam
acccdit, lloribus (colore probabili ter diversis) si milis sed corollae laci-
niae non adeo acutae et coronae phylla longiora ; — pedunculus etiani
multo longior!

Java, bij Lalaei, Mei (zoll.).

8. Hoya Obovata decaisn. Volubilis, folia obovata apicc rotuu-
«lala vel raro cmarginata, basi in petiolum crassum attenuata, ad la-
ïniuae originetn calloso-glandulosa, marginibus reflexa, utrinque gla-
bra, pedunculi breves petiolo breviores, corolla extus glabra intus
papillosa, laciniis ovatis obtusiusculis, coronae stamineaephyllasub-
rnombea umbilicato-depressa, angulo interiore param longiore con-
uivcntia, 11. magn. H. carnosae vel parum innjores. lloya obovata
Decaisn. I. c.

Uocton (labillabdière).

■'• Hoya lutea decaisw Scandens, folia elliptica basi etapicero-
tuiulata vel apice breve apiculata, subcarnosa subavenia, cymbiformia,
glabra, quam H. Ariaduac paullo latiora et rotundiora, pallide vi-
wntia, II. II. Ariadnae scd introrsum lutei nee spadicei, folliquli 9
l>oll. longi. lloya luim Decaisn. in BC. Prodr. VUL p. 635. -—
ftrww Ariadnes lutea Rumph. Hcrb. Amb. V. ;>.465. Siirpspost
Wimpbiom nondum reperta.

Amboina (rumpii.).

10. Hoya orbtCUlata wau.. Cal. n. 8L51 excl. syn. Rumph, Wujhl
-inibi' ? ' fl' Decaisn ' l - c - Volubilis, folia orbiculari-rotundata, raar-
folio | S • BXa ' glabra ' su P ra petiolum calio Iunato instructa, pedunculi
laciniis f- ™ , un ? bellat °-ïnuHinori, corolla extus glabra, intus velutiiw,
biculari | S , nbus aculis P Ianis > coronae stamineae phylla subor-
lato \,J, \ obovata depressa, angulo interiore obtuso stigmati apicu-
«ncumbente, ft. m ag n. H. carnosae. - Ava, bij Prome.

1. Hoya crassipes Tuncz. Volubilis; folia pctiolata e basi atte-

«i una obtusa elliptica vel obovata breviter acuminata, carnosa

,a g abra; pedunculi cxtraaxillares breves crassi in receptaculum

! ° m °y™n<awn, pulris trnnsversis irrpgulariter cxaratum abeun-

tSCLEHAÜEAE. 520 H0YA>

tes; umbellae in ejus vertice sessiles (?) multiflorae; corollae laciniae
triangulares acutae erectae glabrae, intus papillosae, ad faucem 5-
maculatae; coronae stamineae phyllorum pars inferior ovata conca-
viuscula uninervis, subtus sulco notata, superior acutiuscula gynoste-
gium paullo superans. Tarcz. Buil. Mosc. XII. 1, p. 261.
Java (zoll.).

12. Hoya globulifera bl. Volubilis, folia subdensa brevi-petiolata

ovato-elliptica acuta subacmninata, carnosa, subavenia, glabra, supra ad
basin macula albd notata, subtus punctata r 3 — 3i-pollicaria, suprema
internodiis valde elongatis distantia,. pedunculi pollicares ex apice
incrassato umbelliflori, pedicelli tenues peduuculum aequantes, corol-
lae fusco-purpureae intus sericeo-velutinae laciniae triangulari-ovatae
acutae, coronae stamineae phylla lanceolata extrorsum obtusa supra
canaliculata. Blume Mus. bot. I. p. 44.

Nieuw-Guinea, in de wouden der kuststreken (zippelius).

** Eolia abortu alterna.

13. Hoya imbricata CAlleby mss. Decaisn. inUC. Prodr. VIII. p

637. Scandens, radieans, folia abortu alterna unilateralia, imbricata,
orbicularia, supra convexa avenia, subtus venosa, marginibus rcflexis,
pedunculi multiflori, pedicelli graciles glabri, calyx brevis, corollae la-
ciniae triangulares acutae, coronae stamineae phylla supra convcxïus-
sula marginibus revoluta, angulo interiore porrecto antherarumque
membrana attenuata. stigmati apiculato incumbentibus, folliculi laeves. —
Frutex scandens arborum truncis conjunctissime infixus. Dcless.lcon.
vol. V. p. 37, lab. 90. — Philipp. e il. in d-e wouden op het ge-
bergte Calawan (callery).

*** Folia 3 — 5-nervia.

14. Hoya macrophylla cl. Volubilis glabra; folia e basi rotun-
data ovato- vel el'liptico-oblonga acuta vel acuminata, trinervia, cras-
sissime coriacea, glabra, 8 \ — 3 poll. longa, umbellae longiuscule pe-
dunculatae subglobosae; corolla rubello-albida introrsum sericea;
coronae stamineae phylla lanceolata utrinque acutiuscula, supra ob-
solete carinata subtus sulcata. Blume Bijdr. p. 1063. Rumphia W-
p. 32, tok 185. Mus. bol. I. p. 44. Decaisn. I c. p. 637. — p.Forn*
ïi-plincrvis, folia pleraquc e basi acuta anguste oblonga neivis 2 c
basi, 2 allius liberis quintuplinervia (an sarmentum?)

Javn, op de kalkrotsen bij Koeripan, op don Salak, Gede. -
Aroi Ki kandel lalakki sund. of A k, badak. (I Java I/.'ma)

iSCLËPIADËAE. 521 flOYA.

15. Hoya cinnamomifülia hook. Glaberrima volubilis, caules ra-
mique teretes, folia carnoso -coriacea crassa ovata vel ovato-oblonga
acuminata, 5-nervia, nervis supra prominentibus, supra ad petiolum
calloso-glandulosa; pedunculi breves, umbellae compactae multi-
ilorae; corolla e viiïdi j^allido ilavaglabra; coronae stamineae phylla
ovata acuta atro-sanguinea (vel violacea? ex icoae), supra plana,
medio linea elevata. Hook. Bot. Mag. tab. 4347. Van Ihulte Flore
des Serres IV. tab. 810.

Java. In de Europ. tuinen ingevoerd.

16. Hoya purpureo-fUSCa hook. Glaberrima volubilis; caules ra-
wique teretes radicantes; folia carnoso-coriacea crassa ovata acuta

5 -nervia, ad petiolum crassum calloso-glandulosa, pedunculi folio
brcviores; umbellae hemisphaericae compactae multifiorae; corolla
supra pubescenti-hirsuta cinereo-fusca, coronae stamineae phylla ovata
acuta purpureo-fusca, superne plana. Hook. Bot. Mag. tab. 4520.
V&n Houtie l. c.ll. p. 147, tab. 579. Faxt et Limit. Flow. Gard.
lp. 77, fig. 56.

■lava. In de Europ. tuinen ingevoerd.

17. Hoya latifolia e. don. Volubilis, folia e basi rotuudata vel
subcordatu lato-ovata acuminata trinervia carnosa glabra, 7 — 10 poll.
longa, pedunculi multiflori, corollae laciniae obtusae cuspidatae, co-
ronae stamineae phylla corollam fere aequantia lineari-triangularia
coriacea, angulo interiori tereti erecto obtuso, folliculi subulati tenues.

6 Bon. in Gen. Sysl. Dichl. pi. IV. p. 127. Decaisn. I. c. p. 638.
Hoya macrophylla Wight Contrib. p. 38, non Blume. — Poeloe
Piuang.

nkill 2 ' P ?? S ° BTEMMA b *- Rumphia l. c p. 32. Coronae stamineae

ver . 8ublnflat «, marginibas subtus revolutis. — Sectio a § 1 vix di-

«i, nam coronae phylla lmic etiam saepe carnoso-inllata competunt.

18. Hoya coriacea bl. Volubilis, folia e basi rotandata vel sub-
"argmata elliptico- vel ovato-oblonga ellipticave acuta vel acumina-

; onacca glabra, subtus costulis subvenosa, supra ad petiolum calloso-

B uosa, 5J — 3 poll. longa; umbellae longissime pedunculatac,

y«s laciniae Hneares; corollae miniatae intus sericeo-velutinae lu-

s nr,n,ac Wangulari-ovatae acutae, coronae stamineae phylla

ASCLE1MADEAE. 522

IIOYA.

cxtrorse obtusiuscula supra convexa. Blume Bijdr.p. 1003. Ilumplüa
IV. p. 32, tab. 187. Mus. I c. p. 44. IIoo/c Bol. Mag. tab. 4518.
Flore des Serr. VI. /aft. 578. Faxt. et LindL FL Gard. Lp. 77,
fi'j. 55. Decaisn. I. c. p. 638.

Java, ra de wouden der bergstreken, op den Salak, enz. (blume,
labillardière).

19. Hoya fraterna bl. Volubilis radicans glabra, folia coriacea, e
basi rotundata ovato-oblonga acuminata, supra petiolum calloso-glau-
dulosa, subtus utrinque4 — 5 costulis patule erectis extrorsutn veuosis
pertensa, 4j- — 5 i poll. longa; umbellae longiter pedunculatac multi-
llorae, corollae flavescenti-fuscae (rubcllo-carneae) intus sericeo-velu-
tinae laciniae triangulari-ovatae acutae, coronae stamineae phylla
supra convexa, angulo exteriore obtuso recto. Iloya fraterna ltlume
Mus. bot. I. p. 44. Bumphia IV. p. 81. — Hoo/c. Bot. Mag lab.
4684. Van Houtle FL des Serres VIII. tab. 815. Habitus Hoyae
lauiïfoliae. — Java.

20. Hoya Vitellina bl. Volubilis, folia e basi rotundata vel ob-
tusu ovalia obovalia vel oblonga, acuta vel apice rotundata, crassc
carnosa, glabra, in sicco venis patulis adscendentibus notata, semi-
pedalia, pedunculi petiolum aequautes, receptaculum elongatuin multi-
llorum ; corollae vitellinae laciniae ovato-oblongae acuminatae revo-
lutae, coronae stamineae phylla extrorsum acuta, supra planiuscula.
Blume Mus. bol. I. p. 45.

Java, in de bergstreken (van hasselt, blume).

21. Hoya polystachya bl. Volubilis, folia e basi rotundata vul
subcordata lato-ovata vel oblongata acuminata, crasso-carnosa, 3—
5-nervia, glabra, 3 — 5-pollicaria, receptacula e pedunculo axillan
brevi gemina terna vel plura cylindraceo-elongata pedicellata multi-
flora; flores supra receptaculum fasciculati, parvuli: corollae glabrae
laciniae ovatae acutae erectae; coronae stamineae phylla extrorsum
acutiuscula, supra planiuscula. Blume Mus. bot. I. p. 45, fy. IX.

Java, in Patjitan en elders (iiorsf., van hasselt, bl.). Sunia-
tra. — Kapal sund.

22. Hoya Teysmanniana hiq. Valida, folia c basi obtuso-rotun-

fcSCLEPIADEAE. 523 HOYA.

data subobverse lanceolato-oblonga (sursum parum latiora) ex apice
rotundato- vel truucato vel levi-emarginato costa subproducta sub-
uiucrouata, crasse coriacea, aveuia, 5 — 3 poll. louga, receptacula
solitaria? pedunculata, 1 — 1^ poll. longa, crasse cylindrica obtusa
bractcis deciduis eieatrisata, peduuculo vulgo paullo longiora, pedi-
ccllis gracilibus subbreviora, sepala liueari-lanceolata dorso liirtella,
llorcs albi carnosi crassi, glabri, expausi ultrosemipollicaris diamc-
tri, corollae laciuiae triangulari-acutae nunc incurvae, coronae sta-
niineae phylla inflata.
Sumatra, bij Soeugi Pagoe (teysm.). — Setabali rimbo mal.

20. Hoya clandestina bl. Volubilis, folia e basi rotundata, usque
Mota ovato- vel elliptico-oblonga passim lanceolato-oblouga acumi-
iiala, carnosa glabra, trinervia,5-fere 8 poll. longa; umbellae longius-
cule peduneulatae multiilorae; corollae iutus sericeae laciuiae ovatae
acutae revolutae; coronae stamineae phylla extrorsum obtusiuscula
np» couvexa. Blume Rumphia l. c. Mus. bot. l.c.p.4,5. PoliisH.
Bacrophyllae similis, corona staminee facile distinguenda.

Java, in de bergstreken. Aroi Ki lampahan sund.

§ 8. 8PERL1H01A VAiiL. Act. ïlafn. VI. p. 113. Acanlhostemma(BL
Rumphia IV. p. 29, genus). Flores parvi, corollae laciniis revolutis;
coronae stamineae phylla basi sagiltata. — Triacma, van Hasselt herb.
Urollae fuscescentes vel dilutepurpureae. Plures Discliidiarum habitu.

- 1 Hoya Rumphü bl, Scaudens, radicans, folia e basiacutiuscula
fa angustatu oblongo- vel rhombeo-lanceolataacurninata, glabra, sub-
M palhdiora, 2—4 poll. longa, coriacea, pedunculi tripollicares apice
racemoso-iuultiiiori, corollae intus subsericeae. Hoya Rumphü Blume
*ydr. p. 1065. Decaisn. I. c. p. 637. — Acanlhostemma Rumphü
«■ Rumphia IV. p. 29. Mus. bol. I. c. p. 58. — Nummularia lac-
lc " major Rumph. Uerb. Amb. V. p. 470, tab. 175, /tg. 1, leste
«. Blume l. c. — ffoya opposita G. Don Dichl. Pl.lY. p. 128. —
SperUngia oppoHla Vahl Act. Soc. Ilafn. VI. p. 114. Dischidiae
■gittatae habitum fere induit.
1 Unda -Archipel, Molukkcn, op boomstammen.

Hoya longifolia mio. Glabra, praccedenti tenuior, folia e basi
ne ata ima obtusa oblongo-lanccolata, acuminatissima, camosa

ASCLEl'IADEAE. 524

HO VA.

glabra, 4 — 2 poll. longa, pedunculi subgemiuati multiliori, corolla
glabra. Acanlhostemma longifolium Bl. RumphialV p. 28, Mus. bot.
I. c. Hoya Rumphii v. longi folia ej. Bijdr.p. 1065. Decaisnel.c. —
Var. /?. Kuhlii Miq. Folia e basi angustata lanceolata vel suboblongo-
lanceolata acuminatissima, 4 — 6 poll. longa, racemi longissime pe-
dunculati; corolla intus subpubera. Acanlhostemma Kuhlii Blumc
RumphialY, p. 28, Mus. bot. I. c. — Triacma,nov.gen. van Hasselt
herb. — Ab H. Rumphii foliis tenuioribus et corolla glabra vel
subglabra diflert.

Java, in de bergstreken bijv. op den Megamendong, op boom-
stammen. — /?. Java, op den Gedé (van iiasselt).

26. Hoya HaSSeltÜ miq. Rami tenues glabri, radicellis plerisque
papillosis; folia distantia brevi-petiolata, e basi subcordata ovata acuta
vel acuminata glabra, subrepauda, subtus albido-punctata, 2^ — 2
poll. longa, racemi longiter pedunculati, breves, multiliori, corolla

Acanlhostemma Hassellii Blume Rumphia IV, p. 28 Mus. I. c.

Java, in Bantam (van hasselt).

27. Hoya pubera bl. Ramuli graciles radicantes cumpetiolispu-
beri, mox glabrati et papillosi, folia breviter petiolata, elliptica vel
elliptico-oblonga utrinque acuta, puberuia, subtus convexiuscula et
albido-viridula, adulta utrinque papilloso-punctata, 1 — ipoll. louga,
pedunculi longiusculi apice umbellatim multiliori; corolla intus
spongioso-pubera. Hoya pubera Blume Bijdr. p. 1065. Decatsn. j»
DC. Prodr. I. c. p. 639. — Acanlhostemma puberum Bl.Mus.bot.
1. p. 58. — Dischidiae punctatae indumento et habitunonabsimflis.

Java en Noesa Kam ban gan, in de kuststreken (bl.).

28. Hoya rUSCifolia decmsn. in BC. Prodr. I. c. p. 639. Suffru-
ticosa, ramosa, ramis foliosis, folia subsessilia ovata acutissimo-mucrc
nala nvenia glaberrima, peduncuü brevissimi ad receptaculum ovoiueu
redacti, folliculi ovato-acuminati glaberrimi. — Luzon. iu het Igor-
rotes-gebergte (callery).

29. Hoya picta miö. Folia breviter petiolata, late ovata macroiiato-

acuta, utrinque purpureo-picta et glandulosa, siccasubtrinervula,su
tus convexa, 4 — 5 lin. longa; pedunculi lf-pollicares apice incras-
sato multiflori; corolla intus spongioso-velutina. Acanthostemnt*

UCWP1ADEAE. 525 HOYA.

fH clum Blume liumphia IV. p. 29, Mus.bot.l.c.p.W. fig. X. Habi-
tus fere Discliidiae truncatae.
Java, in de wouden der bergstrcken.

30. Hoya SUbquatema miq. Glabra,foliadistinctepetiolata,oppo-
nia passim subnnaterno-approximata, rhombeo-ovata attenuato-acu-
iiiinata, carnosa avenia, petiolo subpeltatim inserta, 7 —4 lin. longn,
pedunculi axillares solitarii rigidi patentes bipollicares, apice brevi-
bifidulo bracteato Üoriferi, ilorcs pedicellati ....

Java, in Patjitan en Blambangau (iiorsf.).

51. Hoya pruinosa MiQ.Rami graeiles radicantes, folia subsessilia,
subrotunda vel elliptica obtusa, supra convexa glanduloso-jjunctata,
siihtus plana et glauco-pruinosa, semipollice breviora, umbellae bre-
vier pedunculatae pauciflorae. Acanlhoslemma pntinosum Blume
Humphia l. c. p. 30, Mus. bot. p. 58. — Dischidia pruinosa Zip-
l'cl. Iini). Habitus oranino Dischidiac nummulariae vel affinium.

Nieuw-Guinea (zippklius).

^ § 4. OTO¥rF.mi\(BL. genusin Mus. bot.I. p. 59. RumphialY p.BO). —
I'loresparvi albidi; corolla revoluta; coronae stamineae phylla navi-
cularia, baai processu bidentulo retrorsum spectante. Antherae apicc
acutae.

32. Hoya lacunosa bl. Folia ovata velsaepe ovato-elliptica acuta
vel subacuminata, carnosa glabra, subavenia (siecata lacunosa!),

— 1 j poll. longa, umbellae longiuscule pedunculatae, sepala elliptica
«leiiticulata, flores parvuli corollu utriuque pubera, albida, fragrantc.
Bof/a lacunosa Blume Bijdv. p.1063. Decaisn. /.c.p.638. Hassk.
CaL bog.p. 126. Flora bot. Zeit. 1845, p. 280. Hand Ilook. bot. Mag.
tnb. 4826.— Oiostemma lacunosum BL Mus. bot.I.p.MJig.Xl.
Humphia IV. p. 29, lab. 184, fig. 2 (nomine Iloyae). — Hoya sua-
teolens Miq, in Ilorl. Amst. — Flores Jasmini odoris.

^unda-Archipel, Java, Sumatra enz. in de wouden op de
boomstammen. Kern bang rintjit mal. of Kembang ringit rin-
git sand.

mht' Cat " ET09 . t emma (bl. genus, l. c, üumphia l. c. IV. p. 30). Flores
Dbvll rC8 . V0 " v ^ r 'duli, coroilae laciniae reflexae; coronae stamineae
a scutlf ormia convexa basi bifidula; stigma umbonatum.

Hoya densifolia Türcz. llamuli jumores puberi, folia brevis-

ASÜLEPIADEAE. 526 ^

sime petiolata dcnsa saepe imbricata, e basi rotundatu cordato-emar-
ginatè elliptico-ovnta acutiuscula vel brevissime acuta, carnosulo-
subcoriacea nitidula, adulta glabra, uascentia praesertim secus mar-
gines parce pilifera, obsolete (in sicco) venulosa, 1 1- — 1| po l]. Ion-
ga, pedunculi vulgo pollice breviores, receptaculo brcvi ellipsoideo,
bracteis hirtellis, pedicelli hirtelli pollicares, sepala anguste elliptica
dorso patulc subhirtella, corollae (fuscae?) reflexae laciniae triangu-
lari-ncutae,introrsepapillosae, coronae stamineae phvlla dorso conico-
obtuso-producta, basi denticulis 2 obtusiusculis. Hot/a densifoHt
Turcz. in Buil. Mosc. XXII. 2. p, 261.
Java (iioitSF. zoll., n. 2620).

34. Hoya laurifolia digaisn. Fruticosa volubilis, folia obi
oblonga vel oblongo-lanceolata acuta vel brcvi-acuminata, l;-t
poll. longa, coriacea patule pauci-venosa glabra, supra petiolum glan-
tlulifera, umbellae brevissime pedunculatae axillares et interpetiolt-
res, 11. longissimc pedicellati. lloya laurifolia Decaisn. in Au». 4.
Sc. nat. 1838, p. 272. BC. Prodr.YUl. p. 639.— CathelostemM
laurifolium IJL 3Ius. bol.l. p. 5 9,/ty. XII ï. Rumphia [V./>.30.—
Huic affines species, e Japonifi in viridaria noslra introductae, //.
picla et II. variegala Siebold, a cl. blüme varietates habentar.

Tiinor (spaxogiie). In Java uit China ingevoerd, volgons ni.i mk.
Aroi Ki kandel sabraug mal. op Java.

§ 6. Plocostemma {vu genus, Mus. bol. l.c. 59. RumphmW' p.M
Corolla majuscula, ad faueem et in laciniarum basi intus hirsuto-tomet*
tella; coronae stamineae phylla erecfa subtus complieata; stigma api-
culatum. — Folia saepins tenuius carnosnla, siccaque membraw

35. Hoya lasiantha korth. Petioli 1{ -pollicares, folia e basi ro-
tundatii vel obtusa ovato- vel elliptica oblonga vel ovalia bi
acuminata, supranitida, subtus pallida, 5 poll. longa, obsolete v
umbellae longissime (2£ poll.) pedunculatae terminale?, pedicelli l\'
pollicares, corolla reflexa intus ad basin laciniarum densehirto-tomen-
tosa. Hoya lasiantha Korthals Ilcrh. — Plocostemma lasianth*
BI Mus. bot. I. p. CO, fig. XIV. Rumphia IV. p. 30.

Borneo, in de wonden op den Pamatton (korthals).

36. Hoya Praetorii hiq. Petioli tenuinscnli pollice sublm ^

ASCLE1MADEAE.

527 CEROPEGIA.

folia oblon^a vel ovato-oblonga vel sublanceolata acuminata, costulis
utrinque circiter 5 patule adscendentibus subtus prominentibus, sn-
pra subsulcatis, 6 — 3 poll. longa; umbellae peduuculatae terrainales
et interpetiolares, pedicelli bipollicares; corolla patens intus ad basin
hirsutula, laciniis mucronato-acutis. Plocoslemma pallidum Blume
Mus. bot. I. c. Foliis angustioribus et eorollae tomento interno tenuiore
a praeced. diflert.
Nuinatra, in de wouden (praetorius).

.'57. Hoya imperialis lindl. Caulis volubiles, petioli cum costfi
lomentosi, folia c basi rotundata vel leviter cordatu, anguste oblonga
apiculo recuivo tenninata, coriacea, avenia, glabra, ciliata, pedunculi
tomentou penduli folio breviores, umbellae multiflorae, sepala ovata
Owusa tomen tosa, eorollae maximac laciniae triangulares stellatim
patulae ciliatae, intus laeves, fauce tomentosa, coronae stamineae
phvlla compree&a sursum acuta subdentata, postice ovata obtusa.
Lindl. Hol. lieg. 1840 adn. ad lab. G8. Ilook. bol. Mag. Iab.é397.
Van llouiic Fl. d. Scrr. IV. lab. 393, 394. Morr. Am. de Gand
IV. p. 418, lab. 220. Lindl. Journ. Hortte. Soc.Y.p. 84 cum icone.

Borneo.

Species dubiae:

38. Hoya Finlaysoni wjght Conir. p. 38. Dccwsn. I. c. P . G38.

olubilis glabra, ramis teretibus, folia oblongo-lanccolata obtuse acu-
jmnata, supra (in sicco) reticulata, subtus subavenia, 5—7 poll. longa,
wmter petiolata. — Poel o e Pinang? (wall.).

39. Hoya nicobarica s. bkown mu. in llcrb. Banks, Wight Conir,
/'- 56. Decaisn. l. c. p. 640. Folia ovato-lanceolata, umbellae globosae
multillorae. — Ni co baren.

XI VI. CEROPEGIA linm. Calyx 5-partitus. Corollae sub-

nlundibuliformis tubus basi magis minusve ventricosus, limbi

acnuae compressae ligulatae erectae, saepius arcuatae et apice cohac-

»audrarociliolatac,aestivatione valvatu. Corona staminca

«luplici serie campanulatavelrotata,5— 10— 15-lobata, laciniis state

eras , '" s sac pc longioribus, ligulatis, apice utplurimum npproxi-

ïonniventibus. Antherae apice simpliccs, absquemembrana.

mia crccla rotundata, nmrgine interiore pellucida. Stigma

ASCLEPIADEAE. 528

° 0EROPE6IA;

muticum. Folliculi cylindracei, laeves, pergamacei. Semina co-
mosa. — Herbae perennes vel suflruticuli, in India or. et AfricA
australiore et tropica crescentes, in India aquosfc minus copiosae, c
radice bulbosa erectae aphyllae vel saepius volubilesfoliosac,noribus
paucis aggregatis vel subcorymbosis, viridulis purpureo- vel violareo-
variegatis, rarius concoloribus lutescentibus.

1. Ceropegia Horsfieldiana miq. Volubilis, folia e basi inaequali
leviter cordata ovato-oblonga acute attenuato-acuminata, (in sicco)
inembranacea, tenuissime ciliolata, caetemm glabra, 4— 3 poll. longa,
pedunculi folio breviores usque 8-flori, calycis parvi laciniae angustc
lineares tubi basi parutn inflata intus pilosa vix longiores, coronac
stamineac intus hirtellae phylla subaequalia, parum ciliata, exteriora
subulata, interiora spathulato-obtusa, corollae (purpurascentis?) laci-
niae glabrae primum apice cohaerentes dein solutae, lanceolatae, tubo
parum breviores, tubus deorsum intus denschirtus. Ceropegia curvi-
flora Hassk. in Flora bot Zeil, 1847 /. c. Cer.IIorsfichlinnaMuj.
in Her b. Hors f. {nomen servavi quum corolla curvula plerisquc spr-
eiebus competat).

Java, in Soerakarta (horsf). Bali (zou..). — Trascn sund.

2. Ceropegia Cumingiana dkcaisn. in bc Prodr. vin. p. 6«.

llook. Bot. Mag. tab 4349. \an lloutlc Fl. des Serres IV. lab.'ólö.
Volubilis glabra. folia e basi subeordata ovalia longe acute acuminaia
tenuia, pedunculi folium dimïdium aequantes pluriflori, calycis laciniae
acutae, corollae tubus clavatus, lirabi laciniae oblongae glabrae apicc
cohaerentes. corona staminea ampla, foliolis extcrioribus acmnin
approximatis glabris, interioribus sulmlatis exteriora vix duplo su
rantibus. — Philippij nsc he eil.? (ccjming, ii. 447).

3. Ceropegia bulbOSa hoxb. Corom. I. p. Il, tab. 7. Volubilis, e
radice bulbosa, glabra carnosula, folia infirna suborbicularia, suprema
ovata apiculata, subavenia glaberrima, in petiolum attenuata, pedunculi
folio breviores pluriflori, calycis laciniae corollae parte ventricosa multo
breviores, corollae tubus subclavatus, limbi laciniae tubo oreviores
ciliatae intus violaceae, coronae stamineae pbylla ext. acuminata glaber-
rima, interioribus ligulatis incurvis albidis multo longiora. D»

L c. — Rnxb. FL Ind. II. p. 2S. Wight in llook. Bot. Misc. U. P-
99. Snppl. lab. 2. — I n Voor-Indië algemeen verspreid,
patan. Pondichery enz.

4. Ceropegia tuberosa uoxb. CoromXp. 12. tab. 9. Volubilis carnosubi

ASCLEPIADEAE.

529 CARALLUMA.

©labra, folia inferiora suborbicularia, superiora ovata vel ovato-oblonga
brevi-acuminata, pedunculi interdura gemini pauci- vel multiflori folia
aequantes vel superantes, calycis laciniae breves, corolla basi ventri-
cosa, limbi laciniae tubo dirnidio breviores, ligulatae villosae, apice co-
kaerentes, gynostegium stipitatum, coronae stamineae phylla ext. per
paria approximata longitrorsum adnata breviter acuminata subeiliata,
interiora ligulata apice incrassata, folliculi graciles. Becaisn. L c. p.
644. Wight Icon. TL tab. 353. — C. mucronata Roth. Nov. Spec.
p. 179. — Voor-Indië, kust van Coromandel.

XLVII. CARALLUMA R. brown. Calyx brevis 5-partitu3. Co-
rollae rotatae alte 5-fidae laciniae acutae, ad basin contractae, saepius
introrsum pilosae. Gynostegium subexsertum. Corona staminea
simplici serie, phyllis cum antheris alternantibus membranaceisincum-
bentibus, 2 — 3-fidis, laciniis lateralibus subulatis. Antherae apice
«impiices erectae. Pollinia rotundata erecta, apice quasi operculata.
Stigma muticum. Folliculi laeves graciles. Semina comosa. —
Herbae in India or. et Arabia detectae, carnosae aphyllae, caulibus
tetragonis, angulis dentatis, floribus versus raraorum apicem binis, ternis
vel solitariis, e dentium axiHis pendulis violaceis vel atrosanguineis.

i. Caralluma adscendens r. br. m Trans. Wem. Soc. I. p. 14.

Dccaisn. I. c. p. 647. Stapelia Roxb. Corom. I. tab. 30. Flores sae-
pius nutantes brevi-pedicellati. calycis laciniae breves subulatae, corol-
lae laciniae acuminatae glabrae. — Op dorre plaatsen in Voor-Indië.

2. Caralluma fimbriata wall. PI. As. rar. I. p. 7, tab. 8. Decaisn.
«. e. Flores nutantes vel adscendentes brevi-pedicellati, calycis laciniae
breves subulatae, corollae laciniae lineari-oblongae cuspidatae fimbria-
tae. — Voor-Indië. — Achter -Indië, in Ava. Waarschijnlijk
op den Archipel.

XLVIII. BOUCEROSIA wight et arn. Calyx 5-partitus carno-
»us. Corollae subcampanulatae 5-fidae aestivatione valvatae, laciniae
lato-triangulares, intus verrucosae, glabrae vel pilosae. Corona s ta-
rn» n ca monopbylla, duplici serie gynostegium tegens vel paullo supe-
rs, pbyllis interioribus antheris incumbentibus, indivisis, truncatis vel
iguiatïs acutis, lateralibus subulatis cornutis divaricaüs. Antherae
s P'ce simplices. Pollinia erecta, supra basin affixa, quasi opercu-
ata. Stigma muticum. Folliculi apice attenuati. Semina co-
nosa. — Habitus praecedentis. Species pleraeque Senegambicae.

1. Boucerosia ümbellata wight et arn. Contr.p. 34. Becaisn. I. c.p.

• i tetra £ or| i angulis prominentibus, umbellae terminales multiflo-

ae, fl. lon^e pedicellati, corollae laciniae transverse rugoso-sulcatae gla-

r rae * joU'culi teretes graciles. Wight lil. tab. 495.— Stapelia Roxb. Co-

nd tab ' 241- ~~ Carallumn Haworth Succul. p. 47. — Voor-

,c ' °P drooge plaatsen. — Waarschijnlijk ook op den Archipel.

34
n» N«d. Indië il

JASMINEAE. 580

JASMINUM.

Ordo CL1T1. JASMINEAE r. browx.

Arbusculae vel saepius frutices subvolubiles, foliis plerumque op-
positis, haud raro compositis, exstipulatis; inflorescentia definita.
Flor es hermaphroditi. Calyx liber 4 — 8-fidus vel-dentatus persi-
stens. Corollae hypocraterimorphae tubus teres, limbi 4 — 11-fidi
laciniae lateraliter ineumbentes, aestivatione imbricatae et tortae.
Stamina 2, corollae tubo inserta et inclusa, filamentis brevissi-
mis vel subnullis,antheris basifixis bilocularibus,longitudinaliterde-
hiscentibus. O varium liberum, absque disco cingente, ovoideum apice
bilobum vel subdidyrnum, bi- rarissime triloculare, ovula inloculis
1 — 2, rarius 2 — 4 collateraliter ex ima septi parte adscendeutia,
anatropa. Stylus terminalis brevissimus, stigmate indiviso vel bi-
lobo. Bacca di- aut abortu monosperma vel capsula obcortlata
septicido-bipartibilis, interdum transverse reclusa. Semina in locu-
lis solitaria vel rarissime geraina, e basi erecta, subcompressa, test:*
coriacea vel reticulato-cribrosa arillaeformi, endopleura plerumque
tumidula, albuinine primitus copioso, sub maturitate fere ad lami-
nam reducto, embryi recti cotyledones plano -couvexae carnosae,
r adieu la brevis. — Ordo regionibus tropicis et subtropicis orbis
veteris praesertim proprius, in America, rarissimus.

Eigenschappen. Vlugtige welriekende oliën geven aan de bloe-
men van onderscheidene soorten eenen zeer aangenamen geur. In de
bladen en wortels van sommigen komen bittere bestanddeelen voor.
De bloemkroon van Nyctanthes bevat eene geele kleurstof.

Geslachten. — Vrucht: eene bes: I. Jasminum, openspringende
zaaddoos: II. Nyctanthes.

I. JASMINUM tournef. Calyx tubulosus 4— 8-dentatus fd
partitus, rarissime truncatus. Corolla 4-11, sopius 5-7-mera. Ova-
rii loculi 1 — 2-perraro ö-ovulati. Stylus brevis, stigmate bilobo
vel bifido. Bacca didyma, di- vel abortu monosperma. — 1'rutices
gerontogaei tropici vel extratropici, foliis oppositis, raro verticillatis
vel alternis, compositis vel unifoliolatis, fl. albidis, subrubelhs fCi
ilavidis, omnium fere suaveolentibus. — Species sequentes plures
ultro examinandae, cum indo-continentalibus diligenter comparan-
dae ; — vix omnes in posterum serventur.

USMIXEAE. 53 L JASMINUM.

§ 1. Folia opposita, irapari-pinnata.

1. Jasminum graildiflorum linn. Subscandens, glabriusculum, fo-
lia pinnata, foliola 2 — 4-juga cum impari, sessilia vel infima brevis-
sime petic-lulata, ovata vel ellipticaobtusiuscula, mucronata, suprema
saepe confiuentia, terminale lanceolatum acuminatum, calycis laciniae
5 corollae tubo duplo vel triplo breviores, hujus laciniae (albae) 5 — 6
ellipticae obtusae fere mucronatae, tubum aequantes. Jasminum
prandiflorum Linn.Spec. p. 9. Boxb. Fl. Ind.I.p. 100. DC. Prodr.
VIII. /?. 313. Wight Icon. IV. tab. 1257. BI. Mus. bot. Lp. «81.
PHsjigam-Mullo Iiheed. Hort. Mal. TV. tab. 52.

Geheel In cl ië. Sunda-Archipel. Japan.

5 2. Folia opposita, trtfoliolata.

2. Jasminum parviflorum dbCAIS»; Scandens, ramuli cum petiolis
furfuraceo-puberuli, folia opposita, 3-folioIata, foliolis longiter petio-
lalatis ovatis acumiiiatis raro obtusis, coriaceis, subtus axillis costu-
larum iiifiaiarum barbatis, terminali majore 3— éf-polïiéari, thyrsuli
axillares et terminalcs, multiflori, cum calycibus truncatis obsolete
denticulatis puberali, corollae laciniae 4—5 lanceolatae tubo semi-
pollicari duplo breviores. Jasminum parviflorum Decaisn.in Nouv.
Ann.Mus. III. p. 405. Spanoghe in Linnaed XV. p. 326. DC. Prodr.
^ ÜLp. 310. BI. Mus. bot. I. p. 280. J . paniculalum ? var. foliis lan-
reolalis Spanoghe hcrb. — J. didymo forst, valde affine, attamen
bKolis subtus non aequaliter pubescentibus, longius acuminatis, co-
rollae lacinüs non obtusis differt.

Java, en waarschijnlijk de overige Sunda-eilanden. — Timor.

3. Jasminum rupestre bl. Scandens, ramuli cum petiolis subpu-
erul1 ' folia Wfoliolata, foliolis breviter petiolulatis e basi rotundata
anceolatis acuminatissimis vel obtuso-apiculatis mucronatis, coria-

Jös, glabris, subtrinerviis, thyrsi terminales et axillares laxi multi-

1 cum calycibus acute denticulatis puberuli, corollae laciniae 4— 7

atae acutae, tubo semipollicari duplo vel triplo breviores. Jasmi-

Tj! "*"** W- Mm. bot. I. p. 3S0. — Var. contrada ej. fo-

,s obtusiusculfs, lateralibus e. basi subcordatd ovato-lanceolatis,

"»'• cowctatft.

34*

IASMINEAE. 532

* aiö JASMINUM.

4.. Jasminum auriculatum va hl Symb. in. p. 1. DC.l.c.p.m.

Pubescens vel subhirsutum, rami teretes, folia breviter petiolata op-
posita, ramorum uni-, caulina tri-foliolata, foliolis ovatis mucro-
natis, terminali majore, lateralibus minimis, corvinbi terininales 7—
9-flori, calyx obtusiuscule 5-dentatus, corollae (parvulae, albae,odo-
rataej tubus teres, laciniae 5 — 7 lineari-oblongae, Ker Hol. Bet).
tab. 264 Roxb. Ft. Ind. I. p. 98. Wighl Icon. II. lab. 700. —
Jasm. Irifolialum Pers. Ench. I. p. 7. — Mogorium Lam. Dicl.
IV. p. 211..

Algemeen in In die verspreid, op Mauritius ingevoerd.

§ 3. Folia unifoliolata, opposiia, raro alterna.

* Calycis laciniae magisve minusve elongatae subulatae.

5. Jasminum trinerve VABL. Glaberrimum, ramulis subtctrago-
nis, folia lanceolata vel ovato-lanceolata longe acuminata trinervia,
usque tripollicaria, pedunculi axillares et terininales subunifiori me-
dio bibracteolati petiolum vix superautes, calycis laciniae 5 — 6 subu-
latae corollaeque laciniae 5 lanceolatae tubo fere dimidio breviores.
Jasminum trinerve Vahl Symb. UT. p. 2. BC. Prodr. "VI U. }>■
304 parlim. Bi Mus. bot. I. p. 27 J. — J. acuminalum Pers.
Ench. I. p. 7. — Mogorium acuminalum Lam. Dict. IV. p. 213.

Java. — Voor-Indië.

6. Jasminum Lessertianum alph. dc. Prodr. vnr. p. sü4. Bami

virgati, ramuli subtetragoni, petioli pedicellique pulverulento-pubcruli.
folia e ba9Ï obtusa oblonga longe acuminata rnembranacea glabra, tr
pollicaria, flores axillares et terminales solitarii vel terni, pedicelli tubo
calycis breviores, calycis laciniae lineari-subulatae pilosiusculae, tubo *i
longiores, corollae tubus 9 lin. longus, calyce quadruplo longmr, laci-
niae oblongae acutae tubo triplo breviores. — Aftine J. trinervi, io-
liis penninerviis distinctum. — Singapore.

7. Jasminum anastomosans wall. Cat. n. 2863 nc. Lep. *•*■

Glaberrimum, rami teretes scandentes, petioli subtortiles medio articu
lati. folia opposita distantia elliptica acuminata trinervia transver*
venosa, pedunculi axillares patuli 1 — 3-flori folio triplo breviores, ca-
lycis laciniae 6—7 subulatae corollae tubo dimidio breviores, corollae
albae laciniae 7—8 lineares acutae pollicares, lineam latae, «XJ j u
breviores. — Achter-Indië, bij Chappedong en aan den baiucn

(WALLICJI).

8. Jasminum heteropleurum bl. Scandens, ramuli teretes junio-

JASMINEAE. ÖÖ.-5 JASMINUM.

res pedunculi calycesque puberuli. folia ovata vel ovato-lanceolataj
longissime acurninata, coriacea, supra glabra, subtus lepidoto-punc-
tata, 2- fere 4 poll. longa, umbellae termiuales pedunculatae solita-
riae vel ternae, $ — 9-tiorae, calycis laciniae 6 — 7 subulatae pubes-
centes, tubo corollae 4 — 5>plo breviores, corollae laciniae 6 — 7 lau-
ceolatae apiculatae tubo fere duplo breviores. Jasminum heteroplcu-
rum UI. Mus. I. c.p. 272.
Suuda-Archipel. — Java?

9. Jasminum amoenum bl. Ramuli cuin petiolis pedunculisque
dense hirsuti, petioli longiusculi non articulati, folia e basi obtusa
vel cmarginata oblonga vel oblougo-lanceolata longe acuminata, ma-
jora usque 8-pollicaria, membranacea vel chartacea, supra glabrius-
cula, subtus praesertim in costa pubescentia et in axilliscostularum
barbata, cvmae pedunculatae axiflares et termiuales trifidae vel tri-
chotomae, calycis laciniae 5 subulatae hirsutae et corollae laciniae
5—7 oblongo-lanceolatae tubo corollae fere triplo breviores. Jasmi-
num amoenum Bl. Mus. I. c. p.270. — Ludit corollae laciniis nunc
acuminatis nunc obtusioribus, cymis pauci- vel plurifloris, foliorum
aciunine obtuso emarginato.

Celebes (forst.), Borueo, op den Sakoembang enz. (kortii.).

10. Jasminum Waitzianum bl. Scandens, ramuli petiolique to-
mentelli, petioli fere |-pollicares medio articulati, folia ovato-ellip-
tica obtusiuscule acuminata membranacea, supra glabra, subtus prae-
sertim in costa costulisque puberuia et in axillis barbata, 4* — 7\
poll. longa, cymae termiuales pedunculatae densiftorae, calycis laci-
niae subulatae hirtulae tubo suo duplo lougiores. Jasminum Wail*
zinmim Bl. I. c. p. 271.

Sumatra (.tu.nghuhn).

11. Jasminum quinquenervtum bl. Scandens, ramulis petiolisque
puberulis, petioli breves medio articulati, folia rotundato -ovata vel
( 'Hiptica acutiuscula vel obtusa, mucronata, usque 1| poll. longa, sub-
°-"crvia subcoriacea glabriuscula, subtus in costa costulisque pube
rara evanesceute, eymae corymbosae terminales, calycis laciniae 6 — 7
'"'Mii-subulatae, corollae tubo fere pollicari duplo breviores, hujus

JASMINEAB. 534

laciniae 7—8 ellipticae vel oblongae obtusae mucronulatae, tubo fere
duplo breviores. Jasminum quinquenervium BLMus.boLl.p.271.
Java, in de bergstreken (bl.). — Pontjo soedo jav.

12. Jasminum mixtinervium bl. Scandens, rainuli naseentes pe-
tioli calycesque tomentelli, petioli breves medio articulati, folia ovata
vel oblongo-ovata, acuta vel obtusa, membranacea, margine et subtus
m costa pubera, 2 poll. parum excedentia vel minora, floralia parvula
rotundato-ovata vel elliptica mucronata, flores terminales subumbel-
lati breviter pedicellati, calycis laciniae 6 — 8 subulatae corollae tubo
pollicari triplo breviores, corollae laciniae 8—9 lanceolatae acumi-
natae tubo duplo breviores. Jasminum mixtinervium lil. I c.

Java, bij Djati Kalangan (jungh.).

13. Jasminum SUbelongatum bl. Scandens, rainuli juniorescom

petiolis calycibusque tomentelli, petioli breviusculi infra medium ar-
ticulati, folia e basi rotundata vel emargiuata ovata vel oblongo-ovata
acuta vel acuminata, membranacea, costulata, supra puberuia, subtus
subtomentosa, usque tripollicaria, umbellae terminales simplio
trifidae, calycis laciniae 6 — 8 subulatae erectae, corollae tubo ultra-
pollicari (usque 10 lin.) triplo breviores, corollae laciniae 7—11
lauceolatae acuminatae tubo duplo breviores. Jasminum subelonga-
tum Bl. I. c. p. 274. — J. elongatum (haud willd) cj. Bijdi'. }>.
678. BC. Prodr. I. c. p. 303. Spanoghe l. c. p. 3-36. — J. pubes-
centi et J. undulato willd. moneute cl. auctore perquam affine.

Java en andere Sun da-eilanden, in de wouden der bergstre-
ken (blüme). Timor? (spanoghe). — Aroi Kamandan s\mi,
op Java.

14. Jasminum Horsfieldii miq. Scandens? ramuli petioli (bi
infra medium articulati) cum foliis subtus hirtello-tomentelli, fol» e
basi rotundata vel (majora) subinaequali-acuta ovato- vel elliptlco-
oblonga attenuato-subacuminata mucronata, firmule chartacea, 1 { — : >
poll. longa, subtus inter pilos glandulosa,costulisque paucis tenuibu*

subaveniis adscendentibus pertensa, (in sicco ochraceo-fusca), supra
pubera, glabrescentia et punctata, cymae fasciculato-contractae p**»*
florae axillares et terminales brevi-pedunculataehirtellae, calycis hir-

MSM1NEAK. 535 JASMWUII.

tello-pubescentis laciniae vulgo 7 anguste subulatae, tubo campanu-
lato longiores, corolla.... Habitus J. elongati et praecedentis.
Bangka (horsfield).

15. Jasminum pubescens W1LLB. Bamuli liirsuti, folia opposita
brcviter petiolata, cordato-ovata, subtus cum petiolis tomentosa, supra
(kinum glabra, umbellae termiuales subsessiles, calycis laciniae 6 — 9
lilifonnes hirsutae, corollae albae suaveolentis tubus calyce paullo
longior, limbi laciniae ovales mucronatae. Jasminum pubescens
Willd. Spec. I. p. 37. DC. I. e. p. 302. — Nyctanlhes Reis. Obs.
V. //. !). — N. hirsula Linn. Spec. pi. p. 8 excl. syn. Rheed. — J.
hirsulum Willé. Spec. I. />. 36. Smilh Exot. Bot. II. p.ll*i tab.
118. Simt Dot, Mag. lab. 1931. Ker Bol. Reg. lab. 15. Wighl
Icon. II. lab. 702. — ./. multifïorum Andr. Bot. Reg. lab. 496
«oh Roth. — Nyct. multiflora Barm. Fl. Ind. p. 5, tab. 3, fig. I.
Mogorium pubescens Lam. Riet. IV. f. 213. — Anne lmc etiam
.). iicmulum R. rr. Prodr. p. 521 foliis basi non cordatis diversum?

Geheel Indië. China.

10. Jasminum fratemum mi o. Scandens, ramuli juniores cum
petiolis calycibusque tomentelli, petioli breviusculi medio articulati,
folia e basi rotundata vel emarginata ovata vel oblongo-ovata acuta
vel acuminata, coriacea, costulata, supra in costa marginibusque sub-
tus in nervis pubescentia, usque 2| poll. longa, floralia minora ovata
obtusa, flores terminales subumbellati, calycis laciniae 6 — 7 subula-
tae, corollae tubo fere semipollicari vix dimidio breviores, corollae
laciniae 8 ellipticae obtusae mucronulatae tubo paullo breviores. Jas-
nd*um affme BI. Mus. bot. I. p. 274-, non R. Wight. — J. pubes-
centi WIll». et J. subpubescenti rl. affine.

Nnnda-Archipel, Java en?,., in de wouden.

H. Jasmranm SUbpubescens bl. Scandens, ramuli juniores cum
petiolis calycibusque tomentelli, petioli longiusculi medio articulati ;
folia e basi rotundata vel emarginata ovata vel oblongo-ovata, acuta,
acuminata vel raro obtusiuscula, mucronata, subcoriacea, costulata,
supra in costa margineque evanesceuti-pubera, subtus in nervis hir-
tula, 2— -3-poll. longa, floralia minora ovata acuta, flores terminale*

JASMINEAE ' 5 36 JASM1NÜM .

fasciculati subsessiles, calycis laciniae 6—7 sübulatae, tubocorollae
pollicari multo breviores, corollae laciniae 6—8 ellipticae obtusae
utplurimum mucronulatae, tubo duplo breviores. Jasminum subpu-
bescens Bl. I. c. — A J. pubescenti willd. tubo corollae elonga-
tiore difFert.

Java, op den Patoea (blA

1 8. Jasminum pedale bl. Caulis humilis, ramuli subscandentes
petioli caljcesque tomentelli, petioli breves medio articulati, fdlia e
basi rotundata vel emarginata, ovata acuta vel acuminata, coriacea
costulata, supra puberuia glabrescentia, subtus molliter tomentosa,
majora l|-pollicaria, flores terininales fasciculati subsessiles, caljcis
laciniae 6 —7 sübulatae corollae tubo pollicari multo breviores, co-
rollae laciniae 8 elliptico-oblongae obtusae saepe mucronulatae, tubo
duplo breviores. Jasminum pedale Bl. l. c. Praecedenti affiue, f<v
liis subtus molliter tomentosis recedens.

Java, aan den voet van den Tjerimai.

19. Jasminum fulvum bl. Scandens, ramuli cum petiolis caly-
cibusque fulvo-tomentosi, petioli breviusculi medio articulati, folia
ovata vel ovata-oblonga, longe acuminata, coriacea, penninervia, supra
puberuia, subtus in nervis hirtella, usque 2^-poll.longa,floralia vulgo
obtusa, fasciculi terminales pauciflori, calycis laciniae 6— 7 lineari-
subulatae, corollae tubo ultrapollicari quadruplo breviores, corollae
laciniae 6 — 8 oblongo-lanceolatae acutae, tubo duplo breviores. Jas-
minum fulvum Bl. I. c. p. 275. — J. Lessertiano a. dc. affine.

Sumatra.

20. Jasminum pendUlumBL. Scandens, ramuli penduli cum petiol»
calycibusque tomentelli, petioli breviusculi infra medium articulati,
folia disticha, e basi rotundato-subcordata ovata, ovato-oblonga vel
lanceolata, acuta vel acuminata, undulata membranacea costulata,
supra in costa marginibusque puberuia, subtus in costa tomeutosa,
1 — 1£ poll. longa, umbellae axillares pauciflorae bracteis ovatis
subpubescentibus involucratae, calycis laciniae 6—7 sübulatae tubo
suo duplo longiores. Jasminum pendulum Bl. I. c.

Java, in de oostelijke bergstreken.

JASMWEAS. 537 .1ASMIMUM.

21. Jasminum nummularoides bl. Scandens, ramuli nascentes
cum petiolis calycibusque pulverulento-tomentelli, petioli medio
articulati, folia e basi rotundata, vel subcordata ovata vel elliptica
acuta mucronata, usque bïpollicaria, (lioralia parva subrotundata vel
subrotundo-cordata), subcoriacea costulata glabriuscula, in costa, prae-
sertim subtus tomentosa, flores in apice ramulorutu subumbellati bre-
viter pedicellati, calycis laciniae 6 — 7 subulatae, corollae tubo semi-
pollicari triplo breviores, corollae laciniae 6 — 7 lanceolatae apicu-
latae, tubo duplo breviores. Jasminum nummularoides Bl. I. c. —
J. bracteato roxb. et J. Eottleriano wall. (Wight Icon. IV. tab.
1248 et 1249) affine.

Molukken.

22. Jasminum distichum bl- Scandens, ramuli cum petiolis
calycibusque tomentosi, folia conferte disticha breviuscule petiolata
(petiolo medio articulato), e basi rotundata vel emarginata ovata
acuta vel obtusa, mucronulata, subcoriacea costulata, majora l|-pol-
licaria, (floralia minora acuta vel cordata), supra puberuia, subtus velu-
tina et ad costam tomentosa, flores pauci (3 — 5), in apice ramulorum
subumbellati breviter pedicellati, calycis laciniae 6 — 7 subulatae,
corollae tubo subpollicari duplo vel triplo breviores, corollae laciniae
8 — 11 lanceolatae acutae vel mucronulatae, tubo paullo breviores.
Jasminum distichum Bl. I. c. p. 275. A J. bifario corollis multo
roajoribus recedit. — Sumatra.

23. Jasminnm ligUStrinum bl. Scandens, ramuli cum petiolis
calycibusque tomentosi, folia conferte disticha breviuscule petiolata
(petiolo medio articulato), e basi subcordata ovato-oblonga acuta vel
acuminata mucronulata, subcoriacea costulata, praesertim margine pu-
bera, subtus in costa, tomentosa, 1 — 1| poll. longa, floralia minora,
umbellae simplices vel trifldae in apicibus ramulorum, flores breviter
pedicellati, calycis laciniae 6 — 7 subulatae tubo corollae pollicari
taplo quadruplove breviores, corollae laciniae 6 rarissime 7 semi-
polhcares apiculatae, tubo duplo breviores. Jasminum ligustrinum

• l-c. p. 276. — A praeced. umbellis vulgo multilloris, corollae
tubo longiore et limbi laciniis paucioribus differt.
Simda-Archipel, Java.

JASMLMAL. 588 JAS.MI.MM.

24. Jasminum VUlcanicum bl. Scandens,ramuli cum petiolis ca-
lycibusque tomentosi, petioli breviusculi medioarticulati,foliaebasi
rotundata ovato-lanceolata obtusiuscula mucronulata, coriacea costu-
lata, supra puberuia, subtus velutina, majora 1 f poll. longa, floralia
minora ovata, flores brevissime pedicellati in pedunculis brevibus
axillaribus et terminalibus subumbellati, calycis laciniae 6—7 subu-
latae recurvato-patentes eorollae tubo subpollicari multo breviores,
corollae laciniae semipollicares tubo breviores. Jasminum vulcani-
cum BL l. e. — A duobus anteced. differt: caljcis laciniis brevibus
et recurvis.

Sunda-Archipel, Java, Sumatra enz., in de wouden der
bergstreken.

25. Jasminum bifarium wall. Gat. «. 2866. BC. I. c. p. 305.
Rarni teretes, ramuli velutim, folia inferiora ramulorum lineari-lan-
ceolata parva, reliqua e basi obtusalato-lanceolata acuminata, glabra
in nervis subtus velutina, flores ad apices ramulorum et in axillis
supremis congesti subsessiles, albi? 3 lin. longi, calycis puberuli la-
ciniae 6 — 7 subulatae erectae, vix tubo longiores, corollae tubus elon-
gatus teres, laciniae 6 — 7 oblongae. — Poeloe Pinaug (wall).

26. Jasminum populifolium bl. Eamuli cum petiolis pedunculis ca-
lycibusque pulverulento-tomentosi, petioli fere semipollicares infra me-
dium articulati, folia ovata longe acuminata membranacea costulata.
praesertim subtus stellato-pubera et in costa tomentosa, 2- fere 3 poll.
longa; corymbi terminalea trichotomi, calycis laciniae 6 setaceo-subu-
latae, corollae tubum scmipollicarem fere aequantes, laciniae corollae
6 oblongae apiculatae tubo paullo breviores. Jasminum populifolium
JU /_ Cm — J. Jaeto wall. affine. — Lu zon.

27. Jasminum laetum WALL./.c.».2S59.ö6\/.c\/A3üo.l{amiscaa-
dentes teretes, juniores hirsuti, petioli fere pollicares hirsuti medio ar-
ticulati, folia e basi obtusa. ovato-lanceolata sensim acuminata, praeter
costam subtus pubescentem glabra, corymbi paniculati terminales nir-
suto-velutini, calycis laciniae 6 — 7 subulatae tubi longitudine, corollae
laciniae 6 lanceolatae acutae, tubo semipollicari breviores. — *• Dl
farió affine. — Acht er-I ndië, in Martaban bij Amherst en aan den
Irawaddi (wall.).

28. Jasminum acuminatiSSimum bl. Eamuli juniores petiobqne
obsolete puberuli, petioli usque 2 lin. longi, basi hirtuli, infra me-

JASMl.NEAE.

589 JASMINUM.

dium articulati,iblia e basi rotundata vel emargiuata ovata vel oblongo-
ovata acuminatissima coriacea costulata glabra, majora ^ ^ -pollicaiia,
umbellae ramulos terminantes subsessiles paucirlorae, calycis laciniae
(! — 7 setaceo-subulatae pubescentes, corollae tubo propemodum pol-
licari quadruplo breviores, corollae laciniae 7 — 8 oblongo-lanceola-
lin., acutae, vulgo apiculatae, tubo vix duplo breviores. Jas-
minum acuminatissimum Bl. I. c. p. 276. — Jasmino scandenti
\Aiir, afïine videtur.
Java, in de wouden.

29. Jasminum SCandenS vahl. Rami scandeutes glabri.foliape-
tiolat;i,c basi subcordata ovato-oblonga acuminata glabra, inajora tri-
pollicaria, corymbi ramulos terminantes glomerati tricbotomi cum
calvcibus hirsuti, calycis laciniae subulatae patenti-reflexae, corollae
laciniae lanccolatae acutissimae tubo semipollicari breviores. Vahl
Symb. VI LI. p. 2. ÜC. L c. p. 306. Roxb. Fl. Ind. I. p. 89. —
Nfctanthes scanden» Bet*. Obs. V. p. 9. — Mogorium Lam. I. c.

Voor-Jndit; Java, in boschrijke streken en in de tuinen als
sierplant.

50. Jasminum Forstenii bl. Scandens, ramuli juniores (subtetra-

gom) eum petiolis calycibusque obsolete puberuli, petioli usque 2

)'»'■, infra medium articulati, folia e basi subcordata vel rotundata

«vata vel ovato-oblonga acuta vel acuminata mucronulata, coriacea

'stulata glabra, majora usque 2i-pollicaria, öoralia minora ovata

ovato-lanceolata, flores subsessiles in fasciculos axillares vel ter-

des conferti, calycis laciniae 4-6 setaceo-subulatae pubescentes,

>llae tubo pollicari fere triplo breviores, corollae laciniae 6—7

Wongae vel oblongo-lanceolatae apiculatae, tubo vix duplo brevio-

! ^n>ntm Forslemi Bl. L c — p. Ënsatum Bl. L c. (species)

JC« lacmiis ensiformibus longioribus, corollae tubo duplo brevio-

Jb "s, foliia passim in costa subtus subpuberis.

C clebes, in de wouden bij Gorontalo (forsten).

Jasminum lancifolium decaisn. Erectum?, ramuli junioren

11 Pt'tiolis (medio articulatis) peduuculis calycibusque puberuli, fo-

° Mtcr P^iolata, e basi rotundata vel subcordata ovato-oblonga

JASMINEAE. 540

JASMINUM.

vel-lanceolata, acuminata mucronata falcato-recurva, saepe condupli-
cata, costulata glabra, 2 — 2^-majora 3 £ -poll. aequantia, cymaeter-
minales sessiles deusiflorae, calycis laciniae 4 — 8 subulatae, corollae
tubo l — f-pollicari duplo breviores, corollae pollicaris laciniae 6—8
oblongo-lanceolatae acuminatae, tubo paullo breviores. Jasminum
lancifolium Decaisn. in Nouv. Ann. Mus. III. p. 404. DC. I. c.p.
309. Spanoghe l.c.p. 338. Bl. l.c. — Jasm. arislatum Zippel.herb.
Inflorescentia J. sessilifloro vahl. affine, foliorum forma et magni-
tudine et corollae laciniis non prorsus lanceolatis distinctum perhi-
betur. — Ti mor (zippel., spanoghe).

32. Jasminum fiinale decaisn. Glaberrimum, folia petiolata (pe-
tiolo semipollicari canaliculato), e basi rotundata ovata acuminata,
Ij — 2 poll. louga, pedunculi axillares dichotomo-triflori, bracteae
subulatae, calycis campanulati dentes 5 acuti breves erecti, corollau
semipollicaris laciniae 7 lanceolatae. J. funale Decaisn. I. c. DC. I. c.

Timor. Java, waar de takken als touw gebruikt worden (le-
schenault). — Raboet lento langam sund.

33. Jasminum glabrum willd. Rami teretes pubescentes, folia
ovato-oblonga acuminata, juuiora margine pubescentia, pedunculi
axillares trichotomi, flores subsessiles, caljcis laciniae subulatae, co-
rollae tubus 9 lin. longus, limbi 6 lin. aequantis 9-partiti laciniae
angustae acutae. Jasminum glabrum Willd. herb. Link Jahrb. I.
3, p. 31. DC. l.c. p. 308. Bl.Bijdr.p.679.— Java (horsfield?)

34. Jasminum glabriUSCUlum bl. Rami subscandentes, juniores
cum petiolis subtomentosi, folia opposita rarissime alterna brevius-
cule petiolata, petiolo infra medium articulato, ovata vel ovato-oblonga
acuminata, subcoriacea costulata, juniora in costa subtus tomentosa,
adulta glabra subtus obsolete punctata, majora 2^ poll. longa, flores
brevissime pedicellati in cymas terminales paucifloras congesti, ca-
lycis laciniae 5 — 6 subulatae puberulae, corollae tubo ultrapollican
quadruplo quintuplove breviores, corollae laciniae 7 — 8 oblongae
obtusiusculae subapiculatae, tubo duplo breviores. Jasminum gla-
hnusculum Bl. Bijdr. p. 679. Mus. I c.p. 278. DC. Prodr. iep. 303.

Java, tusschen de struiken der bergstreken in Tjeribon (bl). —
Aroi Kamandan sund. of Malatti gambir octan.

JASMINEAE.

>41 JASMINUM.

35. Jasminum carinatum bl. Scandens, ramuli juniores cum pe-
tiolis calycibusque minutissime scabrido-puberi, folia subopposita (pe-
tioli fere semipollicares medio articulati), e basi acutiuseulft oblonga
vel lauceolata acuiniuata chartacea glabra, in axillis costularum reti-
culatarum subtus barbata, majora 3 \ poll, longa, cymae corymbosae
terminale?, calycis laciniae 4subulatae carinatae, tubo duplo longio-
res. Jasminum carinatum Bl. Mus. bot. 1. p. 278.

Celebes, iu de wouden van Tondano (forsten).

36. Jasminum Hasseltianum bl. Scandens, glabrum, folia lon-
in'uscule petiolata (petiolo £ — J-poll., subarticulato, vulgo torto) el-
liptica vel elliptico-oblonga acuta vel acuminata, chartacea costulata,
majora fere 7-pollicaria, pedunculi axillares uni- vel umbellato-pauci-
fiori, flores longe pedicellati, calycis laciniae 5 — 7 setaceo-subulatae
apice revolutae, corollae tubo paullo breviores, corollae laciniae 8
lineari-lanceolatac acuminatae, tubo longiores. Bl. Mus. I. c. p. 278.

Java, in de wouden der bergstreken (van hasselt).

37. Jasminum tUbifloriim roxb. Fl.Ind.l. p. 97. Scandens, folia
subsessilia ovato-oblonga glabra, fl. terminales 3 — 5, breviter pedun-
culati, calycis laciniae 7 — 8 corollae tubo gracili multoties, hujus
laciniae 7— 8 lanceolatae eo triplo breviores. — Sunda-Archipel.

38. Jasminum insigne bl. Scandens, glabrum, ramulis tetrago-
üis, folia subopposita longiter petiolata (petioli 1- fere 1^ poll., medio
subarticulati vulgo torti),e basi cuneata vel attenuata obovato-ellip-
tlca vel °blonga nunc sublanceolata, apice attenuata raro obtusa,
Grande membranacea patule subcostulata, (venulis binis e basi ad-
*endentibus cum costulis auastomosantibus), majora usque 6 J -poll.
«nga, racemi corymbosi axillares et laterales laxi, flores longiter
pedicellati, calycis laciniae 4—5 subulatae, corollae tubo fere II-
x>lhcari multo breviores, corollae laciniae 4—5 ellipticae vel oblon-
ge obtusae vel apiculatae, tubo paullo breviores. Jasminum insigne

. c— Var. jj. Tcysmanni Miq., petiolis brevioribus (4 — 6lin.
"Bgüjiiifra medium articulatis, calycis laciniis 5—6 distantibus. —
T y Suhla »ceolata Miq. % foliia oblongo-lanceolatis, corymbis pau-
^om, calycis laciniis 4.

JASMINEAE. 542 IA.S.MIMIM.

Suraatra, in de wouden der bergstreken. — (5 Westelijk
Sumatra (teysmann); y in Priaman (diepenhorst). — Kajoe
briang mal.

39. Jasminum ambigUUm bl. Scandens, glabriusculum, folia op-
posita vel terno-verticillata nunc alterna, longiter petiolata (petioli
1 — l|poll., vulgo torti, sub apice articulati), elliptica vel ovata ab-
rupte breviter acuminata, membranacea penninervia, supra glabra, sub-
tus obsolete lepidoto-punctata in axillis venarum barbata, majora
usque 5 7^ poll. longa, cymae terminales paniculatae vel corymbosae
laxae multiflorae cum calycibus puberulae, calycis laciniae 4 — (»
subulatae breves patentes, corollae laciniae 5 — 6 ellipticae mucro-
nulatae,tubo f-pollicari duplo breviores, Jasminum ambiguum IU.
Mus. I. c. — J. arborescenti roxb. magnopere affine.

Java, Sumatra enz. in de wouden.

40. Jasminum Sambac ait. Frutescens, subscandens, rainis petio-
lisque pubescenti-hirtis, folia breviter petiolata, ovata vel subcordata
vulgo acuta, glabriuscula costulata, racemi terminales pauciflori ebrac-
teati, calycis liirsuti laciniae circiter 8 filiformi-subulatae, corollae
albae extus purpurascentis laciniae sublanceolatae acutae. Jasmi-
num Sambac (alm Zambac) Ait. Kew. I. p. 8. DC. Prodr. VII 1.
p. 301. Wight Icon. II. tab. 704.— Nyclanthes Linn. Spec. p.S.
Mogorium Lam. lil, I. p. 231, tab. 6, fig. 1. Zucc. Observ.bot. 1.
Jasm. fragrans Salisb. Prodr. p. 1 2. — Flos Manorae Rumph. lïerb.
Amb.Y.p. 52, tab. 30. (Meed. Hort. Mal. VI.to6.50).-- Cultor*
valde variat, v. c. haud raro foliis subrotundatis, fl. subsimplicibus vel
plenis caet. (Jasm. bicorollatum Noronh. inVerh. Balav. Gen. V.;*. 1 »,
In Voor -In dië in het wild, en van Ar ab ie tot in de Mol ukken
gekweekt — Mal atti,Malori mal.ensund., de dubbele: M. «
soen mal Boenga malatti jav. Baloer mak., Kopa poeti
amb., Saja manoeri tem., Bakti boë chin.—De geurigeb!
men worden door de indische volken algemeen bemind, door de
wen gebruikt tot versiering vau het hoofdhaar, en de slaapplaa se
De vlugtige oliën eu welriekende watereu daaruit gestookt, die
als cosmetica en geneesmiddelen.

41. Jasminum bracteatum roxb. Scanden?, rawi fceretaetó»

JASMI.NEAK.

543 JASMINUM

velutini, folia brevi-petiolata ovato-oblonga acuta villosa, fasciculi
terminales subsessiles 3 — 5-flori, bracteis lato-ovato-cordatis (foliis
floralibus) susten ti, flores majusculi albi fragrantes, calycis laciniae
5—7 subulatae, corollae tubus calyce duplo longior, laciniae 5 — S
oblongae obtusae et apiculatae, stylus exsertus stigmate lineari sulcato.
Jasm. bractealum Iioxb. Fl. Ind. I. p, 94 (vix Wight lcon.IV. lab.
1248). DC. I. c. p. 305. — Sumatra, bij Benkoelen.

42. Jasminum syringaefolium wall, /.c. n. 28gi. dc.Lc. Kami

tevetes glabriusculi subscandentes, petioli ad basin margine velutini
infra medium articulati, folia e basi obtusa lauceolata sensim acami-
nata glabra, corymbi terminales triehotomi parce puberuli, calycis la-
ciniae 5 — 7 subulatae, corollae tubus semipollicaris calyce triplo lon-
gior, laciniae lanceolatae tubo breviores. — Voor-In die, bij Ara-
lerst (wall.).

43. Jasminum deCUSSatlim wall. ft. 2860. Scandens, rami teretes
liirsuti, folia e basi obtusa ovato-lanceolata sensim acurainata, praeter
costam et petiolum medio articulatum glabriuscula, corymbi terminales
et axillares tricliotomi glomerati, calycis birsuti laciniae 6 — 7 subulatae
patenti-reflexae, corollae laciniae lanceolatae acutissimae, tubo brevio-
res. — A. J. scandenti, ramis hirsutis differt. — Acbter-lndië, bij
Amberst, aan den Martabaiï (wall.).

** Calycis limbus brevi-dentatus vel subtruncatus.
44. Jasminum Zippelianum bl. Subscandens, glabruin, folia op-
posita, petiolis semipollicaribus medio articulatis, e basi obtusa vel
acutiuscula. elliptiea acuininata mueronulata membranacea costulata,
in axillis venarum subtus barbata, majora usque 4 poll. longa, cymae
axillares et terminales corymbosae multiflorae, cum calycibus sca-
briusculae, calycis dentes 4 breves ovati acuti, corollae laciniae 5 — 6
lanceolatae semipollicares apiculatae, tubo duplo breviores. Jasmi-
num Zippelianum Bl. I. c. p. 279. — Teste cl. bl. inter J. gracile
andr. et J. confusum dc. intermedia species.
Amboina, tusscben de struiken (zippel.).

45. Jasminum confusum dg. Glabrum laeve, rami teretes sub-
erecti, petioli breves medio articulati, folia e basi acuta vel subacuta
ovalia brevi-acuminata mucronata, 2— -2£ poll. longa, thyrsulus pa-
Hiculatua terminalis tricbotomus, ramis trifioris, calyx truncatus vix
"j-dontatus, corollae laciniae 5—8 vulgo 6 oblongae tubo circitev

JASMINEAE. 544

NYCTA.NTHËS.

semipollicari subbreviores. DC. I. c. p. 309. Jasminum simplicifo-
littm Roxb. FL Ind. I. p. 97. Wight Icon. II. lab. 705, non Forst.
Sunda-Archipel, oostelijk gedeelte. Molukken? — In den
bot. tuin te Calcutta.

46. Jasminum furcatum bl. Scandens, glabrum, folia opposita
raodice petiolata (petioli 2 — 4 lin. longi, medio articulati), e basi
acutiuscula ovato-oblonga vel lanceolata longe acuminata, rarissime
obtusiuscula, subcoriacea, tri- vel triplinervia et venosa, subtus in axil-
lis venarum glauduloso-barbata, majora usque 3| poll. longa, cyinae
axillares et terminales laxae tri- vel pauciflorae, calycis limbus 5-
dentulus, corollae laciniae 5 oblongae acutae, tubo breviores. Jas-
minum furcatum BL l. c. — J. attenuato wall. affine.

Java, in de bergstreken.

47. Jasminum extensum wall. cat. n. 2862. dc. i. c. p. 3os.

Glabrum, rami elongati subscandentes, petioli breves apice articulati,
folia elliptica utrinque acuminata, apice mucronata, tripollicaria, corym-
bus terminalis laxus trichotomus, calyx turbinatus minute 5-dentatus,
corollae tubus 9 — 10 lin. longus gracilis, laciniae lanceolatae acutae
tubo triplo breviores, baccae globosae. — Birma- rijk, aan den voet
van den Taong-Dong.

48. Jasminum craSSifolium BL. Caulis scandens, ramulijuniores
glanduloso-pilosiusculi, folia alterna, floralia plerumque opposita ellip-
tica acuta, pergamacea, nitida triplinervia, pedunculi axillares et ter-
minales conferti 3 — 5-flori, pedicelli longi, calyx tubulosus obsolete
5-dentatus. Jasminum crassifolium BL Bijdr.p.679. DC. L c.p. 809.

Java, in de wouden der bergstreken (bl.). Malatti aroi sund*

II. NYCTANTHES linn. Characteres Jasmini, sed calyx obso-
lete denticulatus. Ovula in loculis solitaria, stigma capitatum;
capsula obcordata subcompressa, septicide bipartibilis, seminibus
erectis exalbuminosis. — Eolia opposita, supra asperula, nunc subtus
pubescentia, umbellae axillares et terminales involucratae.

1. Nyctanthes arbor tristiS linn. Frutex erectus, ramulis tetra-
gonis, folia breviter petiolata opposita, ovata acuta utrinque asperula,
pedunculi axillares et terminales, apice umbellato-triflori, bibracteati,

«ASMINEAE. 545 NYCTANTHES.

corollae albae, tubo aurantiaco, odoratissimae (vesperi expausae, manc
cadentes). Linn. Spec. p. 8. Roxb. Fl. Ind. 1. p. 86. BI. Bijdr.
p. 680. lier Bot. Reg. tab. 399. DC. I. c. p. 314. — Scabrila tri-
flora Linn. Mant. I p. 37. — Scabrila scabra Linn. Syst. Veg. ed.
12,/). 115. Yahl Symb.ll.p.%%. — Parilium arbor tristis Gaertn.
4c fr. et sem. T. /). 254, tab. 51. — Manja pumeram Meed. Hort.
Mal T. p. 35, lab. 21. — Sephalica : Asiat. Research. IV. p. 244.
Over geheel Indië verspreid. — Sergading of Siri gading
op Java. — S i n g a h a r sanskr.

2. Nyctanthes dentata bl. Mus. bot. I. p. 282. Folia cordata
vel ovata, usque 4^-polIicaria, inaequaliter glandulose dentata vel
subintegerrima. — Sumatra.

Ordo CLIV. OLEINEAE liisk.

Arbores vel frutices, foliis (ramisque) oppositis, simplicibus vel
impari-pinnatis,exstipulatis. Inflorescentia defmita, saepe racemi-
vel paniculaeformis. Flores completi vel dioici apetali. Calyx per-
sistetis vel deciduus, liber 4-lobus vel 4-dentatus. Petala hypogyna,
saepius in corollam monopetalam connata, interdum per paria
mterpositis filamentis unita, rarius libera vel nulla, aestivatione ut-
plurnnmn valvatu, nunc induplicato-valvatu. Stamina 2, rarissime
3—4, in gamopetalis corollae inserta, antheris dorsifixis. O va ri i bi
locularis loculi staminibus alterni 2— 3-ovuJati, ovulis collateraliter
pendulis. Stylus simplex aut nullus, stigmate bifido aut indi-
viso. Drupa, bacca, capsula vel samara. Semina pendula, al-
bumine vulgo earnoso copioso, etnbryi cotyledones foliaceae.—
Crescunt praesertim in regionibus temperatis vel subcalidis, vix 65°
Jat. bor. transgressae. — Oleineaset Jasmineas, ordmes sibi perquam
«nes, corollae aestivatione atque albuminis absentis vel praesentis
MCrimine haud satis distinctas esse, Chionantho coinprobatur, quae
aestivatione Oleineis, seminibus Jasmineis accedit.

Eigenschappen. Bekend is de vette olie der Olijf boomen. De
s ciors van deze en andere soorten is bitter. De bloemen bevatten

Ct Zcl(len geurige oliën. Soorten van Fraxinus in Zuid-Europa le-
**» de bekende manna voor de geneeskunde.

F '°r a van Ned. Indië. II. 35

0LEINEAE. 54(J OLKA.

Geslachten van Tribus III en IV.

A. Zaden met kiemwit (Trib. III); — bloemkroon radvorinig
(bij enkelen ontbrekend), kelk meestal 4-tandig; stijl zeer kort met
meestal 2-spletigen stempel; geslacht soms geseheiden: I. Olea; —
bloemkroon met zeer korte buis, bijkans radvormig, kelk veelal af-
geknot; stijl met knodsvormigen stempel; dunne vruchtschaal. II.
Visiania ; — bloemkroon omgekeerd-eirond kruikvormig, kort vier-
spletig; stempel bijkans zonder stijl; kiemwit hoornachtig; bladen
drie-nervig: III. Myxopyrum ; — bloemkroon bijkans kogelrond
leerachtig, 4-spletig; stempel bijkans zonder stijl: IV. Slcreodenna.

B. Zonder kiemwit (Trib. IV). — - Vier bijkans vrije bloembla-
den: V. Chionanlhits; — bloemkroon bijkans kogelrond 4-spletig:
VI. Noronhia.

Tribus I. Fraxineae Bartl. Ord. nat. p. 2 IS. Flores saepe incom-
pleti, Fructus samaroideus.

Fraxini generis species in Indiae eontin. montibus, in Stuft caet.
detectae, in Archip. autem nondurn repertae. Fr. f'loribunda WALL,
in Hort. bog. p. 119.

Tribus II. Syringeae Don. Flores completi, corolla tubulosa. Cap-
sula bilocularis loculicida. — Nulla in India aquosa indigena, aliquot
ornatus causa cultae, Forsythia suspensa va hl. stirps sinensis et
Syringae species (hassk. Cal. bog. p, 119).

Tribus III. Olaneae BC. Prodr. VIII. p. 281. Drupa vel bac<*.
Semina albuminosa.

I. OLEA linn. Calyx brevi-campanulatus 4-dentatus vel-fidus,

subindc truncatus. Corollae (rarissime deficieutis) rotatae vel sub-

campanulatae limbus 4-partitus, laciniis patentissimis, aestivatione

valvatis vel subimbricatis. Stamina 2, imo tubo inserta, in apetalis

hypogyna. Ovarium biloculare, ovula in singulo loculo gennna,

ex septo superue collateraliter pendula. Stylus brevissimus, stig-

mate bifido vel subintegro. Drupa baccata, mesocarpio oleoso, pu-

tamine osseo vel et tenuiore, 1 — 2-loculari, loculis ïnouosper-

mis. Semina inversa. Embryi in axi albuminis carnosi ree

cotyledones foliaceae, radicula supera, — Arbores vel frutico:

foliis oppositis utplurimum integerrimis, fl. saepe fragrantibus,vane

dispositis, drupis oleo pingui foetis.

H.EINEAE.

& 1. Flores herraapliroditi.

1. Olea fragrans tiiums. ïoliaoppositapetiolata, elliptica, oblonga
vel sublanceolata utrinque attenuata, integerrima vel serrata, glabra
nitida, firmula, 2*- — 4^ poll. longa, fasciculi axillares sessiles, fl. pe-
dicellati, corollae fragrantissimae albae laciniae obtusae, staraiuavix
exserta. Olea fragrans Thunb. FL Jap. p. 18, tab. 2. Roxb. Fl.
Ind. I. p. 105. BI. Mus. I. p. 818. — Osmanlhus fragrans Lour.
Fl. Cochinch. I p.31. Alph. DC. Prodr. VIII. p. 291. — Mokksei
Kampf. Amoen. exot. p. 844. Stirps per totam Asiam calidiorem
culta. — An Olea acuminata wall. Cat. n. 2809. DC. Lep. 285,
in Nepalia et Kamaon indigena, ejusdem forma sylvestris?

Waarschijnlijk inlandsch in de bergstreken van het vaste land van
Zuid-Azië, thans door geheel Indië aangeplant.

2. Olea dentata wall. Cat. n. 2840. BC. I. c. p. 286. GM*re,
foliii e basi obtusa. oblonga acuta dentata rigida, 4 — 5-polIicaria, brc-
viter petiolata, flores — Birma- rijk, bij Amherst.

3. Olea attenuata wall. /. c. ». 2839. DC. I. c. Glabra, folia e
basi acuta oblonga acuminata integerrima coriacea, semipedalia, pani-
culae laterales folio subbreviores divaricatae, bracteis lanceolatis pedi-
cellum subaequantibus, fructus oblongi 6 iin. longi. — Bi r ma-r ijk,
bij Martaban.

Species dubiae:

4. Olea? pailCiflora wall. Cat. n. 2812. Folia-lato elliptica utrin-
que obtusa vel basi et apice attenuata aut acuminata, subtus tere rubi-
ginosa. paniculae axillares et terminales, pedunculi extremi bitiori. G.
Don. Gen. Syst. Dichl. PI. IV. p. 49. DC. I. c. p. 2S8. — Poel o e
P i n a n g.

5. Olea? maritima wall. /. c p. 2S13. Glabra, folia ovata acu-
minata coriacea, nunc repande dentata, paniculae terminales iliyrsoideae.
(*. Don. I. c. DC. I. c. — Eil. van den S 11 n d a- Ar ch i pel.

Olea europaea linn. (De Olijfboom.) iiaspk. Cal. bog. p. 118.

1T. VISTANIA DC. Calyx minimus obsolete 1-dentulus vel trun-
catus deciduus. Corollae tubus brevis cylindricus, limbi 1-par-
titi laciniae ovatac reflexae, aestivationc valvatae. Stamina 2, tubo
inserta,subexseïta, antheiis dorsifixis. Ovarium subglobosum,bi-
loculare, loculis biovulatis, o vul is ex apice septi collateraliter pen-

OLEINEAE. 5 IS „„^

dulis. Stylus teres, stigmate clavato subeniarginato. Drupaob-
ovoidea vel oblonga, carne parcissima, putamine chartaceo fragili
mou ospermo. A 1 b u m e n carnosum. — Arbores indicae oppositifoliae
foliis subtus vulgo prope basin glandulosis, thyrsis paniculatis ter-
minalibus multitloris, fl. albis. — Oleae nimis affinem censet cl.
wigiit (Icon. IV. lab. n. 1242), quum fere unice putamine charta-
ceo nee osseo foret discriininata. A Ligustro corollae tubo brevi et
stigmate subsimplici differt.

1 . Yisiania robUSta dc. Arbor humilior, ligno dorissimo, ramuli
nascentes cum petiolis magis minusve dense pubescentes, folia brevi-
petiolata, e basi acuta elliptico- vel lanceolato-oblonga, acuminatavel
acuta passim obtusiuscula,nitida, glabra, pluri-costulata, 2 — 4* poll.
longa, tbyrsi paniculati terminalespubescenti-hirtelli, calyx glaber ob-
solete dentatus vel plane truncatus,filamenta corollae laciniasaequan-
tia, drupa ellipsoidea monosperma olivaceo-purpurea. Visiama ro-
husla DC Prodr. VUT. p. 289. — Phyllyrea robusta Roxb. Fl.
Intl. I. p. 101. Dl Bijdr. p. 681. — Ph. terminalis Roxb. tcstc
Sfeud. — Olea robusta Wall. Cal. n. 2822. Wight 7cow.1V. tab.
1242. — Ligustrum robustum BI. Mus. bot. I. p. 313. — L'<h
obtusiusculum ej. I. c. p. 312 (forma sundana folia paullo minori-
bus, magis contractis, infl. villosiore).

Voor-Indië, in Silhet, Java en andere Sunda-eilanden, W
de bergstreken.

2. Visiania Undulata miq. Ramuli nascentes tomentello-pubes-
centes, folia breviter petiolata, e basi acuta oblonga vel sublanceolata
ialcato-acuminata undulata costulata glabra, 2—3^ poll. longa, tliyrsi
paniculati terminales laxi tomentelli, calyx glaber obsolete dentatus.
Phyllyrea undulata Zippel. herb. — Ligustrum BI. Mus. i c. -
Anne huc Olea paniculata II Br. Prod, I. p. 523, non Roxb.?

Nieuw-Guinea (zippelius).

3. Visiania pubinerviS miq Ramuli nascentes tomentelli, foKao»
viter petiolata, e basi acuta elliptica vel oblonga acuta vel obtusiusci
costulata glabra, in costa subtus pubescentia, tbyrsi paniculati term^
nales contracti tomentelli, calyx glaber obsolete dentatus. Ltgusir
Bi l. c. — Ligustrum pubcscens Wall. PI. As. rar. III. p. 4

0LE1KEAE.

49 MYXOPYKHM.

mlnnt. DC. I c. p. 294 ? — Luzon. — A c h t e r - 1 n cl i ë, op den ïaong-
Dong in Ava (?).

4. Visiania sumatrana miq. Ramuli petioli et infiorescentia hir-
tello-pubescentes, folia breviter petiolata, e basi rotundata vel brevis-
sime acuta ovato- vel elliptico-oblonga öbtuse attenuato-acuminata,
subpergamacea, subtus patentim tenuiter costulata, in costa densius-
cule, prope eam et in costulis rariter pubera, supra nitidula incostu
sulcatii pubera, 3 — 1 \ poll. longa, thyrsus paniculaeformi-ramosus,
ramis oppositis inferioiïbus elongatis, omnibus fasciculato-floriferis,
Sores densi glabri, ealyx repando-truncatus.

Westelijk Sumatra, bij Solok (teysmann).

5. Visiania glomerata miq. Rainuli nascentes tomentelli, folia
brcvi-petiolata, e basi acüta oblongo-elliptica vel sublanceolata acuta,
acumiuata vel obtusata costulata glabra, 2 — 3|-pollicaria, thyrsipa-
niculati tcrminalcs glomerati, pubescentes; calyx obsolete 4-dentulus
glaber. Liijuslrum BI. Mus. I. c.

Java, in de bergstreken.

jm

III. MYXOPY11UM blume. Calyx brevi-urceolatus 4-fidus,la-
ciuiis triangularibus, persistens. Corollae obovoideae urceolatae
camosae intus plicatae limbus brevis 4-fidus, laciniis aestivatione
valvatis fornicatis. Stamina 2 inclusa, filamentis brevissimis tubo
supra basin insertis, antheris oblongo-cordatis obtusis. Ovarii bi-
locularis loculi 3-ovulati, o vul is e basi septi adscendentibus bemi-
anatropis. Stigma subsessile crassum bifidum. Drupa coriacea,
1 — 2-locularis, 1 — 4-pyrena, pyrenis subtrigonis monosperrnis.
Albumen corneum, cotyledones foliaceae, radicula longiuscula
clavata infera. — Frutices scandentes, ramulis tetragonis, foliis op-
positis tri- vel triplinerviis, passim serratis, f!, paniculatis parvis,
flavidis vel rubellis. Chondrospcrmum Wallich.

1. Myxopyrnm nerVOSnm ia. Petioli pollice breviores, folia e basi
rotundata raro acuta, ovato- vel lato-elliptica vel elliptico-oblonga,
acuta vel acuminata, tri-rarius triplinervia, cum uervulo utrinque basi-
lari tcnuissiino,caeterum patulc paucicostulala et laxc rcticulata,in-
tegerrimavel serrulata, 3 — 7i-pollicaria, thyrsi paniculacformcs axil-

° LEIXEAE - 55Ü STEREODEHM.,

lares et terininales ramosi laxi, corollae laciuiae ovatac obtusac sub-
obliquae, tubo breviores. Myxopyrum nervomm BL Bijdr. p. 683.
Mus, bol. I. p. 320, fig. LI. DC. I. c.p. 290. — flassk. in Flora
bot. Zeit. 1845, p. 244.

Java, Sumatra enz., in de wouden der bergstreken. Aroi ki
koepoe of Ki Kam and en sund.

2. Myxopyrum SmilacifoIlUm bl. Mus. I. c. Petioli pollicares, folia
elliptica acuminata trinervia bullata integerrima, paniculae ramosissi-
rnae, corollae laciniae lineari-clavalae tubo longiores. Chondrospnmum
Wall. Cat. n. 2837. DC. Prodr. VIII. p. 317 '. — Chionanthut ? smi-
lacifolius Wall. in Roxb. Fl. Ind. I. p 108. — Ligustrum lanrifo-
Hum Roxb. Hort. béng. p. 3. A praeced. probabiliter non differt.

Chittagong (wall.).

3. Myxopyrum COllaceum bl. Mus. L c. Petioli pollice breviorrs,
folia e basi acutiuscula oblonga vel oblongo-lanceolata acuminata tri-
nervia venulosa integerrima firma, paniculae parce ramosae, folio multo
breviores. An huc Chondrospermum ? coriaceumWall. Cat.n.2$'i8?

Borneo (korthals).

IV. STEREODERMA blume. Calyx obsolete 4-dentuIus. Co-
rollae globosae coriaceae limbus 4-fidus. Stamina 2 brevissima
corollae supra basiu inserta. Ovarii bilocularis loculi biovulati.
Stigma subsessile obtusum. Drupa exsucca, monosperma. Albu-
men carnosum. — Anne Notelaeae affine?

l. Stereoderma javanicum bl. FL Jav. Praef. p. VIII. DC. ie

p. 290. Pachyderma Bl. Bijdr. p. 682. Arbor, foliis oppositis bre-
viter petiolatis, e basi acutiuscula oblongo-lanceolatis acuminatis ïu-
tegerrimis glabris subvenosis, thyrsis paniculatis terminalibus, folio-
rum longitudine.

Java, in de wouden op den Salak (bl.). — Patjar gocnoeng.

Tribus IV. Chionantheac DC. I. c. p. 2U4. Drupa carnosa. -
exalbuminosum.

V. CIIIONANTHUS lisx. Calyx minimus quadrifidu*.
tala 4 (rarissime 5 — 6) linearia vel oblonga elongala, ba*i iilamen-
tis geminatim connexa, aestivationc induplicative valvata. Stauuui

OLEI-VEAE. *M CIHOÏIANTHUS.

2 (vel rarissime 3 — 4} iuclusa, filamentis brevissimis, antheris
adnato-erectis. O v ar i urn biloculare, loculis biovulatïs, ovulis ex
apice septi collateraliter pendulis. Stylus brevissimus; stigmatc
emar"iuato-bilobo. Drupa baccata unilocularis, putamiue tenui
vel crasso. Embryi exalbuminosi co ty ledones plano-convexae
crassae, radicula supera brevissima. — Frutices vel arbores in Ame-
rica et Asia, tropica crescentes, foliis oppositis simplicibus, fi. race-
inosis vel paniculatis axillaribus et terminalibus, albis, flavidis vel
purpureis. — Thouinia Linn. fü. Suppl. />. 89, non alior. — Ccran-
(hus Sclireb. — Linociera Sw.

1. ChionanthllS ramiflora roxb. Arborea, petioli pollicares, folia
| basi attenuatü elliptico-lauceolata acuminata glabra, semipedalia,
paniculae ramosi ssimae laxae secus ramos infra folia et ex axillisin-
ferioribus ortae, llores distincte pedicellati, flavi, drupa oblonga. Cluo-
iifinlhus ramifl. Roxb. Fl. Ind. Lp. 106. Wig/U Icon. II. lab. 734.—
Linociera ramiflora Wall. Cat. n. 2824. DC. I. c. p. 297.

Molukken (zippel., forsten). In den bot. tuin te Calcutta.

8. ChionanthOS lUZOIlica BL. Petioli 1— 1§ pollicares, folia e basi
fingustata elliptica vel elliptico-oblonga acuta vel obtusiuscula subco-
riacea costulata reticulata glabra, flores paniculati, petalis lineari-
oblongis. Chionanlhus luzonica Bl. I. c. p. 319. Ch. ramiflorae proxima,
foliis magis clliptieia et petalis angustioribus diversa. — Lu zon.

8. ChionanthüS callophylla bl. Petioli 1 — l£-pollicares, folia c
basi attenuata oblonga acuminata coriacea costulata glabra, 11 — 15
poll. aequantia, racemi conferti axillaresvel laterales ramosi, petiolis
aequales vel parurn longiores. Chionanlhus callophylla Bl. Mus. bot.
I. p. 319.

Java, in de bergstreken.

1 Chionanthus CUSpidata bl. Arbuscula 1 0-pedalis, folia breviter
(2 lm.) petiolata, e basi acuta oblonga vel oblongo-lanceolata abrupte
Jonge acuminata, chartacea costulata glabra, 4 — 1\ poll. longa, ra-
ccmi parvuli axillares solitarii ramosi, folio multo breviores, H.albidi
°J ( )rati, petalis linearibus. Chionanlhus cuspidala BL l. c.

Borneo (korïh.J, Celebes ^forst.).

OLELNEAE. 552

CHlü.\A>ïHt'S.

5. ChionanthUS elliptica bl. Folia breviter (2—3 lin.) petiolata,
e basi acuta elliptica acuta, chartacea glabra costulata, 4 — 6 poll.
longa, racemuli axillares solitarii ramosi, folio multo breviores, petala
linearia. Chionanthus elliplica Bl. L e.

Java, Sumatra?

6. ChionanthUS montana bl. Arbor, folia modice (3 — 4 lin.) pe-
tiolata, e basi attenuata elliptica vel elliptico-oblonga vel lanccolata
abrupte acuminata, 3 — 6-pollicaria, coriacea subcostulata glabra, ra-
cemi breves axillares conferti ramosi, folio multo brevioreö, il. lilaciui
(odoris jasmiuei), caljx obsolete 4-dentulus, denticulis ciliolatis, pe-
tala linearia carinata, drupae obovoideae. Chionanthus montana lil.
Bijdr. p. 681. Spanoghe l. c. p. 336. — Ch. monlicola cj. Mas. I. c.
p. 317. — Linociera montana DC. Prodr. VUT.;?. 297. — ïlores
teste zoll. in Nat. en Genees/e. Archief JS eer l. ïnd. 11. p. 4 lutci;
an species di versa?

Java, in de wouden der bergstreken, op den Salak, ParangOHb
Ki berrit sund. op Java. — Timor? (spanoghe).

7. ChionanthUS spicata bl. Folia breviter petiolata, elliptica vel
elliptico-oblonga vel lanceolata abrupte acuminata, coriacea obtecti-
venia, glabra, 3 — 4^-pollicaria, spicae axillares subsolitariae sim-
plices, subinde ramosae, folio multo breviores, petala linearia. Chio-
nanthus spicata BL l. c. p. 318.

Sunda-Archipel, Java, Sumatra.

8. ChionanthUS glomerata bl. Folia moch'ce (3 — 4 lin.) petiolata,
e basi cuneata elliptica vel oblonga abrupte acuminata, coriacea sub-
costulata glabra, 5 — 8 poll. longa, racemuli glomerulati axillares et
laterales brevissirni pauciflori, petala linearia. Chionanthus glome-
rata Bl. I. c.

Sumatra, in de bergstreken.

9. ChionanthUS dichotoma BOX*. Folia modice petiolata,
attenuata vel passim fere cuneata oblonga vel sublanceolata acumi-
nata apice saepe üilcato-recurva, coriacea obsolete veno» glabra.
8 — 54 poll. longa, racemi axillares solitarii ramosi, folio pattUO

OLEISEAE.

553 CHIOSANTHU8.

breviores, ramulis apice trifloris, fl. albi, petala linearia, drupae ovoi-
deae purpureae. Chionanlhus dicholoma Boxb. Flor.Ind. T. p. 108.
Linociera dicholoma Wall. Cal. w. 2825. BC. I. c. p. 297. — Fa-
rm/ racemis abbreviatis: Chionanlhus sumalrana Bil. c. — Voor-
In die, Malabar. — p Sumatra.

10. CMonanthUS laxiflora bl. Folia breviuscule (2 — 4 lin.) pe-
tiolata, e basi acuta elliptico-oblonga vel lanceolata acuta vel acumi-
nata raro obtusa, coriacea transverse venosa glabra, 2 — 5 poll. longa,
pauiculae axillares ramosae laxae, folio breviores, bracteae cumcaly-
cibus subtomentosae, petala linearia. Chionanlhus laxiflora BL l. c.
p. 319. A Ch. ramiflora roxb. differt foliis non lougiter petiolatis.
paniculis non adeo elongatis, petalisque haud oblongis.

Sunda-Archipel, Java, Sumatra.

11. CMonanthns timorensis bl. Eolia breviuscule (2 — 4 lin.)
petiolata, e basi attenuata elliptico-oblonga vel lanceolata acuminata,
subcoriacea parallelo-venosa glabra, 3 — 5^ poll. longa, racemuli con-
ferti axillares simplices, folio multo breviores, bracteae cum calycibus
tomentosae, petala linearia. Chionanlhus limorensis Bl. l.c p. 318.

Timor.

12. ChionanthüS rostrata miq. Frutex, ramis ramulisque minu-
tissime verrucellosis, folia breviter (2 — 3 lin.) petiolata, ebasiacuta
elliptico-oblonga abrupte longe acuminata,integerrima,nunc undulata,
coriacea glabra venis subobtectis, subtus flavo-virentia, 3 — 4L poll.
longa, raceini axillares ramulis apice trifloris, petala albida fornicata,
drupae oblongae coeruleo-nigrescentes (mesocarpio oleoso). Linociera
roslrala Teysm. el Binnend. in Nat. Tijdschr. Neêrl. Ind. Y.p. 4.

Java, in het gebergte van Buitenzorg, bloeit in September en
October, rijping der vrucht 2 maanden later (teysmanx).

Species incertae :

13. CMonanthUS densiflora zoll. Racemi axillares simplices densc
imbricati nivei, caulis frutescens subscandens. Zoll. in Nal. en Gen.
Archief Neêrl. Ind. II. p. 4. Linociera Zoll. et Mor. Sysl. Vers.
I' '>S. — Nondum vidi.

Java, in de provincie Batavia, bij Tjikoja, zeer zeldzaam.

OLEINEAE. 554 NOROMHA.

Linociera? temiflora wall. Cat. n. 2845. ÜC. I. c. p. 297.
Kami glabri, folia breviuscule (3 — 4 lin.) petiolata, e basi subacuta
oblonga obtuse acuminata coriacea glabra, 4 — 6 poll. longa, subtus
albida, arcuato-costulato-venosa, pedunculi folio rnulto breviores com-
pressi glabri trichotomi, fl. in apice pedicellorum terni subsessile3,
bracteis laciniisque calycinis ovatis obtusis punctatis ciliolatis, petala
oblongo-lanceolata calyce triplo longiora, ovarium pilosulum, stylo Ion-
giusculo. —? Birma- rijk, aan de rivier Saluen.

Linociera? acuminata wall. /. c. n. 2S44. 1)0. l.c. p. 298.
Rami teretes pallidi glabri, petioli 4 — 5 lin. longi, folia e basi acuta
ovato-oblonga obtuse vel acute attenuata coriacea glabra, 3—4 poll.
longa, flores .... Chionanthus ? vel Olea ? acuminata Ilerb. Wallich,
Burm. — B i r m a - r ij k.

Linociera? oblonga wall. n. 2843. DC.l.c. Folia e basi atte-
nuata oblongo-lanceolata acuminata subtus pallida, pedunculi axillares
et lalerales trichotomi ramosi. — B ir ma-rijk, op den Taong-Dong.

Linociera odorata jack. in Hook Comp. I. p. 259, mihi inco-
gnita.

Linociera? loranthifoli a wall. Cat. n. 2842, indescripta. —
Birma- rijk.

VI. NORONHIA stadm. Calyx minimus 4-fidus. Corolla
crassa 4-fida, laciniis (aestivatione valvatis) conniventibus fere glo-
bosa. Antherae 2, in fundo corollae sessiles. Ovarium minimum
conicum biloculare, 4-ovulatum. Stigma sessile capitato-truucatum.
Drupa monosperma. Semen exalbuminosum. Cotyledones cras-
sae plano-convexae.

1. Noronhia emarginata tet. thouars. DO.Prodr. VIII. p. 29S.
Hook. Bot. Misc. IL/?. 167, tab. 88.— Noronhia charlacca Stadm.
mss. Noronhia Binia R. Schuit Si/st. I. p. 172. — Olea emanji-
nala Lam. Biel. IV. p. 545. Illustr. tab. 8, fig. 2. Dccaisn. lt
Ann.MusAIl. p. 406 (qui spec. Thouars. cum limor. compam'0-
Thouinia flavida Willem. Herb. maurit. p. 2. — Linociera jlavicans
Vahl Enum. I. p. 47. — Nolelaea Dielr. Synops. T. p. 38. Arbuscula
glabra foliis oppositis obovatis emarginatis, 4 — 5 poll. longi s,subtu
punctatis, racemis axillaribus et terminalibus, laxis, pedicellis oppo-
sitis, il. ochroleucis 4 lin. longis.

Madagascar (du petit-thouars). Timor.

GENTIANEAK.

555 GENEKA-

Ordo CLV. GENTIANEAE juss.

Herbae, rarius fruteseentes, plerumque glabrae, succo aqueo amaro,
nodosae, utplurimum oppositifoliae, exstipulatae, inflorescentia
definita. Calyx monophyllus,5— 4-passim 6— 12-uierus,persistens.
Corolla hypogyna regularis, in unico genere bilabiata, laciniis
aestivatione sinistrorsum tortis, raro induplicativis, saepe marcescens.
Staraina corollae tubo inserta, laciniis alterna et numero aequalia,
iarissime pauciora, filamentis plerumque liberis, antheris bilo-
cularibus, rima nunc abbreviata utrinque dehiscentibus, rarius con-
natis, erectis vel incumbentibus, demum vel immutatis vel tortis aut
recurvis. O varium unicum dimerum multiovulatum, nunc unilo-
eulare nunc semibiloculare. Stigmata bina vel unicum, sessilia vel
stylo deciduo aut persistente suffulta. O vula anatropa, integumento
simplici, valvularum margini vel ipsis inserta. Capsula, rarius bac-
cata, uni-vel semi-bi- quadri-locularis, septicide, rarius irregulariter
dehiscens, placcutis parietalibus. Semina utplurimum indelinita, al-
buminecarnoso, embryo parvo recto axili, cotyledonibus bre-
vibus. — Ordo per orbem dispersus, species pleraeque monticolae.

Eigenschappen. Algemeen vindt men in deze Orde bittere be-
standdeelen, geene eigenlijk vergiftige stoften.

Geslachten :
I. Bloemkroon in den knop gedraaid. Zaadvlies vliezig. Vruchl-
heginsel tweehokkig: I. Exacum; éénhohkig: a. stijl afvallend;
drie onvruchtbare, één vruchtbare meeldraad : II. Pladera; — bloem-
kroon met 2 lippen; 4 helmknoppen, waarvan 3 zonder helmdraden :
III. Canscora ; bloemkroon trechtervormig kloksgewijze 5-deelig;
5 meeldraden op een in de bloemkroon geplaatst kroontje beves-
tigd; bindsel der helmknoppen boven de hokjes uitstekend; ïY.IIip-
pion; — b. stijl of slempels (twee) blijvend; bloemkroon 5 — 4-,
zelden 6 — 8-deelig ; vruchtbeginsel veelal aan den voet met eene schijf
omgeven; zaaddragers vliezig, de ongevleugelde zaden omvattend:
V. Gcnliana; — bloemkroon knodsvormig; vruchtbeginsel met 5-
deelige schijf omgeven; zaden gevleugeld: VI. Crawfurdia; bloem-
kroon radvormig, van binnen met 5 holle klieren: VIL Ophelia.

1 1 . Bloemplooijing klepsgewijze. Zaadvlies dik. Bladen hartvor-
mig-rond: VIII. Limnanthemum.

GEiN'TIANEAE. 556

EXACUM.

Tribus I. Gentianeae griseb. in DC. Prodr.IX.p.SS. Corolla
aestivatione sinistrorse coutorta. Testa membraiiacea.

Subtribus I. Chironieae Griseb. I. c. Antherarum erectarura loculi
absque connectivo oppositi, rima laterali, nunc ad porum redactie.

1. EXACUM linn. Calycis 4 — 5-partiti Iaciniae dorso ca-
rinatae vel alatae. Corolla e rotatae marcescentis tubus demum
globosus, limbus 4 — 5-partitus. Stamiua 4 — 5, fauci inserta, sub-
erecta, autheris immutatis, apice poro dehiscentibus. Ovarium
biloculare, ovulis suturae ceutrali utrinque affixis. Stylus distinc-
tus declinatus deciduus, stigmate capitellato raox transverse sul-
cato. Capsula bilocularis, septicide bivalvis, placentis centralibus
nunc secedentibus nunc in unaui connatis, demum a valvis solutis.
Semina minutissima, placentis immersa. — Herbae Asiae raeridio-
nalis, vulgo annuae, strictae, glaberrimae, cymii terminali.

1. Exacum Horsfleldianum miq. Eere tripedale, caulis simplex
tetragonus anguste alulatus, thyrso laxe multifloro seniipcdali tcr-
minatus, folia brevissime petiolata, infima parva elliptica, media
elliptico-oblonga, reliqua (pleraque) longiora lanceolata acuminata,
3- vel- sub- 5-nervia, margine scaberula, 1 — 3 poll. longa, inflores-
centiae rami vulgo triilori, 11. medio brevius pedicellato, calycis fere
ad basin 4-partiti Iaciniae ovato-lanceolatae acuminatae dorso cari-
nato-alatae, corollae Iaciniae 5 — 6 lin. longae ellipticae acutatae,
antherae filamentis brevibus exsertae elongatae apice truncatae, sty-
lus leviter devius antheras paruin superaus. — Exaco biloculari roxb.
{Wight Icon. IV. tab. 1331) et E. Perrottetii gris. (tab. 1323)
affine, sed distinctissima species. Flores albi. — Spec. sumatrani folia
angustiora et longiora.

Java, in Priangan en Patjitau (horsf.). — Su mat ra, bij Rau
(teysm.).

2. Exacum Chironioides griseb. Gent. p. 109. DC.l. c.p.5. Cau-
lis tetragonus, folia sessilia oblongo-elliptica obtusa 5-nervia margine
laevia, calycis 4-partiti Iaciniae oblongae acutae exalatae, corollae^la-
ciniae ovatae acutae, pericarpium verrucosum. — Luzon (me ven).

3. Exacum SUlcatum roxb. Annuum, bipedalc, caulis strictus te-
1 rapterus supeme corymboso-ramosus, folia sessilia anguste lanceolata

GE.VTIANEAE.

557 PLADERA.

trinervia, calycis 4-partiti laciniae ovato-lanceolatae dorso alatac, co-
rolla basi lutea, medio alba, limbo azureo. Exacum sukalum Roxb.
Fl.Ind.l.p. 400. DO. Prodr. Lc.pA5. — Exacum tricolor Zoll.
el Mor. Syst. Vers. p. 56. — Paracelsea amoena Zoll. in Nat. en
Geneesk. Arch. NeêrL Ind. II. p. 18. — Folia 1 — 2 poll. longa.

Java, op de Alangvelden, op de lagere hellingen, in kleine zeer
verstrooide groepjes (verg. jungu., Java I. bl. 291), evenwel zeld-
zaam, bij Iiaogiri ten zuiden van Jogjokerla, op den G. Badak ten
zuiden van Wijnkoopsbaai (juxgïl), op het plateau van Bandong,
2000' (zoll). — Sumatra, in Angkola en Padang lawas op ge-
lijke standplaatsen (jungh.). — Bengalen (roxb.).

Subtribus \\. Chloreae Griseb, I c. p. 49. Antherae connectivo in-
■traetae. Stylus deciduus.

II. PLADERA roxb. excl. spec. Calycis 4-partiti laciniae

exalatac. Corollae infundibuliformis nudae marcescentis tubus

campamdato-ventricosus, limbus 4-partitus. Stamina 4 fauci in-

serta, tria superiora abortiva ananthera, inferius fertile authera.

erecta oblongu inclusa immutata. Ovarium uniloculare, ovulis

suturae utrinque insertis. Stylus distiuctus deciduus, stigmat e ca-

püato. Capsula septicide bivalvis unilocularis, placentis" suturali-

bus. Semina placentis immersa.

1. PUdera pusilla roxb. Fl. Ind. l.p. 403. Griseb.in DC. Prodr.
'• c.p. 63. Herba pusilla a basi dichotoma, Radiolae facie, 1 — 3-
pollicaris, subfastigiate ramosa, foliis oppositis ovatis vel oblongis,
Qfttae repetito-dichotomae ramuli extremi triflori, calyx corollam
aequans. tlopca Vahl Enum. I. p. 3. Canscora II. et Schuit. Syst.

Voor-I n dië, Coromandel, Madras. — Waarschijnlijk ook op
den Archipel.

UI. CANSCORA lam. Calyx tubulosus 4-dentatus. Corollae

atae ]lut ' ae demum saepius deciduae labium superius pro-

■ DÜotmm basi triandrum, inferius emarginatum monandrum,

'ine Jongiore. Antherae erectae immutatae, tres superiores ses-

niearcs, suprema laeiniis intermedia, laterales juxta et infra

u,n superius sitae, inferior subrotunda minor filamento laci-

GENTIANEAE. 558

Hl PM ON.

marumsuturaeitiserto brevior. Ovarium uniloculareinsuturautrin-
que ovuliferum. Stylus deciduus, stigmate bilarnellato, bigloboso
vel indiviso aut bicruri. Capsula se2)ticide bivalvis, subunilocula-
ris, placentis spongiosis suturalibus. Semina placentis immersa,
minuta. — Herbae in India or. et Africa tropica detectae, canle
tetraptero rainoso, inflorescentia cymoso-paniculata,rarissimespicato-
contracta, foliis parvis trinerviis, fl. roseis vel albis, calyce arcto cy-
lindrico corollae tubum includente.

§ 1. Stigma bilamellatum vel biglobosum. Corollae labia tubo brc-
viora.

1. CanSCOra macrocalyx hiq. Caulis strictus, ramosus, alatus,
folia sessilia vel subsessilia, inferiora lato-, superiora oblongo-ovata,
mucronato-acuta, trinervia, aveuia, 6 — 3 liü. longa, flores caulem
ramulosque terminantes, centrales breviter pedunculati, calyx fere se-
mipollicaris demum ovoideus lato-alatus, alis increscentibus reticula-
tis, limbi dentes aristato-acuti.

Java, iu Soerakarta (horsf.).

2. CanSCOra diffasa R. br. Caulis obsolete alatus, ramosissimus,
folia ovata- acuta, flores centrales pedicellati hinc deficientes, calyx
exalatus, corolla rosea. Canscora dijfusa R. Br. Prodr. I. p. 451.
Griseb. I c. p. 64. — Gentiana Vahl Symb. III. p. 47. — Exa-
cum Willd. Spec. I. p. 63. — Pladera vircjata Roxb. Fl. Intl. i )>■
401. Jlook. Bol. Miscell. III. p. 68. Suppl. tab. 25. — C. foliosa
G. Don. Gen. Syst. Dichl. PI. IV. p. 199.— C. lenella Wall. ('al.
n. 4362. — C. diffusa ej. I. c, n. 4361.

Door geheel Voor- en Achter-Indië. — Waarschijnlijk ook
op den Archipel.

§ 2. Stigmatis crura Hnearia. Corollae labia tubum subaequantia.

3. CanSCOra SchnltesH WALL. Cal. n. 4368. Gris. I. c. p. 65. Cau-
lis strictus tetragonus, basi ramosus j folia ima ovalia, caulina distantia
subulata, flores spicato-sessiles oppositi. — Birma- rijk, aan den
Irawaddi (wall.).

. IV. IIIPPION sprekg. Calyx 5-fidus ebracteolatus, laciniis
exalatis. Corolla infundibiiliformisnuda contorto-marcescens, tubo

tlESTIANEAE.

559 GBNTIANA.

efundo cylindrico in faucem campanulatam ampliato, limbo 5-par-
tito. Stam i na 5, vaginae brevi corollae tubo superne affixae inter
iilainenta singula unidentulae inserta, inclusa. Antherae erectae
imiuutatae,connectivo producto. Ovarium uuilocularc,placentis su-
turalibus. Stylus distinctus deciduus, stigmate capitato. Cap-
sula septicide bivalvis imilocularis. Semina minuta,funiculata,non
immersa. — Genus in utraque India observatum, herbaceum, fo!iis
elongatis palmatinerviis, fl. parvis axillaribus aggregatis subsessilibus.
Enicoslema Bi — Slevoglia Beichenb.

1. Hippion littorale miq. Enicoslema BI. Bijdr. p. S48. Folia
I basi amplexicauli petioli specie contracta lanceolata, superiora li-
Bearia, acutissime attenuato-acuminata, membranacea, triuervia, ca-
pitula axillaria subsessilia bracteolata, calyx subinacqualis. — Ab
II. hyssopifolio spreng, differt foliis basi et apice multo magisat-
tenuatis, ratione latitudinis longioribus, caet. — (Cf. Wig fit Icon .
U.tab. 000).

•lava, langs de kust in Krawang, Pamanoekan (bl.), in Soera-
karta en Japara (iiorsf.).

Subtribus III. Siverlieae Griseb. t. c. p. 86. Antherae connectivo
mstructae immutatae. Stigmata persistentia ovario impoaita vel stylus
persistens cuin ramis stigmatosis confluus.

V. GENTIANA touoef, Calyx 5 — 4-pavtitus vel-fidus,nunc
spathaeeo-dimidiatus, valvaris. Corolla marcescens, infundibulifor-
mis, hypocraterimorpha, rotata, clavata, cauipanulata, nuda vel fauce
exserte coronata, limbo 5 — 4- nunc 6 — 8-mero. Stamina 5 — 4
tubo inserta, filamentis basi aequalibus. Antherae dorsi- velbasi-
hxae, passim in tubuin connatae, extrorse dehiscentes. Ovarium
basi vulgo disco incompleto cinctum, uniloculare, ovulis juxta
suturas seriatis. Stigmata 2 terminalia, revoluta, aut si contigua
mfundibulifovinia, stylo nullo aut cum stigmatibus persistente. Cap-
aia septicide bivalvis, placentis membranaccis suturae appositis,
'eminibus irnmersis. — Herbae vulgo perennes, saepe monticolae,
per Orbern divulgatac. Plures in Himalayis et Neilgericis jugis vel
m 8,ac c aüdioris australioris regionc montana, detectae, vix in In-
diain ^uosam transgressae.

GE.NTIANEAE. 560 CRAWPÜBDIA,

§ 1. Chondrophylla Bung. — Griseb. l.c. p.104. Calyx integer one

epidemudis in tubum connexus. Corolla longiuscula saepenoncoroiiata-
antherae erectae; capsula deraum stipitata.

1. Gentiana quadrifaria bl. Caulis subramosus, folia quadrifa-

riam iinbricata ovata setoso-mucronata margine cartilaginea, ilores
tenninales solitarii subsessiles dilute cobaltino-eoerulei. Gentiana
quadrifaria BI. Bijdr p. 847. Griseb. I. e. p. 108. Zolt. et Mor.
Syst. Vers. p. 56. Hooit. Lond. Joum. of Bot. 1847, p. 471. —
Jungh. in Natuur- en Geneesh. Arch. II. p. 30. — Ericala G. Don.
Gen. Syst. Bic/U. PI. lY.p. 190. Herba saepe vix semipollicaris.
Java, in de hoogere bergstreken, op den Gedé (bl.), op de ber-
gen van Java niet zeldzaam (jungh.), op den Waliran met de vol-
gende (zoll.).

2. Gentiana laxicaulis zoll. Palinaris fere, caulis supra basin
laxe ramosus subdecumbens pube brevissima scaberulus,purpurasren.s
folia inferiora rosulata rotundato-ovata.caulinainrernodiissubaequa-
iia elliptica, omnia firmula rigidula aristulata vulgo complicata, mar-
gine laevi extenuato cincta, basi petioliformi ciliato-scaberula, laete
viridula, flores terminales subsessiles solitarii, foliis supremis elonga-
tioribus altiusque ciliolatis bracteato-suflulti, calycis laciuiae corollae
tubum aequantes, corollae (coeruleae) infundibuliformis limbi rotati
laciuiae aristato-mucronatae, faux plicata, corona, subtruncata, cap-
sula obovoidea stipitato-exserta. Gentiana laxicaulis Zoll. in Nat. en
Genees/c. Archief II. p. 568. — G. quaclrifariac affini?, ulterius
autem cum speciebus Indiae continentalis comparanda.

Java, in Banjoems (horsf ). — Op de rotsen van den Waliran
10,000' (zoll.).

VI. CEAWFUHDIA wallich. Calyx 5-iidus vel 5 dentaius.
dentibus distantibus. Corolla marcescens clavata, absque foveis
et glandulis, intus nuda, limbo 5-partito exserte plicato. Stamina
5, imo corollae tubo inserta, filamentis basi subaequalibus. An-
therae erectae inclusae. Ovarium basi disco 5-lobocinctum,um-
loculare, ovulis suturis insertis. Stylus distiuctus persmens,
stigmatibus 2 terminalibus oblongis revolutis. Capsula stipi-
tata 2 — 3-valvis, septicida, subunilocularis, p 1 a c e n t i s 2 — 3 sutu

GINTIANEAE.

561 OPHELIA.

ralibus. Semina alata, placentae immersa. — Herbae volubiles, fo~
liis petiolatis, fl. axillaribus vulgo speciosis.

1. Crawfurdia Blumei g. don Gen. Sysi. Dichl. PI. IV. p. 200.
Cr. irinervis Hassk. Cat. Bog. p. 128. Tijdschr. Nat. Gesch. X.
j). 126. — Triplerospermum trinerve BI Bijdr. p. 840. Griseb.
L c. p. 121. Herba volubilis, foliis oppositis ovatis acutis trinerviis
glabris, peduuculis axillaribus unifloris medio 2-bracteatis.

Java, in de hoogere bergstreken, op den Salak, Gedé enz. —
Tjoppi teher sund.

VII. OPHELIA d. don. Calycis 5— 4-partiti laciniae im&
basi connexae, valvatae. Gorolla marcescens, rotata, 5— 4-partita,
haud plicata, supra basin foveis glanduliferis nunc nudis nunc
siiuamulA. saepius fimbriata tectis aut margine fimbriatis instructa.
Btamina 5, 4, fauci inserta, filamentis aut basi dilatatis mon-
adclpliis aut basi aequalibus liberis. Antherae iucumbentes nu-
tantes, saepe viridulae. Ovarium uniloculare, suturis 2 ovuliferis.
Stylus nullus vel brevis, stigmata 2 terminalia brevia, saepe re-
voluta. Capsula septicide bivalvis unilocularis, placentis nuuc
spongiosis suturalibus nunc juxta suturas expansis. Semina mi-
nima, nuinerosissima, plerumque exalata. — Herbae vulgo annuae,
strictae, ramosae, paniculatae, cymis extremis umbelliformibus.

? 1. Neurophelia Griseb. I. c. p. 124. Folia basi cum vagina inter-
foliaeea non ciliata. Fl. 4- vel 5-rneri.

1. Ophelia javanica hassk. Perennis erecta fastigiato-ramosa vel
simpliciuscula, caulis tetragouus, folia basi attenuata amplexicauli
sessilia lanceolata vel pleraque lincari-lanceolata, subtus pallida tri-
"ervia, margine subscaberula, 1^-vix 2 poll. longa, pedunculi tetra-
guni uniüori breves, axillares subgemiui, terminales fere fasciculi
pauciilori ad instar aggregati, sepala ovato-lauceolata acuminata sub-
tnnervia, eorolla subcampanulata 5-partita calycem subaequans. Ophe-
l w javanica Hassk. Cat. bog. p. 127. Tijdschr. Nat. Gesch. X. p.
126. — . Swertia BI. Bijdr. p. 143. — Oph. Grisebachianae wight
**•*■ IV. tab. 1330 similis, inflorescentia simpliciore diversa.

•'ava, in de hoogere bergstreken, op den Gedé op vochtige plaat-

p W op den G. Praoe (horsf., rl ). — Koekei ngowo/av,

36
ra va » Ncd. Indië. II.

GBNTIANEAE. 562

i.IM.VA.NTHEMlM.

2. Ophelia COemlescens zoll. Folia sessilia liuearia, pedimculi
puberuli calycis longitudiue, calyx quam corolla duplo brevior, la-
cinüs subulato-acuminatissimis minutissime farinoso-punctatis, co-
rolla extus pubescens coerulesceus. Zoll. in Nat. en Genees/c. Arch.
JSeêrl. lnd. II. p. 569. » Oph. javanicae valde affinis, sed facile
distinguenda" zoll. — Nondum vidi. — Anne cum Opb. oxyphylla
comparanda ?

Java, op den Walirang 10,000', op den KrintinginBondowoso
7000' (zoll).

8. Ophelia florida g. don. Gen. Syst. Dichl. Pt. \V . p.m. Caala

elatus tetragonus glaber, fastigiato-ramosus, folia breviter pctiolata
ovato-lanceolata acuminata trinervia glabra, pedicelli patenti-erecti,
calycis laciniae lineares acuminatae corollam subaequantes, corollae 4-
partitae laciniae elliptico-oblongae mucronatae 4 lin. longae, foveis
orbiculatis selitariis squamula nudiusculn teel is margine nudis, filament!
Jinearia. Griscb. I. e. p. 125. Swertia florida Wall. Cal. ?/. 43S2 et
1323. — Birma- rijk, in Prome en op den Taong-Dong.

§ 2. Agalholes Griseb. l.c.p. 126. Filamenta subulata; fovcae glan-
duliferae fimbriis cinctae vel et squamula fimbriata magis minuiH
distincla obtectae.

4. Ophelia OXyphylla miq. Lignescenti-fruticulosa, superi:
mosa, rainuli tenues obtuse tetragoni cum foliorum basi constricta
secus margiues minute puberi, folia subsessilia clliptico-laiiceolata
(latitudine infra medium maxima) acutissima, trinervia, glabriuscu-
la, subreflexo-patula, 1 — | poll. longa, ramuli in racemos compositos
foliosos abeuntes, calycis subpuberi laciniae elliptico-ovatae acumi-
natae corollam i aequantes, corollae laciniae obverse ellipticac acu-
tae, foveae praesertim e margine superiore completiore (tanquam sqn»-
mae rudimento) longiuscule ciliatae, filamenta ultra medium subul
to-dilatata, parte suprema tereti. — Opheliae eleganti wiGHi
IV. tab. 1331 proxima.

Java, op den Merapi (iiorsf.). — Kockel ngovrojov.

Tribus II. Menyantheae griseb. Gent. p. 336, in DC. / ) '"' / '-
[X.j».Ï86. Aestivatio corollae iuduplicativa. Testa lignosa. — Her-
bae liygrobiae, foliis alternis, petiolis vaginantibus.

VIII. LIMNANTHEMUM gmbwk. Calyx 5-fidus, Corol
decidua rotata, Mibmcmbranaeea, 5- (raro 8-) partita, laciniw varie

6ENTIANBAE.

563 LIMNANTHEMUM.

brialis, nunc glandulis epipetalia instructa. Stamina 5 (raro usquc
8), tubo inserta, filamentis basi aequalibus, antheris erectis im-
mutatis. Ovarium glandulis 5 hypogyuis cinctum, uniloculare, pla-
centis suturalibus. Stylus cum sti gmate bi- trilobo persistens.
Ctpstila unilocularis evalvis, demum maceratione reclusa. Semina
2 — ïiumerosa, testa laevi vel muricata. — Herbae perennes, in re-
gionibus tropicis et temperatis hygrobiae, saepe na tantes, foliis ro-
tuiulatis, umbellis inaequiradiatis sessilibus, axillaribus vel petiolari-
bus, corollis siccatione fugaeibus.

L. Limnanthemum indicum griseb. Folia cordato-orbiculariaob-
lolete palmatinervia (siccata membranacea asperiuscula), calycis la-
ciniae ovatae corolla duplo breviores, corollae 6 lin. diam. albae la-
ciniae margine fiinbriatae intus ecristatae nudae, versus basin glan-
•lula .solitaria pedicellata auctae, stylus brevis, stigma bilobum, capsula
ply sperma, semina muricata, rbaplie non prominula. Limn. indicum
fkiteb. Üent.p. 343. BC. Prodr. I. e. p. 189. — Hassk.Tijdschr.
fiat. Gcsch. X. p. 126. — Menyanthes Linn. Spcc. I. p. 207 quoad
*y«. Rumph. — Villarsia Vent. Choix p. 9. Bl. Bijdr. p. 849. —
Nymphaea indica minor Rumph. Iïerb. Amb. VI. p. 173 (excï.
phnïmis, quae seqq. vel diversas spec. speclant), tab. 72.

Sunda-Archipel en Molukken, in staande wateren. — Ghe-
heellndië.— Tarateh lettik *u«rf. f Tarati kitjil of Tondjo-
of Tondjon mal. — Volgens filet (t.a.p., bl. 69) eten de Chine-
zen de stengels als artisjokken , de wortels gekookt.

2. Limnanthemum cristatum griseb. Folia cordato-orbicularia

obsolete palmatinervia, supra asperiuscula, subtus glandulifera demum
lacunoso-aspera, calycis laciniae ovato-lanceolatae corolla triplo bre-
Mores, corollae albae, 9 lin. in diam., laciniae margine undulataeci-
'atae, intus crista longitudinali, versus apicem corona fimbriarum
fransversa et glandula solitaria flava pedicellata auctae, stylus brevis,
■igoaa bilobum, capsula 2 — 1 -sperma, semina muricata rhaphepro-
muiula. Limnanthemum cristatum Griseb. I. c.p. 342. DC. Prodr.
i.c. — Menyanthes crislala Roxb. PI. Corom. II. p. 3, tab. 105.
Viliarm Spreng, Sysl. I. p. 682. Ilook. Joum. of Bol. I. p. 65
mm icone. — VUL indica Bl. I. c. partim. (Rheed. Hort. Mal XI.
"•• lob 89). — liaaearrk ejl. — Geheel Indië.

36

N

GENTIANEAE. 564 UMNAMHKMI M.

3. Limnanthemum calyciniim miq. Eolia cordato-orbicularia, supra
laevia, subtus glandulosa et passim muriculata subobtecto-palmati-
nervia, nervis 3 mediis distinctioribus, adulta subcoriacen, usque semi-
pedalia, baseos lobis superneimbricantibus, inferue sinu triangolari se-
junctis, calycis laciniae ]anceolatae corolla diinidia breviores, corollae
laciniae longe molliterque fimbriatae, stylus subgracilis persistent
stigmatibus subevanidis, capsula calyce subbrevior, polysperma, se-
mina lenticulari-eompressa, rhaphe obsoleta, plumbea, laevissima,
nitida.

Java, in Soerakarta (horsf.). — Telipok smid.

4. Limnanthemum Wightianum grjseb. l c. Folia cordato-orbicu-

lata laevigata vel subtus asperiuscula, subtrinervia, nervis subtus pro-
minentibus, calycis laciniae ovatae corolla triplo breviores capsaUM
superantes, corollae laciniae margine et disco inordinate fimbriatae
eglandulosae, stylus elongatns tenuis stigmate 3 — 2-lobo, capsula po-
lysperma, seraina muricata ecarinata. — Madras. — Ceylon.

Ordo CL VI. CAMPANULACEAE rass.

Herbae saepissime lactescentes, rarius sufi'rutices, foliis altcrnis
raro oppositis, sessilibus vel petiolo vulgo marginatosuffultis,simpli-
cibus, exstipulatis. Elores hermaphroditi regulares. Calycis tu-
bus cum ovario vel ejus basi connatus, limbi superi vel semisupen
utplurimum 5-raro 3-, 6-, 8-fidi (nunquam truncati) laciniae mar-
gine planae vel inflexae, in lobulum sinum obtegentera decurrentes,
aestivatione valvatae. Corolla annulo inter calycein et ovarium
protruso, rarius in discum epigynum expanso vel circa stylum
annulato-producto inserta, marcescens vel rarius decidua, laciniis
aestivatione valvatis. Eilarnenta cum corolla inserta, (rarissime ejus
basi adhaerentia), laciniis numero aequalia et alterna, rarissime
pauciora, aequalia, basi utplurimum dilatata atque ciliata, conm-
ventia et subcohaerentia, apice filiformia, antheris introrsis basi-
fixis bilocularibus, liberis vel in tubum stylo pervium cohaerentibus,
polline papilloso. Ovarium 2 — 8-loculare, loculis si calyci isomeri
ejus laciniis oppositis vel alternis, ex anguli interioris placenta cras-
siuscula multiovulatis. Stylus terminalis simplex, in alabastro pi-
lis collectoribus per series tot quot antherarum loculi dispositis

:ampa>tlaceae.

565 CODONOPSIS.

hirsutus. Stigma raro capitatum, utplurimum ovarii loculis isomere
lobatum, lobis per anthesin recurvis, dorso glabris, virgineis pilife-
vis. Capsula 2— 8-locularis polysperma varie dehiscens. Semina
plurima minima, saepe asperula, embryi in axi albuminis carnosi
recti cotyledones brevissimae obtusae. — Ordo in hemisphaera
boreali veteris orbis nee non in Africa australi praesertim obvius,
inter tropicos rarescens.

Eigenschappen. Het melksap, hoewel scherp van smaak, is
niet vergiftig. De wortels en jonge bladen van sommige soorten zijn
eetbaar.

Geslachten : Zaaddoos niet of aan den top openspringend ; — kelk
slechts aan den voet van het vruchtbeginsei aangegroeid, slippen
vrij en verlengd; bloemkroon-buis met het vruchtbeginsel vergroeid:
I. Codonopsis; — kelk met de onderhelft des vruchtbeginsels ver-
groeid; meeldraden van onderen behaard: II. Lightfootia; — stem-
pel onverdeeld : III. Cephalostigma. — Twijfelachtig: IV. Penta-
fhragma.

Tribus I. Wahlenbergieae Endl. Gen. p. 515. Capsula indehiseens
vl vertice dehiscens.

I- CODONOPSIS wallich. Calycis tubus brevissimus semi-
globosus vel cupularis, ovarii imae basi adnatus, limbo in lacinias
lnieares longas partito. Corolla cum ovario supra calycem conna-
toi parte hbera campanulata vel lato-cylindrica 5-fida. Stamina
5, filamentis liberis basi latioribus. Stylus inclusus, stigmatibus

-5. Ovarium 3 — 5-loculare. ïructus subsiccus apice umbili-
catus o—. 3-locularis polyspermus, vix sua sponte dehiscens. — Her-

w e radice p.erenni nunc tuberosa volubiles, scandentes vel strictae,
s oppositis vel alternis. — Campanumoea bl., cujus calyx invo-
locrurn perperam dictus, moneutibus cl. hooker (Himalayan II-
lu *tr.) et hasskarl (Retzia I. p. 9) ab hoc genere non differt.

5 • Cauhs strictus erectus, flores superne axillares, foliis denaupe-
^t'sfere corymbulosi.

CodODopsis lencocarpa miq. Erecta stricta ramosa, rami gla-
a ' ,r(; viter petiolata ovato-oblonga sublanceolata acuminatis-
ar gute mucronato-serrulata, supra glabra, subtus costulato
«>■■ glaucina, pubescentia, tripollicaria, pedunculi superne inter

CUn-ANULAOEAE. 566 LIGIITFOOTIA.

folia diminuta patentes glabri snepc triflori, fructus globosus pisiibrmis
albidus 5-locularis, sepalis subliberis linearibus amplexus; semioa
subcompressa laevia.

Sumatra, iu de kloof van den Singalang (teysm.).

2. CodOIlOpSiS trUIICata Wall. Vat. n. 1301. Caulis erectus, folw
breviter petiolata ovata acuminata argute serrata, flores ad apicem ra-
moruru 3 — 6, pedicelli petiolo longiores, calycis laciniae :> Mineua
acuminatae patentes. BC. Prodr. I. c. p. 423. Alph. DC.Mém.Camp,
p. 122. Qinim de foliorum indutnento auctor taceat, cum praecedente
ultro comparetur; a seq. foliis serratis certe differt. — Bi rma-rijk.

3. Codonopsis celebica miq. Caulis erectus, folia breviter petio-
lata, iuferiora ovata acuta, superiora lanceolata, subintegerrima, florM
terminales subcorymbosi, ramis triiloris, pedicelli petiolos acquantaÉ
Campanumoea BI. I. c. p. 727. DC. L c.

Celebes (rei.wvardt'.

§ .2. Caulis volubilis; flores axiilares, majores; ovarium 3-loculare.

4. Codonopsis javanica miq. Caulis e radice tuberosa herbaceus
volubilis, folia longe petiolata cordato-ovata, crenulata, subtua
cina, ]| — 1 poll. longa, pedicelli petiolum aequantes vel supt .
calycjs laciniae lanceolatae acutae, corollae fere 1 \ pollicaris lougitu-
dine vel \ breviores, capsulam globosara crassain cingentes. Cam-
panumoea Dl. Bijdr. p. 726. DC. L c. In spec. horsf. calycis
laciniae breviores, alioquin non differt.

Java, in de vochtige wouden op den Salak, Gedé (bl.), inSoera-
karta en Patjitan (horsf.). Orok orok of Kepodo sund.

5. Codonopsis COrdata hassk. Caulis e radice tuberosa herbacaM
volubilis glaber, folia e basi cordata ovata acuta, 1 — l \ poll. long 3
et lata, subcrenulata, hirsutiuscula, 3 — 5-nervia, pedunculi axiilares
uniflori, petiolo longiores, folio breviores, alabastrum lrirsutum, calycis
tubus planus ovarii basi connatus, laciniae oblongo-lanceolatae ob-
solete serrulatae, corollae viridi-flavescentis laciniis paullo long
bacca crassa violacea. Codonopsis cordata Hassk. Belzia I. P- 9.

Java, in de vochtige wouden van 3500—8000' (hassk .

II. LIGHTPOOTIA heuit. Calycis tubus cum ovario diini-
dio inf. connatus, limbus semisuperus 5-fidus persistens. Coroli»

Bémpamlaceae. 567 lightfootia.

summo calycis tuboitisertacampanulataö-partita, rarius 5-fida. Sta-
mina 5 cum corolla inserta, filamentis basi dilatatfi ciliatis. Ova-
rium semi-inferum 8 — 5-loculare, loculis ante lobos calycinos
sitis, c placenta prope basin centrali pluriovulatis. Stylus im-
berbis, stigmatibus loculorum numero, brevibus. Capsula e
calyco obpyramidato | emersa ibique loculicide -3 — 5-valvis. Semi-
na plurima. — Suffruticuli vel lierbae perennes, foliis alternis raro
oppositis, linearibus, integerrimis vel varie denticulatis, floribus ut-
plurimum racemosis vel ad ramulorum apicem solitariis paucisve et
none longiter pedunculatis.

§ Corolla ultra medium 5-fida. Stigmata 3 crassiuscula. Ovarium
{ superum. Flores terminales subsolitarii. — Species Sundanenses et No-
ro-HolIandae.

1. Lightfootia graciliS MIQ. Simplex vel ramosa, glabra vel pi-
losa, folia alterna nunc subopposita, linearia, lineari-lanceolata, re-
pando-dentata vel integerrima, pedunculi elongati terminales et su-
peme axillares glabri, calycis tubus obovoideus lacinias erectassub-
lanceolatas aequans vel iis brevior, corolla angustato-campanulata
5-fida laciniis calycis dimidio longior, capsula obovoidea, apice pro-
truso 3-valvis. Wahlenbergia Alph. DC. Mèm. ƒ>. 342. DC. Prodr.
U c p. 433 cum synn. Species per Novam Hollandiam et terras
adjac. dispersa, variabilis. — Var. (5. lavandulaefolia Miq. Erecta,
ramosa, ramuli cum foliis praesertim subtus in nervo medio et mar-
ginibus sparse longiuscule pilosuli, folia alterna linearia acuta inte-
gerrima vel repando-denticulata, flores ramulos terminantes solitarii
vel pauci longe pedunculati, calycis laciniae latiuscule lanceolatae,
tubo obpyramidato breviores, corollae tubum aequantes, corolla 3 lin.
parum superans ultra medium 5-fida, filameuta basi dilatata ciliata,
stigmata 3 ovata acuta. Wahlenbergia Alph. DC. Mém. Camp. p. 1 44.
DC. Prodr. "VIL /. c. Jungh. in Nat. en Geneesk. Arch.Neérl. Ind.
H« P- 31 {var. hirsula), Zoll.p. 1 54. — Campanula lavandulaefolia
toww. tn BI. Bijdr. p. 726.

Midden- en Oost-Java, op de bergen tot 11,000'. Soela-
ngari tund.

fosevv. Ab hac parum differt Wahlenbergia agrestis alph. dc.
"'"ll't Icon. TV. tab. 1175.

CAMPANÜLACEAE. 568

CEPHAL0ST1GIU.

III. CEPIIALOSTIGMA alph. dc. Calycis tubus cum ovario
connatus, limbus superus vel semisuperus 5-fidus. Corolla summo
calycis tubo inserta, 5-partita. Stamina 5 cum corolla. inserta, fi-
1 a m e n t i s basi dilatatis. O v a r i u m inferum vel semiinferum 2—3-
loculare, pluriovulatum, Stylus filiformis, stigmate capitato piloso.
Capsula 2 — 3-locularis, apice loculicide 2 — 3-valvis. Seraina plu-
rima minima ovoideo-triquetra.

4. Trilamidium Endl. I. c. p. 515. Stylus corollae lacinias vix
aequans. Capsula 'J-locularis semisupera. — Lightfootiae valde accedit.

i. Cephalostigma paniculatum alph. dc Mem, camp.p. m. dc.

Prodr. I. c p. 421. Caulis herbaceus ramosissimus foliosus pilosus,
folia sessilia ovata utrinque acuta membranacea subsinuata glabra ner-
vis subtus puberulis, panicula iaxa, pedunculis gracilibus dicliotomis
glabris, tubus calycis obconicus laciniis pilosis acuminatis brevior, co-
rollae laciniae calycinis triplo longiores, capsula obconica. Campanula
Wall. Cat. n. 1295. — Birma -rijk (wall.).

Tribus II. Campanulcae G. Don. l.c.p.T62. Ovula indefinita. Cap-
sula lateraliter delnscens. — Genus sequens vix hujus tribus.

IV. PENTAPHRAGMA wall. Calycis tubus ovoidcus, la-
ciniis 5 obtusis rotundatis persistentibus longior. Corollae 5-
partitae laciniae patentes obtusae oblongae, calycis laciniis sublon-
giores, marcescentes. Stamina 5, corollae laciniis alterna, iis duplo
breviora, libera, filamentis basi dilatatis. Ovarhim inferum 3-
raro 4-loculare. Stylus brevissimus crassus, stigma trilobum, lo-
bis patentibus obtusis brevibus. Pili collcctores. Capsula 3-lo-
cularis, an prope apicem lateraliter dehiscens? Placentae crMM>
Semina globosa. Pentaphragma Wall. Cat. DC. Prodr. non Alph.
DC. Mém. Camp.

1. Pentaphragma begonifolium wall. Cat. n. 1313. DC. Prodr.
VII. 2./;. 495. — Phyleuma begonifolium Roxb.Hort. bengal. /'•■">}•
FLlnd. cd. Wall. II. p. 108. Jack Mal. Mi se. in Hooli.Bot.)H<c.l
p. 277, lab. 57. Herbaceum, repens, flexuosum, cum petiolis raccmis-
que pilis ferrugineis fasciculatis pubescens ; folia alterna petiolata (-
poll.) inaequaliter cordata obliqua reniformia obtusa vel acumioata
glabra acute serrata, 6 — 8 poll. longa; racemi axillarcs pauci petioio
subaequales, fl. approximatis scorpioideo-secundisbreviterpedicelJa-
tis, albis, bracteis ovatis obtusis lanuginosi^.
Pueloe Pinang (jack, WALLrcii).

JfHSNOCLEACEAE. 569 SPHENOGLEA.

Ordo CL VII. SPHENOCLEACEAE mart.

Genos unicum Campanulaceis probabiliter affine, stigmate imber-
hi discrepans. — (Pongatieae EndL).

I. SPHENOCLEA gaertn. Calycis tubus obpyramidatus, cum
ovario connatus, limbi superi persistentis 5-partiti laciniae obtusae
carinatae conniventes. Corolla brevissime tubulosa, 5-fida, laci-
niis margine auiiculato-inflexis. Antherae 5 subglobosae, intra
tubum corollae sessiles, laciniarum marginibus inflexis velatae, bi-
loculares longitrorse dehiscentes. Ovarium biloculare. Ovula in
pbcentis cylindricis ex apice septi pedicellatis descendentibus plu-
rima.Sty lus brevissimus, stigmate obsolete biloboglabro.Capsula
membranacea, calycis limbo coronata, bilocularis, apice operculatim
iis. Scrnina plurima minutissima teretiuscula. Embryon in
a\i albuminia parci carnosi cylindricum, cotyledonibus brevis-
simis obtusis. — Sphcnoclea Gaertn. — Pongalitim Juss. — Gaert-
ura llciz. Observ. — Rapinia Lour.

1. Sphenoclea zeylanica gaertn. de fr. ei sem. I. p. 183, tab.
*4. Rozb.Pl. Ind. cd. Wall. II. p. 106. Spanogke l. c. p. 341.
liccaisn. in N. Ann. Mus. III. p. 407. SphenocleaPongatium DC.
rrodr. VII. 2, p. 548. — Pongatium indicum Lam. llluslr. I.
«.1991.— Gaertnera Pongati Refz. Observ. VI. p. 24. — Rapinia
Itcrbacm Lour. Cochinch. ed.Willd. I. p. 156. — Pongati Rheed.
Malab. n. p. 47, tab. 24. Herba annua erecta ramosa glabra, foliis
Iteruis exstipulatis lanceolatis integerrimis laevibus, spicis termi-
nahbus seu oppositifoliis peduuculatis cylindricis, fl. albis parvis, brac-
rnis seu tripartitis suffultis.

Geheel Indië, Timor, Egypte^ in West-Indië, Mexico
1' vochtige plaatsen. — Goenda sund. op Java.

Ordo CL VIII. STYLIDIEAE r. brgwh.

f i, ' aSSim suflruticos ae, caulibus saepe abbreviatis scapiferis,

I sparsis rarius verticillatis, radicalibus saepe confertis, simpli-

STYLIIHE.VE.

570 SÏYLIUIUM.

cibus. Flores hermaphroditi asymmetrici,pediccllis saepe tribractea-
tis. Calycis tubus cum ovario connatus, a globosaadlincaremfor-
mam varians, basi interdumhincgibbus, limbus superus persistens,
plerumque 5-mero-bilabiatus (labio inf. di-, superioretri-mero), raris-
simeregulariter6-fidus. Corolla summo calycis tubo inserta, ple-
rumque irregularis, tubo brevissimo, fauce nuda vel denticulis
glandulisve coronata, limbi 5-iidi laciniis 4 majoribus patentibus,
geminatim approximatis vel rarius cohaerentibus, contiguis saepe
miuoribus, quinta infima (antica) torsione tubi mox laterali (la-
bel 1 o) dissimili, miuorc tubo continuo, vel cum eo articulata, arti-
culo irritabili, rarissime limbus regulariter 6-fidus. Stamina 2
epigyna parallela, filamentis cum stylo in columnam connatis,
col urn na cylindrica vel lineari, erecté vel continua vel duplici
flexura (quarum inferior subtus irritabilis) reclinata, plerumque longc
exserta et a tubo corollino libera, rarius brevi, basi tubo pone la-
bellum adnata. Antherae juxta columnae apicem 2, stigmati in-
eumbentes, simplices vel didymae. Stigma obtusum iudivisum inter
antheras occultatum vel bifidum, lobis capillaribus, apice capitato-
«■landulosis. Ovarium inferum bi- vel semi-biloculare. Ovula
in placcntis septi centro utrinque adnatis plurima. Glandulae
epigyna e 2 oppositae vel una antica. Capsula septifrago-bival-
vis vel loculo altero nano indehiscente, loculicide lougitrorse apert*
Se mi na minima, embryo ininimo in basi album i nis carnoso-
oleosi. — Crescunt praesertim in Novae Hollandiae regionibus ex-
tratropicis, in adjacentibus terris veluti Indiae continente rarae, pau-
cissimae in America antaretica observatae.

I. STYLIDIUM swartz. Calyx 2-labiatus. Corolla irregu-
laris 5-fida, lacinia quinta (1 a b e 1 1 o) dissimili, minore, vulgo deflexa
raro porrecta, reliquis patentibus, raro geminatim cohaerentibus. Co-
1 u m n a reclinata, duplici flexura ; a n t h e r a e bilobae, stigma iu-
divisum. Capsula bilocularis, septo superne quandoque inert»-
pleto. — Herbae nunc suft'ruticosae, scapigerae vel canlescentea,»
radicalibus confertis, in petiolum quandoque attenuatis, caulims s]
sis nunc verticillatis, iuflorescentia varia, corollis extus saepe pi 1
capitcllatis instructis, tubo basi torto, fauce saepe denticulis glam u
lisve coronata. — Species in Nova Hollandia numerosissimae, M

STYLIUIBAE. 571 STYLIDIUM.

Lentes solae extra Australiae limitcs liactenus detectae, in insula-
ruin Sundanensium regione montana. forsan reperiundae.

{ 1. Nilrangium End!. Gen. p. 520. BC. Prodr. VII. 2, p. 335.
Capsulae lineares vel sublanceolatae.

1. Stylidium KunthÜ wall. Cat. «. 8759. DG. L c. Scapi plarirai

subnudi cymoso-corymbosi, flores sessiles pauci spicati in dichotomiis
sessiles, fólia paullo supra medium rosulata subrotunda petiolata, ca-
lycis labiuru sup. subtridentatum, inf. bifidum. — Voor-Indië, in
Silhet. Malakka.

2. Stylidium tenellum swaetz Act. N. Cur. berol. 1S07, p. 51,
lab. 2, fig. 3. DC. I. c. p. 336, non R. Br. Scapus simplex compres-
liuiculus, folia radicalia ovato-lanceolata obtusa basi attenuata sessi-
lia, 4 lin. longa, reticulato-venosa, caulina pauca vix acuminata, flores
pauci spicati remoti sessiles, calycis labium sup. 3-fidum, inf. bipar-
titurn, labellum rainutissimum, capsula pollicaris. — Malakka.

3. Stylidium uliginosum bwabtz /. c. p. 52 ; tab. 2, fig. 4. DG.

I. c. Scapus filiformis, superne subpaniculatus, folia radicalia suborbi-
nilaiia sessilia, caulina remota oblonga obtusa, flores remoti sessiles
bibracteati, calycis labium sup. 3-fidum. inf. bipartitum, capsula semi-
pollicaris, — Anue cum St. Kunüiii comparandum? — Ceylon.

Ordo CLIX. LOBELIACEAE juss.

Uerbae,sufTrutices, rarius arbusculae, utplurimum lactescentes, f o-
lüs alterais exstipulatis, inflorescentia indefinita. Calycis tubus
ovario magis miimsve adnatus, limbus 5-lobus, laciniis aestivatione
subvalvatis, aequalibus vel subinaequalibus, plerumque persistentibus.
Coro 11a 5-mera, saepius irregularis, '2 — l-labiata,aut petalis 3 con-
"atis, 1 liberis conflata, tubo integro vel longitrorse fisso, fissura
inter lacinias labii minoris ante anthesin infera, flore sub anthesi
resupiuato plerumque supera,. Stamina 5 corollae laciniis alterna,
»uinc libera, nunc tubo corollae adnata, filamentis inter se liberis
vel varie connatis, saepks basi liberis et apice unitis, antheris con-
natis bilocularibus introisis, longitudiualiter deliiscentibus, 2 inf.
saepe minoribus apice in mucrones setas vel pilorum fasciculos pro-
MCtw, supeiioribus nudis vel barbatis. Ovarium inferum vel semi-
superuin, biloculare vel rarius 1-loculare, placentis tune parietalibus.
()v »la plurima. Stylus 1. Stigma annulo pilorum cinctum,
a n t li e r i s diu tectum, plerumque bilobum, rarius indivisum. C ap-

LOBELIACEAE. 572

PIDDlNGTOMis

sula saepius apice valvulis 2 medio septiferis, rarius operculo vel
lateraliter valvis 3 dehiscens, passim indehiscens, utplurimum sicca
rarius baccata. S e m i n a plurima, a 1 b u m i n e carnoso, embryo
recto.

Eigenschappen. Het melksap dezer gewassen is niet zelden
scherp, soms verdoovend-scherp van aard, waardoor sommige soor-
ten eene plaats onder de geneeskrachtige gewassen hebben verkregen.

Geslachten: Vrucht niet openspringend: I. Piddingtonia ; —
openspringend: II. Lobelia.

Tribus I. Df.lisseaceae phesl Prodr. Lobel. p. 46. Fructus inde-
liiscens, baccatus vel siccus.

I. PIDDINGTONIA alph. dc. Calycis tubus ovoideus su-
perne angustatus, laciniis lineari-acuminatis aequalibus, 2 sup.
approximatis et minus patentibus. Corolla dorso longitudinaliter
fissa, bilabiata, laciniis 2 superioribus linearibus erectis, labii infe-
rioris trifidi pateutis laciniis ovatis acutis. Antherae 5, quarum
2 inf. setis solitariis terminatae. Stigma bilobum. Bacca crassa
ovoideo-globosa bilocularis. — Praline spec. Gaudich. — Praliae
scclio Bernonia Endl.

1. Piddingtonia Nnmmularia alph. dc. Prodr. VIT. 2, p. 341.
Lobelia Lam. Biel. I. p. 589. BI. Bijdr. p. 727. — Rapuntium
nummularium Presl. I. c. p. 30. — Lobelia obliqua Ham.mss.—
Lob. begonifolia Wall. in As. Research. XIII. p. 377. Roxb. Fl.
lnd. II. p. 115. — Pratia begonifolia Lindl. Bol. Reg. tab. 1373.
Don. Gen. Syst. Dichl. PI. III. p. 699. Presl. Prodr. p. 46. —
Pratia F seylanica Hassk. Cal. bog. p. 106. Herba repens, caule
foliisque pubescentibus ; folia petiolata inaequaliter reniformia cor-
data dentata, dentibus mucronatis, praesertim subtus pilosa; pedi-
celli ex axillis foliorum mediorum, glaberrimi, nudi, folio subae-
quilongi, flores purpurascentes, calycis tubus oblongus 10-sulcatus,
laciniis subulatis basi utrinque 1 — 2-denticulatis, corolla laciniis
calycis vix dimidio longior glabra, bacca oblonga 10-gono-sulcata
purpurea, limbo calycis connivente coronata. — Varial foliis rigi-
dioribus supra glabris et magis dentatis.

Nepal, op vochtige plaatsen. — Sunda-Archipel, Java enz.
Tangkal sauki sund.

LOBELIACEAE. 573 LOBELIA.

2. Piddingtonia montana miq. Herbacea procumbens, ramosa,

caule ramisque teretiusculis, folia brevi-petiolata ovata acumiiiata,
2 —3 poll. longa, argute serrata, glabra, pedicelli axillares solitarii vel
pauci, uniflori, folio ^ breviores, calycis tubus subglobosus, corollae
laciniae omnes connatae infra apicem separatae, laciniis binis supe-
rioribus linearibus longioribus, bacca atrosanguinea calycis limbo
patente coronata. Lobelia montana Reinvo. BI. Bijdr. p. 728. —
Pralia Hassk.Cal. bog. p. 106.— Lobelia trichandra WIGHT Icon.
IV. tab. 1171 praesenti et sequenti specie certe arcte affinis, vix
non hujus generis civis.

Java, in de bergstreken (reiawardt).

3. Piddingtonia patens miq. Suflruticosa? erecta, glabra, rami
teretiusculi, folia modice vel breviter petiolata distiche alterna, e basi
acuta in petiolum decurrente ovato- vel elliptico-oblonga vel sub-
lanceolata longe acuminata inaequaliter argute serrata, herbacea (in
sicco membranacea),subtus pallida nervis erecto-patulis tenuibus te-
nere ramulosis notata, 5— 3 poll. longa, pedunculi axillares solitarii
graciles, folium \ circiter aequantes, medio bractea lineari patuia
vel 2 approximatis inaequalibus instructi, calycis tubus ovoideo-
semiglobosus laciniis linearibus subinaequalibus arcuato-patentibus
brevior, corollae superne ad basin fissae laciniae 2 superiores lineares
acutae sursum arcuato-patentes inferioribus longiores ; antherae pos-
ticae dorso praesertim lateribus pilosae, anticae apice pilis paucis bar-
>cllatae, baccae calyce patentissimo coronatae. — Praecedenti affinis.

Java, op den G. Praoe (horsp.). — T et era smul.

Tribus II. Lobemeae presl /. c. p. 9. BC. I. c. p. 350. Oapsula
uoculans, apice valvis 2 medio septiferis aut rarius poris 2 dehisccns.

H. LOBELIA linn. excl. spec. Calycis tubus cum ovario

jflagis minusve connatus obconicus, ovoideus vel liemispliaericus,

bmbus ö-partitus. Corolla superne longitudinaliter fissa, limbo

-mero, mlabiato, labio superiore saepius minore et erecto di-

nero, mferiore saepius patente latiore 3-fido vel 3-dentato. Au-

era e 2 inferiores, rarius omnes apice barbatac. O var i um in-
erum vel semisuperum, rarius subliberum. Capsula bilocularis
Hvspcrma, apice bivalvis. — Herbae vel rarius suflruticcs, foliis

LOBELIACEAE. 574

LOBELIA.

alternis, fl. saepe racemoso-spicatis vel axillaribus, colore variis.
Species numerosac, plures denuo inter se comparaudae.

Sectio I. Rapunlium Tourncf. Presl (genus) /. c. p. 11. Corollae
labia divergentia, circiteï ad \ connata, inaequalia, sup. erectum, laciniis
2 angustioribus, iof. patens, laciniis 'ó latioribus.

§ 1. Antherae omnes apice barbatae vel setiferae.

1. Lobelia trigona roxb. Glabra, 3— 10-pollicaris, rainis ditf'usis
erectis vel adscendentibus cauleque trigonis, folia subsessilia,e basi
subcordata ovata acuta serrato-denticulata, dentibus mucronulatis,
circiter semipollicaria, pedicelli versus ramorum superiora axillares
solitarii folio longiores basi bracteolis 2 minimis stipulaeformibus,
calycis tubus lato-obconicus, laciniis lanceolato-linearibus acutis sub-
brevior, corolla parvula glabra calycem parum superans, antherae
inclusae, omnes apice barbatae, capsula obovoidea. Lobelia triyomi
Roxb. Fl. bid. ILp.Ul. Wight Icon. IV. tab. 1170. DC.Prodr.
I. c. p. 369 excl. syn. BI. Bijdr. — Lobelia stipularis Ilolh in
R. et Sch. Sysl. VI. p. 67. — Lobelia javanica Thunb. Florul.jav.
p.9? — Bracteas foliis similes quidam auctores folia dicunt e quo-
rum axillis flores proveniunt.

Voor- en Achter-Indië'. Sunda- Archipel. Java.

2. Lobelia affiniS WALL. Pubescens, caulis procumbens teretius-
culus ramosus, folia breviter petiolata, e basi subcordata ovato-rotua-
data obtusa vel acuta repaude mucronate dentato-serrata, pedicelh
folio longiores nunc basi minute bibracteolati, calycis tubus obconi-
cus, laciniae lineares acutae in capsula patentes, corolla minima la-
ciniis calycinis sublongior apice puberuia, antherae inclusae omnes
apice pilosae. Lobelia affmis Wall. Cal. n. 1311. BC. l.c.p.'SGO.
G. Don, Gen. Syst. Dichl, PI. III. p. 709. — Zoll. Sysl. Ver:- /<■
67. — Lobelia zeylanica Linn. et auct. partim.

Voor-Indië. Java (zoll.).

3. Lobelia SUbcuneata miq. Herbacea annua pauci-rameadecunv
beus radicans ultrapedalis, caules (angulati? non alati) petioli, fob
praesertim subtus in nervis, pedunculi cum calyce nee non partec
rollac superiore parce pubera fpili cxiles breviter pluriarticuiari), fo i

LOBEUACEAE. 575 LOBELIA.

longiuscule petiolata,e basi brevi-cuneata integernmarhombeo-ovata
acuta crenulato-serrulala,serraturia ealloso-mucronulatis, membrana-
cea, subtus pallida venis utrinque 5—4 patule erectis, l\ — £ poll.
longa, pedunculi axillares solitarii folio breviores basi antice vulgo
distincte glandulosi, calycis tubus obcoirico-subcampaimlatus lacinias
lanceolato-lineares ciliolatas circiter aequans (maturus incrassatus),
corollae calycem duplo excedentis laciniae lanceatae, antherae apicc
oinues barbellatae. Lobelia Heyneana Bl. Bijdr. {excl. syn. Boem.
et Sch.) p. 728? — quae caule alato dicto et foliis decurrentibus
(Ulier re videtur.

Java, iii Banjoemas (horsf.).

§ 2. Antherae 2 inf. apice pilis vel setis barbatae, reliquae calvae,
dorso pilosae vel glabrae.

* Calycis tubus sub authesi basi acutus; corolla coerulea vel alba.

4. Lobelia caespitOSa bl. Herbacea glabra, caulis tetragonus dif-

fusus procumbens gracilis, folia sessilia, elliptica, lanceolata, obtusa,

superiora sinuato-dentata, pedicelli rari axillares folio ter-quinquiesve

longiores nudi, calycis tubus longe obconicus, laciniis superioribus

linearibus, antberae glabrae, 2 auticae penicillatae. Lobelia caespi-

losa Bl. Bijdr. p. 729. DC. I. c. p. 366. — Rapunlium Presl.l.c.

p. 18. — Forsan forma L. purpurascentis, foliis minoribus et minus

dentatis abludens.

Java, op de grasvlakten aan den voet van den Gedé (bl.).

5. Lobelia Reinwardtiana alpii. dg. Caulis decumbens debilis
trialatus, folia e basi in petiolum foliaceum dilatata ovata acutius-
cula dentata, dentibus calloso-mucronatis, cartilagineo-marginulata,
utriuquc puberuia, pedicelli axillares folio fere duplo breviores, ca-
lycis tubus turbinatus laciniis lanceolatis acutissimis ciliatis paten-
tibus brevior, antherae 2 inferiores barbatae. Lobelia Beimv. Alph.
DC. I. c. p. 367. — Rapunlium Presl. L c. p. 14.

Java (reinwardt).

6. Lobelia SUbincisa avall. CaL n. 1310, p. 35, nonp. 158. DC.
' Glabra, caulis suberectus ramosus cum rarais trigonus, folia e basi

'ii petiolum brevem marginatum angustata ovata acuta raucronate den-
'culala, pedicelli graeiles in foliorum superiorum lanceolatorurn axillis

LOBÊLÏACEAE. 576 LOBELIA.

solitarii iisque longiores basi biglandulosi, tubus calycis obconicus la-
cinias acuminatas subaequans, corolla minima glabra his vix longior,
antherae inclusae, 2 inf. apice peniciüatae, capsulae obovoideae val-
vulae calycis laciniis dimidio breviores. — Foliis superioribus brac-
teaeformibus inflorescentia fere racemosa. — Ava (wall.).

7. Lobelia SllbracemosawiQ. Herbacea, glabra, erecta, primo sim-
plex dense foliosa et florens, dein in ramos apice foliis depauperatis
fere racemoso-rloridos expansa, fere semipedalis, caulis ramique alato-
trigoni, foha inferiora rhombeo-ovata acuta in petiolum marginatuia
subcuneato-attenuata, superiora sensiinangustiora et miuora elliptica,
oblonga, suprema bracteaeformia parva elliptico-lanceata, inaequa-
liter crenato-deiitata, denticulis calloso-mucronulatis, paucivenia,
herbacea (siccatenere membranacea), 1 -- £-pollicaria,pedicelli tenoea,
inferiores folio breviores, superiores longiores, basi antice biglandu-
losi, calycis tubus sub anthesi e basi acuta obconicus (fructifer <>!>-
ovoideus), dentes lineares, 3 tubo aequales vel paullo longiores, 2 nia-
nifesto longiores, lii corollam parvam fere aequautes, antherae 2 antice
apice barbellatae. — Praecedenti specie procul dubio valde affinis,
sed quum spec. Wallichianum noudum viderim, de utriusque discri-
mine vix tuto judicandum. Caulis autem in nostra distincte 3-ala-
t us . — Pro aetate habitus valde diversus. — (5 Rigidiorjolüs mmo-
ribus crassioribus, supremis lanceolatis, floribus majoribus ; — calycis
laciniae tubo nunc sparse pilifero nunc glabro breviores, basi ima
subciliatae vel nudae.

Java, in Soerakarta (iiorsf.), — fi op den G. Praoe (horsf.).

8. Lobelia dichotoma miq. Herbacea succulenta glabra erec
laxe dichotome ramosa, dissitifolia, ultiapedalis, caulis ramique
foliis decurrenti-trialati, folia inferiora subrhombeo-ovata, suporioi
rhombco-elliptica, summa saepius oblonga, acutiuscula, inferiora
petiolum brevem alatum basi coarctata, superiora subsessiha, crenafc
serrulata, serraturis calloso-mucronulatis, herbacea, siccata tenuil
membranacea, tenerrime paucivenia, lf — lpoll.longa, peduncuh axi
lares solitarii, folio breviores rarius subaequales, nudi, calycis (
sub anthesi e basi acutu anguste obconicus in sicco subviolascens (
turescens obconicus crassus\ laciniis lanceolato-lineanbus

ima basi vulgo pauci-ciliolatis caeterum integerrimis (quarum 2
quisquidquam longiores) mfructupatentibus longior vel subarqua

LOBELIACEAE. 577 LOBELIA.

cor

ollae cal veem parum superantis laciniae 2 posticae ovatae subero-
ulac, laterales obovatae, autherae anlicae apice barbellatae, reliquae
dorso toto miuutissime puberae.

Java, op den Sello (horsf.).

9. Lobelia filiformis lam. mei. ui. p. 588. dc. i. c. p. 368. Cau-
lis ramique graoiles suberecti, folia denticulata, inferiora oblonga vel
lanceolata, media et superiora linearia pedicello longiora, tubus calycis
obconicus laciniis linearibus acutis brevior, corollae Jaciniae sup. linea-
its, inf. obovatae, antlierae pilosiusculae, duae anterioresbarbatae. Ra-
jHt'nlium Prcsl lc — Lobelia filiformis Cav. Icon. VI. p. l,tab. 511.—
Bourbon. — Lu zon.

10. Lobelia Cliffortiana wiLLi). Glabra, caulis pedalis erectus ra-
mosus, ramis denutlatis gracilibus raeemo laxo terminatis, folia glabra,
inferiora petiolata, e basi subcordata ovata inaequaliter crenato-dentata,
superiora sessilia lanceolata ; bracteae filiformes pedicellis multoties bre-
viores; tubus calycis obconicus, laciniis capillaceis erectis corolla parva
coeruleo-purpurascente diroidio brevioribus, antlierae glabriusculae, in-
f.iiorcs apice fimbriatae, capsula semisupera. Lobelia Cliffortiana Willd.
Spcc. III. p. 946. BC. lep. 372. — Lobelia filiformis Sieb. Fl. cxsicc.
Maurit. II. n. 208. — Lob. chenopocli folia {Rapuntium Presl.) et trian-
pdata Wall. Cat. n. 1312. — Lob. telragona BI. Bijdr. p. 729. —
Rapuntium Trachelu folio florc purp. Plumier. Americ. tab. 285, fig. 2.
II. cordifolium Mönch. Suppl. p. 277. Prcsl l.c.p.U. — Linn. Hort.
Cli/fnrt. p. 426, tab. 26.

West-lndië. — Op Mauritius, Java en Voor-Indië ver-
wilderd.

11. Lobelia SUCCUlenta BL. Caulis herbaceus subramosus angulo-
sus glabriusculus, folia e basi in petiolum marginatum brevem an-
gustata nunc subcordata ovata obtusa vel superiora acuta, crenata,
creuis mucrouatis, 1 — l\ poll. longa, sicca membranacea; pedicelli
axillares folio subbreviores cum calyce pilosi; calycis tubus pyrifor-
mis laciuias subinaequales ciliatas subaequaus, corolla iis non lon-
.^ior, antlierae superiores glabrae, inf. apice barbatae. Lobelia suc-
culenla BI. Bijdr. p. 728. DC. I. c. p. 373. Rapuntium Presl l. c.
p. 13. — Java, op de grasvlakten van Buitenzorg (dl.).

12. Lobelia Horsfleldiana miq. Annua, e radicc paucicaulis, cau-
k» dccuinbenies iuferne radicantes (trigoni ?) cum petiolis foliisque
utrinque praesertim subtus pubescentes, folia breviter petiolata e basi
wbconniveuti-eordata ovata acuta, inferiora lato-ovata, serrato-den-

37

" van Ncd. Indië. II.

LOBELIACKAE. 578

LOBELIA.

tata dentibus calloso-mucronatis, membranaeea, subtus pallida utrin-
que 3 — 5-venia, 7 — 3 lin. longa, passim basi obliqua; pedunculi
axillares folium aequaiites vel superantes solitarii nudi glabri uni-
flori, calycis glabri tubns inaequalitero-elliptico-oblongus, laciniis
longe anguste linearibus basi vulgo bidentulo-iucisis uninerviis co-
rolla brevioribus brevior, antherae anticae apice barbatae, posticae
calvae dorso superne parce piliferae. — Habitus L. trigonae et affinium.
Java, op den Sello (iiorsf.). — Bawangan of Manikin surnl.

13. Lobelia ancepS thunb. Glabra, caulis erectua vel adscendens
rainosus alato-trigonus; folia decurrentia lineari-oblonga vel nbovata
repande et acute denticulata; pedicelli axillares folio triplo quadniplove
breviores; calycis tul)us elongatus laciniis triangularibus multoties Ion-
gior; corolla eas non superans, laciniis super, linearibus a labio inf. 3-
lido divergentibus, antherae dorso pilosulae, 2 inf. apice setaceo-pilosae,
capsula cylindracea. Lobelia anceps Thunb. Prodr. Fl. Cap.p. 40. DC.
I. e. p. 375. — Lobelia alata Labill. Nov Holl. I. p. 51, lab. 72. ƒ{. Br.
Prodr. I. p. 562.— L. decumbens Sims Bot, Mag. tab. 2277.— Rap-
puntium anceps Prest l. c. p. 10. — Iiapunt. alatum Presl l. e. p.M. — Do-
browskija anceps ej. I. c. p. 17. — Lob. bellidi folia R. Br. Hort. Kciv. cd. 2,
p. 357. — Van de Kaap tot in N i euw -Il ollan d, Nieuw- Zee-
land en in Zuid-Amerika. Waarschijnlijk ook op den Sunda-
Archipel.

** Calycis tubus sub anthesi basi obtusus, ovoideus vel fceiniglobosus.

14. Lobelia longifolia alph. dc. /. c. p. 382. Glabra, caulis erectus
simplicissimus teres; folia sessilia linearia elongata acuminata remote
scrrulata, pedicelli bractea foliis conformi breviores, calycis tubu3 hemis-
phaericus laciniis linearibus brevior, antherae pilosiusculae, 2 inf. apice
barbatae. Rapunlium Presl I. c.p. 26. — Luzon (iiünke).

15. Lobelia Hankeana alph. dc. /. c Glaberrima, folia petiolata
lanceolata acuminata dentata subtus rugoso-venosa; flores axillares ra-
cemosi, pedicelli bracteolati folio breviores, calycis tubus hevnisphaeri-
cus lacinias lanceolatas aequans, corollae laciniae ad apicem fere con-
natae, antherae 2 inf. barbatae. Rapunlium Presl l. c. — Luzon
(hünke).

Adnot. Lobelia cardinalis MXN. in Javae hortis ornatus causa
plantata.

Ordo CLX. GOODENOVIEAE r. brow.v.

Herbae vel suffrutices, foliis sparsis simplicibus exstipulatis. Tn-
florescentia definita. Flores hermaphroditi irregulares axillares

GOODENOVIEAE. 579 SCAEVOLA.

vel terrainalcs. Calvcis tubus cum ovario connatus, rarissime li-
ber, limbus superus (iuterdum obsoletus) 5-fidus,laciniis subaequa-
libus, rarius calyx liber 3 — 5-phyllus. Corolla monopetala irregu-
laris, tubo postice fisso vel 5-partibili, limbo 5-mero 1 — 2-labiato, la-
ciniarum lateribus membranaceo-extenuatis aestivatione induplica-
tis. Stamina 5 epigyna, nee corollae nee stylo adhaerentia,illiuslaci-
niis alterna, filamentis liberis vel interdum apice cohaerentibus,
antheris erectis introrsis bilocularibus, liberis vel inter se unitis,
polline simplici vel interdum quaternatim composito. Ovariuin iu-
ferum, passim calyci superum, corollae inferum, nunc uui- nunc sae-
pius subbi- vel bi-loculare aut septo secundario 4-loculare. Ovula
anatropa, nunc in loculcr solitaria, rarissime in uniloculari gemina
collateralia, nunc plurima, super placentas septo innixas imbricatim
adscendentia. Glandula epigyna inter stamina 2 anteriora, sae-
pissime deficiens. Stylus 1, rarissime 2 ima basi connati, simplex
vel interdum trifidus. Stigma carnosum simplex vel bilobum, indu-
sio (scil. margin e libero disci epigyni cum stylo connati) submem-
branaceo, cyathiformi, nunc bilabiato cinctum. Fructus drupa-
ceus vel nucamentaceus, seminibus definitis, vel capsularis
seminibus indefinitis, bi-interdum 4-locularis, septifrage bivalvis vel
valvis bifidis 4-valvis. Semina in capsularibus saepe alata, embryi
maxi albuminis carnosi recti cotyledones saepefoliaceae,radi-
cula hilo proxima. — Ordo praesertim Novo-Hollaudus ; paucae
species in Africa australiore, America, Oceania, Asia calidiore atque
in India aquosa crescunt.

Tribus I. Scaevoleae e. brown. Prodr.l. p. 582. Fructus drupaceus
vel nucamentaceus, seminibus definitis.

-1. SCAEVOLA linn. Calycis tubus ovoideus vel subglobosus
cumovario connatus, limbi superi 5-fidi laciniae subaequales passim
obsoletae. Corollae superae tubus hinc longitudinaliter fissus ge-
nitaha exserens, limbi secundi 5-partiti laciniae margiue alatac, aesti-
vatione induplicatae. Stamina 5, cum corolla inserta, filamentis
K antheris interdum apice barbatis liberis. Ovarium inferum bi-
rarms 4- vel 1-loculare. Ovula in loculis solitaria, vel in ovario
uniloculari interdum bina collateralia e basi erecta. Stylus simplex,

igmatis indusium imberbe vel ciliato-barbatum. Drupa baccata

37*

GOODENOYIEAE. 580

SCAEVOU

vel exsucca, calycis limbo coronata vel nucla, 1 — 4-locularis. Em-
bryi intra album en tenue recti co ty led o nes carnosae. — Fruti-
ces, sufl'rutices vel herbae in littoribus tropicis totius orbis, foliis al-
ternis, rarissime oppositis, fl. axillaribus cymosis vel subspicatis,
calycibus saepe bibracteolatis, corollae laciniarum alis (marginibus
lato-extcnuatis) praesertim basi raro totis ciliatis, tubo intus saepe
villoso, ad faucem nunc ramentaceo.

§ 1. Sarcocarpti G. Don Gen. Syst. Dichl. PI. III. p. 727. Drupa
bacenta büocularis, 2- sperma.

1. Scaevola Koenigü vahl. Fruticosa, rami glabri, axillis barba-
tis, folia sessilia obovata apice subrepanda vel integerrima, submem-
branacea, glabra ; cymae glabrae axillis lanatae, floribus dichotomiarum
pedicellatis ; calycis limbus 5-partitus, laciniis angusto- vel latius-
culo-oblongis tubo aequalibus vel longioribus,pilosulis, corolla extus
superne vulgo pilosuia, alis ciliatis, tubus intus ramentaceus, stylus
pubcscens, indusium dorso pilosum, margine ciliatum. Scaevola Koe-
nigü Vahl Symb. III. p. 36. Willd. Spec. I. p. 956. B.Br.Prodr.
Lp. 583. BC. Prodr. VIL 2. p. 505. BI. Bijdr. p. 730. Hoo/c.
Bot. Mag. tab. £732. — Sc. Plumieri {Vahl.) BI. Bijdr. I. c. — De-
caisn.N. Ann.MusAJI.pA08. — Sc. Lobelia Linn. Spec.ll.p. 1317
(praesertim ad spec. amcric.) et herb. fidc B. Brown. — Sc. Lesche-
naultiana Alph. BC. l.c. p. 506. — Sc. Uela-Modagam Pet. Thouan
Encycl.mèth.SupplA. p. 608. B. et Sch. Syst. V.p.163. DG. l.c.
(ad icon. Bheed, Hort. Mal. IV. p. 121, lab. 59, fig. 2). — Buglos-
sum litoreum Bumph. llerb. Amb. IV. p. 1 J 6, lab. 54. — Lobcha
frutescens Linn. Fl. Zeyl.n. 713. — Lob. Plumieri Burm.Fl.Ind.
pASQ.— Lob. Taccada Gaertn. Lp. 119, lab, 25, fig. b.—Ludil:
«. 1'oliis plane integerrimis: Sc. Taccada Boxb. Fl. Ind. II. p. 46.
Wight. Illuslr. IT. lab. 1 37. — §. Macrocalyx, cymae glabrae, bracteae
et bracteolae saepe oppositae axillis barbatae marginibus subciliatae
caeterum glabrae, calycis tubus villosulus, laciniis elliptico-oblongis
ciliatis brevior, corolla extus basi glabra, superne villosula. Scae-
vola macrocalyx de Vriese in Act. Soc. Scienliar. Harlcm. nov.
ser. X. p. 26, tab. III, fig. 1 — 4. Spccimina iiorsf. inter genui-
uam et liane formam plane media.

In de kuststreken van geheel ïndië tot op de oostelijke eilanden

GOÜDEXÜVIEAE.

,81 SGAEVOLA.

van Afrika en in de Stille Zuidzee. — Niangka sund. — Bo^a
tseda tern., Mor al amb., Polindo laut bal. I)e bittere bladen
en vruchten worden in de Molukken als geneesmiddel gebruikt, uit
het merg van den stam figuren gesneden.

2. Scaevola sericea forst. Fruticosa, molliter sericeo-tomentosa,
ixillis land argented barbatis, folia sessilia e basi coarctata obovata,
spatliukta, subcoriacea, integerrima vel repanda vel juniorum den-
tata, utrinque tomentosa; cymae corollaeque extus tomeutosae, fl. di-
chotoiniarum pedicellatis; calycis dcnse sericeo-tomentosi laciniae tu-
bum aequantes, stylus barbatus, iudusium extus tomentosum, margine
denseciliatum. Scaevola sericea Forst. Prodr. n. 504. R. Dr. Prodr.
I. c. DC. I. c. p. 50G. Labillard. Sert. Austro-Caled. p. 41, tab. 2.
De Vriese l. c. p. 29 cl in Ned. Krttidk. Arch. TT. p. 31. — Scae-
vola velutim Presl in licliq. Henk. II. />. 50. // Praecedenti tam
arcte aflinis ut dempta pube vix ullum discrimen remaneat. Variat
foliis plus minus tomentosis, integris vel repando-crenatis, stylo gla-
bro et longitudinaliter villoso." 1 '' (br.).

Kusten der eilanden in deStilleZuidzee en van Zuid-Azië.

3. Scaevola UVifera stocks. Fniticosa, ramis decumbentibus, axillis
imberbibus; folia ovalia et obovalia cum ramis glabra, earnosa; cymae
axillares \ folium aequantcs, peduneulis parum eompressis, bracteis li-
ncaribus carnosis; calycis limbus integerrimus vel cvenulatus, corollae
■Ibte inodorae laciniae basi ümbriatae ; rilamenta glabra, styli basis pi-
losa. Scaevola uvifera Stocks in Wight Icon. IV. tab. 1613. — Aan
de monden van den Indus.

!• Scaevola püiplena miq. Polia sessilia cuneato-obovata superne
subrepanda apice lato-rotuudato vel concavo-truucato subemarginata,
lierbaceo-succosa ? siccata submembranacea, glabra, e costa, ad apicem

sübevanescente subimmerse venulosa, circiter tripollicaria ; cymae ;

calycis glabri tubus obconicus subcostatus limbi brevis 5-dentati

'It'ntibusbrevi-lanceolatis obtusiusculis rigidulislongior, corollae sub-

Fnliearis extus glabrae tubus medio subconstrictus, limbi laciniae

ngo-elHpticae ex trorsum extenuatae margine praesertim deorsum

ciliatae, tubus intus praeter basin villosissimus, stylus praesertim

eorsum pubesceus apice incurvulus, iudusium dorso subglabrum, an-

'c margine intusque pilis albis rigidis ciliato-hirtum.

io Paljitan (iiorsf.). Porang sund

COODENOVIEAE. 582 LEMAMEA.

_ § 2. Xerocarpa G. Don. I, c. p. 728. Drupa siccn, 1— 4-locularir
inflorescentia cymosa, subspicata, axillaris et terrr.inalis.

5. ScaeVOla micrantha presl UeUq. Hank.ïl. p. 58. Fruticosa, ra-
mis superne tomentosis, tornento caduco, folia petiolata, congesta, ovato-
oblonga apice subrotundata ibique uti margitie revoluta, nitegemma,
limbo juxta petiolum decurrente, costa pubescentej pedunculus axillaris
folia vix aequans dichotomus; pedicelli axillis barbati; calyx subpu-
bescens, brevissime subden tatus, eorollae laciniae basi fimbriatae. Tem-
minckia de Vriese in Ned. Kruidk. Arch.l.c. p. 41. Acl.Harlem.lt,
p. 11. — Luzon.

Species prorsus dubia: Sc. oppositi folia roxb. Fl Ind.U.
p. 148. Fruticosa, folia opposita, breviter petiolata elliptica integerrima
glabra, pedunculi axillares pauciflori. — Mol uk ken.

Genus probabüiter excludendum, imperfecte cognilum:
IL LEMAIREA de vriese. Elores cymosi trichotonii, basi brac-
teati. Calyx subglobosus, limbo 5-fido. Corollae tubus fissus,
limbo laterali 5-fido, laciiiiis non alatis. Stamina elongata, fi la-
men tis liberis, filiforinibus. Antherae terminal es subclavatae. Ova-
rium biloculare,loculisuniovulatis. Stylus dilatatus, stigmatc pla-
no, non indusiato. Semina plana, externa areolata, quadrata vel
cuneiformia, albuminosa, embryo centrali.

l. Lemairea amboinensis de vriese in Act. Suc. Sc. Uarl. nor.

ser. X. p. 189, tab. XXXVIII. Herba? caule flexuoso vel genicu-
lato; ramuli puberuli; folia e basi attenuata oblonga vel ovali-oblonga,
circa ramuli apicem congesta, integerriina, costivenia ; cyma pedun-
culata, pedunculo crasso pubescente, apice ex involucro monophvllo
4-lobo pedicellos 3 exserente, apice opposite bibracteolatos et 1 — 4-
floros; calyx pilosiusculus, limbi laciniis ovatis acutis patentibus;
corollae tubus intus extusque glaber, laciniis 5 ovato-lanceolatis ob-
tusis 5-nerviis ; putamen corneo-lignosum. Scaevola Venlenatii ex
Amboina Herb. Ventenat. Non vidi. — Amboina.

Ordo CLXI. CONVOLVULACEAE juss.

Herbae vel frutices utplurimum minus magisvc lactcsccntes, caulc
saepe volubili, foliis alternis integris vel lobatis. Elores regularcs.
Calyx pentaphyllus, phyl li s aequalibus vel inaequalibus acstiva-

ÜO.WOLVULACEAE. 583 GEtfERA.

tione imbricatis, perüistcntibus, post anthesiu auctis, utplurimum ad
basin usque liberis, rarissime coalitis. Corolla hypogyna, cainpanu-
lata, iufundibuliformis vel interdum subhypocraterimorpha, magis
minusve 5-loba, saepe 5-plicata, aestivatione contorta vel convoluta,
dellorata contorto-decidua. Stamina 5,imo tubo iuserta, lobis al-
terna, inclusa velexserta, filamentis aequilongis vel inaequilongis,
basi saepe dilatatis et villosis, in aliquibus squamula auctis, an-
Iheris bilocularibus. Ovarium basi annulo carnoso hypogyno
cinctum, bi- rarius triloculare, loculis e basibi-raro l-ovulatis,nunc
septo spurio subdivisis spurie 4-loculare vel columua (evolutionis
stadio posteriore) incom pleta unilocalare ; rari us c a r p e 1 1 a a p o c a r p a .
Stylus in apocarpis basilaris, in syncarpis terminalis, iudivisus vel
bifidus. Stigma simplex, acutum vel globosum, in stylo simplici sae-
pissime bilobum. Capsula dehiscens vel baccata indehiscens, 1 —
6-sperma. Semina erecta dorso convexa, testa coriacea vel mem-
brauacea, saepe villosa, albumiiie parco, embryi curvuli cotyle-
dones foliaceaeconduplicato-corrugatae,radicula infera. — Ordinis
cives praesertim intra tropicos vigeut, in frigidis rarissimae. — Spe-
cies saepe ludentes indumento, partium magnitudine, foliorum forma
variante, ilorumque colore mutabili. — Conf. cel. R. wight de gene-
ribus Convolvulaceis accuratius definiendis observ. in Calculta Jour-
nal of Science 1847. Jul, el Icon. PLIY.sitbn. 1356. — 'Walker
arnott in Linnaed XII. p. 212 Lilteral.

Eigenschappen. Velen bevatten melksap met scherpe harsen,
van drastische werking, en worden als geneesmiddelen gebruikt. —
Ik knolwortels van anderen zijn eetbaar en voedend, en sommige
soorten worden tot dit doel, vooral in tropische landen, ook in Indié',
verbouwd.

Geslachten :

A. Vrucht niet openspringend; — ^-hokkig : — stampers lijnvor-
mig: I. Iiivca; — kort-rondachtig : II. Argyreia ; — Z-hokki 'g : - -
vrucht ten laatste veelal \-hokkig : III. Lettsomia IV. Blinkworthia.

B. Openspringende zaaddoos. — a. Vruchtbeginsel 4<-hokkig :
V. Quamoclit; 3 - 4-hokkig : VI. Pharbilis, VII. Calonyclion (bloem-
kroon met lange buis trechtervormig) ; stijl 2-spletig, bloemkroon klok-
vormig : XVIII. Breweria ; — 2 tweespletige stijlen : XX. Evolvulus.

CONVOtVULACEAE. 584 UIVEA.

b. Tweehokkig, — stampers rondachtig: VIII. Ba(atas y IX. Ipo-
moea ; — kelkbladen ongelijk, buitenste grooter en breeder; zaad-
doos éénhokkig : X. Hewillia ; X I. Shinnera ; — stampers lijnvormig,
smal: XII. Convolvuhis ; — kelkbladen in twee tot drie rijen, twee
buitenste grooter en lager ingeheclit: XIII. Aniseia ; — 4 — 6 stam-
pers: XV. Polymcria ; — twee den kelk insluitende sclmtblaadjes,
vruchtbeginsel 2- aan den top I -bokkig: XIV. Calystegia.

c. Éénhokkig; kelkbladen later zeer uitgroei] end geaderd; zaad-
doos veelal éénzadig: XVI. Porana ; — 2 stijlen: XVII. Ncuro-
pellis.

d. Bloemkroon trechtervormig, twee stijlen met korte rondachtigc
stampers: XIX. Cressa.

C. Als B, maar de helmdraden aan den voet met een schubjc:
XXI. Lepisfemon.

D. Twee vrije vruchtbeginsels, 2 stijlen. XXII. Dichondrn.

Subordo I. Coxvolvuleae. Ovarium 2 — 4-loculare. Capsula

vulgo septifrage dehiscens.

Tribus I. Argyreieae choisv in Mem. Soc.phys. Genèv.VÏ. pAQG.
BC'. Prodr. IX. p. 325. Fructus indehiscen9, pericarpio coriaceo aut
subbaccato. — Stirpes pleraeque asiatieae, caulibus et saepius foliis
sericeo-villosis, floribusque speciosis insignes.

I. RIVEA ciioisy ex emend. Wight. Calyx 5-sepalus. Corolla
tubulosa vel infundibuliformis. Stylus 1; stigmata 2 linearia,
cylindrica vel lamelliformia. Ovarium 4-loculare 4-ovulatum. Cap-
sula baccata indehiscens. — Stirpes volubiles suffruticosae, in tro-
picis totius Orbis.

1. RiVea hypOCrateriformiS chois. Caulis pubescens, folia petiolata

cordato-rotundata obtusa saepius subtus villoso-candicantia, peduncuji
uniflori nunc axillares solitarii nunc in apice ramulorum aggregati,
sepala ovata obtusa inaequalia extus villosa, corollae tubus angustissi-
mus, limbus bypocraterimorphus. Rivea hypocrateriformis Chois. I. c»
p. 406, in BC. I. c. p. 326. — Convolvuhis hypocrateriformis Besr.l.c.
p. 561. — C. candicans R. et Sch. Syst. IV. p. 302 non Roth. — C.
hypolcucus corund. tcste Sleud. — Letlsomia uniflora Roxb. Ft. Ind. II-
p. 85. Argyreia Sweet Hort. subnrb. ed. alt. p. 299.— Voor-Indië.

2. RiVea Ornata chois. Caulis candicans, folia petiolata orbiculato-

cordata vel reniformia, supra glabra, subtus cinerco-tomentosa, peduu-
culi elongati spïcato-paniculati vel umbellati, sepala ovato-lanccolnta

CONVOLYl/LACEAE. 585 ARGYREIA.

obtusiuscula, 5 — 6 lin. longa, coriacea extus villosa, corolla tubulosa
Mgustissima alba, bacca laevis. llivca ornala Chois. I. c, p. 409, tab. 3,
in DC. L c. Wigltt Icon. IV. lab. 135G. — Convolvulus candicans Roth
tfov. Spcc, p. lüö. — Lellsomia ornata Roxb. FL Ind. I. p. 496 cd.
Wall. II. p. 8(5. — Argyreia Sweet. — Voor-Indië, Nepal. Co-
romandel.

3. RiVea? Obtecta choib. Caulis albidus, ramuli tomentoso-strigosi,
folia brevi-petiolata laaceolata, acutninata, supra glabra, subtus sericea,
4 2 poll. longa, pedunculi petiolos paullo superantcs multiflori, sepala
ovata obtusa extus toraentosa, 3 lin. longa, exteriora paullo majora, co-
rolla (speciosa) campanulata extus hirsuta. Chois. I. c. p. 410, in DC.
I. e. — Convolvulus obteclus Wall. Cal. n. 1416. — Tavoy en A lu-
iers t.

II. ARGYREIA loureir. Sepala 5. Corolla campanulata.
Stylus 1, stigmate capitato-bilobo. Ovarium 4-loculare, 4-ovu-
latum. Capsula baccata, indehiscens, sepalis saepe intus ruben-
tibus et induratis cincta. — Stirpes gerontogaeae tropicae, specta-
biles, sacpius argcnteo-scriceae vel tomentosae. — Geuus praecedenti
arctc cognatum, non nisi stigmate distinctum, eodem discrimine quo
Ipoinoea a Convolvulo separatur.

\ 1. Plijxanthus G. Don. Gen. Syst. IV. p. 254. Corolla apice 5-
plicata, subindivisa. Stamina inclusa. — Samudra Endl. generis sccl.

1. Argyreia Speciosa sweet. Caulis tomentosus, folia ampla cor-
uata acuta, supra glabra vel rarius villosa, subtus costata et sericeo-
argcntea,8— 13 poll. longa, pedunculi petiolos aequantes umbellato-
cymosi, bracteis ovato-ellipticis acuminatis, undulatis, 2—3» poli.
longis, sepala ovata acutiuscula, corolla extus albido-villosula, fere
ppollicaris, intlato-cylindrica. Argyreia specioca Sweet Hort. su-
burb. cd. alt. p. 289. Chois. I. c. p. 411 et in DC. Prodr. I. c.
P' 328. Ilassk. Refzia I. p. 68. Zoll Cal. p. 127. Wight Icon.
11. tab. 851. — Convolvulus speciosus Linn, fil. Suppl. p. 137
ezel. patriü.— C. nervosus Durm. Fl. Ind. p. 48, tab. 20, fig. 1 —
Ipomoca speciosa (Linn. fil.) BI. Bij dr. p. 717. Bot. Mag. lab.
I \\c K — Lellsomia nervosa Roxb. I. c. — Samudra-stogam Rhecd.
Kort. Mul. XI. p. 125, tab.Gl.

Geheel Indië. Java, iu 'slands plantentuiu te Buitenzorg(BL.j.
Mauritius — Aroi bohal kebak sund. (uassk.).

COiVVOLVULACEAE. 586

2. Argyreia bracteata chois. /. c . P . 412. dc. Prodr. 1. c . iiirsuto-

sencea, foha oblongo-rotundata acuta, supra glabriuscula, subtas sericeo-
ru escenba 2-3 po I longa, pedunculi petiolos paullo superantes ï,
mutiflon, foho mu to breviores, bracteae lanceolataepollicarescymam
ambientes extus subvillosae, sepala ovato-lanceolata aut elliptica acu
üuscula 3 lm longa, extus medio villosa, margine extenuata, corolla
campanulata extus Inrsuta. IJook. Bot. Comp. p. 38, tab. 3. - Convolvulu*
pomaceus Roxt? Wall. Cal. p. 1419. L Voor-Indië Aladr»
enz. — Wordt in de geneeskunde gebruikt.

3. Argyreia argentea chois. i. c . P . 4is. dc. l c. Cauiis P ubesce„ s ,

lolia cordato-rotundata brevi-acuminata, supra glabra vel pubera, subtus
argenteo-sericea, pedunculi petiolos aequantes rigidi apice laxe umbel-
lati bracteaelanceolatae vel lineares extus albido-sericeae, sepala lan-
ceola a, extenora majora 5 li„. longa, margine revoluta extus villosa,
coroJla glabra speciosa. Lcilsomia argentea Roxb. Fl, Ind. I. » 489
cd. Wall. II. p. 79. __ Voor-Indië.

4. Argyreia VenUSta chois. /. c. DC. l. c. Praecedenti similüma,
sed foha magis minusve dense subtus lanato-pubescentia, non aro-cnteo-
sencea. Wall. Cat. n. 1414. — Peg o e, Ava enz.

5. Argyreia RoxburgWi chois. Duabus superioribus proxima, sed
folia utrinque, praesertim subtus cinereo-villosa. Argyreia Roxbur-
ghii Chois. I. c.p.êl 9. DC. Prodr. I. c. — Ipomoea Roxburghii Sweet
Hort. brit. p. 289. — Ipomoea amoena BI. Bijdr.p. 718. — Con-
volvulus Roxburghii Wall. Cat. n. 1415. — Ipomoea mulli flora
Iioxb. Fl. Ind. ed. Wall. II. p. 89. — Ipom. Burmanni Koenig
mss. ex Wall. — Caules cinereo-villosuli ; bracteae et sepala extus
villosa; corolla bipollicaris rosea, tubo intus laete rubro.

Voor-Indië. Molukken (reinyv.).

6. Argyreia malabarica chois. Cauiis pubescens, folia cordato-
rotundata acuta, glabra aut utrinque rariter pubera ; pedunculi foliuni
aequantes vel superantes apice multiflori, sepala lanceolata acuta 4—6
lin. longa, exteriora longiora incano-villosa, margine revoluta. Argy-
reia malabarica Chois. I. c. p. 420. DC. I. c. p. 331. — Convolvu-
lus malabar.Linn. Spec.p. 221, non Wall., an BI. Bijdr.p. 715? —
Ipomoea malabarica R. et Sch. Stjst. IV. p. 235. — Katlu ha-
lengu Rheed. Hort. Mal. XV. p. 105, tab. 51.

Geheel Indië tot in Cochinchina. Sunda-Archipel. Java?

COWVOLVULACBAE. 587 ARGYREU.

7. Argyreia tiliaefolia wicht /. c. lab. 1358. Caulis altus usque
30-pedalis iuferne lignescens, griseo-pubescens, folia petiolata cor-
dato-rotundata obtusa vel acuminata, supra minutissime velutine pu-
bera, subtus pubescentia, diam. usque 6-pollicaria; pedunculi breves
saepe 1 — 2 — 6-iiori, sepala ovato-rotundata 4 — 6 liu. longa, post
authesiii aucta, corolla magna iuüato-tubulosa saturate lilacina. Ri-
vca tiliaefolia Chois. I. c. p. 407. DC. I c. p. 325. Zoll. Cat.p. 127.
Convolvulus liliaefolius Desr. in Encycl. méfh. III. p. 344 — C.
fangeücus Roxb. FL Ind. I. p. 467, ed. Wall. l\.p. 46. — Ipomoea
tiliaefolia R. ctSch. — lp.gangetica Sweel Hort. suburb. — Conv.
melanostictus Schld. in Linnaed 1831, p. 737. — lp. mclanosticla
Ij. Don Gen. Syst. IV. p. 271. — lp. campanulalaW .Arno/l lesle
Sleuil.,non Umi. — Ipomoea lilacina BI. Bijdr. p. 715. Chois. Lc.
p. 367. — Cunf. cl. Ilassk. observ. in Relzia I. p. 68 ubi ovarium
biloculare perhibetur.

Van de Kaap en Madagascar over geheel Indië, de Philipp.
eilanden, de eilanden in de Stille Zuidzee, Peru en West-
Indië verspreid. — Java, Salajer, Lombok en verdere Sunda-
eilanden. — Te Buitenzorg, volgens hasskarl, uit Calcutta inge-
voerd, en wordt door de Javanen met denzelfden naam als A.mollis
bestempeld.

8. Argyreia alulata miq. Caulis volubilis angulatus subtetrapte-
nis petiolique antice subalulati pubescentes, folia modice petiolata e
smu lato ad apicem subtruncato lato-subdeltoideo-cordata pleraque
subsinuoso-angulata obtusa mucronata, nascentia subtus albido-seri-
ceo-pubescentia, adulta supra minute pubera, subtus pallida basi 7-
nervia costulisque superne 3 — 5 utrinque pertensa,subglabra,in nervis
parce pilifera, 4 — 5 poll. longa et paullo latiora; pedunculi solitarii
axillares vulgo cum ramulo folioso enati folio breviores cymose pluri-
Uon, pedicellis albido-incanis, bracteis obverse ellipticis mucronatis
caducis subscariosis reticulatis ciliatis dorsoque subpuberis, calycis |
poli. sepala 2 exteriora coriacea latiora dorso cinereo-velutina. inte-
nora angustiora teneriora glabra, corolla l|-pollicaris subcampanulata
subindivisa glabra (albida). — Habitus A. cymosae wicht Icon. III.
oo. 859 et Ipomoeae campanulatae LIRN. Ovarium examinarc haud

hcuit. — j ava) in Soerakarta (horsf.).

< ONVOLVULACEAE. 588

ARGYREIA.

9. Argyreia WallichÜ chois. /. c. DC. l. c. Caulis glaber, folia e
basi vix cordata ovata aut lanceolata acuminata, supra glabra rugosa,
subtus nervosa albo-tomentosa, pedunculus brevissimus multiflorus, brac-
teis persistentibus lineari-Ianceolatis villosulis ultra-poliicaribus, sepala
lineari-Ianceolata, cxteriora longiora ultra-semipollicaria. Convolvulus
crythrocarpus Wall- Cat. n. 1413. Petioli 4 - 6 poll. longi. — A va, op
tien Taong-Dons:.

10. Argyreia mollis chois, Caulis glaber vel subpuberus, folia
elliptico- vel lauceolato-oblonga, supra villosula, subtus sericeo-vil-
loso-argentea parallele costulata ; peduuculi petiolos aequantes sub-
umbellato-multiflori, bracteae flores involucrantes'ovatae obtusae 3 — 4
lin. longae extus ineanae, sepala ovato-oblongaobtusa, extus hirsuta,
corolla albida extus liirsutula intus rosea. Argyreia mollis Chois.
L c. p. 421. DC. I c. p. 331. Zoll. Cal. p. 128. — Convolvulus
mollis Burm. Fl. Intl. p. 44, tab. 17. — C. sericeus Linn. Mant.
p. 43, non Burm. — C. gracilis Salisb. Prodr.p.lM. — Jpomoea
sericea BL Bijdr. p. 720, non Spr.

Voor-Indië. — Java algemeen (bl.), in Bandong, bij Tjikoja
(zoll.). ■ — Aroi koejapoe of Tafcajan gedé sund.

11. Argyreia nitida chois. /. c. DC. Prodr. I c. p. 33 1. Sericeo-vil-
losa, folia ovato-elliptica acuta utrinque subtus argenteo-sericca ; pedun-
culi brevissimi 2 — 3-saepius L-flori, bracteae liueari-lanceolatae parvulae
dorso tomentosae, sepala acuta, exteriora longiora subsemipollicaria,
ovata, extus tomen toso -sericea, apice incurva, corolla basi coarctata. —
Philipp. eilanden.

12. Argyreia argentata miq. Volubilis, caule petiolis peduuculis
deuse tenuiter albido-velutinis, folia modice petiolata, e basi obtusa
vel rotundata elliptico- vel subovato-oblongaacutiusculaobiiquemu-
cronulata, firmulc membrauacea, supra praeter costam glabra (ad len-
tem albido-puncticulata) vindia, subtus utriuque 12- circiter 14-
nervis costalibus parallelis pertensa densissimeque flavido- argentata
splendentia, pube in nervis distinctiore, in parcnclivmatc appres-
sissima deusissima, 4— 4£ poll. longa; peduuculi axillares breves
paucillori, calycis scmipollicaris ilavido-albido-villosi sepala subae-
qualia elliptica, corolla fcre tripollicaris extus hirsutula. — Pracce-
clciiti profecto perquam affinis et consimilHmn, sed praeter intlumcnti

CONVÜLVULACEAE. 589 ARGYREIA.

foliorum discrimen, corolla majore (forma licet simili) distincta. A
sequente, quam non vidi, haud longe distat.
Java, in Soerakarta (iiorsf.).

18. Argyreia Reinwardtiana miq. Folia e basi rotnndatè ellip-

tico-oblonga acuminata integerrima, supra laevia, subtus pubera, pe-
dunculi axillares pctiolo breviores pauciflori, sepala obtusiuscula scri-
ceo-villosula, tria ext. majora. ïpomoca Reinwardtiana BI. Bijdr.
p. 720. — Convolvulus ovatus Reinw. herb. — C. Reinwardlianus
Dielr. I. c. — Cl. degaisne 1. c. cum A. Guichenotii conjunxit.
Ti mor (reinwardt).

14. Argyreia Guichenotii chois. Pubescens, folia cordato-owita,

adulta supra glabra, subtus adpresse pubescentia ; peduuculi petiolo
breviores vulgo triflori, sepala extus sericeo -argentea, exteriora ovato-
orbiculata obtusissima margine sinuata, 5 lin. louga, interiora ovato-
oblonga, corolla extus sericea circiter bipollicaris. Argyreia Guiche-
notii Chois. I c. p. 423. DC. I. c. (excl. si/n. I. Reinw.) Spanogke
La. p. 338. Decaisne l. c. p. 389, excl. syn. BI. — ïpomoca pulchra
BI. Bijdr. p. 716. — Ïpomoca asclepiadca Chois. in herb. Mus.
paris. — lp. speciosa (Linn.) Spanoghe herb. — Corolla teste spa-
noghe Linnaca XV. p. 340 in fundo atro-purpurea.
Java. Molukken. Timor (reinwardt, guichenot).

15. Argyreia capitata chois. Hirsuto-strigosa, folia cordato-ovata
acummata utrinque setoso-pilosa, pilis e basi glandulosa ; pedunculi
petiolos superantes, flores capitati, bracteis iuvoluerantibus ovato-
lanceolatis hirsutissimis 4 — 12 liu. longis, sepala liueari-lanceolata
acuta subsemipollicaria hirsutissima, corolla extus albida, intus pur-
purasecuti-lilacina. Argyreia capitata Chois. f. c. p. 423. DC. I. c.
p. 332, Zoll. Cal. p. 128. — Convolvulus capitalus Vahl Symb. III.
P- 28, non Cav. — Conv. capiliformis Poir. Suppl. III. p. 469. —
lpomoea capitata Roem. et Sch. Syst. IV. p. 238 l.c, non Chois.—
lettsomia slrigosa Roxb. Fl. lnd.iL /?.491, ed. Wall.Il.p. 80.—
lpomoea tricholosa BI. Bijdr. p. 717. Spanoghe LinnaeaXY.p. 340
{'ion tricholoma). — Convolvulus trichotosus Dielr. Synops. —

ar. (i. conferta Chois. I. c. pedunculis brevissimis in apice ramuli

CO.WOLVULACEAE. 500

ARGYREIA.

approximatis longam lrirsutamque spicara eÜbrmantibus, bracteis se-
palisque minoribus. Conv. hirsulissimus Wall. hcrb, n. 1410.

Voor-Indië. Java, bij Tjikoja, Panimbang, Bantam (zoll.). —
Timor. — /l Op den Taong-Dong (wall.). — Aroi boeloe sund.
op Java.

ie. Argyreia barbigera chojs. i. c . p. 424. na i.c. Adpresso-kir-

suta, folia cordata acuminata utrinque praesertim subtus hirsuto-stri-
gosa; pedunculi petiolos superantes rigidi capitato-multiflori, capitulaad
pedunculi apicem complura bracteata bracteis ovatis obtusissimis, pe-
dicellos floresque circumdanlibus, 3 lin. longis, extus hirsuto-strigosi?,
sepala bracteis similia sed magis strigosa, corolla tubuloso-campanulata
extus hirsuta, basi intra calycem coarctata. Convolvulus barbiger Wall.
Cal. n. 1404. — Pharbitis barbigera Don Gen. Syst. Dichl. Pi IV.
p. 262. — Variat foliis vix cordatis, pedunculis abbreviatis paucifloris.
Pr om e, aan den Irawaddi (wallich).

§ 2. Euargyreia Endl. Gen. p. 655. Corolla apice 5 fida aut 5-par-
tita, staminibus exsertis. — Schizanthus Bon Gen. Syst. Dichl. PI.
IV. p. 256.

17. Argyreia rnbicnnda chois. 1. c . p. 426. bc. 1. e. p. 333. Pu-

beseens, folia rotundata vix cordata obtusa, supra rariter pilosa, subtus
tomentosa, pedunculi rigidi petiolis longiores brachiato-corymbosi, brac-
teis ovatis vel rotundato-ovatis cum sepalis extus tomentoso-liirsutis
2—3 lin. longis, sepala inaequalia, exteriora majora ovato-rotundata 3
lin. longa, interiora breviora et angustiora, corolla semipollice sublon-
gior laciniis acutis extus sericeis. Convolvulus rubicundus Wall. Cal.
n. ]409. — Achter-Indië, op den Ïaong-Dong (wall.).

18. Argyreia tomentOSa chois. /. c. Pubescens, folia e basi obtusa
ovata obtusiuscula mucronata, supra glabriuscula, subtus tomentoso-
cinerea; pedunculi brevissimi rigidi capitatim multiflori, bracteis nume-
rosissimis ovatis, ovato-orbiculatis vel ovato-Ianceolatis repandis extus
tomentosis, sepala lineari-lanceolata, exteriora majora semipollicaria, ia»
teriora minima, omnia acuta extus sericeo- tomentosa, corolla semipollice
sublongior. Convolvulus mullibractcatus Wall. Cal. n. 1408. — ft. Cor-
data Chois. foliis basi dilatatis et cordatis. Conv. vestitus Wall. n. 1411
et 1408 partim. ~ Aan den Irawaddi. — ƒ3. In Nepal.

1 9. Argyreia glabra chois. Frutescens, subvolubilis, ramulis te-
retibus glabris, petioli subpollicares, folia ovata acuminata utrinque
glabra, costulis obliquis tenuibus, 2i-pollicaria; pedunculi superne
axillares bi- tri-pollicares apice cymoso-floridi ibique albido-pubes-
centes paniculam terminalem densam multilloram efficientes, sepala

CONVOLVULAGEAE. 591 LETTSOMIA.

ovata obtusa, l\ — 2 lin. loiiga, aequalia, extus albido-pubescentia,
coïolla albido-rosea semipollicaris profunde 5-loba. Aryyreia gla-
bra Chois. in Zoll. Cat. p. 130 in adnot.
Eiland Lombok, in de wouden bij Laboean Tiing (zoll.).

20. Argyreia aggregata chois. /. c. p. 427. in dc. Prodr. i. c.

Tota piloso-hirta, folia ovato-cordata, apice obtuso passim emarginata,
2 — 3 poll. longa et circiter lata, supra glabra, subtus tomentoso-liirta;
peduncuü petiolum paullo superantes pluriflori; fl. capitati bracteis ovato-
rotundatis piiosis involucrati ; sepala ovata obtusa ; corolla extus vülosa,
jfubra parvula. Lettsomia aggregala Roxb. Fl. Ind. I. l. c. ed Wall. II.
p. 76. — Ipomoea imbricata Rotlu Nov. Spec. p. 112. — Convolvulus
cancscens ei. I. c. p. 107. — C. oriccc?isis Jiotll. et Klein mss. — O.
imhricittus Spreng. Syst. I. p. 613.

Voor- en Achter-Indië. — Hoogst waarschijnlijk ook op den
Archipel.

Dl. LETTSOMIA roxb. Calyx 5-sepalus. Corolla infundi-
buliformi-campauulata. Stylus 1, stigmate capitato-bilobo. Ova-
rium biloculare, loculis 2-ovulatis. Capsula baccata monosperma
abortu uni- raro bi-locularis. — Sufirutices vel herbae volubiles. —
Lettsomia Roxb. excl. spec. — Lettsomia et Moorcroftia Choisy. —
Argyrciae forsan nimis afiinis.

1. Lettsomia capitata miq. Volubilis, tota setuloso-hirta, pilis in
caule e basi tuberculata patulis, in foliis appressis, folia modice pe-
tiolata, e basi cordata lato-ovata abrupte brevi-acumiuata, costulis
utrinque circiter 10—12 erecto-patulis (3 fere e basi), 3 — 2^ poll.
longa; peduncuü axillares solitarii rigidi validi apice fasciculato -pluri-
flori, fasciculus bracteis ellipticis hirtis totus involucratus, sepala hirta
elliptico-lanceolata acuminata, corolla extus hirta, bacca 1 — 2-sper-
m *- — Habitu omnino Argyreiam capitatam aemulatur, generis cha-
ractere attamen diversa. — Java (horsf.).

2. Lettsomia adpressa miq. Caulis hirsutus, folia longe petiolata
ovata aut lanceolata utrinque hirsuta 2 — 4-pollicaria; pedunculi pe-
tïolos paullo superantes bracteato-corymbosi 3 — 6-Üori, bracteis li-
"earibus acutissimis 1 — 3 lin. longis extus hirsutis, sepala linearia
apice recurva basi extus hirsuta fere semipollicaria, intcriora paullo
Wajora, corolla virginea valde hirsuta. Convohulus adpressus Wall.

CONVOLVULACEAE. 592 BLINKWORTIII

Vat. ii. 1424. — Moorcroftia adpressa Chois. I. c. p. 431. DC.
Prodr. I. c. p. 334.

Poeloe Pinang (wallicii).

3. LettSOmia penangiana miq. Caulis glaber, folia petiolata ovato-
lauceolata acuminata utrinquc glaberrima, 2 — 5 poll. longa ; pedun-
culi tenues petiolos multo superantes laxe 4 — S-flori, bracteae hir-
sutac minimac, sepala cuneato-ovata rigida minima, exteriora extus
hirsuta acutiuscula, interiora obtusa membranacca, corolla virginca
hirsutissima. Convolvulus penangianus Wall. Cal. n. 1425. Moor-
croftia penangiana Chois. I. c. lab. 5. DC. Prodr. I. c.

Poeloe Pinang (wallich).

4. LettSOmia setOSaiioxii. Adpresse hirsuta, folia ovato- vel rotun-
dato-cordata acuminata, supra glaberrima, subtus adpresse stngosa;
pedunculi petiolis longiores rigidi corymboso-multiflori, bracteis brac-
tcolisque reniformi-orbiculatis extus hirsutis 2 lin. longis, sepala
ovato-orbiculata obtusa coriacea extus valde strigosa, 2—3 lin. longa,
in fructu accrescentia, corolla circiter pollicaris laciniis acutissinns,
extus argentata. Ipomoca strigosa Rolh JSov. Spcc.p. ll'd. — Lclt-
somia setosa Roxb. Flora Ind. I. p.490, ed.Wall.U.p.SO. Wight
Icon. IV. tab. 1360. — Convolvulus slrigosus Spreng. Sysl. I. ƒ>•
600. — Argyreia setosa Chois. I. c.p. 43. DC. I. c. Decaisn. ie.
p. 380. — Voor-Indië. Timor.

5. LettSOmia elliptica wight Icon.IVad 1356 inadnot. Glabrius-

cula aut pubescens, folia ovato- vel obovato-elliptica saepius villo*
nervis subtus ad apicem convergentibus, pedunculi petiolos quanaoq
folia superantes apice laxc corymboso-paniculati, bracteae ^"""fJVg
neares acutae villosae caducae, sepala obtusissima 1—2 lin. .long. -
villosa, corolla tubuloso-campanulata pollicaris. Argyreia Oft»w.n"j
Prodr. I. e. p. 330. — Convolvulus ellipticus Spreng. Sgst.1. p. '
C. laurifolius Roxb. Fl. Ind. I. p. 470, erf. Wall. IL P- 50 - Ipomo
elliptica Rolh l. c. — lp. laurifolia Smeet l c— Variat glabrioi et
obtusis. — Voor- en Achter-In il ië.

IV. BLINKWOKTHIA choisy. Involucrum e bracteis 3 tlores
ambiens. Sepala 5. Corolla brevis cylindrico-urceolata. bt y |U ' j
Stigma capitatum bilobum. O varium biloculare. Capsu ia u. i
monosperma. — Forsan cum Lettsomia conjugendum genus, mo

cl. WIGHT.

i. Blinkworthia lycioides cuois. /. e. p. 438, tab. iv. dc.p

CONVOLVÜlACEAE. 593 QUA MO CIA t,

I, c. p. 304. Convohntlus h/cioidcs Wall. Cat. n. 1390. Suffrutex indi-
cus, probabiliter etiam in Indiy. aquosa crescens, caule tereti villoso,
foliis brevissime peliolatis linearibus obtusis mucronulatis, supra gla-
bris subtus subscriceis, circitcr pollicaribus, pedunculis brevibusunifloris,
sepalis ovato-orbiculatis glabris 3 lin. longis, bracteis ovato-suborbi-
culatis l — 2 lin. longis, corolla calycem vix duplo superantc 5-den-
lata. — Aan den Irawaddi (WALL.).

Tribus II. Convolvulinae (choisy). Capsula saepe septifmge de-
fiiscens-

V. QUAMOCLIT tqurjnef. Sepala 5 saepius mucronata. Co-

rolla subhypocraterimorpha, limbo patente plicato- 5-lobo. Stamina

cxserta,filamentisbasi clilatatis. Stylus 1, stïgmate capitato-bilobo.

Ovariuin 4-loculare, loculis uuiovulatis. Capsula 4-locularis, qua-

dvi-valvis tetra- sperma. — Herbae volubiles, praesertim in America

indigenae, foliis ïntegris, lobatis vel pinnatifidis, pedunculis axillari-

bus uiii-multifloris. — Calboa lindl.

1 . Quamoclit COCCinea möncii. Folia c basi integra vel angulata
eordato-acuminata, pedunculi elougati multiflori, sepala aristata. Qua-
moclit coccinea Mönch. Mcth. p. 4 1 3. — Ipomoea coccinea Linn. Spec,
p. 228. Bot. Mag. lab. 221. — lp. angulata et I.acuminala Ruiz.
et Pav. Fl. Peruv. II. p. 1 1. — lp. dubia Roem. cl Schuit Syst. I. c.
lp. dwlulensis cl lp. dicholoma II.B.K. Nov. Gen. III. p. 112. —
CoHvohulus Spreng. Syst. I. p. 599. — Conv. indivisus Velloz.Fl.
flum. II tab. 50. -— Quamoclit Ruiziana, Q. cholulensis et Q. di-
choloma G. Don. Gen. Syst. Dichl. PI IV. p. 259. — Ipomoea luleola
BI. Bijdr.fK 7 11, excl. syn. Jaccj. — ^. Luleola Chois. DC. Prodr.
I- c p. 375 foliis subangulatis, corolla aurantiaco-lutea. Ipomoea
lul cola Jacq. Icon. rar. I. lab. 35.

Warme gewesten van Zuid -Amerika. Oost-In dié'. Java (in
de tuinen te Buitenzorg). — Ajong Ajong sund. op Java.

2. Quamoclit sagittaefolia chois. in DC. Prodr. /.c.p.385. Fo-

ba sagittato-hastata, bascos lobis acuminatis; pedunculi biilori crassi,
°alyx brevissimus, corolla llava. Ipomoea sagittaefolia Burm. Fl.
1 >"I- T. p. 50, lab. 18, fig. 2, non Bol. Rog. — lp hastata Linn.
■l'int.p. 204. — Conv. javanicus Garcin in Hcrh. Burm.
'*Va («arcir).

33

i van Nci«. Indic II.

CONVoLVULAOEAE.

lü-t PHARMTIS.

3. üuamoclit phoenicea chois. /. e. p. 135. DC. Prodr. I. c.
p. 33G. Folia cordato-subreniformia angulato-dentata quandoquc
trilobata, lobis acutis margine deiitato-shiuatis, utrinque glabra, pe-
dunculi multiflori laxe spicati, scpala aequalia aristata. Ipomoea phoc-
nicea Wall. in ïioxb. Fl. Ind. I. p. 502, ed. Wall. II. />. 92. —
Convolvulus anguhhts Willd. Act. N. C. bcrol. IV. p. 197. —
Conv. phoeniceus Spreng. Syst. T. I. c.

In Oost-In dië algemeen.

4. üuamoclit vulgaris cuois. /. c. p. 434. DC. Prodr. I. c. Zolkf

Cat.p. 128. Folia ad costam usque pectinato-pinnatifida, segmenlis
Ünearibus acutis, pedunculi miiflori, sepala ovato-lanceolata. Ipo-
moea Quamoclit hum. Spec. p. 227. Bot. Mag. lab. 244. Blume
Bijdr. p. 708. — Convolvulus pinnalus Dcsr. in Encycl. III.
p, 576. — Convolvulus Quamoclit Spreng. Syst. I. p. 591. — Flos
cardinalis Rwnph. Ilcrb. Amb.V. p. 421, lab. 155, /fy. 2 ej;c/.»flr.
albd—Tjuria cranli Rhccd, Hort. Mal. XI. /). 123, tab, 160.—
Varietas alba a rumphio indicata, stirps sylvestris indigena Ainboi-
nae, vix huc referenda.

Geheel Indic tot in de Molukken, op de Masearrh. eik
en in Zuid-Amerika. In Java in de tuinen zeer gemeen; vol-
gens RUMPiiius ook in de Molukken ingevoerd, en thans als cene
wilde plant verspreid. Java, in Bondowoso bij Poeger (zoll ). —
Katilan sund.~ Boenga tali mal — Kamaluta of Turroluta
eanshr. (Eng. spelling).

VI. PIIAHBITIS choisy. Calyx 5-sepalus. Corolla eampa-
nulata vel subiufundibuliforinis. Stamina mclusa. Stylus 1. Stig-
ma capitatum gianulatum. Ovarium 3- rarius 4-loculare, locuhs
biovulatis. Capsula 3 — 4-locularis, 3— 4-valvis. SeminaO— 8 —
Ilerbae volubilcs, llorum decore insignes, foliis integris vel lobatis,
pedunculis axillaribus uni- vel multifloris. Genus Ipomoeae proxi-
mum, ovario 3 — 4-mero saltem discrepans.

§ 1. Folia integr», cordata.

i. Pharbitis hispida cnois. /. e. p. 438. dc. Prodr. i. e, r- ;Ul -

Caulis altus retrorsum pilosus, folia cordata acuminata pubescentia, pe-

CONYOLYÜLACEAE.

595 PHARBITIS,

dimculi umbellalim 3 — 5-flori, pcdicclli saepe cernui, sepala liispida
ovato-lanceolata. Convoivulus purpureus Linn. Spcc. p. 219. Bot. Mag.
tab. 113, 1005, 1682. — Ipomoca purpurea Lam, — lp. hispida Zucc.
Cent. Observ. n. 36. — /. Zuccagni R. et Schalt Sysl. IV. p. 230.
lp. (jlandulifcra Ruiz. et Tav. FÏ. Per. II. p. 12, tab. 121, fig. a.
Jp. intermedia Schuit. Observ. p. 37. — Conv.mulabilis Salisb. Prodr.
p. 123. — Vaïde variat florum colore, purpureo, violaceo, albo, raixto.
Zuid-Amerika, thans overal in de tuinen.

§ 2. Folia lobata.

2. Pharbitis Nil chois. /. c. p. 439. DC. I. c. p. 343. Caulis re-
(rorsum pilosus, folia longe petiolata cordato-triloba, lobo medio basi
dilatato,lateralibus brevioribus acutis; peduuculi petiolo vulgo lon-
giores 2 — 3-flori, sepala scmipollicaria et longiora ovato-lanceolata
1'jnsi liispida, corolla albo-purpurea (chois., basi albida supra cyanea
/(u.i..). Convoivulus Nil Linn. Spec. p. 2] 9. — Ipomoca Nil Rotk
Cal. Bot. I. p. 30. — Conv. hederaceus Linn. Spec. p. 219, non
MM — Ipomoca hedcracea BI. Bijdr. p. 710. — lp. pitnclala Pers.
Enchir. I. p. 184. — lp. cocrulca Kocnig in Jtoxb. Fl. bid. I. p.
Wij cd. Wall. II. p. 91. Bot. Bcg. tab. 276. — Conv. coeruleus
Spreng. Sust. Veg. I. I. c. — Pharbitis Purshii, scabra et punctata
Don Gen. Syst. Dichl. P/.IV./?.263. — Variat (S.abbrevialaChois.
I. c. pedunculis brevissimis. Conv. Dillcnii Desr. in Encijcl. II L
p. 5 11 — lp. Dillcnii B. et Sch. I. e. — /. Intcgrifolia cj. fo-
liis plerumque integris, raro lobatis. — ó\ Diversi folia ej. foliis in-
fcrior. cordatis, super, trilobis, sepalis brevioribus, 6 liu. longis. Pk.
diversi folia Lindl. Bot, Reg. tab. 1988. — Ph. varii folia Decaisn.
N- Ann. Mus. III. p. 390. — Ipomoéa hedcracea Spanoghe herb.
non alior.

Algemeen in de tropische gewesten, ook door kuituur als sier-
plant verspreid. Op Java (iiorsf.), eiland Lombok (zoll.).

3. Pharbitis limbata lindl. Annua, caule retrorsum piloso, folia
cordata mtegra angulata trilobaque, pilosa, lobis basi dilatatis acumi-
na tis; pedunculi solitarii uniflori petiolo duplo breviores, sepala basi
iwpwa apice pilosa linearia acuta longissima. Pharbitis limbata
lindl. Journ. Hort. Societ. hond, V. p. 33. Van Ilonttc Florc des
Serr - VI tab. 008.

' ;|! : in de Earópésche tuinen ingevoerd).

38*

COJTVOLVULACBAE. 596 CALOSYCTIOS.

4. Pharbitis hederacea cuois. Lc.pA4>Q. DC.Prodr.l.c.p.Ste.

Cnulis retrorsum pilosus, folia cordato- 3 — 5-loba, lobo medio ovato
acuminato basi coarctato, lateralibus acutis ; peduneuli brevissimi sae-
jfHua uniflori, sepala c basi latiorehispidissima lineari-lanceolata acu-
minata apice saepe refiexa, 6 — 7 lin. longa, corollac pollicaris tubus
albus, limbus coeruleus 5-lobus. lpomoea hederacea Linn. Sysl. cd.
XV p. 207. Jacq. Collecf. Icon.rar. tab. 36. R.Br. Prodr.ï. /j 486,
non Dl. Bijdr. p.710. — lp.barbala Rolh CatA.p.37,nonChois.~
lp. scabra Fnrsk. Acg. arab. I. c. — Pharbitis Forslmlii, scabrida et
barbal a G. Don Gen. Syst. Dichl. Pi IV. p. 263. — lp. scabrida
R. cl Sch. Syst. JV. p. 223. Praecedenti arcte affinis, an forma lobi
medii foliorum satis distincta?.

Zuid-Amerika. Voor-Indië. Nieuw-Holland. China,
vanwaar deze soort ook op Java werd ingevoerd.

VIT. CALONYCTION choisy. Sepala 5 inaequalia. Corolla
-longe infundibulifoimis. Stamina exserta. Stylus 1. Stigma ca-
pitatum bilobum. ^Ovarium bilocularc aut septi spurii rudimento
*ub- 4-loculare, 4-ovulatum. Capsula bilocularis 4-valvis. Semina
glabra vel pilosa — Ilerbae volubilcs corolla Daturis similes, pe-
dunculis carnosulis, in fructu incrassalis. — Genus Ipomoeae nimis
forsan afiïi'.e, habitu leviter discrepans, fere unice corollae forma et
staminibus exsertio discernendum.

I. Calonyction speciosum cuois. lx. p 441. DC. Prodr. /. ft
p. 345 excl. c/tab., Wight Icon. IV. lab. 1361. ZolL Cal.p. 128,
Caulis altissime scandens, rami elongati, inermes vel muricati ; folia
3— 6 poll. longa, glaberrima, e basi subhastata cordata reuifonma 8*
subrotunda, integra, angulata aut trisinuata ; peduneuli longi^mn,
sepala aristata inaequalia, exteriora sanguineo-marginata, corolla al-
ba, tubo viridescente. Valde varial : «. Vulgare Chois. ; caule sub-
inermi vel vix aculeato, foliis iutegris, angulatis vel hastatis, pedun-
culis 1 - 5-floris. lpomoea Bona-nox Linn.Spec p. 228. Cav. Icon.
lll.p. 52 lab. 300. Bot. Mag. tab. IM.Jacq. Hort. Schoen!'. 1. /'•
13, tab. 36. BK Bijdr. p. 712. — Argyreia bona nox Sivcel l ft
p.2S9.~ lpomoea grondt flora Roxb.Fl.ïnd.l.pA77,ed. H allM-
p.l.— lp. long! flora Willd. Enum. T. f. 207.- Ip.ialiftora Bot.

tONVOLVULACEAE. 597 CALONYCTIOM,

Ikij. tab. 889 excl. syn , non R. Seh. — lp. uocliluca Bot. Jivy.
êdnol. p. 917. — lp. carinala Endl. Prodr. Nor f. p. 53. — lp.
Boxburghii Steud. Nomenel. — Calonyclion Roxburtjhii G.Don l. c.
p. 263. — QmmoclU longi flora D. Don. — Convolvulus bona-nox
Spreng. Sysl. I p.600. — Conv. macrosolen ej. l.c— Conv. latiflorus
Desr. Encycl. III. p. 561. — C. pulcherrimus Veil. Ft. flum. I.
tab. 54. — /. Pubescens Chois. t, c. Caule j)etiolisquc pubescen-
tibus, foiiia iutegris. Conv. grandiflorus Linn. fil. Suppl. p. 136. —
lp. grandiflora Lam. lllusfr. - — lp. pscudo-muricata Link. Emtm,
II. krol. — Calonycüon jiseudö-muricalum G. Don l. c. — Munda-
ValliBheed. Hort. Mal. XJ.p. 108,to6. 50. — d. Lacve, Chois. I. c.
Caulc laevi vel tuberculato, lp. longi flora R. Dr. I. c. p. 48 1. —
lp. macranthaR. et Sch. I. c. — Conv. longi fhrus Spreng. I. c. —
Calonyclion longi Jlorum llassk Cat. I. c. PI. Jav. rar.p. 523.

Warme gewesten van Amerika, algemeen in Oost-Indië, —
Sunda-Archipel, vooral var. /?, Java, Timor, eilanden öerZnid-
zee, Nieuw-Holland, Japan enz., enz. — Terong kori bo-
das sund. of Koeroelok. — <5. T. k. berrem of Aroi ketjoe-
boeng sund.

2. Calonyction muticum degaisn. Caulislaevis, petioli pollicares,

folia cordata repanda mucronata glaberrima ; pedunculi uuillori pe-
tiolo dimidio et ultra breviores, crassiusculi, sepala ovato-rotundata
subtruncata mutiea aequalia glaberrima, corollae tubus cylindricus.
iV. Ann. Mus. III. p. 390. DC. Prodr. l.c. p. 315.— Convolvulus
bteud. Nom. A specie superiore dilicrt pedunculis unifloris, pctiolo
multo brevioribus, tubo corollino crassiore (3 lin.).

Timo

r.

3. Calonyction mollissimum zoll. Caulismolliter pubescens, pas-
sim muricatus, volubilis, folia cordata (sinu acuto, auriculis rotuu-
datis) acmninata, 2 — 4 poll. longa, utrinque praesertim subtus mol-
uer sericeo-vclutina, integra ; peduncnli axillares solitarii rigidi bre-
es» sepala 6 lin. longa elliptica obtusavel mucronata aeqnalia extus
molbter velutina, corollae 4— 5-pollicaris tubus arctissimus, limbus
vtxddatatus. Calonyclion mollissimum Zolling. Cat, p. 131. —
'• öfefctV. Foliorum sinus obtusus.

CONVOLVULACEAE. 508

BATATAS.

Java, op de grasvlakten van Waringin in Bezoek i, op de rotsen
bij Lintjiu in Banjoewangi, in Bandoiig (zoll.). [j. Java, in Soe-
rakarta (iiorsf.).

4. Calonyction trichospermum cnois. /. e. DG. Prodr. I. c. Cau-
lis teres glaberrimus, folia hastato- 3 — 5-loba glaberrima;pcdimculi
uniflori brevissimi, sepala inaequalia, extcriora multo breviora ob-
tusissima ovata glabra, corolla albido-flava. Ipomoea irichosperma
Bi. Bijdr. p. 710. ■ — /?. Diversifolium CHois. I. c, foliis sub- 7-
lobis, rarius 5 — 3-lobis aut rarissime integris augulatis, pcdunculis
1 — 3-floris. Calonyction diversifolium Hassk. in Flora bot. Zeit.
1842. Bcibl. p. 189. PI. Jav. rar. p. 523.

Java, op de rotsen Batoe-oelo bij Sabrang in Bezoeki (zoll.).
Aroi wat goclang sund.

5. Calonyction capïilatnm miq. Caulis alte volubilis teres glabcr
inermis, folia modice vel longe petiolata, 3 — 4^ poll. longa et lata
vel latiora, glabra, basi lato-cordata, palmato- 5-loba, lobis acumina-
tis, extimis inferne dilatatis, nunc angulatis vel unidentulis, petiolo
apice bi-glanduloso ; pedunculi axillares folia aequantes vel superan-
tes pluri- (9 — 4-) flori, pedicellis sursum incrassatis augulatis, sepala
arcte imbricata lato-elliptica obtusa, margine exteuuata, exteriora 2
multo breviora mucronata, viridula, interiora versus manniicm sub-
rubescentia, corollae circiter semipedalis tubus elongatus cylindra-
ceus luteolo-albescens, limbus dilatatus 5-angularis rubesceuti-albi-
dus, vittis 5 dentibus oppositis roseis, capsula bilocularis, loculis 2-
spermis, semiua marginibus fusco-ciliato-villosa. Ipomoea capillair
Spanoghe in Linnaed XV. p. 340 ; icon incd. ». 70. — Conv. rittatus
Zippel. herb.

Java, in Soerakarta (horsf.). — Ti mor, bij Koepang tusschen
de struiken (spanoghe),

VUL BATATAS rumpii. Sepala 5 iuaequalia. Corolla cam-
panulata limbo patente 5-plicato. Stamina inclusa, filamcntis b
vix dilatatis. Stylus unus, stigmate capitato-bilobo. Ovarium
biloculare, loculis biovulatis, vix septis accessoriis sub-4-loculaiv
loculis spuriis uni-ovulatis. Se nu na 3 — % glabra vel pil

r.nn BATATAS.

CONVOLVULACEAE. 5 » OT

Herbae vel suffrutices, pracsertim Americae incolac. ~~ üenus ab
Tpoinoea vix distinctum.

1. Batatas edulis cnois. i c. p. 435. /9a Prodr. L c. f. 339.
Caulis e radicibus tuberosis aliisque librosis, lepetta raro volubilis,
folia diversiformia, saepius angulata, etiam lobata, cordata acuta, 2—
6-pollicaria; pedunculi petiolum aequantcs vel superantes 3 — 1-ilori,
sepala acumiuato-mucronata raro subtruucata, extcriora paullo bre-
viora, corolla cavnpanulata alhida, f mulo lilacino et plicis coloratis.
Batatas v, Battata Rumph. Jlerb. Amb. V. p. 367, tak 130. —
Kappa Kalenrja Meed. Hort. Mal VII. p. 95, tab. bO. — Comol-
vulus Batatas Linn. Amocn. Acad. VI. p. 121. UI Bijdr. p. 712.
Velloz. FL jlum. tab. 59.— Conv, esculentus Salisb. Frodr. p. 123.
Spreng. Sysl. Vcg. T. p. 607.— Conv. edulis Thunb. FL Jap.p. 84.
Conv. indicus Moriss Mist II. p. II. ««* T - /a& - 3 > f&< 4 - """
Conv. flatatas Lam. Encyd.VLp. U.—Ipomoca Catesbdei Mcy.
Prlm.Essequ. p. 113. -Species valdevarians,propterradicemedu-
lem culta. — Radix purpurea vel inaliis alba; herbaomniparte gla-
bra vel hirsuta, caule petiolis pedunculisque purpurascentibus, fohis
hastatis, angulato-sinuatis, 5-fidis vel 5-partitis, etiam indivisis.

In I»dic in het wild ? Thans in alle tropische landen wegens de
eetbare wortels verbouwd. Op Java veel gekweekt. RuJirnius trekt
het gevoelen, dat dit gewas door de Spanjaarden van Amerika naai-
de Philippijnsche eilanden ingevoerd zij, en zich vandaar over Indië
verspreid hebbe, in twijfel, daar het in zijnen tijd in de meeste woeste
en door de Europcèïs niet bezochte oorden op de Molukken gevon-
den werd. — Obi of Oebi djawa mal Hoea of Mantang sinuL
Oebi Katela/a»., Ima Kastela tem., Loetoe Kastela op
Banda. De knollen zijn langwerpig, zoetachtig van smaak, sterk voe-
dend, en worden in alle tropische en vele warme of gematigde gewes-
ten tot voedsel gebruikt. De jonge uitspruitsels worden in Indië

als salade of aspergién gegeten.

2. Batatas paniculata cuois. I c. p. 436. DO. Prodr. I. c. v . 339.

Zoll. Cat. p. 128. Uook. FL Nigr. p. 461. Caulis volubilis glaber
crassus e radice tuberosa rotundata vel subelongata, folia 3— 4-polhca-
ria, palmato- 5— 7-fida, lobis ovato-lanceolatis obtusiusculis ranus

GONVOLVULACEAE. 600 BATATAS.

acuminatis ; pedunculi petiolos multo superantes dichotomi inultiilori,
sepala ovato-rotuudata concava obtusissima aequalia semipollicaria,
eoroJla purpurea (rosea zoll ), capsula 4— 3-locularis, semina lou-
giter pilosa. Convolvulus paniculatus Linn. Spec. p. 223. — C.in-
signis Spreng. Syst. I. p. 592. — C. roseus II.B.K. Nov. Gen, L
p. 108, non MUL — Jpomoea paniculata R. Br. Prodr. Nov. Holl.
Lp. 486. BI. Bijdr. p. 709 (non Burm.). Bol. Reg. tab. 62. Spa-
noghe l. c. p. 340. — lp. mauritiana Jacq. Hort. Schoenbr. II. p.
39, tab. 200. — lp. gossypifolia Willd. Enum. I. p. 208. — lp.
eriosperma P. Beauv. Fl. Ow. II. p. 73, tab. 105. — lp. insignis
Andr. Bot. Repos. tab. 635. Bot. Reg. tab. 7 5. Bot. Mag. /a&.1790.
Batatas insignis G. Don (ubi?). — Pal. Modecca Rheed. Hort. Mal.
XI. p. 101, tab. 49 ? excl. Modccca.

Geheel Oost-lndië. Sunda-Archipel. Java (iiorsf.). Ti-
mor, in de bergstreken (span.). Eiland Baron (zoll.). Nieuw-
Ilolland. Mauritius. Tropisch Afrika en Amerika. Eigen-
schappen en gebruik als de voorgaande.

3. Batatas pentaphylla ciiois. I. c. p. 436. BC. Prodr. I. c. Wight
Icon. III. tab. 834. Hoolc. I. c. Caulis volubilis hirsutus,folialonge
petiolata ampla quinata, foliolis elliptico-lauceolatis integerrimw
brevissime petiolulatis ; pedunculi longiores laxe dichotomi, sepala
exteriora lanceolata acuta semipollicaria extus hirsuta, interiora gla-
bra, corolla albida calycem paullo superans, fructus operculatim de-
hiscens, semina glabra. Convolvulus pentaphyllus Royen. Lugd.
Bat.p. 429. Linn. Spec. p. 223. Schum. PI. Guin. p. 97.— C.
hirsutus Roxb. FL bid. I. p. 479, ed Wall. II. p.65, nonSlcv.—
C. munilus Wight Illustr. Ind. Bol. p. 17, lab. 7. Hook.Bot. Misc.
II. p. 104. — C. nemorosus R. et Seh. Syst. IV. p. 303. — Ipo-
moea pentaphylla Jacq. Icon. rar. tab. 319, non Cav. — L pdosa
Cav. Icon. IV. f. 11, tab. 323, non Siveef. — Spiranlhera penta-
phylla Bojer Hort. Maurit. p. 226. — Ipom. polytricha el vcnict-
flua Don (teslc Slcudel).

Algemeen in de Keerkringslaudcn, ook verbouwd.

Species dubia:

4. Batatas? glaberrima baux. tutria t. />. &3. Caulis voiubüt*

COflVOLVULACEAE. 601 IPOMOEA,

glaberrimus teres, folia longiter petiolata ampla (diametro 4 — 7 poll.)
glaberrima, subtus glaucina, acute cordata, 3 — 5 loba, lobo raedio basi
paullo attenuato, omnibus acuminatis integerrimis; pedunculi petiolos
ilimidios superantes dichotome 10 — 24-flori, cum fl. centrali in dicho-
tomiis, pedicellis fastigiatis, sepala ovato-subrotunda concava 4 lin.
longa, corolla bipollicaris superne campanulata purpurea ad limbi si-
nus 5-radiata, lobis transverse truneatis, filamenta 8 lin. longa basi
villosula, ovarium bi- summo apice 4-loculare, annulo glanduloso ere-
nulato flavescenti cinctum, capsula calyci inclusa 2-locularis 2-valvis
4— 2-sperma, semina ad insertiones longa pilosa — An potius Ipomoea?
Jn 'slands plantentuin te Buitenzorg uit den botanischen tuin te
Calais in Frankrijk ingevoerd; de inlanders noemen haar als Batatas
O bi djawa (hassk.).

IX. IPOMOEA liïïn. Calyx 5-sepalus, saepe vegeto-persistens.
Corolla campanulata vel subinftmdibuliformis. Stamina inclusa.
Stylus 1. Stigma capitatum saepius bilobum. Ovariam bilocu-
lare, loculis bi-ovulatis. Capsula bilocularis, loculis 2 — 1-spermis.
Semina glabra vel pilosa. — Herbae, suffrutices, imo arbores, per
totum orbem praesertim in calidioribus regionibus crescentes.

§ 1. Erpipomoea Chois. Caulea repentes vel prostratij non vel vix
volubiles.

1. Ipomoea reptans poir. Caulis striato-sulcatus fistulosus inferne
radicaus ; folia e basi sagittata oblongo-lanceolata mucronata, lobis
bascos acutiusculis integerrimis vet dentatis ; pedunculi petiolos gla-
bros vix aequantes 1 — 5-liori, sepala ovata semipollicaria glabra, co-
rolla purpurea (rosea) ad faucem pallide lilacina, tubuloso-carnpanu-
lata. Ipomoea reptans Poir. Encycl. Suppl. III. p. 460. BI. Dijdr.
ï>- 714. Spanoghe l. c. p. 339. Chois. in DC.Prodr.l. c. p. 349. —
Convolvulus reptans Linn. Spec. p.225.— C,repcns Vahl Symb.J.
P-17. Willd. Speel. p. 874. Roxb. Fl. Ind.I.pA82, (non Linn.).
Vl.bijdr.p.lVZ.— C. Adansonii Desr. Encycl. III. p. 560.— Ipo-
moea repens Roth Nov. Spec. p. 110. — I. aquatica Forsk. Aeg.
arab. p. 44. — Conv. rostralus Zippel. in LinnaedXY. p. 339? —
Olus vagans Rumph. Ilerb. Amb. Y. p. 419, tab. 155, fig. 1.—
Vallei Rheed. Hort. Mal. XI. p. 107, tab. 52. — Varial peduncu-
* u üifloris, sepalis acutis vel obtusis. — In spec. spanoghei folia
Clliata utnnque villosa.

üe wateren en moerassen van de warme gewesten van Af ri k a en
- »ië algemeen. Sun da- Archipel, op moerassige plaatsen. Op de

CONVOLVULACEAE. 602

IPOMOEA.

Molukken van Java ingevoerd en verwilderd. Ti mor. Kan<r-

koeng sund. op Java, Sajor Kangkong amb., Tanidri mak.

De bladen en jonge stelen worden, volgens rumpiiius, algemeen als
groente gegeten.

2. Ipomoea pes-caprae sweet. Foliasubrotundataemarginatavei

biloba, crassiuscula, parallele venosa, glaberrima, coriacea (basi subtus
biglandulosa) ; pedunculi uni- usque mnltiflori,petiolos paullo supe-
rantes, sepala inaequalia elliptico-oblonga, obtusiusculamucrouulata,
corolla violacea in fimdo purpurea(rosea). Ipomoea pes-caprae Sweet
Hort. subvrb. ed, alt. p. 289. Chois. I. c. Benth. in Hook. Fl. M-
gril. p. 466. — Convolvulus pes-caprae Linn. Spcc. p. 226. — C.
brasiiianus Linn. I. c. — G. maritimus Desr. Encycl. I. e. —
C. bilobalus Ro.xb. Fl. Jnd. I. p. 485. — C. bauhiniaefolius
Salisb. Prodr. p. 125. -— C. camosus Spreng. Syst. Vcg. I. /. c —
C. rotundifolius Schum. Guin. p. 102. — C. rcdisus Coll. App,
II. Iiipul. III. p. 31, IV. p. 18, tab. 8. — C. marinus Iiumph.
Ihrb. Amb. V. p. 433, tab. 159,/^r/. ]. — Ipomoea rotundi/olia G.
Don. L c. p. 265. — Lmaritima BI. Bydr.p.7'ZÖ. — Ip.maritima
ctl. camosa R. Br. Prodr. Nov.IIolLI.p. 4S6.Bot.3lag. tab. 319.—
lp. brasiliensis Mey. Prim. Essequ, p. 97.— lp. biloba Forsk. l.c.
p. 44. — Batatas marilima Boj. Hort. Maur. p. 225. — Scho-
vanna Adamboe Rheed. Hort. Mal. XI. p. 117, lab. 57.

Langs de zeekusten tusschen de keerkringen der geheele aarde.
Java, in de zandstreken bij Tjiriugin, grasvlakten bij Bondowosso.
Timor. Molukken. — Daoen katam sund. en mal. Wedoele
amb., Lateri mak. enz.

3. Ipomoea ragOSa chois. Caulis angulosus glaber, folia cordato-
reniformia obtusa mucronulata, glabra, reticulato-venosa ; pedunculi
petiolis saepe breviores multirlori, pedicelli muriculati, sepala ovata
obtusa, exteriora rugosa abbreviata 2 — 3 lin. longa, corolla rubra
tubuloso-campanulata. Ipomoea rugosa Chois. I. c. p. 446. DC.
Prodr. I. c. p. 350. — Convolvulus rugosus Roltl. apud Willd.in
Act. N. C. bcrol. IV. p. 196. — C. flagelliformis Roxb. Fl. bid.
i. V . 4S9, ed. Wall. II. p. 60. —C. Baladamba Spreng. Syst.l. c
V- 6Ö8. — Ipomoea repens Lam. Illustr. n. 2134. Poir. Encycl.

COaVOLVULACEAE.

603 ïpomoea.

IV. p. 18, non Bol/t. — lp. Bcladamboc B. et Sch. Syst. IV. p.
233. — Bcladamboc llhced. Hor!. Mal. p. 119, tab. 58.

Voor-lndië. Ceylon, in de heggen bij Point de Gallc (zoll.)-
Sunda-Archipel. Molukken.

4. ïpomoea ÜttoraliS bl. ilepcns, folia longe petiolata subpeltatim
lato-subrotundato-cordata emarginata mucronata subangulata, subtus
pallida, margine pubero-ciliolata, pollice minora; pcdunculi solitarii
uniÜori, sepala lato-elliptica, mucronata, exteriora breviora crecto-
patentia, corolla 1^ poll. lilaciua, in fundo purpurascens. Ipomoca
liltoraüs BL Bijdr. p. 713. Chois. in DC. l.c.p.3ï>2. — Convolvu-
lus thalassicus Steud. Nomencl. — Habitu Lepisteinonis reniformis.

Java, bij Tjiringin, SriGontjo,Malang(zoLL.). — Noesa-kam-
hangan, in de kuststreken (bl.).

§ 2. Orlliipomoea Chois. Caules recti non volubiles.
* Herbaccae, annuae.

5. ïpomoea tridentata rotii. Cat. bot. IT. p. 19. Caulis filifor-
mis angulosus, folia sessilia oblongo-linearia apice truncato sacpc tri-
dentata, basi auriculato-dentata, glabra, vix pollicaria ; pcdunculi uni-
ilori folia superantes, sepala 1 — 2 lin. longa ovata aristata, corolla
albo-lutea. Convolvulus tridentatus Linn. Spec. p. 15^7. — C. vis-
cidus Boxb. Catal. Calc. p. 14. — Evolvulus tridentatus Burm.
FL Ind. p. 77, tak 16, fig. 3. — Linn. Spcc. ed. alt. p. 302. —
Conv. minor caet. Pluckn, Mant. p. 117, tab. J 67, fig. 5. — Sendera
Claudi Bhecd. Hort Mal. XI. p. 133, tab. 65.

Van Madagascaraf over geheel Indië verspreid.

C ïpomoea fllicaulis bl. Caulis clongatus passim subvolubilis,
angulosus, folia brevissime petiolata, e basi hastatalinearia aut linean-
lanceolata, glaberrima, lobis baseos vulgo pauci-deuticulatis ; pcdun-
culi folio longiores 1— 2-flori, pedicellis clavatis, sepala aecmalia
ovato-acuminata, 3 lin. longa, corolla albo-lutea (alba zollA Ipo-
>noca fllicaulis Bl. Bijdr. p. 721. Chois. in DC. Prodr. I. c. De~
caisne l. c . p. 391. Benlh. in Hooit. Fl. Nigr. p. 466. — Convol-
Wfc« fllicaulis Vahl Sgmb. ITT. p. 94. — Conv. hastatus Dcsr. m
ft*ye*, UT. p. 542, non Sieb. ncc Thunb. — C. nmplex Per*

CO.NVOLVULACEAE. 604 IPOMOEA.

Enchir. I. p. 178, non Spr. — C. Medium Lour. Fl. Cochinch. I.
p. 1 36, mom Linn. — C. fdiformis Thunb. — C. denliculalus Spreng.
Sysl. I. c. — C. anguslifolius Desr. I. c. p. 547. — Ipomoea den-
ticulata R. Br. Prodr. I. p. 485. Bot. Reg. tab. 317, non Chois. —
lp. angustifolia Jacq. Collect. II. p. 367. Icon. rar. tab. 317, non
Chois. — lp. Blumci Steud. Nom. — lp. bidentata G. Bon l. c. —
Conv. Blumei Dietr. I c. — Tala Neli Rheed. Hort. Mat. XI. p.
113, lab. 55.

In de tropische gewesten der geheele aarde. — Sunda-Ar-
chipel, Java, langs de beekjes (bl,, zoll.). — Ti mor.

7. Ipomoea linifolia bl. Pilosiuscula; folia linearia integerriina
utrinque obtusa mucronulata basi subhastata, pedunculi axillares pau-
ciflori, folia subaequantes, sepala obtusa glabra. Ipomoea linifolia
BL Bijdr. p. 721. — Convolvulus Dietr. I. c.

Molukken (reiswardt).

** Suffruticosae perennes.

8. Ipomoea OValifolia chois. Caulis teres rectus vel difl'usus sae-
pius glabriusculus, folia breviter petiolata, e basi acuta ovato-oblonga
obtusa vel emarginata, pollicaria ; pedunculi petiolos duplo superantes
3 — 7-fiori, sepala 3 exteriora ovata obtusiuscula 2 lin. longa, inte-
riora minora acutissima, corolla calycem vix duplo superans glabra.
Ipomoea ovalifolia Chois. I. c p. 449. BC. Prodr. I. c. p. 357. —
Benth. in Iloo/c. Fl. Nigr. p. 466. — Convolvulus ovalifolius Yahl
Eclog. II. p. 16. — Conv. coeruleus Schum. Guin. p. 101. —Ipo-
moea microphylla Roth Nov. Spec. p.112? {Conv.parvifolius Spreng.
Syst. I. c). — £. Pubescens Chois. I. c. ubique pilis longis ciliata;
/. tomentosa ej., tota aureo-tomentosa.

Geheel Indië tot op de Sandjwich-eil.; ook in Guinea.

9. Ipomoea pumila si'AXogh. Caulis basi erectus, ramis diffusis
ultimis sericeo-villosis, folia lanceolata obtuse acuminata distanter
repaudo dentata vel integerrima, subtus in nervis et petiolis pubes-
centia ; pedunculi breves axillares uniflori bibracteati, bracteis üJi-
formibus cum calyce setoso-hirsutis, sepala lanceolata, corolla pli-
cata purpurea minima, capsula glabra 4-sperma, semiua glabriuscula.

f.O.WOLVULACEAE.

605 IPOMOEA.

Ipomoca ptimila Spanoghe in Linnaed XV. p. 341. Chois. in BC.
Vrodr. l.c. p. 357. — Convohuhts nolanaeflorus Zippel, ?nss.
Timor, in de omstreken vam Koepang (zippel., spanoghe).

§ 3. Slrophipomoea Chois. Caulis volubilis.

* Macrosepalae Chois. Sepala f- vel 1 poll. saepe niajora.

10. Ipomoea peltata chois. Caulis teres glaber laevis, folia lon-
gitcr petiolata ampla peltata subrotundata abrupte cuspidulata, mi-
nora basi retusa, glabra, pluri-costata (costis rubris), petiolo in axilla
rufo-piloso demum glabro; pedunculi folia aequantes multiflori, se-
pala ultro-semipollicaria ovato-elliptica obtusa glabra, corolla ampla
campanulata, basi firma lutea (ex rumphio alba), antherae lanatae,
mina villosa. Ipomoea peltata Chois. p. 452. DC. Prodr. I. c. p.
169. — Conrolvulus pcltatus Linn. Spec. p. 221. Forst Prodr.
n. 78. — ]p. nymphacac folia BI. Bijdr. p. 719. — Spiranlhera
pcltuta Bojer Hort. Maurit. p. 226. — Convolvuhis laevis indicies
major, all/i flora, Rumpk. Uerb. Amb. V. p. 428, tab. 157, fig. 7.
In *pec. HORSF. caules etiam purpureo-fuscescentes.

Mauritius. Bourbon. Java, in Blambangan (horsf.). Am-
boina. — Eilanden der Stille Zuidzee. — Tappagadja mal.
Boekaloeng op Bali, Hailaile amb. Volgens rumphius worden
de bladen als groente gegeten.

11. Ipomoea RumphÜ miq. Characteres fere praecedentis, sed
caules fuscescentes, folia similia peltata sed minora, basi subcordata,
tlores superne purpurei, inferne albicantes, fundo intense purpurei,
superne vittis 5 purpurascentibus, calyx quam praeced. brevior. Con-
rolvulus laevis indicus major, rvbra species, Rumph. I. c. p. 429,
tab. 157, fig.]. — Species quantum sciam post rumphium nondum
reperta, sed vix dubia. — Tertiam //quae nigra cognominari pos-
*»i distinguit R. /. c. caulibus fusco-nigrescentibus, foliis non cor-
«atis, medio foveolatis, fl. saturatius purpureis.

Molukken, Amboina (rumph.).

Ipomoea campannlata LTHW. Caulis crassus striatus ramosus

W, folia longitcr petiolata ampla cordata acuta glabra, subtus

8 ' r °- rot '<ulatiK pednncnri petiolos nequantes multiflori spicatim ra-

ONVOLVULACEAE. OOG 1POMOEA.

mosi, pedicellis post anthcsin iucrassatis nigrescentibus, sepala semi-
pollicaria ovato-orbiculata acqualia glabra, corolla glabra rosea,
in funclo atropurpurea, lobis rotundatis ; seraina sericca. Ipomoea
campanulala Linn. Spec. p. 228. Chois. in DC. Prodr. I. c. De-
caisn. I. c. Wight Icon. IV. tab. 1375, non Spanoghc in Linnaed XV.
p. 338. — Convolvulus campanulalus Spreng. Syst. I. p. 607. —
Adamboc Bhecd. Hort. Mal. XI. p. 115, tab. 56.

Geheel Indië. Cochinchina. Timor. Sumatra, in de kust-
streken, bij Talok Betong in Lampong (zoll.).

Observ. lp. campanulata (linn.) span. l.c. p. 33S speciem diver-
sara spectat, corolla extus lanata, seminibus lanatis caet.

13. Ipomoea petaloidea ciiois. Caulis elongatus ramosus glabcr,
folia variabilia, rnox sagittato-lanceolata acuta marginc sinuata, mox
linearia nunc ovata vel ovato-lanceolata, saepe vix cordata, apice pas-
sim obtusa mncronulata, glabra, venoso-reticulata, 2 — 3 poll. longa,
petiolis subalatis crispatulis; pedunculi 1 — 4-iiori bracteati, quan-
doque plures conferti pedunculum 9-florum efficiënte?, sepala ovato-
orbiculata coriacca glabra ultrosemipollicaria, corolla rubra alte 5-
fida; capsula magna, subglobosa. Ipomoea petaloidea Chois. I. c. p.
451. DC. Prodr. I. c. p. 360. Decaisne N. Ann. Mus. TIL />.392,
Convolvulus crispatulus Wall. Cal. n. 1403. — C.platypcllis Zip-
pel. apud Spanoghc in Linnaed XV. p. 338.

Voor -Indië, bij Prome en Gorukpur. Timor.

14. Ipomoea Turpethum r. br. Caulis volubilis, ramis trialatis,
alis sanguineis vel viridulis, glabris vel subpuberis, folia petiolata
(petioli 1 — 3 poll ) cordato-oblonga, acuta aut acuminata, inox in-
tegra mox angulato-sinuata aut crenata, apice nunc obtusa mucro-
nulata, utrinque velutino-pubescentia, senilia glabriuscula ; pedunculi
crassi 1 — 4-flori bracteati, bracteis deciduis velutinis ovato-lanceo-
latis cura sepalis exterioribus apice rubellis, sepala mucronulata ex-
teriora usque fere bipollicaria ovato-rotundata saepe nigro-maculata
vclutino-tomentosa, interiora breviora glabra, corolla candida. Ipo-
moea Turpethum B. Br. Prodr. Nov. floll. I. p. 485. DC. Prodr.
I. e. p. 360. Decaisne l. e. p. 39. Kcr Bot. Beg. tab 279. — Con-
vttlïulus Turpethum Linn. Sper p. :'!..» I. Hot. May. lab. 2093.

GUNVOLVILA.CEAE. 607

IPOMOEA.

Wight Illuslr. Suppl.. tab. 38. Uassk. PI. Jav. rar. p. 518. —
Operculum Turpelhum Silv. Manso Enum. pi brasil. p. 16. —
Spiranlhera Turpelhum Bof. Hort. Maurit.p. 226. — (j. Anceps,
caule 4-alato, il. subrubellis. Jpomoea anceps JBlume Bijdr. p. 714.
Roem. et Schuit Syst. IV. p. 231. Chois. I. c. — Conv. anceps
Li nu. Mant. p. 43.

Over het vaste land en de eilanden van geheel Indië tot in
de Stille Zuidzee en Nieuw-Holland. — (5. Java, in Tjand-
joer bij Tjikao, bij Tagal (bl.), iu de kuststreken van Malang. Bima
bij Dompo enz. (zoll.). — Aroi djeton bener smid. — OpBima
Lagoewi. — De dikke wortel {rad. Turpcthi) bevat vooral in de
schors purgerend melksap.

15. Ipomoea Vitifolia sweet. Caulis volubilis basi ligncscens,
rami teretes cum petiolis et pedunculis pubescentes vel rariter vil-
losi, virides dein rubentes, folia varie pilosa, cordata palmato-5— 7-
lida, lobis inaequalibus irregulariter crenato-dentatis, nervis ruben-
tibus; pedunculi 2—7 poll. longi, subcymose multiflori: sepala
aequalia ovato-oblonga exteriora hirsuta ; corolla 2 poll. alta luteo-
aurantiaca (sulphurea zoll.); capsula calyce ampliato cincta glabra
pellueida, semina nigra. Ipomoea vitifolia Sweet Mort. suburb. S
ed. alt. p. 239. Chois. in BC. Prodr. I. c. p. 361. BI. Bijdr. p, J>
709. Dccaisne l. c. p. 392. — Convolvulus vilifoliusLinn.31ant.

V- 203. Burin. Fl. hid. p. 45, tab. IS, fig. 1. Boxb.l.c.— Conv.
pilosus Noronh. Verh. Bat. Genootsch. V. p. 71. — /?. Angularis
Chois. l.c. fohïs 5-angulatis, lobis integerrimis. C. angularis Linn.
l - c. Burm. I. c. p. 46, tab. 19, fig. 2. tlassk. PI. Jav. rar. ? >.519.
Geheel Indië. Java, bij Tjikoja (zoll.), Patjitan (iiorsf.). Ti-
mor. — Aroi Kawoejang sund. op Java.

16. Ipomoea tUberosa Lim. Caulis teres crassus glaber, folia pal-
mat im 7 -partita, lobis clliptico-lanceolatis integerrimis acutis veno-
sis; pedunculi petiolos longos superantes rigidi laevesbifurcimulti-
»ön,pedicellis incrassatis; sepala pollicaria ovata obtusissima glabra
Mpressa; corolla luteatubuloso-campanulata, capsula globosa maxima,
•eimna nigra roagna. Ipomoea tuberom Linn. Spcc. p. 227. Chois.
&■ ÖC. / c p. 362 Bot Heg (ah. 768. Tranmcl. Hort Boe.

OONVOLVULACEAE. 608

H'OMOEA.

Lond. I. p. 184, tab. 11, non Lour. — Convolvulus tuberosus Spreng.
Syst. T. p. 591. — Batatas tubcrosa Bojer. Hort. Maurit. p. 226.
C. paniculatus Blanco Fl. Filip. p.95? — C. kentrocaulos Steud.
in Herb. Schimp, abyss. n. 800. — Var. oligantha IJassk Rclz.
I. p. 69 pedunculis 6 — 7-floris, petiolo brevioribus, sepalis in ala-
bastro acuminatim convolutis, foliorum lobis acuminatissimis.

Tropische gewesten van Amerika. Mauritius. Abyssinië.
Oost-Indië. — /?. Uit Siclney op Java ingevoerd, door de inlan-
ders thans Aroi Kawoejang genoemd.

17. Ipomoea dissecta avilld. Caulis teres e tuberculis hirtus.fo-
lia palmato-7-partita, lobis augusto-linearibus pinnatim acutiusculc
dentatis; sepala linrari lauceolata; corolla alba campanulata calycem
paullo superans. Ipomoea dissecta Willd. Spcc. I. p. 880. Chois. in
DC. I. c. p. 363, non Pursh. — lp. dissecta et I. diversifolia B. Br.
J'rodr. I. p. 487. — lp. Arnottiana Steud, Nom. — Convolvulus
diversifolius Spreng. Syst. I. p. 592. — C. Thonningii Schum.
Guin. p. 89. Ipomoea Thonn. G. Don Lc. — I. sinuatae Ort., spec.
americanac, proxima.

Oost-Indië. Poeloe Pinancr. Nieuw-Holland. Guinca.

\

18. Ipomoea muricata noxn. Caulis volubilis crebro aculeatus,
foha longiter petiolata, integra vel trilobata ; peduneuli axillares pauci-
flori, sepala aequalia aristata, corolla infundibuliformis,tubo violaceo
purpureo, stamina inclusa, capsula parvula. Ipomoea muricata Jacrj.
Hort. Schoenbr. III. p. 40, tab. 323. Roxb. Fl. Ind, I. p. 499. —
Convolvulus Linn Mant.p. 44. — Calonyction muricatum G. Don
Gen. Sysf.Dichl. PI. II p.264.— Ipomoea aculeata Bi. Bijdr.p.715.
Convolvulus aculeatus Dictr. Synops. — Ipomoea ambigua Endl.
Fl. Norf. p. 53. — lp. turbinata Lagasc. Gen. et Spcc. rar.p. 10. —
Species diu confusa, imo a cl. ciioisy intervarielates Calonyctii spe-
ciosi relata, moneute cel. bentham in Ilooh. Fl. Nigrit. p. 465 oh
corollae formam et stamina inclusa rectius ad Ipomoeam referenda.
Corollae forma autem aliquatenus ad Calonyction accedere videtur.
Caeterum rectius forsan inter integrifolias collocanda.

V o o r - 1 nd i ë . S u n d a - A r c h i p cl. J a v a. T i m o r. Ei landen dor
Stille Zuidzee. Nicuw-IIollancl.

CONVOLVULACEAE.

609 IPOMOEA.

** Cephahmlhac Chois. Florcs capitalo-aggregati; sepala mediocria.

19. Ipomoea pes«tigridiS luw. Annua, caulis teres hirsutus, folia
circumscriptione rotundata, viïïösula, palmato-5 — 7-loba,lobis eilip-
ticis acutis; pedunculi folium aequantes multiflori, bracteis 6 — 8
elliptico-oblongis obtusiusculis hirsutis capitulo longioribus involu-
crantibus, sepala ovato-acuminata hirsutissima, corolla alba hirsuta,
semina subvillosa. Ipomoea pcs-tigridis Linn.Fl. Zeyl. n. 79. Spec.
p. 230. BI. Bijdr. p. 709. Chois. inDC. Prodr.l.c.p. 363, Wighi
Icon. III. tab. 836. — Convolvnlus Spreng. Syst. I. c. — Conv. bryo-
maefolius Salisb. I. c. p. 125. — C. palmalus Mönch. melh.p. 452.
Volubilis Zeylan. DHL Ellh. p. 420, tab. 318, fig. 411. — Pulli-
Schouadi Rheed. Hort. Mal. XI. p. 121, tab. 59. — Ilerm. Lugd.
Bal.p. 184, tab. 187.

Oost-lndië. Eilanden der Stille Zuidzee. — Naar West-
Indië overgebragt. — Java, bij Tjikoja (zollinger), in Soerakarta
(nonsFiELö).

^ 20. Ipomoea pilosa sweet. Caulis herbaceus birtus, folia longe pc-
tiolata late cordata integra vel subtriloba, lobo medio acuminato, sub-
tus albo-lanata, supra pubcscentia viridia, 2 — 6 poll. longa; pedunculi
petiolos superantescytnoso-multiflori bracteati, bracteis oblongo-lanceo-
latis, sepala linearia hirta 3 — 6 lin. longa, corolla tubulosa calycem
vix duplo superans,capsulaglabra, semina villosa. Ipomoea pilosa Smeet
Hort. suburb. cd. alt. p. 289 Chois. I. c. — Convolvulus pilosus Roxb.
Fl. Ind. I. p. 475, cd. Wall. II. p. 55. — Bengalen. Ceylon.

21. Ipomoea iüVOlncrata pal. beauv. Caulis tenuis villosus, folia

petiolata cordata mucronulata pubescentia ; pedunculi folium aequan-

• vel breviores, flores 3 — 6 in involucro perfoliato cymbaeformi

cssiles, bracteis obovatis hirsutis, sepala laneeolata acuta hirsuta sub-

.luaequalia, corolla tubuloso-campanulata purpurea, capsula glabra.

Ipomoea involucrata Beauv. Fl. Omar. II. p.52, tab. 89. Chois. in

DC Prodr. I c . p. 365. Benlh. I. c. p. 466. — C. involucratus

Spreng. Syst. I. p. 690, non Willd,- C. perfoliatus Schum. Guin.

p. 89. — c. guineensis Dielr. I c. — lp.perfoliala G. Don Gen. Syst.

c. p. 296. — Elyirolamna convolvulacea Boj. in Desjard.rapp.

J- 38. Hort. Maur. p. 230. — lp. pileata Boxb. FL Ind. I. p.

W5, ed. Wall. II. p. 94. — Conv. pilealus Spreng. I. c. IV. p.

*.•— Conv. trichocalyx Zoll. in Nat. en Gencesk. Archief 1T. /. e.

p l«a van Ncd. Indië. II. 39

«OJtVOLVULACEAE. (ÜU IPOMOEA.

(Tp. setosa BI. Bijdr.), ex hassk. huc referendus, distinctam speciem
(Cf. n. £7) sist ere videtur.

Guinea. Oware. Sierra Leone. Madagascar. Indië. China.
Java, op de velden, waar Arachis verbouwd wordt (zoll.).

22. Ipomoea capitellata chois. Caulis pilosus, folia cordato-acumi-
nata pilosa, pedunculi petiolos aequantes, bracteae inacquales ovato-
lineares obtusae, sepala lineari-lanceolata acutissima, corolla tubuloso-
campanulata violacea. Ipomoea capitellata Choisy l. c. p. 457 in DC.
Prodr. I. c. — lp. tamni folia Burm. FL Ind. p. 5Ü ; non Linn. — Conv.
capitellatus Ilerb. Wall. n. 2250. — Voor -Indië.

23. Ipomoea barbata chois. Caulis fruticosus, pilis longÏ9patulis fer-
rugineis hirtus, folia brevissime petiolata, e basi rotundata ovato-oblonga
acuta integerrima, subtus lanuginosa, ampltssima; il. axillares 7—9 capi-
tato-fasciculati involacrati, braeteis longissimis lïnearibus setaceis in-
curvis subtus barbatis, sepala glabra aequalia ovato-oblonga apprcssa
parva, corolla intus rnbesccns 12 — 18 lin. longa basi coarctata. Ipo-
moea barbata Chois. l.c. p. 458, non Roth. — J)G. Prodr. I. c. p. 366.
Convolvulus barbalus Wall. PI. As. rar. II. p. 45, tab. 155. — Pro-
babiliter genus exposcit proprium, monente cl. choisy. — Pegoe.

24. Ipomoea Sessiliflora roth. Caulis elongatusherbaceusretrorse
hispidus, folia varie petiolata cordata ovata lanceolata aut sagittata,
saepe margine sinuata, subtus pallidiora; iiores axillares 1 — 3 vel
4 — 12 subsessiles aut brevissime pedicellati, braeteis linearibus hir-
sutis 2 — 3 lin. longis, sepala e basi latiore acuminato-subulata aequa-
lia, 3 lin. longa, extus pilosa, corolla calicem vix superans lilacina
in fundo violacea, eapsula saepius villosa, semina glabra. Ipomoea
sessili/lora Roth JSov. Spee. p. 117. Wight Icon.Llab.ie9. Chois.
in DC. Prodr. L c. p. 366. Benlh. I. c. p. 467. — lp. sphaeroce-
phala Swcet hort. suburb. I. c, non Don. — Convolvulus sessili (to-
rus Spreng. Sgsl. L p. 599. — C. hispidus Vahl Symb. III. p- 29- —
C. sphaerocephalus Roxb. FL lnd. I. p. 472, ed. Wall. 11. p- & 3 -
C. lamnifolius Klein ex R. et Sch. Syst. IV. p. 301, non Mey. -
lp. ligulafa Boj. hort. Maur. p. 229. — lp. hispida R. et Sch. l.c
p. 238. — lp. trematosperma Hochst. herb. union. n. 289.
Conv. n. spec. Zoll. in FL bot. Zeit. 1847, p. 795.

In geheel Indië algemeen. Nubië, Mauritius, Madagascar.
St. Thomas, aan de westkust van Afrika. — Ook op de W est-
Indische eilanden. — Java, op de grasvlakten van denWaa»»8
en bij Trawas, 2—4000', bij Soember Waroe (zoll.).

C0KVOLVULACEAE. 611 IPOMOEA,

25. Ipomoea Horsfleldiana mq. Volubilis, caule petiolis peduu-
culisque (passim subretrorse) hirtello-puberis, folia longiter petiolata
alte cordata ovata acuminata integra, supra praeter costam subglabra,
subtus pallida in costa venisque parallelis teneris parce pilosuia, 2-
fere 4- poll. longa, membranacea ; pedunculi subnulli axillares capi-
tato-plurifïori, bracteis linearibus, sepala e basi elliptica Iineari-lan-
ceolata hirta, corolla (purpurascens) campanulato-tubulosa calycern
vix superans extus (sepalis alternatim) villosula, stamina inaequalia,
capsula hirtella.

Java, in Soerakarta (horsf.).

*** lniegrifoliae Chois. Folia integerrima, basi nunc integra nunc
cordata; fl. non capitati; sepala mediocria.

2G. Ipomoea philippinensis chois. i.c. p. 93. do Prodr.i. cp. 367.

Glabra, folia brevissime petiolata linearia mucronulata utrinque obtu-
siuscula, petiolus ciliatusj pedunculus uniflorus teres subsemipollicari?,
sepala ovata submucronata, exteriora paullo minora obtusiuscula, glabra,
2—3 lin. longa. Philippij nsche eilanden. — China.

27. Ipomoea trichocalyx steud. Caulis pilosiusculus, folia cor-
data vel subhastato-cordata acuminata integerrima, supra pubescentia,
snbtus villosiuseula ; pedunculi petiolo aequales 1 — 2-flori, sepala
lineari-lanceolafa acuminatissimasetigera, corolla purpurascens. Ipo-
moea trichocalyx Steud. JSomencL non Don. — lp. selosa Bl. Bijdr.
p. 714, non Bot. Beg. — Convolvulus trichocalyx Zoll. et Mor. in
Atf/. en GeneesL Arch. II. p. 6. — Spec. bl. teste uassk. ad I. involu-
cratam referenda. Au potius Pharbitis? — Non vidi.

Java, in de bergstreken (bl.), op de vlakten (zoll.). — Ti mor.

28. Ipomoea ObSClira jACQ.Caules herbacei decunibentes velscan-
dentes ramosi, elongati, interrupte glabri aut hirtelli, glabrati, basi
lundo sanguinei, folia longiter petiolata, subhorizontalia (petioli nas-
centes puberi, dein glabrati) lato-cordata acuminata, acuta, glabra,
margme subciliolata, subtus pallida venosa ; pedunculi petiolos su-
perantes glabri vel puberi 1 — 3-nori, pedicelli incrassati tenere pu-
oeroli, bracteae parvae, sepala elliptica demum ovata nunc mucronato-
acuminara nunc obtusa, glabra, 2 — 3 lin. longa, corolla pollicaris

utea, (alba zoll.), (vinea, dein sulfurea, fauce atropurpurea hassk.)
capsula glabra. FpomneaohscuraJacq. — Bot. Beg. lab. 239. Chois. in

39*

cünvolvulaci: AR. 612

11'OMUEA.

BC. Prodr. I. c. p. 370 excl. syn. Spanorjh. — Convolvulus obscu-
rus Linn. Spcc. p. 220. liurm. Fl. bid. p. 44. Vahl l.c. Ilassk.
PI. Jav. rar. p. 519. — C. ycmcllus Vahl Symb. III. p. 27?
Jpomoea solani folia Burm. Fl. lnd p.49, non Linn, — Ip.insua-
vis IJl. Bijdr. l.c. p.716. — lp. ocularis Barll. Ind. scm. Goclt. inLin-
naed 1840, p. 126 ? — Convolvulus insuavis Dictr. l.c. — 0. gona-
iodcs Stcud. in Schimp. PI. Abyss. cxskcat. «.801. — Convol-
vulus florc minore cael. DHL Eltham. p. 98, tab. 83, fig. 95. —
/?. Glabra, Chois. t. c. Caule glabro, pcdicellis non incrassatis, se-
minibus nunc cinereo-velutinis nunc glabris. — Corolla testeiiASSK.
hora matutina patcns, sole adscendente decidua, lobis truncatis euervo
medio muricato-apiculatis.

"Van Abyssinie over geheel Indië tot in China. — Java, ge-
meen in de lager gelegen gewesten. Timor. — Aroi tali kentjir
of A. ki kalindan sund., Ojet Kitjil/ai».

29. Ipomoea verrucosa bl. Caulis pubescens vel fere totus glaber,
folia e basi subhastato-cordata ovata usque lanceolata, brevi-pubero-
■ciliolata, laevia, subtus pallida, 1 \- vix 2 poll. longa; pedunculi axil-
lares incrassati umbelliflori, bracteae ovales, sepala ovalia subaequa-
lia, exteriora verrucosa (in sicco rugosa), corolla atropurpurea limbo
lilacino (bl.), rosca, extus albida (zoll.). Ipomoea verrucosa Blume
Bijdr. p. 718. Chois. in BC. Prodr. I. c. p. 369. — Convolvulus
Bielr. I. c. Ab 1. sepiaria praesertim calyee verrucoso et corollae
limbo minus patulo difiert.

Java, in de moerassen bij Batavia (bl.), bij Probolingo, Lamad-
jang, aan de kust bij Poeger, bij Gondong (zoll.).

30. Ipomoea sepiaria koen. Caulis herbaceus interrupte glaber
et villosus, folia cordato-rotundata vel cordato-oblonga ; peduuculi
multiflori, sepala oblongo-ovata acuta aut obtusa, corolla tubuloso-
infundibuliformis dilute lilaeina. Ipomoea sepiaria Kocnig. in Roxb.
Fl. lnd. I. p. 499, ed. Wall. IL p. 90. Wiyht Icon.Tïl. tab. 838.
Chois. I. c. p. 370, non Zoll. Sysl. Verz. — Convolvulus maximus
Vahl Symb. III. p. 26. — C. marginalus Dcsr. Encycl. III. P- 5 3S -
C. slrialus Vahl Symb. III. p. 27? — Ipomoea slriala Rolh iïov.
Spcc.p. 111? Ab I.obscurü pedunculis et corolhl praesertim difiert

CONVOLVL'LACEAE. 61;]

IPOllOEA.

Algemeen in ïndië, tot in China. Luzon. Timor. Java. Ce-
lebes, bij Boni en Bontham (zoll.).

31. Ipomoea polyantha miq. Volubilis, caules petioli pedunculique
molliter, per intervalla densius pubescentes, folia longiter petiolata
lato-cordato-ovata, acumine vulgo brevi obtuso emargïnato mucronato,
ïncmbranacea, venosa, subtus praesertim in nervis ininute pilifera,
circitertripollicaria,margine passim subrepanda; pedunculi axillares
folia superantes vel aequantes cum flore centrali brevi-pediccllato
iteratim dichotomi multiflori, calycis 2 lin. longi sepala subglabra
scariosa fuscescentia margine extenuata, ovato-rotundata obtusa, sub-
acqualia, corolla plicata (albida vel luteola), semina pube puncti-
formi. — Inflorescentia inter affines satis distincta.
Java, op den Oengaran (iiorsf.). Lawattau swid.

32. Ipomwa Cymosa blume. Caulis teres, folia breviter petio-
lata cordato-oblonga acuta vel acuminata elongata, subtus cum
caule molliter pubescentia subincana vel subglabra; pedunculi axil-
lares bifido-multiilori breves bracteati, sepala coriacea obtusa vel ra-
rius acutiuscula flavo-nigrescentia glabra, 3 lin. longa, exteriora saepe
breviora, corolla alba campauulato-iufundibuliformis pollicaris, tubo
basi coarctato, capsula conica glabra apice sub])ilosula, semina rufo-
anata. Ipomoea cymosa RL Cat. Builenz.p. 719. R. et Schuit Syst.
v. p. 241 (non Meyer nee LindL). Chois. in DC. Prodr. I c. p.
371.— Convolvulus cymosus Desr. in Encycl. III. p. 556, non Ruis.
clPav. — c. bifidus |S Vahl l. c. — C. blandus Roxb. FL lnd. I. p.
447, ed. Wall II. p. 50. - C. laevis minor Rumph. Ilerb. Amb.
v P-^htob.lbS.~~Ip. bi/ida Rolh Nov. Spec. p. 118.— Conv

ï^tagonus Roxb. FL lnd. 1. p. 485. - lp. lleynei R. et Sch. I. c.
. ' P ' 2 ' 37, — ] P- hlanda Sweet L e. Species indumento valde va-

rians: — p. Pu osa chois. I. c. tota breviter villosa. C. cymosus p

UT. L c. ~~ C. bifidus VahlSymb. L c—C Rothii Spreng. Syst.

• p. 600. — C. laevissimus Rumph. l.c. p. 431. — 6'. venlano-

n«sRoxb.F L lnd. l.c. - lp. bifida R et Sch. L e - lp.
WA« ƒ?. ct Sch. I. c.— Ip. cymosa (Rolh) Rlume Dijdr. I. c. —

r-üagittaia Chois. l.c. folia aliquaudo sagittato-angustata. — ö. Ra-
»**», folia cordata nuuc subangulata, corolla sulfurea. lp. radi-

GONVOLVULACEAE. 614 IPOMOEA.

cans BI. Bijdr. p. 712? — Apud quosdam auctores folia omnino
glabra statuuntur, an species plures hic latent ?

In Oost-Indië algemeen. Sunda-Archipel. Molukken. —
Philipp. eilanden. Tiinor. — (?, / en d. Java. — Daoen bis-
sol mal., Ampas Ampas mak. — De bladen worden als groente
gegeten.

83. Ipomoea SUbdentata miq. Glabra, volubilis? caule angulato,
folia longiter (3 — 4| poll.) petiolata, e basi alte cordata ovato-oblonga
acuminata, acumine subobtuso mucronato, lobis baseos subangulato-
pauci-dentatis, herbacea, subtus pallida et tenere venosa, 5 — 2 poll.
longa ; pedunculi axillares solitarii vel gemini,bi-velani-ilori, petiolo
paullo breviores, bracteis paucis parvis, calycis 3 lin. vix aequantis
sepala subaequalia rnembranacea anguste elliptica obtusiuscula, gla-
bra, corolla circiter bipollicaris purpurascens infundibuliformi-cam-
panulata, stamina 3 breviora, 2 satis longiora. — Habitus fere lp.
Turpethi, sed calyce caet. longe diversa.

Java, in Soerakarta (horsf.).

34. ïpomoea OChrolacea sfanogh. Caulis volubilis teres glaber,
folia longiuscule petiolata, e basi alte cordata ovata longe acu-
minata mucronata integerrima glabra, venis utrinque distinctis, cir-
citer 4 poll. longa ; pedunculi axillares petiolos aequantes vel quid-
quam superantes subumbellatim 2 — 3-flori, pedicelli crassiusculi basi,
medius vulgo medio minute bracteolati, calycis laciniae imbncatae
ovatae obtusaemucronatae, sericeo-pubescentes, virides, extremomar-
gine discolores, corolla 1| poll. alta campanulata limbo subintegro,
plicata, aurantiaco-lutea, vittis 5 sulphureis, stamina 3 breviora, 8
paullo longiora, stigma capitatum obscure bilobum, capsula bilo-
cularis, 4-sperma. Ipomoea ochrolacea Spanoghe mss. Icon. inc
n. 68 (lapsu calami I. ochroleuca Spanogh. inLinnaea XV. p. 3

cl in DC. Prodr. sub syn. 1. obscurae.)

Timor, in de kust- en bergstreken (spanoghe),

35. Ipomoea modesta choisy. Caulis elongatus, ramuhs junio-
ribus brevissime pilosis, folia brevi-pctiolatacoraato-triangulariaacu
tiuscula, integerrima vel crenato-angulata, baseos sinu brevi,aunci

CO.NVOLVULACEAE. 615 IPOMOEA.

obtusis, utrinque appresso-villosula, pollicein longa, nasccutia subse-
ricea; pedunculi axillares petiolos non superantes uniilori, sepala
ovata acutiuscula, anteriora paullo breviora extus pubesccntia, corolla
tubulosa, pollice paullo lougior, inargine limbi ciliolato, alba. Ipo-
tnoca modesla Choisy in Zo/L Ca/, p. 131. — Ip.sepiaria(Koen.)
Zoll. et Mor. Syst. Vers. p. 51. — Java, bij Tjikoja (zollA

S6. Ipomoea sidaefolia cnois. /. c, DC. Prodr. L c. p.37-2 cüm

si/n. Glabra, suft'ruticosa, folia cordato-ovata aut subrotunda acumi-
nata, longe petiolata; pedunculi foliosi, multillori, umbellato-racemosi
ramulos simulantcs, sepala lineari-ovata obtusa vel acutiuscula, gla-
bra, ext. 1—3 lin. longa, reliqua multo longiora, corolla albo-lutea
campanulata, capsula glabra, semina pubescentia. — Americaua spe-
cies, in hortis Indiae passim culturapropagata,in Java (iiassk. Cal.
p. 139) Bangkoang hollanda nuncupatur.

37. Ipomoea staphylina roem. et scüult. Syst. IV. p, 249. Suf-

fruticosa glabra, folia cordato-ovato-oblongaacuta glabra, 3 poll. longa;
Jl. raceinoso-paniculati, sepala aequaliaovato-rotundata, corolla tubu-
liso-cylindrica rosea, 6-12 lin. longa. 1. racemosa Bolk Lep.
115, non Poir. — C. malabaricus WalL FL Ind. IL p. 49? non
L'nn. —C. racemosus Rot/L ia R.cl Sch. Syst.lY. p. 302.'— C|
Kleinii Spreng. Syst. I. p. 606. - Voor-Indië. Poeloe Pinang.

**** JDivcrsifoliao Chois. Folia sinuata, dentata, nunc trilobata nunc
eaüem stirpe integra ; fl. non capitati; sepala mediocria

38. Ipomoea Snbtrilobans «IQ. Caules tenues alii glabri alii hirti,
m louge petiolata, lato-subdeltoideo-cordata, acute et mucrouate'

acummata, mernbranacea tenuiter venosa,basi alte cordata vel traii-
cata superiora sinu utrinque laterali tandem profuudiore sinuato-

uZw 2 ~ 1 P ° 1L hu & et lata ' S labra ' margine ad lentein mi-

^ e P lh ^a; pedunculi axillares sub anthesi folium subsuperantes

P « > conf erte cvmose 3_6-flori, calycis 2 lin. subbrevioris sepala

I !>«» obtusa mütica f exteriora paullo breviora camosula? dorso

ijr 'Til . interi ° ra keVia teimi ° ra ' COrolla circiter PoUicaris

£ XI *?*iïr 3 breviora -***>■ * io ^

luuouga. — j avaj b)) gamarang | ll0RSF ^

GOK VOL VULACEAE. 616 IPOMOE V-

39. Ipomoea dentiCUlata chois. Glabra, folia cordato-hastataob-
tusa mucronata, 1 — 2 poll. longa, bascos auriculis obtusis vel ex-
trorsum unidentatis, pedunculi petiolo breviores unitiori (rarius pluri-
flori), sepala ovata obtusa, passim mucronulata, eorolla glabra 1 \-
pollicaris. Ipomoea denliculala Chois. I. c. p. 467, e/ DC.Prodr. l.c.
Convolvuhts denliculatus Desr. in Lam. Encycl. III. p. 540. — G.
laevigatus R. Brown herb.

Rawak (Molukken), Gezelschaps-eilanden.

40. Ipomoea fastigiata sweet. Glabra elongata, folia longe pe-
tiolata cordata acuminata mucronata, integerrima, sinnata, pandurata
aut triloba, glabra, venosa, 2—3 poll. longa-; pedunculi pctiolum su-
perantes cymose 3 — 12-flori, glabri aut basi subvillosi, sepala lanceo-
lata aristata glabra fere semipollicaria pellucida, exteriora breviora,
eorolla purpurea glabra, capsula laevis, semiua glabra. Ipomöca
fastigiata Sweet Hort. suburb. ed. all. p. 288. Chois. in DC. Prodr.
I. c. p. SSO.— C. fasligiatus Roxb. Fl. Ind. ed. Watt. II. />.48.—
C. plalanifolius Vahl Symb. III. p. 26. — lp. cymosa Mcy. Prim.
Essequ. p. 99, non Roth. — C. essequeboensis Spreng. Syst. I. p.
600. — lp. plalani folia R. et Sch. I. c. cxcl. syn. Plukn.

'Warme gewesten van Amerika, thans in Zuid-Aziè' verspreid.

f

41. Ipomoea gemella roth. Ciuereo-pubescens, pilia appressis,
petioli longi villosi, folia cordata acuminata, acumine obtuso mucro-
nato, integra vel subtriloba, subtus cinereo-villosa, 1 \ -polliearia, ba-
seos lobis aliquando sinuato-crenatis ; pedunculi pefciolos multo supe-
rautes laxi nune billori nunc dichotomo-multiflori, fl. uno in quavis
dichotomia, sepala coriacea ovata obtusa margine sublacera, %\ liu.
longa, extus glabra vel villosula, eorolla striata lutescens calycem
duplo superans. Ipomoea gemella Roth Nov. Spec. p. HO. Chois.
in DC. I. c. p. 380. Zoll. Cal. p. 129. — Convolvuhts gemdb*
Burm. Fl. Ind, p. 46, tab. 21, jïg. 1. — Conv. affmis Wall. Cal.
n. 1385.

"Voor-Indië. Java. Celebes, bij Makasser (zoll.). Luzoii.

42. Ipomoea chryseides keu. Caulis contortus glabrinsculas, fo-
lia oblongo-cordata subliastata integra aut saepe angulata ctiam tri-

CO.WOLVÜLACEAE. 617 irOMOEA-

loba, acuminata, glabra, 1—2 poll. longa, auiiculis deutato-scrratis,
jjetiolis longis basi muricato-verrucosis ; pedunculi rigidi petiolos su-
perantes £— 7-ilori dichotomi, flore singulo e quavis dichotomia, se-
pala coriacea ovata retusa mucronulata glabra viridi-radiata 2} lin.
longa, corolla parva sulplrarea, filamenta basi pilosa, capsula rugosa
glabra 4-angularis. Ipomoea chryseides Ker Dol. Reg. tab. 270.
Chois. in BC. Prodr. I. c. p. 382. Decaisnc L c. p. 393. Spanoghe
i c. p. 339. Wighl Icon. I. lab. 157. — Convolvulus chryseides
Spreng. Syst. I. p. 598. — C. dentaius Vahl Symb. L c. Roxb. Fl.
hul. l.p. 477, cd. Wall. II. p. 62. — lp. sublri flora Zoll. el Mor. Syst.
Verz. p. 51. — Lepistemon muricalum Spanoghe ker b. in Linnacd
XV. p. 339. — Variat caule villoso, piiis rectisad basin petiulorutn
confertis.

Voor-Iiulië. China. Timor en Poeloe Samau in de moe-
rassen (spanopghe). Java, in de provincie Batavia, Banjoewangi

(ZOLLliSGER).

***** Multilobac Chois. Folia 5 — 9-palmatiIoba, rarius pinnati- aut
pcdatilobaj sepala mediocria; fl. non capitati.

43. Ipomoea COptica hoth. Herbacea glabra ramosa, folia palmala
nut pedata, lobis inferioribus brevioribus saepc bindis, omnibus serratis
guibris, petioli compressi basi minora folia stipulis simüia ferentes;
pcdunculi petiolum superantes l — 2-flori, sepala rugoso-nmricata glabra
ovato-oblonga mucronulata 2 lin. longa, corolla tubulosa 5- loba albida,
capsula glabra. Ipomoea coptica Hoth Nou. Spee.p. HO. Chois. in DC.
*™dr. I. c. p. 384, — Convolvulus coplicus Linn. Mant. p. 559. Roxb.
n.Ind.1. p. 477, ed. Wall. II. p. 62. — C. slipulalus Desr. Encyd. III.
V- 546. — C. senegalensis Tenor. Jnd. Sem. h. Ncap. 1829, p. 16. — lp.
vemicosa Ort. Dec. p. 10? — lp. subpedata Desf. Cal. h. Par. cd. 3.
p. 397.— Senegal. Nubië. Oost-Indië. — Archipel?

44. Ipomoea pentadactylis chois. i c. p.êii. dc. Prodr /. e. P . 335.

Herbacea, elongata, folia quinata, foliolis petiolulatis Jinearibus vel
-Jineari-lanceolatis obtusis glabris, medio subbipollicari ; pedunculi pe-
10I03 2 --l-pollicares superantes 1— 2-flori, sepala glabra ovata obtusa
inucqua ha, exteriora 2—3 lin. longa, inten'ora eubsemipollicaria, co-
rjlta tubuloso-campanulata If- fere 2 poll. longa, capsula seminaque
ï™ T \y™ v ° lvul ™lenmfoUus Vahl Symb. 111. p. -ó^ — Conv. pentadac-
3? f' CaL n ' r ^7. — /3. Pdosa Chois. caule petiolisque pilosis,
pms recbsrufis. — Ach ter-Indic, op den Taong-Dong (wall.).

H Ipomoea dasysperma jacq. Herbacea, ramis juvenilibus pe-

CONVOLVULACEAE. 618

H'OMOEA.

tiolis pedunculisque sparsim muriculatis, caeterum glaberrirais, folia
tripartita, praeter costam supra puberara glabra, laciuiis 3- vel ma-
joribus pinnatim 5-lobis, inferioribus bifidis, omnibus lanceolatis nm-
cronatis, lateralibus angustioribus et brevioribus; pedunculi petiolo
1— 2-pollicari breviores 1 — 3-flori, medio articulati et bibracteati,
sepala ovata obtusissima, 2 exteriora breviora basi quasi cordato-bi-
gibba, tertium unigibbum, 3 liu. longa, dua interiora 5 lin. longa
egibba tenuiora, corolla 1 ^-pollicaris, basi coarctata, albida intus
lilacina, lineis 5 stramineis radiatis, capsula glabra, semina aurantio-
sericea. Ipomoea dasy sperma Jacq. Ëclog. I./?.132, tab. 89. Chois.
in DC. Prodr. I. c p. 886. Hassh Retzia L p. 70. — lp. tuier-
culata Ker Bot. Reg. tab. 86, non Roem. et Sch. — Convolvuluë
dasyspermus Spreng. Syst. I. p. 591. — C. pedatm Roxb.Fl.Ind.
l.p. 478, ed. Wall. II. p. 63. Corollam sulfuream vulgo statuunt
auctores. — Polia teste hassk. 1—2 poll. longa, 14—30 lin. lata.
Geheel Indië. Nieuw-Holland. China. — Op Java van el-
ders ingevoerd, Aroi Kawojang door de inlanders genoemd.

46. Ipomoea acetOSellaefolia chois.? //Caulis teres glaber glan.
dulis nigris asper, folia cordato-hastata triloba venosa vix pollicaria
glabra mucronulata petiolata, auriculis obtusis siuuato-crenatis, lobo
medio oblongo acutiusculo ; pedunculi petiolo breviores 1 — 2-flori,
sepala ovata brevia glabra acutiuscula, 1* lin. longa, post anthesin
reflexa. corolla minima, capsula glabra rugosa." Chois. in DC. Prodr.
I. c. 383. — Convolvuhis acetosellaefolius Desr. in Encycl. III.
p. 364. — C. lapathifolius Spreng. Syst. I. p. 574. — Cum lu'.c
specie in ins. Mauritii a commersonio detecta satis congruit specimen
e cel. horsfield in Java lectum. Quum autem spec. comm. compa-
rare baud licuerit,dubia supersunt. In stirpe jav. caulis repens radicans,
rami erecti ramosi graciles, apice vix quidquam volubiles, tenues,
strictiusculi, glabri, hic illic muricibns brevissimis subobtusis nigris
inspersi; petioli \ — 1 poll. longi pubescentes rariter acutiuscule mu-
riculati; folia vix pollicaria, cordato-triloba, glabra, lobis lateralibus
rotundatis subangulatis dentatis, medio nunc elliptico obtuso nunc
oblongo acutiusculo mucronulato integerrimo; pedunculi axillarcs
petiolo breviores 2 — 1-flori; caljcis 1{ liu. longi sepala rigidasub-
scariosa imbricata glabra, obovata, emarginata mucronata exteriora

(h.WOLVULACEAB.

619 H'OMOEA.

quidquam breviora ; corolla calycern parum superans, limbo in la-
cinias 5 breves angustas diviso; slamina subexserta; capsula ovata,
juvenilis calyce (non reflexo!) arcte iuclusa, glabra.
Mauritius. — Java, in Banjoemas (horsf.).

47. IpOIDOea pulchella rotii. Herbacca glabra, folia quinata, folio-
lis petiolulatis, exterioribas nunc integris nunc bifulis, omnibus elliptico-
ovatis mucronatis quasi serrulatis glabris pollicaribus ; pedunculi petio-
lum communem tuberculato-stipulaceum subaequantes i — 2-fIori, sepala
glabra 2 — 3 Jin. longa, exteriora breviora acutiuscula, inten'ora obtusa,
corollae pollicaris limbus roseus, capsula glabra, scminu albo-villosa.
Ipomoea pulchella Roth Nov. Spec. p. 115. Wight lam. I. tab. 15ö (non
l)mi). — Chois. I. c. excl. syn. Spannghc. — Convolvuhis heptaphi/llus
llottl. ex Willd. Act. N. C. berol. IV. p. 196. Roxb. Fl.lnd.cd. Wall.
II. p. 66. — Voor-Indië.

is. Ipomoea tubercnlata roem. et sch. Caulis lacvis vel verru-

OOSO-inuricatus, f'olia quinata, foliolis lanceolatis mucronatis integer-
riinis, exterioribus saepe bifidis, pctioli stipulacei; pedunculi sacpo
uniilori, sepala obtusa inaequalia ovato-oblonga,margincmembrana-
DM, lcre semipollicaria, corolla rosea, capsula laevis, semina glabra
(CHOis.), extrorsum pilosa (wall.). Ipomoea lubcrculala II et Sch.
offtt. IV. p. 208. Chois. L c. excl. varr. — Convokulus tubercu-
leus üesr. in Encycl. III. p. 545. — C digitalus Iioxb. Fl. Ind.
I /'• 170, cd. Wall II. p. 65. It. et Sch. I. c. p. 303. — lp. sli-
pulacca Jacq. Hort. Schoenbr. II. p. 39, tab. 109.— I. luberculosa
I'isf. Cat II. Paris. p. 74.
Geheel Indië. China. Eil. der Zuidzee. Zuid- Amerika.

Species denuo cxaminandac :

10. Ipomoea reflexa spanogue. Caulis volubilis verrucosus, folia
cordato-ovata mucronata glabra integerrima parallelo-nervosa ; pedun-
culi axillarcs folio paullo longiores multirlori, pedicelli basi unibrac-
Wfi, bracteis coriaceis, sepala ovata lanceolata 2 exteriora breviora,
corolla llava valde retiexa nou plicata, filamenta basi lato-appcndi-
culata, stigma bifidum, ovarium 4-ovulatum. Ipomoea? reflexa Spa-
"'"//'(' in Linnaca XV. p. 341. Chois. I. c. p. 389.

Bfland Rotty, bij Termanoa (siunogiie).

Ipomoea BlanCOi CHOIS. in DC, I'rodr. I. e. p. 199. Volubilia

CONVOLVULACEAE. 620 HEWITTIA.

villosa, folia cordata acuta villosa ad basin dentata, petioli lon"-itudi„e •
peduncuh axillares longi apice trifidi umbelliflori, corolla ut h Bes'
caprae. Convolvulus denlatus Blanco Fl. Filip. p. 38 y — Philinn
eilanden. ™P*

51. Ipomoea mammOSa cnois. /. e. el in BC. Prodr. l.c. p. 389.
Radix c tuberibus oblongis fasciculatis, caulis annuus volubilis,
folia longiuscule petiolata cordato-ovata acuminata iutegra costi-
venia glabra, uudulata, tiaccidula ; pedunculi axillares folia aequan-
tes 1— 3-flori, calyx viridis majusculus, corolla alba campanulata
phcata limbo 5-lobo, quam Batatae edulis major. Bate/tas mammosa
Ilumph. Herb. Amb. V. p. 370, tak 131.— Convolvulus mammo-
sus Lour. Cochincli. I. p. 133. — C. chrysorhizus Forst.?

Magindano en Hitoe, en van het eerstgenoemde eiland op de
Mol ukken ingevoerd, en wegens de eetbare knollen op Bal i enz.
gekweekt. Cochinchina? — Oebi Soeffoe in de Molukken.

Convolvuli species quaedam Jlumphianae, C. riparius (Ilerb,
Amb. V. p. 435, tab. 149, fig. 2), C. cocru'eus (1. c, p. 431) inter
dubias relinquentur.

X. HEWITTIA n. wigut. Sepala 5 inaequalia veuosa, exte-
riora 2—3 latiora, interiora minora et angustiora. Corolla cam-
pauulata. Stamina inclusa. Stylus 1, stiginatis bilobi lobi ova-
tis crassiusculi subreflexi. Ovarium biloculare. Capsula uni-sub-
bilocularis, tetrasperma. Shutereia Chois. non Shutcria W. et Am.
(Conf. supra Vol. I. p. 220). — Palmia Endl. — Ovarium minime
umloculare, quemadmodum auctores quidam crediderunt.

1. Hewittia bicolor wight Madr. Joum. 1837. Icon. III. tab.
835. Herba perennis, caule decumbente vel volubili, ramis cumpe-
tiolis pedunculisque villosis, folia e basi lato-cordahï subrotundo-
ovata vel ovato-oblonga saepe sinuato-angulata, nunc integerriuia,
supra rariter pilifera, subtus glauca et subhirta ; pedunculi vulgo uniflo-
ri, folia superantes, opposite bractcati, bracteis elliptico-oblongis vcuo-
sis pubescentibus, sepala exteriora majora involucrautia ovato oblonga
acuta seraipollice vulgo longiora, corolla vix pollicaris sulfurea, ex-
tus villosula, intus fauce atropurpurea, ovarium hirsutissimuui. Con-
volvulus bicolor Vahl Symb. III. p. 25. Bot. Mag. tab. 2205. —

CONVOLVULACEAE.

(521 SKLNKERIA.

Ipomoea Swcct Ilort. suburb. p.289.— lp. timorcnsis BI. Bijdr.p.
711. — Convotvulus sublobalus Linn. fil.Suppl. p. 135. — C.invo-
huratus Kcr Dot. Ecg. tab. 318, non Spreng. — C. timorensis Dictr.
I c, — Aniscia Ajzelii G. Don. I c. p. 295. — Shatereia bicolor Chois.

I. c. f. 4SG. DC. I. c.p. 435. Van lloultcFL.dcs Serr. IV.ta6.42J.
Aniseia bracieata Hassk. PI. Jav. mr. p. 51G. — p. Abbreviata
Chois. I. c. pcdunculis brevioribus, foliis subintegris vel hastato-tri-
lobis. C. braclcatus Vahl Symh. III. p. 25. — Ipomoea IH.Bijdr.
f. 711. R. et Sch. l.c. IV. p. 227, «o?t Wt&Z. — lp. Weinmanni
eor. I. c. p. 243. — lu spec. javanis a cel. horsf. lectis sepala 2
exteriora latiora majora aequalia, 3 interiora angustiora inter se sub-
acqualia, iu icoue wightii contra 2 intima rnulto angustiora, qualia
cl. ul. 1. c. ctiam vidit.

Van de Kaap over geheel In dié' algemeen verspreid, tot op Ti-
mor en Luzon. — Sierra Leone. Kaap Palmas. — Java, bij
Bidara-tjina, in Banjoewangi (zoll.), Sainarang (horsf.). Sumatra,
in Lampong (zoll.).

XI. 8KINNERIA ceoisv. Sepala 5. Corollaparvafereurcco-
lata. Stylus 1, stigmate capitato-bilobo. Ovarium biloculare, 4-
ovulatum. Capsula unilocularis.

1. Skinneria caespitosa chois. I. c. p. 487, tab. 6. DC. I. c. p.

435. Hcrba caespitosa diflusa, ramulis laxe hirsutis, folia brcviter
petiolata lincari-lanceolata glabra; pedunculi simplices vel laxe bi-
fuvcati multiflori, sepala ovata obtusa glabra, 2—3 lin. longa, ext.
paullo minora, corolla venosa pallide lutea calycem duplo superans,
-capsula glabra. Convolvulm caespitosus Iioxb. Fl. Ind. cd. Wall.

II. p. 70. — C. pralensis et C. Benthamii Wall. n. 1357, 1393.
ipomoea schdosa Zoll. et Mor. Syst. Verz. p. 51. — Convolvulm
li!jl>ridus Zoll. in Natur. en Gencesk. Arch. II. p. 6. — Ilewittia
caespitosa Steud. Nomcncl.

Algemeen in Voor- en Achter- In dië. Java, bij Moempoel en
Tjoeroek (zoll.).

XII. CONVOLVULUSlisx.cxcZ.j/i. Sepala5. Corolla cam-
panulata. Stylus 1. Stigmata 2 lineari-cylindrica saepc revoluta.

CONVOLVULACEAE. 622 CONYOLVDLO&

O va ri urn bilocularc, loculis biovulatis. Capsula bilocularis. —
Herbae saepe volubiles, nunc stricticaules, herbaceae vel suffrutico-
sae. — Ab Ipomoea stigmate, a Calystegia calyce nudo differt.

§ 1. Strophocaulos G. Don. Chois. Caulis volubilis.

1. ConvOlvnlUS parviflorUS va hl. Caulis debilis pubescens, folia
longiuscule petiolata, e basi leviter cordata vel truncata ovata acute
acuminata, juniora pilosuia, adulta fere glabra, plurivenia ; pedunculi
cum pedicellis petiolos paullo superantes umbellato-multiüori, brac-
teis liuearibus villosis, sepala ovata acuminata cum pedicellis peduu-
culoque hirtello-pubera, 1 \ lin. longa, corolla calycem paullo superans
coerulea (lilacina zoll.). Conrolvulus parviflorus Vahl Symb. 111.
p. 29 (non Salisb. nee Desr.). Chois. I. c. p. 413 (excl syn. BIJ).
lioxb. Ft. Ind. I. p. 471, ed. Wall. II. p.bl.Decaisnel. c — Ipo-
moea paniculata Burm. Fl. Ind. p. 50, tab. 21, fig. 3, nonR. Br.—
lp. parvi flora Pers. EnchirA. p. 183 (non Vahl). Ilassk.Cat.log.
p. 139, excl. I. iimor. — Conv. multivalvis R. Br. Prodr.l. p.483.
C. corymbosus Forst, non Linn. — Icon. burm. differt foliis vix
cordatis et infl. subpaniculato-distorta.

Geheel Iu dié'. Sunda-Archipel. Java. Timor. Nieuw-Hol-
land, — Aroi djetton lemboet sund.

2. ConvOlvtÜUS Zollingeri chois. Caulis herbaceus volubilis, ra-
mulis junioribus cum petiolis vix pollicaribus puberulis; folia modice
petiolata cordato-ovata breviter acuminata, juniora villoso-pubescentia,
adulta subtus pallida, in venis supra ubique pubera,intcgerrima vel sub-
undata, usque 2 poll. longa, subtus parallele costivenia; pedunculi
axillares petiolos subaequantes umbellato-multiflori pubescentes, pe-
dicellis 1 — II lin. longis, bracteis linearibus villosis, sepala 2 ext.
2 lin. longa, ovato-rotundata subcordata brevi-acuminata reliquis
satis latiora, villosa, 2 int. lanceolata, intermedium subfalcatum,
corolla lilacina tubulosa calycem duplo superans. Convolmdus Zol
lincjeri Chois. in Zoll. Cat. p. 130 et 132. Praecedenti satis
affinis, sed calyx major et villosior; an huc praecedentis var. a cl.
bl. Bijdr. p. 724 allegata?

Bima, in de kuststreken tusschen Sapi en Wira; opSoembaw;i,
Bali, in de bergstrekeu van Saraja, Mei (zoll.).

,-.„ R28 ANISEIA.

COSVOLVÜLACEAE. Ö* d

§ 2. Orthoeaulos Chois. Caulis non volubilis.

3. ConvolVUlUS defloratUS CHOW. Caulis herbaccus erectus vel
prostratus hirsuto-villosus, petioli ultrosemipollicares glabri vel pu-
beri, folia e basi acuta vel attenuata oblongo-lanceolata supra fere
glabra, subtus in costa et nervis praesertitn versus basiu hirtella, inte-
gerrima vel hinciudedeutato-crenata, 1 \ -poll. longa ; pedunculi axil-
lares brevissimi uniflori, bractea lineari hirsutu fere semipollicari,
sepala lineari-acuminata hirsuta, in fructu 4 lin. longa, corolla vio-
lacca, capsula glabra, semina in loculis 1—2 glabra. Convolvulus
defloratus Chois. in Zoll. Cat. p. 130 el 132.

Java, in de provincie Banjoewangi tusschen Badjoel matien Ba-
loe dodal, Mei (zoll.).

XIII. ANISEIA ciioisy. Sepala bi- vel tviserialia, '2 est. ma-
jora demissiora decurrentia, tertium intermedium, 2 int minora al-
tius inserta. Corolla campanulata. Stylus stiginate bilobo-capi-
tato aut complanato. Ovarium biloculare 4-ovulatum. Capsula
bilocularis. — Ilerbae aut suffrutices inter tropicos cresceutes.

1. Aniseia Medium chois. Caulis glaber, folia sessilia hastata li-
neari-lanceolata, basi auriculato-dentata, glabra; pedunculi folio bre-
viores uniflori, sepala exteriora sagittato-cordata acuta semipollicaria,
corolla lutea calycem paullo superans. Aniseia Medium Chois. I. c.
p. 4>8Z.DC.Prodr.l. c p. 429. — Convolvulus Linn. Spee. p. 218.
Burm. Fl. Ind. p. 43. excl. syn. Rhcef. — C.javanensis Gare. herb.
Burm. Fl. Ind. p. 43 ? — J acquemonlia hasfigera Bojer. Hort. Man-
rit. p. 229.

Madagascar. Comorn-eil. Yoor-Imlië. Sunda- Archipel.
Java. (kleimiof.)

2. Aniseia Onifloia CHOIS. Prostrata, caule glabro vel superne pi-
loso, folia brevissimepetiolataoblongo-linearia mucronata glabra, 1 —
2-pollicaria; pedunculi petiolos supcrautes uniflori, sepala exteriora
basi oblique inserta acuta semipollicaria, corolla calycem paullo su-
perans extus pilosa, capsula intus sericeo-villosula. Aniseia uniflora
Chois. I. c. p. 433. DG. I. c. p. 431 exlc. syn. Vahl. Benth. I. c.
p. 408, — Convolvulus uniflorus Desr. Ene. III. p. 544. — Burm.
l'(- Ind. p.47 , fok 21, ftfj.Z. — C. BhecdiiWall.in Bosch. Fl. Ind.

+

CONVOLVÜLACEAE. 624 CALYSTEGIA.

IL p. 70. Wighl lllustr. p. 17, tab. 8. — Ipomoca uniflora Roem.
et Sch. Syst. Veg. I. c. p. 247, non Blume Bijdr. — lp. lanceolata
G. Don l. c. p. 282.— Ben-tiru-tali Rheed. Hort. Mal.Xl.p.lll.
tab. 54.

Madagascar. Sierra Leone. Voor-Indië. Java.

3. Aniseia emarginata hassk. Scandens volubilis, folia brevis-
sime petiolata, oblongo-lanceolata, o vato-oblonga, emarginata, mucro-
nata, 2 — 4 poll. longa; pedunculi minutissime albido-pubcruli,fruc-
tiferi penduli, supra medium bracteolati, pedicelli complauati, corolla
candida extus pilis albidis, capsulae intus sericeae, semina ciliata.
Aniseia emarginata Hassk. VI. Jav. rar. p. 518. — Convohulus
cmarginatus Vahl Symb. III. p. 23 er.cl.syn. Burm. — Conv. uniflo-
rus alter Burm. I. c? — Ipomoea uniflora Blume Bijdr. p. 721
nee alior.

Java (bl. — iiasskarl).

XIV. CALYSTEGIA r. bboww. Bracteolae 2 oppositae ca-
lvcem involucrantes. Sepala 5 aequalia. Corolla campanulata.
Stylus 1, stigmatis bifidi ramis liuearibus vel oblongo-cylindri-
cis. Ovariuin biloculare, apice septo deficiënte uniloculare.

1. CalyStegia Soldanella rt. br. Perennis glabra, eaule procurabente,
folia reniformia obtusissima ; pedunculi uniflori folium aequantes vel
superantes, bracteolae ovato-rotundatae semipollicares Iineatae, sepala
oblongo-ovata obtusa, corolla purpurea. Calystcgia Soldanella R. Br.
Prodr. I. p. 483. Chois. in I)C. Prodr. I. c.p. 433. — Cónvoluultift Sol-
danella Linn. Spec. p. 226. Engl, Bot. tab. 314. — C. maritimus Lobel.
Icon. p.602, fig. 2. Lam. Fl. Franq.ll. p. 265. — CasarifoliusSalisb.
non alior. — C. reniformis Spreng. Sysl. I. c, non Roxb. — Calyst. rc-
nïformis R. Br. I. c. - C. So!d. |3. australis Endl. Prodr. Nor f. n. 104.

Jn de kuststreken, over bijkans de geheele aarde verspreid.

2. CalyStegia sepium r. br. l.c. Perennis, caule volubili angulato
glabro, folia e basi sagittata cordato-ovata acuminata glabra; pedun-
culi angulati uniflori, corolla saepius albida, nunc etiam pallido-ru-
bescens. (Bol. Mag. tab. 732). — Conv. sepium Linn. cl aucl. En§k
Dol. tab. 313. Fl. Dan. tab. 458. Stirps per orbem omnem difl'usa,
valde varians. — Op den Sun da- Archipel, Java. — Over de ge-
beele aarde verspreid.

CO.WüLVULACBAE.

625

3. Calystegia hederacea wall. in n»»,». Flora ïnd. Li. ,>. «r,

Chois. L c. p. 434. Aunua, caule angulato glabro, folia radicalia
ovato-sagittata, caulina profunde triloba, lobo medio lanceolato acu-
tiusculo, lateralibus obtusis, truncatis, emargiuatis vel bilobis, corolla
vix pollicaris dilute purpurea. Convolvulus Wallichianus Spreng.
Sysl, IV. Cur. post. p. 61. — Nepal. Poeloe Pinang.

XV. POLYMERIA E. brown. Sepala 5. Corolla plieata infun-
dibuliformis. Stylus 1, stigmatibus 4 — 6. Ovarium büoculare,
Joculis oni-ovulatis. C aps ula 2 — 4-valvis 1 — 2-sperma. — Genus Novae
llollandiae, cujus quaedam species tropicae, forsan in Archipel, mo-
lucco vel Timor insula reperientur.

1. Polymeria calycina R. br. Prodr. I. p.488. Endl. Iconogr. tab.
3800. Prostrata, elongata, glabra, folia petiolata ovato-cordata obtusa
vel cum mucrone emarginata, pollicaria,'integerrima vel sinuata, pedun-
culi peliolos aequantes uniflori medio bibracteati, sepala inaequaiia, ox-
teriora ovato-rotundata obtusissima glabra 3 lin. longa, corolla caly-
cem paullo superans lutea. — Nieuw-Hol lan d, in de kuststreken
van het noordelijk gedeelte.

2. Polymeria quadrivalviS E. br. /. c. Folia cordata obtusa supra
glabra subtus in venis pubescentia, pedunculi uniflori, sepala aequalia,
cipsula quadrivalvis, semina tomentosa. — Met de voorgaande.

3. Polymeria lanata k. br. /. c. Folia praeced. sed utrinque semi-
»aque lanata. — Met de voorgaande.

XVI. PORANA ;v. l. burman. Sepala 5, post authesin valde
» niaequaliter increscentia reticulata. Corolla campanulata vel
tubuloso-infundibulifbrmis. Stylus 1, indivisus vel semibifidus.
Stigmata capitata. Ovarium uniloculare 2 — 4-ovulatum. Cap-
sula unilocularis saepius monosperma. — Herbae volubiles elon-
gatae, habitus quodammodo verbariacei.

1- Porana VolubiliS ïf. l. burm. Sufïruticosa ; folia breviter petio-

ta 0Va t» vel ovato-cordata acuminata, glabra vel subtus in nervis

c um petiolo ramulisque pubera ; paniculae racemosae amplae foliosae;

sepala sub authesi elliptica obtusa vel subacuta glabra 8 lin. longa,

covolia calycem paullo superans 5-fida alba odora. Porana volubilis

*«"». Fl. Ind, p. 51, tab. 21, fig. 1. BI. Bijdr. p.7Z3. Chois. in

D C. Prodr. I. c. p. 43G. — Wight Icon. II. lab. 347 a spec. jav.

40
Hora vau Ned. ladK. II.

. OLYULACEAE. 6JJ6 .NEUROPELTIS.

J*v

difl'ert foliis majoribus et acute acumiuatis; illis folia utplurimum
obtuso-apiculata, basi rotundata, sepala sub anthesi subacuta. — Var. p\
Burmanniana BI. Bijdr. p. 723, foliis cordatis longeacuminatismu-
crouai/iö.

Voor-Tndië. Sunda-Archipel. — Java, in Panaroekan bij
Soember Waroe. Timor. Philipp. eil. — (1 Molukken.

2. Forana paniculata roxb Suffruticosa, incano-tomentosa ; folia
breviter petiolata cordata acuuiinata, supra glabra, subtus incana; pa-
niculae raaximae ramosissimae foliosae; sepala sub anthesi extus to-
mentosa lineari-subulata aequalia, demum 3 ext. increscentia circa
fructum subpollicaria reticulato-venosa, corolla tubuloso-campanu-
lata calycem triplo superans. Porana paniculata Roxb. PI. Corom.
,ab 235. Chois. L c. p. 436. — P. tomentosa Lesch. ined. — Di-
nelus paniculatus Sweet Hort. suburb. p. 289.

In geheel In die algemeen.

3. Forana racemosa roxb. Herbacea glabra vel scabro-strigosa ;
folia longiter petiolata alte cordata longe acuteque acuminata, glabra
vel pubescentia ; paniculae racemosae laxiflorae foliosae ; sepala sub
anthesi acutissima vix lineam louga, serius ovata 3 Ha., scanosa,
circa fructuin lauceolata venoso-pellucida, corolla lactea infundibu-
liformis calycem triplo superans. Porana racemosa Roxb. Fl. Ind.

T.p. 466, ed. Wall. II. p. 41. Chois. I. c. p. 436. Zoll. Cal. p.
130. Wighl Icon. IV. tab. 1376. — Por. dichotoma Ham. ex Don
Prodr Nep. p. 39. — P. cordi folia Ledebr.sem.ind.Dorpat. 1824.
Dinelus racemosus Sweet Hort. suburb. I. c. — Porana elegans
Zoll. in Nat. en Gencesk. Arch.lï. p. 571.

Geheel Indië. Sunda-Archipel. — Java, in Bandoug, op
den Tengger 4000', Rawoen tot 6000' (zoll.).

Sublribus II. Stylus divisus vel styli plures.

XVII. NEUROPELTIS wallich. Sepala 5. Corolla subiufun-
dibuliformis, limbo plano 5-partito. Styli 2. Stigmata carnosa
reniformia. Capsula monosperma, bractea magnü suflulta.
fmtices indici.

1. Neuropeltis racemosa wall. in Roxb. Fl.Ind.H.p^- Cm '

EONVOLVULACEAE. 027 BREWERIA.

lis li<mescens glauco- cinereus albo-punctatus, folia densa petiolata
ovata utrinque acuta iutegerrima; racemi axillares recti; bractea ju-
nior brevissitna demum circa fructura aucta membranacea integra
vel emarginata, diametri usque bipollicaris, medio capsulam quasi ses-
silcm gereus, sepala vix lineam longa ovata obtusa extus ferruginea,
corolla rotato-campanulata calycem duplo superans.
Poeloe Pinang (wallich).

2. NeMOpeltiS OVata wall. Cal. n. 1323. Ghois. in DC. Prodr. I c.
p. 437. Foliis non coriaceis et oblongo-laneeolatis praesertim differt. —
A m h e r s t.

XVIII. BREWERIA. r. brown. Sepala 5 aequalia aut sub-
acqualia. Corolla campanulata. Stylus 1, semibifidus. Stigmata
2 capitata. Ovarium 2-loculare, loculis bi-ovulatis. Capsula bilo-
cularis. — lïerbae vel suffrutices, fere omnes veteris orbis incolae.

1. Breweria Roxburghii chois. Caulis ramosi ramuli ferrugiuei,
folia lougiter petiolata ovato-cordata subacuminata, pedunculi petio-
los vix aequantes 3-multiiiori, sepala ovata acumiuata vel subrotun-
data subaequalia 3 lin. louga, corolla rufesceus, Breweria fioxbur-
fjhii Chois. I. c. p. 493. DC. Prodr. L c. p. 438. Wig/U Icon.IY.
lab. 1370. — Convolvulus semidigynus Roxb. Fl. Ind. I. p. 468,
erf. Wall. II. p. 47.

Over geheel Indië verspreid. Poeloe Pinang.

2. Breweria COrdata bl. Caules, petioli, pedunculi foliaque supra
villosa, haec subtus costato-venosa, pedunculi apice umbellatim 3 —
5-flori, sepala acuminata, 2 ext. majora, corolla alba, styli inae-
quales basi connati. Breweria cordata Blume Bijdr. p. 722. DC.
Prodr. I. c. Zoll. Cal. p. 130. Praecedente major, alioquin simil-
üma.

•'ava, om Buitenzorg (bl.), in Bantam bij Panimbang (zoll.).

3. Breweria elegans chois. I. c. p. 494. Kamosa, elongata, folia ve-
tustiora ovato-elliptica obtusa emarginata, 2 pol), longa, rufo tomentosa,
juniora potius linearia; pedunculi 1 — 3-flori stricti folia juniora vulgo

uperantes toraentosi; sepala cuneato-lanceolata, acutissima, corolla 1-|~
poilicans, tubo extus tomentoso, campanulato-infundibuliformis. —
lr omc, in Birma.

40*

CONVOLVULACEAE. 630 DICHONDRA.

ïamis juvenilibus cum foliis sanguineis, pilis raris caducis, foliapol-
lice brcviora reuiformia aut subcordata, emarginata, obtusa raro acu-
tiuscula, repanda, subglabra, petiolis hirsutis ; pedunculi axillarcs bre-
vissimi, basi fiorum biuorum deciduoruin cicatricibus notati uiiifiori,
raro 2 — 3-llori, sepala iuaequalia, exteriora ovato-rotundata minora,
mucronulata, interiora longiora et latiora, longius mucronata,ciliata,
vix 2 lin. longa, corolla calycein vix duplo excedens, aurea, subru-
bescens, tubo apice paullo constricto rubescente, squamulae peri-
gynae minutae hyalinae fimbriatae. Ipomoea reniformis Chois.
I. c. p. 466. DC. Prodr. I. c. p. 351. Decaisn. N. Ann. Mus. IIT.
p. 391. — Convolvulus reniformis Roxb, Fl. Ind. T. p, 48, ed.
Wall. II. p. 67. — C. gangeticus Linn. Amoen. Acad. lY.p. 306. —
C. excisus Zippel. mss.in LinnaedXy . p. 338. — Evolvulus emar-
ginalus Burm. Fl. Ind. p. 77, tab. 30, fuj. 1. — Evolvulus gan-
geticus Linn. Spec. p. 391. — Lepislemon reniformis llassk. Pi
Jav. rar. p. 524. — Plorem nou exaininavi, de genere itaquc dubia
supersunt. — Cl. decais.xe filamentorum squainulas non vidit Lc
Algemeen in "Voor-Indië. Sunda-Archipel. Java, bij Coe-
noeng Sahari iu Soerabaja (zoll.). Ti mor.

Subordo II. Diciiondreae. Carpella 2 vel 4distincta.Pericarpium
siccum.

XXII. DICHONDRA forster. Calyx 5-partitus. Corolla
campanulata 5-fida, Ovaria 2. Styli 2. Stigmata crassa. Cap-
sulae 2 monospermae.

1. Dichondra repens forst. Herba prostrata, caule pubescente,
foliis petiolatis reniformibus vel cordato-rotundatis, subtus pubescen-
tibus, tomentosis aut sericeis, pedunculis brevibus, calyce lineam
longo, corolla lutea glabra calycem non aequante. Dichondra rcpens
Forst. Gen. p. 39, tab. 20. llassk. Cal bog. p. 130. Chois.l.c —
Steripha reniformis Gaerln. de fr. el sem. II. p. 81, lab. 94. —
Siblhorpia evolvulacea Linn. fil. Suppl. p. 288. — Herba inter
tropicos dispersa, in variis orbis partibus baud parum praesertim quoad
indumentum mutata occurrit. — §. Scricea, foliis subtus sericeis
(Dichondra scricea Sw. Prodr. — f), repens R. et Pav. Fl. Perm-
III. p. 23); — y. Carolinensis Chois. I. c. foliis concoloribus cact.

Tn de warme gewesten der geheele aarde.

COSCUTEAE.

681 r.uscuTA.

Ordo CLXII. CUSCUTEAE j. s. presl.

Herbae subapbyllae, germiuatioue peracta suctoriis parasitantes,
coloratae,ramosae, foliis squamaeformibus parvis Calyx liber per-
sistens 4 — 5-partitus, aestivatione imbricatus. Corolla basicircum-
scissa persistens, limbo regulari4 — 5-lobo, aestivatione imbricato.
Squamae corollae laciniis alternae iisque iusertae. Stamina 4 — 5,
corollae laciniis altema, fauci inserta. Ovarium bilopulare, locu-
lia biovuiatis, ovulis collateralibus erectis. Styli 2 vel connati
vel nulli. Stigmata 2 vel in unum connata. Fructus capsularis
vel baccatus, loculis 1 — 2-spermis. Seminum albuinen camosum,
embryo filiformi spirali acotyleo, radiculu iuferu. — Herbae per
totum orbem, excepta forsan Africa aequinoxiali occidentali, obviae,
band raro cum stirpibus cultis ultro dispersac.

I. CUSCÜTA tournee. Character ordinis. — Genus a cl. pfeif-
fer et engelmann, natura vix repugnante, divisum, bic intactum
servavi, quum species indicas accuratius examinandi, haud adhuc
opportuuitas mihidatafuerit. Caeterum vix dubium plerasque in Asia
australiore tropicii observatas, etiam in India aquosa, crescere.

§ 1. Stigmata acuta vel clavatoiuerassata.

1 . Cuscnta reflexa roxb. Inflorescentia racemiformis rloribus bre-
viter pedicellatis bibracteolatis ; corolla urceolata, laciniis rotundatis
retiexis tubum aequantibus ; stamina subsessilia corollae fauci inserta;
stylus simplex stamina subaequaus; capsula conica rudimento styli
corouata disperma, semina subrotunda compressa, testa tenuissime
puncticulata fusca. Guscula reflexa Roxb. PI. Corom. II. p. 2, lab.
104. Decaisne in N. Ann, Mits. III. p. 394.

Voor-Indié'. Timor.

2- CüSCUta Hookeri sweet Hort. brit. p. 290. Digyna, pentandra;
stigmata subsessilia subulata divergentia, corolla campanulata, 5-dentata,
uentibus reflexis, squamae epipetalae ciliatae; antherae sessiles. C. re-
flexa p, verrucosa Hook. Fl. Exol.tab. 150. Caulis purpureo-maculatus,
pedunculi et calyces verrucosi ; corolla alba. — Corornandel, M y-
sore.

8. Cuscuta macrantha g. don. Gen. Syst. IV. p. 305. Chois. in

CUSCUTEAE. 632 CUSCUTA.

BC. Prodr. IX. p. 455. Zoll. Cat. p. 130. Monogyna, pentandra;
stylus unicus, simplex, stigmate acuto; corolla tubulosa, calycem
4 — 5 CS superans, apice 5-loba, lobis brevibus acutiusculis rcilexis,
squamae epipetalae membranaceae acl basin corollae; sepala oblongo-
rotundata, membranacea. Cuscuta gratidi flora Wall. Cal. u. 1318.
Chois. in Mèm. Soc. phys. Gen. I. c. p. 133, non II B.K. — C. cla-
tior Chois. Cusc. p. 177. Planta siccatanigrescens; pedunculi com-
munes elongati racemosi, 1 — 2-poll., pluriflori, ramulorum pauci-
liori ; ii. pedicellati ; autberae in corollae fauce sessiles. — Staturu
omni parte majore a praeced. differt, vix autem charactere essentiali
ab ambabus praeced. di versa.

Nepal (wallicii\ — Java, op deu Ranté, in Baujoewangi, bij
Poeger (zoll.).

§ 2. Stigmata globoso-oapitata.

a Stylus inclusus.

4. Cuscuta monogyna vaiil. Symb.ll.p. 32. Chois. I. c. p. 455.
Mores capitati aut saepius racemoso-pedunculati ; fi. sessilcs; calycia
lineam longi laciniae ovatae obtusae, corolla calycem duplo superans
5-dentata, dentibus parvis acutis, stamina demissius inserta, styli
coaliti. Iieichenb. Icon. tab. 691. — C. major Buxb. Cent.'L p. 15,
tab. 23. — C. lupuliformis Kr och. Si les. lab. 36.

Zuid-Europa. Klein-Azië. China. Mongolië. Timor (vol-
gens choisy).

b. Styli exserti.

5. Cuscuta chinensis u». ma. ir. p. 229. wight icon.iv. tab.

1873. Digyna, pentandra, stigmata subcapitata ; corollae campanulato-
urceolatae laciniae corniculatae variae, nunc ovatae nuno lineares; ca-
lyx corollae longitudine scarioso-nitens, sepalis carinatis ; -squaroae im-
nimae penicillatae ; genitalia inclusa. — Stirps viridulo-flavesccns; fasci-
culi pauciflori ; corolla alba. — China, Voor-Indië.

6. CuSCUta SUlcata koxb. in Wall. Cat. n. 1320. Digyna pentan-
dra; stigmata capitata; corolla campanulata parva, calycis segmenta
ovato-oblonga membranacea pellucidaaequalia obtusa (carnosa ex boxb.),
genitalia exserta. — Flores in fasciculis paucirloris subsessiles; styli sub-
aequales exserti. C. capillaris Watt. Cat. n. 1321? Tcste CHOIsr t*
BC. Prodr. I. r. p. 457 eadern ac praecedens. — Bengalen, B« I-
het. — Ava?

Obscrv. Cusc. arabica FRESBN. Wight Icon. IV. lab. 1371 et C.hpr
lina r.oïii Wighl l. c. tab. 1372 in Peninsula indica rep«

IIYDKHLEACEAE. 838 HYüROLEA.

Ordo CLXIII. HYDROLEACEAE n. *bowh,

Herbac alternifoliae, inflorescentia dcfinitii corymbosa vel spi-
cacfonni. Calycis 5-fidi persistentis laciniae saepeusque ad basin li-
berale aequ ales, vulgo apice dilatatae. Corolla saepius campanulata
apice 5-]oba. Stamina corollae inserta, lacimisalterna, nuncinclusa,
nunc exserta. Styli 2 (in unico genere coaliti) stamina supcrantes,
stigmate capitato. Ovarium biloculare, loculis multiovulatis. Cap-
sula bilocularis, bivalvis, in llydroleis marginicida, in Namis lo-
cnlicida, illis septum Jiberum in mediis paginis placenta fungosa, his
Beptum utrinque valvulae adhaerens. Semina numerosissima, al-
bumine carnoso. embryo recto.

Tribus I. Ilydroleac Chois. in DC. Prodr. X. p. 180.

I. IIYDllOLEA linn. Calyx 5-sepalus. Corolla rotato-cam-
panulata. Stamina corollae tubo iuserta. Styli 2, stigmatibus
depresso-capitatis. Capsula globosa aut ovoidea, placentis teretibus
fuugosis.

1. Hydrolea zeylanica VAHL. Caulïs herbaceus glaber, folia lan-
ceolata utrinque attenuata acuta glabra, thyrsuli axillares ramosi
loliosi, sepala lanccolato-linearia acuta basi viscido-pubescentia, co-
rolla coerulea, capsula glabra. Hydrolea zeylanica Vahl Symb. II
P- 46. Ilassk. Cal. bog. p. 141. Chois. in DC. Prodr. X. p. 180.
Ilooh. Comp. II. p. 198, tab. 26. Wighi Icon. II. tab. G01. —
Nama zeylanica Linn. Spec. p. S29. Fl. zeyl. n. 117, lab. 2.
*wm. Fl. hul. p. 73. — Tjeru Vallei Meed. Hort. Mal. X. p.
55, tab. 28. — Hydrolea arayalcnsis Blanco Fl. Filipp.p. 211. —
"• javanica BI. Bijdr. p. 725 (forma foliis tenuissime ciliolatis, et
aliunde observata).

Geheel Indië, tot op de Philipp. eil. Sunda-Archipel.

Ordo CLXIV. SOLANEAE juss.

Ucrbae, frutices vel rarius arbusculac, pube stellata\ vel simplici,
Jiaud raro aculcatar, foliis sparsis vel alternis, recaulcsccntia haud

SOLANEAE. 634 GENERA.

raro geminatis, sessilibus aut petiolatis, integris vel lobatis. Inflo-
rescentia extrafoliaoea, defiuita, cymosa, racemosi- vel umhellifor-
mis, vulgo ebracteata Calyx e sepalis 5, nunc 4 — 7, vel 10, varia
altitudine connatis, iuferus, vulgo persistens et sub fructu auctus.
Corollae rotatae, campanulatae, infundibuliformis vel hypocrateri-
rnorphae limbus 5- raro 4 — 6-partitus, laciniis aestivatione in-
duplicativo-valvatis; coutortuplicatis aut imbricatis. Stamina ejus
laciniarum numero iisque alterna, aequalia vel iuaequalia, filanieu-
tis tubo insertis, au th er is bilocularibus, loculis oppositis longitu-
dinaliter vel poro terminali dehiscentibus. Ovarii bilocularis loculi
anticum et posticum ab axi floris latus occupantes, rarius plurilocu-
lare. Placentae septo adnatae, simpliccs aut in loculo geminao
septo secuudario discretac, vel in angnlo eentrali sitae, lineares aut
heinisphaericac, pluriovulatae. Ovula campylotropa. Stylus terrm-
nalis simplex, stigma te iudiviso vel ad loculorum numeruin ob-
scure lobulato. Capsula, vel saepius baeca. Semina plurima,
magis minusve reniformia, e latere compressa. Embryon intra albu-
men carnosum subperipliericum, varie curvatum, raro subrectum et
axile, cotyledonibus semicylindricis, radicula tereti accumbente, ad
liilum tendentc. — Ordo praesertim tropicus, in Novo Orbe maxime
luxurians, versus zonam temperatam cito rarescens. — Cestniieac
ex Ordine exclusae.

Sedert lang bekleedt deze groep, wegens hare narcotische eigen-
schappen, eene belangrijke plaats onder de vergiftige en genees-
krachtige gewassen. — Ook bij de Indische volkeren zijn uit dien
hoofde talrijke soorten sedert laug tot verschillende doeleinden i"
gebruik. — De sappige vruchten van Lycopersicum en veleSolanunv
soorten (Teroeng genoemd) worden gegeteu, en het kruid van ande-
ren vervult de plaats van onze bladgroenten op de tafel der inlan-
ders. Yeleu behooren dan ook in de indische tuinen tot de gekweekte
gewassen. — Dat de aardappelbouw in de koelere bergstreken van
Indiè' wel slaagt, is sedert lang bekend.

Geslachten :

A. Vrucht eene bes. Helmknoppen met hunne onvruchtbare top-
pen onderling vergroeid, naar binnen overlaugs openspringend : 1. Ly-
copersicum. — Helmknoppen niet of zeer zelden vergroeid, aan den
top met gaatjes, later somtijds met zijdelingsche spleten openspnu-

SOLANEAE. 635 LYCOPERSICUM.

gend : IT. Soïanum. — Helmknoppen vrij, met draadvormige helm-
draden ; overlangs openspringend: III. Capsicum, — kelk later zeer
vergroot, gezwollen, de bes insluitend : IV. Physalis.

B. Vrucht eene openspringende zaaddoos. Bloemkroon groot
trechtervormig; zaaddoos onvolledig 4-hokkig en 4.-kleppig; zaden
niervormig: V. Dalura ; — zaaddoos dwars openspringend: VI. Ilyos-
cyamus; — bloemkroon bmsvormig-klokvormig ; zaaddoos 2-hok-
lug, tweekleppig : VIL Nicotiana.

Tribus I. Eusolaneae. Eructus baccatus.

I. LYCOPERSICUM tournef. Calyx 5 — 7-partitus regularis
persistens. Corollae rotatae limbus calyci isotnere partitus plica-
tus. Stamina corollae fauci inserta exserta, filamentis brevissi-
ïnis, antherjis in conum connatis, intus longitudinaliter deliis-
centibus. Ovarium 2 — 3-pluriloculare, placentis septo adnatis mul-
tiovulatis. Stylus simplex, stigmate obtuso sublobulato. Bacca
2 — 3-locularis, succosa polysperma. Semina reniformia in pulpa
nidulantia, papilloso-villosa, embryo intra albumen carnosum pe-
ripherico arcuato. — Novi Orbis cives, ob fructus edules nunc ubi-
que cultae et sub calidiore coelo haud raro efferatae, foliis pinnati-
sectis, pedunculis extrafoliaceis multifloris.

1. Lycopersicum esculentum mill. Dief., Sendin. I. c. p. 126.

villoso-pilosum ; folia interrupte pinnatisecta subtus glaucesceutia,
segmentis grosse vel inciso-serratis ; calycis laciniae corollam dimi-
diam subaequantes ; baccae (st. cultae) magnae. Soïanum Lycopersi-
cum Linn. Spec. pi p. 185. Roxb. Fl. Ind. I. p 565. — S.pseudo-
lycopersicum Jacq. Hort. Vindob. I. tab. 11. — Pomum amoris
liiimph. Herb. Amb. V. lab. ]54, fig. 1. — Lyc. Galeni MUL
Dict. — Lyc. cerasiforme Dun. Mono gr. p. 123, DC. Prodr. XI.
p. 26. — Lycopersicum Uumholdlii Dun. I. c. Sendin. in Mart.
PI brasil fase. VI. p. 125. BI, Bijdr. p. 704. Soïanum Hum-
boldtii Willd. Hort. Berol. I. p. 27, tab. 27. Calycis laciniae Ion-
gitudine paullo variabiles ; forma sylvestris, sepalis breviusculis in-
structa, et baccis parvis laevibus, cultura in L. esc. macrocarpum
transit. — Variat baccis rubris et luteis

Warme gewesten van Amerika. Thans ook in Oost-Indië
aangeplant en verwilderd, bijv. op Timor, Java en in Nepal. —

SOLANEAE, 636

SOLANüli

Lentja Komir of Bondot sund., Tomata mal., Teroeng olau-
da of Bclondatan jav. Teroeng Bali mal. (pryon in burm. Fl.
Ind.p, 55). — De vruchten, op verschillende wijze toebereid, wor-
den als toespijs genuttigd.

II. SOLANUM linn. excl. sp. Ca lyx 5- rarius 4 — 10-merus,
laciniis vix vel fere totis connatis, regularis rarius subirregularia.
Corolla rotata, nunc cupulata vel patellaris, limbo calyci isomerc
partito vel angulato, plicato. Stamiua fauci inserta, plerumque ex-
serta, filamentis brevissimis aequalibus vel rarius inaequalibus,
antheris liberis conniventibus, perraro connatis, apice biporosis,
connectivo inconspicuo. Ovarium 2- rarius 3 — 4-loculare, placen-
tis septo iusertis inultiovulatis. Stylus simplex, stigmate obtuso.
Bacca poly sperma. Semina subreniformia compressa, embryo
circa album en carnosum peripherico spirali. — Herbae, frutices,
imo arbusculae, inermes vel aculeatae, glabrae vel pube simplici glaii*
dulosa, aut stellatu, pilosae, foliis indivisis vel lobatis, alteruis vel
geminato-collateralibus, inflorescentia cymoso-variü, innovatione vel
concretione saepe laterali, lloribus passim pistillo abortivo poJyga-
mis. — Genus vastum, natura tropicum, paucas sub temperatiore
vel fiïgïdiore coelo species alit. Species variabiles, plures haud satis
illustratae, ultro examinandae.

Scclio I. Pacific a 8KNDTN. in Mart. Fl. brasil. fase. VI. />. H-
Inermia. Antherae breviores erassae, non elöngatae nee attenuatae, po-
ris tenninalibus anticis, loculorum diametro, rimis lateralibus serius baud
raro accedentibus.

§ 1. Herbaceac, parviflorae et microcarpae.

1. Solannm nigrum link. Herbaceum glabrum, pubcscens veljt-
losum (pube simplici), caule ramisque angulatis, vulgo dentatis: io-
lia superiora gemina, ovata, rhombea vel lanceolata, aliquaudo sub-
cordata, basi in petiolum attenuata, integerrima vel sinuato-dentata.
cymae extrafoliaceae umbelli- vel racemiformes patentes folio brevio-
res, pluri-pauciflorac (usque 1-fiorae); flores ante aiithesin cernui:
calyx 5-crcnatus, in fructu parum auctus, dentibus ovatis obtusiu»-
culis, corolla 5-partita subreflexa. Solanum nigrum Linn. Spa
p. 266. Sendtn. in Mart. Fl. brasil. fase. TL Solancac p. L& ln
ir,ph.p. 694. — Solani g ener is § Maurilla (paucis circpl. ?) /'""" /

SOLANEAE.

637 SOLANUM.

Monogr. p. 151. — Speciem nostru actatc jam cosmopolitam, va-
riabilem, sub varia, cocli temperie et stationum indole diversissimura
habitum induere bubmannüs (Fl. Ind. p. 55) jam iutellexit. In-
tia Florae nostrac limitcs seqq. ocurruut.

a. Melanocerasum (willd. Enum. p. 237 species), forma fere :
europaea, parce pubescens, ramorum angulis denticulatis, foliis par-
vulis ovatis vel ellipticis, baccis nigris. — S. nigri var. a BI. Bijdr.
I, c. p. 694.

b. Uliginosum. Basi procumbens, ramulis puberulis angulatis,
varic denticulatis, foliis e basi cuneata ovatis vel ovato-oblongis in-
tegmimis vel subintegerriinis utrinque puberulis, umbellac 4 — 8-flo-
rae. S. uliginosum BI. Bijdr. p. 695. Dun. in DC. Prodr. XI. p.
ad. — s. repens JSoronh. in Verh. Balav. Genoolsch. V. p. 84
{non Dun.).

c. Judaicum. Erectum, caulc ramisque angulato-margïnatis, uune
flentatis, foliis e basi cuneata elliptico- vel ovato-lanceolatis acumi-
natis, praesertim deorsum sinuato-angulatis vel inaequaliter dentatis,
inlimis etiam pinnatifidis, cnm caulibus nunc glabris nunc pilosis,
"2 — •") poll. longis, corolla (ex violaceo?) alba, extus distinctius pu-
bera, baccac nigrae. Solanum judaicum BI. Bijdr. p. 694 excl.syn.
fksscr. — Sol. plcrocaulon Dun. Monogr. p. 153. DC. Prodr. l.c.
]>■ ") - ï ex pari e.

d. Paludosum (Dun. in DC. Prodr. I. c.p. 57 species). Caulis
erectus inferne teres, superue angulatus subpuberulus, folia longe
pctiolata, e basi longe cuneata ovalia acuta repando- vel sinuato-
deutata, tripollicaria, pedunculi pedicelli calycesque pubescentes, co-
rolla extus pubera, baccae rubrae. Solanum rubrum ? Wall. Cal. —
S. Hoxburghü Don. I. c. {S. rubrum Roxb. Fl. Ind. II. p. 216.
Mes Transact. Soc. Linn. Lond. XVII. p. 39. Wighi Icon. II.
tob. 344). — Nelen-lsjunda Bhccd. Mal. X. lab. 73?

e. Iiumphii (species apud Dun. Monogr. p. 157 cl in DC. Pródr.
'■ c IU. lïijdr. p. 69). Caule augulato; foliis ovatis vel ovato-
lanceolatis repandis, 11 — 2 poll. longis, velutinis; umbellae pauci-
norae, baccae grani piperis magn. fiavae (saporis aciduli). Halicaca-
fo* imlicus minor Rumph. Ilerb. Amh. VI. p. 61, tab. 26, fig. 2.
'- rubrum Neet l. c. ex parle.

'Hflorum (species apud Jacq. Icon. rar.(cl. Collecf.)U. lab. 326.

SOLANBAE. 638

SOLANUM.

Dunl. I. c). Herbacoum vel basi suffrutSsceus, ramis herbaceis, li-
neis e petiolo decurrentibus notatis, folia longiusculepetiolata ovata,
ovalia, acuta vel acuminata, integerrima vel repanda, Ij — 4 poll.
longa, glabra; pedunculi e nodis incrassatis; corolla alba basiflaves-
cens ; baccae globosae nigrae. Solanum nigrum var. b. Sendtn, l. c.
P' 16. — Ludit foliorum magnitudine et pedicellis calyceque nunc
etiam puberis.

g. Uniflorum. AnnuumP erectum ramosissimumpubescens; folia
parva densa, e basi cuneata ovata vel elliptico-deltoidea, irrcgulari-
ter dentata; pedunculi 1- raro 2-flori, pubescentes, flores parvuli,
alioquiu autem uti baccae (an nigrae?) omniuo speciei. — Forma
prae reliquis singularis.

Over de geheele aarde verspreid; de verschillende vormen komen
echter in bijzondere landstreken voor. In tropische landen wordt
dit gewas als groente gegeten. — Op Java worden de verschil-
lende vormen Lentja mal en sund. genoemd.

a. Europa en verdere werelddeelen.

b. Java enz., op vochtige plaatsen, tot op 6000' op den Diëng.
Lentja Komir of Randi sund.

c. Tropische gewesten van Azië en Amerika. — Oost-Iudié'.
Java.

d. Voor-Indië. Birma-rijk. Mauritius. Waarschijnlijk
algemeen verspreid.

e. Molukken, Java en andere gewesten van Indië. — Daoen
kopo kopo mal.; D. baba; Dataga tem.

f. Mascarh. eik— Indië. Sunda-Archipel. Philipp. eil.
Zuid-Amerika.

g. Java, op den Diëng, 6 — 8000' (jfüJffiH.). Eanté/av.

2. Solanum anacamptocarpum dunal. Caulis ramosus hirsutus

angulatus alatus, alis simplicibus contiguis ; folia breviter petiolata
(petioli hirsuti) e basi subcuneata ovata acuminata, utrinque prae-
sertim supra pilosuia, solitaria, suprema subgemina, 2 _3-pollicana
vel miuora ; cymae subumbellatae extrafoliaceae 4 — G-florac, pedun-
culis pedicellis calycibusque hirsutis griseo-fuscis, pedicellis bacci-
feris cernuis, fl. Sol. nigri, corolla alba. Solanum anacampfocavpum
Dun. m DC. Prodr. I. c. p. 59. — Non vidi. An inter S. wgri

SOLAN'EAE. 639 SOLANUM.

formas? — n- 1279 llerb. Zoll. estS.nigrum. — Java (zollinger,

ik £177).

3. Solanum rhïnocerotiS bl. Pubescens vel subglabrum saepe
luxurians, caule erecto herbaceo fistuloso subtetragono; folia e basi
longe angusteque cuneata ovata vel lato- elliptica obtusa vel acumi-
nata integerrima, saepe membranacea, parce puberuia (secus margi-
nes), 2 — S po]].; flores umbellati cernui; pedicelli cura pedunculo
saepe tenues graciles puberuli ; calvcis puberuli dentes subrectaugu-
lares, corollae laciniae e basi latiuscula, attenuatae dorso puberae.
Solanum rhinozerothis Bl. Bijdr. p. 695. Dun. l.c. irhinocerotis).
Sol. decurrens Wall. Cal. — //Yalde affine S. fistuloso Rich. (ex
ins. Mauritii). - "' Cum S. nigro conjungi non posse videtur.

Java, in de wouden (bl.), op den Magelang en G. Gambing
(jüngii.), in Socrakarta (horsfield). Ava, in Achter-Indië (wall.).
r,andja badak sund.

4. Solanum viSCidiSSimum zoll. Caulis lierbaceus subangulatus
cum foliis viscidissime villosus, folia gemina ternave longe cuneata
subsessilia repando-dentata acutangula acurainata, hirsuto-pruinosa,
uervo venisque hirsutis, raajora 3 — 4-pollicaria, pedunculi oppositi-
folii 3— 5-Hori cum pedicellis calycibusque hirsuti, fl. lilacini. So-
lanum viscidissimum Zoll. in Nat. en Geneesh.Arch.il. p. 571. Dun.
I c. p. 59. // Affine S. pruinoso", stirpi mexicanae. — Nondum vidi.

Oost-Java, op den Tengger bij Gebog Klakka 5500' (zoll.).

5. Solanum alpinum zoll. Caulis herbaceus quadra angularis hirtel-
lus; folia solitaria subsessilia e basi longe cuueata lanceolato-oblonga
vel sublanceolat avalde acuminata, supra pube minuta simplici,aubtus
pube plerumque simplici e verrucellis orta, hirsutula 3 — 4£, supe-
nora 1 J poll. longa, alia integerrima alia obtuse sparse dentata; cy-
mae peduuculatae extrafoliaceae 8 — lü-fiorae, pedunculo pedicellis
gracilibus calycibusque subhirsuto-albidis, corolla extus puberula,intus
glaberrima, lilacina, margine ciliata, profunde 5-fida,laciniisangustis,
antherae lineares obtusae, stylus puberulus. Solanum alpinum Zoll.
xn Aa/, en Geneesh.Arch. II. p. 571. — S.dichrophyllum Dunal in

• Pwdr. I. c. p. 48. — Foliis ad varietates angustifolias S. nigri

SOLAHEAE.

Ö tO SOLANUM*

accedit. I'ruticulus videtur. — Oost- Java, in de hoogere (7000')
bergstreken (zoll.), op den Merapi 5000' (jungh.).

6. Solanum aviCülare forst. Sufïïuticosum, rami glaberrimi te-
retes in sicco sulcati ; folia petiolata cimeata lineari-lanceolata pin-
natifida, laeiniis triangularibus acutis, terrninali elougata acuminata,
interdum indivisa oblongo-linearia, 9 — 10-pollicaria, glaberrima;
racemi terminales tandem alares subaxillaresque corymbose aggre-
gati multiilori 3 — 4-pollicares, calyx coriaceus irregulariter 5-fidus
laeiniis rotundatis, corollae coeruleo-lilacinae laciniae acutae uniner-
viae, faux flava, antherae luteae subovato-oblongae, baccae ovato-
ellipsoideae, 10 — 12 lin. longae. Solanum aviculare Forst. Prodr.
n. 107. Decaisn. in N. Ann. Mus. HL p. 374. Dun. in I)C. Prodr.
I. c. p. 69. — S. glaberrimum Dun. Sol. p. 9. — S. pinnalifidum
Hort. Monspel.

Timor. — Eilanden der Zuidzee.

§ 2. Eruticosae suffruticosae, foliis indivisis vel glabris vel varia pi-
losis. Corolla calyce duplo triplove longior. Baccae globosae vel ovoi-
deae, cerasi vel olivae parvae magn.

7. Solanum VerbaSCifolium lihn. Fruticosum : folia e basi aequali
vel sub-aequali ovato-oblonga acuminata integerrima, 3 — 8 poll.
longa, densissime crassissimeque stellato-tomentosa, discolora, subtus
flavescentia, supra fuscescentia vel olivacea, axillis aphyllis; cymae
terminales dein laterales corymbosae densiflorac dichotomae pedun-
culatae, fl. parvuli, calyx semi- 5-fidus laeiniis üïangulari-ovatis acu-
tis, corolla sub- 5 -partita, intus alba, antherae lineares apice antice
oblique birimosae; baccae cerasi parvi magn. Solanum ccrbascifo-
lium Linn. Spec. p. 263. Jacq. Hort. Vindob. I. tab. 13. lUume
Bijdr. p. 698. Dunal Sol. p. 17, in DC. Prodr. I, c.p. 114. — Sol.
corymbosum Noronh. in Verh. Bat. Genoolsch. Y. p. 84, non ahor.

Algemeen in de keerkringslanden van Amerika en Azi' 1 .
"Voor- en Achter-Indië tot in het Himalaya- gebergte. China.
Philipp. eil. Sunda-Archipel. Java. (Tater sund,, mal. eu
jav.) — Noesa Kambangan (van gesker). Sumatra, bij To-
bing (juNf.ii ). Met het sap der stengels verwen de Javanen hunne
tanden zwart ; de bladeren worden als geneesmiddel gebruikt, en de
vruchten (alvorens geroosterd) gegeten.

^AKEAE.

641 SOLANUM.

8. Solanum auriCUlatUDïAiT. Caulis fruticosus, folia oblongalonge
acuminatalanata, foliis axillaribus semicircularibus stipulas simulau-
tibus auriculata; eorymbi 2 — 8-chotomi, corolla violacea extus la-
nugiuosa, antherae et baccae praeeed. Solanum auriculatum Ail.
Hort. Kew. I. p. 249. Roxb. Fl. Ind. L p. 564. Dunal in DC.
Prodr. Lep. 115. Sendtn. in Mart. Fl. brasil. L c. p. 44. —
S. tabacifoüum Vellöz. Fl. Flum. II. tab. 89. — Eoliólis accesso-
riis a praeeed. distinctum. — Non vidi,

Mascarh. eil. — Brazilië. In den bot. tuin te Calcutta.

9. Solanum pilbescens willd. Caulis fruticosus tomentosus ; folia
longe petiolata ovata basi coarctata subcordata, integra vel repanda,
pubescentia, cum petiolo3 — 4-pollicaria ; petioli apice alati, villoso-
tomentosi; racemi extrafoliacei breves cymosi piloso-subhirsuti, cum
dicellis calycibus corollaeque extus villoso-tomentosi, corolla purpu-
rascens calyce duplo triplove longior, alte 5-fida, laeiniis ovato-lan-
ceolatis, stamina longa inaequalia, antherae couicae apice biporosae,
baccae globosae cerasi magn. Solanum pubescens Willd. Phytogr.
1. p. 5, tab. 3. Roxb. I. c. Dun. apud DC. I. c. p. 127. Wighi
Icon. IV. tab. 1402. Suffrutex 3 — 4-pedalis, Physalidis habitn.

Oost-Indië, in de tuinen; in de bergstreken in liet wild.

10. Solanum ardisioïdes bl. Caulis fruticosus, folia subalterna
oblongo-lanceolata utrhique acuininata, supra basin obtuse denticu-
lata, glabra, fiores cymoso-umbellati oppositifolii tetrandri, calyx 4-
fidus. Solanum ardisioides Bl. Bijdr. p. 696. Dun. in DC. Prodr.
I c. p. 140. — S. letrandrum Bl. Gat. Buitenz. p. 55, non B. Br.
Accedit ad S. laevigatum ex cl. bl. — In Herb. L, B. non reperi;
an itaque species exstincta vel e genere rejecta?

Java, op den Salak (bl.). — Ki pores sund.

11. Solanum parasitiCUmBL. Caulis fruticosus nodosus laevispal-

bdus ; folia solitaria modice petiolata subdisticha oblongo-lanceolata

acuminata, basiacuta saepius inaequalia, passim inaequalitera, glabra,

menibranacea vel subpergamacea, subtus venis laxis remotius a inar-

giue arcuato-unitis,7 — 5 poll. longa ; pedunculi aggregati 1—6 lateri-

folii, calyx plane integerrimus limbo subextenuato. Solanum para-

41
Flora van Ned. Indië II.

SOLANEAE. 642

SOLANUM.

si/icum BI. Bijdr. p. 697. Nees l. c. p. 45. Dunal in DC. Vrodr.
I. c. p. 180.

Java, op deu Salak en elders, op boomstammen (bl., jungii.). —
Sumatra (kortüals). — Tërongan sund.

12. Solanum Blumei nees. Caulis suffruticosus ramosus colora-
tus glaber,ramuli pedunculi calycesque juniores subpuberi ; folia su-
periora geminata, alterum majuselliptico-oblongumacuminatumbasi
(interdum inaequali) in petiolum cuneato-productum, 3 — 6 poll.
longum, alterum minus e basi acuta inaequale, membranacea, supra
pilis exiguis inspersa, subtus pallida in costa venisque mox gla-
berrima; pedunculi aggregati laterifolii, 8—2, petiolo vulgo bre-
viores, calycis limbus truncatus, denticulis 5 distantibus calloso-
brevissimis ; baccae globosae, calyce nunc cupulato et distinctius
dentato suffultae, pisi magn. Solanum Blumei Nees in UI. Bijdr.
p. 696. Transacl. Soc. Linn. Lond. XVIII. p. 45 (ubi probabiliter
cum S. parasitico confudit), Dunal l. c. p. J80. — S. violaceum BL
Cal. Buitenz. p. 55, non R. Br. — S. rubrum Noronh. I. c. p. 84.
lyx baud absolute integerrimus. Corolla violacea. Stirps matura Ca-
bra. — Varial ; a parvi folia, foliis minoribus repando- angulatis, nunc
parviflora abunde Horens, baccis plerisque verrucellosis (iS. Eschwei-
lerianum Zipp. herb.). — /S. grandi folia; glabrum, folia altema so-
litaria vel suprema subgemina, longe (1|- fere 2 poll.) petiolata, e
basi cuneata elliptico- vel obovato-oblonga subabrupte acuminata
membranacea, integerriina vel superne obsolete subrepanda, 5 — 6
venis costalibus fortiusculis, 5 — 7 poll. longa, peduuculisaepealares
1 — 2, (fructiferi deflexi ?) pollice breviores, calyx cupularis truncatus
miuutissime 5-dentulus baccam basi amplectens.

Sumatra, Java en Borneo, in de wouden der bergstreken. —
Boeloeng sund. of Ki koenggoeng (horsf.).

13. Solannm bimense miq. Prutex ; ramuli pctioli et pedunculi
ochraceo-cinereo-tomentelli (pilis simplicibus); folia gemina, uuum
majus longius (2 poll.) petiolatum e basi subaequali oblongo-ova-
tum acute acuminatum, 5 — 4 poll. longum, alterum brevius petiola-
tum e basi aequali vel leviter inaequali lato-ovatum brevi-apiculatum,
ambo costulis parallelis erecto-patulis utrinque 12 — 7 tenuibus per-

)LANEAE. 043 SOLANUM

teusa, membranacea, supra subpubera, subtus molliter pubescentia ;
pedunculilaterifolii 2 — 6 conferti,inaequilongi,petiolomulto brcvio-
res,calyx cupulato-campannlatus praesertim deorsum pubescens, paul-
lo infra inarginem truneatum denticulisöcalliforinibus exilibus auctus,
corollae lilacinae laciniae ovato-acutatae marginibus subpuberae 2
lin. circiter longae, antherae (in sicco) violaceo- fuscae longiusculae
apice bilabiatim bi-porosae.

Bima, in de bergstreken bij 05, 2400' (zoll.).

§ 3. Calyx 10-fijus vel 10-dentus.

14. Solanum nematosepalum miq. Herbaceum, rami petioli folia-
que subtus in nervis parce pubera glabrescentia ; foliagemina, altero
fere duplo minore, e basi acutiuscula vel lata concavo-truncata
lato-ovata vel ovato-elliptica acuminata integerrima, membranacea,
supra saturatc viridia pilis simplicibus aequaliter minute puberuia,
subtus pallida, majora fere tripollicaria ; pedunculi solitarii breves
sublaterifolii, calycis 2 lin. aequantis 10-partiti laciniae augusteliuea-
res hirtellae, altemae paullo breviores, corolla . . . bacca glabra. So-
lanum ciliatum Blume in herb. reg. L.B. Polia latlora basi secus
petiolum vulgo subprotracta. — Java, in de bergstreken.

15. Solanum decemdentatum roxb. Frutescens saepe usque 10-
pedale, rami teretes hirtelli ; folia longiuscule petiolata gemiua, altero
ininore, supra pube simplici pubescentia, subtus simplici et stellata
dense villoso-tomentosa, majus ellipticum oblongum vulgo utriuque
acuminatum, pollicare vel longius,nuncundato-repandum, minus ova-
tum; pedunculi, fasciculati solitarii gemini pluresve laterifolii, calyx
cum pedunculo ochraceo-tomentosus 10-fidus, dentibus tubo aequi-
longis lineari-lauceolatis in fructu appressis; baccae ovoideae glabrae.
Solanum decemdentatum Roxb. FL Ind. ed. Wall. II. p. 247, ed.,
alt. I. p. 565. (S. decemfidum Wall. Gat». 2614.).— S.mollissi-
mum Dl. Bijdr. p. 698. Neesin Transact.Soc. Linn. Lond.XYllï.
P- 45. Dunal DC. I. c. p. 178. — S. javanicum Dunal in DC.
Prodr. I. c.p. 176. — 5. caulorhizon Dun. I. c. 181.— S. Calle-
ryanumDun. I. c. — S. crassipetalum Nees l. c. p. 42. S. — Os-
beekü Dun. I. c. — S. denticulato affine, sed satis distinctum. Co-
rollae. albido-violaceae (zoll.) laciniae anguste lanceolatae calyce pa-

41*

SOLAIVEAE. 644

SOLAXUM.

rum longiores, apice puberae ; autherae poris ellipticis apice subla-
teralibus.

China. Voor-Indië. Java, in de bcrgstreken, waarschijnlijk
over den Sunda-Archipel verspreid.

16. Solanum denticulatum bl. Caulis suffruticosus, rami teretes
virgati glabri apice pulverulenti ; folia inferiora solitaria, reliquaple-
raque gemina, alterum majus e basi cuneata ovato-lanceolatum vel
oblongum subintegerrimum utrinque acuminatum, 3 — 4-pollicare,
alterum minus ovatum, supra 'pilosuia, subtus pallida glabra ; pe-
duuculi 1 — 2 — 5 aggregati laterifolii, filiformes, calyx 10-denta-
tus sulcatus (in fructu reflexus), dentibus linearibus tubo circiter
aequalibus, corollae laciniae dorso puberae, bacca globosa, magnitu-
dine fere pisi. Solarium denliculatum BI. Bijdr. p. 697. Dun. in DC.
Prodr. t. c. p. 181. — Wighl Icon. IV. tab. 1397 (?) (forma foliia
angulatis subden tatis). — S. Zollingeri Dun. in DC. Prodr. I. c. — S.
sublruncalum Wall. Cal. ft. 2620. Dun. I. c. p. 180. — Var. jl
pilosum, pedunculis calycibusque foliisque utrinque pilis simplicibus
hirtellis. — Luditinsuper floribus 4-andris. — Specimina hiria vix
conspecifica habuissem, nisi coram fuissent quibus folia fere gla-
bra, cum floribus hirtis. — Var. y. lanceolaium, foliis lanceolatis
glabris, fl. hirtellis.

Voor-Indië, inSilhet (wall.). — Sumatra, Java, enz., in de
bergstreken. — Boeloeng sund. — Lontja bonglot (de be-
haarde verscheidenheid). — /. Java, in de wouden bij Lamadjang
en Tenga (zoll.).

Sectio II. Solana acüleata sendtn. I. c. p. 57. Pleraqueaculeata;
antherae elongatae apice attenuatae, poris terminalibus mïnutis, retror-
sum vel sursum spectantibus.

17. Solanum graciliflorum dunal. Rami glabriusculi aculeati,
aculeis subrecurvis luteis; folia e basi inaequali subrotunda vel acutè
ovato-lanceolata vel oblonga sinuato-angulata, utrinque aculeata,pi-
losiuscula, pilis minutissimis stellatis, cum petiolo 3 — 5-pollicaria ;
cymae parvae laterales floribus subumbellato-confertis, pedicelli fili-
formes inaequales, longiores fere pollicares, caljx 5-dentatus, corolla
gracilis 5-partita, laciniis oblongo-linearibus 4 lin. longis, antherae

SOLANEAE.

645 SOLAHUM,

ovato-oblongae longe acuminatae apice biporosae. Solarium qracili-
florum Dun. I. c. et in BC. Prodr. I. c. p. 189. — Anne curn S.
pseudo-saponaceo vel affinibus conferendum ? — Non vfdi.
Java (leschenault).

18. Solanum dianthopborum dun. Caulis parce aculeatus, acu-
leis acicularibus nunc nullis, rami teretes tomentosi, pilis stellatis
brevissimis subferruginei ; folia gemina (altero paullo niinore) vel
solitaria (petiolis 2 — 3 lin. lcmgis toinentellis) oblongo-ovata vel
oblonga obtusiuseula, utrinque subtus dense tomentosa subochracea,
2£- fere 4 poll. longa, inermia; pedunculi laterales biflori solitarii
vel gemini cum calyce tomentosi, calycis laciniae ovatae acutae post
anthesin auctae, corolla extus stellato-tomentosa, antherae graciles,
baecae globosae. Solanum diantophorum Bunal Monogr. p. 27, in
BC. Prodr. /. c. p. 192. Decaisn. I. c. p. 375. — S. biftorum B.
Br. Prodr. I. p. 455, non Loureir.

Tropisch Nieuw-Holland. — Timor.

19. Solanum DunaliauUm gaudich. Caulis fruticosus; folia ellip-
tica acuta, basi in petiolum decurrentia, integerrima, glabra, costa
subtus petiolis ramulisque aculeatis, reticulato-venosa, costulis
11—12 utrinque, cauliua cum petiolo 11—12 poll. longa, petiolo
superne cuneato-alato subtripollicari, ramuliua cousimilia sed
minora; flores eorymbosi tetrandri, calyx 4-fidus reticulatus, laciniis
ovatis submucronatis, corolla calyce quintuplo longior, sub- 4-par-
tita, bacca globosa. Solanum Dunalianum Gaudich. Voy. Bomte,
Bol. p. 418, tab. 58. — Non vidi.

Molukken (gaudichaud).

20. Solanum athroanthum dunal. Rami lignosi glabri teretes
nitidi, aculeis validis basi latis compressis rectis vel apice recurvis
fuscis luteisve; folia petiolata e basi obtusa vel subacuta leviter in-
aequali obverse oblonga acuta vel acuminata. increscenti-pinnatifida
vel sinuata, utrinque glabra (nascentia perraris pilis stellatis prae-
sertim supra inspersa) et aculeata, solitaria vel gemina ternaque, al-
tero vulgo minore, cum petiolo mediocri 3 — 4 poll. longa; cymae co-
ryinbosae pedunculatae extrafoliaceae dichotomae (pedunculo inermi
vel subaculeato) multi- et densiflorae, flores parvuli, calyx stellato-

SOLAiVEAE. 646 SOLANUM.

puberulus glabrescens cyathiformis 5-fidus, laciniis ovatis acumiua-
tis, corolla alba 3 — 4 lin. louga 5-partita, laciniis oblougo-liaeari-
bus, filamenta filiformia, antherae luteae acuminatae apice biporosae,
bacca globosa parva. Solanum alhroanthum Dun. in DC. Prodr.
Lep. 208. — S. den si flor um ejus mss.,nonalior. — PoliisS. Jac-
quini in mentem revocat.

Java (zoll. n. 2907), in Banjoewangi (teysm.), in Blambaugan
(uorsf.) — Rogo djarapi" of Têrong pipit sund.

21. Solanum eriophorum DUNAL. Rami parce aculeati pilis simpli-
cibus apice hirsutij folia solitaria longe petiolata e basi attenuata lato-
elliptica acuta sinuato-angulata, utrinque aculeata et subtus densius
pilosa, pilis stellatis simplicibusque raixtis, subtus pallida in sicco fla-
vido-virentia, cum petiolo 5 — 10-polIicaria; racerai cymosi simplices
subbipollicares, peduneulis pedicellis calycibusque hirsutissimis, calyx
profunde 5-fidus laciniis lanceolatis, post anthesin auelus et aculeatus,
corolla extus hirsuta, laciniis lanceolatis, bacca globosa glabra. Sola-
rium eriophorum Dun. in DC. Prodr. I. c. p. 241). Non vidi. — A cht er-
In dië, bij Attrara, in ïavoy (wall., Cal. n. 132SJ.

22. Solanum barbisetum kees inTransact.Soc.Linn.Lond.XYllJ.
p. 52. Fasciculato-hirsutum, caulis herbaceus aculeatus, aculeis rectis,
folia gemina elliptica sinuata utrinque hirsutissima et aculeata, laciniis
angulatis ; racend laterales simplices multifiori secundi aculeati, baccac
glabrae calyce aciculato-setoso tectae. iFall. Cal. n. 21508 partim. 8.
eriophoro simillimum, sed teste auctore foliia geminis hirsutissimis
differt. Non vidi. — Silhet, Mar tab an, ïavoy.

23. Solanum ferox UKft. Caulis e radice obliqua herbaceus acu-
leatus, rarnis pilosis; folia longe petiolata solitaria vel gemina, ani-
pla, e basi inaequali cordato-rotundata vel subrectangnlari-angulata
repandave, praesertim subtus stellato-pilosa, utrinque aculeata, aculeis
luteis basi fuscis, 3— 6 lin.saepe longis, costis utrinque 4 — 5, cum pe-
tiolo 6 — 7 poll. longa; cymulae pedunculatae extrafoliaceae um-
aut pauciflorae breves cum calycibus tomentosae et aculeatae, corolla
calyce vix major 4 — 5-partita extus pilosa, laciniis lanceolatis 4 — 5
lin. longis, stamina 5, ovarum hirsutum, baccae hirtae. Solanum fe-
rox Linn. Spec. p. 267. Burm. Fl. Ind. p. 56. Dun.in DC. Prodr.
I. c. p. 255. Wight Icon. IV. tab. 1399 (majus); non 1400 (mi-
nus, f/uae spec. dislinctam exhibel). — Sol. stramonifolium (non
Jacq. Misc. II. p. 298. Icon. rar. I. tab. 44, nee Lam. EncycQ.

SOLANEAE. 647 SOLANÜM.

Dunal l. c. pA2 et in DC. Prodr. I. c. p. 252. — S. mammosum
Lottr. Fl. Cochinch. I. p. 162 excl. syn. — Sol. hirsulum Roxb.
Fl. Ind. I. p. 571. — Sol. immane Hancc in Walpers Annal.
III. p. 165. — ? Sol. Gula Hamiltonin TransacL Soc. Linn. hond.
XIV. p. 267. Dun. I. c. — //Calycis laciuiae ovatae albidae ex-
tus pilis minutissimis pedicellato-stellatis purpureis notatae aculeis
patentibus horridae, corollae laciniae laiiceolatae erectae dorso apice
barbatae, albae; filamenta basi in annulum germen cingentem con-
creta, antherae conniventes; stylus stamina circiter aequans." (jüngii.)

Varial: /5. lasiocarpum. Foliis usque ad basin lobulatis, supra
etiam deuse tomentosis, baccis 1^ poll. diam. dense hirsutis. Sol.
lasiocarpum Dunal. Monogr. t. c, DC. Prodr. I. c.p.^53,BLBijdr.
p- 701. Wall. Cat.n. 2623.

/. lnvolucratum. Forma valde aut parum aculeata, pilis iii foliorum
pagiua superiore sub lente debili siuiplicibus sub fortiore stellatis,
ramo scil. uno longo setoso, reliquis ad imam ejus basiu obviis brevis-
simis nunc subuullis. Sol. involucratum DL Bijdr. p. 701. Dunal
l. c. DG. Lep. 255. — S. ovoklcum Zippel. mss.

Geheel Zuid- Azië tot in China, met talrijke plaatselijke ver-
scheidenheden. Zeer gemeen op Java, op den G. Gambing, op den
TjerimaienTankoeban Praoe 3000' (jungh.). — Tjontongsu»d.~
|5. Geheel Zuid-Azië, Sunda-eil., Java, Borneo, Philippij-
nen. — - (Karondong goenoeng of Ki badak sund.). — /.Met
de voorgaande en tevens gekweekt. — Të rong of Karondong
sapi sund.

Adnot. S. stramonifolium jacq. 1. c. monente ill. nees ab esen-
beck est species americaua, S. torvo affinis, a plerisque auctoribus
cum S. torvi varietatc indica confusa. Conf. bentham in Kew Gard.
Miscell. V. p. 129.

24. Solarium giganteiim jacq. Caulis fruticosus, aculeis tomen-
tosis ; folia elliptico-lanceolata utrinque acuta inermia, supra glabra,
subtus niveo-tomentosa, integra vel subrepanda, costulis 6 — 10 utrin-
que, cum petiolo 4.-7 poll. longa ; corvmbi bifidi subdichotomi subter-
nnnales, pedunculis pedicellis calycibusque niveo-tomentosis,corolla
purpureo-violacea patentissima parva, laciuiis extus pilosis, bacca

BOLJLNEAE.

648 SOLANUM.

pisi magn. subglobosa glabrarubra nitida. Solanum giganteum Jacq.
Collect. IV. p. 125. Icon. rar. II. /a&. 328. Dunal l. c. 36 ei
DC. Prodr. I. c. p. 258. Nces l.c. pA7. Wighl lcon.li. lab. 893.
S. niveum Vahl Symb. II. p. 41. #o/. 4%. /«&• 1921. — S. fa-
rwosttm Wa& i» Roxb. FL Ind. II. ;j. 255. — Anne cum sc-
quentis forma scabrescente conferendurn ?

Kaap. In Voor-Indië niet zeldzaam. — Waarschijnlijk op den
Archipel.

25. Solanum torvum swartz. Fruticosuin. superne curn ramis
scabro-pubescens, pilis stellatis, aculeatum, aculeis subrecurvis basi to-
men tellis-, folia petiolata, superiora gemina subcordato-ovato-oblonga
vel e basi inaequali-truncata elliptica,brevi-acuminata,sinnata etlo-
bata, subtus incano-tomentosa, costa subtusparce aculeata saepeiner-
mi, nascentia ferruginea, semper discolora, supra scabra, cumpetiolo

B.L 6 poll. longa; cymae extrafoliaceae, unilaterales simplices vel

dichotomae corymbiformes, multiflorae, foliis breviores, cum ealycibus
inermes tomentosae, flores polygami, caljcis laciniae ovatae aristatae,
corolla alba, medio stelia flavida notata, alte 5-fida, laciniis lato-
lanceolatis-, antherae aequales rectae attenuatae; stylus basi pilosus,
superne curvulus ; bacca globosa prunelli magu. caljce vix aucto
suffulta. Solanum torvum Swartz FL Ind. occ. T. p. 4-56. Dunal
l. c. 36 el in DC. Prodr. I. c. p. 261. Nees L c. p. 53. Wight
Icon. II. tab. 345. — S. torvum «. genuinum Sendtn. in Mart.
FL brasil. L c. p. 94, tab. 7, fïg. 1-8. - S. indicum Linn. herb.
non Spec. p. 187. — Sol. slramonifolium Lam. llluslr. n. 2365.
Pair. Dict. IV. f. 300. — S. amoenum Jungh. Tijdsckr. Nat.
Gesch. VII. p. 300. //Frutex 5— 7-pedalis (jungh.)."

In Oost-Indië algemeen. Sunda-Archipel. Java, bij T>
bogo 2000', op den Ivlegamendong (jungh.), naast een huis bijTji-
koja(zoLL, n. 212). Philipp. eilanden. — Zuid-Amerika,

Mexico enz. .

Var. «. scabresccns Miq. Caulisparceminutcaculeatus,fohaebasi

acuta oblonga acuminata, sinuata, lobulis acutis utrinque 5—4,
utrinque praesertim subtus hirtello-pubescentia, scabrescentia, calyces
longissime aristati. — Var. |ï. polyacantha, omnia var. scabrescen-
tis, sed rami densius aculeati, in S. giganteum transire vidctur-

SOLANEAE. 049 SOLANUM.

Sumatra, iü de wouden bij Tobig (junghuhn). — (ï. Java
(horsfield).

26. Solanum pseudO-Saponaceum bl. Caulis fruticosus aculeatus,
rami purpurascentes, stellato-tomentosi, parce aculeati; folia soli-
taria, snprema nonnunquam gemina, inermia, e basi inaequali lata,
subovata acuta, irregulariter siuuato-angulata, lobis brevibus, acutis
vel obtusis vel subnullis, sinubus obtusis, supra praeter nervos gla-
briLiscula,subtus molliter stellato-tornentella subochraceo-cauescentia,
costulis 4 — 5 utrinque, cum petiolo 4£ — 7 poll. longa; cyinae
corymbosae termiuales et laterales dicbotomae (pedicellis nunc sub-
Uüilateris) cum calycibus extus stellato-tomentosae, inermes, calyx
campanulatus 5-dentatus, corolla extus tomentoso-ochracea, basi pli-
cata, laciuiis lineari-lanceolatis reflexis 2 lin. longis, antherae fuscae
5— (J, una, duabusve saepe brevioribus. Solanum pseudö-saponaceum
Bl. Bijdr. p. 702. Dunal in DC. Prodr. I e. p, 274. — S. amoe-
num jungii. a, cl. iiasskarl Cal. bog.p. 143 huc relatum ad sp. supe-
riorem spectat. A S. torvo corollae laciniis linearibusjamdistiuguitur,
nee non foliis supra glabris vel subglabris. Caeterum lmic affine.

Java (bl.). — Tokoka bodas sund. of Magai mal — Ce-
lebes (forsten). Borneo (korth.). —De vruchten, van hun zaad
ontdaan, worden met tamarinde bij rijst gegeten.

Observ. S. saponaceum dun. teste hassk. Cal bog. p 143 in II. bo-
gor. (an et alibi in Java?) colitur.

27. Solanum Junghuhnii miq. 1'rutescens, rami teretes tandem
glabrati (fuscescentes vel grisei) aculeis brevibus luteis apice ius-
calis, juniores ramulique pilis stipitato-stellatis incaui; folia gemina,
altero duplo vel paullo minore, modice petiolata, e basi acuta vel cu-
neata elliptica acuta vel acuminata, vulgo utrinque bisinuata, lobulis
acutis vel obtusis, coriacea, supra scabriuscule pubera, subtus griseo-
nicano-tomentosa^ pauci-costulata et reticulata, in eosta utrinque
(costulisque rarius) petioloque vulgo pauci-aculeata, 3 — 1 poll. longa;
racemi cymosi extrafoliaeei breviter pedunculali saepe pedunculo
uninoro basi aucti, 5 — 10-fiori, cum calyce coroll&que extus incano-
wentelli, flores modiei, calycis dentes anguste triangulares tubo
s uoaequales, corollae laciniae ovato-lanceolataefere £ lin. longae, an-

SÖLANEAE. 650 SOLANUM,

therae augustae elongatae sursum attenuatae flavae, apice satura-
tiore bipores, stylus stamina parum superans apice incurvus, bac-
cae pisiformes. Solanum ferox Jungh. herb. non alior.

Java, op Tjilatjap (v. gesker), op het bergvlak bij Awoe Awoe
(jungh.), iu Blambangan en Soerakarta (iiorsf.).

28. Solanum trilobatum linn. Caulis frutescens scandens unci-
nato-aculeatus glaber; folia panduraeformia 4- vel 3-loba obtusagla-
bra, costa utrinque aculeata, lobis obtusis, eura pctiolo inermi vel
aculeato semipollicari circiter 1^ — 1 f pollicaria ; pedunculi solitarii
vel pauci subumbellati terminales lateralesque, calycis laciniae longc
cuspidatae glabrae inermes, corolla violacea basi plicata, laciniis
longiusculis reticulato-venosis, baccae Ribis rubri rnagn. et eolore.
Solanum trilobatum Linn. Spec. p. 270, ex parle. Burm. Fl. Ind.
p. 57, tab. 22, fig. 2. Roxb. Fl. Ind. II. p. 253, ed. alt. Lp. 571.
Dun. in DC. Prodr. I. c. p. 287. Wight Icon. III. lab. 851. — S.
acelosaefoliim Lam. Illustr. n. 2981 ?

Yoor-Indië. Coromandel. Java (pryon, volgens burm., FL
Ind.). Philipp. eil.

29. Solanum horridum dunal. Kami teretes pilosi aculeati; folia
longe petiolata e basi subinaequali ovato-lanceolata integra vel re-
panda undulata, utrinque villosa et aculeata, supra viridi-cinerascen-
tia, subtus ochroleuca, utrinque sericeo-pilosa et valde aculeata, cum
petiolo 2- fere 3-pollicariar pedunculi uniflori aculeati pilosi, calyx
piloso-sericeus aculeatus, corolla plicata, stella. 5-radiata, lacinus
triangularibus. Solanum horridum Dunal. Sol. p. 28. DC. Prodr.
I. c. p. 296. Decaisn. I. c.p. 376. Nou vidi. — Timor.

30. Solanum XanthOCarpUm sciirad. et wendl. Caulis herbaceus
aculeatus ramosus cum reliquis partibus calyce corollaque extus^ stel-
lato-puberulus, rarai inferiores decumbentes diffasi ; folia longe petiolata
oblongo-lanceolata pinnatifido-sinuata utrinque aculeata, lf — 2-pollica-
ria; racemi pauciflori terminales et laterales \\ — 2-pollicares, 3— 6-flon,
cum calycibus fertilibus aculeati, corolla magna plana diam. pollica-
ris, semi- 5-fida, crenata, coerulea, intus stella 5-radiata purpurascente,
bacca globosa cerasi magn. llava nitida. Solanum xanthocarpum Schraa.
et Wendt. Sert. llanov. I. t>. 8, tab. 2. — Dun. in DC. Prodr. '• C,

SOLANEAE.

651 SOLANÜJt.

p. 302. — S. diffusum Roxb. Fl. Ind. II. p. 250, ed. alt.p.SbS.—
Ah 'S'. Trongum var. Rumphii? (Pluckn. Mm. tab. 62). Non vitii.

Algemeen, in Indië verspreid; ook wegens de eetbare vruchten ver-
bouwd ^jioxb.). Heeft onderscheidene sanskvitische namen.

31. Solanum Jacquini willd. Herbaceum, perenne, procumbens,
ramosuin, aculeatissimum (aculeis rectis) ; folia gemina et solitaria,
e basi lata vel iuaequali-subacuta ovato-oblonga sinuato-pinnatifida,
lobis utrinque 2 — 3 integris vel varie incisis, nascentia utrinque
stellato-pubescentia (pili pauci-radiati), adulta subglabra, pilis paucis
shnplicibus, utrinque petiolique e nervis valide aculeata, usque -|-pe-
dalia; peduuculi extrafoliacei subhirtelli glabrescentes, cumcalyce ar-
mati, vulgo 2-fiori, calycis laciniae ovatae acutatae cutn corolla extus
pilosae, baccae saepius solitariae globosae (magnae) demum glabrae
(rubrae zoll.). — Pili stellati pauci-radfati in stirpe juniore,
paucis simplicibus intermixtis, qui in stirpe aduM persistmit, accc-
dentibus forsan stellatis quibusdam, in simplices conversis. Solanum
Jacquini Willd. Spec. PI. I. p. 1041. Boxb. Fl. Ind. I. p. 560-
Wight Icon. IV. lab. 1401. — S. Trongum BI. Bijdr. p. 702.
partim. — S. aculeatissimum Jacq. var. denudalum Dun. I. c.p. 244.

Bengalen. — Java (zoll.), in Patjitan en Kelak (noRSF.).

32. Solanum indicmn NEES.Fruticosum, ramis stellato-cinerascen-
tibus, aculeatum, aculeis compressis recurvis 1 — 3 lin. longis ; folia
solitaria vel gemina e basi inaequali ovata vel ovato-oblonga sinuato-
lobata vel pinnatifida, tomentosa, discolora, cum petiolo 3 — 4-polli-
caria, satis vel vix aculeata; racemicymosi simplices 1 — 2-pollicares
cum calycibus stellato-tomentosi aculeati, passim inermes, corolla
(majuscula) plicata dilute violacea, patentissime 5-fida, laciniis ova-
tis acutis dorso tomentellis, antherae inaequilongae angustae elou-
gatae, bacca globosa crocea semipollicaris. Solanum indicutn Nees
in Transacl. Soc. Linn. Lond. XVII. p. 55. Dun. in DC. Prodr.
I- c. p. 309. — 5. indicum Linn. herb., ex paria. — S. frulesccns
Roxb. Fl. Ind. II. p. 252, ed. alt. I. p. 570. Poir. Dict. IV.
V- 300. Wight Icon. II. lab. 346. Burm. Thes. zeyl. p. 220, lab.
102. -. s. violaceum Jacq. Frarjm. p. 82, lab. 133, fig. 1. Dun.
Sol, p. 44. _ St cunealum Mönch. Meth. n. 476. — Poir. I. c.
Sl, Ppl- UT. />. 743. — S. canescens BI. Bijdr. p. 701 . — S. racemo-

SÖLANEAE.

652 SOLANUM.

sum JSoronh. I. c. p. 84. — Scheru-Schunda Rheed. tJorl. Mal. II.
tab. 36 (bona). — p. Eroso-pinnatifidum Nees l. c. foliis basi trun-
catis vel cuneatis eroso-pinnatifidis. S. pinnalifidum Roth Nov.
Spec. p. 129. — S. lleynel R. el Sch. Syst. IV. p. 669. — y. Par-
vifolium Nees L c. foliis minoribus basi cordatis sinuato-lobatis.
S. agreste Roth l. c. p. 130. 5. indicum Rook. Fl. Exotic.Ill.lab.
199. — Yidi etiam specimina ineraria et alia grandiflora, caeterum
vix diversa.

Algemeen over geheel Indië, den Archipel en op Java ver-
spreid, tot in China, de Philipp. eil, Nieuw-Holland. —Tja-
tjorokok sund. op Java.

33. Solanum Violaceum R. brown. Caulis fruticosus aculeis rec-
tis subacerosis, ramis superne pilis stellatis cinereo-tomentosis saepe
inermibus ; folia plcrumque gemina brevi-petiolata e basi inaequali
passim cordata oblongo-lanceolata, integra vel repanda, acuminata,
undulata, supra rugosa viridia obsolete pubera, subtus cinereo-tomen-
tosa, cum petiolo2 — 3-pollicaria, passim supra e costa, aculeata ; ra-
cemi breves vix pollicares 2 — 3-ilori, laterales et terminales, corolla
calyce inermi triplo major, plicata, pollicem louga, 5-fida, laciniis
ovato-lanceolatis marginatis, stella 5-radiata, extus tomentoso-leprosa,
antherae subsessiles stylo longiores. Solanum violaceum R. Brown
Prodr. I. p. 446, nee Jacq. — Dun. in DC. Prodr. I. c. p. 336. —
S. Brownii Dun. Sol. p. 201. Decaisne l. c. p. 375.

Nieuw-Hollaud. — Timor.

34. Solanum GomitiS dunal. Frutex, ramis stellato-tomentosis, acu-
leis rectis couicis striato-costatis sordide luteis basi tomentosis apice
badiis; folia (2 poll.) petiolata solitaria vel gemina, altero minore,
inermia vel raro e costa supra uni-aculeata, ovato-oblonga vel ovato-
lanceolata utrinque stellato-tomentosa, subtus ochracescentia costu-
lisque utrinque 5 — 6 reticulato-venosis, vulgo 2 — 4-pollicana,
hinc inde sinuato-repanda ; cymae pedunculatae terminales et latera-
les inermes 1 — 2-pollicares, 12 — 15-florae, cum calyce et corolla
extus stellato-tomentosae, corolla plicata reliexa coeruleo-violacea
stella 5-radiata ultra limbum porrecta extus tomentosa, stella interne
linea mediana glaberrima intensius coloratft, laciniis ovato-triangu-

SOLANEAE. <&* SOLANUM.

laribus intus linea pilosa ; bacca globosa lutea calyce aucto sufl'alta.
Solanum Comitis Dunal in DC.Pródr. I. c. p. 345. Ilassk. Relzia

ip.n.

Java (door graaf hqffmansegg medegedeeld), aan den voet van
den G. Lawoe in Soerakarta (teysm.).

35. Solanum Poka dun. L c. Rami subglabri parce aculeati, acu-
leis paucis brevibus tenuibus ; folia petiolata e basi rotundata vel
acuta ovato-elliptica vel lanceolata, subintegra vel sinuato-angulata,
sinubus longis, cura petiolo 5—6 poll. longa, utrinque scabra et
subinermia, suprastellato-pilosa, subtus subferrugineo-subtomentosa ;
corymbi laterales breves dichotomi pauciflori cum calyce et corolla
(\ius ferrugineo-stellato-tomentosi, corolla plicata 5 — 6 lin. longa,
laciniis ovato-triangularibua marginatis, stella 5-radiata extus pilosa.

.lava (leschenault). — Daoen Poka smid.

36. Solanum aethiopiCUniLlNN.Herbaceum,l — 2-pedale; folia ovata
repando-angulata glabra solitaria vel gemina, racemi pauciflori cernui,
corolla alba plicata 5 — 7-fida, bacca rubra magna globosa, profunde
torulosa, sicca. Solanum aethiopicum Linn. Amoen Acad. IV. p. 307.
Dun. l.c. p. 331. — Lycopersicum aethiopicum MUL Dict. — Sol. t
pmiferum fruelu rotundo strialo C. Bauhin Pinox. p. 167. — Var.fr.
violaceo. — Speciraen indicum non vidi.

In China, Japan, Zuid-Azië enz. gekweekt.

37. Solanum Melongena linn. Subberbaceum, pilis stellatis to-
mentellum aculeatum vel inerme; folia solitaria ovato-oblongaacuta,
basi obliqua subcordata, repanda, inermia,raroaculeata; cymaeoppo-
sitifoliae 1— 5-florae, flore fertili solitario in pedicello longiove ad
basin pedunculi communis 11. sterilium exorto, plerumque armato, ca-
lycis 5-tidi laciniae ovato-oblongae obtusae, corolla violacea, stellato-
5-angularis plicata, bacca magna 2 — 6 poll. longa, 2 — 3 crassa ui-
tida, apice obtusa, placentis albidis, seminibus parvis albis subcom-
pressis pulpfi denudatis. Solanum Melongena Linn. Spec. p. 260.
toxb.Lcp. 56. — S. esculenlum Dunal in DC.Pródr. I. c.p. 355. —
Scndiner in Mart. Fl. hrasil. I. c. p. 77. — Trongum hortense
tomph. llerk. Amb. V. p. 283 partim, tab. 85 ?. — Mla bar-
'Wcm Bheed, Hort. Mal. X. /oft.74 {forma aculeaia).— Solanum
ollnnn ISoronh. I. c. p. 84. — Var. fi. fr. violaceo: Solanum mela-

SOLANEAE. 654

SOLANUM.

nocarpum Dunal l. c. — S. insanum Linn. Mant. p. 46 (forma aeu-
leata), Roxb. I. c. p. 568. — S. esculentum baccis nigris Dun. Sol.
p. 209.— Melongena spinosa fr. longo nigro Tonnef. Inslit. p.
115? — ft. Ovigerum Dun. subinerme, seminibus pulposis, Sola-
num ovigerum Dun. I c. p. 317. BI. Bijdr. p. 698. Caulis sub--
herbaceus sordide violaceus subinermis ramosus, cito glaber, folia
solitaria petiolata ovata oblonga acuminata vel acuta, vel vulgo sub-
repanda, augulata vel sinuata, supra stellato-pubera, subtus tomeu-
tosa sordide caua, 5 — 1 poll. longa, iuermia, baccae ovato-oblou-
gae. Sol. Melongena Murray Sysl. Plant. p. 182. — Sol. Mei.
ft. ovigerum Lam. Dict. IV. p. 294. -- / baccis oblongis cylin-
dricis purpurascentibus : S. ovigerum insanum BI. Bijdr. p. COS.
(? S. serpentinum Noronh. l.c. p.841). — d. Aculeatum, frutescens
(S. Melongena ZolL herb. n. 698).

Geheel Indië, opden Sunda-Archipel en in andere tropische
gewesten, ookinEuropa, in de tuinen gekweekt. — Tërong bodas
sund. — ft. ï. kenda, Tërong sirit hoeda jav. — Törong
mal. of T. hoemboet, Tëron op Amboina en Banda. Koeli
sanskr. — De vruchten van deze en de volgende soorten worden
in Indië veel gegeten.

38. Solanum Undatlim lam. Caulis subherbaceus vel fruticulosus
(lignescens), sursum atropurpureus, aculeatus, ramuli stellato-pubes-
centes ; folia longe petiolata, e basi leviter iuaequali late ovata vel ellip-
tica sinuato-repanda sinuata vel integra. utiïnque stellato-pilosa, su-
pra viridia, subtus incanescentia, nervis venisque fusco-purpureis
inermibus vel eum petiolo aculeatis, lobulis vulgoobtusissiinis,3i — 4
pollicaria, membranacea ; pedunculi plerumque uniflori vel 3 — 4-flori
solitarii, baccae ovatae aurantiacae vel in aliis globosae violaceae
(li poll.). S. undatum Lam. Illustr. n. 2367. Dun. I. c. p. 359.
BL Bijdr. p. 700.~S.tomentosum Herb. van Hasselt. — Schunda
Rheed. Hort. Mal. II. tab. 37 {optima). — ft. Sphaerocarpum Hassk.
Cal. bog. p. 143.

Voor-Indiè'. — Borneo, bij Martapoera (korth.). — In Java
en Mauritius gekweekt. — Tcrong poegoer sund.

39. Solanum pseudo-HndatUm bl. Caulis suffruticosus ramosus,

SOLANEAE.

655 SOLANUM.

inermis, rami laevessupra glabri subteretes;folia vulgo solitaria ovata
acuta vel obtusa, sinuato-repanda vel sinuato-lobata (lobis obtusis)
vel subintegra, basi inaequali saepius obtusa, utriuque stellato-tomen-
tella, subtus canula, 5 — 2 poll. longa; pedunculi solitarii laterales
uni- rarius 3-flori, calycis laciuiae triangulari-lauceolatae, baccae
globosae calyce semiinclusae magnae (in supp. ceraso majores). So-
lanum pseudo-undatum BI. Bijdr. p. 699. — S. sativum Dun. in
BC. I. c. p. 360. (S. ovigerum Sleud. NomencL). — «. Albiflorum,
foliis ovatis obtusiusculis basi passim inaequalibus subcordatis parum
repaudis utriuque ramulisque stellato -hirsutis, fl. albidis. Bl.l.c. —
(?. Alropurpurascens, stature robustiore, caule glabriusculo, ramulis
petiolisbaccisque majoribus purpurascentibus, 11. violaceis. BI. I. c. —
y. Leucocarpum, caule verrucoso, foliis ovatis acutis, floribus bac-
cisque albidis, /. c. — Anue varietas glabrior inermis praeced. ? Ambo
cum varietatibus S. Melongenae ultro conferendae !

Java, op bebouwde plaatsen en in de tuinen gemeen. — «. Të-
rong letes sund. — (5. T. koepa sund. — y. Aan den voet van
den Salak. — T. poetih.

10. Solanum Trongnm poiret. Kadix longa, ramosa, caulis suf-
fiuticosus, ramis stellato-pilosis et aculeatis; folia longe petiolata
ovato-oblonga sinuata vel subintegra, utrinque aculeata, praesertim
subtus stellato-tomentella, flores solitarii, baccae globosae. Solanum
Trongum Poir. Encycl. IV. p. 308. Dunal l c. p. 367, vix BI.
Bijdr. Valde variat: «. Sinuato-pinnatifidum Dun. I. c. foliis si-
nuato-pinuatifidis, supra ramulisque hirtis utrinque calycibusque acu-
leatis. — 15. Bumphii Dun. I. c. (S. Irilobatum Noronh. l.c.p.Sê),
foliis ovatis angulato-sinuatis vel subintegris obscure virentibus utrin-
que aculeatis, corolla parvS. purpurea, baccis globosis cerasi magn.
luteis. Trongum agreste spinosum Rumph. Herb. Amb. V. p. 240,
lab. 86, fig. 1. — y, Tongdongense Dun. foliis nunc sublauceolatis.

Geheel In dië tot in de Mol ukken, een lastig onkruid in de
tuinen. — Tgrong tjinang sund. op Java. — Terong oetan mal.

41. Solanum album lour. Caulis suffruticosus subinermis, e ra-
dice magna (rapacei odoris) 3 — 4-pedalis, ramis tortuosis longis
proeumbentibus ; folia longe petiolata oblonga angulata parce acu-
leata, 9 — 10-pollicaria, cum reliquis partibus calyce fructuque stel-

S0LANEAE. 656 SOLANUM.

lato-flavo-toinentella, aculei parvuli ; pedunculi multirlori, corolla alba,
bacca globosa viridis, albo-maculata, succosa. Solanum album Lour.
Cochinch. I. p. 159. Dun. I. c.p. 361, excL syn. Rolh. — Tron-
gum agreste album Rumph. Herb. Amb. V. p. 241. An idem ac
spec. lour.? — Non vidi.

Araboina (rumph.). — Cochinehina (lour.). — Bourbon?
Tërong pipit sund. Te rong prah mal.

42. Solanum pressum dun. /. c. p. 362. Caulis subinermis, ple-
rumque humilis, ratnis sparse aculeatis ; folia ovata acutangulo-sub-
5-loba, utrinque cum calyce breviter aculeata, corolla pallida incar-
nata, antherae luteae, baccae obovato-globosae glabrae, ovi columbiui
magn., virides, albo-maculatae, intus pulposae, semina amaricautia.
Trongum pressum Rumph. I. c. — Non vidi.

Molukken. De vrucht wordt raauw gegeten, vooraf platgedrukt,
opdat de bittere zaden verwijderd worden.

43. Solanum cyanocarphium bl. Caulis herbaceus vel suffruti-
cosus, aculeis sparsis parvulis patulis vel recurvulis flavidis, rami
pilis stipitato-stellatis ochraceo-grisei ; folia solitaria vel specie ge-
mina (altero ad ramulum axillarem pertinente) vulgo cum petiolo
longiusculo quadripollicaria et lougiora, oblonga, utrinque acuta, si-
nuato-angulata membranacea, supra stellato-pubera, subtus (costu
medi^ nunc pauci-aculeata) pallida et stellato-pubescentia nou in-
cana, petiolis calycibus pedunculisque solitariis unifloris (molliter)
aculeatis vel iuermibus, baccae biloculares globosae calyce semiobtec-
tae. Solanum cyanocarphium RL Rijdr. p. 700. Dun. I. c. p. 362.
S. bullalo-rugosum Dun. I. c. p. 234. — Flores médiocres laterales
graciliter pedunculati. Corolla rotato-campanulata plicata, laciniis
linearibus extus tomentosis, antherae lineares luteae, poris bilabiatis.

Java, op drooge rijstvelden op den Seriboe en elders (bl., zoll.),
Borneo, op den G. Sakoembang (korth.).

44. Solanum CumingÜ dunal /. c. p. 363. Rami herbacei fusci
aculeati superne stellato-cinerascentes ; folia petiolata hetero morphae
basi inaequali nunc truncata nunc subacuta cuneata 5 — 7-loba, .loois
brepibus obtusis vel repandis, ovato lanceolata subelliptica vel obovato-
lanceolata, utrinque stellato-hirsuta, majora cum petiolo 5 — G-pollicana,

SljLANEAE. 657 CAPSICUM.

in costa utrinque aculeata; pedunculii solitarü uniflori stellato-tomen-
losi aculeati, calyx aculeis longis luteis, corolla plicata 4 — 5-fida re-
iiexa, stella. 5-radiafa. extus hirsuta, 8 — 9 lin. diam. — Philipp. eik
{cuming n. 443).

46. Solanum tuberOSUm linn. — K e n t a n g jav. sund., O e b i W o-
landa mal. — De aardappelbouw wordt op Java in de koelere berg-
streken op vele plaatsen (in de 2 do plantenzone, volgens junghuhn),
tusschen 2000'— 4500' gedreven. Zij leveren, volgens dien natuur-
onderzoeker {Java, I. bl. 407) zeer smakelijke knollen, die echter dooi-
de Javanen zelden worden genuttigd, maar met andere groenten en
tuinvrucliten aan de Europeanen, die in de lagere gewesten wonen, ver-
kocht worden. Dergelijke moestuinen worden vooral tusschen 3 —
4000' aangetroffen. — Ook op Celebes {Tijdschrift Ned. Indïc,
lb de jaarg., 1S54, 2 de deel, bl. 359) worden aardappelen verbouwd.

Solanum mncrantham don. (ïjemboel mal.) in Ja vae hortis
colitur (teste filet /. c. p. 84).

Solanum cuneif'olium DUN. e solo surinamensi sponte in Hor l.
bog. progenninavit (hassk , Relsia I. p. 72).

III. CAPSICUM tourjvef. Calyx subcyathiformis 5 — 6-den-
tatus vel integerrimus, angulatus, in fructu non auctus. Corollae
rotatae tubus brevissimus, limbus plicatus 5 — 6-fidus aestivatioue
valvata. Stamina 5 — 6, corollae tubo inserta, subexserta, filamen-
tis filiformibus (basi non in annulurn connatis), antheris cordatis
conniventibus, longitudinaliter lateraliter dehiscentibus. Ovarium
2— 3-loculare, placentis septo adnatis multiovulatis. Stylus sim-
plex apice incrassatus, stigma te subclavato vel obconico-dilatato.
Bacca coriaceo-carnosa, inflata, oblonga, conica, ovoidea vel glo-
bosa, incomplete 2 — 3-locularis, septis non raro praeter placentam
columnarem obliteratis. Semina subreniformia, compressa. Em-
°ryon hemicyclicum intra albumen carnosum subperipbericum. —
lierbae nunc fruticulosae ex Americae regionibus calidioribus ortae,
pmres cultura per orbem divulgatae, variabiles, dichotome ramosissi-
ma e, fohia inf. solitariis, sup. geminatis, pedunculis alaribus 1—3-
Species baud satis discriminatae, cultura variantes.

*• Capsicnm annunm link. Herbaceum glabrum, dicholomum ; fo-
e n ptico- vel ovato-lanceolata, utrinque acuminata, calyx breviter
'ato-dentatus, pedicrlli subsolitarii recti vel curvati, maturi

Flor. 42

Hora va « Ned. i„<i ië . n.

SOLANEAE. 658 CAPSICUM.

valde incrassati, baccae conico-oblongae sursum attenuatae magnae,
septis obliteratis. Capsicum annuum Linn. Spec. p. 270 excl.quib.
syn. — Fingerhuth Monogr. Caps.p. 12, tab. 2. Dun. ap. I)C. I. c.
p. 412. Sendtn. I. e. p. 147 excl.quib. var. Multum variat forma et
magnitudine baccarum.

Zuid-Amerika. — In tropische landen gekweekt. — De vorm
met groote vruchten op Java Tjabé gedé,

2. Capsicum longum dc. Herbaceum suffrutescens, 4 — 6-pedalc,
ramosum, ramulis junioribus liispidulis ; folia elliptico- vel oblongo-
lanceolata acuminata, calycis denticuli attenuati obtusiusculi dentictt-
lis accessoriis interjectis, baccae conicae vel subejdindrico-acuminatae
subincurvae pcndulae cinnabarinae vel flavae 2 — 3-loculares. Cap-
sicum longum DC. Cu/. Hort. Monspel. 1818, p. 80. Fing. I. c. p.
23, lab. 617. Dun. I. c. p. 424. Uassk. PI. Jav. rar. p 512. —
C. annuum Willd. Hort. berol. p. 241 cl pi. quct. [Sendtn. l.c). —
Piper oblongum siliquis recurvis Clus. Cur. posl.p.bS,fig.$ — 10.
Dodon. Bempt, p. 716, fig. 3. — Siliquaslrumlcrtium Fuchs.Jcon.
p. 419. — Eructus forma, varians laevis vel rugosus, rectiuseulus vel
in javanis saepe leviter arcuatus sursmn attenuatus ipso apice obtu-
siusculus.

Zuid-Amerika. — Oost-Indië. — In Java tot op 3000'
algemeen gekweekt. — Tjabé idjoe mal.;Tj. gedé, Tj. édjo of
Tj. woengoe sund. ■ — Men gebruikt vooral de onrijpe vruchten.

3. CapsiCUm COTdiforme mjll. Dict. n. 2. Herbaceum, folia ovata
vel oblonga acuminata repanda glabra, caivcis verrueulosi dentes b o
breves supeme incrassati obtusi, baccae pcndulae ovoideo-cordifonnes
basi impressae intense coccineac vel rluvae triloculares, septis placenlam
versus incrassatis. Fingerhuth L c. p. 29, tab. 9 el 10. Dun. I. e, /'•
427. — Piper cordatum sHiquastrum fruclu propendente mlundo Clus.
Cur. post. L c. — SHiquastrum quartum Fuchs. ttist. p. Vó-i. — }'"'■
baccis magis minusve globosïs vel oblongatis, niajoribus et ruinoribus,
et rul) ris.

ïn Zuid-Amerika en Oost-Indië gekweekt.

et

4. CapsiCUm tetragOUUm K1LL, /. c. n. 3. Herbaceum, folia ovata
acuminata glabra, calyx praecedentis, baccae subglobosae depressae sub-
telragonae, basi dilatata. calyciinsessae, apice foveatae, magnae, inflatae
intense eoccineae triloculares, septis placentam versus attenuatis. Fm-

"jLAXEAE. 659 CAPSICUM.

qcrhuth l. c. p. 30, lab. 10, fig. 3. — Pipcr indiaan siliqud luid rugosd.
Clus. I. c.
Z u i d - A m e r i k a en O o s t - 1 n d i ë, gekweekt.

5. Capsicum grOSSUm willd. /. c. Herbaceum, caulis erectus ple-
rumque ramosus, folia elliptica vel ovata acuminata, calycis denticuli
5 npice incrassati, baccae magnae subglobosae truncatae torulosae an-
gulato rugosae rubrae vel flavae, triloculares, septis placentam centralera
versus subattenuatis. Fingerh. I. c. p. 21, tab. 15, fig. 5 a. tab. 15, fig.
a. Dun. I. c. p~ 422. — Baccae variabiles.

V o or - I u d i ë, gekweekt.

<». Capsicum conoides mill. L-c. Amiuum, folia oblongo-lanceo-
lata acuminata subciliata, calyx brevi- 5-dentulus, baccae oblongae
laeviusculac parvulae sursum subattenuatae obtusae 2 — 3-loculares
septis tenuibus utrinque attenuatis. Fingerh. I. c. p. 14, tab. 3.
Dun. I. c. p. 414. — 0. conicum Lam. ilkislr. n. 2300. Dief.
V. p. 327. — C. frulescenlis forma Scndln. in Marl. FL bras. I. c
p. 14-3. — Fmtieulus forma et magnitudine varians.

In tropische landen algemeen verbouwd, Java (kou. n, 324
et? 837). — ïimor (gaudich).

7. Capsicum minimum blanco FL Füip. p. 133, non Roxb. Par-
vulum, caule tetragono, folia opposita (geminata?)lanceolata ovata in-
Wgra, glandulis minatis villosis in axillis venartim, pctioli breves, fl.
111 ramulis cernui, baccae erectae parvulae conicae. — P bi I ipp. eil.,
gekweekt? — Vruchten zeer scherp, in gebruik.

8. Capsicum fastigiatum bl. Fratescens, rami tetragoni Fastigiatï

divancati, ratnuli puberali ; folia e basi cuneata vel aeuta ovata vel
elliptica acuminata minute serrulato-subciliata subtusin nervis prae-
sertim m axillis pubesceutia, fere 4—1 poll. longa; pednncnli ge-
"Ml vel solitarii, fructiferi erecti, calyx semiglobosus subtroncatus,
corollae laciniae apice puberae, antherae viridi-badiae, baccae oblongo-
cylmdncae rectae (an subtctragonaePjutriuquequidquam attcnuatae,
*— 5 hn. longae (an maturae?). Capsicum ftstitjialum Bl. Bijdr.
P- 705. Wigkt Icon. IV. /a&. 1017. Nees. I c.p. 64. — C. minimum
110 ' h - FL 1>i(l - T./>. 574, non Blanco. — "Folia in petiolum filiformem
pOöeacentem lin. longum attenuata, subtus glaucescentia. — «rïlo-
VlrKlulo-l{avi. ,, — Caules dichotomi, demum ramosissimi. —
" ln) '' 1 >i^ (X Mcacenti simife, an idem ac C. conoides '".

42*

SOLANKAK. 660 CAPSICUM.

Voor-Indiè' en Sunda-Arcbipel, gekweekt; Java aan den
voet van den G. Gambing (jungel), bij Tjikoja verwilderd (zoll.
324). ïjabé rawit vial. of Lombo rabé (jungh.).

9. Capsicnm baccatlim linn. Frutescens vel herbaceuui,glabrum,
ramis divaricatis ramulisque angulatis ; folia longius petiolata ovata
oblonga vel lanceolata utrinque acuminata subglabra, cymulae 1 —
3-florae, pedicellis erectis, floriferis sub calyce curvatis, fructiferis
strictissimis, baecae parvae globoso-ellipticae erectae, ciunabarinae,
magu. Ribis rubri. Capsicum baccalum Linn. Mant. p. 46. Finger-
hulïi Monogr. p. 18, tab. 4, fig. a. Sendtn. t. c. p. 146. Dun. I. c.
p. 420. — C. minimis siliquis Dodoti. Pemptad.p. 717 cumiconc.
C. brasilianum Clus. Exot. p. 340 cum icone. Calyx subcyathifor-
mis 5-dentatus, denlibus linearibus obtusiusculis.

Zuid-Amerika. Guinea. Oost-Indiè", op bebouwde plaatsen
veelal verwilderd.

10. CapSlCUm bicolor jacq. Fragm. tab. 99 fig. 1. Frutescens,
folia oblongo-ovata acuminata glabra violaceo-maculata, pedicelli erec-
tiusculi, calyx 5 — 6-goimsdentibus brevibus acutis, baecae oblongo-
subconicae obtusae rotundatae biloculares, septis placentam versus
incrassatis. Dun. I. c. p. 413. Fingerh. I. c. p. 15, tab. 3, fig. o. Bot
Mag. tab. 1835. — Corollae laciniae e flavescente sordide albidae,
violaceo-marginatae. Baecae 5 — 10 lin. longae, nigro-violaceac vel
saturate pnrpureae. Huc Caps. bicolor var. melanocarpum Ilassh.
Cat. bog.p 142.

In de tuinen gekweekt. Ook op Java. — Tjabe salasi of Tj.
woengoe.

n. Capsicum cerasifonne willd. Enum. non. ber.i.p. H2. Fm-

tescens, eaule erecto subtereti glabro, superne ramoso; folia modice pe-
tiolata subovata acuminata glabra, pedunctili solitarii breves, calyx brevi-
5 — 6-dentulus, baecae globosae apicefoveolatae laevissimae cinnabarinae
vel luteae, pruni spinosae roagn., biloculares, septo utrinque in-
crassato. Fingerhuth Monogr. p. 19, tab. 5,fig.&. Dun. l.c.p.422- —
Var. baccis majoribus vel minoribus, etiam rubris. — Zuid- Amerika.
Oost-In dii ; , gekweekt.

12. Capsicum frutescens luw. Frutescens, erectum, glabrum, vage
ramosuro, ramis flexuosis ramulisque angulatis glabriusculis ; folia so-

SOLANEAE.

661 CAPSICUM'.

litaria vel gemina, e basi aeutu ovata vel elliptica acuininata integcr-
rimaglabra; cymae 1 — 2-florae, calvx subtruncatus dentibus {po-
tius angulis) brevissimisacutis,baccaeovatae vel oblongae subconicae,
rectae obtusae laeves biloculares, septis aequahbus, (rubrae) usque bi-
pollicares. Capsicum frulescens Linn. I. c. p. 271 excl. syn.Clusii.
Fingerhuth l. c. p. 17, tab. 4, fig. e. Seudtn. I. c. p. 142. Blume
Bijdr. p. 704. Dunal l. c. p. 413. — Capsicum majus rubrum
Bumph. Ilevb. Amb.V. p. 247. tab. 88, fig. 4. — C. indicum ej.
I. c. p. 248, fig. 3. —Capo Molaga llhced. Hort. Mal.ll.tab. 56.—
/?. Minus, baccisovatisobtusisminoribus. C. minus rubrum Rumph.
I. c. p. 243, tab. 88, fig. 2. — C. angustifolium Dun. I. c. p. 421.
Pedicelli floriferi sub liore curvati, fructiferi erecti; calyx 12-nervius.
Tropisch Amerika; Oost-Indië, Sunda-Archipel> Moluk-
ken; algemeen gekweekt en verwilderd. — Op Java in de tuinen
en langs de heggen algemeen (bl }. — Tjabé besar.

13 Capsicum pyramidale mill. Frutescens, folia ovata acumi-
nata glabra, calyx subdentatus. baccae oblongo-pyramidatae obtusc
angulatae subtriloculares. Capsicum pyramidale Mill.Dicl. — Fin-
gerhuth l. c. p. 1 5, lab. 3, fig. 2. Dunal l. c. p. 41 4. — (5. Longi-
corne Dun. baccis conicis acuminatis arcuatis. C. minus flavum
Bumph. Herb. Amb. V. p. 247, lab. 88, fig. 3.

Afrika en Oost-Indië, Molukken, Java (zoll., n. 489),
waarschijnlijk ook uit Amerika afkomstig.

Talrijke soorten en verscheidenheden van dit geslacht, waarschijnlijk
allen van Amerikaanschen oorsprong, worden wegens de scherpe vruch-
ten (Cayvine of Spaansclw peper) in alk tropisehe landen veelvuldig
gekweekt. In Oost-Indië en den Sunda-Archipel zijn deze gewassen reeds
sedert aloude tijden ingevoerd, zoodat BOMVHIUS tot de meening over-
helt, dat zij aldaar inlandsen zijn: *en daar is geen huisje of erfje zoo
kleen, en niet een huisvader zoo arm, die maar een klein hoekje land
hij zijn hutje heeft, of hij gund den ïjilli-boom eene plaats, omdat het
een zoo algemeene specerij is, en in de dagelijksche kost noodig." —
Het gebruik is in Indië meer algemeen dan van de gewone peper. —
Jnl. namen volgens 11.: La da Tjili mal.; Kaledoepa op Banda.
Passé boegin., K ad oer pa op Oeliasser. — De verschillende soor-
ten worden als Tjili met bijvocgelijke naamwoorden onderscheiden,
en (als Peper] ook Tjabé genoemd.

Observ. Nicandra physaloides gaertx.. e Peruvia orta, per regiones
temperatas et calidas totius orbis nunc ditfusa et pawim efferata, intra
*loraenostrae limitesprobabiliter renerietur. In korte bug. colitur(iiASS».
K ABL, p. 142).

SOLANEAfi.

662 IHÏSALIS.

IV. PHYSAL1S linn. excl. spcc. Calyx 5-fidus vel 5-denta-
tus, post anthesin valde increscens vesiculoso-inflatus. Corolla ro-
tato-campauulata, plicata, limbo 5-sinuato, angulis totidem acutis.
Stamina 5 inelusa, antheris eonniventibuslongitudinaliter delris-
centibus. O varium biloculare, placentis crassiusculis bifidulis utriu-
que revolutis septo adnatis multiovulatis. Stylus simplex, stig-
mate capitato. Bacca calyce inflato clauso inclusa, globosa, poly-
sperma. Semina reniformia, embryo in tra album en carnosum
subperipherico. — Herbae annuae vel perennes, foliis integris vel
lobatis, Hoiïbus solitariis extraalaribus, in America praesertim indi-
genae, unde quaedam species per orbem migraverunt.

§ 1. Euphysalis. Calyx circa fructum persistens.
Sectio I. Euryslorhiza G. Don. Gen. Syst. IV. p. 448 ; radix valids,
alabastrum ratione corollae magnum.

1. PhysaliS peruviana linn. Herbacea, perennis, pilis simplicibus
dense pubescenti-villosa, folia cordata acuminata integra vel dentato-
sinuata subtomentosa, corolla lutea maculis 5 fuscis, antherae viola-
ceae, bacca globosa lutea (suaveolens, edulis). Physalis peruviana
Linn. Spec. p. 1670. Dun. I. c. ;?.440 excl. syn.Lioxk — Variat :
a foliis dentatis. H. esculenta Willd. Act. Nat. Cur. berol. IV.
p. 197. — Ph. iomenlosa Medih. Act. Patat. IV. p. 184, tab. 1.
Alkengi pubescens Mönch. Mcih. — (3. Foliis subintegris. Ph. pe-
ruviana Linn. Spec. — Ph. pubescens Linn. herb. IL Br. Prodr.
I. p , 447. — Ph. edulis Sims Bot. Mag. tab. 1068.

Brazilië. Aan de Kaap, in Indië, Sunda-Archipel (Java,
zoll., n. 11, 571, 572), Philipp. eil. en Nieuw-Holland:
gekweekt en verwilderd,

Sectio IL Epcteiorhiza G. Don Gen. Syst. IV. p. 449. Herbae sacpius
annuae, radice infirma. Alabastrnm ratione corollae parvum ovatum.

f Antherae luteac.

2. PhysaliS indica lam. Rami graciles iïexuosi glabri obtuse an-
gulati, folia petiolata ovato-lanceolata integra laevia subinde undu-
lata glabra, corolla immaculata, antherae luteae; calycis fructiferi
alte 5-fidi laciniae cordatae mucronatae glabrae venosae, angwM
acutis. Physalis indica Lam. DicLll. p. 102. Neesin Linnacd N

teLANEAE. 663 PHYSALIS.

/). 476. Decaisn. I. c. p. 377. Dun. L c. p. 443. — Nicandra in-
dica Boem. et Sch. Sysf.YV. p. 682. — Halicacabus indicus Rump/i.
lleih.Amb.MI.p. GOjab. 21. — Ph.pseudo-angulata BL.etPh.parvi-
fiora n. br. a quibusdam auctoribus cum hac specie conjunguntur.
Voor-Indië. Molukken.

3. PhysaliS divaricata d. do>\ Caules diehotomi ramosissiini di-
varicati, procumbentes vel erecti, folia petiolata ovata acuta in petio-
lum decurrentia serrato-dentata glabriuscula, pedunculi breves fili-
formes, calycis 5-dentati dentes triangulares margine pilosi, corolla
tubuloso-cainpanulata calycc triplo longior, calyces fructiferi ovato-
globosi parvi. Phi/salis divaricata G. Don. Prodr.Nep.p. 97. Dun.
I. c. p. 444. — Ph indica §. microcarpa Nees in Linnaca VI. p.
Vm\. _ pi ti pcruviana Wall. Cal. n. 2634 G. cl B. ex parle. —
A sctj. (liflcrre videtur ramis numerosis divaricatis, calycibus fructif.
baccisque duplo rninoiibus.

Voor-Indië. — Abyssinië. — Mexico.

I PhysaliS pseudo-angnlata bl. Ramosa glabriuscula vel sub-
pubcra, caules teretes vel oblusanguli adscendentes, folia longe vel
modicc petiolata e basi iuaequali-rotundatu vel acuta ovata acuta vel
acmninata repauda subiutegra vel sinuato-deutata glabriuscula, fio-
ies parvi (circiter 2=[ lin.) cernui, pedunculi tenues pilosuli, calycis
puberi laciniae tubo subaequilongae, angusto-lanceolatae, corolla in-
hmdibuliformi-campanulata, basi 5-maculata, antherae luteae, calyx
iructifcr angulosus reticulatus glaber apice acute 5-dentato clausus,
-11 lin. longus, semiua punctata. Physalis pseudo-angulala BL
*Wr. p. 700.— Ph. Hermatmi Dun. in DC. Prodr. Lep. 444.—
Sêlanum vesicarium indicum minimum Herm. Lugd. Bat.p. 569,
'"''■ Wl.— Ph. crenata Noronh. Vcrh. Bal. Gcnootsch. V.jö.82.—
R Don. Gen. Syst. IV. p. 450 speciem Blumeanam cum Ph. indica
coujunxit.

Ceyloii. — Voor-Indië. Java (bl., zoll., n. 362). Borneo
(IOWH.). — Kaap.

°- "uysalis parviflora Et. brown. Tenuissimepubescens; caulis an-
Rulatus diffusus, ramis herbaceis üexuosis ^racilibus dichotomis erecti»

SOLANEAE. 664 i'JIYSALIS.

pallidis angulato-sulcatis, folia superiora gemina longe petiolata, ovata
acuminatissima integra subundata, glabriuscula, subtus pallida subglau-
cescentia, pedunculi filiformes petiolo raulto breviores, corolla calyce
duplo longior 5-dentata flava fusco-nigro-maculata, antherae luteae,
calyces fructiferi lcmge conici reticulati, semiuapunctata. Physalis parvi-
flora R. Brown Prodr. I. p. 447. Dun. I. c. p. 444. — Tropisch
Nieuw -Holland, Otakeite, Nepal.

6. PhysaliS minima u-nh. Herbacea ramoso-difFiisa, laxe villosa,
folia graciliter petiolata subcordata vel ovata acumiuata repaudo-
dentata vel subintegerrima pilosa, corolla immaculata pallide 11a-
va; antberae luteaelineares; calyces fructiferi ovati angulati reticulati
obiter hirtelli, 9 — 10 lin. longi. Physalis minima Linn. Spec. p.
263. Dun. Lep, 441. Roxb. FLlnd.l.p. 563 excLSyn.Rheed.—
Ph.parvi flora Lagasc. Gen. el Spec. II. n. 147, nee II Br. — Ph-
Lagascae R. el Sch. Sysl. V. p. 679. — Pee-inota inodien Wieed.
Hort. Mal.X. p. 140, lab. 71. — Duabus praeced. perquam affinia.

Op drooge plaatsen in Voor-lndië algemeen. Java? (horsf.j*

ff Antherae cocrulescenles vel violaccae.
* Corolla lutea, fusco-maculata.

7. PhysaliS pubescens linn. Herbacea, ramosissima, tomen tellav
eaulis proeumbens vel erectus ersasus angulatus superne lamosus, fo-
lia e basi inaequali ovata acuminata dentata villoso-viscosa, flores
penduli ; corolla maculata pentagona ; antherae violaceae ; calyces
fructiferi ovato-acuminati angulati basi retusi pubescentes. Physalis
pubescens Linn. Spec. p. 262. Dun. I. e. p. 446. Lam. Dict. II.
p. 101. Nees in Linnaed l.c. p. 647, vix. B.Br. Prodr. 1/7.447.—
Ph. ramosa MUL Dict. n. 9. — - Ph. peruviana Roxb. Fl. Ind. cd.
Wall. II. p. 241. — Ph, villosa Roth Nov. Spet. />. 122. — Ph.
Rothiana Roem. et Sck. Syst. IV. p. 677. — Ph. micrantha Link.
Hort. bcrol, Lp. 191. -— Ph. parvi flora Willd. Enum. IJ. beroh
Suppl, p. 11, non R. Br. — Ph. brasiliensis Sendln. in Mart. FL
brasil. L c. p. 131?

Warme gewesten van Amerika. Oost-Indië. Soembnwa

(ZOLL.).

** Corolla lutea, immaculata vel subimmaculata.

8. Physalis angnlata linn. Herbacea, ramosissiina glabrt, fob

SOLANEAE. 6Ö5 PHYSALIS.

ovata vel oblonga acuta, inacqualiter dentata ; ilores parvuli, ealvx l 3
corollae aequans dentibus lato-triaugularibus margiue scabriusculis,
corolla parva brevis subcampanulata semi-5-fido-angulata intus basi
viridula, limbo albido, extus minute puberuia, autherae coerulescentes ;
calyces fructiferi quadrangulati, primo oblongi, dein rotundiores, vi-
rentes, basi truncati, baccae maturae viridi-rlavae, scmina rufescen-
tia puncticulata. Physalis angulala Linn. Hort. Clifforl p. 62.
Spec. p. 262. Sendtn. I. c. p. 130. Nees l. c. p. 474 excl. quib.
syn. Ilassk. PI. Jav. rar. p. 510. Dun. Lep. 448. — Halicacabus
Mdicus major albus Rumph. Ilerb. Amb. VI. p. 60. — Jnota Ino-
dien B/i eed. Hort. Mal. X. p. 139, lab. 70. De corollae colore dis-
sentiunt auctores; quibusdam tota lutea praedicatur.

Oost- en West-Indië. Molukken. Mauritius. Brazilië,
De wortel van deze (en welligt andere soorten) op Java Tjè'tje-
natan of Tj e na tan sutid. of Tjeploekan jav. genoemd, wordt
door de Javanen fijngewreven en tot aftreksel tegen ingewandswor-
meu gebruikt. De rijpe vruchten worden gegeten en zouden volgens
blanco, belangrijke geneeskrachtige eigenschappen bezitten.

$ 2. Wilhania (Pauquin genus) .Cliaractcr Physalidis, sed calyx circa
iructum deiuum marcescens; ovarium basi disco annulari tenui cinc-
tum, biloculare.

9- Physalis SOmnifera link. Suffrutex plus minus tomentosus, pilis
stellatis mollibus canis caducis, caulibus erectis ramis magis minusve
flexuosis, folia ovata, oblonga vel obovata obtusa, inpetiolum attenuata
integra, gemina ; flores conferti breviter pedicellati, pedicellis i'ructife-
"s plus minusve cernuis. Physalis somnifera Link Enum. Hort. berol.
I- V- 180. - Nees t. c.p. 453. Wight Icon. III. lab. 853. — Withania
frutescens Boiss. herb. — W. somnifera Dunal in DC. Prodr. l.c.p.
453^ — Hypnoticum somniferum liodr ined. — x. Flexuosa Dun. I. c.
^ 4a4 ramis magis fiexuosis minus tomentosis. fl. paullo miiioribus. —
rhysalis flexuosa Linn. Spec. p. 261. Jacq. fü. Eclog. I. tab. 23.—
| A. somnifera p. Lam. Dicl. II. p. 99. — Pevelti Rheed. Hort. Mal.
Pk 'f Uó ' Ulb ' b5 — pfl - Su ngunda Hamilt. herb. — Prosp.Alp.de
i - ff.? 1 ' P' lli ia b. 70. — @. Communis, Dun. I. c. ramis magis erec-
is, tolns longioribus, fl. paullo majoribus, partibus magis tomentosis. —
, so ™nifera Linn. Spec. p. 261. Sibih. Flor. Graec. tab. 233. Cav.
lco »- U. p. 2, lab. 103. Jacq. fd. Eclog. I tab. 22. — Solanum som-
r, p' ft vcrlic d(atum Clus. Hist. II. /;. Hó. — Ph. arborescens Thunb.
,' Ca P' Fr °dr. p. 37, non Lam. — Ph.lomcnlosa Thunb. l.c.p. 37.—
'UPnohcum somniferum Rodrig. ined.

ln de landen om de Middell. zee. Kaap. Oost-Indië.

• lum Trcwianura roem. et scii. 1 V. p. 693 {l. chinense Bi. Bijdr.

SOLANEAE. QQ6

DAT U RA.

p 797, non MUL), in China et Cochinchimï, intra Florae Sundanae li-
xnites hucusque nondum detectum, in Javae hortis occurrit, in Hortum
Bog. e Japonia introductum (hassk. p. 141). An huc L. barbarum
(linn.) Burm. FL bid. p. 59?.

Tribus II. Datüreae. Capsula.

V. DATURA linn. Calyx tubulosus, saepe angulatus, apice 5-
fidus vel hinc longitudinaliter fissus, supra basin peltatim persisten-
tera circumscisse deciduus. Corolla infundibuliformis, limbo am-
plo 5- vel 10-dentatoplicato,aestivatione contortuplicato. Stamina
5 tubo inserta,inclusavelsubexserta, antheris longitudinaliter de-
hiscentibus. Ovarium biloculare, placentis multiovulatis protrusis
incomplete 4-loculare. Stylus simplex, stigmate bilamellato. Cap-
sula ovoidea vel subglobosa, aculeata vel laevis, incomplete 4-locu-
laris et incomplete 4-valvis. Semina reniformia vel trigona, em-
bryo intra albumen earnosum peripherico arcuato. — Herbaenunc
frutescentes vel arborescentes narcotico-venenatae, in novi et anti-
qui orbis regionibus calidis indigenae, quaedam in hortis Europae
efferatae, fl. alaribus, saepe magnis.

§ 1. Slramonium Bernkardi in Trammsd. Jottrn. Pharm. XXVI.
p. 146. Calyx tubulosus acnte 5-angulatus, apice acute 5-lobus. Cap-
sula regulariter 4-valvis. Semina reniformia, testa nigra opaca scrobi-
culatu, crustacea.

1. Datlira ferOX linn. Annua, caule crasso tereti glabro basi rubro
caeterum viridi punctis albis asperso, ramoso, folia petiolata ovato-rhom-
bea sinuato-repanda angulato-dentata, calyx pentagono-sulcatus semi-
5-iidus, coroliae limbus angulatus, capsulae inaequaliter aculeatae, acu-
leis inferioribus minoriuus, summis 4 maximis erectis. üalura ferox
Linn. Amoen. Acad. III. p. 403. Dunal in DC. Prodr. L c. p. 539.
Hassk. Cal. bog. p. 142. — Slramonium /crox Tournef. Insl. p. 119.
Zanon. PI. rarior. Dist. p. 210, tab. 162.— Siramonias. Datum fernx
porno crassior. cael. llcrrn. Lugd. Bal. p. 583. — 1). Stromonio per-
quam similis. Ramuli superne puberuli.

Malabar en andere gewesten vanlndië. — In 'slands plantentuin
te Buitenzorg. Thans ook in Spanje en Sicilië.

2. Datlira Stramonium linn. Annua, caulis laevis crassus erectus
teres apice dichotomeramosus, folia petiolata ovatoacuminata inaequa-
liter sinuato-dentata, corolla alba calycepentagono 5-dentato duplo lon-
gior, capsulae erectae subaequaliter dentatae. Datura Stramonium Linn.
Spcc. p. 179. Fl. Dan. tab. 436. Engl. Bol. tab. 1288. Scndtn. i*
Marl. FL brasii. 1. e: />. 163. Dunal Lep. 540.— Slramonium spi-

SOLANEAE. 667 DATUItA.

vosum Lam. Fl. Frang. 11. p. 236. — Str. foclidum Scopol. Carniol.
ed. (dl. I. p. 15 7. — Str. vitlgaturn Gaerln. de fr. el Sem. II. />. 243,
lab. 132, fig. 4. — Dalura Turcarum Best. Hort. Eysl. fol.lt, fig. 1. a. -—
p\ Tathla Dun. I. c. caule purpurascente albido-pnnctieubüo magisra-
moso et divaricato, foliïs magis sinualis argutiua dentvüis basi saepe
eordatis, corolla majore saepe coerulescente, Ü. Tulula Linn. I. c.

Amerika. — Thans over de gelseele aarde in de warme en gema-
tigde gewesten verspreid.

3. DatWa Bojeri dei.il. Ind. Sem. II. Monsp. 1S36, p. 23. Dut?. I. c.
Annua, caule erecto brevi 3 — 5-pedaH diehotomo, FoJia late ovntn acuta
dentato repanda, basi plerumqiie inaequalia, flores breviter pedicellati,
calyx viridis membranaceus tubuloso-pentagonus, 'è\— 3. \ poll. longlis,
dentibus lanceolatis acuminatis, corolla alba? calyce duplo longior, cap-
sulae juniores ecltinulatae erectae, adultae globosae tuberculato-muri-
catae nutantes, 10-12 1'm. latae. —Mauritius. -Philipp. eil.
(ci'MiNG, n. 2404).

§ 2. Dulra Bemh. in Linnaea VIII Lilt. p. 140. Calyx ventricoso-
tubulosus, angulatus vel teretiusculus. Corolla margine 5- vel 10-den-
tata. Capsula plerumque irregulariter dehiscens. Sewiiia compressa sub-
remformia, disco plana, in margine convexo costis 3 rugulosia circum-
data, testa crustacea pallida. vel subbrunnea opaca.

4. Datara alba Xees. Caulis fruticosus herbaceus viridis parum
lignosus, folia petiolata e basi iuaequali ovata acuminata repando-
dentaia glabriuscula, flores erecti breviter pedicellati, 4} — 5 poll.
longi, corolla extus puberuia, capsula nutans aculeata. Dalura alba
Necs in Transacl. Soc. Linn. Lond. XVII./;. 73, Wighi Icon.lll.
tab. 852. Dun. I. c. p. 541. — Stramonia indica prima vel Dulra
alba Rumph, Uerb. Amb. V. p. 242, lab. 87, fig. 1. — D. Metel
Boxb. Flhid. cd. Wall. 11. p. 238, ed. all. I. p. 561.— D. humilis
Desf. Cal. Hort. Par.? — D. murkala Bemh. Cat. Erf. 1818.
Hummata Ithced. Hort. Mal. IL p. 47, tab. 28.—- Var. viridicau-
Kt, Hassli. Cat. boff. p. 142 (D. Metel BI. Bijdr. p. 703? partim).

Over geheel Indié', den Sunda-Archipel enMolukken ver-
spreid.Këtjoeboeng bodas sunrf.,K.poetih mal.jav.— Rumphius
beschrijft de, narcotische werking der verschillende deelen. — De
bladen en vruchten worden ook thans nog door vele Indische vol-
keren tot geneeskrachtige, ook misdadige doeleinden gebezigd. Man-
nen bedwelmen daardoor vrouwen (en ook het tegenovergestelde
■eeft plaats) //otn deze tot hunnen wil te krijgen." — Be opium-rookers
mengen de -zaden onder het opium, om eene eigenaardige soort van

SOLANEAE.

668 DATURA.

welbehagen op te wekken. — Op den ludischen Archipel schij-
nen echter zoodanige misbruiken niet of zelden voor te komen. De
Javanen zouden, volgens hasskarl, het uitgeperste sap van de ge-
noemde deelen der plant aan ijlende zieken in de oogeu druppelen.
Filet (/. a. />., bl. 81) zegt dat de Javauen over het algemeen het
kruid als pijnstillend geneesmiddel gebruiken. Dieven zouden door
den rook de slapenden bedwelmen. — Deze en de overige soorten
zijn in Indië onder den naam van Doetoera bekend.

5. Datura Metel LINN. Annua, caulis erectus teressubdichotomus
subvillosus, folia longe petiolata, superiora gemina, altero minore,
reliqua solitaria, ovata integra vel repando-dentata, saepe glandu-
losa, utrinque dense pubescentia, majora 6 — 8-poll., tlores alares bre-
viter pedunculati, calyx teres laxus pubescens tripollicaris, dentibus
5 inaequalibus, corolla calyce duplo et ultro longior, extus pubes-
cens, inferne viridula, limbo 10-deutato, alba, capsula pendula glo-
bosa aculeata. Datura Metel Linn. Spec. p. 256 excl. quib. syn.
(non Roxb. nee BL). Dunal l. c. p. 543. — D.nigra Rumph. Herb.
Amb. V. p. 24.3, lab. 87, fig. 1. Ilassk. Cal. bog. p. 142. — D.
Guatjaquilcnsis H.B.K. Nov. Gen. lil. p. 8. — Sweel Bril. Flow.
Gard. IV. lab. 380. — Cl. sendtner 1. c. p. 162 D. albain rumph.
cum D. Metel conjungit, D. nigram rumph. vero ad D. Stramon. ducit.

Geheel Indië tot op de Mo luk ken; thans ook in Zuid-Amerika
verspreid. — Op Java Këtjoeboeng kasian sund. — Eigen-
schappen omstreeks als van D. alba.

Datura arborea linn. komt volgens filet (Tuin te Weltevre-
den, bl. 81) ook op Java (gekweekt) voor. Poon Këtjoeboen mal,
Ki Këtjoeboeng sund.

6. Datura NÜhummatu dun. /. c. p. 542. Caulis suifruticosus pur-
pureo-coeruleus vel atro-purpureus, folia petiolata e basi rotandatasub-
inaequali ovata acuminata integerriraa, juniora subtus atropurpurea, nores
solitarii erecti brevissime pedicellati atro-purpurei, corolla 6.J-pollica-
ris, capsula oblongo-globosa glabra erecta. Ü. Ilummalu a. dubia Bernh.
I. c. p. 141. — Corolla simplici: Ntla-Hummalu Rheed. Hort. Mal. II.
/;. 49, lab. 29. - j3. Corolla duplici- vel triplici longiore : Mudela Ni-
la-ffummatu Rheed. I. c. p. 51, tab. 80. Probabiliter, monente etiam,
HAMiLTONin Tramact.Soc. Linn. Lond. XIV. p. 268 eadera ac sequens.

Ma la bar.

SOLANEAE. 669 IIYOSCYAMÜS.

7. Datura fastUOSa link. Annua, caulis erectus ramosus atro-pur-
pureus puuctis albidis atlspersus, folia loage petiolata ovato-lauceo-
lata acuminata, basi inaequalia, sinuato-dentata velrepanda, utrinque
glabra, fl. erecti, corolla simplex (vel cultura duplex ac triplex vel
plena) extus violacca, intus albida, 5 — 6 mera, capsulae tuberculatae
nutantes. Dalura fasluosa Linn. Spec. p. 256. Roxb. Fl.Ind.Lc.
Bun. I. c. flassh. I. c. Sendfn. I. c. p. 162. — Stramonium fastuo-
sum Mönch. Meth. p. 456. — D. Conlarcna Prosp. Alpin Exof.
p. 181 cum icone. — D. aegyp/iaca Vesl. PI. Aeg. p. 263. — Slr.
péregriniim Lobel Icon. p. 264. Advers. /?. 103. — (3. Rubra Dun.
I. c. flore violaceo, capsula. rauricatu, foliis dentato-sinuatis; var. ü.
simplici etpleno. D. JJummalu, e rubra B er nh. I. c. — Du/ra rubra
Riimph. llerb.Amb. Y.p. 243, tab. 87, fig. 2. — BrugmansiaWag-
manni Paxt. Mag. of Bot. IV. p. 241. — Conf. porro sexdtn. i»
Mart. FL Brasil. L c. p. 162. — Burmansus e seminibus javanis
formam habuit caule purpureo, floribus flavis.

Geheel Indië tot in de Molukkeu. Thans ook in Zuid-Ame-
rika. — Kêtjoeboeng soeso.en sund. of K. kasian. Hare
werking is ook zeer verdoovend en wordt met die van d. metel ver-
geleken. Yolgens horsfield overtreft ze haar in kracht, en gebrui-
ken de Javanen haar tegen de ingevvandswormen en uitslagen.

VT. HYOSCTAMTJS tournef. Calyx urceolatus 5-dentatus. Co-
rollae infundibuliformis, rarissime hinc fissae, limbus 5-lobus, Io-
bis obtusis inaequalibus Stamina 5 declinata, antheris longitudina-
liter dehiscentibus. Ovarium biloculare, placentis septo insertis plu-
riovulatis. Stylus simplex, stigm ate capitato. Capsula calyce per-
sistente inclusa, apice incrassato operculathn dehiscens. Semina reni-
formia vel orbicularia. Embryon in albumine carnososubperipheri-
cum arcuatum.

1. HyoSCyamUS niger linn. Spec.p.2ö7. Biennis velannutis, caule
raraoso viscoso-villoso, folia oblonga sinuato-dentata aut subpinnatifida
viscoso-pubescentia, flores per spicas unilaterales terminales foliosas dis-
positi, corollis reticulato-venosis. — /3. Agrestis Nces l.c. p. 77, ra-
tbce annua, caule simplici paucifloro. llyoscijamus agrestis aucl. H.ni-
Qer fi.annun Sims Bot. Man. tab. 2394. — H. niger Roxb. Fl. hul.
«/• Wall. 31. ^. 237.

.jn de gematigde en warme gewesten van Europa, Azië en Ame-
n ka. — p. Vooral in Voor-Indië, an waarschijnlijk ook opdenSunda-
Archipel.

SOLANBAB, 670 -NÏCOTIANA.

VIL NICOTIANA linn. Calyx tubuloso-subcampanulatus,
semi- 5-fidus, laciniis subinaequalibus. Corollae infundibuliformis
vel hypocraterimorphae limbus plicato- 5-üdus, lobis aestivatione
plicatis vel conuiventi-eontortis. Sta mi na 5 subaequilonga, non-
nunquam inaequalia, antheris brevibus longitudinaliter dehiscenti-
bus. Ovarium biloculare, placentis linea dorsali septo adnatis plu-
riovulatis, basi nectario crassó aiiimlari obsolete lobatocircumdatum.
Stylus simplex, stigmate capitato bilobo. Capsula calyce per-
sistente tecta, bilocularis, apice septicido-bivalvis, valvis clemum bi-
fidis, placentas discretas retinentibus. Semi na plurima minima.
Embryon in axi albuminis carnosi leviter arcuatum. — Herbae,
iuterdum sufl'ruticosae, saepissime piloso-viscosae, omnes probabili-
ter in Novo Orbi natae, nunc vero complures in reliquis orbis par-
tibus quasi indigenae factae, foliis alternis integerrimis, fi. termina-
libus paniculatis vel racemosis.

1. Nicotiana Tabacum llnn. Spcc. p. 258. Anuua, herbacea, pu-
be glandulosa pubescens, caulc superne ramoso; folia subsessilia vel
amplexicaulia ovato-lanceolata acuta, inferiora decurreutia semiam-
plexicaulia, infloresceutiae paniculaefonnis ramuli cymosi, ilores pedi-
cellati bracteati, calycis ovati laciniae ovatae acuminatae subinae-
quales, corolla infumlibuliformis ad medium sensim dilatata, fauce
nou constricta, laciniae patentissimae ovatae subacuminatae, cap-
sula calycem aequans vel parum superans. Dun. L c. p. 557. Nees
PI. Medic. — Hayne Arzn. Gew. XII. tab. 41. Scndtn. Lep. 106.
Blachw. Ilerb. I. tab. 146. lam.lllustr. tab. 113.— Nk.havane*-
sis Lagasc. Elench. Hort. Matr. 1796. — Tabacum Rumph. Ilerb.
Amb. V. p. 225. — a. Altcnuafum Bun. I. c.Flores rubelli attenuati,
folia subdecurrentia, basi atteuuata, inferiora latiora. — ft? macro-
phyllum Dun. corollae pallide rubrae laciniae obtusiusculae mucro-
nato-acutae ; petioli breves alati basi dilatata amplexicaules. N. ma-
crophylla Lchm. Ilist. NicoL p. 19. — N. latissima DG. Cal. Hort.
Monsp. p. 128.— N. gigantea Ledeb. Enum. PI. Hort. Dorpat. 1814.
9. lalipesDun.l. c. Corollae pallide roseae laciniae acuminatae, folia
ovata brevissime acuminata maxima (omnium) basi in petiolum late
alatum atteuuata, alis amplexicaulibus parum decurrentibus. — f.suo-

SOLA>EAE.

071 MCOTIAXA.

cordalum Sendln. in Mart. Fl. brasil.l c.p.166. Corollae laciniae
rotuudatae mucronatae, folia latissima basi constricta subpetiolata
utrinque auriculis par vis. — N. chinensis BI. Bijdr. potius iuter hu-
jus formas pertinere vicletur.

Afkomstig uit Zuid-Amerika, thans in vele tropische landen,
ook in gematigde luchtst reken (Nederland) verbouwd. Op Java
heeft de Tabaksbouw eene belangrijke uitbreiding ondergaan. — De
var. e wordt vooral in Brazilië verbouwd. — Tambako /«y. en
mal., Bako sund.

2. Nicotiaiia frilticOSa linn. Spcc.p. 258. Pubescens, viscidula, laete
viridis, cauiis erectus suffruticosus teres subsiraplex, folia petiolata lan-
ceolata oblique acuminata, flores pedicellati, bracteis linearibussuffulti,
in paniculam terminalem corymbosam dispositi, calyx ovatus viscosus
tomentellus 5-fidus, corollae infundibulifonuis faux inflato-ventvicosa,
limbi laciniae acuminatae demum reflexae roseae, tubus virescens, cap-
sula conica. Lehn. Nicolian. p. 23. Dun. Lc. p. 558. Hassk. Cat.bog.
p. 141. — $ Angustifalia Dun. (N. angustifolia Ehr.) foliis angus-
tioribus sessilibus, corollae tubo Jongiore. — Kaap. — üp Java
gekweekt: Tam bako kadoe. — /3. Tam bak o kaap.

3. NicOtiana Chinensis fisch. mss. Lehm. Lc. p. 18. Folia petio-
lata ovato-oblonga acuta, calyx oblongus viscidus 5-fidus, laciniis sub-
innequalibus lanceolatis aciitis, corolla extus pubescens calyce duplo vel
triplo longior, faux ventricosa, limbi patentis laciniae ovatae acutae. Ke-
liqua fere praeced. Dun. I- c. vijc HL Bijdr. p. 70fi, — An huc N.
froticosae specimina e Juvd Burm. FL hid. p. 54? — China.

4. NlCOtiana LangSdorffii weinm. mss. Pilosa, viscida, cauiis her-
baceus ramosus, folia inferiora ovata in petiolum attenuata, obtusa,
undulata, superiora lanceolata acuta sessilia decurrentia, flores panicu-
•ati nutantes subsecundi, calycis dcntes superiores longiores, corollae
Uibus clavatus calyce multoties longior, limbus obtusus obsolete 5-Iobus
subinteger. Roem. et Seh. Syst IV.^ p. 323 Sendln. I. e. p. 169. Bun.
*-C p. 5G2. Uassk. Cal. bog. p. 142. Bol. Mag. tab. 2221. Horao
Phi/s. bernl. p. 52, tab. 10. Schrank. PI. rar. lab. 72. Sendln. I. c.
P- 169. iV. ruralis Veil. Fl. flum. II. lab. 72. — Brazilië, aldaar
'cel gekweekt. — Ook in Java als Tam bako djapon. ofTamb.
'esari (volgens hassk.).

5 - NlCOtiana rUStica liks. Spec. f. 258. Annuavilloso viscida, 2 —

•pedalis, cauiis teres a basi ramosus, folia petiolata ovata obtusa vis-

wtonitida, passim subcordata, racemi terminales subpanicnlati,brac-

et ebracteati, calycis cyathiforrais 5 -fidi laciniae brevissimae sub-

ap <pialcs, corollae hypocraterimorphae tubus cylindricus pubescens

SOLANEAE. G72 StCOTIANA.

calyce duplo longior, limbi glabri laciniae rotundatae obtusac. Lehm.
I. c. p. 34. Dun. I. c. p. 563. Hassk. I. c. p. 141. — I n alle tropi-
sche landen verbouwd. Ook in Java. Tambako arab. (hassk.)

6. Nicotiana plnmbaginifolia viv. Eicnch. pi. n ov . dï Nigro p,a

cum iconc. Annua. piloso-scabra, bipedalis, caulis ramosus subhirtellus,
folia sessilia, inferiora obovato-spathulata obtusiuscula glabriuscula, su-
periora oblongo-lanceolata acuta semiamplexiciiulia undulata subhir-
tclla, racemi terminales" subpaniculati, calyx tubulosus subhirtus 5-ildus
10-striatus, laciniis inaequalibus lineari-lnnceolatis, corollae hypocra-
terimorphae tubus pubescens gracilis subclavatus calyce triplo longior,
limbi 5-fidi palentissirni laciniae ovatae acutae, supra sulcatae, subtus
carinatae. Dun. I. c. p. 569. Hassk. Cal. bog.l.c. — N. crispa Pers.
Ench. I. p. 217. Jacq. fragm. p. 57, lab. 84. — Mexico. Cuba.
Op Java als Tambako lalaï bekend (hassk.)

7. NiCOÜana SUaveolenS lehm. Corollae infundibuliforrais tubus
pubernlus calyce longior, filamenta adnata, 4 longiora, calycis laciniae
lineari-laneeolatae acutae capsulam superantes. Lehm. I. c. Decaisn.
I. c. p. 376. Nicotiana undulata Vent. Slalm. tabb. 10. H. Br. Prodr.
l. c. — Timor (gekweekt?).

De Tabaksbouw wordt op Java van het s'rand der zee af tot op
7000' in de bergstreken gedreven (jungiiuhn, Java I. p. 253). —
Vergelijk verder over deze kuituur vreede in Tijdschr. v. Ned Indië
1846, 2 de deel W. 806, 1841, I. bl. 213.

Niet al de Tabak van den handel wordt van N- Tabacum of de ver-
scheidenheid macrophylla verkregen. De Havanna-tabak schijnt vooral
van deze laatste afkomstig te zijn, en daar uit dat gewest zaden op
Java ingevoerd zijn, zal zij met N. Tabacum op den Sunda -Archipel
waarschijnlijk het meest geplant worden. Volgens blume zoude N. chinensis
op Java veel gekweekt worden, en hiertoe behoort welligt de door
U. L. bürman {Fl. Ind. p. 54) reeds vermelde uit Java medegedeelde
verscheidenheid van N frutescens. De door horsfield en JvjngHUHH
verzamelde voorwerpen behooren echter tot de gekweekte vormen
van N. Tabacum. In het belang van den Tabaksbouw op Java ware
het zeer wenschelijk, vergelijkende proeven met tle verschillende elders
gekweekte soorten te nemen.

Cestrum foetidissimum jacq. Hort. Schocnbr. UT. p. 43, lab. 329.
Dun. I. c. p. 615, in Java cult. (zolu herb. n. 2997), »ec non in
Hort. Cahvlt.

Obscrv. Perlarius aller RUMPH. Herb. Amb. IV. p. 122, lab. ^7 I
LouKEiKO 27. Cochinch.J. p. 152 cum Darto perlario suo conjunctus,
stirpem equidem sistit a specie Cochinchinaeplane diversam (<ƒ. J'ph<
DG', observ. in Prodr. Xlü. 1, p. 674) sed vix tuto enucleandam.
Floris structura nee descriptione vel icone kümph. sati3 illustrata.

Ordo CLXV. SCEOPHULARINEAE u. brov> >•

Herbaevel suffrutices, rarius avbusculae, foliis inferioribus vulgo
oppositis, suinmis alternis, vel omnibus oppositis aut alternis, pctiolis

SCROPllULAMISEAE. 673 GENERA.

basi quandoque linea prominula junctis, iufiorescentiii deiinita varia.
Tlores hermaphroditi. Calyx liber persistens, e sepalis 5 — 4 con-
natis vel liberis. Corolla monopetala 5- vel 4-rarissime 6 — 7-mera,
limbo vulgo bilabiato, laciuiis aes.tivatione imbricatis. Stam i na co-
rollae inserta, laciniis alterna, supremum saepissime, nonnunquain
2 antica vel postica sterilia aut deficientia, utplurimum didynama.
Antherae biloculares, vel loculis unitis aut altero deficiënte unilo-
culares. Ovarium liberum biloculare; ovula in quovis loculo
plura, rarissime gemina, septo inserta. Stylus simplex vel apice
brevissime bifidus, parte stigmatosa, nunc tenui nunc incrassata, in-
tegra vel biloba. Capsula dehiscens, rarius bacca. Placentae
4 per dehiscentiam solutae aut inter se vel cum valvularum martini-
bus vel columna, centrali coalitae. Semina albuminosa, embryo
recto vel rarius curvato. — Ordo e nulla fere orbis plaga exsulans,
inprimis sub coelo temperatiore vigens.

Ook in have eigenschappen nadert deze orde eenigzins aan de
Solaneën. Onderscheidene soorten toch zijn scherp of bitter van
smaak, en bij sommigen worden verdoovende, purgerende en braak-
wekkciide eigenschappen in hooge mate aangetroffen.

Geslachten :

I. De bovenlip der bloem/croon in den knop buiten gelegen. —
fl.Bloeuikroonradvormig; 4 meeldraden; bladen af wisselend : I. Cel-
na. b. Bloemkroon klokvormig of bijkans kogelrond, zoom scheef,
5-spletig, bladen tegenoverstaande : II. Alectra.

c Bloemkroon buis- zelden radvormig; 4 of 2 meeldraden; zaad-
doos tweekleppig: — helmknoppcn éénhokkig: III. Suteriaj —
Ineehokkig: — f helmdraden zonder tand: kelk klokvormig:
W.Mazus (helmknoppen met niet gescheiden hokjes): V. Linden-
*yta (met gesteelde gescheiden hokjes); — kelk vvjfdeelig ; —
stijl met 2 vleugeltjes: VI. Pterosligma; — 4 meeldraden; hokjes
««helmknoppen gescheiden, veelal gesteeld; —kelkslippen gelijk:
V H. Stemodia; — achterste grooter: VIII. Limnophila ; — ach-
erste veelal veel grooter; helmknoppen met niet gescheiden hokjes:

• icrijes(is;~-2 vruchtbare meeldraden, 2 kleine onvruchtbare:
' ( >patrium (onderste bladen omgekeerd eirond, bovenste zeer

ll °ra van X cd . i n ^ IL

SCRONIÜLARINEAE. G74

CELSIA.

klein). — ff Helmdraden aan den voet met eenen land of schnbje;
kelk 5-deelig, 4 vruchtbare meeldraden, aan den voet met een schubje:
XI. Artanema; — kelk vlak, 4-deelig: XII. Curanga; — kelk
buisvormig, 3 — 5-tandig of 2-lippig; achterste meeldraden vrucht-
bare, voorste gebogen met helmknoppen, aan den voet met eenen tand:
XIIJ. Torenia; — kelk 5-deelig of 5-tandig, 4 vruchtbare meel-
draden, voorste aan den voet met eenen tand: XIV. Vandedia; —
kelk 5-deelig, 2 achterste meeldraden vruchtbare, de 2 voorste on-
vruchtbare, misvormd, 2-slippig: XV, lly sant hes; — kelk 5-sple-
tig; 2 achterste meeldraden vruchtbare, de 2 voorste in lijnvormige,
klierachtige, stompe of knodsvormige ligchamen veranderd; zaaddoos
verlengd rolrond, langer dan de kelk: XVI. Bonnaya; — achterste
meeldraden ontbrekend: XVII. Peplidkim.

II. De bovenlip niet builen gelegen; — kelk kort-klokvormig,
stomp, 3-lobbig; stijl spatelvormig: XVIII. Glossosligma ; — kelk
4 — 5-deelig, bloemkroon radvormig, met 4-spletigen zoom: XIX.
Sco paria ; — kelk buisvormig, 5-spletig, hoekig; bloemkroon bij-
kans klokvormig, 4-spletig, 2 vruchtbare meeldraden; geene onvrucht-
bare: XX. Microcarpaea ; — kelk 4 — 5-, zelden 3-deelig; bloem-
kroon met 4 — 5-spletigen, uitgespreiden zoom; 2 meeldraden: XXI.
Veronica; — kelk 5-tandig of 5-spletig; 4 didynamische meeldra-
den; de éénhohkige helmknoppen paarsgewijze tot elkander gena-
derd; — kelk buisvormig met onduidelijke nerven (bloemen in
aren): XXII. Buchnera; als XXII, maar de kelk geribd; XXIII.
Slriga; — de hokjes der helmknopjes ongelijk, een eirond vrucht-
baar, het andere klein, gesteeld onvruchtbaar : XXIV. Sopubia ; —
hokjes met een spoorvormig of puntig aanhangsel, ongelijk, en veelal
onvruchtbaar: XXV. Centranthera. — Bovenlip der bloemkroon
helmvormig; onderlip lancetvormig, in het midden geplooid, aan den
top kort driedeelig: XXVI. Synnema.

Subordo I. Antirriiiineae. Corollae labium superius aestivatione
exterius.

Tribus I. Verbasceae Bcnlh. in DC. Prodr. X. p. 224. Corolla ro-
tata bilabiata, laciniis planis, efossolala. Stamina declinata. — Fo' ia
alterna.

I. CELSIA linn. Calyx 5-partitus. Corolla rotata cxplanala, ra-

SCROPIIULARINEAE. 675 ALECTRA.

rius concava, laciniis parurn inaequalibus. Sta mina 4. Stylus apice
corapresso-dilatatus. Capsula ovoidea vel globosa dehiscens.

I. Celsia COromaadeliana vahl. Perennis vel suffrutescens, raraosa,
canescens vel inferne sublanata, superne viscosa, folia radicalia lyrato-
pinnatifida, superiora uti bracteae oblonga ovata vel orbiculata dcntata;
racemi subpaniculati ; pedicelli calyce longiores, calycis laciniae ovatae
vel oblongae integerrimae et serratae. Celsia coromandeliana Vahl St/mb.
III. p. 79. Benth. I. c. p. 246. — C. viscosa Both. Catal. II. p. 69.
Wight in Hook. Journ. of Bot. I. p. 228, tab. 129, excl. quib. syn.

Voor- en Achter-Indië, langs de rivieren en beken niet zelden.
Waarschijnlijk ook op den Archipel.

YerbasCUm VirgatUm walker (Celsia viscosa Wight herb.n. 1599),
in Europa, Africa bor., Prom. b. sp., in Peninsula indica et in America
jamjam crescens, forte hic illic in India aquosa obvium.

Tribus II. Euantirrhineae Chav. — Benth. I. c. p. 265. Corolla tubu-
losa, saepe saccata vel calcarata. Capsula poris dehiscens. — Folia
nderiora opposita vel verticillata.

Linaiia triphylla mill., e regione mediterranea, passim in Indiam
onent. et Americam migravit.

Antirrhinum majUS linn. in India orientali etiam propagatura, in
fcuropaeorum hortis forsan cultum.

Tribus III. Escobedieae Benth. I. c. p. 336. Corolla tubulosa, nee
saccata nee calcarata. Capsula bivalvis. Calycis ampli aestivatio val-
vata. folia inf. opposita. — Stamina didynama.

II. ALECTRA thunb. Calyx campanulatus breviter vel ultra rae-
jlium 5-fidus foliaceus. Corollae campanulatae vel subglobosae lim-
bus obhquus late 5-fidus. Stamina didynama, corolla breviora, au-
t ner is dorso saepe barbatis, loculis basi mucronulatis vel aristatis.
3 yjus elongatus incurvus, apice integer vel brevissime bifidus incras-
bifh! Uaef0rCnis obtusils - Capsula e valvulae integrae vel deraum

... a . e \ Herbae annuae scabrae vel hispidae, foliis caulinis oppo-
1 ls ' I1 . 1113 parvis, superioribusmajoribus, summisfloralibus alternis, vulgo
n atis vel incisis, pedunculis brevissimis, corollis flavis, purpureo- vel
tusco-reticulatis. l

bre t * d ^Wa benth. Scabro-pubescens subpedalis ramosa, folia
folio 1 er i )etl0 ' ata . e basi cuneata ovato-lanceolata vel lanceolata; spicae
}j - a V "~*"P°Micares; calycis laciniae latae breves acuminato-acutae

issime cihatae. Alectra indica Benth. in I)G. Prodr.X. p. 329. —
dn»*, , £ arvensis Benth. Scrophul. Ind. p. 49. — Humenospermum
dcntatum Benth. in Wall. Cal. n. 3963.

gemeen in de bergstreken van Zuid- Azië: opden Taong-Dong
111 Awaj waarschijnlijk in Sumatra. ' '

43*

SCROPIIULARINEAE. 670 SUTERIA.

Tribus IV. Gratioleae Benth. I. c. p. 340. Corolla tubulosa ra-
rissime subrotata, nee saccata nee calcarata. Capsula bivalvis, per-
raro indehiscens. Calyeis laciniae aestivatione imbricatae. Stamina
didynama vel 2, quinti rudimentnm vulgo nullum.

Subtribus I. Manuleae benth, /. c p. 341. Folia saltem inf. op-
posita. Antherae uniloculares.

III. SUTERIA roth. Calyeis 5-partiti laciniae lineares non
membranaceae. Corolla e tubus subaequalis, limbus parvus vix pa-
tens, laeiniis integris, 2 superioribus paullo minoribus. Stamiua
fertilia 4, inclusa. Stylus apice breviter bilobus. Capsula septi-
cide bivalvis, valvulis breviter bifidis.

1. Suteria glandulosa both. Herba diffusa ramosissima, viscoso-
pubescens, rainis procumbentibus, ramulis adscendentibus floridis;
folia infuna opposita, superiora alterDa,petiolata,ambitu ovata,inciso-
pinnatifida vel dissecta, segmentis incisïs dentatisque, ftoralibus de-
crescentibus, pedicelli axillares, calyce vix 1^ lin. longo plerumque
breviores. Suteria glandulosa Both Bot. Bemerk, p. 172. Nov. Spec.
/>. 291. Benth. l.c.p. 367. — Wighl Icon. III. lab. 856.—
S. dissecta Walp. Bep. III. p. 273. — Capraria dissecta Delil.
Descr. Aeg. II. p. 239, tab. 32, fig. 2.

Op vochtige plaatsen in N. Afrika, en over geheel Indië.

Subtribus II. Eugratioleae benth. I. c. Folia saltem inf. opposita j
antherae biloculares. Stamina omnia intra tubum inserta, filatnentis
edentulis.

IV. MAZUS loureir. Calyx late campanulatus, 5-fidus. Co-
rollaelabium superius erectum ovaturn breviter bifidum, infe-
rius multo majus, patens, trifidum, ad faucem bigibbosum. Sta-
mina fertilia 4, antherarum loculis contiguis divaricatis. Stylus
apice bilamellatus, laeiniis ovatis aequalibus. Capsula globosa vel
compressa obtusa, loculicide bivalvis, valvulis integris. Placentae
crassae subcarnosae. — Herbae in India or. et Australiu observatae,
foliis inf. oppositis, ramorum floralium vulgo alteruis, racemis ter-
minalibus aphyllis subsecundis.

1. MazUS rngOSUS lour. Caules breves paucifolii, stolonibus ra-
ris vel nullis; folia omnia obovata vel oblongo-cuneata grosse deu-

SCROPHULARINEAE. 677 LINDENBEltUIA.

tata; laciniae calycinae ovato-lanceolatae vel lanceolatae acutae tu-
bum aequantes, corolla calyce vix duplo longior, coemlea, palato
luteo vel albido. Mazus rugosus Lour. Fl. Cochinch. Iï. p. 468.
Benlh. I. c. p. 375. — Lindernia japonica Thunb. Fl. Jap. p. 253.
Columnea lomentosn Bojcb. FL Ind. III. p. 98 ? — Stemodia torn.
G. Don. Gen. Syst. IV. p. 842 ? — Ilornemannia bicolor Willd.
Enum. p. 654. Reichenb. ExoL ï. p. 25, tab. 37. — Mazus bico-
lor Benlh. in Wall. Gat. n. 3913.

Over geheel Indië, Cochinchina, China, Japan en den
Sunda-Archipel verspreid. Java (zoll.).

2. Mazns laevifolius bl. Bijdr. p. 753. Spamgk.lc.p. 332.

Hassk Cat. bog. p. 145. Folia spathulata repanda utrinque laevia,
racemus terminalis laxus glaudulifer.

Java, op vochtige plaatsen bij Buitenzorg. — Timor, in de
bergstreken. — Djoekoet nata kejëp sund. (hassk.).

V. LINDENBERGIA lehm. Calyx campanulatus, semi-5-fidus.
Corollae labium su p. erectum emarginatum, inf. majus trilobum,
palato prominulo biplicato. Stamina fertilia 4, anth erarum loculis
omnibus^ disjunctis stipitatis polliniferis. Stylus apice subclavatus ca-
pitato-stigmatosus. Capsula oblonga vel ovoidea, bisulca, loculicide
bivalvis, valvulis integris medio septiferis, columnam centralem placen-
tiferam 4-partibilem nudantibus. — Herbae basi duraedecumbentes vel
flexuoso-subscandentes, rarius frutescentes, floribus axillaribus velspi-
catis racemosisve, subsessilibus.

i. Lindenbergia philippensis bentij. /. c p.m. Cauiis subscan-

«ens villosus, folia longe petiolata ovata vel ovato-Janceolata acuta ar-
gute serrata villosula, floralia lanceolata calyce subbreviora, racemi
multiflori villosi, flores subalterni, corolla calyce duplo longior extus
pnosa, ovariura apice villosum. Stemodia Cham. in Linnaed III. p. 4.
ff. ruderaUs Blanco Fl. Filip. p. 498?— St. macrostachyae benth.,
in Feninsulae indicae planitiebus, valde affinis et teste ipso benth. vix
msi ejus var. — Philipp. eil.

2. Lindenbergia urticaefolia lehm. in Link et otto Abbüd. tab. s»6.

Annua, erecta vel adscendens, villosa, folia longe petiolata ovata, flo-
ralia conformia, fl. solitarii axillares, corolla glaberrima, 4—5 lin. longa,
calyce vix triplo longior, cum ovario glabra. Benth. /. c. — Stemodia
ruderahs Vahl Syrnb. II. p. 69. Roxb. Fl. Ind. III. p. 94. — St.mu-
raria Roxb. in Don Nepal. p. 89. — Brachycoris parvi flora Schrad.
ind. Sem. Goett. 1839.
J n Voor- en Ach ter -Indië algemeen.

SCR0PHULAR1NEAE. 678 PTEROSTIGMA.

VI. PTEROSTIGMA benth. Calyx 5-partitus, lacinia postica
majore umie maxima. Corollae labium superius emarginatum,
in f. trilobum, fauce non plicata. Stamina antherifera 4, loculis
disjunctis stipitatis, altero vel utroque antherarum inferiorum et
interdum altero superiorum minimis cassis. Stylus apice dilatatua,
integer vel breviter bilamellatus, extremitate lata stigrnatosus et sub
stigmate magis minusve bialatus. Capsula ovata, subrostrata, bi-
sulca, loculicide dehiscens, valvulis bifidis, septis e marginibus car-
pellorum inflexis duplicatis, columuam centralem placentiferam sub-
dilatatam demum nudantibus. Seminaparva striata. — HerbaeAsiae
et Australiae calidioris, pleraeque Labiatarum more aromaticae, sic-
catae vulgo nigrescentes.

§ 1. Cardiosepalum Bcnth. I. c. p. 380. Calycis lacinia postica cor-
data.

1. Pterostigma OVatum benth. Pubescens vel demum glabratum,
folia breviter petiolata e basi cuneata vel rotundata ovata crenata
5 — 2 poll. longa, flores axillares subsessiles. Pterostigma ovatum
Benlh. in DC. Prodr. I. c. p. 380. — Jlerpestis ovala Wall. in
Benlh. Scroph. ind. p. 30. — Uerpeslis javanica BI. Bijdr. p. 748.

Voor- en Achter-Indië. Sunda-Archipel. Java (zoll.).

§ 2. Spathosligma Benlh. I. c. Calycis lacinia postica lanceolata.

2. Pterostigma grandiflorum benth. Scrophui. ind. p. 21. nook.

et Am. Bcech. Voy. tab. 45. DC. I. c. p. 3S0. Villosum, folia petio-
lata ovata crenato-serrata l\ — 2 poll., flores inf. axillares, superiores
racemosi, corolla pollicaris calyce triplo longior. Digilalis sinensis Lour.
Fl. Cochinch. II. p. 459? — Gerardia glutinosa Linn. Spec p. 849.
Pt. rubiginosum Wa'p. Reperl. III. p. 264. — China en naburige
eilanden.

3. Pterostigma Villosnm benth. l.c.p.21, ap.DC. /.c. Folia ovata
acuminata vel ovato-lanceolata crenata rugosa villosa ; fl. inf. axilla-
res, sup. racemosi, corolla semipollicaris calyce dimidio vel vix du-
plo longior. Slcmodia camphorata Vahl Symb. U. p. 69, non Bcnth.
Adenosma villosum Benth. in Wall. Cal. n.oH51.~Hcrpestisla-
nuginosa BI. Bijdr. p. 747.

Ceylon. Voor- en Achter-Indië. Malakka, Singapore.
Java.

SCROrflULAR.NEAE. 679 STEMOD1A.

4 Pterostigma macrophyllum bshth. I c. p, 22, ap. dc.Lc. Folia

ovata acuminata serrato-crenata, basi angustata flaccida glabrmscula,
corolla calyce dimidio major. Adenosma Benlh. in Wall. Lat.n. Mbó.
Birma.

5. Pterostigma capitatum benth. 1. c. p.*l, ap. i>c. i.c. Herba

erec'ta stricta ramosa 1— 1^-pedalis, folia ovata oblonga vel lanceolata
serrata, spicae oblongae vel globosae, corolla calycem paullo superans.
stenmlia spicata Benth. in Bot. Reg. ad n. 1470.- Pt. spicatumej.
Scrophul. ind. p. 21. — Erinus bilabialus Roxb. Fl. Ind. II. p. 92.
Van Ceylon af over geheel Indië verspreid, tot in China.

VIF. STEMODIA linn. Calycis 5-partiti laciniae angustae sub-
inaequalcs vel postica param major. Corollae labium superius
cmargiiiatum vel rarius bifidum, inferius trilobuin, fauce non pli-
cata. Stamina 4 inclusa, antherarum loculis disjunctis stipitatis
omnibus pollinii'eris. Stylus apice düatatus, saepius bilobus, denaum
breviter deflexus, exalatus. Capsula globosa, ovata vel oblonga, sep-
ticide dehiscena vel partibilis, valvulis demum bindis, carpellorum mar-
pnibus inilexis. Se mina parva numerosa. — Herbae, passim basi fru-
ticulosae, vulgo viscoso-pubescentes, foliis oppositis vel verticillatis, fl,
solitariis vul superne in spicam foliosara congestis. In tttroque orbe prae-
sertim vero in Novo genitae.

1. Stemodia ViSCOSa roxb. PI. Corom.U. p.'óS, tab. 163. Erecta,
pubescens, viscosa, folia basi dilatata se3silia ovato-oblonga vel lanceo-
lata acula, inferne angustata, saepe terna, fl. axillares solitarii su-
prcmi racemosi, pedicelli calyce duplo longiores vel aequales, calycis
laciniae Ianceolatae acutae, corolla 4—5 lin. longa, calyce subduplo
longior. Benlh. in BC. Prodr. Le, p. 381. JVighl Icon.lV . tab. 1408.
St. maritima Heyne in Wall. Cat. n. 3931, nee Linn. — St.arvensis
Steud. Nomencl. ed. alt.

In Voor-Indië algemeen.

VI 11. L1MXOPHILA r. brown. Calyx 5-partitus subaequa-
lis, vel lacinia postica maj ore. Corollae labium sup.emargiuatuin
vel bilobum, inf. trilobum. Stamina 4 inclusa, antherarum lo-
culis disjunctis oblongis, saepissime stipitatis. Stylus apice deflexus,
spathulato-dilatatus, iuteger vel breviter bilamellatus, ad flexuram
saepe auriculato-bialatus. Capsula ovata, globosa vel compressa, lo-
culicide bivalvis, valvulis demum bipartitis, carpellorum marginibus
leviter inttexis septum latum placentiferum nudantibus. — Herbae
giroutogaeae, plurimae tropicae, in paiudibus et aquis stagnantibus
vigentes, saepe pellucido-glandulosae, foliis oppositis vel verticillatis,
submersis saepius capillaceo-sectis, fl. axillaribus solitariis vel superne

SCROPHÜLARINEAE. 680

UMNOPHILA.

in racemum foliosum collectis. — Lymnophila BI. Bijdr.

Probabiliter Diceros Lour.

§ 1. Integrifoliae. — f Flores subsessiles.

1. Limnophila Menthastriim benth. Erecta, glabriuscula, caulibus
pedalibus parum ramosis, folia subsessilia ovato-oblonga utrinque an-
gustata, 2 — 3 poll. longa, subtus immerso-punctata, floralia conformia
calyce longiora, flores axillares sessiles plerique in capitula globosa glabra
foliosa axillaria vel terminalia congesti, calycis alte 5-fidi laciniae lan-
ceolatae subulatae, postica maxima. Limnophila Menthastrum Benth.
in DC. Prodr. I. c. p. 386. — Stemodia Scroph. ind. p. 23. — Hcrpestis
rugosa Roth Nov. Spee. p. 290.

Voor-Indië, algemeen. Philipp. eil. (cuming, n. 741).

2. Limnophila balsamea benth. ap. DC. I. c. Caulis procumbens,
rami3 subbirsutis, folia ovata obtusa basi in petiolum brcvem angus-
tata glabra, floralia conformia, flores axillares subsessiles solitarii vel
utrinque 2 — 3-glomerati, calycis sub- 5-partiti birsuti laciniae lanceo-
latae subulatae, corolla calyce vix duplo longior. — Birma, Tavoy.

3. Limnophila COnferta benth. l.c. p. 387. Procumbens, glabra.
folia sessilia oblonga obtusiuscula serrato-crenata basi angustata, punc-
tata, 6 — 12 lin. longa, floralia conformia, flores axillares subsessiles
solitarii vel in ramulis aggregati, calycis glabri vel ciliati sub- 5-par-
titi laciniae lanceolato-subulatae strictae, postica major, corolla calyce
vix longior. -Stemodia sessilis Benth. Scroph. ind. p. 23.

Ceylon. — Voor-Indië.

4. Limnophila Serrata gaudich. Procumbens glabra, folia sessilia
oblonga vel lanceolata serrata, basi rotundata subamplexicaulia, floralia
conformia, flores axillares solitarii subsessiles, calycis glabri 5-partiti
laciniae lanceolato-subulatae strictae, corolla calyce vix longior. Lim-
nophila serrata Gaudich. in Freyc. Voy. Bot. p. 448, lab. 57, /?</. 2.
Benth. in DC. Prodr. I. c. — St. tenui flora Benth. Scroph. ind. p- 23.
Gralioia punclala Colsm. in Vahl Enum. I. p. 90? — (Bonnaya G.
Don. Gen. Syst. IV. p. 538). — Praeced. similis, sed minor et folia
amplexicaulia, fl. minores.

Birma-rijk. — Mariannen. Taiti, Vanikoro.

5. Limnophila micrantha benth. in DC. Prodr. I. c. Pusilla, dif-
fusa, ramosissima, glabra, folia sessilia oblongo-lanceolata, basi angus-
tata, floralia conformia, flores sessiles solitarii axillares, calyci9 glabri
5-partiti laciniae lanceolatae subulatae recurvo-patentes, corolla calyce
duplo longior. Stemodia Benth. Scroph. ind. p. 23.— Habitus Anagal-
lidis tenellae. Flores numerosi; corolla vix 2 lin. longa. — Si 1 het.
Mcrgui.

8. Limnophila repens BENTH. /. c. Glabra, subviscosa, rcpens,fo-

SCROPÖUURINEAE.

G81 LIMNOPHILA.

lia sessilia e basi angustata oblonga vel lanceolata, serrata, Üoralia
conformia vel superiora vix calyce longiora, flores axillares solitarii
vel gloinerati, pedicelli calvce breviores, calycis subglabri 5-partiti
laciuiae lanceolatae apice subulatae recurvo-pateutes, corolla calyce
duplo longior. Stemodia repens Benth. Scroph. ind. p. £4*. — Achi-
mcnes repens herb. madr. — Caules saepe ui tra pedales, folia 1 — 2-

poJlicana

Voor-Indië. Tavoy. Poeloe-Pinaugt

?. Limnophila difltosa o. don. Gen. Syst. Dicht. PI. IV. p. 543 (?)•
Benth. in DC. Prodr. I. c, p. 387. Basi diffusa, rarais adscendentibus
viscoso-pubescentibus; folia petiolata ovato-oblonga, floraüa lineari-Iau-
ceolala; racemi axillares folio subbreviores foliosi, flores subsessiles,
calycis pubeseentis 5-partiti laciniae lanceolatae acutae, corolla calyce
subtrijilo longior. Stemodia cimicina Benth. in Wol/. Cal. n. 3933. St.
camphorata ej. I. c. p. 3Ü32. Scroph. ind. f. 24 non Vahl. — Capraria
diffusa Roxb. Fl. Ind. III. p. 93? — Caules fere a basi floridi. —
Birma. Mergui.

tt Mores pedicellati.

8. Limnophila Villosa bl. Caulis teres villosus, folia omuia op-
posita lanceolato-tinearia amplexicaulia serrata pilosiuscula, pedun-
cuh axillares solitarii uniflori calycesque villosiusculi. Limnophila
villosa BI. Bijdr.p. 750. Benth. I. c. p. 388. Hass/c. Cal. bog.p.
1*1. — Var. (ï. sumatrana. A basi ramosa radicans, erecta vel ad-
scendeus, caules (digitales), pedunculi, calyx etcosta foliorum subtus
<3euse hispido-hirtella, folia e basi angustata amplexicauli sessili ob-
verseelhptico-oblonga vel subspathulata, acut'iuscula, marginata, prae-
sertim sursum serrata, ubique punctata, fl. axillares oppositi solitarii

e m ramulis axillaribus parvifoliatis fere racemoso-pauci, calyx
bracteolis 2 lmearibus auctus.
Java, op vochtige plaatsen in de bergstreken (bl.). Bëboeloe-

™*tmd. ofEoempoet koekoeboelo. — 8. Sumatra, bii Si-
%> (mgMAKN}.

H °* Limno PttÜajavanica alpb. dc. Caulis adscendensm'rsutus.fo-

a sessilia, inferiora opposita, media et superiora ten», oblonga,

a vel obtusa, serrata, pilosiuscula, 1—1 £ poll. longa, pedicelli

CI axil,arc s solitarii, calyce fractifero duplo longiores folio bre-

SCR0PHÜLAR1NEAE. 682

LIMNOPHILA.

viores cum calyce villosi, calycis laciniae lanceolato-subulatae, fruc-
tifer 4 lin. longus. Limnophila javanica Alph. DC. in DC. Prodr.
X. p. 594. — Eoliis non linearibus sed 5 — 6 lin. latis eornmque
situ a praeced. satis differre videtur.
Java (zoll. n. 1373).

10. Limnophila Villifera miq. Erecta, subsimplex, subrobusta,den-
sifolia, caule foliisque junioribus praesertiui subtus hirsuto-villosis,
folia opposita sessilia vel basi in latioribus contracta subsessilia,
oblougo-elliptica subacuta vel rarius subacuminata, supra medium
dense obtusiuscule serrata, subtus parallele costulata, aetate utrinque
scabrescentia, crassiuscula, 1 — 1£ poll. louga, inferiora sensim mi-
nora, flores axillares brevi-pedicellati, calyx hirtus laciniis lanceolato-
linearibus, basi bibracteolatus, bracteolis linearibus calyce breviori bus.

Sumatra, bij Fort Elout (teysm.).

11. Limnophila laxa bekth. in BC. Prodr. l.c. p. 388. Caulesgla-
bri vel pubescentes graciles diffusi, folia sessilia e basi angustata oblongo-
lanceolata glabra, floralia conformia, flores axillares solitarii, pedicelli
calyce longiores, calycis strigoso-pubescentis laciniae lanceolatae acu-
tae, corolla calyce duplo longior. Stemodia diffusa Ben/h. Scroph. ind.
p. 24. Wall. Cat. p. 3937. Statura L micranthae, sed fl. longiuscule
pedicellatis et calyce facile distincta. — Tavoy. Mergui. Malakka.

12. Limnophila erecta benth. /. c. Glabra, erecta, folia oblongo-
lanceolata serrata basi angustata subpetiolata amplexicaulia, floralia con-
formia, fl. axillares solitarii, pedicelli folio breviores, calycis obscure
striati laciniae lanceolatae, corolla calyce dimidio longior. Stemodia
gratioloides Benth. Scroph. ind. p. 25. L. punctatae affinis, sed minor,
floribus minoribus brevius pedicellatis. — Birma.

13. Limnophila pnnctata bl. Glabra, suberecta, folia oblongo-
lanceolata serrata, basi rotuudata vel angustata amplexicaulia, flora-
lia conformia vel minora, flores axillares, pedicelli folio vix breviores,
calycis laciniae lanceolatae acuminatae, corolla calyce duplo triplove
longior fere pollicaris. Lymnophila punctala Blume Bijdr. />.750.
Benth. I. c. p. 388. — Graliola chamaedri folia Lam. Dict. III.
^. 27? {Limnophila G. Don. I. c. p. 543). — Ambulia aromatica
Lam. I. c. I. p. 128 ? {Graliola Pers. Enchir. 1. p. 14). — (?• Sub-
racemosa Benth. I. c. folia floralia pleraque parva, racemi axillares
terminalesque. Lymnophila gratissima Blume Bijdr. p. 750. Benth.

SCROPHULARINEAE. 683 LIMNOPHILA.

Scrophul ind. p. 26. — t L. quadriloba (BI.) Spanoghe in Lin-
nacd XV. p. 332, (non discripta).

Ceylon. Voor-Indië. Sunda-Archipel. Java. Tinior.
'hilipp. eil. — Kembaug boekoe boekoe sund.

§ 2. Aquaticae, foliia submersis capillaceo-sectis, emersis vulgo in-
cisis vel serratis. — f Flores axillares pedicellali.

14. Limnophila gratioloides r. brown. Caulis glaberteres, Iblia
emersa opposita, infima tripartita iucisa vel capillaceo-multifida, su-
prema integra serrulata, pedicelli in axillis superioribus calyce multo
longiores. Limnophila gratioloides R. Brown Prodr. I. p. 442.
Benth. I. c. p. 389. Gaudich. in Freyc. Voy. I. c. tab.57,fig. 1. —
Holtonïa indica Linn. Spec. p. 208. — Graliola trifida Willd.
Speel. p. 104. — Hydropityon pcdunculatum Sering, in DC. Prodr.
1. p. 422. — Columnea balsamea Roxb. Fl. Ind. III. p. 97. —
Limn. trifida Spreng. Syst. IL p. 802. — Graliola virginiana Linn.
Spec. p.25 quoad pi. malab. — Rheed. II. Mal. IX. tab. 85. XII.
tab. 36. — Hottonia Burm. Zeyl. tab. 55. fig. J. — Species valde
varians statura, caule ramoso vel subsimplici, foliis nunc fere omni-
bus eapillaceis vel integris.

Algemeeu in geheel In die, Sunda-Archipel, Molukkeu,
Mariannen, Nieuw-Holland, noordelijk gedeelte.

ff Flores axillares sessiles.

15. Limnophila SeSSiliflora rl. Caules teretes cum calycibus pu-
bescentes vel hirsuti, folia omnia tripartita, inferiorum segmenta au-
gusta multisecta, superioruni incisa vel dentata, flores sessiles axil-
lares solitarii, bracteolis minutis vel nullis, corolla semipollicaris.
Lymnophila sessiliflora Blume Bijdr. p. 750. Benth. I. c. p. 389.
Bassli. Cal. bog. p. 145. — Hottonia sessiliflora Vahl Symb. II.
P- 36. Duby in DC. Prodr. VUL p. 36?

Voor-Indië. Java, in staaude wateren bij Batavia, enz. —
Loemoet sund.

16. Limnophila pinnatifida rl. Caules teretes striati superne ca-
ycesque glanduloso-pilosuli, folia omnia verticillata sefcaceo-multi-
nda, flores axillares subsessiles solitarii. Lymnophila pinnatifida BI,
'• <"•;>. 749. Benth. I. c.

SGROPHULARINEAE. 684 IIERPESTIS.

Java, iu de beekjes bij Linga Djatti in Tjeribou (bl.).— Gan-
gang sund.

17. Umnophila reflexa BEKTh. Scroph. ind.p. 24, inDC.ProJr.l.c.
Glabra, caulis tenuis, folia submersa partita capillaceo-multisecta, emersa
superiora integerrima oblonga 3—4 lin. longa, flores axillares sessiles,
calycis laciniae obtusiusculae, capsula compressa demum reflexa.

Birma. — Ma lak ka.

18. Limnophila heterophylla benth. Scroph. ind. p. 25, bc. 1. c .

p. 390. Glabra, folia submersa partita capillaceo-multifida, emersa oblonga
integerrima vel serrata, flores subsessiles axillares, calycis laciniae acu-
tissimae, capsula subglobosa erecto-patens. Columnea heterophylla Roxb.
Fl. Ind. III. p. 97. Folia emersa saepe ternato-verticillata, inferiora
6 — 3 lin. longa, sup. dimidio breviora; in speciminibus nonnullis ornuia
submersa capillacea.

Gemeen in In dié'; waarschijnlijk ook op den Archipel."
Inquirenda: Limnophila quadriloba bl. apud Spanoghe l.c. p. 332, e
Timor. — conf. supra p. GS3.

IX. HERPESTIS gaertn. /£/. Calycis 5-partiti lacinia postica
latior, saepe maxima, laterales interiores angustiores, saepe angustis-
simae. Corollae labium superius emarginatutn vel bilobum
in f. trilobum, laciniis in labia 2 dispositis vel omnibus subaequali-
bus. Stamina 4 didynama et parallele adscendentia vel subdistautia.
Antherae biloculares loculis distinctis contiguis parallelis vel di-
varicatis. Stylus apice concavo-dilatatus vel breviter bilobus. Cap-
sula bisulca, valvulis 2 bipartitis vel subintegris dehiscens, carpel-
lorum marginibus infiexis columnam placentiferam integrain nudan-
tibus. Semina numerosa parva. — Herbae utriusque praesertim
vero Novi orbis regiones calidiores habitantes, foliis oppositis, inte-
gerrimis, dentatis vel capillaceo-multisectis, floribus axillaribus vel
racemosis ebracteolatis vel sub calyce bracteolis 2 setaceis.

1. HerpestiS floribunda R. brown. Erecta, folia lanceolato-linea-
ria integerrima basi angustata uninervia, majora vix pollicaria, pe-
dicelli solitarii vel terni, calyce subbreviores, apice subbibracteolati,
calycis lacinia postica ovata corollam aequans, stamina parum inae-
qualia. Herpeslis floribunda R. Brown Prodr. I. />.442. BLBijJr.
p. 747. Benlk. in JDC. Prodr. I. c. p. 400. — II. lanceolala Wighl
in Bcnth. Scroph. ind, p. 30. — Herp. linearis Spreng. Syst. II

SCBOPIIL'LARINEAE.

685 DOPATRIUM.

p t S02. — Herp. amara Spanoghe in LinnaedXV, p. 332. — Lin-
dcmia sesamoides Spreng. Neue Entd. I. p. 261. Radix valde amara.
Tropisch Afrika. Madagascar. Ceylon. Geheel Indiè'. —
Sunda-Archipel. Java. Timor, op de rijstvelden (spanoghe).
Tropisch Nieuw-Holland.

2. HerpestiS Monnieria ii.b.k. Repens, carnosula, foliosa, folia
obovato-cuneiformia integerrima vel pauci-crenata enervia vel ob-
scura 1— 3-nervia, pedicelli apice bibracteolati, calycis lacinia pos-
tica ovata. Herpeslis Monnieria H.B.K. Nov. Gen. II. p. 366. Benlh.
I c. p. 400 et in Ilook. Kern Gard, Miscell. V. p. 130. Bot. Mag.
inh. 2557. — Gratiola Monnieria Linn. Spec. p. 24. Roxb. BI.
Corom. II. tab. 178. — Limosella calycina Fórsk. Aeg. Arab. p.
U:l. — Septas repens Lour, Cochinch. II. p. 477. Bramia indica
lam. Biet. 1. p. 4,59. — Calyptriplex obovata Ruis et Pav.Prodr.
Fl. Peruv. p. 165. — Monnieria cunei folia MichxFl. bor. am. II.
p. 22. — M. Brownii, africana et pedunculosa Pers. Enchir. II.
p. 10G. — Hcrpeslis eunei folia Pursh. FL Am. Sepl. II. p. 18.
Berp. Drownci Nult. Gen. Nov. Am. II. p. 42. — H. moranensis
H.B.K. Nov. Gen. II. p. 367. — H.crenata Beauv. Fl. Ow. et Ben.
tab. 112. — II. procumbens Spreng. Sijst. II. p. 802. — //. spa-
thulata UI. fiijdr. p. 748. Spanoghe l. c. p. 332. — Gratiola pór-
tulacacea Weinm. in Syll. Ratisb. I. p. 232. — Euphorbiae spec.
Sivh. Pi exs. maurit. n. 368.

Op vochtige plaatsen in alle tropische landen. Gemeen in
China, bij Hongkong (champion). — Java (zoll.). — Timor. —
Goenda lëtik sund.

& DOPATRIUM hamilt. Calyx profunde 5-fidus. Corollae
f aux dilatata, labium sup. breve bifidum, inf. amplum late tri-
lobum. Stamina 2 postica fertilia inclusa, antherarum loculis
parallelis distinctis aequalibus, counectivo parvo, 2 antica minuta
sterilia. Stylus brevis, apice bilamellatus. Capsula vixsulcata, 4-
valvis, carpellorum marginibus non inflexis, septo plano placentifero
bipartibili. Semina tuberculata. — Herbae tenerae, in ludiae uli-
tP'iosis, folüs oppositis ad basin confertis, obovatis vel oblongis,
Su perioribus remotis miuutis, pedicellis filiformlbus unifloris ebrac-
Matis, oppositis vel alteniis.

SCROPIIULARINEAE. 686 ARTANEMA

1. Dopatrium junceum uamlt. ap. Benth.Scroph.ind.pM. Cau-
lis elongatus param ramosus, folia floralia minima obtusiuscula, corolla
calyce vix triplo longior, capsula globosa. DC.l.c— Graliola Roxb.
PI. Corom. II. p. 18, tab. 129. — Morgania Spreng. Sgst. 1I./J.803.
Sequenti simillimum, pedicelli breviores, fl. multo minores.

Voor- en Achter-In die. — Philipp. eil. — Java (zoll.).

2. Dopatrium lobelioides BBNTH./.c. Herba 1— 2-pedaIis.caulepa.
rum ramoso, foliis subradicalibus oblongis pollicaribus, fioralibus mi-
nimis obtusis, corolla 5—6 lin. longa, calvce subquintuplo longior,
capsula globosa. BC. Prodr. I. c. Wigbt Icon. III. lab, 859.— Gra-
liola Reis. Observ. IV. p. 7.

Ceylon. — Voor-In die'. — Sunda- Archipel?

3. Dopatrium nudicaule BBNTH. /. c. Humile 2— 3-pollicare, ramo-
sum, foliis radicalibus subrosulatis obovatis vix semipollicaribus, fio-
ralibus minimis acutissimis, capsula oblonga. DO. Prodr. X. p. 407.—
Gerardia nudicaulis Wüld. Ad. N. C. berol. IV. p. 192. — Graliola
aphylla Rotb. Nov. Spec p. 7. — Gr. cuncifolia Roxb. FL hul. I.
p. 142. — Ceylon. — Voor-Indië.

Subtribus III. Lindebnteae benth. /. c. p. 407. Folia saltem infe-
riora, opposita. Stamina antica ad faucem inserta, nunc sterilia clavae-
formia, nunc arcuata, basi dente vel lacinia sterili aucta.

XI. ARTANEMA don. Calycis 5-partiti laciniae subfolia-
ceae, valdc imbricatae, subaequales. Corolla'e infundibuliformis la-
bium sup. latum emarginatum, inf. vix longius tripartitum. Sta-
mina fertilia 4, filament is in tubo decurrentibus basi squamula
auctis, anti cis ad faucem appendice brevi obtusa donatis. Capsula
magna globosa. — Herbae Asiaticae et Australasicae, angulis et fo-
liorum pagina sup. scabrellis, racemis terminalibus, fl. oppositis ma-
jusculis coerulescentibus vel violaceis.

1. Artanema Sesamoides benth. Herba bipedalis, caule acute te-
tragono, folia opposita petiolata oblongo- vel ovato-lanceolata 3—5
poll. longa, integerrima vel serrata, pedicelli calyce breviores, corolla
subcampanulata calyce duplo vix triplo longior, 6 — 8 lin. longa.
Artanema sesamoides Benth. Scrophul. ind. p. 39, in BC. Prodr.
l.c.p. 408. — Columnea longi folia Linn. Mant.p. 91. — Achime-
nes sesamoides Vahl Sijmb. II. p. 71. — Diceros longifolius Pers.
Enchir. II. p. 164. BI. Bijdr. p. 751.

SCR01'HULARINEA.E.

687 CURANGA.

Ceylon. Voor-lndië. — Java, op vochtige plaatsen (blume,
zoll.). — Philipp. eil. (cuming, n. 1273).

2. Artanema angUStifolilim BRNTH. Hert» usque bipedalis, basi
ramosa, folia subsessilia anguste lanceolata integerrima vel serrata
2—3 poll. longa, pedicelli calyce breviores, corolla semipollicaris
calyce triplo longior. Artanema anguslifolium Benth. I. c. in DC.
p m ( r i c> _ Diceros Benth in Wall. Cat. ». 2412.

Singapore.

X1T. CURANGA juss. Calyx planus 4-partitus, lacinia pos-
tica integra anticaque integra velbifidamaximis, lateralibus angustis
obtectis. Corollaeriiigenlis labium sup.fornicatumemarginatum,
inf. patens trifidum. Stamina postica fertilia, antheris cohaeren-
tibus, loculis divaricatis distinctis, antica sterilia clavata. Stylus
apice bilamellatus. Capsula ovata, calyce inclusa. — A seq. genere
praesertim calyce differt.

1. Gnranga amara juss. Ann. Mas. IX. p. 319. Benth. in DC.
Prodr. X. p. 408. — Gratiola Roxb. Ft. lnd. ed. Wall. I. p. 136.
Herpeslis amara Benth. Seroph. ind. p. 30. — Synphillium Tore-
nioides Griff. Nov. Gen. Scrophul. sep. impr. p.\. — Ontsta ollae
prima Rumph. Hcrb. Amb. V. p. 459, tab. 170, fig. 1. — Herba
Torcniae polygonoidi similis, glabra vel puberuia ; folia petiolata
ovata crenata 1 — 1^-poll.; racemi breves, primum terminales, mox
•porie axillares; florum paria 2 — 5, bracteis parvis, pedicellis ebrac-
teolatis apice dilatatis ; corolla calyce paullo longior, rubro-fusca.

Geheel Indië. Sunda-Archipel. Java, aan den voet van den
Salak. — Molukken. Philipp. eil. — Daoen koerang sund.
Is zeer bitter.

XIII, TORENIA linn. Calyx tubulosus, plicatus vel alatus,
apice oblique 3 — 5-dentatus vel bilabiatus. Cor ollae ringentis la-
bium sup. einarginatum vel bifidum, inf. trifidum majus. Sta-
^ma postica fertilia, antica arcuata antherifera, basi appendice
«entiformi vel filiformi aucta. Antherae per paria arcte approxi-
'natae vel cohaerentes. Stylus apice subbilamellatus. Capsula

CONVOLVÜLACEAB. 828 EVOLVULUS.

XIX. CRESSA LINN. Sepala 5. Corolla infundibuliformis 5-
fida. Staraina cxscrta. Styli 2. Stigmata capitata. Ovarium
biloculare,loculis bi-ovulatis. Capsula bilocularis 1 — 4-sperma. —
Eruticuli .

1. CreSSa cretica linn. Spec. p. 325. Caulis vix pedalis raino-
sus cinereo-canus, folia conferta sessilia, 2 — 31in.longa, ovata acuta,
cincreo- aut cano-pubescentia, fl. in axillis sup. subsessiles spicam aut
capitulum efficientes, corolla calycem vix supérans. Forma [5 indien
Chois. in hC. Prodr. I. c. p. 440. Corollae apicibus barbatis, cap-
sulis saepe tetraspermis. Cressa indica Relz. Observ. IV. p. 21.

Over de wanne gewesten der geheele aarde. — (1 Indië.

XX. EVOLVULUS linn. Sepala 5. Corolla campanulata vel
infundibuliformis. Styli 2 bifidi. Ovarium bilocularc, loculis bi-
ovulatis. Capsula bilocularis. — Herbae vel suffruticuli, nou vo-
lubiles, in Novo Orbe frequentiores.

1, EvolVüluS alsinoides linn Elongatus decumbens, ramulis vil-
losis, folia brevi-petiolata ovata utrinque obtusa, supra glabriuscula»
subtus liirsuta, semipollicaria, pedunculi subbiflori 4-bractcati nutau-
tcs, sepala lincari-lanceolata. Evolvulus alsinoides Linn. Spcc. p. 392.
Chois. in DC. Prodr. I. c. p. 447. Benih, l. c. p. 70. — Burm. Zeul.
p. 9, tab. GJifj. 1. — Yilsnu-Glandi Bheed, Mal.Xl.p. 131, tab. 64.

West tropisch Africa. Madagascar. Oost-Indic. Nieuw-
Holland. - In Indië een vermaard geneesmiddel tegen dysenterie.

2. Evolvulus linifolius linn. /. c. Elougatus, apicepilis longishir-

sutus; folia subsessilia liueari-lanceolata acuta utrinque villosa, ïnfe-
riora subpollicaria, pedunculi filiformes longissimi subbiflori, infeno-
res ramosi, bracteis linearibus pubescentibus, sepala acutissima vil-
losa, corolla minima calycem vix excedens. Chois. I. e. p- 44-J.
Convolvulus linifolius Browne Jam. p. 112, lab. 10, fig. 2.
Evolvulus debiiis 1J.B.K. — E. decumbens B. Br. Prodr. I. p. 489.
Ev. javanicus BI. Bijdr. p. 724. — C. lanceaefolius Spanorjhc in
Linnacd XV. p. 341.

Zuid-Amcrika. Afrika. Indië. Nieuw-Holland. Timor.

CONVOLVULACEAE.

629 LEPISTEMON.

3. EvolVUlUS graCÜlimUS Silo. E radice parvula, fibrillosa erectus
simplicicaulis, 3 — 5-pollicaris, tenuissimus, basi nudus, totus sericeo-
villosus, pilis praeter quosdam longiores subappressis ; folia subses-
silia anguste lanceolata attenuato-acutissima, 3 — 2 liu. longa, inte-
gerrima; pedunculi axillares filiformes folio duplo longiores solitarii,
supra medium bibracteolati, sepala lineari-lauceolata, villosa, capsula
globosa glabra tetrasperma, pericarpio tenui laevi subpellucido.

Sumatra (horsfield).

Observ. Ev. hirsutus (lam.), E. pimulus el E. pseudo-incanus
Spanoghe in Linnaea XV. p. 341 mihi ineogniti.

Tribus III. Lepistemoneae. Squatnulae 5 ad basin staminum peri-
gynae. — lteliqua Trib. praeced.

XXI. LEPISTEMON blume. Sepala 5 iuaequalia (hirta). Co-
rolla ampullaceo-tubulosa. Stamina ad basin squama supra ova-
rium fornicata suffulta. Stylus 1. Stigma capitatum bilobum.
Ovarium biloculare, loculis 2-ovulatis. Capsula calycevegeto suf-
fultabilocularisbivalvis, loculis dispcrmis aut abortu monospermis. —
Herbae volubiles, Ipomoeae facie.

1. Lepistemon flavescens bl. Caulis herbaceus volubilis pilosus,
folia cordato-ovata acuta vel acuminata, intcgra vel triloba, supra stri-
goso-hispida, subtus sericanti-villosula, flavida ; cymae axillares pe-
dunculatae capitato-deusiflorae petiolo breviores, corolla 5 — 6 liu.
louga sordide flavescens (ex zoll. albida) glabra aut in dentibus ex-
tus pubescens. Lepistemon flavescens BL Bijdr. p. 722. Chois. m
DC. Prodr. I. c. p. 348. Zoll. Cal. p. 128. Wig lil Icon. IV. tab.
1362. — Ipomoea flavescens Sleud. Nomencl.

Java, in Baujoemas (horsf ). tusschen de struiken der bergstre-
ken (bl., zoll.), Mergui (griffith). — Pollong asoe sund.

2. Lepistemon WallichÜ chois. /. c. p. 443. DC. Prodr. L c. Cau-
les hirtus, folia cordato-acuminata quandoquc subtriloba, ampla, hirta,
pedunculi brevissimi umbellatim multiflori, sepala oblongo-lanceolata 3
lin. longa extus hirsuta, squamae ovato-rotundatae glabrae. Convolvu,-
lus binectariferus Roxb. Fl. bid. cd. Wall. II. p. 47. — C. cepha-
lanthus Wall. Cal .??.. 1402. — Ipomoea 'Wallichü Sleud. Nomencl. — Conv.
ampullaccus Vnhl mss. — Vallaris controwrsa Spreng. Sysl. Veg. Cur.
Post p. 65. — Non vidi, an satis a praeced. differt?

Voor-Indië. Silhet.

3. Lepistemon reniformiS hassk. Caulis tcres supernc angulosus,

SCROPHULARINEAE. 688 TORENIA.

oblonga, calycem non excedens. — Herbae oppositifoliae, racemitlo-
rae, veteris orbis, paucae in Novum introductae.

Sectio I. Tridens Benth. in BC. Prodr. X. p.409. Calyx late tria-
latus, (coslis 2 evanidis), apice 3 — 5-dentatus. — llacemi pauciflori sub-
umbelliformes.

1. Toreiiia polygonoides benth. Repens, radicans, glabra, folia
petiolata late ovata vel orbiculata crenata, majora 6 — 8 lin. longa,
pedunculi axillares medio minute bifoliati apice 2 — 4-flori, calycis
alae in pedicellum breviter decurrentes. Torenia polygonoides Benth.
Scrophul. ind. p. 39, in DC. Prodr. I. c. — Herpestis ej. in Wall.
Cal. n. 3897.

Singapore, eiland Bout on, bij Poeloe Pinang.

2. TOTenia cardiosepala BENTH. in BC. Prodr. I. c. Praeced. similis,
folia petiolata ovata serrato-crenata, pedunculi axillares medio bifoliati,
apice 1 — 4-flori, calycis alae breviter auriculato-productae, auriculis
pedicello non adnatis obtusis. A praeced. differt foliïa angustioribu?,
calycibus Iatius alatis, filatnentorura anticorum appendicibus rectiusculis
nee incurvis. — Philipp. eil. (cuming, n. 579 et 872).

Sectio II. Norlenia Benth. I. c. (genus apud petit-thouars Gen.
Madag.). Calyx 5-costatus, costis 3 magis prominentibus vel alatis, in
pedicellum subdecurrentibus, apice bilabiatus, labiis integris, vel sup.
3-dentato, inf. 2-dentato. — Mimuli spec. BI.

f Racemi 1 - 6-flori umbelliformes, plerique sessiles, spurie axil-
lares, pedicellis elongatis.

o. Torenia COrdifolia roxb. Glabra vel pilis rarxs hirtella, folia pe-
tiolata ovata serrato-crenata, pollicaria, calyces latiuscule trialati ovati
basi rotundati, corolla calyce subduplo longior, filamentis anticis mi-
nute dentatis. Torenia cordifolia Roxb. PI. Corom. II. p. 52, tab. 161.
Benth. I. c. Bot. Mag. tab. 3715. — Voor-Indië.

4. Torenia edentnla griff. Decumbens vel suberecta, glabra vel
pilis mollibus birsuta, folia petiolata ovata serrato-crenata, calycis
alae 3 latiusculae basi acutae decurrentes, corollae calyce vix lon-
gior, filamenta antica edentula. Torenia edenlula Griffdh Nov. Gen.
Scrophul. p. 4. — Tor. peduncularis Benth. in Wall. Cal. n.
3956. — T. asialica Benth. ex parte Scroph. ind. p. 28. — Crusla
ollae vel Carnasci minus Bumph. Herh. Amb.Y. p. 461, tab. 170,
fig. 3. — Voor- en Achter-Indië. — Sunda-eil. — Java
(zoll.). — Molukkkcn. — Philipp. eil. (cuming n. 578).

SCROPHULARLNEAE. 689 TORENIA.

5. Torenia asiatica linn. Diffusa, glabra vel tenuiter hirtella, fo-
lia petiolata ovata vel ovato-lanceolata serrato-crenata, 1 — 2 poll.
longa, calycis elongati basi acuti costae 5 subaequales vel 3 anguste
alatae, corolla calyce plus duplo longior, filamentorum anticorum
appendiculasubulata. Torenia asiatica Linn. Spec. p. 862. BLBijdr.
p. 754. Benlh. in BC. Prodr. I. c. Wight Icon. 1IL tab. S62. —
T. vagans et T. hians Roxb. Fl. Ind. III. p. 96. — Tor. scabra
Hassk. Cat. p. 146 excl. syn. R. Br. {nisi polius ad praeced.)

Ceylon. Voor-Indië. Java, langs de rivieren en beeken. —
Kckoejoean sund. Wordt in Malabar als inlandsch geneesmiddel
gebruikt.

6. Torenia parviflora iiamilt. DifTusa vel suberecta glabriuscula,
ealyx per anthesin linearis tenuiter 5-costatus basi acutus, corolla
calycem 3 — 4 lin. longum vix excedens, filamentorum auticorum ap-
pendicula brevis subulata. Hamillon in Wall. Cat. n. 3958. Benlh.
Scroph. ind. p. 39, in BC. Prodr. l.c. — Nortenia Thouarsii Chain.
cl Schld. Linnaea III. p. 18.

Voor- en Achter-Indië. — Thans ook op Mauritius en in
Zuid-Amerika.

ff Eacemi plerique elongati terminales, serius oppositifolii.

7. Torenia flava hamilt. Herbacea subsimplex 4-pollicaris, caule
sub- 4-nodi, cum foliis hirtello-pubescente acute (marginato-) tetra-
gono, folia breviter petiolata, e basi acuta vel subcuneata oblongo-
vel ovato-elliptica acutiuscula vel obtusa, serrato-crenata (cienis vulgo
brevi-unisetis), pollice paullo longiora vel breviora, racemus termina-
lis opposite 6-florus vel umbelliformi-pauciflorus, bracteae ellipticae
acuminatae villosulae ciliatae, calyx sub anthesi puberus, 2^ lin.
lougus, maturus semipollicaris, basi acutus, acute 5-angulatus, 2 pos-
terioribus angulis productioribus, glabratus. Torenia flava Hamil-
ton apud Benlh. I. c. — Mimulus hirsutus BI. Bijdr. p. 756.

Voor-Indië. Java (bl.). Sumatra,bij Moeara Sipongi (teysjl).

8. Torenia Ciliata sjiith. Ilirsuta, erectiuscula, pedalis, basi sub-

decumbens, folia ovata vel ovato-lanceolata serrato-crenata, basi cu-

neata, calycis basi acuti 5-costati costae 3 acute alatae, corolla ca-

44
flora van Ned. Indië II.

SCItüPHULARINEAE. 090

VANÜELLIA.

lyce diinidio longior, violacea. Torenia ciliata Smilh in Hees Cy-
clop. n. 36. Benth. ap. DC. L c. p. 411. — T. racemosa Benth.
Scroph. ind. p. 38. — T. /lava var. ej. in Wall. Cal. ». 3957.
Poeloe-Pinang.

<,). Torenia paniCUlata blanco Fl. Fihp. p. 486. Erecta, hirsuta,
folia ovata vel lanceolata, «errata, rncemi paniculati, calyx aequaliter
5-fidus, pilis capitatis hirtus, corolla calyce longior. — Philip p. eil.

10. Torenia? alata BSKïfi. ap. DC. I. c. p. 41 1. Folia petiolata
ovata serrato-dentata, racemus terminalis, calyx 5-dentatus, atnplc 5-
alatus. Gratiola alata Roxb. Fl. Ind. ed. Wall.I. p. 137. — Bon-
iiaya Spreng. Syst. I. p. 41. — Henckelia Link. el Dielr. Spcc.
ï. p. 573. — Species post R. nondum reperta.

Molukken.

XIV. VANDELLIA Lïfltr. Calycis laciniae subequales, aesti-
vatione vix imbricatae, fere a basi solutae vel in calycem 5-denta-
tuin non plicatum magis miuusve coalitae. Corollae labium sup.
erectum breviter bifidum, in f. majus patens trifidum. Stamina 4
i'ertilia, anticorum filamenta basi appendiculci dentifornii vel filiformi
aucta, arcuata, antiier is sub labio sup. inter se cohaerentibus. Sty-
lus npice dilaiatus, saepius bilamellatus. Capsula globosa, oblonga
vel linearis — Ilerbae in tropicis veteris orbis plurimae, quaedam
in Novo Orbc etiam repertae, foliis oppositis dentatis, 11. axillaribus
vel superne racemosis, racemis etiam umbellifonnibus.

Sectie T. Toremides Benlh. in BC. Prodr. l.e. p. 413. Calyx vir-
gitieus 5-dentatus, fructif'er saepius profundius divisus. Capsula subglo-
bnsa vel cvato-oblonga, calyce brevior vel vix longior. — Mimuti *'/>•
Blum.

1. Yandellia crustacea benth. Diflüsa rwnosissima, glabra ve!
pilis ravis hirtella, folia breviter petiolata ovata vel subcordata, sae-
pius late crenata, pedunculi axillares vel subracemosi rarius subfas-
ciculati rubenti-viritles, calyce 2 lin. longo 5-angulari duplo usque
quintuplo lougiores, corolla calyce vix duplo longior, capsula ovato-
oblonga calyce brevior. Yandellia crustacea Benth, Scrophul. ind.
p. 35 in DC. Prodr. I. c. p. 413. Wighl Icon. III. tab. 863. —
Capraria linn. Mant. p. 87. — Torenia Cham. et Schld. linnaea

SCROPHULARINEAE. 691 VANDELLIA.

IL/?. 570. Hassk. PI. Jav. rar. p. 496. — Graliola lucida Vahl
Enum. I. p. 95. — Roxb. PI. Corom. II. p. 2, tab. 202. — Mor-
gania Spreng. Sysl. IL />. 802. — Torenia llamilt. in Wall. Cat.
n. 3962. — T. flaccida B. Br. Prodr. I. p. 441. — T. varians
Boxb. Fl, Ind. III. p. 96? — Vandellia varians G. Don. Gen.
Syst. IV. p. 549? — Hornemannia ovata Link. el Olt. Abbild. L
p. 9, tab. 3. — Tillmannia Beichenb. Icon. Exot. I. p. 27. — To-
IWJfl a/6a llamilt. in Wall. Cat «.8961. — Vandellia alba Benlh.
Scroph. ind. p. 35. — Antirrhinum hexandrum Forsk. Aeg. Arab.
p. 43. — Mimulus javanicus BI. Bijdr. p. 283. Cat Buücnzorg.
p. 283. f/assA. t» Tijdschr. Nat. Gesch.Y. p. 265. — Crus/a o/Jae
prima Bumph. Herb. Amb. p. 461, /aft. 70, /*</. 3. — Var.pusilla,
omnibus partibus minor (hassk. /. c. excl. syn.).

Geheel Zuid-Azië, van de roode zee tot in Nepal en China
verspreid. Mascarh. eil. — Sunda-Archipel. — Java, alge-
meen op grasvlakten (zoll.). Philipp. eil. — Tropisch Nieuw-
Holland. — Zuid-Amerika. — Djoekoei; mata këjëp
sund. op Java.

2. Vandellia ObtUSa miq. Repens, folia subsessilia ovata obtusius-
eula obsolete repando-serrata glabriuscula, pedunculi axillares et ter-
mhiales unifiori, corollae labiurn sup. obtusum, capsula calyce lon-
gior. Torenia obtusa BI. Bijdr. p. 754. Hassk. I. e. p. 146.

Java, op vochtige plaatsen (bl., uassk.). — Pjoekoet mata
këjëp.

3. Vandellia minnta miq. Repens, folia breviter petiolata ovata
setaceo-serrata subciliata, pedunculi axillares terminalesque uuiflon,
cnrollae labiurn sup. cmarginatum, capsula calycem aeqnaus. Tore-
nia minula BL l. e. p. 755. — Bheed. Hort. Mal. X. lab. 50? —
Affiuis Vand. hirsutae?

Java, op vochtige grasvlakten te Buitenzorg (bl ).

Sectio IL TiUmannia Benlh. I. c. (Diccros Bl. psrtïm, non Lour.).

Calyx jam ante antliesin B-partitus. Filumentorum anticorum appendi-

Cöla dentiformis brevis obtusissima. Capsula globosa vel ovata, calyce
brevior.

4. Vandellia elata bestu. Scroph. ind. p.se. DC.i.c.p.iU. GU-

bra vel parce nilosa, folia longiuscule (3 lin.) petiolata, e basi rotun-

44*

SCROPfftiLAMNEAB. 692 VAMiiaLU.

data vel subcordata ovata dentata, majora fere polliearia, floralia nrinuta
vel irna subconibrmia, fl. racemosi, pedicelli calyee demum subduplo
lono-iores, calycis laciniae lanceolato-subulatae, capsula ovata. Tittman-
nia elala Benth. in Wall. CaL n. 3944. — Tavoy.

5. Vandellia hirSUta ham. Hirsuta ereeta vel ramosisaima, folia
ovata evenata, inferiora in petiolurrv angustata, superiora sessilia semi-
aroplexicaulia, floralia minuta, racerai elongati, pedicelli caljce duplo
triplove longiores, calycis laciniae lanceolato-subulatae, capsula subglo*
bosa. Vandellia hirsuta Ham. in Benth. ScrophuL ind. p. 36, in ÜC.
Prodr. l.c. p. 414. — Tittmannia ovata Benth. in Wall. CaL «.3942.
Gratiola v.'scosa Üorn. Hort. Hafn. p. 19.— Hornemannia viscosa Willd.
Enum. p. 654. — Tittmannia viscosa Beichenh. Icon. emt. I. p. 2S,
tab. 38. — Vandellia multi 'flora Blanco Fl. FiUp. P- 505. — Voor-
ea AchteV-Indiê. Philipp. eil.

6. Vandellia scabra benth. Diffosa, scabro-hirta vel snbglabrtjj

folia subsessilia e basi rotundata vel subcordata lato-ovata vix semi-
pollicaria crenata, pedunculi axillarcs vel brevissime fasciculato- ra-
cemosi caljce pluries longiores, calycis laciniae lineari-lanceolatae
brevitcr et rigide hirtae, capsula subglobosa. Vandellia scabra Benth.
ScrophuL ind. ;>. 36. DC. I c. ~ Torenia hirta Cham. et Schld.
Linnaca 11. p. 571. — • Gratiola pusilla Willd. Spcc.T.p.lOó.—
Bonnaya YahUi G. Don Gen. Syst. Dichl. VI IV. p. 538. - Titt-
mannia pusilla Benth. in Wall. Cal. n. 3945 exd. Uil. C. — T.
sulcala Benth l. e. n. 391-6 pro parle. — Columnca minuta Roxb.
Fl. Ind, III. p. OS. — Stemodia minuta G. Don. I. c. p. 542.

Voor- en Achter-In die. Ceylon. Madagascar. Philipp
eilanden. Sunda-Arcbipel. Java (zoll.).

7. Vandellia latifolia bbntb, Caulis subsimplex, folia opposita

subsessilia, e basi cuneata elliptica obtusa obtuse dentata scabrella,
racemi tenninales elongati. Vandellia latifolia Benth. in DC. Prodr.
I e. p. 4-15. — Diccros lafifolius DL Bijdr. p. 752.
Java, op vochtige plaatsen in de bergstreken (bl.).

8. Vandellia montana benth. /. c. Folia opposita ovata obtuse

dentata utrinque cum caule pilosuia, pedunculi axillares eolitarn
subumbellato- 8 — 5-ilori. Diceros montanus Bl. I- c.
Java, op den Salak (bl.).

*). Vandellia glandulifera benth. I c. Pubescens, folia opposita

SCROPHLLARINEAE.

693 VANDELLIA»

sessilia ovata obtusa crenulata, racemi terminales glanduloso-pilosi.
Diceros glanduliferus Bl. l. c.

Java, op grasvlakten in de provincie Buitenzorg (bl.).

10. Vandellia caespitosa benth, l. c. Pubescens vel glabra, folia
opposita sessilia ovata crenulata, pedunculi unitiori pleruinque soli-
tarii extraaxillares. Diceros caespitosiis Bl. I. c.

Java, op de grasvlakten (bl.).

11. Vandellia Soriana blanco Fl. Filip. p. 506. Caulis vix ramo-
sus, folia sessilia ovata serrata, flores longe pedunculuti axillares vel
in racemum terminalem dispositi, calycis globosi 5-partiti laciniae apice
glanduloso-pilosac, capsula globosa. — Plauta purgans. — Philipp.
eilanden.

Seclt'o III. llyogeton(Endt. Gen. p. 684). Bcnth. I c. /?- 4-15. Calyx jam
ante anthesin 5-partitus. Filamentoriu» anticorum appendicula lineari»
subulata glandulosa. Capsula calyce brevior.

12. Vandellia erecta benth. Erecta, raraosissima vel subditfusa gla-
bra, folia infitna ovata in petioluin brevem angustata, floralia sessilia
vel semiamplexicaulia ovata oblonga vel lanceolata, pedunculi omnes
axillares calyce pluries longiores, calycis laciniae lineari-lanceolatae,
capsula ovato-globosa. Vandel/ia crccla Bcnth. Scroph. ind. p. 36. DC.
Prodr. l.c. p. 4-15. — Tiitmannia ej. in Wall. Cal. n. 3947. — Uy-
ïauthac parviflorae adeo similis, ut vix nisi staminibus distinguenda.

Algemeen in Voor- en Achter-Indié*.

Sectio IV. Numularia Benth. I c, p. 41G. Calyx ante anthesin 5-
dentatus, fructiferi laciniae saepius raagis minusve solutae. Filamento-
rum anticorum appendicula dentiformis Jata obtusa. Capsula ovato-
oblonga calyce subduplo longior.

13. Vandellia SeSSÜiflora benth. Scroph. ind. p. 416. DC. Prodr.
I. c. Erecta, glabra vel vix puberuia, folia subscssilia e basi subcor-
data. late ovata, flores sessiles subfasciculati. Torcnia ej. in Wall. Cal.
n. 3959. — Vandellia minima ej. Scroph. ind. p. 37. — Voor- en
Achter-Indië. — Ava, op den Taong-Dong.

Sectio V. Ellobum {BL Bijdr. p. 747). Benth. l.c. Calyx jam ante
anthesin 5-fidus vel 5-partitus. Filamentorum anticorum appendicula
obovata oblonga vel linearis. Capsula oblonga vel linearis, calyce du-
plo longior.

14. Vandellia pedunCUlata benth. Scroph. ind.p. 37. DC. l.c. Gla-
bra, procumbens vel diffusa, laxa, folia brevissime petiolata ovata vel
ovato-lanceolata crenata et integerrima, superiora subcordata, pedicelH
axillares calyce pluries longiores, calyx sub- 5-partitus, capsula oblongcr

SChOI'IIULARI.NLAE. 694 VANDELL1A,

linearis. Torenia diffusa Roxb. Fl. Ind. II. ja. 95, excl. syn. — Vandel-
lin Roxburghti Don. Gen. Sysl. IV. p. 549. — Gratiola cordifolia Vaht
Enum. I. p. 97. — Bonnaya cordif. Spreng. Syst.J.p. 42. — Vandellia
cordifolia Don. I. c. — Tittmannia grandi flora Benlh. in Wall. Cal. n.
3943 partim. — Species vix nisi starninibus a Bonnaya, grandiflora
distinguenda. — Ceylon. — Voor -In cl ie, enz.

is. Vandellia angustifolia bexth. Scroph. ind.p. 37. dc.i. c. ;?.4i7.

Glabra, diffusa, folia oblongo-linearia integerrima vel pauci-dentata,
peduuculi axillares calyce duplo usque quadruplo longiores; calyx 5-par-
titus ; capsula linearis. Tittmannia angustifolia Benlh. in Waü. Cal.
n. 3951. — Lindemia micranlha Don. Prodr. Nepal. p. 85? — Voor-
en Achter-Indië. — China. Japan.

16. Vandellia Ellobnm benth. in DC. I. c. Pilosa, radicans, folia
petiolata ovata serrata, raceini axillares pauciflori, pedicelli fructiferi
recurvi, calyx 5-partitus, capsula subulata. Ellobum monlanum IJl.
Bijdr. p. 747. — Calyx 5-partitus aequalis. Corollae iafundibuli-
formis limbus bilabiatus, labium sup. retusum, inf. trilobum majus,
lobo interinedio angustiore.

Java, in de bergstreken vau Bantam (bl.). — Wirangon sund.

Species dubiae:

1 7. Vandellia sphaerocarpa benth. in DC. I. c. Caulis erectus

dichotomus, folia infima oblonga vel oblongo-spathulata, superiora
distautia minora ovata, summa minuta integerrima, flores axillares,
inferiores sessiles, sup. pedunculati, corollae tubus calyce duplo lon-
gior. llyog ethos Hassk. Cal. bog. p. 146. — Vriesia ej. in Flora
bot. Zeil. 1842. Beibl. p. 27. — An forsan Dopatrii species?
Java (iiassk.). — Goenda letik sund.

18. Vandellia nervosa benth. /. c. Caulis erectus trichotomus;
folia opposita semiamplexicaulia 3— 5-nervia obovata vel ovalia,
summa oblonga, subintegerrima, glaberrima, crassiuscula, peduncu i
axillares solitarii folia vix superantes erecti. Ilyogethos Hassk. I. c
et Tijdschr. Nat. Gesch. X. p. 129. — Vriesia ej. I. c. — 'Titt-
manniae grandinorae" affinis dicitur.

Java (hassk.). Djoekoet boeloe mata kejëp bodas sund.

Hujus generis probabiliter Bonnaya hispidula hassk. Cal. bog.p-
3 45 (Gratiola Vahl. Dietr. Synops. I. p. 550) a cl. bentham cum
syn. cojdierson. inter dubias relata).

SCROrilULARINEAE. 095 1LYSAMIIES.

XV. 1LYSANTHES rafinesqüe. Calycis 5-partiti laciuiac
aestivatione vix imbricatae. Corollae labium sup. breve erecfcum
bifidura, inf. majus patens trifidum. Stamina 2 postica fertilia,
anticorum rudimenta biloba, lobo altero glauduloso obtuso, altero
glabro tenui acuto, nunc brevissimo dentiformi, nunc elongato, ra-
rius aiitheram unilocularem cassam ferente. Capsula ovata vel
oblonga calycem aequans vel breviter superans. — ilerbae praeser-
tim Auiericanae. quaedam geroutogaeae, uliginosae, glabrae, Lin-
derniae habitu, a Bonnaya staminibns auticis sterilibus discriminatae.

1. Hysantbes hySSOpioideS bentil Caulis diffusus vel elongatus
laxus, folia reinota, oblonga vel Ianceolata basi angustata, superiora
parva liuearia, peduuculi elongati füiformes, corolla calyce quadruplo
fere lougior, filamenta antica glanduloso-hispida sub apice lobulo
ininuto glabro aucta, capsula calyce dimidio lougior. llysanlhos hys-
sopioides Benlk. in DC. Prodr. I. c. p. 419. — Graliola Linu.
Manl.p. 117. Roxb. PI. Corom. III. p, 3, lab. 203. — Morgania
Spreng. Syst. I. p. 803. — Bonnaya lienlh. Scroph. ind. p. 34.
Wiahl Icon. III. tab. 857.

Ia geheel Indië gemeen,

2. flysanthes parviflora bestu. /. c. Ramosissiraa gracilis, folia
oblonga vel Ianceolata, inferiora petiolata, sup. sessilia vel semiatn-
plexicaulia, flores supedores subracemosi, corolla calyce subduplo lm-
gior, filamenta antica leviter glandulosa, infra apicein lobulo rainutis-
simo glabro aucta. Graliola Box-b. PI. Corom. Hf. p. 3, lab. 204. —
Bonnaya Benth. Scroph. ind. I. c — In Voor-Indië gemeen.

XVI. BONNAYA lwk et otto. Calycis 5-fidi laciniae sub-
aequales aestivatione vix imbricatae. Corollae labium supe-
rius breve erectum bifidum vel bidentatum, inf. majus patens tri-
fidum. Stamina 2 postica fertilia, autieorum rudimenta glan-
dulosa liuearia obtusa vel clavata integra. Stylus apice saepius
bilamellatus. Capsula cylindraceo-linearis, calyce lougior. — Her-
bae gerontogaeae, praesertim austro-asiaticae, e Vandelliis staminum
fabrica, ab Ilysanthe capsula elougata lineari et staminibus sterilibus
iutegerrimis diversae, plerumque ipsae forma et habitu ludentes.

1. Bonnaya brachiata link et otto. Erecta vel basi decumbens

SCKOPIIULARLNEAE. 696 BONNAYA.

rarnosissima, caulibus tetragonis 2 — 8 poli. altis, folia sessiliaoblonga
vel obovata argute serrata membranacea, \ — 1 poll. longa, racemi
pedunculati, bracteis lanceolato-setaceis, corolla calyce paullo lon-
gior, capsula erecto-patens calyce duplo longior fere semipollicaris.
Bonnaya brachiata Link et Ollo Abbild. II. p. 25 T lab. 9. BentL
in DC* Vrodr. I. c.p. 420. Hassk. Cal. bog. p. 145. — B.pusilla
Benth. Scroph. ind. p. 33. — Graliola serrala Roxb. Fl. Ind. ed.
Wall. I. p. 140. BI. Bijdr. p. 745. — Bonnaya serrala Spanogh*
L c.p. 331.

In Indië algemeen. — Sunda-Archipel. Java, op grasvlakten
(zoll.). — Timor. Philipp. eil. — Bjoekoet mata kejep
sitnd. op Java.

2. Bonnaya reptans spreng. Caulis repens radicans, ramis Ilori-
feris vulgo erectis, folia rotundata vel obovato-oblonga argute ser-
rata basi in petiolum angustata, rlores racemosi, capsula patens
calyce duplo triplove longior. Bonnaya reptans Spreng. Syst. I.
p. 41. Benth. in DC. I. c. — B. ruelloides Spreng, l. c. (Hassk.
Cat. bog. p. 146). — B. ciliala ej. I. e. — Graliola reptans Roxb.
FL Ind. ed. Wall. I. p. 140. BI. Bijdr. p. 745. — Gr. ruelloides
Koenig apud Va/il. Enum. I. p. 99. — Gr. ciliala Colsm. apud
Vahl. I. c.p. 97 . — Henckelia Roxburghiana Link el Dietr. Spec.
pi. I. p. 572. Folia quam praeced. rnajora et latiora; fl. duplo ma-
jores; filamenta sterilia apice harnata (in illa vix incurva); capsulae
longiores et crassiores.

Over geheel Indië, Sunda-Archipel, Java (zoll.), Moluk-
ken en Philipp. eil. verspreid. — Djoekoet mata këjëffsund.
op Java.

3. Bonnaya veronicaefolia spreng. Caulis basi decumbens vel
repens, ramis Üoriferis adscendentibus, folia subsessilia basi angus-
tata vel inferiora petiolata, ovato-oblonga vel oblonga, crassiuscula,
argute serrata vel inferiora subintegerrima, flores racemosi, filamenta
sterilia apice harnata, capsula erecto-patens calyce duplo vel tri-
plo longior, | — 1 poll longa. Bonnaya veronicaefolia Spreng-
Syst. I. c.p. 41. Benth. I. c. p.421. Decaisn. inN. Ann.31us.lU-
p. 373. — Graliola veronicaefolia Retz. Observ. IV. p. 8. Roxb.

SCK0PHULAR1NEAE. 697 BONNAYA.

VI. Corom. II. p. 30, tab. 154. lil. Bijdr. p. 745. — Gr. margi-
nala Colsm. ap. Vahl. Entim. I.p. 98. — B.marginata Spreng. Syst.
I. c. — Graliola grandi flora Retz. Observ. IV. p. 8? non Roxb. —
Gratiola racemosa Roth. JSov. Spec. p. 9. — Bonnaya Rothii Link.
el Dielr. Spec. pl.l.p. 556. — B.rigida et B.procumbens Benlh. in
Wall. Cat.[n. 3859 et 3860. — Cruslae ollae majoris species Rumph.
Berb. Amb. V. p. 461, tab. 170, fig.2. Folia quam praeced. angus-
tiora crassiora; flores B. reptantis vel paullo miiiores. — ïlores ra-
cemosi vel axillares pro lubitu dicendi.

Over geheel Indië en den Sunda-Archipel verspreid, tot op
Ti mor. — Karanaschi mal.

4. Bonnaya verbenaefolia spreng. Erecta, adscendens vel decum-
bens, folia subsessilia vel inferiora petiolata, oblongo-lanceolata vel
subliuearia, crassiuscula, integerrima vel serrata, flores raeeinosi, cap-
sula erecto-patens calyce duplo triplove longior. Bonnaya verbe-
naefolia Spreng. Syst. I. e. p. 42. Benlh. I. e. — Graliola Colsm.
apud Vahl Enum. I. p. 96. — Gr. racemosa Roxb. Fl. bid. I. c.
p. 139. — Gr. Roxburghiana Roem. et Sch. Syst. I. p. 123. —
Bonnaya Roxburghiana Link el Dielr. I. e. p. 559. — Titlmannia
Colsmanni et Torenia gracilis Benth. in Wall. Cat. n. 3950 et
3952. A spec. praeced. diftert foliis angustioribus et magis integer-
rimis.

Yan Ceylon en Yoor-Indië tot in China verspreid.

5. Bonnaya grandiflora spreng. Caulis diffusus subreptans, folia
ovata oblonga vel sublanceolata, sessilia vel inferiora vix petiolata,
serrata, flores axillares vel supremi racemosi, capsula linearis erecto-
pateus calyce vix duplo longior. Bonnaya grandiflora Spreng.
Syst. I. c. p. 41. Benth. I. e. — Gratiola grandiflora Roxb. PI.
Corom. II. p. 42, tab. 179. — Henckelia grandiflora Link. et Dielr.
I. c. p. 573. — Graliola pulegii folia Vahl Enum. I. p. 98 (Bon-
naya Spreng. I. e.). — Bonn. Wighlii Benlh.in Wall. Cat. w.386*.
An B. veronicaef. diflert inflorescentia (quare icon rumpii. huc non
i^lata) et capsulis multo brevioribus. Caeterum Vandelliae peduncu-
latae similis fere; praeter generis discrimen, diflert foliis superiori-
bus non cordatis. Corolla quam -in B. veronicaefolia minor, unde

SCROPHULARLNEAE. 698 PEPLIDIUM.

nomen specificum param convenit. Huc praesertim spectat B. vero-
nicaefoiia (Spreng.) Uassk. PI. Jav. rar. p. 494 (excl. Ilumph.
syn. quod sub. B. verofiicaef.).

Over geheel Indië verspreid tot op de Philipp. eilanden*
Java (zoll.).

6. Bonnaya oppOSitifolia spreng. Humilis erecta, folia oblonga vel
lanceolata subserrata, pedunculi inferiores oppositifolii, fructiferi re-
flexi, supremi subracemosi, capsulalinearis. Bonnaya opposili folia Spreng.
Syst. I. c. p. 41. Benlh. I. e. — Gratiola Roxb. PI. Corom. II. p.
30, tab. 15 5. — Henckelia Link. et Dietr. I. c. p. 572. — Gv. minima
Rolh. Nov. Spec. p. 8? — Bonnaya G. Don. Gen. Sysl. IV. p. 538.
Herba 2 — 4 -poll ; folia fere B. verbenaefoliae; corolla parva; cap-
sula 4 lin. longa. — Voor -Indië.

7. Bonnaya tenuifolia spreng. Humilis, erecta vel diffusa ratno-
sissima ; folia lineavia subintegerrima ; pedicelli inferiores oppositi-
folii, fructiferi reflexi, supremi subracemosi, corolla omnium minima,
eapsula linearis 2 — 3 lin. longa. Bonnaya tenuifolia Spreng. I. c.
p. 42. Benlh. L c. p.422. — Gratiola Colsm. apud Vald.l.c.p.96.

Over geheel Indië tot in China verspreid.

XVII. PEPLIDIUM delil. Calyx tubulosus 5-gonus brevissime
5-dentatus. Corollae limbus 5-ficlus, lacinia infima paullo nuijore.
Staraina postica nulla, anticorum filamenla basi drlalata subap-
pendiculata. Antherae parvae biloculares, loculis parallelis. Stylus
apice spathulato-dilatatus. Capsula globosa tenuiter mernbranacea
fragilis.

1. Peplidium humifUSnm delil. Flor. Aegypl. p. 14S. Benlh. in
DC. Prodr. X. p. 422. — Hedyotis maritima Linn. fd.Suppl. p. 9.—
Oldenlandia Both Nov. Spec. p. 97. — Paederota cochlcarifotia Koen.
et Roltl. in Wall. Cal. n. 3920. — Microcarpaea cochlcarifulia Sm.in
Uook. Bot. Misc. III. p. 95. Suppl. tab. 29. — Herba parva repens ra-
mosissima glabra, foliis oppositis spathulatis vel obovatis crassiuscubs
carnosis integerrimis enerviis, in petiolum angustatis, 3 — 6 lin.longis;
fl. axillares sessiles vel breviter pedicellati solitarii; calyx vix lineam
longus; corolla cum vix superans.

Op vochtige plaatsen in E gy pt e en V o o r-Ind i ö. — Waarschijn-
lijk ook op den Sunda-Archipel.

Subordo II. Edinaistheae (llhimnlideae Benlh. in DC. Prodr.
I. c. p. 189 et 423). Acstivatio corollae imbricata, lobis posticis mm-

SCRÜPUULAIUN'KAE. 69€ ÜL0SS0ST1ÜMA.

quam exterioribus. — ïolia vulgo saltem inferiora opposita, mox
oimn'a alterua; plurimis calycis lacinia postica deesse solet.

Tribus I. Sibtiiorpieae benth. I. c. p. 189. Folia alterna vel
cum iloribus ad nodos fasciculata, vel rarius opposita, uon comiata,
floralia aut conformia aut superiora decrescentia. Flores in axillis
solitarii vel fasciculati, rarius cymosi.

XVtll. GLOSSOSTIGMA w. arnott. Caly x brevis campanu-
latus, obtusissime trilobus, lacinia postica latissima, interdum 2 — 8-
dentata. Corollae ininimae limbus 5-fidus. Staoiina 2 vel 4.
Autherarum loculi paralleli apice conrluentes. Stylus apice spa-
thulato-dilatatus breviter bilamellatus. Capsula subglobosa, locu-
licide bivalvis, valvulis medio septiferis columnarn placentiferamin-
Icgram nudantibus.

1. Glossostigma spathulatum w. arnott. in Nov. Aa. Nat. Cur.
X"VI1T. 1, p. 355. Benlh. Lep. 426. Herba Limosellae facie, caespi-
tosa vel reptaus, glabra, vix pollicaris, caulibus snbnullis vel stoloni-
formibus; folia fasciculata lineari-spathulata, integerritna, 2 — 4 Uu.
longa; pedicelli axillares solitarii vel fasciculati, ebracteati, folia
paullo superantes; calyx vix lineam longus; fl. diandri. Limosella
iiandra Linn. Mant. p. 252 [quoad pi. ind. in h&rb. Linn.). — Mi-
crocarpaca spalhulata Hook. Bot. Misc II./>. 101. Suppltab.4. —
Paederola minima Relz. Observ. V. p. 10.

In tropisch Afrika en Azië.

XIX. SCOPARTA linn. Calyx 4— 5-partitus. Corollae ro-
tatae tubus subnullus, limbus 4-fidus, ad faucem dense pilosus.
Stamina4, antheris subsagittatis, loculis distinctis. Stylus apice
leviter clavatus, truncato- vel emarginato-stigmatosus. Capsula
septicide dehiscens, valvulis membranaceis iutegris, marginibus in-
flexis columnam placentiferam nudantibus, seminibus numerosis
obovoideo-angulatis minute reticulatis. — Herbae vel fruticuli ra-
mosissimi, foliis oppositis vel verticillatis punctatis, pedicellis axil-
laribus vulgo geminis, unifloris, ebracteatis. — Species una cosmo-
polita, reliquae americanae.

1. Scoparia dulciS usk. Anuua vel ratius perennis, 1— -3-peda-

SCROPHULARINEAE. 700 MICROCARPAEA.

lis, erecta vel basi decumbens, folia (uti rami) vulgo terna, ovafco-
lanceolata vel oblonga, deutata, basi angustata, 6 —18 lin. longa, pe-
dicelli filiformes, saepius fasciculati \ — ' -pollicares, fl. parvi, calyx
4-fidus. Scoparia dulcis Linn. Spec. p. 168. Benth. I. c. p. 431.
Ilook. FL Nigrit. p. 474. Hassk. Cal. bog. p. 147. — Sc. temala
Forsk. I. c.p. 30.

Tn de keerkriugslanden der geheele aarde, vooral echter van A m e-
rika. — Java (zoll.). — Behoort in Zuid-Amerika tot de iti-
landsche geneesmiddelen.

Tribus II. Microgarpaeae. Eolia opposita, liuea transversa con-
nexa. Eloresin axillis solitarii. Corollae limbus 4-fidus, laciniisparum
inaequalibus aestivatione imbricatis, una e lateralibus saepius exteriore.

XX. MICROCARPAEA r. brown. Calyx tubuloso-campauu-
latus, angulatus, aequalis, 5-fidus. Corolla subcainpanulata, limbi
4-fidi suprema et infima laciniae majores. S t a m i n a 2 fertilia in-
clusa, antherarum loculis divaricatis conflueutibus, steriliwn vesti-
gium nullum. Stylus brevis, apice dilatatus, subcapitato-stigmato-
sus. Capsula ovoidea, calyce inclusa, loculicide bivalvis, valvulis
concavis. Se mi na oblonga, testa membrauacea.

1. Microcarpaea muscosa r. br. Prodr I. p. 435. Denih. I. c.

p. 433. Herba vix pollicaris ramosissima glabra; folia subsessilia
vuJgo opposita, oblongo- vel lanceolato-linearia, 1—1 f lin. louga,
integerrima uninervia; fl. in axillis solitarii sessiles minimi, axillu
altera sterili; calyx 1 lin. longus, dentibus patentibus pauciciliatis;
corolla calyce brevior. Microcarpaea alterni folia BI. Bijdr.p.lte.
Hassk. Cat. bog. p. 146.

Ceylon. Voor-Indiè'. Sunda-Archipel. Java (op rijstvel-
den). Nieuw-Holland.— Djoekoet njerenget of Gangang
lumboet sund.

Tribus III. Veroniceae benth. /. c. p. 189 el 456. Folia sal-
tem inferiora, opposita. Stamina distantia 2 vel 4. Antherae bilocu-
lares vel confiuentim uniloculares. — Plores saepe racemosi, bracteA
subtensi, ebracteolati.

XXI. VERONICA linn. Calyx 4— 5-rarissime 3-partifus.

SCROPHULARINEAE. 701 , BUCIINERA.

Corollae tubus brevissimus vel calycem superans, limbi 4-rarins
5-fidi patentis laciniae laterales velimae lateralibus exterioribus sae-
pius angustiores. Stamina 2 exserta. Stylus apice capitato-stig-
matosus. Capsula compressa vel turgida, bisulcata, carpellis dorso
plus minus loculicide dehiscentibus, marginibus inflexis columnae
placentiferae adhaerentibus vel ab en, magis minusve solutis, vel cap-
sula septicide cum columna bipartibilis. Semina pauca velplurima
ovoidea vel orbicularia, facie plaiui vel concava affixa, testa magis
minusve marginata vel alata. — Genus vastum, e Flora nostra pro-
pemodum exsulans, sed species quaedam recenter introductae,utvidc-
tur ultra propagaturae.

1. Veronica serpyllifolia linn. DifTusa, ramosissima glabriuscula,

ramis adscendentibus ; folia ovala vel oblonga subcrenata, ima petio-
lata suborbicularia, superiora in bracteas lanceolatas integerrimas ab-
euntia; racemus laxus; pedicelli calyce plerumque longiores; capsula
suboibiculata obtuse emarginata transverse longior. Bcnlh. inJDC.Prodr.
I. c. p. 482, cum syn. plurimis.

Algemeen in Noord- en Mi dd en - Europa, Azië, Amerika,
tlians ook op het zuidelijk halfrond der aarde, in bergstreken en tot
op de vlakten.

2. Veronica agreSÜS HNN. Prostrata piloaa, folia petiolata orbicu-
lata ovata vol rarius suboblonga crenato-serrata, floralia subconformia;
pedunculi folio breviores vel paullo longiores, calycis 4-partiti laciniae
ovato- vel oblongo-lanceolatae; capsula late suborbicularis emarginata,
lob;s rotundatis sinu acuto separatis. Bcnlh. I. c. p. 487 cum syn.
plurimis.

Met de voorgaande verspreid, en ook naar zuidelijke landen,
bijv. naar Mauritius overgebragt.

3. Veronica peregrina linn. in Hort. bog. sponle e soh europaeo
progerminavit (hassk. Cal p. 147).

4. Veronica javanica bl. Bijdr. p. 742. Caulis (perennis?) pro-
cumbens, folia subsessilia opposita ovata obtuse serrata pubescentia ;
spicae axillares terminalesque ; calycis laciniae obtusae. — Nonvidi.

Java, op den Gedé (bl.).

Tribus IV. Buciiinereae benth. /. c. p. 189 el 194. Folia sal-
em 1Q f- opposita. Calyx 5-dentatus vel-fidus. Corollae labium sup.
aestivatione interius. Stamina 4 didynama per paria approximata; an-
therae dimidiatim uniloculares.

XXIL BUCHNERA linn. excl. spec. Calyx tubulosus, obscure

SCR0PHU1ABINEAE. 702 BUCHNERA.

nervosus, breviter 5-deutatus. Corollae hypocrateriinorphae tu-
bus tenuis rectus vel parum incurvus, limbus patens subaequaliter
5-fidus, laciniis oblongis vel obovatis. Capsula recta, valvulissub-
coriaceis maturitate elastice dehiscentibus. — Ilerbae vulgo scabrac,
rigidae, siccatae nigrescentes, foliis iuf. oppositis vulgo latioribus, su-
premis alternis distantioribus angustioribus, floribus spicatis.

§ 1. Spicae densae tetragonae.

1. Buchnera Slimatrana miq. Simplex lij-pedalis, scabrescenti-
pubeseens, foliainferiora elliptico-lanceolata, caulina internodium sub-
aequantia vel eo longiora aut parum breviora liiiearia subintegerrinia,
spica pollicaris deusa tetrasticha scabro-pubescens, bracteis auguste
ovatis acutatis calycem aequautibus, corollae tubus gracilis extus pu-
bescens. — Sumatra, bij Moeara Sipongi (teysm.).

2. Bnchnera tetrasticha wall. in Benth. senph. ind.p. 41. i*c.

Prodr. I. c. p. 495. Pubescens vel glabriuscula, bipedalis, folia oblon-
ga vel lanceolata obtusa integerrima, spica tetragona densa villosa pol-
licaris, bracteis lato-ovatis calycem aequantibus. — Birma.

3. Bnchnera cruciata bamilt. in Don. Prodr. Nep. p. il. BC.
I. c. Pubesceus, folia radiealia obovata pollicaria, caulina lincaria
lanceolata vel inferiora oblonga, spica tetragona imbricata pubescens,
bracteis ovatis ciliatis calyce brevioribus.

In nostris folia radiealia pauci-dentata ; bracteae auguste ovatae
acutatae non solum ciliatae sed etiam puberae , calyx vix 2 lin. aequans.

Birma en in de bersrstreken van Voor-Indié', — Sumatra. in
de kloof van Padang Seboetoek (teysm.).

§ 2. Spicae non tetragonae, floribus dissitis vel coufertis.

4. Bnchnera tomentosa bl. Elata, rigida, parum ramosa, pubc
scaberrima brevi cancscens , folia radiealia obovata iufenoraque
oblonga grosse dentata, superiora linearia integerrima, spicae elon-
gatae interruptac, bracteis lanceolatis parvis, corollae tubu-

plus dimidio longior, calyces fructiferi vix obliqui capsulamaeqiw"-
tes. Buchnera tomentosa BI. Bijdr. p. 746. Benth. in DC. I'rodf-
l. c. p. 496. — Corollae limbus subaequalis.
Java, op grasvlakten in Buitenzorg (bl., zoj.l ).

BCROPUUL.UWNEAF, 703 STH.GA.

5. Buchnera argUta decaisn. Scabra, semipedalis ereeta, caule
tereti ramoso, ramis cauli similibus patentibus, folia radicalia in pe-
tiolum attenuata lanceolato-oblonga obtusa, subrepauda, 1 ± poll. longa,
2 lata, utriuque scabra, caulina sessilia alfcema, raro subopposita, li-
nearia obtusa integerrima pilis brevissirnis striguloso-scabra ; spica
terminalis bracteis 1—8 lin. longis, ovato-lauceolatis subconcavis,
calyce dimidio brevioribus, floribos distinctis brevissimepedicellatis
(bibracteolatis), calyx 1 \ lin.longus cylindraceussubarcuatus, demum
subrotundo-ovatus 10-nervius,dentibus 5 ovatis subacutis aequah-
bus, scaber, corolla 3 lm. louga, coeruleo-purpurea, tubo subarcuato,
limbi laciniis 5 subaequalibus subrotundis. Buchnera argula Decaisn.
in IV. Ann. Mus. III. p. 374. — B. lilacina Zippel. herb. — B.
niyrescens Spanoghe Icon. ined. tab. 69 (Litniaca XV. ;>. 331).

Ti mor (spaxogiie, zippel.).

8. Buchnera hispida hamilt. /. c. Usque bipeclab's, param ramosa,
pilis longia hispida, basi foliosa, folia oblonga vel lanceolata subden-
tata majora bipollicaria, superiora linearia, spica interrupta gracilis mul-
tirlora, bracteis anguste lanceolatis, corollae tubus brevissirue exsertus,
capsula calyce brevior. Wig hl Icon. IV, tab. Ml 2.

Warme gewesten van Afrika. Madagasca r. V oor -1 ndi ë.

Observ. Species Novo-Hollandae tropieae forsan in Moluccis vel ïi-
mor reperiundae.

XX1IT. STRIGA loureir. Calyx tubulosus costatus, 5-denta-
tus vel 5-fidus. Corollae tubus tenuis, medio vel supra medium
abrupte incurvus, limbo bilabiato, labio superiore saej^ius bre-
viore iutegro emarginato vel bifido, inf. trifido. Capsula recta, val-
vulis coriaccis, maturitate elastice dehiscentibus, — Herbae geron-
togaeae tropieae, iuterdum rhizoparasitieae, siccatae nigrescentes, fo-
liis inf. oppositis, sup. alternis vulgo linearibus, tl. spicatis, saepe mi-
aute bibracteolatis.

i l. Calyx 5-costatu*.

1. Striga OrobanchoideS BEXTH. Glabra vel puberuia, ramesa, fo-
bis minutis squamaeformtbus, floralibus lanceolatis calyces vix aequan-
tibus. Striga orobanchoides Bcnth. in Comp. bot. Mag. I. p. 361, tab.
19 itt BC. Prodr. I. c. p. 501. Hook. FL Nigrit. p. 474. —Buchnera
orobanchoides R. Br. App. Salt. Voy., Endl. in FL bot. Zeit. 1832, p.
387, tab. 2.— B. hyderabadensis Roth. Nov. Spcc. p. 892. — B. ge*-
'wioidcs Willd. Spec. III. p. 338.— Orobanchc indica Spreng. Sy*t.

SCROPHULARIN'EAE. 704

STMGA.

II. p. 817, non Roxb.— Striga orchidca Hochslelt. in Herb. Union.pl
mibic. n. 387. — Campuleia coerulea et rosea Bojer herb. ~ Bast tu-
berosa parasitaus, in Lepidagathidis specie {Herb. Wighl).
Tropisch Afrika. Vo o r-I n dië, algemeen.

2. Striga? flava miq, E radice parva (rubra) erecta gracilis ad
inflorescentiam saltem parce ramosa, 1 — 2-pedalis, tota pube sub-
appressa scaberrima, folia infima exilissiuia rotundato-elliptica, reli-
qua linearia appressa, spica basi ramulis paucis parvulis oppositis
aucta dissitiflora, fiores inf. oppositi, superiores alterni brevissime
pedicellati, bracteae lineares calyce 5-costulato subobliquo (in fructu
ecostato etobliquo) breviores, bracteolae 2 filiformi-lineares, //corolla
flava" (deest, unde genus subdubium).

Sumatra, bij Rau (teysmann).

3. Striga multiflora benth. /. c. p. 363. Scabra, ramosissima ; fo-
lia elongato-linearia, floralia liueari-setacea; spicae gvaciles inter-
ruptae, corollae glabrae, labium sup. bifidum inferiore tripartito pa-
rum brevius. DC. Prodr. I c. p. 501. — Str. curviflorae, speciei
Novo-Hollandae affinis, sed ramosior, corolla paullo minor, labio sup.
majore, magnitudine Str. hirsutae (benth ).

Eilanden aan denoordkust van Australië (CUMING). — Moluk-
ken. Pliilipp. eil. (cuming, n. 1360).

4. Striga densiflora benth .Ie. Glabriuscüla, acaberrima, folia tan*

ceolato-linearia, floralia squamosa; spicae crassiusculae, juniores deasae
demum elongatae interruptae, corolla glaberrima, labio sup. eaiarp-
nato quam inferiua duplo breviove. DC. Prodr. I c. p. 502. — -hutu-
nera Benth. Scrophuï. ind. p. 41. — B. asiatica Linn.,Vahl. et ahor. at
parte, — Herb* 3— 5-pollicaris, vel rarius pedalis, rigida ; folia patenua,
Voor-Indië.

5. Striga Spanogheana hÏq. Stricta gracilis, superne pauci-ramea,
hirtello-scabra, caule tetragono, l{-pedali, folia subpatula hneana
iutegerrima uninervia, 1 — l|-pollicaris, piloso scabra, fasciculi
liosi axillares; spicae graciles interruptae, bracteis subulatis ca)C
longioribus, caljx inaequaliter 5-fidus, laciniis lineanbus p osi.
bracteolis 2 confonnibus, corollae tubus gracilis infra apicem ïnfra^
tus, limbi pallide rosei labium superius obcordatum inferiore •-
2 lin. longo bis terve brevius. Striga curviflora R. Br. t Spano

G MANDALA WANG1 van de WESTZIJDE. REGIO MOST SUPKRIOR.JAYAEOa

SCBOPHÜLABINEAE. 705 STBIGA.

in linnacd XV. p. 831. Icon. ined. tabAQ. — Bitellia suaveolens
Spanogh. herb. — Stamina inclusa, antherae in fauce visibiles. Stig-
ma simplex. Corolla (ex nomine) suaveolens, an glabra velpubera? A
Str. curviflora (novo-hollandfi quam nonvidi) satis diversam puto; cl.
MHTHAM enim liane quod ad habitum attinet, cum Str. cuphrasioidc
comparat, a qua nostra vero (ex icone) multum recedit, praesertim
ealyee profunde fisso discrepans. Huc probabiliter etiam Buchncra
curviflora BI. Bijdr. p. 740, excl. syn. B. Dr.
Timor, in de bergstreken (spanogiie}. — Java?

§ 2. Calyx 10 — 15-costatus.

6. Striga hirsuta benth. Semipedalis erecta laxe ramosa, scabro-
liirta vel villosa, folia linearia elongata vel inferiora lauceolata, ca-
lyces plerumque 10-costati, corollae tubus gracilis glaber vel minute
puberulus, limbi labium sup. inferiore bis terve brevius. Striga hir-
sula Benth. in DC. Prödr. I. c. p. 502. — Striga lulea Lour. FL
Cochinch. II. p. 27. — Buchnera asiatica Linn. herb. ex part e. —
Buchncra cöccinea Benth. Scroph.ind. p. 40. — Str. coccinea Benth.
Comp. bol. Mag. p. 364. — Str. pusilla Jlochstelt. herb. Schimper. —
% Humilis Benth. 1. c. p. 503, foliis latioribus, spicis densis. Buch-
nera phoenicca Wall. in Benth. Scroph. ind.pAl. — Striga Benth.
W Comp. I. e. — Variat corollis luteis vel phoeniceis.

Warme gewesten van Afrika, vooral in het oostelijk gedeelte,
Mascarh. eil.; van Arabië over geheel Zuid-Azië eu den Sun-
tU-Archipel tot in China. — Java (spanogiie, zoll.).

7. Striga euphrasioides benth. Glabriuscula, scabra, folia linea-
m e ' ori gata integerrima vel paueidentata; spicae graciles dissitiflorae,
bracteae foliis subconformes flores excedentes ; calyces sub- 15-striati ;
corollae tubus pubescens breviter exsertus limbo subduplo longior.
Striga euphrasioides Benth. Comp. bot. JJ%.Ï./?. 364. DC. Vrodr.
'• ?■ — Buchncra euphrasioides Vahl. Symb. III. p. 81. BI. Bijdr.
P- 740. Wighl Icon. JU. tab. 855. Hassk. Cat. bog. p. 146.— B.
n >Wsti folia Don Prodr. Nep. p. 91. — B. bifida Ilamilt.in Wall.

( ' ■ n. 3872. — B. asiatica Linn. herb. ex parle. — Str. glabrata

/. c. — Ilerba praecedente vulgo gracilior, minus ramosa,

gfcbrior, siccata magis nigrescens.

45
"OW van Ned. Indië. II.

SCROPHDLARIXEA», 706 SOPUBIA

Voor- en Achter-Indie, van de vlakte tot in de bergstreken.
Java, gemeen op grasvlakten. Djoekoet tjengtjeng sund.

8. Striga MasWÏa BïNTH. Elata, scaberrima, folia elongata appressa
integerrima, spicae elongatae interruptae, calyces 15-striati elongali,
corollae tubus longiuscule exsertus tenuiter pubescens limbo ampio
paullo longior. Striga Masuria Benlh. in Comp. l.c, ap. DC. l.c —
Buehnera Masuria llam. in Benth. Scroph. inch p. 41. — B.Wallichii
Benth. in Wall. Cal. n. 3876. — A specie praeced. corolla multo ma-
jore (labium inf. 6 lin. longum) nee non statura rigidiore et elatiore
differt — An luie Buehnera argentea Spanoghe in LinnaedXV.p.3'61?

Voor- en Ach ter-Indië. Philipp. eil. (cuaiijcg, n. 1359).

Tribus V. Gerardieae benth. /. c. p. 189 el 506. Folia saltcm
inferiora opposita. Calyx 5-dentatus vel 5-fidus, rarius spathaceua
antiee fissus. Corollae tubus amplus, laeiniis 5 planis latis subacqua-
libus, 2 superioribus saepe magis approximatis. Stamina 4 didynama
vel subacqualia, per paria approximata. Antherae biloculares, loculss
saepe mucronatis, aequalibus majusculis vel altero casso.

XXIV. SOPUBIA hamilt. Calyx campanulatus 5-dentatus, den-
tibus aestivatione valvatis brevibus vel angustis. Corolla infundi-
buliformi- vel subrotato-carnpanulata, limbi laciniae patentes integrae.
Stamina didynama, antherae 2 vel omnes per paria coliaercntos,
Ioculo altero cujusve antherae ovato submutico fertili, altero parvo stipi-
tato casso. Stylus apiceincrassatus obtusus subünguaeforrois. Capsula
ovata vel oblonga, apice rotundata vel compressa, retusa vel emargi-
nafa, valvulis integris veldemutn septicidebifidis. Semin a numero?:),
testït laxiuscula. — Herbae Africanae et Asiaticae erectae ramosae, fo-
liis oppositis vel sup. alternis angustis saepe dissectis ; fl. racemosis
vel subspieatis.

1. SopUbia delphinifoHa o. don. Ramosissima, vix scabra, folia ple-
raque pinnatifida laeiniis anguste linearibus; calycis dentes hnean-
subulati tubo longiores, corolla infundibuliformi-campanulata, capsulae
apice rotundatae. Sopubia dclphinifolia O. Don Gen. Syst. Dicht. Pt-
IV. p. 560. Benlh. in DC. Prodr.l.c.p. 522.— Gerardia LuvuSpcc^
p. 848. — Euphrasia Coromandeliana Roth in Spreng. Syst. l\.pji°-
p. Farvi flora Benlh. I. c. {Gerardia Heyneana Benth. in Wall. tat.
in 39<J1). — Ceylon. — Voor-Indië, op vochtige plaatsen.

dentes triangulares acutiusculi, corollae tubus brevissimus, hm wj>
rofcatus. Sopubia Irifida Hamilt. in Don Prodr. Nepal. p. .88. J- JJ
l c. — Gerardia Sopubia Benlh. Comp. bot. Mag. I- P- 21ü * *

SCROPHULARINEAE. 707 CENTRAIVTHERA.

rardia scabra ej. in Wall. Cat. n. 3889, non Linn. — Ceylon.

Voor-Indië. — ? M a d a g a s c a r.

Adnot. Sopubiae speciera quam in Java seinvenisse monet cl. zol-
linger in Nat. en Geneest Arch. Ned. Ind. II. p. 6, nondum vidi.

XXV. CENTRANTHERA r. brown. Calyx foliaceus com-
pressus hinc fissus inde acutus vel acuminatus, integer vel demum
breviter 2 — 5-fidus. Corollae infundibuliformis tubulosae incur-
vae tubus sub fauce ventricosus, limbi obscure bilabiati laciniae
latae integrae. Stainina didynama inclusa. Antherarum loculi
transversales calcarati vel mueronati, altero minore vel angustiore
saepe casso. Stylus apice coinplanato-dilatatus, lanceolato-linguae-
formis acutus. Capsula obtusa, valvulis integris. Seuiina uumerosis-
siraa,oblongo-cuneata, testa laxa. — Herba scabrae, in Asia calidiore
indigenae, foliis oppositis vel sup. alternis, saepe angustis, floribus
in axillis foliorum floralium solitariis, oppositis et alternis.

1. Centranthera hispïda r. br. Herba subpedalis erectacano-his-

pida, simplex vel virgato-ramosa, folia linearia, pilis e tuberculis or-

tis hispida, calyces ovati acuti. Centranthera hispida R Br. Prodr.

I. p. 438. Wall. PI. As. rar. I. tab. 45. — C. nepalensis Don

Prodr. Nep. p. 88. — Digitalis slricta Roxb. Fl. Ind. III. p. 99.

Algemeen in geheel Ind ië. Java. Philipp. eil. — Nieuw-
Holland.

Tribas VI. Euphrasieae benth. /. c. p.1S9 et p. 526. Calyx sae-
pius tubulosus vel campanulatus magis minusve compressus et antice
veJ antice et postice fissus, dentibus variis. Corollae labiura posticum ga-
leatum aut concavum, erecturn. Stamina adscendentia sub galea didy-
nama - postica rarius sterilia.

f ..| XXVL SYN NEMA eenth. CaJyx 5-partitus. Corollae galea
alcata compressa acuta, labium in f. lanceolatum medio biplicatum
apice > breviter trilobum (lobis lanceolatis) aequans. Stam in a sub ga-
ea clidynama, filamentis basi membranaceo-dilatatis, per paria, an-
■cum cum postico, breviter connatis; antherae sagittatae muticae,
cuiis subaequalibus. Stylus apice uncinatus acutus, minute stigma-
sus. Capsula lanceolata, in placentis bifidis polysperma.

ï- Synnema avanum benth. in bc. Prodr.x.p.zss. Pedicuiaris

Wall. Cat. n. 1009. Benth. Scroph. ind. p. 52. Herba ramo-
oiffasa humilis pilosa, ad nodos inferiores radicans; folia oppo-

45*

SCROPHULARIW 708 SYSNEMA.

sita sessilia lanceolata, circiter pollicaria, semipinnatifida, lobis lanceo-
latis brevibus integris vel incisis, floralia decrescenüa, minus partita,
suprema demum integerrima; fl. in axillis solitarii sessiles; calycis la-
ciniae iaaequales lineares virides pilosae; corolla 5—6 lin. longa.

A eb ter- In die, op den Taong-Bong (wall.).

Adnot. Pedicularis species plures in India contin. superiore, in
Nepalia. et Himalaya crescunt, quarum quaedam in regione montana
Sumatrae vel Bornei forte reperiundae! Ped. zey lanicaBENTti. e ju-
gis Neilgbericis in Ceylaniae usque montes etiam distributa.

Gemis dubium: TALA blanco. Calyx 5-dentatus. Corolla tu-
bulosa, incurva compressa, intus villosa, 4-fida, lacinia. sup. majore
eraarginata. Stamina didynama per paria incurvo-adscendentia, an-
therae globulo insertae. Ü variurn conicum. Sty lus brevis. Stier-
ma trilobum, lobo superiore bilamellato. Capsula bilocularis poly-
sperma.

1. Tala Odorata blanco Fl. Filip. p. 484. Planta uliginosa peda-
lis; folia opposita, lanceolato-ovata serrata, subtus foveolato-punctata,
villosa; petioli cobaerentes; fl. solitarii sessiles; calycis punctati (len-
tes lanceolati inaequales. — Philipp. e il.

Adnot. Browallia demissa linn., a zollingbk sub n. 1586 herb.
jav. distributa, in Hort. bogor. sua sponte e solo ex Europa advecto
nata (hassk. Cal. bog. p. 144), in llortis Javaejam obvia (filet l.c.
P- 85).

RüSSelia juncea MJCO. [Russ. eqtusetifortnis Cham. el Schld. a cl.

HAS8KARL Pl.Jav. rar. p. 492 commemorata versimillime eadem),slirp
mexicana, in regionum tropicarum hortis ut v^detur vulgam, ew
lana insula in bortos Javae introducta, ornatus causa frequenter culta.
A n g e 1 o n i a e ii.b.k. species ornatus causa in bortis Javae seruntnr.

(FILET 1. c.).

Ordo CLXVT. PLANTAGTNEAE r. brow.n.

Herbac annuae vel perennes vulgo acaules, nunc caulescentes suf-
fruticosae, foliis illarnm rosulatis, caulinis alternis vel opposiu,
integris vel varie incisis; floribus utplurimum spicatis, hennap r -
ditis vel rarius diclinibus. Herin. Calyx berbaceus H»** £
sistens, phyllis anticis liberis vel coalitis imbricatis. OorolUJ
pogyna scariosa tubuloso-4-loba, laciniis aestivaüone jmbnc*
Stamina 1-4, corollae tubo inserta ejusque lacnns «IteB*
lamentis filiformibus, aestivatione induplicatis, antnerH .
übns bilocularibus, apiculatis, longitrorse dehiscentibus. Uv

ÈUNTAGI3EAE.

709 PLANTAGO.

liberum 1 — 4-loculare, loculis 1 — 8-ovulatis, ovulis peltatis me-
dio loculi vel, si solitaria fundo inserta. Stylus filiformis, longi-
trorsum bifariam stigmatosus. Capsula circumscisse rcclusa, 1 — 4-
locularis, submeinbranacea, 1- vel pleiosperma (rarius indehiscens
crustacea monosperma), septi demum a latere soluti iutegri vel apice
emarginati faciebus seminiferis. Seminum testa madefacta mucosa,
albumen carnosum, embryon hilo parallelum rectum vel arcuatum,
cotyledonibus oblongis vel liuearibus. Dicliu. Masc. pistilli ru-
dimcntmn. !Fem. Calyx trisepalus (irisi 3 bracteas credas), coroll a
tubulosa 4-loba. Stamina nulla. Ovarium uniovulatum.

I. PLANTAGO linn. Flores herrnaphroditi, spicati vel capi-
tati, singuli bracteati. Capsula basi circumscisse deliiscens, septo
seminifero, demum libero. Reliqua conf. supra. — Genus cosmopo-
litum, praesertim in regionibus temperatis vigens.

§ 1. Poli/neuron Decaim. in DC. Prodr. XIII. p. 694. Perennes,
acaules, foliis nervosis j corolla parva fuscesceus; stamina exserta; cap-
sula polysperma.

1. Plantago major linn. Spec. p. 163. |S. Asialka Decaisn. l.c.
rolia rotundata inferne obscure denticulato-sinuata tenuia in petio-
luin tenuein attenuata 3 — 7-nervia; peduuculi graciles adscendentes
iolia parurn superantes, spicae graciles magis minusve basi remoti-
florae. Plantago asialka Linn. Spec. I. c. Bl.Bijdr.p. 732. Zoll.
wfc p. 118. A specie, origine europaea, nunc per orbem divulgata
et multum hinc variante, foliis latioribus tenuioribus minus denta-
tis gracilius petiolatis praesertim differt.

Oost-Indië. China. Sunda-Archipel. Java, bij Pantar
1'etébijde woningen (zoll., il 839). Mauritius. Zuid-Arne-
rika. — Koeping mendjangan/at;.

2. Plantago incisa hassk. ïolia elliptico-lanceolata vel ovato-
«uptica obtusa trinervia subintegerrima vel grosse et remote den-

a a ' S^brata, in petiolum planum attenuata, deorsum membranacea
ar bata; pedunculi graciles folia superantes pubescenti-liirti, spicae
lou o ae vel ovato-oblongae densiflorae, bracteae ovato-ellipticae ca-
yce parurn breviores glabrae; phylla calycina ovalia glabra; corollae
acuuae ovatae acutae reflexae; ovarium biloculare, loculis 4-ovula-

fLAxYTAGINEAE. 710

PLANTAGO.

tis. Plantago incisa Hassk. Cat. bog. p. 95. Flora bot. Zeil. 1842.
II. Beibl. p. 22. Decaisn. L c. p. 696. — Radix fibrosa. — Var.
[•>. pusilla zoll. Cat. p. 118.

Java (hassk.), langs de wegen bij Gebok Klakka algemeen (zoll.
n. 337 en 2544). — (?. Op denArdjoeno8000'(zoLL.). — Ki Oerat
sund., Koeping mëndjangan, Soero panda^ar.

3. FlantagO CTOSa wall. Folia ovalia vel ovato-elliptica integerrima
vel eroso-dentata 5-nervia puberuia glabrata, peiiolis canaliculatis basi
dilatata membranacea parum barbatis ; pedunculi adscendentes folia su-
perantes inferne compressi vel canaliculati glabrati; spicae elongatae
inferne laxiflorae, bracteae calyce breviores ovatae glabrae vel cilio-
latae, phylla calycina ovato-rotunda glabra late membranacea, corollae
laciniae ovatae acutiusculae reflexae; ovarium parvum biloculare, lo-
culis circiter 8-ovulatis. Plantago erosa Wall. Cal. n. 6412. Decaisn.
I. c. — PI. longiscapa Jacquem. herb. — Plantago crenala Blanco Ft.
Filip. p. 56 (?).

Bergstreken van Voor- In die. — Pbilipp. eilanden?.

§ 2. Ileptaneuron Decaisn. I. c. p. 698. Perennes vel suffmticosae
acaules, foliis 5 — 7-nerviis; corolla fuscescens; stamina exserta; cap-
sula 4-sperma.

4. Plantago HaSSkarlÜ decaisn. JTolia oblonga obtusa subinte-
gerrima remote calloso-denticulata utrinque pilis brevibus mollibuscpie
inspersa 5 — 7-nervia, in petiolum inferne membranaceum attenuata,
inia basi barbata; pedunculi axillares folia superantcs teretes graci-
les; spicae cylindraceo-oblougae, bracteis ovatis; phylla calycina
elliptica; corollae laciniae ovatae; ovarium biloculare, loculis 2-ovu-
latis. Plantago Hasskarlii Decaisn. l.c. p. 700. — Plant, rubens
Hassk. Cat. bog. p. 95 et l.c.. non Porlenschl.

Java, op den Pangerango 9000' (hassk., zoll., n. 1929). —
Tjcii, Ki Oerat sund., Koeping mëndjangan /at;.

5. Plantago Loureirei roem. et schult. Syst. III. p. 112. FoK>

ovata subacuta 5-nervia subdentata glabra petiolata, pedunculi teretes
tenues, spicae longissimae eylindraceae; corollae laciniae albae; sta-
mina longissima, capsula bilocularis 4-sperma. Decaisn. I. e. p- "01-
Plantago major Lour. Cochinch. I. p. 90. Kacmpf. Amoen. cxol. v
912. — Cochinchina.

§ 3. Leucospyllium Decaisn. l.c. p. 704. Annuae vel perennes ; foha
finearia albo-lanata vel sericea, rarius glabrata; capsula disperma.

Plantago Ispaghula roxb. Ft. Ind. I. p. 404. In India or.
cisgangetica colta.

PU-NTAG.NEAE. 711 PLANT AGO.

«4 Arnoglossum üecaisn. Ie. p. 714. Annuae vel perennes; pe-
duncuïi angulati; calycis phylla antica in uuum coahta; capsula dl»
sperraa.

6. PlantagO lanceolata linn. Spec. p. 3 64. Folia lanceolata vel
oblongo-lanceolataiiunc obscure denticulata, utrinque attenuata,3— 5-
iiervia, glabra vel pilosuia, sessilia vel petiolata, petiolis canaliculatis;
pedunculi angulati folia superantes erecti vel adscendentes puberuli
vel glabrati, spicae ovatae vel ovato-conicae demum cylindricae, brac-
teae ovatae attenuatae vel acuminatae glabrae, phylla calycina antica
obtusa saepius glaberrima, postica carina plus minus pilosa, corol-
lae laciniae ovatae acuminatae ad faucem gibbosae lineola intense
fusca, iiotatae vel subpallidae, semina elliptica laevia. Decaisn. I. c.
/>, 714, cum multis synonymis.

Algemeen in Europa, thans over Nieuw-Holland, Noord-
Amerika enz., ook in Indië verspreid. — Java, bijv. in den turn
te Tjipaunas (zoll. Cal. p. 138).

Ordo CLXVIL OROBANCIIEAE l. c. riciiarü.

Herbae rhizoparasitae, coloratae, foliis squamaeformibus. Flo-
res irregulares. Calyx 4— 5-merus, 4— 5-fidus vel bifidus s eg-
men tis lateralibus. Corolla magis minusve labiata, labio sup.
vulgo galeato integro, emarginato vel bilobo, in f. trifido, fauce ple-
ruinque biplicata bigibbosa. Stamiuadidynama,antheris bilocula-
ribus, loculis plerumque basi calcaratis, rimis lateralibus vel poro
oblougo basilari dehiscentibus. Ovarium liberum disco carnoso
unilaterali saepius obsoleto aut in glandulam anticam producto cmc-
tum, uniloculare, placentis parietalibus utroque latere ovarii gemi-
uis distinctis vel geminato-coalitis vel placentis 2 e pariete porrectis
late bilobis, placentis quoad inflorescentiae axin lateralibus, plun-
rarissime pauci-ovulatis, ovulis anatropis brevi- vel longiuscule fu-
üiculatis. Stylus terminalis simplex, apice inflexus vel ranssime
rectus, stigmate magno, capitato-bilobo. Capsula uniloeulans,
apice vel tota bivalvis, valvis placentiferis. Semina minima, testa
fengosa scrobiculata vel passim tuberculata, albumine copioso albo
pellucido, embryo minimo obovoideo integro vel apice subbilobo
I )ro P e hilum sublaterali.

Hrdinis praesertim Austro-Europaei genus tantum subheterogenemn

OROBANCHE AE. 712 AEGINETIA.

in India aquosa crescit. Geuerum primariormn, Orobanclies et Phi-
lipaeae, species quaedam in India continentali et in Nova Hollandia
detectae, forsan intra Elorae nostrae limites ipsae vel affines rcpe-
rientur.

I. AEGINETIA linn. Flor es hermaphroditi ebracteolati. Ca-
lyx spathaceus, antice fissus, postice aeutus. Corollae hypogynae
tubus cylindricus vel inflatus, calycem parum superans, subincurvus,
limbus subaequaliter 5-fidus, bilabiatus. Stamina imo tubo inserta,
inclusa, 4, didynama, antheris per paria cohaerentibus, loculis ex
apice eonnectivi incrassati pendulis, basi acuta dehiscentibus, starai-
num inferiorum postice in calcar conicum productis. O var i urn bi-
loculare (?), placentis erga axin inflorescentiae lateralibus,in quovis
loculo vulgo geminis undulatis, versus septum planum basi et apice
insertum marginibus liberum porrectis, maturis adhuc subdivisis et
sacpe varie difïbrmibus. Stylus simplex, stigmate magno canioso
peltato. Capsula bilocularis, irregulariter bivalvis. — Herbae in-
dicae parasiticae, scapo squamoso, abbreviato, pedunculos unifloros
nudos scapiformes solitarios vel caespitosos confertos exserente, flo-
ribus majusculis speciosis.

1. Aeginetia indica roxb. PI. Corom. I. p. 63, lab. 91. Scapus
elongatus subsimplex nudus; corollae curvatae purpureae limbus bre-
viter 5-fidus. Reuier in DC. Prodr. XI. p. 43. — Orobanche Aegi-
netia Linn. Spec. p. 383. — Tjiam-cwnula Rheed. Hort. MalXl.
p. 97, tab. 47. Calyx flavescens. — //Corolla pallide purpurascens,
scapi vulgo 2 — 3 ex una radice." (jüngh.).

In Voor- en Achter-Indië. Suncla-Archipel. Java, op de
lagere hellingen der bergen, die met gras en struiken bedekt zijn
(jungil). — Philipp. eil. (cüMIRG, n. 2046). China, op wortels
van Andopogon (champion).

2. Aeginetia pedunculata wall. PI. As. rar.UL tab. 219. Wight
Icon. IV. tab. 1421. Glabra, scapus simplex squamis paucis attenuatis;
squamae florales triangulares ; corollae tubus inflatus calycem aequans,
Kmbi laciniae latae rotundato-ovatae subreniformes denticulatae con-
fornaes subaequales, duae posticae lateralesque reflexae; antica (me
labïi inf.) subarrecta. Reuter l.c.— Orobanche pedunculata Roxb i.00>
béng. p. 45. Fl. Ind. III. p. 29. — Bengalen, op de *ortela w
Bamboes en Andropogon.

OROBA>CIIEAE. 713 AEGINETIA.

3. Aeginetia abbreviata hamilt. m Wall. c u t. ». 3965. Bmih.

Scraph. ind. p. 45. Heul. in' BC. Frodr. /. c. Scapus brevissimus ra-
mosus vel simplex squamatus, corollae amplae limbus bilabiatus, labio
inf. auiplo triiobo. Walp. in Nov. Act. N. Cur. XIX. Suppl. p. 400.
Voor-Indië. — Lu zon.

4. Aeginetia acanliS walp. Repert. III. p. 48 1. Reut. I. c. Acau-
lis, flores in capitula irregularia radicalia sessilia couferti, calyx uni-
1 iteraüter fissus vel irreguiariter bifidus, corollae laciniae crenatae, an-
tfierae simplices, 2 interiores glandula auctae. Orobanche acaulis Roxb.
27. bid. III. p. 29. PI. Corom. lab. 292. Corolla extus purpurea, in-
tus flava. — Op de wortels van Saccbarum sin en se in den bo-
tanisclien tuin te Calcutta.

ö. Aeginetia Centronia miq. Herba parvula subcarnosa tota alu-
tacea coriacea, squamis bracteisque (unifloris) ovatis obtusis, in ar-
bonun radicibus (Piperacearuin) parasitica; calyx antice fissus spa-
thaceus ferragineus carnoso-coriaceus, Ij- poll. longus, \ diametro
transverso, demum supra basin circumscissus; corollae infundibuli-
formis subincurvae tubus albus fauce violaceo-pruinosa, limbi bilabiati
subaequalis labium superius bilobum patulum, inf. trilobum patens,
laciniis lateralibus subreflexis, media erecto-concaviuscula ; tota co-
rolla ex zollixg. 1 poll. longa ; stamina 4 inclusa didynama, superiora
longiora; antherae violaceae coalitae, superiores extrorsum saccato-
dilatatae, inferiores basi calcaratae; stylus incurvus albus farinosus
stigmate peltato planiusculo centro concaviusculo; ovarium elonga-
tum compressiusculum glabrum, lutescens, uniloculare, placentis 2
panetalibus late bilobis, lobis simplicibus revolutis undique multi-
ovulatis, demum irregularibus valde defiguratis; fructus subcarnosu-
lusj sed haud bacca dicendus ; semina numerosissirnasubglobosapuuc-
ticulata. Centronia mirabilis BI. Bijdr. p. 776. R. Br. in Hors f.
Pi Jav. rar. p. 122. — Gasparinia mirabilis Endl. {genera) Zoll.
w Nat. en Genees/c. Archief II. p. 7 — G. admirabilis Ilassh. Cat.
p. 155. — Ccnlronota mirabilis DC. Prodr. IX. /). 268.— Tro-
>nccus Steud. Nomencl.

Java, in vochtige wouden op den Salak (bl.), op den Megamen-
" 011 o r i op wortels van Pepersoorten (zoll.). — Kömbang sirih sund.

Ordo CLXVIII. CYRTANDRACEAE jack.

Werbac pcrennes, rarissime annuae, interdum frutescentes, foliis
sar l' u,s °Ppositis simplicibus. Inflorescentia defiuita axillaris vel

GYBTANDRACEAE. 7 1 1 GEMM

terminalis, nunc ad pedicellum reducta. Calyx saepius aequalis 5-
iïdus vel 5-partitus. Corollae hypogynae limbus 5-lobus inaequa-
lis vel subbilabiatus, Iaciniis aestivatione imbricatis. Stamina 4—5
tubo inserta, didynama, vel 2, raro 5 fertilia, postico saepius sterili
vel nullo. Antherae biloculares, loculis utpluriinum basi discretis,
nunc in unicum loculum confluentibus, rarius parallelis. O var i urn
liberum basi disco annulari cinctum, uniloculare, placeutis 2 pa-
rietalibus, saepius bilamellatis (inflorescentiae axi lateralibus) plu-
riovulatis. Stylus simplex vel subuullus, stigmate bilamellato vel
integvo. Capsula (vel bacca indehiscens) bivalvis pseudo- bi-vel
(placeutis bindis) 4-locularis, loculicide rarissime septicide dehis-
cens. Semina numerosissima nuda, comosa vel alata, album in e
nullo vel parco. Embryon axile teres inversum, cotyledonibus
oblongis. — Ordo, paucissimis neglectis, gerontogaeus, praesertim
sub calidiore coelo vigens, floribus purpureis, incarnatis, albis, raris-
sime flavis. — Pructus indole et praesertim habitu a Bignoniaceis
differt, albumine nullo vel subnullo a Gesneriaceis discrimiuatus.

Overzigt der Geslachten :
I. Openspringende zaaddoos.

A. Zaden aan beide einden in een haar uitloopend; — helmknop-
pen zonder aanhangsels; vier vruchtbare meeldraden; — stempel 2-
deelig: I. Dichrolrichum ; — onverdeeld: II. Aeschynanlhus ; — 2
vruchtbare meeldraden: 1IL Agalmyla; — helmknoppen op den rug
met aanhangsels: IV. Lysionolus.

B. Zaden zonder haren; f zaaddoos dun, zeer lang : — a. kelk
5-deelig of spletig, hokken der helmknoppen van elkander wijkend;
stempel 2-deelig: V. Didymocarpus ; — als V, maar de helmknop-
pen veelal behaard; stempel ongelijk, eene slip ontbrekend, de onderste
2-deelig: YI. Chirila; — als de voorgaande, maar slechts 2 meel-
draden, bloemkroon radvormig-klokvormig : VIII. Baea ; — b. kelk
in 2 spitse slippen verdeeld: VIL Bilabium ; — ff zaaddoos rond-
achlig, in den kelk besloten, met spleten openspringend ; — a. kelk
5-deelig; — slippen eirond; 4 meeldraden: IX. Monophyllaea ; —
kelkslippen klepsgewijze ; 4 meeldraden met niervormige helmknop-
pen : XI. Loxonia ; — b. buisvormig 5-tandig ; — bloemkroon 2-
lippig, 2 vruchtbare, 3 onvruchtbare meeldraden : X. Loxolis; —
bloemkroon bijkans 2-lippig, 4 vruchtbare meeldraden: XII. Bü-

CVRTASDRACEAE. 715 DICIJROTRICUUM.

sea; — c. kelk 2-lippig: XIII. Loxophyllitm.— (XIV. Cotylan-
thera) ; — ttt dwars openspringend; — 4 vruchtbare meeldraden:
XV. Slauranlhera ; — 2 : XVI. E pit h erna ; — fttt zaaddoos iets
langer dan de kelk, met spleten openspringend, zaden met lange
navelstrengen : XVII. Lo.rocarpus.

II. Vrucht meer of minder vleezig, niet openspringend; — 2
vruchtbare meeldraden; helmknoppen met evenwijdige hokken: XVIII.
Cyrlandra ; — hokken ongelijk, niet evenwijdig: XlX.Whitia; —
4 vruchtbare meeldraden: XX. Bhynchotechum.

Tribus I. Didyjiocabpeae. Capsula dehiscens.

Sublribusï. Aeschynantheae do. /. c. p. 260. Capsula siliquae-
formis longitrorse deliiscens. Semina utrinque appendiculata.

* Antherae ntplurimum exsertae, inappendiculatae, loeulis linearibus
parallelis. Semina pendula, extremitate superiore nuclei, nee appendi-

cis, affixa.

I. DICHROTRICHUM REINW. Calyx campanulatus subaequa-
Hter 5-dentatus. Gorollae subhypocraterirnorphae tubus leviter
curvatus intus supra basin villifer, limbi subaequaliter 5-lobi laci-
mae emarginatae. Stamina 4 antherifera didynama, antheris con-
nectivo producto geminatim cohaerentibus; quinti exile rudimentum
nunc subdeficiens punctiforme. O v ar i urn angustum, disco annulari
obsoletosuffultum, stylo elongato, stigmatebilamellato. Capsula
fihformis, placentis bilamellatis, seminibus teretibus utrinque mo-
notrichis. Trommsdorffia BI. partim quoad spec. dubiam characteri
non congruam. Trommsdorffia B. Br. in PI. liorsf. non Mart. —
ltaque lubens nomen abeato reinwardt datum servavi ne genus alio
sensu quam quo primitus esset conditum, immutato autem nomine
propositum confusioni ansam daret.

1. Dichrotrichnm ternateum reinw. mss.de Vriesti» Pl.Beinw.

P- > tab. I — H. Herba grandior hirta radicans; folia opposita in-
aequalia, altero maximo longiter petiolato cordato-rotundato acuto
entato, altero minimo subsessili ovato; pedunculi e folii minoris
axilla longissimi, folium majus alte superantes, apice bifido sub-
eiiato-cymiflori ; flores pedicellati; ealyx sub capsula longissimfi
Puistens; semina fusca, pilo uno albo, altero fusco terminata.

CYRTANDRACEAE. 716

AESCIIYKASTUUS.

Bignonia ternatea Bcinw. in sched. Mn. — Dichrolrichum mss.
a. 184-5. — Trommsdorflia ? elongala BI. Bijdr. p .7 63. 11 Br. in
Hors f. PI. Jav. rar. p. 116. — Liebigia BC. Prodr. IX. p. 259.
Ternate, in de wouden der vulkanen, op boomstammen, Au<*.

(REINYVARDT).

II. AESCHYNANTHUS jack. Calyx 5-divisus ventricoso-
tubulosus vel partitus. Corolla infundibulifonni-tubulosa incurva,
limbo obliquo bilabiato. Stamina 4 antherifera didynama saepe
exserta, cum quinti rudimento. An the rar urn loculi paralleli.
Ovarium annulo cyathiformi basi cinctum teres longum, stylo
filiformi, stigmate indiviso, dilatato, subinfundibuliformi. Cap-
sula elongata acuminata valvis 2 strictis vel deintortis, placentis
bifidis bilamollatis margine revolutis quasi 4-locularis. Semiua nu-
merosissima minuta pendula apice nuclei affixa, utrinque pilifera,
pilo inferiore solitario, superiore unico, duplici vel pluribus. — Suf-
fruticuli herbacei radicantes scandentes, saepe peudo-parasitautes,
foliis oppositis carnosis, pedicellis terminalibus aut axillaribus uui-
aut plurifloris, fl. speciosis saepe rubellis vel incaruatis. — Lysio-
nutus Blume Bijdrag.

§ 1. Calyx acute 5-fidus vel partitus, laciniis linearibus. Stylus sae-
pius stamina multo superans. Semina utrinque monotricha, pilo superiore
brevi dilatato vel siraplici.

1. AeSChynanthUS HorsfieldÜR. rr. Glabra, folia ovato-lanceolata
subacuminata, calycis 5-partiti laciniae lineari-lanceolatae, semina
utrinque unipila, pilis subulatis. Aeschynanthus Horsfieldii R.
Brown in Hors f. PI. Jav. rar. p. 116.

Java (iiorsfield).

2. Aeschynanthus angnstifolia steud. Polia inferiora opposita,
superiora subverticillata lineari-lanceolata obtusiuscula avenia, flores
axillares solitarii terminalesque aggregati, virides, rudimentum sta-
minis quinti capitatum. Aeschynanthus anguslifolia Steud. >-
mencl. — DC. Prodr. IX. p. 262. De Vr. in PI. Beinw. p. 8.-
Bignonia anguslifolia Blume Verh. Balav. Genootsch. IX. /'• !•*
Cal, Builenz. p. 82. — Lysionulus ej. Bijdr. ;>. 765. — Tricho-

CïfiTANDRACBAB. 717 AESCBYHANTHÜS.

sporum angustifol, Nees ab Es. in Flor. bot. Zeil. 1825, p. 144.

Cnulis radicans.
Java, bij Buitenzorg, op de boomstammen (reow.).

3. AeSChynanthllS geminata zoll. Caulis radicans; folia e basi
obtusfv oblougo-lanceolata acuminata aveuia coriacea, flores axillares
yeminati, petlunculi petiolo subaequales cum laciuiis calycis subula-
tis villosiusculi, corolla fuscescens, inter minores. Aeschynanthus
gemiuatus Zoll. in Nat. en Geneesk. Archief II. p. 574. — Nou vidi.

Oost-Java, op boomstammen in de wouden van bet gebergte
Keodang 800', Sept. (zoll.).

4. Aeschynanthus purpurascens hassk. Folia oblougo-lanceolata
acuminata crenulato-subdenticulata, subaveuia glabra, subtus pallida
ad costam purpurascentia, pedunculi subfasciculati axillares termi-
nalcsque, bracteis minutis subulatis, calycis tubus brevis, laciniae
subulatae purpurascentes corollam subaequautes, corolla inferne vi-
ridis, limbus fimbriatus sanguineo-maculatus, stamina alte exserta.
Aeschynanthus purpurascens Hassk. Cal. bog. p. 154. Jlook. bot.
-1%. tab. 4236. — Aesch. albida DC. Prodr. I. c. — Bignonia
BI. Cal. Buitens, p. 81. Verh. Bat. Genootsch. I. c.p. 195. — Lysio-
*utus cj. Bijdr. p. 765. — Trichosporum Nees l. c. p. 144.

Java, op den Salak, aan den Tjapoes en elders.

5. Aeschynanthus longiflora dc. Folia opposita lato-lauceolata
aut ovato-oblonga acuminatissima integerrima, subavenia glabra,
uores terminales subfasciculati, calycis 5-partiti laciniae lineari-su-
oulatae adpressae, corollae coccineae tubus longissimus clavatus,
superne curvulus, dorso convexus, subtus canaliculatus, ore oblique
contractus, filamentis longe stylo parum exsertis. Aeschynanthus
tongi flora DC. I. c. — Hook. bot. Mag. tab. 4328. — Van II out I.
M. des Serres III. tab. 288. Paxl. Mag. of Bot. XV. p. 25 cum
icone. — - Lysionutus longiflorus BI. I. c. — Variat foliis angus-
tionbus. — Ab Aesch. speciosa differt corolla unicolore et stylo
parutn exserto.

•ava, in de wouden der bergst reken, in Bantam, Buitenzorg,
Tjandjoer, enz.

CTRTANDRACBAI. 718 AESCHYNANTHUS.

6. AeSChynanthllS SpeciOSa hook. Raixmli subtetragoni, folia op-
posita vel ternata, suprema verticillata, ovato-lanceolata acuminata
carnosa obsolete serrata, pedunculi termiuales riumerosi fasciculati
puberuli, calycis laciniae lineari-subulatae appressae, corollae tubus
longissimus (3 — 4 poll.) clavatus curvulus, dorso convexus, subtus
concavo-canaliculatus, aurantius, limbo scarlatino, laciniis basi striu
nigra luiiata, filaraentis styloque exsertis. Bot. Mag. tab. 4320. Pax-
lon Mag. of Bol. 1847, p. 201 cum icone. Van Houlte Fl. des Ser-
res IIT. tab. 267. Ann. de Gand III. p. 415, lab. 163.

Java, in de bergstreken.

7. Aeschynanthus bracteata wall. Cat. n. 794. dc. i. c. Folia

e basi subacuta elliptica acuminata pennivenia, coryrobi bracteae ova-
les acuminatae pedicello longiores, calycis 5-partiti laciniae lanceolatae
erectae, genitalia inclusa, semina utrinque pilo siraplici terminata. R.
Br. ap. Hors f. I. c. DC. I. c. — Pundua.

8. AeSChynanthUS maCülata lindl. Caulis ramosus, folia petiolata
lanceolata utrinque acuruinata coriacea, nunc obsolete subdentata, urn-
bella subsessilis terminalis multiflora, calycis pilosi laciniae lineares,
corollae sanguineae clavatae longae pubescentis laciniae obtusissimae
subaequales, antherae purpureae. Lindl. Bot. Reg. 1841, tab. 28. —

V o o r - 1 n d i ë.

9. Aeschynanthus atropurpurea van houtte. Folia opposita (petio.

lis atropurpureis) oblonga acurainata remote glandulose denticulata,
subtus obscure purpurea, supra palüdiora, purpureo-raaculata, flores soli-
tarii axillares, calycis profunde 5-fidi laciniae lineares lanceolatae pur-
pureae, corolla incurva viridis, limbo intus purpnreo maculato, stamina
exserta incurva vel contorta, stylus longissimus, stigmate magno carnoso.
Aesch. alropurpureus van Houlle in Hort. Van-lloutteano II. p. 42. —
V«r. p Zebrina ej. I. c. foliis utrinque pallidius marmoratis. Aesch.
Zebrinus ej. mss. De Vriese in Tuinbouw- Flora UT. p. 138. Semina in-
cognita, hinc § subdubia. — Voor-Indië of Java?

10. AeSChynanthUS parviflora g. don. Folia elliptica acuminata
nervosa, umbella paucirlora. calycis 5-partiti laciniae lineares, corollae
laciniae superiores breviores acutiusculae, stylus inclusus. G. Don. Gen.
Syst. Dichl. PI. IV. p. 658. BC. I. c. Trichosporum parviflorum D.
Don Prodr. Nep. p. 125., Necs in Flora bot. Zeit. 1825, p. 144. —
Folia duplo latiora et breviora, floresque triplo minores quarn Aesch.
grandiflorae, — Voor-Indië.

§ 2. Characteres fere § 1, sed calyx vulgo non tam profunde 5-fidus.
Semina extremitate superiore ditricha.

11. AeSChynanthUS grandiflora g. don. Folia elongato-lanceolata

CYRTANDRACEAE. 719 AESCHYNANTHUS.

utrinque acuminata avenia integerrima vel repande dcntata, pedicelli
uniflori deflexi in umbcllam multifloram terminalera collecti, calycis 5-
tidi laciniae lineari-oblongae, corollae aurantiaco-rubrae fere sesquipol-
licaris, extus pilosiusculae, incurvae basi ventricosae laciniae omnes
rotundatae subaequales, genitalia exserta, semina superne pilis duobus.
Aeschynanlhus grandijlora G. Don l. c. p. 456. DG. I. c. Lindl. bot.
Reg. 1844, tab. 49. — Incarvillea parasitica Roxb. PI. Corom. III.
tab. 291. Fl. Ind. III. p. 112. — Trichosporum gr andi (lorum Don.
Prodr. Nep. p. 125. — Acsch. parasitica Wall. Cat. n. 796. R. Br. in
Horsf. PI. Jav. rar.l.c. — Oostelijk Bengalen.

12. AeschynanthUS GriffithU r. bh. Folia lanceolata, calycis 5 -par-
titi glabri laciniae lanceolatae, filamenta hirsuta, semina superne pilis
duobas. Aeschynanlhus GriffithU R. Brown in Horsf. PI. Jav. rar.p.
115. 1)0. l.c. p. 261. — Tavoy? (griffjth.).

13. AeschynanthUS fillgens wall. Petioli crassi callosi semipolli-
oares, folia e basi subobtusa oblongo-lanceolata acuminata fere 3.}-poI-
licaiia subpennivenia, pedicelli uniflori in umbellam terminalem collecti,
calycis tubulosi apice 5-lobi dentes acuminati, corolla punicea (scarla-
tina)bipollicaris, limbi Jaciniis nigro-striatis, genitalia exserta. Aesehy-
unlhut fulgens Wall. Cat. n. 797. DC. L c. — llook. Bot. Mag. tab.
4891. — Semina incognita; § dubia. — Tavoy (gomez).

\ 3. Calyx . . . Semina extremitate superiore pilis numerosis comosa.

14. AeschynanthUS longicauliS wall. Radicans, folia oblongautrin-
que acuta vel obtusiuscula glabra marginibus repandis subreflexa ave-
ma, 2—3 poll. longa, pedicelli gemini semipollicares, flores .... cap-
sula siliquaeformis 4-pollicaris, semina inferne uniseta, superne pilis
plunbus, corpore longioribus. Aeschynanthus longicaulis Wall. Cat. n
>88. DC. I. c. R. Br. I. c. — ïenasserim, bij Chappedong.

§ 4. Calyx tubulosus, rarius subcyathiformis, ore 5-dentato vel-fido.
Semina utrinque monotriclia.

15- AeschynanthUS VOlubiliS jack. Suffrutex volubilis; folia op-
posita ovalia utrinque acuta avenia glabra, carnosa, & — %\ poll.
longa, pedunculi axillares apice bibracteato biflori, bracteis ovatis,
calycis tubulosi laciniae breves subacutae, corollae kermesinae la-
oium superius breviter bilobum, inferius tripartitum subrefiexum, ge-
"italia breviter exserta, semina utrinque uniseta, seta superiore basi
dilatata. Aeschynanlhus volubilis Jack. in Transact. Sod. Linn.
Lond. XIV. p . 42, tab. 3, fig. 3. R. Brown in Horsf. VI. Jav. rar.
*' c - ■ — Trichosporum JSees in Fl. bof. Zeil. I. c.

Su matra, bij Benkoelen (jack.).

CYRTANDRACEAE. 720

AESCHYNANTHDS.

16. Aeschynanthus radicans jack. Caulis radicans, ramis graci-

libus, folia opposïta brevi-petiolata ovato- seu elliptico-lanceolata acuta
marginibus subreflexa, villosa vel pubescentia, aveniacarnosa, subtus
impresso-punctata, 1—2 poll. longa, pedunculi axillares ettermina-
les vulgo biflori, calyce tubuloso ore 5-lobo obtuso corollfique coc-
cinea villosis, semiua utrinque uniseta, seta sup. basi dilatata. Aeschy-
nanthus radicans Jack. I. c. p. 43. DC. I c, non Wall. Tri-

chosporum Nees in Dl. Bijdr. p. 764.? - Acsch. Ncesii Zoll. et
Mor. Sysf. Ver. p. 45.?

Sumatra, in de binnenlanden op boomstammen (jack.). Java
(reinw.). — Si m bar boeroe ng mal. op Sumatra.

17. AeschynanthUSparvifoliaR. br. Folia elliptico-lanceolata gla-
bra, calyx tubulosus subcampanulatus pilosiusculus ore 5-lobo ob-
tusus, semina utrinque monostricha, seta sup. basi dilatata. Aeschy-
nanthus parvijolia R. Brown in Hors f. PI. Jav. rar. p. 115. DC.
I- c. — In specimine Horsfieldiano, sed cui nomen non adscriptum
est: caules sparsissime petioli (brevissimi) disti nc te pubescentes, folia
distantia glabra, elliptico- vel ovato-lanceolata obtusiuscula, subtus
uninervia ettenerrime (adlentem)puncticulata, l^poll. longa, calyx
(unici floris brevi-pedicellati) pollicaris, campanulato-tubulosus ore
lato-obtuso- 5-dentulus, dentibus brevissimis latis, hinc fere 5-sinua-
tus, villosule pubescens (pilis non patulis); corollabipollicariscurvula
patule pubera (pilis articulatis) ; stamina labium superius aequantin,
hinc exserta. — Eiland Bangka (horsfield).

18. Aeschynanthus brevicalyx miq. Eamuli lignoso (?)-rigidi

subteretes glabri, folia brevi-petiolata e basi acutu supra petiolum
subemarginata elliptico-lanceolata vel lanceolata acuminata integer-
rima, crasse carnosa, subtus exsiccatione adscendenti-venosa, glabra
vel juniora supra ad basin cum petiolo pilosuia, 2± — 1| poll. longa,
pedunculi axillares plures conferti breves vulgo biflori cum bracteis
ovatis obtusis pubescentes, calyx e basi acuta cupuliformis 1-J ün. pa-
rum superans, dentibus 5 obtusis distinctis, pilis purpurasceutibus

crispulis hirsutulus, corolla Calyce inter omnes valde distincta.

Sumatrn, bij Loeboe Sampiat (teys.mann). — Sikili^li mal.

CYRTAADRACEAE. 721

AESCIIÏ.\AMUIS.

19. Aeschynanthus pulchra steud. Folia e basirotundat&ovata,

lanceolata, coriaceo-carnosa, obscure dentata, avenia, pedunculi biHori
bibracteati fasciculati axillares tcrminalesque, calyx ovato-tubulosus
pollicaris, apice rubellus, corolla coccinca calyce fere triplo lon^ior
glabra incurva, filamenta breviter exserta. Aeschynanthus pulcher
Steud. Nomencl. cd. all. — DC. I. c. Baxlon l. c. p. 161 Ilooh.
Bot. Maij. tab. 4264. — Trichosporum BI. Bijdr. p. 764. Uassk.
Cat. boy. p. 153. — Acsch. Boschianus de Vr. Tijdschr. Nat. Ge-
schied. XI. p. 341. Ann. de Gand II. p. 403. — Eoliis latioribus,
calyce breviore, corolla, glabra" a sequente differt.
Java, in de wouden op boomstammen.

20. AeSchynanthttS Lobbiana iiook. Subscandens, folia elliptica
carnosa avenia integerrima vel obsolete subserrata glauca, corymbi
terminales bracteati, calyx pollicaris subcampanulato-cylindraceus
dense nigro-tomentosus, dentibus acutis patentibus, corolla incarnata
pubescens bipollicaris calyce vix duplo longior. Aeschynanlhus
Lobbianus Ilooh. bol. May. lab. 4260. — Van Iloullc Ft. des-
Serres IV. lab, 346. Praecedenti affinis, calyce valde distincta.

Java (lobb).

21. Aeschynanthus Teysmanniana miq. Caules radicantes pu-

bescentes, folia opposita petiolata elliptico- vel rotundato-ovata acuta
summo apice obtusiuscula, inde a medio obsoletissime fuscule denti-
culata, subtus puberuia, obtectivenia (pollicaria), pedunculi termina-
ls et axillares (solitarii) semipollicares bibracteati, bracteis opposi-
3 iauce olato-oblongis membranaceis puberis ciliolatisque, calyx cy-
lindraceus 5-angularis 5-dentatus (dentibus lanceolatis) pubescens
pollicaris, basi viridis caeterum atro-fuscus, corolla fere 2£ pol-
icaris, ad dimidium fere inclusa tubuloso-clavata, prope apicem cur-
v ula, extus coccinea, pilis capitellatis puberuia, intus lutescens, fauce
ia bio lutco-coccineo-variegatis, filamenta breviter exserta, ovarium
ïquaeforme pubescens, stylus brevis, stigma peltatum vix subbilabia-
m - Aes ohynanthus TeysmannianusMiq. in Berlin. bot. Zeil. 1848.
p. U9. Ab A. javanica quacum alii comparaverunt, satis distincta.
ava, iu den Hortus Botanicus te Amsterdam ingevoerd.

22. Aeschynanthus javanica iiook. (Tab. XXXV). Eadicans, folia

i-, 46

^'•avanXcd Indië. ir.

CYRTANÜRACEAE. 722 AGALMYLA.

opposita, ovata, obscure angulato-dentata, coriaceo-camosa, veins im-
inersis, corymbus terminalis bracteatus, calycis cum pedicellis pubes-
centis, obcomco-cylirjdrici dentes brevissimi, ovati, corolla tubuloso-
clavata purpurascens pubescens calyce triplo longior, limbi intus basi
lutescentis laciniae patentes, stamina exserta. Aeschynanlhus javani*
cusHook, bot. Mag. tab. 4503. Fl. des Serres VI. lab. 598.
Java, op boomstammen (lobb).

23. AeschynanthUS miniata lindl. Prostrata, folia opposita
ovalia utrinque acuta coriacea integerrima, pedunculi axillares tri-
Üori, calyx patulus cyathiformis brevis, obsolete lobatus basi circum-
scissus, corollae miniatae tomentosae labium superius bilobum, iafe-
rius aequaliter tripartitum laciniis oblusis. Aeschynanlhus minialus
Lindl. Bot. Heg. 1846, tab. 68. Van Ilóulle Fl, d. Serres III. lab.
236. Part. I. c, XVI. p. 65 cum icone. — Aesch. radkans Wall.
Gal. n. 79S.- 9 non Jack. — Trichosporum radicans BI. Bijdr.p.764t,
(quoad sp. jav.) a quibusdam huc referri solet.

Java, op boomstammen (lobb). — Voor-In die.

§ Species incertae.

AeSChynanthUS WallichÜ B. bb. in Ilorsf. TL Jav. rar. p. C. DC.
I c. p. 2G3. — Aesch. radicans Wall. Cat.n.lQS non Jack. — Sin-
gapore. — An eadem ac praecedens?

AeSChynanthUS longiflora wall. Cal. n. 795, non alior. —Pu ndua
in SiJhet.

III. AGALMYLA r. brown. Calycis 5-partiti aequalis laci-
niae acutae. Corolla tubulosa incurva fauce dilatata, limbo obli-
quo bilabiato. Stamina 5, quorum 2 autherifera exserta. Antherac
lineares conncxae locnlis parallclis. Ovarium disco 5-dentato basi
cinctum. Stigmatis bilamellati lamellae aequales. Capsula longis-
sima siliquaeformis bivalvis (val vis strictis) pseudo- 4-locularis. Se-
mina minuta peudula apice nuclei affixa utrinque setiformi-cau-
data. — Habitu et stigmate bilamellato ab Aesch. differt, — Agali
myla BI. partim. — Orithalia BI. Praef. Fl, Jav. p. VI.

1. Agalmyla Staminea BL, Caulis radicans petolique hirsuti, foha
alterna c basi subacquali oblonga acuminata dcuticulata margme

CYRTAND1UCEAE. 723 ttSIOSOTUS^

subtusque pubescentia, supra glabra, dein urn punctata, fiores axillares
fasciculati diandri, (staminibus 2 fertilibus alte exsertis flexuosis).
Agalmyla staminea BI. Bijdr. p. 767. B. Br. I. e. p. 116. BC. I. c.
p.283. IJook. Icon. Plant., Nov. Ser. IV. lab.734,. Be Vriesel.c.
p. 10. Vaxt. Mag. of Bot. XV. p. 73 cum icone. Van Houtte Flor.
tl Serres IV. tab. 358. Morren Ann. de GandlY.p. 225, tab. 206.
Ctjrlandra staminea Vahl Enum. I. p. 105. — Juslicia parasilica
Lam. UI. I. p. 42 no» FaA/. Corollae tubus intus paullo supra
basin annulo pilorum capitellatorum.

Java, in de wouden der bergstreken op den Hendag, Gedé 4000 -'•
Tjipait sund.

2. Agalmyla angustifolia miq. Badicans, folia longissirae getio-
lata, e basi acuta aequali elliptico-lanceolata acute, serrulata, erasse
coriacea, supra appresse pubescentia, subtus dense costulata et cum
margine et petiolis tornentello-pubescentia, 5—6 poB. Ionga, fiores
fasciculati axillares, pedicelli [hve cum calyce) fuscule lnrtello-
pubescentes, capsula 1— f pedis longa. — Praecedenti sdmillima.

Sumatra, op den berg Talang bij Solok (teysmann). — Siri
rimbo mal

Antherae inclusae dorso appeudiculatae. Semina e faniculo ca-
pHari pendula.

IV. LYSIONOTUS n. don. Calycis 5-partiti laeiniae aequales
•cuminatae. Corolla inferne tubulosa, faucc dilatata campanulata,
limbo 5-lobo bilabiato. Stamina inclusa, 2 — 3 superiora sierilia bre-
v,ora ' 2 inf. antheris connatis, fiJamento in acumen calcariforme
supra antheram producto. Ovarium lineare stipitatum basi annulo
carnoso cinctum. Stylus filiforniis, stigmate indiviso subinfundi-
oimformi subbilabiato. Capsula stipitata linearis elongata bivalvis,

. ls siitura dorsali dehiscentibus, septo (placenta) bilamellato. Se-
m * ia pendula tereti-oblonga muricata utrinque aristata.

1. LysionotDS SerratüS D. don. Ed. Ph. Journ. 1825,/?. 85. II. Br.
™ r f- PL Jav. rar. p. 116. — L. temifolia Wall PI As. rar. II./?.
2f 118 - Dc - *■«. P' 264. — Chirita temifolia Ham. rnss. — Ch.

Wjfcarpa Sleud. Nom. — Incarvillea dubia Wall. rnss. — Calosacme
Wlicarpa Wall. Cat. n. 804. Herba ereeta glabra, caule tereti-trigono,
j>»s petiolatis temo-verticillatis ovali-lanceolatis utrinque acurainatis
grosse irregulariter serratis. pedunculis terminalibus folüs vix longiori-
as apice corymboso-urnbellatis, pedicellis bibracteatis. corollis roseis
Pouicanbus et longionbus, fauce callis 2 luteia- — Nepal.

46*

CYRTANDRACEAE. 724 DIDYMOCARPUS,

Subtribus II. Didymocakpeae. Capsula elongata siliquaeformis Ion-
gitrorse dehiscens, semina nuda sessilia. Antherae loculi divergentes.

V. DIDYMOCARPUS walligh. Calyx 5-fidus vel 5-partitus.
Corollae infundibuliforrnis limbus 5-lobus subirregularis rarius
bilabiatus. Stamina 4, quorum 2 (rarius 4) antherifera. Anthe-
rae reniformes imberbes, loculis divergentibus. Ovarium elonga-
tum, stylo brevi, stigmate orbiculari saepe obliquo. Capsula si-
liquaeformis bivalvis, valvis strictis int-rusis spurie 4-lpcularis. Se-
miua nuda laeviapendula. — Sufi'rutices, hcrbae, nunc acaules, foliis
radicalibus aut caulinis, alternis aut saepius oppositis, inaequalibus,
pedunculis axillaribus vel terminalibus ramosis, tl. violaceis aut al bis.

§ 1. Species diandrae. — a. Calyx infundibuliforrnis coloratus, tubo
lobos superante, in plerisque bad transverse secedente.

* Calycis laciniae rotundatae. Stigma obliquum. Bracteae perfoliatae
coloratae.

i. Didymocarpns acuminata wall. r. Br. in Horsf. Pi.Jav.mr.

p. 118. Folia caulem terrainantia approximata late ovata acuminata
duplicato-crenata, pcdicellus capsulae calycem persistentetn superans. —
lndië, in Chura Poungi.

** Calycis laciniae acutae glanduloso-pilosae.

2. DidymocarpUS obtnsawALL. Acaulis, folia radicalia petiolata cor-
data orbiculata aut subacuminata crenato-sinuata utrinque pube brevi
conferta velutina, scapi petiolo paullo longiores trichotomo-corymbosi,
bracteis orbiculatis dcciduis, pedicellis calycibusque hinc inde piloso-
glandulosis, calycis laciniae acutae, corolla elongata tubulosa violacea,
capsulae stigmate sessili coronatae basi longe attenuatae. Didymocarpus
oblusa Wall Cat. n. 786. R. Br. I. c. ÜC. l.c. p. 267 '. — D. cincrea
Bon Prodr. Nep. p. 1 22 ? — Henckelia Spr. Cur. post. p. 14. — Nepal.

3. Didymocarpns SUbaltemanS wall. Caulis berbaceua erectiusco-

lus sulcato angulatus parce sublanuginosus, folia inferiora longe petio-
lata alterna et opposita obovata vel ovalia minute puberuia grosse ere-
nato-dentata, dentibus denticulatis, summa subsessilia ovata dentata,
corymbus tevminalis laxus tri- vel dichotomus parce glanduloso-pilosus,
bracteae oblongae, calycis glabriusculi persistentis profunde^ 5-fidi la-
ciniae acutae, corolla violacea 6 — 7 lin. longa, capsula pollicaris. J)i-
dymoearpus suballernans Wall. Cat. n. 266. DC. I. c. p. 266. — Ne-
pal, in Kamaon.

b. Calyx 5-partitus acutus persistens.

* Caulescentes.

4. Didymocarpns crinita jack. Suffratieosa, ereeta, simplex, tota

CYRTANDRAGEAE. 725 DIDYMOCARPUS.

pilosa, caulis brevis villosissimus; folia sessilia cuneato-lanceolata ar-
gute serrata velutina, subtus purpureo-rubra, pedunculi 3 — 5 axil-
lares folio breviores, calycis 5-partiti laciniae lato-subulafae apice
purpurascentes, corolla albido-pallida, labio inf. intus inferne lutes-
cente. Didymocarpus crinita Jack. Mal. Misc. in Hook. Bot. Mis-

cdl. II. p. 60. Transacl. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 33, fig.2a.

Ii. Br. I. c. p. 118. DC. Prodr. IX. p. 265. Hook. Bol. Mag. tab.
4554. — Henckelia Spreng. Car. post. p. 13.

Java (horsf.). Poeloe Pinang (jack.). Singapore (lobb).
ïimoe mal.

5. Didymocarpus serrata r. br. Folia opposita aequalia, e basi
acuta aequali elliptico-lanceolata acutissima, serrulata, cymae bifidac,
corollae tubus limbum quadruplo superans, calyx 5-partitus persis-
tcns acutus. Didymocarpus serrata B. Brown in Horsf. PI. Jav.
rar.p. 119. DC. l.c.

Sumatra? (horsfield).

6. Didymocarpus racemOSa jack. Caulis simplex brevis, folia sub-
petiolata opposita lanceolata utrinque attenuata duplicato-serrata, su-
pra glabra, costa supra et venis omnibus subtus pilosis, circiter 9
F 11 - longa, pedunculi axillares plerumque bifidi folio breviores glan-
duloso-pilosi (pilis purpureis), ramis racemiferis, pedicelli binati, brac-
teae ciliatae, calycis pilosi persistentis 5-partiti laciniae acutae, co-
i'oiJa alba, capsula striata pubera. Didymocarpus racemosa Jack
Trawct. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 34. DC. I. c. p. 266. B. Br.
'■ c — Sumatra, bij Tapanoelie (jack).

7 ' Didymocarpus COrnicUlata jack. Caulis erectus subherbaceus

°sus, folia alterna obovata acuminata serrata, supra pilosa, subtus

1 lQ sa, pedunculus axillaris elonjratus flores dense fasciculatos secun-

gerens, pedicellis calycibusque piloso-glandulosis, bracteae linea-

res, calycis persistentis 5-partiti laciniae acutae, corolia alba, ca-

Fe multo longior, infundibuliformis, limbo bilabiato, stamina 2

fertüia. Didymocarpus comiculata Jack Mal. Misc. I. Transact.

j° C ; Linn - Lond. XIV. p. 36. B. Br. I. c. DC. I. c. p. 265. — Henc-

. t S r >v - °ur> post. p. 13. Flores fere ut in Loto corniculata dis-

lmtl """" s umatra, bij Tapanoelie (jack.).

CYRTAHDRACEAE. 72C

DIDYMOCARNJS.

8. Didymocarpus COrdata wall. Rarni compressi cum foliis fulvo-
tomentosi, folia opposita petiolata ovata acuta dentata, cum petiolo
bipollicari 6-pollicaria, cymae pedunculatae glabrescentes plaries tri-
chotomae, calycis 5-partiti laciniae oblongae acutiusculae, capsula
utrinque simul dehiscens. Didymocarpus cordata Wall. Cat.7i.7Sl.
B. Br. I. c. p. 119. DC. I. e. p. 265.— Poeloe Pinang (wall.).

9. Didymocarpus COrchorifolia wall. Caulis suffruticosus? erec-
tus ramosus teres dense et retrorse strigoso-villosus, folia opposita
petiolata (4 — 6 lm.) anguste elliptica acuminata dentato-serrata, su-
pra puberuia, subtus nervoso-reticulafadeusequehirsuta,bipollicarin,
pedicelli axillares folio breviores glabri uniflori?, calycis persistentis
5-partiti laciniae acutae. Didymocarpus corchorifolia Wall. Cat.
n. 792. B. Brown l. c. p. 119. DC. I. c. — Poeloe Pinang

(G. PORTER).

10. Didymocarpus reptans jack. Caulis prostratus repens cum
petiolis villosus, folia opposita petiolata elliptica saepe obtusa, uunc
basi subcordata, crenulata, pilosa, pedicelli 1 — 3 axillares uniflori
apice bracteati, calycis 5-partiti persistentis laciniae acutae, flores
albi. Didymocarpus replans Jack Mal. Miscell. I. Transact. Soc.
Linn. Lond. XIV. p. 35. B. Br. I. c. p. 119. DC. I c.p.266.—
Henckelia Spreng. I. c. p. 13.

Poeloe Pinang, in de wouden (jack.). — Timoe kitjil mal.

* Acaules. llactenus in India, aquosa nondum detectae.
§ 2. Species didynamae. — Anne genus?

11. Didymocarpus frutescens jack. Suffruticosa, erecta, caule
terete petiolis foliisque praesertim subtus adpresse canescenti-vel
ferrugineo-leproso-villosis, folia opposita longe (3 poll.) petiolata
ovato-lanceolata utrinque acuminata, supra glabrata, 8 — 10-pollica-
ria, pedunculi axillares fasciculati 1 — 3-flori petiolo breviores, calyx
et corolla (alba) tomentosa, stamina 4 didynama. Didymocarpus
frutescens Jack Transact. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 38. B. Brown
l. c.p. 119. DC. I. c. p. 265. Wall. Cal. n. 7S0. — Henckelia
Spreng. I. c. — Poeloe Pinang (jack.).

12. Didymocarpus elongata jack. Uerbacea, erectiuscula, pilosa,

CYRTANDRACEAE. 727 CHIRITA.

folia opposita petiolata ovata utrinque acuta serrata, circiter 5 pol],
longa, supra papillosa et louge pilosa, subtusbrevi-villosa, pedunculi
axillares spicam secundam gerentes, pedicelli binati remoti, corolla
eloiigata alba purpureo tincta bilabiata, extus subtomentosa, stamiiia
4 antlierifera didynama. Didymocarpus elongata Jack. I. c. p. 37.
ƒ?. Br. I. c. DC. I. c. p. 266. — Henckelia Spreng. I. c.

Eiland Poeloe Bitangor, aan de westkust van Sumatra (jack,
iiorsfield).

VI. CHIRITA iiamilton. Calycis tubulosi sub-1 — 5-goni
4 — 5-fidi (raro bilabiati) laciniae aestivatione subvalvatae nunc
inaequales (in § 2 vero 5-partitus). Corolla e basi tubulosae superne
ventricosae campanulatae limbus 5-lobo-bilabiatus, laciniia rotuu-
datis. Stamina 5, duo antlierifera, 3 sterilia minima. Antherae
eaepius barbatae, loculis divergentibus, superne cohaereutes. Ova-
rium augustum. Stigmatis labium sup. abortieus vel nanum,
inf. bilamellatum. Capsula siliquaeformis stylo terminata bilocularis
bivalvis, septo valvis adnato bipartito. Semina minuta calva subu-
lata. — Herbae perennes hirsutae, caule simplici, foliis oppositis saepe
disparibus serratis, pedunculis axillaribus oppositis bibracteatis sae-
pins imifloris, fl. magnis rubris vel flavis. Trommsdor ffia BI. —
Calosacme Wall. — Morsldorffia Sleud. Nomencl. ed, alt. — Liebi-
$h Endl.

§ 1. Euchirita. Calyx 4 — 5-fidus.

1. Chirita Horsfieldii r. br. Caulis suffruticosus 5 — 6-pedalis,
ramulis carnosis hirsutis, folia opposita subaequalia ovato-oblonga
acuta vel acuminata serrata scabro-hirta, subtus pubescentia, pedun-
culi axillares bifidi, involueri diphylli bracteae orbiculatae cum ca-
lycibus coloratae, stigmatis lamellae latiores quam longae. Chirita
Horsfieldii B. Br. in Hors f. PI. Jav. rar. p. 117. DC. l.c.p.269.
üe Vr. I. c. Van Houlle Fl. d. Serres III, tab. 271. — Didy-
mocarpus barbata Jack. Transact. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 38.
^C. /. c. p. 265 ? — Trommsdor [fia speciosa BI. Bijdr. p. 7 63, non
Mart. — Liebigia Endl. Gen. SvppL I. DC. I. c. p. 259. Hassk. PI.
Jav. rar. p. 509. Hook. Bot. Mag. tab. 4315. — Bignonia asperi-
fotia Ucimv. mss. Corollae tubus inferne violaceus, faux sulfurea,

f.YRTANDRACEAE. 728 CHIRITA.

limbus albicans. — Java. Sumatra (jack, iiorsf.). — Tjotjok
boewoe smid.

2. Chirita scaberrima r. br. l.c. DC. I. c. Folia ovata acuta cre-

nata, scaberrima, stigmatis lamellac longiores quam latae — Non vidi.
Java (iiorsf.).

3. Chirita polynenra miq. Iiamuli petioli et folia vulgo subtus
magia quam supra hirto-villosa scabrescentia, folia opposita confor-
mia, sed altero saepe fere duplo minore, e basi inaequali subcordaül
vel rotundata elliptico-oblonga brevi-acuminata, saepe inaequalitcr
dense crenato-serrata, coriacea, supra e nervulis scabro-hirtella demum
aspera, subtus costulis validis utrinque 12 — 22 reticulatis pertensa,
3— 2^-pollicaria, peduuculi solitarii vel term axillares 3 — 2 — 1-
ftori, liiitclli, bracteis coloraiis subrotuudatis liirtellis, calyx etflores
fere Ch. Horsfieldii, sed illius dentes majores, stigmatis lamellae latio-
res quam longae. — // Corolla albo-coerulea." Folia superiora dense
conferta. Semiua fusiformia. — Variat albiflora.

Sumatra, in de kloof van den Singalang (teysm.).

4. Chirita bracteosa miq. Folia valde disparia utrinque acumi-
nata et scabra, exigue denticulata; pedunculi solitarii petiolo vix bre-
viores simplices 1- vel pauciHori, apice bibracteati, bracteis amplis
obovaiis 5-nerviis membrauaceis; fl. breviter pedicellati, flavido-al-
bidi, interdum roseo-tincti. Liebigia bracteosa Zoll. in Nat. en
Genees/c. Arch. II, p. 574. — Nondum vidi.

Oost- Ja va, op rotsen 1800' (zollinger).

5. Chirita molliS MiQ.Kamosa, ramis foliisque supra villosule pa-
bescentibus, folia petiolata, opposita subaequalia, altero parum tantum
minore, elliptico oblonga vel sublanceolata, utrinque acuta, iuteger-
rima, subtus dense parallele costulata et albido vel-subflavescenti-
villosa subsericantia, 2^— 1| poll. longa, pedunculi axillares gemini
vel solitarii (cum ramulo foliato demum ex eadem axilla orto diutius
persistente*) mox ex jugo supremofoliorum diminutorum subscssilium
orti, folia nunc superantcs, puberuli, apice 2- vel paucillon, calycis
dense pubescentis bilabiati laciniae 2 posticae longiores, omnes li-

CVRTANDBACEAE.

729 CHIR1TA.

neari-lanceolatae; florcs. — //Corolla coeruleo-alba." — Westelijk
Sumatra (teysm.). — Bockit Sëlit mal.

6. Chirita COerulea R. br. L c. DC. I. c. Folia ovata acutiuscula
obsolete dentata subaequalia laevia, pedunculi apiee diphylli, foliolis
reniformibus basi hine saepius connatis, pedicelli ebracteati subse-
riati. — Non vidi.

Java (uorsfield).

7. CMrita glabra miq. Glabra, ramuli subteretes nodosi, folia
opposita conformia, altero paullo minore et brevius petiolato (petioli
basi nodum marginantes),e basi leviter inaequali obtusiuscula oblongo-
vel elliptico-lanceolata, acute acuminata, subiuaequilatero-obliqua,
denticulata parceque ciliata, coriacea, supra punctato-asperrima, sub-
tuspallida costulisque utrinque 6 — 7 arcuato-erectis pertensa, 4 —
l\ poll. loDga, pedunculi axillares vulgo gemini uniflori bibracteo-
lati, bracteolis linearibus, calyx ventricosus 5-dentatus, pilis paucis
albis patulis instructus, corolla — Species valde distincta, ge-
nus autera recognoscendum.

Sumatra, op den Talang bij Solok(TEYSM.). — Sakoepoe riin-
bo mal.

, § 2. Aehirita. Calyx ad basxn 5-paititus, laciniis linearibus param
inaequalibus.

8. CMrita humiliS miq. Suffruticosa rauiosa, ramulis petiolis
foliisque utrinque pilis purpureis albicautibusve hirtello-pubescen-
tibtts, folia terna brevi-petiolata e basi acuta vel attenuata lanceolata
vel elliptico-lanceolata acuminata, miirate glandaloso-deaticulata, sub-
tos pallida et costulata, 1». — 1 poll. longa, pedunculi axillares soli-
terii gvaciles pilis purpureis dense-articulatis hirtelh, folia aequantes
*cl snperantes, ad medium circiter bracteolis 2 linearibus oppositis
pJtosis instructi, calycis 5-partiti dense hirtelli laciniae anguste liuea-
r es subaequales, capsulae juveniles puberae.... Chiritae Walken
C ARD.\. certe proxima, quae vero pedunculis 3— 4-floris satis dis-
tincta videtur.

Westelijk Sumatra (teysm.). — Sapi toenggoel mo/.J

Chirita bifolia D. don. Prodr. Nep.p.M. DC.Lc. Caoliaerec-

CYRTANDRACEAE. 7 30

BILABIUM

tus pubescens diphyllus, folia valde disparia pubcscentia crenata, alte-
rum minimam obovatura in petiolum attenuatum, alterum maximum
orbiciilatum cordatum sessile amplectens, pedicellus terminalis uninorus
folio majore brevior, corolla yix pollicaris rosea vel pallide purpurea.
Royle lllustr. Uimalay. lab. 70, fig. 2. — Calosacme amplectens Wall.
Cat. n. 601). — Chirita amplectens Slcurf. Nomencl. — Ilenckc'ia bi-
folia Dietr. Spec. p. 574. — Bonnaya bifolia Spreng, Car.posl.p.15.
Nepal en Karaaon.

VIT. BILABIUM miq. Calyx basi circumscisse deciduus obpy-
ramidato-tubulosus, bilabiatim bifidus, labiis rigide acutatis indivi-
sis. Semina ellipsoidea pendula, extreinitate inferiore subacuta, dense
foveolata. — An reliqua Chiritae?

1. Bilabinm limans miq. Kamuli tetragoni foliaque supra pilis
appressis setulosis scaberrima, folia opposita petiolata subaequalia, e
basi inaequali elliptico-oblonga acumiuata vulgo obliquaintegerrimn,
subtus costulis utrinque circiter 1 reticulatis deraum lacunosa, al-
bido-villosa, marginibus (in sicco) revoluta, 2 — 4 poll. longa, pe-
dunculi axillares solitarii petiolo saepius breviores hirtelli, vulgo infra
medium bracteolis 1 — 2 linearibus deciduis instructiuniflori, calyx
fere semipollicaris scaber, capsulae 3 — 4 poll. longae, angustae, ju-
niores puberae, stigmatis bilamellati (sed vetustioris) lamellae sub-
aequales latae. // Corolla coerulea."

Sumatra, in de kloof van den Singalang (teysm.).

VIIT. BAEA coMMEiis. Calyx 5-partitus persistens aequaü?. Co-
rollae rotato-campannlatae tubus calycem vix aequans, faux brevis,
ampliata, limbi 5-partiti subbilabiati laciniae rotundatae. Sta mina
2, filamentis brevissimis basi laciniarum lateralium labii inferioris ad-
natis, antheris magnis cordato-reniformibus. O varium lanceolatutn
in stylum crassum incurvum productum, stigmate subbilobo, pb|-
centis 2 parietalibus. Capsula siliquaeformis acuminata bi?alvÏ9 bi-
locularis, valvis post dehiscentiam spiraliter tortis, placentis demum
liberis filiforraibus. Semina minutissima oblonga rugulosa.

1. Baea? Wallichii r. bb. in Horsf. PI. Jav.rar. p. 120. DC. /. c.
p. 271. Acaulis, folia obovata crenata crassa, scapi apice 2 — 4-nori.
Didymocarpus helicleroides Wall. Cat. n. 7S9.— Ara, op den Taong-
Dong.

Subtribus IIT. Loxonieae alpii. dc. l.c. p. 274. Capsula ovoidea
calyce inclusa loculicide dehiscens, placentis utrinque seminiferis. Se-
mina nuda pendula.

IX. MONOPHYLLAEA r. rrown. Calycis 5-partiti laciniae

CVRTAXDRACEAE. 731 LOXOTIS.

ovatae aestivatione irabricatae. Gorollae bilabiatac labiura sup.
bi-, inferius 3-iidum. Stamina antherifera 4, loculisdivergentibus.
Ovarium basi disco dirnidiato instructum. Stigma indivisum?
Capsula calyce tecta, subovoidea, ruptilis, semibilocalaris,placentis
utrinque ovuliferis.

1. Monophyllaea Horsfieldü r. br. tn Hors f. PI. Jav. rar.p. 115

el 121. DG. I. c. p. 274. Herba glabra, foliuin unicum caulern sim-
plicissiinum termiuans, sessile, costatum, integerrimum; racemi co-
rymbosi subseriati ex ipsa basi folii.
Sumatra (horsfield).

X. LOXOTIS r.br. Calycis tubulosi 5-fidi laciniae aestiva-
tione valvatae. Corollae personatae breviter bilabiatae labiumsup.
abbreviatum, bilobum, inferius productum semitrilobum, laciniis la-
teralibus brevissimis. Stamina inclusa, 2 inf. antheris reniformibus,
2 et cum rudimento minimo quinti 3 superiora sterilia. Vaginula
incompleta ovarii basin cingens. Stigma capitatum subindivisum.
Capsula stylo filiformi persisteute superata ovoidea, calyce inclusa
bivalvis. Placentae 2 parietales adnatae iu lamellas 2 tissues. Se-
mina parva clliptico-oblonga. — Rhynchoglossum BI. Bijdr. {sphal-
male Rhinchoglossum). — Anlonia R.Br. in Wall. PI. As.rar.,non
Ml.

1. Loxotis obliqua r. br. mss.in Benth. Scrophul. ind. p. 57.
Uonf. PI. jav. rar. p.102, tab.24< (tab.noslraXKXV).-Wiilfe-
nia obliqua Wall. Tent. Fl. Nep. p. 45, tab. 35. Don Nepal. p. 92.
Rhynchoglossum obliquum BI. Bijdr. p. 741. — Bh. Blumei DC.
L c. p. 874. — Kala laü Rhccd. Hort. Mal IX. tab. 80. Herba
succulenta glabra vel puberuia, folia alterna petiolata e basi dimi-
diato-cordata ovata acuminata, racemi terminales secundi simplices,
pedicellis solitariis 1-bracteatis, floribus deflexis coeruleis. — Var. §.
mtermedia B. Br. I. c. calycis laciniae acutissimae tubo breviores.
Loxotis intermedia Benlh. I c. — Wulfenia Wall. Cat. n. 408.

Voor-Indië, algemeen. — Java, op belommerde plaatsen, naast
bekjes (horsf.), op den Seriboe (bl.). Sumatra, in de kloof van
den Singalang (teysm.). — Ti mor, bij Koepang (r. browx). —
Toeroe pen tj eng op Java.

CYRTANDRACEAE. 732

LOXONIA.

XI. LOXONIA jack. Calyx 5-partitus aequalis aestivatione
valvatus. Corollae infundibulifbrmis faux aperta, limbi 5-fidi bi-
labiati labiura sup. semibifidum, inf. trifidum. Stamina 4 anthe-
rifera didynama, exserta. Antherae reniformes per paria approxi-
matae. Stigma obtusum bilobum. Capsula ovoidea calyce inclusa,
septi valvis contrarii lobis revolutis utrinque seminiferis. Semina
obovoideo-angulosa nuda. — Herbae vel suflrutices, foliis oppositis
inaequalibus, altero minore, saepe iuaequilateris, fi. racemosis.

1. LOXOüia discolor jack. Caulis tomentosus purpurascens, folia
opposita, bifaria, supraglabra, subtus retrorsum scabra,purpurascentia,
unum miuutum reniforme, alterum subsessile semicordatum ovato-
oblongum falcatum 4 — 7 poll. longum, subserratum, raccmi simpliccs
elongati, corolla fiavo-virescens. Loxonia discolor Jack. Transacl.
Soc. Linn. Lond. XIV. p. 40. DC.L c. p. 276.

Sumatra, in Benkoelen (jack).

2. LOXOüia hirSUta jack /. c. DC. I. c. Hirsuta, folia opposita,
subbifaria, brevissime petiolata, unum parvum semicordatum, alterum
semiovatum latum acuminatum, subserratum, rugosum, utrinque liir-
sutum, 5-pollicare, peduuculi 2 — 4-fidi, nores racemosi.

Sumatra, in Benkoelen (jack).

3. Loxonia acnminata r. br. in Hors f. PI. Jav. mr. p. 1 05, tah. i o.
DC. I. c. Pubescens, suffrutescens, folia valde inequalia, raajus lan-
ceolato-oblongum acuminatum basi valde iuaequilaterum repando-
denticulatum, minus nanum sessile reniforme stipulaefonne, racemi
subbifidi foliis breviores cum calycibus puberuli.

Sumatra, in bergstreken 500—1000' tusschen Padang en Mc-
nangaboe (horsf.).

XII. BUSEA miq. Calyx tubuloso-campauulatus (membrana-
ceus) aut angulatus aut alatus,brevi 5-dentatus, dentibus aequahbu
vel postico paullo majore. Corolla tubuloso-iufundibuliformi
limbo erecto subbilabiatim 5-lobo. Stamina 4 inclusa, duo
paullo brevioribus, antberis sagittato-ellipticis? Stylus fi i on
stigmate bilamellato. Capsula calyce ampliato (saepius den

CÏRTAN'DRACEAE. 733 BUSEA.

unilatcraliter vel utrinque rupto) iuclusa, subglobosa, styli basi in-
curvula rostclla{a, bisulculata, pericarpio ten ui ter cartilagineo, pro-
babiliter loculicide dehisceus, placentis 2 compressis totis adnatis
in media fere capsula divaricate bifidis (lobis tenuibus pi au is) undique
densissime seminiferis. Seraina efuniculata nuda pendula oblique
ovoidea costulato-sulcata et dense foveolata. — Frutices? foliis op-
positissubaequalibus, pedunculis axillaribus l-paueirloris,rloribus (au
sempcr?) resupinatis. — Genus cl. i. H. büse, Juria Doctori, Agros-
tologo et Bryologo optime merito dicatum.

1. BttSea acuminata miq. Eamuli tetragoiri rlavido-tomentelli,
folia opposita subaequalia petiolata e basi longe cuneatu, integerrima
öbverse anguste sublanceolato-oblonga, acuminata, sursum calloso-
serrulata, supra pilis albidis siccitate planis inspersa, subtuspluricos-
tulata molliterque tomentello-pubescentia, 8 — 4 poll. louga; peduuculi
axillares petiolo aequales vel paullo longiores, vulgo birlori, bracteis
linearibus pediceliisque dense pubeseentibus ; calyx pubescens sub an-
thesi 2^ lin.longus; corolla 1 ^ poll. parum superaus tenerereticulata,
extus parce pilifera, in supp. spec. partim destructa ; capsula nuclei
cerasoruin magn.

Sumatra, in Palembaug (teysmann).

2. Bnsea SUbsessiliS miq. Folia opposita subaequalia modice
petiolata, e basi integerrima cuneata lato- vel obovato-elliptica sub-
acumioata supernc obtuse dentata, coriacea, supra mox glaberrima,
subtus in eosta costulisque appresse puberuia, 5 — O-pollicaria, flores
axillares subsessiles subsolitarii, calyx longiuscule tubulosus mucro-
nulato- 5-dentulus. — Sumatra, bij Palembaug (teysmann).

3. Bnsea? asperifolia miq. Caulis subscandens, folia opposita
elliptico-oblonga acuminata denticulata basi subaequalia, hispidula,
"°res fasciculati axillares didynami. Agalmyla asperifolia Blume
aijdr, p. 767. — Non vidi. — Certe non Agalmyla, probabiliter
■sjus generis. — Java, in de vochtige wouden der bergstreken van
Tjaudjor (blume).

*• Ünsea decurrens miq. Folia opposita, inferiora inaequalia

CYRTANDRACEAE. 734 LOXOPilVLUJAI.

superiora subaequalia, oblonga acuininata, basi cuneatu deeurreutia,
serrata, glabra, flores fasciculati axillares; calyx tubuloso-ammiatus
quinquedentatus dente postico majore; corollae limbus subbilabiatus,
labio sup. 3- in f. 2-lobo; antherae sagittatae. Loxonia? decurrens
BL Bijdr.p. 776. Hassk. in Tijdschr. Nat. Gesch. X. p. 130.

Java, in vochtige bergstreken, op den Seriboe enz. (bl., hassk.).
Tjetjevobet sund.

§ Species abludens, calyce maturo raembranaceo-herbaceo, capsulam
ellipsoideaui iucludente et superante, mrinque alato.

5. BttSea angUStifolia miq. Rami laevigati albidi tetragoni, in-

novationes appresse pubescentes, folia broviuscule petiolata, oppo-
sita aequalia vel subaequalia, e basi anguste longe attenuatu integer-
rima lanceolata aeuminata mucronato-serrulata, tenere membranacea,
subtus in nervis et petiolis raris saltem pilis parvis inspersa, 8 — 4*
poll.longa, capsulae axillares pedicellatae calyce pollicari inflato alato
5-dentulo reticulato-venoso inclusae.
Sumatra, in Priamon (teysmann).

XIII. LOXOPHYLLUM blume. Calyx bilabiatus, supra tri-
infra bi-partitus. Corollae bilabiataetubus ventricosus, labiura
sup. erectum emarginatum, inf. majustrindum aequale, faux papil-
losa. Stamina 4 didynama, exserta, antherae connexae. Stylus
inclusus, stigmate obtuso emarginato. Capsula globooa (spurie?)
bilocularis, receptaculo centrali 4-partito, demum libero.

l. Loxophyllum racemosum bl. Bijdr. p. 751. Herba pubes-

cens, caule ramoso nodoso, foliis alternis (alteronempeoppositonano)
oblongis obliquis, peduuculis racemosis axillaribus. — Stirps mihi
adhuc incognita.

Java, op de steeuen aaü den voet van den Menara, inde provincie
Buitenzorg (blume).

Genus Cyrtandraceura dubiura :

XIV. COTYLANTHERA blume. Calyx campanulatus 4-fidus
persistens. Corolla hypoeraterimorpha, 4-parfcita, marcescens, laci-
niis aequalibus patentibus. Stamina 4 aequalia, filawentis brcvi-

CVRTAiVDRACEAE. 735 STAUHA.VH1KKA.

bus latis, authcris conniventibus, apice poro uuico dehiscentibus.

Ovarium Stylus bisulcus, stigmate capitato depresso. Cap-

sula ovato-globosa, bilocularis, septis carnosis utrinque reflexis (pla-
centis?). Semina plurima. — Ex cl. auctore Solaneis affinis, end-
liciïero potius Cyrtandraceis.

1. Cotylanthera teniliS bl. Bijdr. p. 707. Herba carnosa, radi-
cibus arborum innascens, scapo tereti aphyllo subramoso, hinc illic
squamis (//stipulis 1 ') geminatis instructo; pedicelli solitarii vel ge-
minati medio bibracteati, flores dilute coerulescentes.

Java, op den Menara, op belommerde plaatsen (bl.).

Sublribus IV. Epithemeae dc. I. c. p. 278. Capsula circurascissa;
relinua praeced. subtribus.

XV. STAUBA/NTHERA BENTH. Caljx turbinato-campanula-

tus 5-angulari- vel plieato- 5-fidus nunc siuubus in dentes productis

10-fidus. Corollae subrotatae tubus brevissimus basi aequalis vel

calcaratus, limbus subaequalis 5-fidus. Stamina 4 subdidynama

(quinto abortivo), antheris cordatis unilocularibus cruciatim coliae-

rentibus transverse dehiscentibus, loculis divaricatis. Ovarium glo-

bosum saepe spurie quadriloculare. Stylus brevis, stigma capita-

tum. Capsula calyce inclusa circumscisse aperta, placentis undique

seminiferis crassis involutis vulgo sub- 4-locularis. Seminaangulata.

§ 1. Quintilia endl. (genus). Corolla ecalcarata. Miquelia blome,
nnn alior,

1. Stauranthera ecalcarata ». br. (Tab. XXXV). Herba caule

carnoso subsimplici ; folia opposita subsessilia, forma et magnitudine
maxime disparia, majora e basi oblique rotundata oblonga acuta,
iuaequilatera, minora exilissima semilunata; inflorescentia e fo-
liorum minorum axilla subcorymbosa, fl. azurei. Miquelia coerulea
Bl.in Bullet. Sc. phys. et nat. Néerl. 1838, p. 4. — Quintilia
coerulea Endl. Gen. 4143. Suppl. I. DC. I. c. p. 278. Anomo-
rhegmia Meisn. Gen. p. 212. Ilumphia IV. p. 84, tab.l$9{M.azu-
rea). — Java, in de bergstreken (bl.).

§ 2. Euslauranlhcra. Corolla basi calcarata.

2. Stauranthera grandifolia mmii. Ilcrba ramosa, folio altero

CYRTASDRACEAE. 736 EPITHEMA.

stipulaeforini. Slauranlhcra grandi folia Bcnth. Scrophul. ind. p. 57.
R. Brown l. c. p. 121. DC.l.c. — Glossanthus grandi '{torus Benlh.
in Wall. Cal. n. 6395. — Non vidi. — Poeloe Pinang.

XVI. EPITHEMA blume. Calyx tubulosus 5-fidus. Corollae
iufundibuliformis limbus 5-lobus subbilabiatus. Stamina4inclusa
didyuama, 2 superiora fertilia, 2 inf. sterilia. Stylus stigmate ca-
pitato. Capsula calyce inclusa globosa circumscissa unilocularis,
placeutis utrinque seminiferis, pedicellatis, parietibus insertis; se-
rnina erecta funiculis elongatis. — Herbae carnosae. Aikinia B.
Brown., non alior.

1. Epithema Saxatile bl. Caulis simplex teres,folia petiolata, in-
feriora solitaria cordato-oblonga denticulata utrinque pubera disco-
lora, superiora opposita breviter petiolata, spicae pedunculatae recur-
vae involucro cucullato inclusae, floribus secundis. Epithema saxa-
tile Bl. Bijdr. p. 737. BC. I. e. p. 278.

Java, op de rotsen van den Seriboe (bl.).

2. Epithema Horsfieldü r. br. in Wall. PI. As. rar. III. p. 65
sub Aikinia. DC. I. c. Folium unicum sessile caulem simplicissimum
terminans, pedunculus solitarius pluresve seriati. — Java (horsf.).

3. Epithema Brnnonis decaisn. in N. Am. Mus. III. p. 404.
I)C. I. c. Folia petiolata cordata subden tata pubescentia concolora, pe-
dunculus solitarius pluresve seriati inter folia 2 subopposita, corolla
coerulea calyce duplo longior. Aikinia Brunonis Wall. Pi As. rar.
III. p. 66, tab. 288.

Ti mor, op belommerde rotsen bij Koepang (r. br.).

4. Epithema Roxburghü nc. Prodr. I, c. p. 279. Folia inaequa-
liter petiolata rotundo-cordata late et rotundelobataserrulatavillosa,
capitula longe pedunculata bracteata, calyx gibbosus. Graliola in-
volucrala Boxb. Fl. Ind. ed. Wall. I. p. 138, ed. post. I. p. 137.
A praeced. vix satis distiucta videtur. — Molukken.

5. Epithema difforme spanogii. Acaulc, folia petiolata lato-cor-

CYRTANDRACEAE.

737 loxocarmjs.

data suborbiculata vel oblonga dentata,supiaglauduloso-pubescentia
hirta, subtus albido-toinentosa, flores ad insertionem folii fasciculati
lon^e pedunculati dichotomo-cymosi, involucella multiflora lata 2 —
3-dentata unilateralia, caJycis laciniae acuminatae pubescentes co-
rolla duplo breviores; corollae albae subpurpureae. Spanoghe in
Linnaeê XV. p. 331. DC. I. c. p. 564.
Ti mor, op kalkrotsen (spanoghe).

Sublribus V. Loxocaepe.ye xlvh. DC. I, c. Capsula calyce longior
hinc dehiscens. Semina erecta, funiculis elongatis.

XV1L LOXOCAKPUS r. brown. Calyx 5-partitus. Corol-
lae tu bus brevis. Stamiua autherifera 2, antherarum loculis di-
vergentibus. Stigma indivisum. Capsula calyce paullo longior,
liitic dehiscens, placentis angustissimis. Seraina erecta, funiculis
capillaribus elongatis.

1. LoxocarpilS incana r. brown in Hors f. PI. Jav. rar. p. 120.
Loxocarpus alala Alph. DC. Prodr. I c. p. 277. — Loxonia? alala
Wall, Cat. n. 809. Herba anima, incana; folia omnia radicalia pe-
tiolata; scapi apice subcorymbosi. — Poeloe Pinang (wall.).

Tribus II. Eugyrtandreae endl. DC. I. c. p. 280. Fructus car-
nosus indehiscens. Semina ïmda pendula.

XYIIT. CYRTANDRA forster. Calyx tubulosus 5-dentatus
vel 5-fidus aut-partitus subaequalis aut subbilabiatus. Corollae
infundibulifonnia tubus subincurvus fauce ampliata, limbus subae-
qualiter 5-lobus vel bilabiatus. Stamina4— 5inclusa,2— Ssterilia
minima, 2 fertilia, antheris crassis, loculis parallelis. O varium disco
aunulari basi cinctum subbüoculare. Stigma obtusum aut emar-
ginatum vel bilamellatum. Bacca oblonga autovoidea corticata sub-
büocularis, marginibus carpellorum revolutis uudique seminiferis.
Semina numerosissima nuda, saepe foveata aut punctata. — Fru-
tices vel herbae, foliis oppositis vel spurie alternis, fi. fasciculatis aut
capitatis aut solitariis, axillaribus, bracteatis, purpureis, albis, raro
flavidis. Pleraeque Indiam aquosam vel insulas Oceani magni me-
nd. inhabitant. Species sundanenses, quarum Jackianashaud vidi, de
»ovo ia censum vocandae et c;enus ipsum probabiliter ex diversa

47
F 'ora van Ncd. Indië. II.

CYRTANDRACËAE. 738 CYRTANDRA.

calycis corollae et fructus organisatione (quae in plerisque sp. non-
dum satis cognita) subdividendurn.

§ 1. Herbaceae, corollii subirregulari (jack quoacl species suas).

1. Cyrtandra macrophylla jack. Herbacea? suberecta, ramis
crassis obtuse tetragonis, folia opposita valde inaequalia subtus al-
bida, altero subrotundo-ovato serrato glabro pedali, altero aboitivo
ad petiolum (h'gulam) reducto 1 — 2-pollicari, pedunculi exutraque
axilla orti 1 — 2 poll. longi graciles, flores 3 — 4 ex involucro
3 — 4-lobo ortos apice gerentes, petiolo breviores, calyx tubulosua
tomentellus, segmentis 5 linearibus, corolla alba, fructus ovato-
cylindraceus acuminatus. Cyrtandra macrophylla Jack-. Transact.
Soc. Linn. Lond. XIV. p. 25, lab. 2, fig. 1 a — g. DC. l.c.p. 280.
Petioli S — 9-pollicares.

Sumatra, in de binnenlanden (jack.). — Selabang mal.

2. Cyrtandra HorsfieldÜ miq. Ramuli petioli cum foliis subtus pe-
dunculi et bracteae juniores villoso-pubescentes nunc incanescentes,
folia (sop.} altero plane abortivo alterna rnodicefl.i — 1 poll.) petio-
lata, e basi brevi-acuta aequali vel inaequali elliptica aequilatera vel
obliqua, supra basin dentato-serrata (dentibus concinnis nunc obtu-
satis), membranacea, supra glabra, subtus pallida glabrescentia, infra
| septupliuervia costulata, 1\ — 6 poll. longa, pedunculi axillares bre-
ves gemini dense villosi, flores capitato-sessiles bracteis 6 (?) viri-
dulis ellipticis (2 magïs exterior.) involucrati, corollae parvulae lim-
bus 5-lobus, lobis ellipticis obtusis subaequalibus.

Eiland Bangka (iiorsfield\

3. Cyrtandra macnlata jack. Herbacea humilis, folia opposita,
alterum abortivum.alterum petiolatum, subrotundo-cordatum acutum
serratum, supra glabrum, subtus subvillosum, 4 poll . circiter longum,
flores axillares capitati involucrati, calyx tubulosus 5-dentatus, co-
rollae albae calyce multo longioris Iaciniae inferiores purpureo-trima-
culatae, stamina 2 fertilia, 2 sterilia, fructus oblongus. Cyrtandra
maculala Jack l. c. p. 26. DC. I. c. — Sumatra (jack}.

4. Cyrtandra picta bl. Herbacea inferne procumbens, folia dis-

CÏRTANDRACEAE. 739 CYRTANDRA.

tautia opposita (alterum saepe abortivum) longe petiolata, e basi pa-
rum attenuata vel subcordata" lato-ovata acuta, serrata, supra laevia,
subtus in costis villosiuscula, capitula axillaria subsessilia involu-
crata, corolla magua alba fauce punctis purpureis, stainina 2 ferti-
lia, 3 sterilia exilia. Cyrtandra picta Bl. Bijdr. p. 769. BC. I. c. —
Anne a praeced. satis diversa?
Java, in vochtige bergstreken (bl,).

5. Cyrtandra humilis bl. Herbacea procumbens, repens, folia densa
opposita longiter petiolata, e basi obtusa vel rotundata ovali-oblonga
obtusa, serrata, supra laevia, subtus in venis pubescentia, capitula
axillaria sessilia involucrata, fi. pallide flavescentes, antherae fertiles
dorso villosulae, stigma emarginatum. Cyrtandra humilis BI. Bijdr.
p. 769. BC. I. c. p. 281. — C. pictae affinis.

Noesa-Kambangan, in de wouden (bl.).

6. Cyrtandra blCOlor jack. Herbacea, suberecta, folia opposita
longiter petiolata, altero saepius abortivo, e basi cordata vel rotun-
data elliptico-lanceolata, snpra glabra, subtus villosa purpurca, pe-
dunculi axillares reüexi circiter bipollicares petiolo breviores, llores
5—8 capitato-pedicellatos involucratos gerentes, fl. amplialbi,fruc-
tus oblongus. Cyrtandra bicolor Jack l. c. p. 27. BC. I. c. — C.
pendula (non BL) Hoofs. Icon. IV. nov. Ser. tab. 736 (e Java) F.

Sumatra (jack). — Java?.

?■ Cyrtandra pendnla bl. Caulis herbaceus infer i repens pro-
cumbens, folia opposita longe petiolata elliptico-oblouga acuminata
ser rata, supra laevia, subtus in venis villosula, capitula involucro mo-
^ophyllo inclusa longissime pedunculata pendula, calyx tubulosus
°-Mus latere fissus, corolla sordide albida in fundo purpureo-punc-
{ata ' st amina 2 fertilia, 3 sterilia minuta. Cyrtandra pendula Bl.
1 c - ?■ 768. BC. I. c, — Praeced. affinis.

J ava, in vochtige bergstreken (bl.).

s - Cyrtandra hirsuta jack. Herbacea adscendens pilosa, folia op-
posita ( al tero saepe abortivo), longe petiolata e basi cordata elliptico-
° vata vcl rotnndato-ovalia crenata, utrinque pilosa (pilis ewcti*8),pe-

4-7*

CYRTANDRAOEAE. 74-0 CYRTANDRA.

dunculi axillares reflexi petiolo breviores villosi apice capitato 2 — 5-
fiori, involucro diphyllo, phyllis ovatis basi acutis, calyx fusco-hirsu-
tus, corolla alba extus pilosa, calyce multolongior,tubo curvulo, sta-
mina 2 fertilia, 2 abortiva. Cyrlandra hirsuta Jack icp.Z7.DC.
I. c. — Sumatra (jack.).

9. Gyrtandra glabra jack. Herbacea, glabra, acaulis, folia, altero
abortivo, spurie alterna, longiter petiolata, late ovata acuminata ser-
rata glabra, interdum basi cordata, 7-pollicaria, capitula axillaria bre-
viter pedunculata involucrata, involucrum monophyllum campanula-
tum maximum, corolla magna candida fauccpallide flavescens, stamina
2 fertilia, 2 rudimentaria. Cyrlandra glabra Jack l. c. p. 28. lil.
I. c. p. 764. BC. i c. non alior.

Sumatra, in Benkoel en (jack). — Java, in vochtige wouden,
in Bantam, Buitenzorg enz. (bl.).

10. Gyrtandra incompta jack. Herbacea, erecta, fusco hirsuta,
folia altero abortivo spurie alterna, longe petiolata, elliptico-ovata ser-
rata villosa, 6-pollicaria, pedunculi petiolo circiter tripollicari bre-
viores axillares liores sessiles dense capitatos gerentes, involucrum
diphyllum phyllis ovatis acutis, calyx tubulosus 5-fidus fusco-hirsu-
tus, corolla extus villosa infundibuliformis, limbo subaequaliter 5-
fido, stamina 2. Cyrlandra incompta Jack. I. c. p. 26. DC. I. c.

Sumatra (jack). — Langkabang mal.

11. Gyrtandra peltata jack. Herbacea, adscendens, glabra, folia
(petiolo altero abortivo) longe petiolata peltata ovata acuminata obtuse
serrata, capitula axillaria breviter pedunculata involucrata, corolla
alba infundibuliformis. Cyrlandra pellafa Jack l. c. p. 30. DC.l.c.

Sumatra (jack).

12. Gyrtandra aurea jack. Herbacea erecta valida, caulis obtuse
tetragonus adpresse pilosus, folia longe petiolata opposita ambo per-
fecta subrotundo-ovata acuminata serrata, praesertim subtus sericeo-
pilosa, maxima, capitula axillaria subsessilia dense multiflora involu-
crata, calyx tubulosus angulatus, corollae tubi ferelongitudine, corolla
aurca subcamponulata, limbo subaequaliter 5-lobo, stamina 2 fertilia,

CVRTA.NDRACEAE. 7 41 CYRTANDRA.

2 sterilia. Cyrtandra attrea Jack l. c. p. 29. DC. I. c. — Suma-
tra, aau den voet van den Goenoeng Boenka in Benkoelen (jack).

13. Cyrtandra populifolia miq. Herbacea? rami (caules?) tetra-
goui mox glabrati, partes uovellaeauveo-velutinae, folia opposita sub-
aermalia vel aequalia longiuscule (2 — 1{ poll.) petiolata, e basi ro-
tuudata iuaequali (latere altero secus petiolum subprotracto) ovata
acuminata praesertim sursurn venulis exsertulis denticulata, coriacea,
supra raritcr pilifera mox glabrata, subtus patule costulata et venosa,
in uervis appresse minute pubera, 6 — 4 poll. (superiora) longa,
pedunculi axillares breves (semipollicares), apice bracteis 2 ext. ova-
tis foliaceis magnis apice acuminato dentatis, interioribusque albidis
iiores paucos occultantibus.

Sumatra, in de kloof van den Singalang (teysmanw).

M Cyrtandra Teysmanni miq. Imiovationescinereo-velflavido-
villosulae, folia longiter (2—5 poll.) petiolata, opposita subaequalia,
e basi subaequali rotuiidata vel subcordato-truncata lato-rotundato-
ovata, quidquam inaequaliter breviter acuminata, duplicato-serrata,
coriacea, supra cum petiolo villosule pubescentia, subtus pallida cos-
tisque utriuque 10 patulis demum reticulatis pertensa, et in iis prae-
sertim villosulo-pubescentia, 7 — 5 poll. longa, capitula axillaria
brevi-pedunculata, bracteis ovato-cordatis acutis apice serratis, villo-
sulis, interioribus flavidis vel albidis, bracteolis angustis, calyx —
corollae faux (et laciniae?) purpurea. — Poliis multo latioribus et
eorum serraturis a C. populifolia differt.

Sumatra, in de kloof van den Singalang (teysmann).

15. Cyrtandra COrdifolia de vr. Caulis teres 2 — 4-pedalis, pol-
Heem crassus, tomentosus, folia opposita longe petiolata (petiolis ru-
b "s) maxima (pedalia) cordata acuminata duplicato-serrata adpresse
sericeo-pilosa, fasciculi axillares brevi-pedunculati, involucro dipbyllo
rigido veutricoso serrato, calyx membranaceus 5 -fidus, corollae tubus
ïongus incurvus, limbo 5-fido subaequali, flavo, fructus ellipsoideo-
tylindricus acuminatus. Cyrtandra cordi folia de Vriese PI. fteinw.
p.lQ. — Iihynchocarpus Reinw. herb.

J ava (reinwardt).

CYRTANDRACEAE.

742 CYKTAMJHA.

§ 2. Caules plerisque frutescentes. Corolla bilabiata (an omnibus?)
jack. Fructus oblongus. Forte genus propriam ex G. don. I. c p. 661,
Flores saepe sordide purpurascentes vel flavescentes, hand raro parvi. —
Rhynchocarpus Rcinw. herb. partim?.

16. Cyrtandra dispar alph. dc. Suffruticosa? erccta, caule ob-
tuse subtetragono squamelloso-tessellato apice cum petiolia et inflo-
rescentia ferrugineo-hirsuto, folia opposita valtle inaequalia, altcrum
amplum oblongo-lanceolatum acuminatum remote acute dentatum
"labruni cum uervis subtus hirsutis, alterum abortivum fere ad pe-
tiolum reductum, pedunculi ex axilla folii perfecti brevissirai apice
pedicellos plurimos unifloros bracteasque gerentes, calycis 5-fidi la-
ciniae liueari-subulatae. Cyrtandra dispar Alph. DC. I. c.p. 282. —
C. frufesccns Wall. n. 807 {non Jack) leste DC.,quoobserv. forsan
C? acuminala ej. n. 808. — Poeloe Pinafig (wall.).

17. Cyrtandra frutescens jack. Suffrufc>-cens erecta, folia oppo-
sita petiolata lato-lanceolata acuminata serrata glabra, 7 — 9 poll
longa, pedunculi triflori petiolo breviores, bracteis linearibus ad ba-
sin pedicellorum, calycis 5-partiti laciniae subulatae erectae, corollae
purpureae bilabiatae labiura inf. longum, trilobulatum, stamina 2
fertilia, 2 sterilia, fructus cylindraceus. Cyrtandra frutescens Jack.
]. c. p. 81. DC. I. c. — ■ Sumatra (jack.).

18. Cyrtandra mbiginosa jack. Frutescens erecta, caulis subte-
tragonus junior setosus, folia opposita petiolata obovato-lanceolata
acute acuminata, serrata, glabra, nervis subtus pilosis, pedicelli axil-
larcs fasciculati uniflori cum calycibus viscoso-pilosi, bracteis liiiea-
ribus acutis, calycis laciniae lineares, corolla purpurea extus pilosa,
bilabiata, labio inf. longiore trilobulato, stamina 2 fertilia, 2 sterilia,
fructus cylindricus. Cyrtandra mbiginosa Jack l. c. p. 32. DC.l.c.

Sumatra (jack).

19. Cyrtandra pilosa bl. Canlis suffruticosus adscendens simplex
superne tctragonus, folia opposita sessiliaobovato-oblongaargute ser-
rata, supra pilosa, subtus in nervis strigosa, florum fasciculi hreviter
pedunculati axillares multitiori bracteis foliaceis involucrati, corolla
sordide albida (vel sordide flava), labio inferiore intus rubicuudo ma-
jore trilobo, superior* emarginato, stamina fertilia 2, sterilia mmuta -3.

GYRTA.NDRACEAE. 743 CYKTAK1MA.

Cyrtandra pilosa BI. Bijdr. p. 779. DC.l.c. — Java, op vochtige
plaatsen der bergstrekeu, Salak, Gedé, Seriboe.

20. Cyrtandra SUlcata el. Caulis suffruticosuserectus tetragonus
sursum sulcatus fusco-tomentosus, folia opposita petiolata e basi in-
aequali angustata oblonga longe acuminata sursum inaequaliter ar-
gute serrata, supra glabriuscula, in costa subtus villosula, florum
fasciculi axilJares subsessiles bracteati, corolla sordide purpurascens
bilabiata, stamina sterilia 3 exigua. Cyrtandra sulcala BI. l. c. p.
770. DC. I. c. — (1 Albi flora, foliis majoribus, floribus albis,

Java, in de wouden op Megaraendong (bl ). — /l Op den Seriboe.

21. Cyrtandra nemorosa bl. Caulis erectus sublierbaceus 2 — 4-
pedalis tetragonus, rufo-tomentosus, folia opposita longe petiolata e
basi oblique attenuata, oblonga acuminata, sacpe pedalia, inaequaliter
exserte serrata,- margine rufo-lanata, supra pilosa, subtus in nervis
rufo-hirsuta, pedunculi axillares conferti unitlori, bracteati, rufi, ca-
lyx subbilabiatus, corollae bilabiatae labium sup. emarginatum fus-
cum, inferius trilobum majus sordide albidum et in fauce fuscescens,
stamina fertilia 2, superne incrassata, sterilia 3, fructus cylindricus
incurvus, rostratus. Cyrtandra nemorosa BL l. c.p. 771. DC. I. c.
de Vricse l. c. p. 18. — Rhynchocarpus nemorosus Reinw. herb.

Java, in de wouden der bergstreken, Ban da (reinw.).

' 22. Cyrtandra Sandei de v*. Caulis tetragonus, folia opposita
petiolata, e basi attenuata secus petiolum decurrente obovato-oblonga
acuminata inaequilatera, siuuato-daplicato-dentata, supra glabra, sa-
turate viridia, subtus pallida in costa. venisque cum petioli dorso
rufo-tomentosa, nascentia utrinque tomento aureo vestita, fasciculi
axillares pedunculati, pedicelli cum calyce iu lacinias lineares acu-
minatas quinquefido aureo-tomentosi, corolla calycem superans apice
curvula, fructus durus ligneus suberoso-corticulatus. Cyrtandra San-
dei de Vriese l. c. p. 14. — Cyrtandrae nemorosae teste cl.auctore
«Be analoga. — Var. §. Glabrescens de Vr. calycis dentibus mi-
noribus, foliis glabris.

Celebes, bij Lontar. — fl Java, op deu Goenoeng Bankok

fWMIWARDT),

CYRTANDRACEAE. 744 ÊfRTAJtDHl.

2.!3. Cyrtandra umbellata de vr. Rami teretes oppositi, superne
fulvi, folia opposita petiolata oblonga vel lanceolata acuta vel acumi-
nata, acute penicillatoque deutata, supra scabriuscula, subtus cuiu
petiolis pedunculis calycibusque hirsuta, magna, usque 4-pollicaria,
ealycis laciniae iuaequales, corolla purpurea extus hirsuta curvula
bilabiata, stylus villosus, fructus oblongus hirsutus obtusus. Cyrtan-
dra umbellata de Vriese l. c. p. 13. — Rhynchocarpus umbellatus
Reinw. herb. — Affinis C. nemorosae.

Ternate, iu de wouden op den Idjeng, Celebes tusschen Lo-
tam en Kakassarn, Oct. (reinw ardt).

24. Cyrtandra rostrata bl. Caulis suffruticosus erectus teretius-
culus, folia superiora (altero nano) alterna petiolata e basi inaequali
attenuata oblonga abrupte acuininata (rostrata), sursum inaequaliter
argute serrata, supra glabra, subtus in costis villosula.fasciculi axil-
lares pedunculati, corolla albida vel sordide purpurea extus villosu-
ïa bilabiata, fauce gibba, stamina fertilia 2, stcrilia 8 exigua. Cyr-
tandra rostrata Bl. I. c. DG. I. c. p. 283. C. nemorosac et C. sul-
catae affinis.

Java, in de wouden op deu Seriboe en Salak (blume). — G ah-
poeng stmd.

25. Cyrtandra flavescens bl. Caulis suffruticosus erectiuscnlus
teres, folia opposita petiolata oblongo-lanceolata utrinque attenuata
inaequaliter remotc serrata, subtus in venis pubescentia, flores axil-
lares solitarii subsessiles, corolla sulfurea extus villosula, infundi-
buliformis bilabiata, stamina 4 quorum 2 sterilia minutissimain fundo
corollae. Cyrtandra flavescens lil. I. c.p. 772. DC. I c. Vu
hujus generis species.

Noesa Kambangan, op vochtige plaatsen (bl.).

26. Cyrtandra COCCinea bl. Caulis suffruticosus erectus tetrago-
nus basi saepe ftorifer, folia opposita longiter petiolata, e basi obliqua
oblonga acumiuata glanduloso-serrata, laevia, subtus in costis saepe
sanguinea, fasciculi axillares pedunculati passim subumbellati, calyx
ventricosus 5-fidus subbilabiatus coloratus, corolla subbilabiata coc-
cinea interdum albido-fusca, filamciita staminum 2 fertilium tlexuosa

CYftTASDHACEAE. 715 GYRTASDBA.

3 sterilia minuta, stylus coccineus, fructus oblongus rostratus. Cyr-
tandra coccinea Bl. I. c. DC. I. c. De Vriese l. c. p. 11. — Rhyn-
chocarpus coccineus Herb. Beiniv.
Celebes, iu de wouden op den berg Lokon, Oct. (reinw.).

27. Cjrtaodra celebica bl. Caulis suffmticosus erectus tetrago-
ims, folia opposita longiter petiolata e basi inaequaliter attenuata
elliptico-oblonga acuminata crenulata glabra, juniora arachnoidco-
pubescentia, fasciculi paniculati axillares. Cyrtandra celebica Bl. t. c
DC. l.c. — C. coccineae valde affinis, inflorescentia praesertim diiïert.

Celebes, in de wouden (reinwardt).

28. Cyitandra grandiS bl. Caulis sufFruticosus erectus teretius-
culus, folia opposita longiter petiolata e basi iuterdum oblique cor-
data clliptico-ovata acuta duplicato-glanduloso-serrata, subtus in venis
reticulatis subtomentosa, fasciculi axillares pedunculati involucro bi-
fido, tiores coccinei, stamina 5, quorum 2 longiora fertilia, fructus
oblongus rostratus. Cyrtandra yrandis Bl. L c. p.77'3. DC. l.c. —
Variat foliis inciso-serratis. — Stigma dilatatum emarginatum,

Java, in de wouden van de hoogere bergstreken, op den Salak,
Gedé enz.

29. Cyrtandra arborescens bl. Caulis arboreus vel frutescens,
lamosus erectus, rami tetragoni pubescentes, folia opposita elliptico-
oblonga iu petiolum dccurrentia inaequaliter dentata, supra glabra,
subtus pallida, in nervis appresse villosa, maxima, florum capitula
pedunculata axillaria, involucro maxi mo foliaceo bifidolacero, corolla
flava, stylus villosus, fructus elliptico-oblorgus. Cyrtandra arbores-
cens BL l. c. DC. I. c. De Vnese l.c.p.iö.— Ithynchoearpus
Reinw. Herb.

Java, in de vochtige wouden der bergstreken in Tjanjor (bl.).

'F

-lernate, op den vulkaan (reinw.).

30. Cyrtandra CUneata bl. Caulis sufi'ruticosus erectus, tetrago-
n us, folia opposita, altero minore, petiolata cuneato-oblonga acumi-
Ilata > sursum dcnticulata, supra glabriuscula, subtus in venis substri-
o°sa, umbellae longiter pedunculatae axillares. Cyrtandra cuneata
ln - '. c. p. 773. DC. L c. — Molukken (reinwardt).

CYRTANDRACEAE. 746

CYRTANDUA.

SI. Cyrtandra decurrens de vr. Caulis tetragoims, folia Iongis,

sirae petiolata, opposita aequalia, e basiintegerrirnacuneata secuspe-
tiolum decurrente obovata acuta vel acuminata, sursuin repando-dea-
tata, pilosa, mernbranacea, supra glabriuscula et obscure viridia,
subtus pallida, nervis fusco-tinctis, rlores axillares gemini ternique,
bracteis binis lanceolatis vel rhombeis, versus apicem sinuato-denti-
culatis pellucido-mernbranaceis, caly cis tubulosi 5-dentati dentesacu-
ïninati, corolla villosiuscula calycem superaus. Cyrtandra decurrens
de Vriese L c. p. 14. A C. cuneata differt foliisoppositisaequalibus.
Ambo in a, bij Hila, Julij (relywardt).

32. Cyrtandra longirostris de vr. Folia opposita, e basi inaequali
integerrimfiin petiolum decurrente lato-lariceolata acuminata superno
serrata, supra glabra, subtus in costa costulisque rufo-villosa quadri-
pollicaria, pedunculi axillares filiformes 1 — 3-flori, bracteis oppositis
brevibus, pedicelli pedunculo \ breviores, calycis hirti 6-fidilacimae
acumiuatae, corollae albae tubus iucurvus calycem superans, villosus,
limbus bilabiatus, stylus versus apicem villosus, fructus ovoideo-glo-
bosus, stylo persistente longe rostratus. Cyrtandra longirostris de
Vriese l. c. p. 12. — Bhynchocarpus Reinw. herb. — An hu-
jus §? — Celebes, op den berg Lokon (relyw.).

33. Cyrtandra longe-petiolata de vr. Caulis tetragonus, folia op-
posita longissirne petiolata, e basi subobliqua rotundata, vix subcor-
data lato-ovata, inaequilatera, argute duplicato-serrata, snpra glabra,
subtus cum petiolis rubentia, pulverulenta, iu nervis subpubesceu-
tia, fiores pedunculati involucro niagno bracteati, calyx 5-dentatus,
corolla rubra extus aureo-lanata, intus glabra, stylus exsertus stig-
mate bilobo. Cyrtandra longe-petiolata de Vriese l. c. p. 1 2. —
Bhynchocarpus glaher Reinw. tnss.

Java, in de provincie Bantam (relywardt).

34. Cyrtandra repens de vr. Caulis herbaceus teres repens, folia
opposita petiolata (petioli pollicares liirsuti) ovato-lanceolata acuta
sursum dentata, utrinque glabra, pedunculi axillares breves, tnilori,
involueri diphylli foliola ventricosa ovata acuta, pedicelli brevissinn
hirsuti, calyx 5-fidus acuminatus, corolla alba 1 j-pollicaris, tubo

CYRTANDRA.CEAE.

71-7 CYRTANDRA.

cm'vulo villoso, limbo bilabiato, nectarium breve iutegrum, antherae
basi et apice barbatae. Cyrlandra repens de Vriese l, c. p. 14. Rhyn-
chocarpus Reinw. mss.
Java, in Bogor op belommerde plaatsen (reinw.).

35. Cyrtandra heterophylla de vr. Tota obscure fusco-pilosa,

caulis tetragowis, folia opposita inaequalia, alterum opposito triplo
vel ultro majus 8 poll.longum., iiiaequilaterum, oblongo-ovatum acu-
minatum, serratum, supra glabrum, subtus fusco-pilosum, peduuculi
axillares 2 — 3-flori, pedicelli bracteati, bracteis linearibus, calycis
pilosi 5-deutati dentes lineares elongati, fructus erostris glaber. Cyr-
landra heterophylla de Vriese l. c. p. 16. — Rhynchocarpus Reinw.
Ilcrb, — Java (reinwardt).

36. Cyrtandra rubra de vr. Polia opposita longiter petiolata (pc-
tioli basi semiamplexicaules spithamei), e basi subacquali vel inae-
(uiali ovata obliqua inaequilatera acuminata remote dupJicato-serrata,
iasciculi axillares pedunculati 8— 10-flori, bracteis oblongis serratis
coloratis, calycis rubri scabri 5-fidi laciniae elongatae, corolla incurva
limbo subacquali, extus rubescens, intus flava, fructus durus stylo
rostratus. Cyrlandra rubra de Vriese l. c. p- 10.

Java, op den G. Patoea aan de Solfatara (reinw.).

•37. Cyrtandra molliS de vr. Caulis tetragouus, villis pateutibus
rufus, folia opposita petiolata e basiattenuata lanceolata vel oblongo-
lanceokta tenuissime acumiuata, subintegerrima vel inferne repau-
dula, sursum iuaequaliter denticulata, 8 poll. longa, margine rufo-
ciliato-villosa, supra scabriuscula, subtus dense velutiuo-villosa, pe-
dunculi axillares subuniflori, bracteis binis lauceolatis acumiiiatis
villosis, calyx 5-dentatus hirtus, corolla magua villosa, tubo rubes-
cente, limbo flavo subbilabiato, labio sup. crecto bifido. Cyrlandra
mollis de Vriese l. c. p. 16. — Rhynchocarpus Reinw.

Celebes, in de wouden der bergstreken (reinw.).

38. Cyrtandra holodasys miq. Prutescens? rami glabri laevigati,
ramuli petioli folia subtus densissime, supra sparsim, bracteae calyx

CYRTANDRACEAE. 748 GYRTAADRA.

et fructus dense molliterque aureo-tomentosa, folia petiolata, opposita
conformia sed inaequalia altero duplo triplove rninore, e basi acuta
(in rninore obtusiore) aequali vel subaequali lanceolata acumiiiata,
coriacea, integerrima vel vix subintegerrima, subtus demam distincte
veuoso-costulata, 6 — 1\ poll. longa, pedunculi axillaressolitariibre-
vissimi 2 — 3-flori, braeteis cordato-ovatis, calyx 5-partitus laciniis
linearibus, fructus ovoideus rostiatus. — Habitu Whitiae carnosae
simillima, ex fructu autem, liore adhuc incognito, huc relata.
Sumatra, bij Paleinbayan (tKYSMAHN).

39. Cyrtandra spicata de vr. Arbor, folia subscssilia vel sessilia

oblonga utrinque attenuata serrato-dentata, in nervis subtus rofo-
tomentosa, 10 — 3 poll. longa, pedunculi laterales elongati tnbcr-
culoso-squamosi, floribua spicatis bracteatis, braeteis latis vcutri-
cosis, corollae pallide roseae, calyce iuflatoglabro vix longioris, tubus
curvatus, limbus inaequaliter 5-fidus, stamina 2 fertiiia corolla bre-
viora, sterilia 3, fructus ovalis obtusus. Cyrtandra spicala de Vricsc
l. c. p. 1 3. — Rhynchocarpus Reinw. herb. — Novum cl. de VBIBSI
genus videtur.

Celebes, in de wouden op den berg Klobat, Nov. (reixw.).

4.0. Cyrtandra? calycina benth. Eruticosa, ramuli juuiores et
petioli squamis pilisve rufis obtceti, folia opposita supra glabra, sub-
tus in venis ferrugineo-villosula, alterum maximum (8 — 12 poll.)
oblongum acummatum superne irregulariter dentatum, alterum na-
num stipulaeforme sessile lanccolato-subulatum petiolum oppositi
semipollicarem vix aequans crassiusculum carinatum; pedicelli axii-
lares fasciculati semipollicares uniflori; 11. resupinati; ealyx amplus
coloratus? membrauaceus oblique bilabiatus, labiis latis obtusissimus
sup. obscure 3-, inferiore sub- 2-lobo, corollae pollicaris tubus su-
perne ampliatus,limbi bilabiati labium superius latum amplum late et
breviter 4-fidura, inf. integrum angustum ; stamina 2 fertiiia corollae
aequilongae, antheris oblongis, connectivo crasso, loculis parallelis ;
sterilium vestigia nulla; ovarium vagina brevi cinctum, placentis
bifidis circinnatim revolutis, undique ovuliferis; bacca exsucca ovata
oblonga; semina numerosissima oblonga, testa castauea firma, albu-

CYRTANDRACEAE. 749 WHITIA.

mini parco adhaercnte; embryi recti cotyledones brcves. Cyrlandra?
calycina Benlh. in Ilóok. Lond. Joum. of Bot. II. p. 229. — Non
vidi, sed genus distinctum viditur. — Nieuw-Guinea (hinds).

Isanthera permollis nees DC.l. c. p. 280. Wight Icon. IV. lab.
1355. (Cyrtandra floribunda Wall. herb.) mild incognita, in Peninsula,
indica crescit, quantum sciam in India aquosa nondum reperta.

XIX. WHITIA blume. Calyx parvus aequalis 5-partitus. Co-
rollae infundibuliformis tubus sursura dilatatus, limbus 5-lobo-
suhbilabiatus. Stamiua 5, quorum 2 antherifera vix exserta, 3 se-
tacea sterilia. Antherarum loculi insertioue inaequales (non paral-
lel]). Stigma iufundibuliforme. Bacca siliquaeformis, placentae
carnosae lobis in margine revoluto seminiferis. Seminanudastriata
pulpfi tenui cincta. — Genus Cyrtandrae habitu, a qua calyce, an-
theris et stigmate differt, alias probabiliter Cyrtandrae species, si ac-
curatius innotuerint, recepturum. — Eolia carnosa ojmosita, altero
minore, 11. fasciculi axillares brevi-pedunculati bracteati.

1. Whitia Oblongifolia bl. rolia oblongo-lauccolata recta vel obli-
qua glabra, fasciculi bracteis lanceolatis. Whitia oblongifolia lil.
Bijdr. p. 77 4 et in Flora bot. Zeit. 1825, f». 118. R. Br.in Hors f.
PI. Jav. rar. p. 122. BC. I. c. p. 285. Be Vriese l. c. p. 17.

Java, in de wouden der bergstreken. Lidak bèbèk mal.

2. Whitia camosa bl. /. c. T?olia opposita inaequalia subtus tomen-
tosa.unumoblongo-lanceolatum, 7—8 poll., alterum parvum corda-
tum subrotundum acuminatum, fasciculi bracteis 2 ovatis. Cyrlandra
carnosa Jack Transacl. Soc. Linn. Lond. XIV. p. 30.

Sumatra(jAGK). Java, op den Seriboe (reinw.). — Lidak bè-
bèk mal, Létak mërih sund.

XX. RUYNCHOTECHUM blume. Calyx aequalis 5-partitus.
Corollae tubus brevis campanulatus, limbus bilabiatus. Stamina
4 didjnama fertilia inclusa. Antherae loculis confluentibus bival-
ves, valvula interiore minore. Stylus incurvus, stigmate obtuso.
Bacca calyce cincta globosa, placentae carnosae intruso-revolutae.
Seminanuda. — Rhynchothecum En dl. — Corysanthera Wall.
Calal. n. 0111 fule B. Brown in Horsftcldii Pi Jav. rar. p. 122.

CYRTANDRACKAB. 750 BUYXCIIOTECHÜM.

1. Rhynchotechnm parviflorum bl. Bijdr. p. 775. DC. l. e. p.

285. Frutex caule simplici tereti, ibliis oppositis oblongo lanceola-
tis serratis subtus villosiusculis, corymbis axillaribus dichotomis,
pcdicellis subfasciculatis.

Java, in de wouden op den Seriboe (bl.).

Ordo CLXTX. B1GNONTACEAE r. browx.

Arbores, saepius frutices volubiles vel stricti, rarissime lierbae, fo-
liis oppositis exstipulatis, perraro alternis, utplurimum compositie
intcrdum cirrhiferis. Inflorescentia definita, vulgo thyrsoideo-
paniculaeforrnis. Calyx liber 5-lobus,bilabiatus, spathaceusveltrun-
catus. Corollae hypogynae deciduae limbus 5-lobus vulgo bila-
biatus, laciniis aestivatione imbricatis. Stamina 5, corollae tubo
inscrta, utplurimum 4 fertilia didynarna, quinto suprcmo sterili vel
plane deficiënte. Antherae biloculares, loculis parallelis vel diver-
geutibus, longitrorse dehiscentibus. Ovarium basi disco glanduloso
cinctum complete rarius incomplete biloculare, loculis vulgo anticis
et posticis, pluri- vel multiovulatis. Stylus filiformis, stigmatis
bilamellati lamellae loculis parallelae. Capsula bivalvis bilocula-
ris, rarissime septi cxspansione spurie quadrilocularis, septo valvis
parallelo rarius contiario demum libero ad commissuram seminifero,
in generibus anomalis fructus indehiscens. Semina transversa com-
pressa exalbuminosa, alata vel aptera. Embryi recti radiculahilum
spectans, cotyledones fere semper planae, cordatae. — Ordo regio-
nibus tropicis et subtropicis totius orbis proprius, speciebus autem
in America multo frequentioribus.

De eigenschappen zijn over het geheel nog weinig bekend.
Vele bezitten scherpe, bittere wortels, waaraan men zelfs vergiftige
eigenschappen toeschrijft. Ook in de schors der stengels schijnen
werkzame beginsels te huisvesten. Het hout der boomstammen munt
niet zelden door hardheid uit.

Geslachten :

f Tweekleppige zaaddoos, gevleugelde zaden.
a. Kleppen evenwijdig met het tusschenschot; — 5 vruchtbare
meeldraden: II. Calosanlhes; — 4 didynamischc (met één onvrucht-

BIGNOHIACEAE. 75]

BIG.XOA'IA.

baren) meeldraden ; — zaden aau iedere zijde van het tusschenschot
in eene rij : I. Bignonia; 4 didynamische meeldraden, zonder 5 de
onvruchtbare: IIT. Millingtonia ; — b. kleppen in tegenovergestelde
rigting van het tusschenschot; — kelk aan eene zijde gespleten:
IV. Spalhodeci; — meer of minder vijftandig; — zaaddoos onge-
vleugeld; — zaden in vele rijen, gevleugeld, plat: VI. Tecoma; —
ieder zaad als in 2 hokjes verdeeld: V. Sfcrcospermwn ; — zaad-
doos gevleugeld : VIII. Panjanclia.
tt Vrucht vlcezig; zaden ongevleugeld: VUT. Colea.

Tribus T. BiexoniüLi bojer Hort. Mauril. p. 218. DC. Prodr.
IX. p. 113. Cnpsula bivalvis, bilocularis. Semiaaalata. Cotyledones
foliaccae.

Subtribus I. EubigNONIeae dc. Bev. Biqn. p. C. Prodr. 1. c. Septum
Viilvis planis vel convexis parallelum; dehiscentia marginicida.

I BIGNONIA tournep. excl. spec. Calycis limbus 5-denta-
tus vel-partitus, nunc 2— 3-lobus vel indivisus. Corolla bilabiata
nunc subaequaliter 5-fida. Stamina fertilia 4 didynama, quintum
sterile. Antherae loculis glabris, saepissime discretis. Stigma bi-
lamellatum. Septum valvis parallelum. Semina ad quodvis septi
latus uniserialia, utrinque alata. — Folia plerumque opposita et com-
posita.

§ 1. Folia simplicia (forsan e genere exulantes}.

1. Bignonia molllCCana dc. Folia petiolata opposita simplicia e
nasi atteuuata elliptica acuta integerrima, supra glabra, subtus pu-
bescentia, flores terminales lutei bracteis spicatis. DC. Prodr. I. c.
p. 1 -14. — B. discolor Rich. Seri. Asfrol. p. XXIX, non Pi. Br. —
A T on vidi. — Mol ukken.

2. Bignonia COmosa roxb. Partes juniores tornentosae, folia op-
posita cordata integerrima, corymbi terminales breves foliosi, calyx
5 -lobus, corollae tubus longlis gracilis, limbus bilabiatus. Roxb. Fl.
} nd.ni.p, 103. DC. I. c — Spathodea? com. G. Don. Gen. Sysf.
MM. PI. IV. p . 222. — Non vidi. — Molukken.

5 2. Folia pinnata.

'-*• Bignonia Perteriana Wall. Arborea? glabra, folia impari-pin-

BIGNOKIACEAB. 752 CALOSANTHESi

nata, foliolis &— 8-jugis petiolulatis e basi atteuuata ellipticis acu-
minatis integerrimis, 5-poll. longis, veuis utrinque 5 — 8, thyrsus
racemosus terminalis foliis brevior remotifiorus, calyx sub-5-den-
tatus demum truncatus, capsula siliquaeforais lineari-compressalae-
vis, 5 poll. longa, semina utrinque ala angusta oblonga subtruucatü.
aucta. Bignonia Porferiana Wall. Cal. n. 6b0d.DC. I. c. p. 1 65. —
An Tecoma? — Poeloe Piuang.

II. CALOSA1MT1IES blume. Calyx coriaceus tubulosus trun-
catus, fructu aucto hinc fissus. Corollae tubus brevis, faux cam-
panulata, limbus 5-lobus subbilabiatus. Stamina 5 fertilia vixex-
serta, quorum duo lougiora. Antherae loculi divaricate penduli.
Stigmabilamellatum. Capsula siliquaeformis longissima compressa
bivalvis, septo valvis parallelo. Semina ala, semicirculari membra-
nacea cincta. Calosanlhes BI. non Haworlh. — Oroxylum Venten.
Decad. (forsan resliluendum).

1. Calosanthes indica bl. Bijdr. p. 760. DC. Lep. 177. Wig/u

Icon. TV. lab. 1837 — 8. Arbor glabra; folia opposita, decomposito-
pinuata, foliolis in ramis petioli 2 — 3-jugis cum impari petiolulatis,
basi saepe iuaequalibus subcordato-ovatis acuminatis, integerrimis
coriaceis, thyrsus terminalis erectus; fl. magni rubro-striati, intus albi-
cantes, foetidi. Bignonia indica Linn. var. a. Spec. Pip. 110. —
B. indica Willd. Spec. III. p. 306. Boxb. Fl. Ind. III. p. 110. —
B. pentandra Lour. Coch. IT. p. 460. — Spalhodea indica Pers.
Ench. II. p. 173. — Palega-Pajanelli Bheed. Hort. Mal. I. p.77,
tab. 43. — Var. /3. foliolis remote acute serratis (an species F).

Door geheel Indiè', vooral in de kuststreken, op het vaste land
en de eilanden tot op Timor; Java, Sumatra, in de lagere berg-
streken. — Poempoeran sund., Boengli of Kajoe lalaki of K.
lanang mal. en jav. — Op Java en Sumatra een inlandsen genees-
middel, de schors en bladen tegen maagziekten, de wortel tegen im-
potentie; bloemen, bladen» en vruchten worden, volgens hasskarl,
gegeten (Bet Nut bl. 103 en filet /. a. pi. bl. 89).

III. MTLLINGTON1A linn. fil. Calyx eampanulatus, brevis-
sime et aequaliter 5-lobus. Corollae tubus gracilis teres elonga-

BIGJfONIACEAE.

753 SPATHODEA.

tus, limbi 5-partiti laciniae 2 superiores ad medium miitae. Sta-
mina 4 exserta (absque quinto sterili). Antherae basifixae, locu-
lis parallelis, altero basi calcarato. Stylus filiformis, stigmate bi-
iamellato. Capsula siliquaeformis elongata, utrinque subattenuata
laevis, septo parallelo bilocularis, valvis planis. Semina late alata, —
Millingionia Linn. fil., non Roxb.

1. Millingtonia hortensis lihn. fil. Suppl p. 45. BC. l.cp. 182.
Decaisn. I. c. p. 380. Spanoghe l. c. p. 326. Arbor glabra; folia op-
posita, impari-bipinuata, foliolis e basi obliqua lauceolatis acuminatis
integerrimis subtus glauciuis, thyrsus amplus opposite ramosus, mul-
tiöorus, fl. albis. Millingionia Willd. Spec. III. /;. 1200. — Bi-
guonia cicularia Koenig herb., Mart. in Act. Acad. Monac. cl. phil.
VI. p. 153. — B. Azedarachla Koen. Ann. Bot. I. />.578. — B.sube-
rosa Roxb. Corom. III. p. 11, lab. 214. FL Ind. III. p. 111. —
Millingtonia dubiosa Spanoghe herb. — Icon. ined. n. 20. — Piii-
Me 4 — 8-jugae. Capsula circiter pedalis.

Voor- en Achter-Indië. — Timor, om Koepang, bloeit in.
September (spanoghe). — Sumatra?

Species excludendae, incertae affiuitatis:

2. BTlUiügtonia pinnata blanco FL Filip.p. 501. Foliola opposita
cum vel absque impari, lanceolata valde acuminata integerrima glabra,
flores paniculatï, pedunculo proprio brevi, calycis dentes 4 obtusi, co-
rolla 4-loba, fllamentum sterile brevissimum; antherae divaricatae. BC.
<■ c — Lu zon.

3. Millingtonia qiiadripinna blanco /. c. Folia 4-juga cum impari,
toliola 3-juga lanceolata integerrima glabra, fl. racemoso-paniculati, ca-
Jy* campanulatus 5-dentatus, corolla bilabiata calyce ïnulto longior
'«nee pilosa, filamenta fertilia 4, unum sterile, antherae divaricatae,
huctus 2 pedes longus. - Luzon.

Sublribus U. Catalpeab üc. Rev. f. 7. Prodr. I. c. p. 203. Cap-
Su 'ae septum valvis contrarium, dehiscentia loculicida.

IV. SPATHODEA pal. beatjv. Calyx spathaceus, demum uni-
lateraliter fissus. Corollae subinfundibuliformis limbus 5-fidus pa-
■■uminaequalis. Stamina 4 didynama cum 5 t0 sterili. Antherarum
locnh discreti. Stigma bilamellatum. Capsula siliquaeformis bi-
°cularis, loculicide dehiscens, septo suberoso aut coriaceo valvis

48
Flor a van Ned. Indië. IJ.

BIGKOMACBAE. 751

SPATUODEA.

contrario quasi 4-loeularis. Sc mi na ad quodvis septi latus pluri-
serialia suberosa, membranacco-alata, non immersa. — Arbores vel
frutices scandentes, foliis oppositis, rarius alternis, varie compositis
vel simplicibus, fl. termiualibus, saepe thyrsoideis.

§ 1. Gcnuinac. Folia opposita impari-pinuata.

1. Spathodea RheedÜ yvall. Arborea, glabra, folia impari-pin-
uata trijuga, foliola peliolulataovato-oblonga acuminata integcrrima,
tiipollicaria, inferiora minora latiora, racemi terminalcs brevea sub-
triilori, corollae albae f e re semipedalis tubus gracilü, limbi laciniae
lobulatae et crenulatae, capsula siliquaeformis subcylindrica arcuata
acuta erecta 8-pollicaris, seminum ala crassiuscula opaca truncatn.
Spathodea Itheedii Wall. Cal. w. 65 16. DC. I. c. p. 206. Wighi
Icon. TV. lab. 1339, non Spreng. — Spalh. longi flora Ven/. Ckoix ft.
40 in observ.; an Decaisn. in ISouv. Ann.Mus. III. p.380 ? (Spanogfie
l. c. p. 326. ■ — Sp. roslrata cj. Icon. ined. n. 7. — Sp.grandi flora
Zippcl. hcrb.). — Bignonia longi flora Willd. I. c. p. 704. — Po*-
gelion Meed. Hort. Mal. VI. p. 53, tab. 29.

Voor-Indië. Timor. Rawak.

2. Spathodea Diepenhorst» miq. Foliola trijuga cum impari co-
riaceo-membranacea, subtus costulis utrinque5 — 6 erecto-patulis in
axillis barbellatis demumque excavatis pertensa, omnia acute longc
acuminata, inferiora lato-ovata basi aequalia vel leviter inaequalia,
circiter tripollicaria, superiora longioraovato-oblonga, flores breviter
pedicellati, corolla 5 poll. longa, tubo gracili, limbi laciniis incisulis
et inaequaliter crenulatis, capsula 10 — 11 poll. longa, crassa, rostrato-
acuminata, praesertim parte superiore arcuata. — Spath. Itheedii
ex icone avightii foliolis non costulatis etiam difTert; quid de dis-
crirnine ex axillis barbatis sit judicandum, ultro inquiretur. — An
lmc Sp. longi flora Decaisn. I. c. ?

Sumatra, in Priaman (diepenïiobst). — Koeda Koeda mal.

3. Spathodea Stipulata wall. PI. A$. rar. TIL p. 20, tab. 238.
DO./, c.p. 205. Arborea, folia impari-pinnata, foliola 4— B-jugn oblongo-
elliptica acuminata integerrima subtus pubcscentia, racemi terminaies
tomcntoso-villosi, corolla campanulata extus glnnduloao-pubescenfc cnp-
snla ensiformis pcdalis, junior cum calyce densissime ferruginco-tomen-

DIGNOiNlACEAE. 755 STEREOSPERJIUM.

tosa, scmina bipollicarin, corpore alis pellucidis majore. Bignonia Boxb.
Fl. Ind. III. p. 108. Ramuh novelli stipulas inentiunt.
Voor- en Ach ter- Ind ië, waarschijnlijk ook op den Ar ch i pel.

4. Spathodea adenophylla alph. dc. /. c. Arborea, rami ferrugi-
neo-velutini, foliola bijuga rotundato-elliptica hreviter acuminata, in-
legerrima, subtus pubescentia, 3—7 poll. longa, racemi terminales
tomentoso-villosi, calyx irregulariter 4— 5-fidus cum corollabipollicari
extus rufo-tomentosus, capsuia longe cylindracea pedalis incurvata cos-
tata ferrugineo-tomentosa. Bignonia adenophylla Wall. Cal, n. 6502.

Ava.

5. Spathodea SCrrulata alph. dc. /. c. Arborea? glabrn, foliola
2— 3-juga brevis3ime pctiolulata cum impari longius petiolulato, cu-
ncato-obovata apice hic inde grosse scrrata, flores... capsuia siliquae-
formis compressa sesquipedalis, semina quadrangularia utrinque ala
truncata, pellucida aucta. Bignonia serrulata WaU. herb.— Stereosper -
mum DC. Bev. — Ava.

§ 2. Heterogeneae. Foliis oppositis vel verfcicillatis conjugatis trifo-
liolatis aut aliis impari-pinnatis.

6. Spathodea glandulosa bl. Arborescens 15— 25-pedalis, folia
impari-pinnata vel trifoliolata, foliolis ovato-oblongis acuminatis gla-
bris, subtus ad basin multiglandulosis, paniculac axillares et termi-
nales stiïctae. Spathodea glandulosa Blume Bijdr. p. 762. DC.
I c. p. 207.

Java, op den Parang en aan den voet van denTjerimai (bl.). —
Ki loengit of Ki padali lalaki.

J 3. Folia decomposito-pinnata.

7. Spathodea gigantea bl. Arbor alta (80-pedalis), folia de-
composito-pinnata, foliola oblongo-lanceolata acuminata glaberrima,
pauiculae terminales strictae. Spathodea gigantea Bl. Bijdr. p. 761.
DC- l c. p. 207.

Java, in de hoogstammige wouden der lagere gewesten. Ki ba-
dah. //Deze boom verheft zijne kroon zoo hoog boven den bodem
der wouden, dat men ter naauwernood in staat is zijne lange peul-
TOrmige vruchten en bloemen, hoe grootsch. en fraai gekleurd zij
°°k zijn mogen, met het bloote oog te onderscheiden." (Junghuh.y,
1 <ï<i I. p. 352).

V. STEREOSPERMUM giiamisso. Calyx coriaceus cupulato-

48*

BIGXOiNlACEAE. 756 STEREOSPERMUM,

cylindricus obtuso- 5-dentulus subtruncatus. Corollae tubus rec-
tus subcampanulatus, limbus bilabiatus 5-lobus. Stamina 4 ferti-
lia, quintum sterile minimum. Antherae bilobae nudae. Discus
carnosus 5-lobus. Ovarium cylindricum. Stigma bilamellatum.
Capsula obtuse tetragona vel cylindrica, elongata, membranacea,
septo valvis contrario suberoso. Semina ossea septo molli immersa,
lateraliter tenuiter alata, intus spurie bilocularia. — Arbores ratnis
teretibus, foliis impari-pinuatis, infl. terminali.

1. Stereospermum Hasskarlii teysm. Arboreum? foliola remote

3- vel 4-juga cum impaiï majore et distante, e basicuneata elliptico-
oblonga, longe anguste et acute acuminata, integerriina, glabra, cos-
tulis utrinque 5 — 6 subtus prominulis, superiora 4 — 6 poll. longa,
inferiora multa minora, haud raro rotundato-depauperata, petiolus
antice sulcatus, lateribus subaugulatus, dorso subconvexus,tliyrsi gra-
ciles remotiflori, caljx glaber, corolla apice et intus pilosuia. 67e-
reospcnnum Uassharlii Teysm. in horlo bogor. — Diplcrospcrma
personalum Ilasskarl Cal. bog. p. 153 (corolla ochracea dorso san-
guinea). — A sequentibus sub n. 3 et 4 valde distincta, unice cuin
St. tetragono forsan ultro comparanda.
Java? — Ki langer sund.

2. Stereospermum tetragonum dc. Prodr IX. p. 210. Arboreum

glabrura, folia impari-pinnata, peliolo subtetragono, foliolis 3 — 5-jugis
petiolulatis dlipticis utrinque angustatis integerrimis tripollicaribus, sub-
tus venosis, capsula longissima valvis carinatis tetragona glabra. Bi-
g non ia tetragona Wall. herb. — Ava, op den Taong-Dong.

3. Stereospermum chelonoides dc. /. c. p. 210. Wight icon. iv.

'tab. 1341. Arboreum, glabrum, folia impari-pinnata, foliola 4-juga, e
basi subaeuta elliptica, cuspiilato-acuminata, panicula terminalis laxa,
raraulia ultiniis trifloris, calyx coriaceus 2 — 3-lobus vel 5- dentatus gla-
ber, corollae flavae suaveolentis liirtellae campanulato-bilabiatae ln«-
«iae ciliatae, capsula longissima teretiuscula glabra. Bignonia Linn.
Suppl. p.nü. Boxb. VI. lnd. lil. p. 106.— Padri Rheed. Hort. Mal.
VI. tab. 26. — Voor-lndië.

4. Stereospermum suaveolens dc /. c. p. 211. wight 1 c. tab.

1342. Arboreum, foliola 2 - 4-juga cum impari e basi brevi acuta ova-
lia acuminata vel sublanceolata subintegerrima aut subserrata pubescenti-
liirsuta aut glabra, panicula terminalis laxe subbrachiata, calyx ,5-den-
tatus pubescens, corolla punicea fragrans extus lanata; capsula siliquae-

MGNONUCEAE. 757 TECOMA.

formis cvlindrica. Bignonia suaueolens Roxb, Fl. hid. III. p- 104. —
Tecoma G. Don l. c. p. 234. — An 2 spec. (glabra et pilosa) raixtae?
^ Dc# j. — Voor-Indië.

VI. TECOMA juss. Calyx campauulatus vel tubulosus 5-deii-
tatus vel-fidus vel irregulariterdivisus. Corollae tubus brevis vel
lonffior, faux dilatata, limbus 5-lobus vel 2-labiatus. Stamina 4
didynama, cum qninti rudimento. Antherae biloculares, loculis di-
ver<*entibus. Stigma bilamellatum. Ovarium complete vel incom-
plete biloculare, ovulis ad septi margines utrinquepluribus. Capsula
bilocularis bivalvis, septo valvis coutrario, semiuibus imbricatis
alatis. — Arbores vel frutices scandentes, foliis oppositis digitatis
vel impari-pinnatis, 11. paniculatis vel raccmosis, llavis vel rubicun-
dj s . _ Genus quemadmodum plura hujus ordinis, haud accurate
defimtum. Ovarium in iudicis incomplete biloculare; au itaetiamin
auiericanis?

§ \. Campsis loukeir. (genus). Calyx 5-fidus. Ovarium incomplete
biloculare.

1. Tecoma Dendrophila bl. Scandens radicans, ramuli teretesgla-
briusculi; folia dissita, trifoliata, foliolis lateralibus brevissime, medio
modice petiolulatis, elliptico-oblongis acutis vel acuminatis, apice sub-
serratis, glabris, 2—3 poll. longis, racemi axillares solitarii, tubus
corollae phoeuiceae intus albae et ad staminum iusertionem pilosae
calyce triplo longior. Tecoma Dendrophila Bl.RumphiaTV. ƒ>. 35,
tab. 190. Mus. Bol. I. p. 42. — Dendrophila trifoliata (sic Bl. in
tab. cil.) el Bignonia rhodosantha Zippel. herb.

Nieuw-Guinea, in de wouden der kuststreken (zippel ).

2. Tecoma CUSpidata bl. /. C Scandens, ramuli teretes glabri,
folia dissita, trifoliolata, foliola lateralia brevissime intermedium mo-
&ce (1 poll.) petiolulata, elliptica cuspidata integerrima glabra, 3—4
poll- longa, fl. et fr. iucogniti. — Molukken (zippelius).

3. Tecoma amboinensiS bl. l.c. Scandens, ramuli striati puuctati,
folia petiolata impari-pinnata, foliola vulgo bijuga, rarissime unijuga,
terminali longius petiolulato, elliptica acumiuata subrepanda subtus
Puberuia, crasse membranacea, 3—3 \ poll. longa, racemi laterales

M6N0NIACEAB. 758 PAJASKLIA.

Bolitarii vel geinini, tubus corollae 3« poll. longae rubro-eoccineae
brevis calyce vix lougior, intus supra basin stupposus.— Amboina,
in de wouden.

§ 2. Cyathocoma blume Rumph. I. c. Calyx brevis truncatus ob-
solete 5-crenulatus, ovarium uti snperioris. — Crateroteeomae Mart
accedit.

4. Tecoma leptophylla bl. I. c. Scanden s volubilis, ramis filifor-
mibus glabris junioribus tetragonis, foliadissita vel conferta, impari-
pinnata, foliolis 7— 11-jugis sessiïibus trapezoideis grosse obtuse
serratis margine scabridis, »— -1 poll. longis vel longioribus, subtus
sparse impresso-glandulosis, racemi axillares et terminales, corollae
tripollicaris infundibuliformis extus rubicundae intus fusce striatae
tubus intus supra basin stupposus, calyce abbreviato obsolete eren u-
lato multo longior, limbi inaequaliter 5-fidi laciniae toraento mar-
gin atae.

Nieuw-Guinea, in de wouden der kuststreken (zipm:lius).

VIT. PAJANEL1A dc. Calyx coriaceus oblongus pentagonus
m dentes 5 acutos fissus. Corollae coriaceae tubus brevis latus,
faux ample campanulata liians, laciniis 5 subrotundis. Stamin»
4 fertilia, quinto sterili iis vix breviore. Antherarum loculi divari-
cati, subreflexi. Stigma bilobum clavatum. Capsula planalauceo-
lata, utrinque alis latis appendiculata, septo valvis contrario. Sc-
mina rotundata plana, basi excepta alata.

1- Faja&elia multijuga dg. Prodr. IX. p. 227. Arbor raagna, gla-

bra, ramis crassis, folia opposita impari-pinnata, petiolo subtetra-
gono, foliolis 10-— 12-jugis semicordatis acuminatis integerritnis;
thyrsus paoiculatus erectus multiilorus, calyx extus subpulverulen-
tus, obscure subbilabiatus, corollalurido-purpurea, extus villosa, intus
albida. Bignonia multijuga Wall. PI. As. rar. I. p. 81, tab. 95 el
96. — B. Pajanelia Hamilt. Transact. Soc. Linn. Lond. XIII. />.
316. — B. indica Lour. I. c. — B. indica /l Linn. Spec. p. 871.
B. longifoliaWilld, l. c. III. p.306. — Spalhodea indica Pcrs.l.c
p. ]75. — Panjanclia Rheed. Hort. Mal. I. p. 79, tab. U. —
Geheel Indië, in de wouden. -— Poeloo Pinang.

BIGSÜiNIACEAE. 75!) COLEA.

Tribus II. Crescentieae dg. /. c. p. 240. ïructus carnosus, li-
gnosusve indehiscens. Semina aptera.

VUL COLEA bojer. Galyx subcampanulatus 5-dentatas. Go-
rollae infundibuliformis tubus oblongus sursum paullo ampliatus,
limbus pateiis 5-partitus subaequalis, lacinijs subrotundatis. Sta-
roina 4, corollae inserta,didynama, antheris bilocularibus?, loculo
uno abortiente? Eructus carnosus indehiscens oblongus vel cylin-
draceus, stylo apiculatus, bilocularis. Semina imbricata aptera, irre-
gulariter ovoidea crassiuscula. Cotyledones obtusae, basi einargi-
natae, planae, carnosae. — Erutices vel arbusculae foliis impari-piu-
iiatis, Mascarhen. insularum incolae, una in ïiraor reperta.

1. Colea ramiflora dc. Prodr. IX. p. 241. Eruticosa, foliaoppo-
sita vel terno-verticillata impari-pinnata, petiolo canaliculato,foliola
1— 2-juga lauceolata utrinque acuminata coriacea integerrima, flores
in ramulis tenuioribus fasciculati subsessiles, calyx campanulatus
obsolete brevi-dentatus, corollae campanulatae tubus basi contractus
cxtus tenuissime punctatus, antherae uniloculares, loculo altero con-
stanter abortivo, capsulae juniores tuberculatae. Bicpionia ramiflora
Dccaim. in Nouv. Ann. Mus. III. p. 381.

Madagascar. Tiinor.

Stirpes plane dubiae :

Crescentia trifolia blanco FL Ftlip. p. 489. Folia ad nodos
approximata trilbliolata, foliola lateraüa sessilia, centrale majuspetio-
lulatum, linearia vel cuneata, apice crenata, membranacea, petiolus com-
munis alatus, flores solitarii trunco inserti, pedicelli brcvissimi, bacca
dura globosa. — Lu zon.

Crescentia ovata BüBM. F/. Ind. p. 132. Folia ovata, acumi-
nata. — . An var. culta Crescentiae Cujete? (oc). — Java.

Ordo CLXX. SESAMEAE r. brovvn.

Herbae foliis oppositïs vel superioribus altevnis, utplurimurn siui-
pucibus. Characteres Bignoniacearum, sed aestivatio corollae passim
v alvata, stamina (quorum in una specie 2 tantum autherifera) an-
theris adnatis, bilocularibus, connectivo supra filamentum articulato,
ultra locnlos producto et subglanduloso. Ovarium disco glandu-

»*««• 760 B8SAM0»

loso suffultum 1 — 8-saepius 2 — 4-loculare. Fructus capsularis
dehiscens, normaliter 5-merus, vulgo 2 — 8 — 4-locularis, loculis e
val vis intrusis saepe bilocellatis. Se mi na secus valvarum margincs
uniseriata, alata aut aptera, exalbuminosa. — Flores in lbliorum vel
braetearum axillis solitarii, saepe sub calyce aut ad basin pedicelli
bracteolati,

I. SESAMUM linn. Calyx 5-partitus persistens, lacinia supe-
riore minore. Corollae tubus sursum ampliatus, limbus plicatus
subbilabiatus, labio superiore emarginato, inferiore semitrifido,
lacinia interrnedia elongata. Stamina 4 didynama, cuin rudimento
quinti. Antherae ovali-oblongae. Stigma auguste bilamellatum.
Capsula oblonga obtuse tetragona r 4-sulcata, styli basi acuminata,
bivalvis, bilocularis, valvis intrusis spurie 4-locularis. Se mi na nu-
merosa, uniseriata, crassa, obovoidea, aptera.

1. Sesamum indicum dc. PI. rar. Hort. Genev. p. 18, tab. 5.

Caulis erectus pubescens,. folia ovato-oblongavel]auceo]ata,inferiora
saepe triloba, capsula styli basi mucronata velutino-pubescens. Stirps
culta valde variat, «. Grandidenlatum DC. I, c. folia inf. triloba, lo-
bis grosse dentatis; caulis deorsum cum petiolis glaber. Sesamum
indicum Linn. Spec.p. 854. Bumph. Herb. Amb. V. p. 20 1, /"/'•
76, fif). 1. — .$. Subdentalum DC. folia inf. triloba, lobis integer-
rimis vel subdentatis, caulis ut a. — S. indicum Sims Bot. Mag.
iab. 1688. DC. lab. cit. Ovarium saepe 4— 8-loculare, stigmatibus
2_4. _ r , Subindivisum DC. Folia inf-pleraque vel omuia indi-
visa, grosse dentata, caulis cum petiolis puberulus. S. oriëntale
Linn, l. c. Lam. Illuslr. tab. 528. Dodon. Pempt.p.'oZ'Zcitmicone.
S. okiferum Mönch. Suppl. p. 174. — Meed. Hort, Mal. VW-
p. 105. lab. 54. — Burin. FL Ind. p.lSS. Thes. Zeyl.p. 87, tab.
38, fig. 1. — Teste cl. BLüMB (Bijdr. p. 778) stirpis cultae flores
albi, in montibus Javae spontaneae vcro rosei.

Oost-In dië. Sedert onheugelijke tijden in de warme gewesten
der aarde wegens de oliegevende zaden verbouwd. — Java, m
bergstreken in het wild en verbouwd. — Widjin^atr,

Adnot. Sesamum javanicum burm. FL Ind.Lc, est Ad***
sesamoides Bcnlh., cujus syn. supra p. 686 adtlendm.

PEDALIXEAE. 761 JOSEPHIXIA.

Ordo CLXXL PEDALINEAE r. browx

Characteres Sesamearum, sed fructus indehiscens aut apice ob-
scure dehiscens, nucamentaceus vel drupaceus. Semina in lo-
culis solitaria aut pauca, vix oleosa, nunquain alata,

1. JOSEPHINIA ventenat. Calyx 5-partitus subaequalis per-
sistens. Corollae tubus brevis, faux magna campanulata, limbi
bilabiato-5-lobi patentis labii inferioris lacinia media longior. Sta-
mina4 didynama, cum rudimento quiuti. xVntherae liberae ovatae
biloculares, obtuso-raucronatae. Ovarium ovoideum, stylo simplici,
stigmate 4-fido. Eructus nucamentaceus exsuccus, spinis plu ri bus
simplicibus echinatus, 4 — 8-locularis, loculis monospermis. Se-
mina exalbuminosa, testfi chartacea.

l. Josephinia imperatricis vekt. Malmais. lak 103. Decaisn. N.

Ann. Mus. III. p. 404. DC. I. c. p. 255. Hei-ba erecta vel diJfusa,
caule tereti saepe cum foliis subtus pubescente vel glabrato, foliis
suboppositis breviter petiolatis ellipticis aut lanceolatis integerrimis,
fl. axillaribus solitariis breviter pedicellatis, purpurascentibus vel sub-
Havescentibus, fructu subtomentoso. — a. Eoliis subtus cauleque pu-
bcscentibus, calycis lobo inferiore reliquis aequali, fructu 4 — 5-lc~
culari. Josephinia imperatricis Vent. I. c. R. Brown Prodr. Nov.
Hóll.J.p. 520. — p. Eoliis subtus vix pubescentibus, caule glabro,
calycis lobo inf. reliquis longiore, fr. saepe 8-loculari. Josephinia
Qrandiflora R. Br. L c. Endl. Iconogr. Gen. tab. 106. — r- Eoliis
puberulis, calycis lobi^aequalibus, fr. saepe 8-loculari deuse tornen-
toso. Josephinia celebica RL Bijdr. p. 779.
Nieuw-Holland, tropisch gedeelte. Timor. Celebes.

II.
brevi

heris approxiroaus. öiyius nuiormis su gmaie umuu. i'iut-
11 s nucamentaceus suberosus ovato-pyramidatus subtetragonus. spinis
r -| C °Q C!s .^ asi a »cttt8, trilocularis, loculis 2 sup. 2-spermis. tertio ste-
'"• Seminum testa arida pressione in valvulas 2—3 seccdens.

}• Pedalium marex lik», spee. p. S92. dc. i c. p.ne.—Burm.

ri ' «* p. 139, lab. 45, f,j. 2. Roxb. Ft. Ind. lil. p. 114. Hyos-

PEÜALINEAE. 762

PEDALIUM.

cyatnus maritimus Burin. Zcyl. p. 122. Caca-Mullus Rheed.X. tab. 72.
Herba succulenta, moschi odoris, foliis oppositis petiolatis ovalibus
obtusis dentato-incisis, pedicellis axillaribns unitioris ad basiti utrinque
glandulosis. — Voor-Indië. Ceylon.

Ordo CLXXII. ACANTIIACEAE r. brown.

Herbae basi saepe suffruticosae, nodoso-articulatae, rarius frutices,
f oliis simplicibus oppositis raro verticillatis, vulgo penninerviis, ejus-
dera jugi saepe magis rainusve iuaequalibus. Inflorescentia varia.
V 1 o r e s her maphroditi bracteati et bracteolati, bracteolis nonnuuquam
obsoletis vel maximis. Calyx pentamerus, sepalis distinctis vel
unitis, sepalo 1 postico, 2 anticis, his interdum coalitis 4-fidus, si
bracteolis inclusus fere obsolctus, truncatus vel pluridentulus. Corol-
laehypogynae limbus pleruraquebilabiatus (labiosup.di-inferio-
re tri-mero), raro aequali ter 5-partitus, laciniis aestivatione contor-
tis. Stamina utplurimum didyuaraa, cum quinti rudimeuto distincto
vel plane obsoleto, vel 2, anticis anantheris vel prorsus obliteratis.
Antherae biloculares, loculis aequalibus, vel obliquis aut inaequa-
libus, altero imprimis in staminibus anticis etiam deficiënte. Ova-
rium diraerum, biloculare (in paucissimis ex origine uniloculare),
loculis anticis et posticis, basi vulgo compresso-coarctatis. Ovula
in loculis v 2 — 4, vel interdum subindefinita, juxta medium septum
biserialia, in processu placentari sessilia, amphi- vel campulitropa.
Stylus simplex filiformis, stigmate bifido vel indiviso. Capsula
sessilis vel stipitata, membranacea vel coriacea aut cartilaginea, bi-
locularis, raro alterius loculi abortu unilocularis et indehisceus, elas-
tice bivalvis, septi integri vel medio deliquéicentis bipartibilis seg-
mentis valvis adnatis, persistentibus vel interdum ab iis dissilientibus.
Semina 2 — 4-plura, raro solitaria, placentae processubus (retiua-
culis) subulatis vel uncinatis vel cupuïaeformi-coarctatis subteusa,
testa saepe tuberculata, albumine nullo, embryi curvati vel rarius
recti cotyledones magnae suborbiculatae convexo-planae vel raro
contortuplicatae, radicula curvata vel recta. — Ordo fere ooiuino
tropicus, in subtropicis regionibus valde decrescens, e frigidioribus
prorsus exsulans.

Eigenschappen Bij eene niet onbelangrijke hoeveelheid plau-
tenslijm bevatten velen eenige bittere of scherpe stoffen, veelal in ge-

ACANTHACEAE. 763

GEJVEKA.

ringe hoeveelheid, en waarvan de eigenschappen nog weinig bekend
zijn. Uit sommigen worden blaauwe en roode kleurstoffen bereid. Vlug-
tige oliën kometi over het geheel weinig in deze Orde voor. — Ove-
rigens worden vele soorten, wegens hare sierlijke vormen enschoonc
bloemen, gekweekt.

Oversigl der Geslachten :

A. Zaden zonder verlengde en blijvende zaaddragers (retinacula).
Tribusl en II. — a.Kuipvormige zaaddrager met het zaad vergroeid ;

weinig zaden ; kelk in 2 groote schutbladen ingesloten : I. Thunbcr-
(fui (1. didyn. meeldraden); II. llexacenlris (4 didyn. meeldraden,
met een overblijfsel van den 5 <1en meeldraad). — b. Zaaddrager wrat-
vormig; kleine zaden veelal talrijk; bloemkroon lipvormig; — 2
meeldraden: IV. Nelsonia; — 2 vruchtbare, 2 onvruchtbare meel-
draden: III. E iylrar ia; — 4 didyn. meeldraden; zaaddoos spits:

V. Adenosma; — stomp; bloemkroon met scheef- 5-spletigen zoom:

VI. Ebermayera.

B. Blijvende verharde, veelal groote haaksgewijze zaaddragers.
Tribus III. Bloemkroon grijnzend; 4 didyn. meeldraden of 2,

met zelden met 2 overblijfsels; helmknoppen met evenwijdige of bij-
kans evenwijdige hokjes. Zaaddoos smal, van onderen af veelzadig: —
4 didyn. meeldraden ; — zaaddoos 8-zadig; bloemkroon gemaskerd,
met gezwollen verhemelte: "VIII. Physochilus; — onderlip iu liet
midden gezwollen en behaard; helmknoppen eirond, violetkleurig,
zaaddoos veelzadig: IX. Nomaphila; — onderlip in het midden
bol en rimpelig; belmknoppen pijlvormig violetkleurig; zaaddoos
veelzadig: X. Ilygrophila ; — 2 vruchtbare meeldraden; — helm-
draden aan den voet niet eenen tand: VIT. Ilemiadelphis ; — zonder
aanhangsels; helmknoppen met 2 evenwijdige hokjes, waarvan een
of twee aan den voet met een spitse punt; zaaddoos vierzijdig, met
J2 zaden: XI. Gymnostachyum ; — hokjes der lielmknoppcn zameu-
vloeijend,met ééne spleet geopend : XII. Cryplophragmium; — kelk
a-spletig, bovenlip der bloemkroon uitgerand, onderlip 3-spletig;
stempel smal lang, aan den voet getand; zaaddoos lijnvormig vier-
2i J<%, met 16—20 zaden: XIII. Odonlosligma.

inbus IV. Bloemkroon (veelal groot) met regelmatigen of bij-
'MJS 2-jippigeiizoom, Veelal 4 didyn. meeldraden (zelden 2); hokjes

ACANTHACEAE. 764

GENERA.

der helmknoppen evenwijdig, zelden gespoord; zaaddoos of naar be-
neden onvruchtbaar, naar boven met 2 — 4 zaden bf van beneden af
veelzadig.

a. Zaaddoos van onderen af mei zaden; bloemkroonbuis dun;
stempel op den rug met een vliezig aanhangsel; zaaddoos van den
voet af met 8 zaden: XVII. Stenósiphonium ; — nabij den voet met
4 zaden : XV. Dyschorile; — stempel gebogen ; bloemkroon met
regelmatigen vijfdeeligen zoom; zaaddoos vierkant, van beneden af
met 6, 8 of 16 zaden: XIX. Ruellia; — bloemkroon trechtervor-
mig, met gelijken zoom; meeldraden aan den voet paarsgewijze ver-
eenigd; helmknoppen pijlvormig-ovaal, behaard; zaaddoos bijkans
rolrond, veelzadig: XXI. Echinacanlhus.

b. Zaaddoos naar beneden samengetrokken en onvruchtbaar.
Kelk buisvormig 5-spletig; helmdraden aan den voet tot eene buis
vereenigd; helmknoppen aan de randen gewimperd; zaaddoos duu,
van het midden af met 4 zaden: XIV. Sautiera ; helmknoppen niet
gewimperd, 2 — 16 zaden: XVI Dipleracanthus ; — helmknoppen
ééuhokkig, zaaddoos omstreeks het midden met 6 — 8 zaden : XVIII.
Ilemigraphis ; — bloemkroon bijkans regelmatig; hokjes der helm-
knoppen aan den voet met wratjes of aanhangsels; zaaddoos met 4
gelobde zaden: XX. Asystasia; — zoom der bloemkroon ongelijk, 2
bovenste slippen grooter; stempel aan den voet met een haakje;
zaaddoos van den voet af 2-hokkig, van het midden af met 4 zaden:

XXII. Leplacanfhus; — bloemen bij velen in geschubde aartjes;
bloemkroon bijkans regelmatig; vruchtbeginsel met 4 eitjes; zaaddoos
4- of bijkans 6-zijdig, met 4 of 2 zaden boven of nabij het midden:

XXIII. Strobilanlhes ; kelk driedeelig, bovenste slip driespletig;
overigens als de voorgaande: XXIV. Adenacanthus.

Tribus V. Kelkslippen ongelijk, 4, bovenste en onderste grooter,
of de kelk 2-lippig, 2— 5-spletig. Zoom der bloemkroon ongelijk
of tweelippig. Veelal didyn. meeldraden; helmkuoppen smal inet even-
wijdige gelijke hokjes. Zaaddoos nabij den voet met 4 of 2 zaden.

a. Kelk 4-deelig; — bovenste en achterste slip veelal veel groo-
ter, 2 vruchtbare, 3 onvruchtbare meeldraden, 4 zaden: XXY.Bar-
leria / — als de voorgaande, maar 2 onvruchtbare meeldraden; kelk-
slippen niet zeer verschillend in grootte: XXVI. Dicranacanlhusjah
XXV, maar 2 onvruchtbare meeldraden; 2 zaden: XXVII. Priom-

ACANTHACËAE. 765 GENERA.

f*r; — bovenste kelkslip veel grooter, onderste 2-tandig; zoom der
bloemkroon 2 -lippig; didynarnische meeldraden; 8 zaden: XXVIII.
Asleracanlha,

b. Kelk 2-deelig, bovenlip 3, onderlip 2-spletig; didynarnische
meeldraden in de buis besloten ; hokjes der helmknoppen schuins in-
gehecht, bovenste behaard, de kortere meeldraden met ongelijke hok-
jes; 4 zaden: XXIX. Neuracanlhus.

c. Kelk 5-deelig, bovenste slip grooter, 2 onderste meestal hoo-
ger, soms geheel vergroeid ; bloemkroou 2-lippig; didyn. meeldraden;
vliezige zaaddoos met 4 zaden. Bloemen klein: XXX. Lepidaga-
Ihisj — bovenste kelkslip veel grooter, schutblad vormig; overigens
als de voorgaande: XXXI. Ael heil erna.

Tribus VI. Kelk vierdeelig, zijdelingsche slippen smaller. Bloem-
kroou met eene (de onderste) lip; 4 didyn. meeldraden, metéénhok-
kige helmknoppen, zelden (in XXXII) met het ééne paar tweehok-
kig. Zaaddoos aan den voet met 4 zaden. — Onderste kelkslip 2-
tandig: XXXII. Blepharis; — bovenste en achterste slip 2-tandig,
2-nervig; zaden behaard: XXXIII. Trichacanllnts ; — slippen gaaf;
helmknoppen gewimperd; zaden metwratjes, — bladen doornig-ge-
tttd: XXXIV. Delivaria.

Tribus VIL Kelk 5-spletig, slippen van gelijke lengte, zijdeling-
sche eenigzins smaller; bloemkroon met bijkans regelmatigenoftwee-
lippigen zoom; 4 didyn. meeldraden; helmknoppen éenhokkig; zaad-
doos van den voet af met 4 zadeu. — Bloemen in aren : XXXV.
Crossandra.

Tribus VIII. Als VII, maar 4 of veelal 2 meeldraden, de helm-
knoppen 2-hokkig, hokken niet zelden ongelijk en on evenwijdig, de
eene hooger dan de andere ingehecht; zaaddoos veelal naar boven
zaden dragend, aan den voet onvruchtbaar.

a - 4 didynarnische meeldraden, zaaddoos boven met 4 zaden:
bovenlip der bloemkroon 2-lobbig, onderste 3-lobbig; stempel knop-
vormig: XXXVI. Isochorisle ; — bovenlip kort- 2-spletig, onderlip
3-lobbig, stempel afgeknot : XXXVII. Filelia.

»• 2 vruchtbare meeldraden; f mei overblijfsels der 2 onvrucht-
bare: XXXIX. Loxanthus. — ft zonder deze: — hokken der helin-

L II'

toppen gelijk en meer of minder evenwijdig : — stempel spits;
zaaddoos naar boven 4-zadig: XXXVIII. Phlogacanfhus;— helm-

ACAXTIIACEAE. 76 b' GENERA.

knoppen pijlvormig; zaaddoos puntig, aan den voet met 4 zaden:
XL. Graptophyllum ; — hokken ongelijk, de eene veelal hooger
geplaatst. — geen der hokken van onderen gespoord, ovaal, bijkans
dwars; onderlip der bloemkroon rimpelig: XLL Rhyliglossa ; —
4—5 kelkslippen, Avaarvan de 2 of 3 bovenste kleiner; hokken der
helmknoppen schuins ingehecht, de onderste gespoord, de bovenste
kleiner; 4 zaden; bloemen in aren, schutblaadjes 2, gelijk aan de
kelkslippen: XLII. Roslelhdaria; — 5-deelige kelk met gelijke slip-
pen; hokken der helmknoppen schuins boven elkander, onderste ge-
spoord kleiner; stempel 2-tandig; zaaddoos in den top met 4 za-
den : XLTIL Leptoslachya; — kelk 5-deelig gelijk; hokjes der
helmknoppen schuins, op ongelijke hoogte, onderste gespoord; zaad-
doos in het midden 4-zadig: XLTV. Adhaloda ; — kelk regelmatig
5-deelig; onderlip der bloemkroon dwars geplooid, bovenste hol; het
bindsel der helmknoppen ruitvormig-lancetvormig, hokjes een boven
het andere schuins geplaatst, half-ovaal, onderste gespoord, zaaddoos
smal, zamengedrukt, 4-zadig : XLV. Gendarussa.

Tribas IX. Kelk 5-deelig. Bloemkroon met lange buis, zoom
regelmatig of bijkans regelmatig, of 2-lippig. Veelal 2 (soms 4 di-
dynamische) mecldraden, aan den top der buis bevestigd; hokken der
helmknoppen veelal evenwijdig. Zaaddoos van onderen zeer ver-
naauwd, van af het midden met 2 of 4 zaden.

a. Bloemkroon 2-lippig; hokjes der helmknoppen evenwijdig, bij-
kans gelijk: XLVL Juslida ; — het eene geheel boven het andere;
zaaddoos aan den top 2 — 4-zaden: XL VIL Rhinacanthus.

b. Bloemkroon met lange dunne buis, zoom bijkans regelmatig,
zeldzaam eenigzins 2-lippig; 2 vruchtbare meeldraden aan de ope-
ning der buis, helmkuoppen met evenwijdige vaste hokjes; 2 on-
vruchtbare zeer kleine meeldraden, somtijds ontbrekend; zaaddoos
aan den top met 4 zaden: XL VIII. Eranlhemum.

Tribus X. Bloemen in aren of hoofdjes, deze veelal in 2 groote
klepsgewijze schutbladen besloten. Kelk 5-deelig klein; bloemkroon
veelal 2-lippig omgekeerd. Meeldraden veelal 2 (zeer zelden 4—5)
meestal uit de bloembuis uitkomend, helmknoppen met 1 of 2
hokjes. Zaaddoos veelal kort, met 4 — 8 zaden.

a. Vier in de buis besloten meeldraden; tusschenschot der zaad-
doos van de kleppen loslatend: XLTX. Dlechum.

ACAXTIIACEAE. 767 THUNBERGIA.

b. Twee meeldraden; — f helmknoppcn 2-hokkig: hokjes een
schuins boven het andere, het onderste met een plat rond aanhang-
sel; zaaddoos van onderen af met 4 zaden; aren met 4 rijen schut-
bladen, waarvan de 2 bovenste ledig: L. Rungia; — bloemen in 2-
kleppige hoofdjes; — hokjes der helmknoppen het een boven het
andere half-ovaal, niet puntig; zaaddoos 4<-zadig, tusschenschot van
de kleppen gescheiden: LI. Diclipfcrct; — als het voorgaande, maar
de hokjes der helmknoppen later gedraaid; zaaddoos van onderen
'/amengedrukt, naar boven met 4 zaden, tusschenschot niet loslatend:
LH. Perislrophc; — bloemen met kleine schutbladen en schut-
blaadjcs, in ecne pluim geplaatst ; hokjes der helmknoppen het een
boven het andere, bovenste verkort, onderste naar beneden meer of
minder spoorsgewijze; zaaddoos naar boven met 4 stekelige of wratjes
dragende zaden : LUI. Rhaphidospora. — ff helmknoppen met
één hokje; — bloemen in een dubbel vergroeid omwindsel besloten:
L1V. Ilypocsles; — bloemen niet besloten: LV. Clinacanthus.

Tribus XI. Bloemkroon als van X. — Twee meeldraden uit de
bloem verrijzend; helmknoppen of met een hokje, het tweede in haren
veranderd, of met 2, waarvan het onderste kleiner en behaard; zaad-
doos lijnvormig met 8 — 16 zaden; — helmknoppen met één hokje:
LVI. llaplanlhus ; met 2: LVII. Andrographis.

Subordo I. Anechmatacantheae nees ab esenb. in DC. Prodr.
Al. p. 48. Semina cupula vel papilla suffulta.

Tribus I. Thünbergieae cj. in Wall. PI. As. mr. III. p. 74, ap.

DC. I. c. p. 49. Cupula cornea seinen sufi'ulciens et ei adnata. Se-
mina pauca crassa.

I. THUATBERGIA linn. fü. Calyx bracteolis 2 magnis inclu-
sus cupuliformis truncatus vel plurideutulus. Gorollae campanu-
lato-infundibuliformis faux inflata, limbus 5-fidus patens subae-
qualis. Stamina 4 didynama, antheris adnatis, loculis parallelis
margine ciliato-barbatis, altero basi breviore calcarato. Stigma in-
fundibuliforme, transversim emarginatum subbilabiatum. Annulus
"ectariferus crassus lobatus ovarium cingeus. Capsulabasi globosa,
folocularis, 2— 4-sperma, sursum rostrato-attcnuata, septo mem-
Wiaceo a valvis solubili. Semina basi annulo cnrtilngineo, glo-

ACANTHACEAE. 768 THUNBERC1A.

boso, basi perforato, testa membranacea puncticulata, embryi cur-
vati cotyledones carnosae accumbentcs sese involventes. — Pruti-
ces vel herbae scandentes, gerontogaeae, foliis plerumque angulatis
saepe hirtellis, fl. axillaribus solitariis vel racemosis speciosis, luteis
vel coeruleis.

§ 1. Calyx plurïdentulus.

1. Thunbergia fragranS roxb. Scandens, frutescens, scabra (se-
tulis exiguis), folia cordato-oblonga acuta basi angulato-subhastata
vel obtusa, diversiformia, nunc latiora, nunc ad lanceolatam formam
tendeniia, subiutegerrima vel basi utrinque bidentula, dense pubes-
centi- vel muriculato-scabra, 3-fere 4 poll. longa, calyx 12-dentulus,
eorollae pallide luteae fundo purpureae limbus tubum aequans aut eo
longior. Thunbergia fragrans Roxb. PI. Corom. I. p. 47, lab. 67.
Fl. Ind. III. p. 33. Nees in Wall. PL As. rar. III. p.77. — DC.
Prodr. I. c. p. 57. — An huc Th. fastuosa (sghld.) a filet 1. c.
p. 86 indicata?

Over geheel Indië, Sunda-eil. — Philipp. eil. — ïiinor.

2. ThlinbeTgia javanica gaertx. Scandens, suifrutescens, setulis
exiguis scabra, folia brevius petiolata subcordato-oblonga vel ovalia
cum mucronulo obtusiuscula, scabra, trinervia, lobis baseos rotunda-
tis integerrimis, passim hastato-angulatis, superiora longioraetangus-
tiora et magis acutata, scabro-pubesceutia, calyx 10-dentulus, limbus
eorollae tubo brevior, lutescens, 4 lin. latus. Thunbergia javanica
Gaerln. de fr. el sem. LIL p. 22, lab. 183. BI. Bijdr. p. 806. —
Hassk Cal. bog.p. 147. Pi Jav. rar. p. 500. Nees l.c. p. 56. —
Thunbergia subsagillala Blanco Fl. Filip. p. 518. — Praecedenti
affinis, sed foliis brevius petiolatis, basi non hastato-angulatis, brac-
teis ovali-oblongis minoiïbus, calycis dentibus paucioribus, eorollae
tubo incurvo semipollicari, diversa. — Hujus loei probabiliter Th.
alala (roxb ) el var. (3 a filet Lc. inter stirpes javanicas commemorata.

Java, tusschen de struiken en aan de heggen gemeen. — Phi-
lipp. eil. — Aroi patoek manoek of P. gagoek sund. op Java.

3. Thunbergia hastata decaisn. Scandens, frutescens, glaberrima,
folia subhastata ovato-lanceolata acute acuminata laevia glaberrima,

ACANTHACEAE.

769 HEXACENTRIS.

lobis baseos subangulatis vel ïnucronatis, calyx 12-deutulus, bracteis
ob!on°-o-lauceolatis acuminatis corollae tubo aequalibus. Thunbergia
hastala Decaisn. in N. Am. Mas. III. p. 388. Nees l. e. — Supe-
riori speciei et var glabratae Th. fragrantis proxima. — Ti mor.

4. ThUübergia angUStifblia ha milt. Nees in Wall. PI. As.rar. m.
p.78,op. DC. /. c. Scandens, folia cordato-lanceolata sinuolata antherae-
(jtie glabra, calyx 12-dentulus, laciniis subulatis glabris asperulis. —
Bij Jorogirari in In die (ha.mii/t.).

§ 2. Calycis limbus truncatus.

5. ThUnbeTgia grandiflora koxb. Scandens frutescens, foliis corda-
tis angalatis acuminatis hispidis, fl. axillares et racemosi, calycis stri-
gilloai limbus truucatus, corolla l£-poll. alta, limbo 3 poll. lato, coe-
rulco. Thunbergia grandiflora Roxb. Fl. Ind. III. p. 34. PI. Corom.
tab. 67. Bot. heg. tab. 493. Nees in DC. Prodr. I. c. f. 54. — Fle-
mingia Rotll. et Wiltd. in Nov. Act. N. Cur. berol. IV. —Variat infl.
nunc manifesto racemoso-terminali, foliis latioribus, integerrimis vel
grosse angulatis sublobatis (Th. malvifolut Ilerb. Ham. et Wall.) vel
palmato- 5-lobis [Th. grandiflora eor.).

Voor- en A cliter- 1 ndië. Waarschijnlijk ook op den Archipel.

6. Thunbergia laurifolia lindl. Gardn. Chrm. 1856. p. 260. Hook.
M. Mag. tab. 49S3. Lemaire llluslr. hortic. IV. tab. 151. Kamosa,
ramis glabris, folia oblongo-lanceolata aeurainata integerrima vel obi-
ter subdentata, trinervia, transverse venosa, petioli basi et apice tumidi
2-8-pollicares, antice plani subalulati, raceroi axillares et terminales.
calyx exiguus cupulatus, truncatus, puncticulatus, corolla ampla pallïde
violacea, lobis emarginatis, fauce albida flavidotincta. — Malakka.

II. HEXACENTRIS nees. Calyx bracteoh's 2 valvatis uno la-
tere connatis inelusus,pateraeformis parvus, limbo inaequaliter den-
tato vel repando. Corollae infundibuliformi-campanulatae tubus
brevissimus, limbus subaequalis oblique quinquefidus. Stamina
fauci annulo barbato limbatae inserta, antheris glabris ereetis, lo-
culis parallelis contiguis, superiorum staminum uno basi longis-
sime calcarato, calcaribus flexuosis. Staminis quinti rudimen-
tum breve subulatum. Stigma bifurcum, laciniis truncatia canalicu-
ïatis. Capsula bilocularis rostrata tetrasperma. Semina cristata.—
Frutices scandentes, foliis deutatis, racemis multifloris, Ü. purpureis.
Calycis dens unus posticus subuliformis.

1- Hexacentris coccinea nees. Folia cordatasagUtato-cordatavel

49

F1 °ra van Ncd. Indië. II.

ACANTHACEAE. 7 70 BLYTRARIA.

obovata repando- aut angulato-dentata, bracteolae ovatae. Jfexacen-
tris coccinea Nees in Wall. PI. As. rar. III. p. 78. DC. I. e. p.
61. — Thunbergia Wall. Tent. FL Nep.p.4>9,tab. 37. Hook. Exol.
Flor. lab. 195. Don Prodr. Nepal. p. 120. — Thunb. pendula
llassk. Cal. bog. p. 147. Jlexacenlris pendula ejus PI. Jav. rar.
p. 499, — Flemingia coccinea Ilamilt. herb.

Ceylon. Geheel Voor-Indiê. — Java, in 's lands plantentuin
te Buitenzorg, ook inlandsen?.

Tribus IL Nelsomeae nees /. e. p. 74. DC. Prodr. I. c. p, 63.

Retinacula papillaefonnia. Semina parva scrobiculata.

III. ELYTKARIA vahl. Calyx vel 5-partitus lacinia supe-
riorc latiore, binis inferioribus basi paullo altius unitïs vel qua-
dripartitiis, lacinia sup. et i nf. iatioribus. Corolla bilabiata vel rin-
gens, labio inf. trifido (laciniis bifidis). Stamina 2 fertilia, 2 st<-
rilia, inehisa. Antberae loculi paralleli. Ca ps ulae loculi abasi plei-
ospevmac. — Herbae foliis radiealibus, scapi9 parvifoliatis, fl. parvb.

1. Elytraria crenata vahl Enum. I. p. 105. Nees l. e. p. 63. Acau-
Hsj folia radicalia obovato-oblonga crenata, subtus ad costas villosa, scapi
squamae lanccolatae, ciliatae; bracteae spicae ovatae, longius ciliatae. Jus-
ticia (tcaulis Linn. fil. Suppl. p. 84. Roxb. PI. Citrom. tab. 127. Ei\j-
hnria inclica Pers. Enchir. I. p. 23. — Ceylon.— Voor-I n die,
algemeen. — Arcbipel?

IY. NELSONIA R. brown. Calyx 4-partitus, inaequalis, la-
cinia sup. majore, inf. bifida. Corollae bilabiatae velsubbüabin-
tae labium inf. trifidum. Stamina 2, sterilia nulla. Antherae iti-
clusae, connectivo apice oblique lanceolato, loculo unosupra alterum
posito, inferiore mutico aequali. Stigma bifidum, laciniis ovatis.
Capsula e basi,ovata attenuata, loculis octospermis a basi semini-
feris. — Herbae diffusae, saepe tomentosae, fl. spicatis, parvis, biac-
tea magna. teetis; bracteolis parvis vel nullis.

1, Nelsonia tomentosa wüio. Spec. 1. p. 419. Neesap. dc.i.c.

p. 65. Herba piostrata vel erectiuscula villosa; folia inferiora petio-
lata elliptica obtusn, sup. subsessilia minora, spicae ovatae, braeteis
elliptico-subrotundis obtusis raucronulatis. Justicia Roxb. FL lnd. cd.
Wall. 1. p. 132. — N. origanoides Roem. et Sch. I. p. 178. — Jus-
ticia vestila cor. JUantissa I. p. 145. — J. bengalensis Spr. Syst. I.
/). 82. — J. lamü folia Roxb. I. c. p. 136 (forma sarmentosa). — Al-
gemeen op liet vaste land van Indië.

ACANTIIACEAK.

771 ADEXOSMA.

2. Nelsonia nummulariaefolia roem. et se hult. Sysf. I. p. l 78.

Nees l. c. Proeumbens, di- trichotoma, villosa, folia aequalia cordata
atiborbiculata integerrirna brevissime petïolata venoso-lineata; spicae
cyliiidricae, hracteis subrotundis acute cuspidatis. Jnsliciu Vahl.
Enum. I. p. 122. — N. canescens Nees ap. DC.Prodr. I. c.p. 67. —
Specimen sterilejavanutn forsan lnvjus loei. — -Wanne gewesten van
Amerika, Afrika, Madagascar. Nieuw-Holland — Java?

V. ADBXOSMA >ees. Calyx 5-partitus, aequalis vel lacinia
sim. major. Gorolla ringens. Stamiua 4 didynama, antlieris bi-
locularibus, lnculis paralielis. Capsula angusta rostratapolysperma.
Retinacula nulla. — Herbae vel suffrut;ce.s, foliis serratis vel cre-
natis, 11. purparasce.ntibus, ex axillis foliorum diminutorum, liinc
spicam foliosam eliicientibus.

1. AdeiiOSma UliginOSa >eek. Caulis repens geniculatus vel erec-
tus ramosissimus, supeme pilosus, folia subsessilia ovalia creuaiavel
integerrima pubescentia scabra, fl. axillares oppositi subsolitani in
spicam tcrminalem tetragonam dispositï. Adenosma uliginosa A'ec?
in DC. Prodr. I. c. p. 69. {B. Br I'mtr. I. p. 47 S). Uassk. Tijdschr.
Nat. Gesch. X. p. 129. — RuclUa uliginosa Unn. fd. Suppl. p.
290. Roth Nov. Spcc. p. 300. Roxb. FL ïnd. III. p 52. Blanco
PLFilip.p. 414. — Rucllia ringens Linn. Spcc. I. c. — Cardan-
(kera uliginosa Ilcrb. Ham. — Gemeen in Yoor-Indië op de
rijstvelden. — Java.

2. Adenosma balsamea spreng. Caulis erectus foliaque lanceobita.
calloso-dentata glutinosa glnbra, fl. axillares verticillati. calycis biciiua
sup. obionga reiiquaeque lineares obtusae. Adenosma halsamea Spreng.
•V- Tb p. 899. Nees in DC. l. c p. 68. Wight Icon. U. lab. 446.
Üuellia balsamea Linn. fi'. Suppl. p. 239. - p. Pcclinala Nees f. e. io-
bis inf. raraulorumque norinuUorum psetinato-dentaüs. Wightlcon.il.
lab. 447. — Gemeen op de rietvelden van Indië, na den oogst. —
Archipel?

3. Adenosma replicata wali.. Herbatea, erecta, ramosissima, caulc
ciim foliis subsessilibus oblonpis denticulatis fere sesquipollicaribus hir-
s »t°; fl. nsillaros sessiles solitarii, palatum biplicaturn. calyx 5-partnu?.
W*H. Cal. n. 7140. Nees in Wall. PI. As. var. III. />• 79, DC.Prodr.
I.c p . gs. _ Birma.

49*

ACANTHACEAÏ. 772 EBERMAYEHA.

VI. EBERMAYERA KKS8. Cal ycis 5-partiti lacinia rap. la-
tior, mediae angustiores. Corollae infundibuliformis limbus obli-
que 5-fidus, laciuiis 2 sup. brevioribus. Stamina 4 tubo inserta di-
dynama, inclusa, ininora subinde sterilia, accedente aliquaudo quinti
fdamento sterili. Antherarum loculi ovati transverse patentes, re-
trorsum extrorsumque dehiscentes. Stigma breviter bilamellatum,
lamella sup. truucata vel bifida, ex utroque latere ad basin lamellae
inf. superiorem amplecteutis prominente, hinc stigma specie triden-
ticulatum. Capsula oblonga vel ovalis obtusa, poly sperma, a basi
seminifera, valvulis dorso depressis. Retinacula indisthicta. —
Herbae vel suflïutices in utroque orbe crescentes, foliis integerrimis,
h\ spicatis vel racemosis. — Ketinaculorum rudimeuta saltern irre-
gularia lapsis seminibus in placenta lente aucta discernuntur.

§ 1. Species genuinae.

i. Ebermayera humilis nees in Wall. pi. As. rar. irr. p. so,ap.

DC. Proclr. I. c. p. 74. Annua, foüa petiolata oblongo-lanceolata ob-
tusa, inf. elh'ptica glabra, in petiolum scabrum decurrentia, flores ca-
pitati, corolla pubescens. — Birma, in bet gebergte Pronie.

2. Ebermayera spatulata uassk. Caulis herbaceus adscendeus
basi stolonifer, ramosus, glanduloso-pubescens, folia ovalia obtusa
in petiolum longum cuneatim decurrentia integerrima, inferiora gla-
bra, superiora glanduloso-puberula brevius petiolata, spicae in caule
stolonibusque terminales, folia floralia obovato-cuneata sessilia mu-
cronato-acuta glanduloso-pubera, bracteolae calycem aequantes Jan-
ceolatae cum calyce glandulosae et villosae. Ebermayera spatulata
Hassk. Cal. hog. p. 147. Nees l. c. p. 74. — Adenosma spalula-
turn BI. Bijdr. p. 737. — Ruellia obovata Vahl herb.

Voor-I ndi<\ — Java, op vochtige plaatsen, bij en om Bata-
via. — Philipp. eil. (cuming n. 1083).

3. Ebermayera thyrsoidea nees. Simplex, digitalis, caule basi
rcpente, folia petiolata ovato-oblonga villosa (pilis articulatis), 2
2f-poll., obtusa, repanda vel crenulata, bracteae lanceolato-spathu-
latae calycisque laciniae lineares longissime pilosae et glandulosae.
Ebermayera thyrsoidea Nees in Wall. PI. As. rar. III. p. 80, ap-
DC. Prodr. I. c. p. 75. — Birma.

ACANTUACEAE. 773 EBERMAYERA.

4. Ebermayera subpaniculata hassk. Caulis erectus subsimplex

teres cano-velutinus, folia longiter petiolata, e basi subinaequaliter
attenuata oblonga acuta integerrima, utrinque minute sparse praeser-
tim in nervis puberuia, subtus glaucescenti-argentea, 2^ — 4 poll.
longa, racemi terminales elougati basi plerumque rarnoso-subpanicu-
lati multiflori, cum bracteis lineari-lanceolatis acuminatis et calyci-
bus hirsuto-puberuli f ere pedales, calycis purpurei laciniae 3 sub-
aequales majores et latiores, binae laterales tenuiores et breviores,
corollae tubus extus deiise puberulus 7 liu. longus, stamiua didy-
nama, cum quinti rudimento, semiua in quovis loculo capsulae 20.
Ebermayera subpaniculata Hassk. Relzia I. p. 77.

Java, in de wouden van den Salak (hassk.). — Roendoe of
Kedjih sund. De jonge bladen worden gegeten.

5. Ebermayera axillaris kees. Caulis crassus angulatus hirtua,
furcatim divisus, ramis apiee bi- tetra-phyllis et inter folia racemi-
feris, folia e basi cuneata oblonga repando-crenata, supra puuctato-
aspera, subtus pubescentia, 8 — 10 poll. longa, racemi axillares solitarii
terminales solitarii vel terni nutantes hirsutissimi, bracteis ovalibus
vel lanceolatis, calycis lacinia major 6 lin. longa oblonga acuta tri-
nervia, corolla vixsemipollicelongior,densepubescens. Ebermayera
axillaris Nees in Wall. PI. As. rar. III. p. 80. DC. Prodr. I. c.
p. 75. — Ruellia? racemosa Wall. herb. n. 2414. — Poeloe
Pinang.

8. Ebermayera Staurogyne kbsb in do. Prodr. i. c. p. 75. Folia

oblonga subtus pallidiora, in pefiolum acute desinentia, glabra, petiolis
cauleque buroili basi repente birto-tomentosis, racemus terminalis bre-
v is, bracteis oblongis vel lanceolatis setaceo-acuminatis, bracteolis lan-
ceolatis vel sublinearibus uti calycis laciniae apice longe setaceis pu-
bescenti-scabris. Ebermayera argentea Wall. n. 4903 ; — PI. As. rar.
ll - P- 80, tab. 186 ex parte, a qua foliis paullo latioribus, racemulo
densiore, setis strictioribus, corolla duplo longiore (6 lin. longa) dif-
ferre videtur. — Var. foliis lanceolatis (Staurogyne angustifolia Wall.
c at. n. 7050). — Voor- en Achter-Indië.

7. Ebermayera argentea nees /. c. p. 76. Folia lanceolato-oblonga
subtus argenteo-candicantia in petiolum acute desinentia glabra, petio-
»s cauleque hunaili basi repente strigoso-hirsutis, racemi axillares ter-
rosnalisquc breves erecti hirsuti, bracteae calyeisque lacinia superior
ranceolatae apice reliquaeque laciniae et bracteolae totae subulataeri-

AC.ANTHAC.EAE. 7 74 KBEltMAYERA.

gidae. Slaurogyne argentca Wall. I. c. H. /). 60, tab. 18(5. — Voor-
Indië. Malakka.

8. Ebermayera lanceolata hassk. /. e. Nees l. c. Humilis, pal-

maris, folia densa oblongo-lanceolata vel lanceolata obtusiuscula vel
obtusa in petiolum longe decurrentia, supra glabriuscula, subtus pube
brevi praesertim in nervis subvelutina, 8| — 1 ', poll. longa, petiolis
cauleque basi repente subtomentosis, racetrii axillares terminalisque
breves simplices erecti dense glanduloso-pilosi et laxe setoso-ciliati,
bracteae lineari-lanceolatae apice subulatao, bracteolae recurvo-patu-
lae calycisque lacinia superior lineares. Adenosma lanceolafum IJl
Bijdr. p. 756. //Similis E. argenteae et E. Staurogynae, sed differt
foliis subtus licet tenuissime subvelutinis bracteisque et calycibus
minus ciliatis gïandulosisque" (nees).
Java, in de provincie Tjandjor (rl.).

9. Ebermayera longifolia nees /. c. p. 76. Herbacea, eauleprocum-
bente adscendente strigilloso-sericeo, folia lanceolata apice pnrum basi
longe attemtata et in petiolum longum decurrentia, inlegerrima, subtus
pube subtilissima laxe inspersa «labrescentin, racemi axillarea termi-
nalisque breves trifidi brevissime pedunculati, bracteae bracteolae ca-
lycisque lacinia superior lanceolato-subulato-acuminatae, reliquae laci-
niae subulatae, omnes autem pubcscenti-hirtae. — Ab E. lanceolata differt
inflorescentia, ibliis longius petiolatis calycibusque longioribus. — Ma-
lakka.

10. Ebermayera Setigera nees /. c. Herbacea, caule repente adscen-
dente, folia ovato-oblonga summa oblonga obtusa, basi subacuta, re-
panda, supra glabra, subtus palüdiora et in costis liirsuta aetate gla-
brescentia, spicae terminales breves eapituüfbrmes subsessiles, bracteae
calycisque lacinia superior lineari-subulatae, laciniae reliquae bractco-
laeque subulatae, omnes elongatae subaequilongae setis undique longis
bulbosis hirsutissimae. — ■ Ab Eb. lanceolata. et incana differt iolua
latioribus, bracteis angustioribus et inflorescentia magis birsutis.
Malakka.

11. Ebermayera trichocephala miq. Repens parce raceinosa, ra-
mi petioli et costa subtus pubescentes, folia modico vel longïuscule
petiolata e basi brevi-acuta passim subinaequali elliptica, ovata vel
superiora ovato-sublanceolata, acutiuscula vel brevi- obtuse vel sub-
acute acuminata, membranacea, supra glabra et elincolata, subtos
pallida, venis costalibus subconcinnis, 2^ — 1 poll. longa, raecini ter-

ACU>THACEAE. 7 75 UEMLU.ELL-UIS.

minales sessiles breves fascieuliformes, bractcae lineari-lauceolatae,
bracteolae anguste lineares calycis laciuiis minoribus conformes, ca-
lycis lacinia postica lineari-lanceolata, reliquae 4 anguste lineares,
subliliformes strictiusculae, pilis e tuberculis ortis uti bractea et brac-
teolae hispidae.

Sumatra, bij Loeboe Along (teysm.). — Leangan babi mat

S 2. Erythracanthus Nees (genus). Calycis alte 5-partiti laciniae;
subaequales lanceolato-subulatae. — A §1 non nisi ctilyce subaequali
capsulaque brevioribus et pro longitudiac lationbus diftert, ipso cl. auc-
tore admonente.

12. Ebermayera racemosa miq. Caulis cum folüs oblongo-lanceo-

latis utrinque acutis 4-5 poll. pubesccnti-scabcr, pedunculus ter-
minal» lougus spicis brevibus, calycis laciniae purpureae scabrac
ciliatae, superior et 2 inf. paullo latiores. Erylracanlhus racemosus
Kees in Wall. Pi. As. rar. IIT. p. 80. BC. Prodr. I. c. p. 78. —
Ruellia racemosa Roxb. Fl. hid, IIT. p. 42. — Poeloo Pinang
(wallich).

13. Ebermayera elOflgata MIQ. Hcrbacea, folia oblongo-ovalia vel
oblonga, vel inferiora ovata, utrinque obtusiuscula, pubescenti-sca-
bra,racemi axillares terminalisque vel simplex vel compositus elon-
gati laxifiori, pedunculus communis brevissimus, bracteae pedicellares
lanceolatae, bracteolae lineares a.calyce distantiusculae, calycis la-
cinia superior linearis parumlatior. Adenosma elongalum BI. Ihjdr^
p. 757. — Erythracanlhus Hees in BC. Prodr. I. c. />. 78.
Er. Griiïilhianus ej. I. c. .

Java. - Philipp. eil. - Voor-Indië. Malakka. - Bin-

uoh sund, op Java.

Subordo II. Echmatacaniheae nees /. c. p. 79. Semina retina-

culis uncinatis subtensa.

Tribus IIT. Hygropiiileae nees in Wall. Pi As. rar. III. f- 95.
Corolla ringens. Stamina didynama vel 2 cum sterihum 2 ruüi
mentis, etiam deficientibus. Antberarum loculi paralleh vel basi i-
vergentes mutici vel calcarati. Capsula angusta, a basi polysperma,
paucis a medio polysperma.

VII. 1IEMIADELPHISNEK3. Calyx aequalitcr 5-filus. Coto

ACANTHACEAE. 776 P1IYS0GHILUS.

ringentis clausac labium sup. bidentatum, inf.trüobum. Staraina
2, filamentis basi dilatatis, supra medium dente setaceo (rudimento
filamenti abortivi) instructis, antherarum loculis parallelis muticis de-
mum contortïs. Capsula lanceolata compressa polysperma. Semina
retinaculis subtensa, convexo-coneava, marginata.

1. Hemiadelphis polysperma nees in Wall. pi. As.rar. in. p. so.

DC. Prodr. I. c. p. 80. Herba repens glabra, foliis elliptico-oblongis
subcrenatis, spicis in ramis ramulisque terminalibas brevibus, braeteis
coramunibus obovatis vel ovalibus hirtis. Justicia R&xb. Fl. Ind. cd.
Wall. I. p. 120. — Buellia Piolh Nov. Spec. p. 305. — Adennsma Spreng.
Si/st. II. p. 829. — Ruellia idiginosa Wall. Gat. n. 2378 b. c a, ex
parle. — Algemeen op het vaste land van Indië.

VIII. PHYSOCHILUS nees. Calycis 5-partiti aequalis laci-
niae angustae. Corollae personatae palatum dense bullatum, la-
bium sup. bifidum vel integrum, i n f . trifidum, lacinia medié minore.
Stamina 4, basi geminatim conjuncta. didynama, filamentis in-
flexis ; antherae supra basin affixae, lineari-oblongae, loculis muticis
parallelis, nunquam cortortis, staminum breviorum minores. Capsula
oblonga depressa, a basi S-sperma. Semina retinaculis squamaeformi-
bus subtensa, convexo-coneava, marginata. — Stirpes lierbaceae vel
suffruticosae, angustifoliae, spicis subsecundis.

1. PhySOChÜUS Serpyllum nees m DC. Prodr. I. c. p. 81. Caulis
diffusus, inferne repens, foliis subsessilibus subaequalibus, saepe secun-
dis et reflexis, oblongo-laneeolatis, utrinque cum calyce et bracteolis
albo-birtis, caulinis suborbiculatis, corollae labium sup. bifidum. —
In Voor -In die, op de rijstvelden en elders niet zeldzaam.

IX. NOMAPHILA blume. Calycis 5-partiti laciniae angus-
tac, superior paullo longior et latior. Corollae subpersonatae la-
bium sup. lato-concavuui bilobum, inf. trilobuui disco inflato-ca-
rinato hirsutum. Staraina 4, labio sup. breviora, per paria basi
connata, antheris subaequalibus ovatis cordatis (violaceis), loculis
parallelis muticis antrorsum contiguis dorso connectivo discretis.
Stigma simplex. Capsula teretiuscula, sexstriata, in dorso sulco
notata, ad basin usque bilocularis et seminifera, polysperma. Se-
mina parva, compressa suborbiculata. Betinacuïa mediocria, ob-
tusa. — Herbae Indicae et Senegambicae, Hygrophilae habitu, cy-
mulis axillaribus.

1. Nomaphila Stricta nees. Folia ovalia vel ovali-oblonga re-
pando-subcrenata, acumine obtuso terminata, basi in petiolum (Ij

ACAXTHACEAE. 77 7 HYGR0M1LA,

poll.) longum decurrentia, 3±-pollicaria, subtus in nervis pubera, gla-
briuscula, cymae axillares dichotomae cum calycibus glanduloso-pi-
losae, calycis laciuiae 5,postica paullo longior. Juslicia slriclaVahl
Symb. II. p. 6. — Nomaphila corymbosa BI. Bijdr.p.804-. Hassh.
PI. Jav. rar, p. 500. — N. slricla Nees in DC. Prodr. I. c. p. 84. —
J. pubescens Lam. Illustr.I. p. 40. — J. canescens Lam. Dict. —
/. Roxburghiana Ilorl. berol.

Voor-Indië. — Java (labillardière), op vochtige grasvlak-
ten (bl.J, bij Djati Kalangan (jökqb , zoll.). — Philipp. eil. —
Djaroeng sund. op Java (een naam aan vele soorten dezer Orde
geineen).

2. Nomaphila petiolata decaisn. Folia longe petiolata ovalia
utrinque attenuata (acumine obtusiusculo) integerrima glabriuscula,
IJ — 3 poll. longa, cymae axillares patentes petiolum aequautes pi-
losae, bracteis foliaeeis brevibus lanceolatis, calycis Jaciniae lincares
obtusae pilosae demum glabriusculae, capsulae lineares dorso pilo-
siusculae. Nomaphila pcliolata Decaisn. in N. Ann. Mus. III. p. 387.
Nees ap. DC.Lcp.S4>. — N. nodosa Zippel. herb. — Ti mor.

A. HYGEOPH1LA r. brown. Calycis tubulosi ad medium
circiter 5-fidi laciniae aequales. Corollae ringentis labium infe-
nus m medio convexum rugulosum trifidum. Sta mi na 4 didynama,
non exserta, basi subiude per paria connata, antherae biloculares,
ioculis parallelis basisagittato-divergentibusmuticis velsubmucrona-
"s, violaceis. Stigma simplex subulatum incurvum. Capsula an-
gusta, teretiuscula sexstriata, ad basin usque bilocularis et semini-
iwa, polysperma. Semina parva orbiculata compressa laeviuscula.
^etiuacula brevia obtusa. — Herbae hygrophilae in India, or ,
ova Hollandia et America vigentes, foliis supra dense lineolatis,
noribus cymoso-axillaribus verticillato-confertis, calycibus dense hir-
tis v el subbarbatis.

*• Hygrophila Undulata bl. Herbacea, basi repens, dein (vel sta-

lm ) er ecta, folia infèriora obovato-oblonga, reliqua lanceolata vel

°longa, obtusiuscula, integerrima vel undato-subcrenata, supra dense

nneolata punctulata margine subtusque parce liirtclla, J — 1 J poll.,

ACANTBACBAB- 7 78 HYGROPHILA.

verticilli flarum plerique completi (6-iiori) vel altero latere in racemu-
lum parvifüliura soluti, calycis ad j 5-fidi laciniae lanceolatae acutae
puberae et ciliolatae, corollae extusjmberaetubus interne angustatus,
labium inf. antice barbatum basi bigibbum. Ilygrophila undulala
BI. Bijdr. p. 80 o et Nees in DC. Prodr. I. e. — Hygr. assurgens Nees.
I. c. — Buellia undulala Vahl Symb. III. p. 82. — Ilygrophila
dimidiala Nees in Wall. herb. — Species statura et pubescentia
evidente vel obsoleta ludens, duabus seqq. profecto proxime accedit.
In spec. zoll. n. 297 fiores majores et calycis laciniae paullo longio-
res . — Ab H. quadrivalvi calyce haud adeo profunde diviso, laciuiis
raagis setaceis nee adeo atteimatis, indumento foliorum caet. leviter
saltem differre videtur.

Voor-Indië. Sunda-Archipel. Java, op moerassige plaatsen,
om Buitenzorg, Tjikao (bl.), bij de si ijk vulkanen van Kalang
Au jan (jungh.). China, Philipp. eil.

2. Hygrophila quadrivalviS nees. Caulis erectus, folia oblonga
repando-subdentata dense lineolata supra punctulata magis minusve
birsuta, fiores verticillati, verticillis completis, calycis laciniae subn-
lato-attenuatae apice labiumque corollae inferiusbarbata. Ilygrophila
quadrivalvis Nees in Wall. PI. As. rar. III. p. 80. DC. Prodr. I. c.
p. 89. — Buellia quadriv. Hamilt. inW all. Herb. n. 2374 a.c.d.
Ruellia barbata Vahl Symb. III. p. 83.

Geheel Indié' tot op de Philipp. eil. — PSunda-ArchipeL

3. Hygrophila Salicifolia nees/. c. Wight Icon. IV. lab. 1490. Her-
bacea, caulis erectus foliaque lanceolata utrinque acuminata et supra
densissime lineolata circa costas scabriuscula, verticilli dimidiati, ca-
lycis laciniae subulatae liirsutae. Ruellia salicifolia Vahl Symb. Hl. p.
84. Eoxb. II. Ind. III. p. 50. — ]3. Lincaris Nees, foliis lineari-lanceo-
latis. ~Ab II. undulata foliis evidenter acutatis, corolla extus densius
pubescente ejusque tubo inferne parum contracto satis differre videtur.

Voor-Indië. Ceylon. — /3. Philipp. eil.

4. Hygrophila ObOVata nees in Wall. Pt. As. rar. I. e. p. 81. Wight
Icon. IV. tab. 1489. Herbacea, caule erecto, folia caulina oblonga, ra-
raorum obovata obtusa, in petiolum attenuata subintegerrima, supra sub-
tusque ad costas hirsutula, illa 2 — 2| poll. longa, verticilli dimidiati,
calycis laciniae apice labiumque corollae inferius barbata. Ruellia ob-
ovata Roxb. Fl. Ind. III. p. 51. — Nir-Schulli Rhced. Hort. Mal. II.
p. 39, tab. 46. — Ab H. quadrivalvi verticillis dimidiatis praesertim
distinguilur. — Voor-Indië. — Mergui. Malakka.

ACANTIIACEAE. 779 GYM.\OSTACHVU.\J.

5. Hygrophila? pusilla bl. Bijdr.p. 804. Caulis herbaceiis in-
i'erne repens, folia subsessilia lineari-lanceolata angusta puberriiaüta
adpressö, ü. subsolitarii axillares sessiles. — Mo luk keu (reinw.).

g. Hygrophila difformis bl. /. c. p. 803. Hevbaeea, procombens,

folia lineari-lanceolata integerrima liirsuta, capitula axillaria sessilia.
Bmllia difformis Linn. Suppl. p. 299 ? cxci syn. liheed. — Non
vidi. • — Java, bij Batavia, in de moerassen.

XI. GYMNOSTACHYUM *ess. Calycis 5-partiti lacinia
sop. subinde brevior. Oorollae bilabiatae labium sup. augustiua
bideutatum, in f. trifidurn. Stamina 2, tubo infra medium inserta,
inclusa, steiilium rudimenta nulla. Antherae biloculares, loculis
aequalibus parallele contiguis altero aut utroque basi mucronatis, ubi
Biiimucronatae ibi subinde autlicrae uniloculares. Stigma bifidum,
laciniis compressis. Capsula tetragona, a basi ad apicem bilocula-
riset seminifera, 12-sperma. — Herbae humiles, raccmo spieaefonni
suuunilaterali simplici vel partito.

1. Gymnostachyum leptostachyum kees. Caulis hasï radicaus

subtetragonus hirsutus, folia oblonga utrinque attenuata obtusave,su-
pra pilosa, subtus glabra, superiora acuta, inferiora 4 — 5 poll.longa,
spicae terminales binae vel solitariae, flores solitarii distantes sub-
secundi; antherae lincares basi bicalcaratae. Gymnostachyum lep-
toslachyum Nee* in Wall. PI. As. rar. III. p. 106, DC. Prodr.
I c. p. 93. — G. javanicum Nees in Ilerb. Zoll. n. 1362 el l. c.
(specimen monostachyum).

Achter-Indië, in Tavoy. — ■ Java (zoll.).

2. Gymnostachyum Gumingianum kees in dc. Prodr. i. c p. ui.

Folia ovalia obtusa e basi rotundata in petiolum longiusculum cunea-
dm coëuntia, supra sparsim pilosuia, subtus pubescentia, antherae li-
ncari-lanceolatae uni-hiloculares basi uni- bi-calcaratae, calyx glan-
duloso-seaber (fere glaber). — Luzon (cuming n. 589).

3. Gymnostachyum affine nees /. c. Caulis lierbaceus petiolique
tomentoso-birti, folia glabra ovata obtusa, basi rotundata vel in petio-
lum inaequaliter acuteque desinentia, spicae axillares terminalesqueden-
sae pedunculatae bi- tii- fidae folia aequantes. — Folia majora quam
praeced., 5 poll. longa, supra punctata, antherae basi inarquahter bv-
«lucrouatae. — Luzon (cuming n UI»)-

ACANTHACEAE. 780 CRYPTOPHRAGMIUM.

XII. CRYPTOPHRAGMIUM nees. Calyx 5-partitus aequalis. Co-
rolla vel bilabiata vel ringens, tubo recto vel incurvo. Stamina 2,
lateri infero tubi inserta. Antherae biloculares antice maxime con-
tiguae rimaque simplici dehiscentes, loculi fundo septo communi bila-
mellato diviso. Capsula tetragona, bilocularis, septo adnato, a basi
inde polysperma. Semina retinaculata. — Herbae indicae saepe ra-
mosissimae, foliis dentatis vel repando-dentatis, cymulis parvis nunc
spicaeformibus, fl. nutantibus purpurascentibus.

l. Cryptophragmium axillare nees in dc. Prodr. i. c. P . 96. wight

Icon. IV. tab. 1496. Caulis basi repens, 1| — 2-pedalis, tetragonus, erec-
tus vel adscendens, folia late ovalia utrinque acuta glabra vel subglabra
puncticulata, cum petiolo ^emipollicari 3 — 5 poll. longa, cymae axil-
lares regulares cum calyce glandulosae petiolum aequantes. — Siccata
purpureo-nigra. — Ceylon. Philip p. e il.

XIII. ODONTOSTIGMA zollinger. Calyx breviter tubulo-
sus ad medium 5-fidus subaequalis, bracteis bracteolisque parvis su-
bulatis suffultus. Corollae ringen tis tubus subincurvus, labium
sup.emarginatum,inf.planutntrifidum laciniis aequalibus. Stamina
2, tubo ad latus anticum inserta; antherae biloculares, loculis pa-
rallelis antice contiguis, quam connectivum dorsale brevioribus, mu-
ticis. Stigma incurvum elongatum compressiusculum basi subcre-
nulatum. Capsula linearis tetragona a basi 16 — 20 -sperma. Se-
mina compressa orbicularia punctulato-aspera, retinaculis integris
suffulta. — Pelracanihus Nees in DC. Prodr.

1. Odontostigma SUbacaule zoll. Herba humilis littoralis socia-
lis erecta, rhizomate praemorso, nodoso, caulebrevissimo; folia radi-
calia parium 2 — 3 approxiinata, obovato-oblonga vel oblongo-ovalia
obtusa, subrepanda, bipollicaria, basi in petiolum fere pollicarein cu-
neato-decurrentia, supra dense lineolata, subtus glabra, ad costain et
venas pulverulento-scabra, membranacea; scapus (pedunculus) aphyl-
lus angulatus scaber, a medio florifer; thyrsus linearis spicaeformis
glanduloso-asper basi interruptus, ramis oppositis brevissimis cymoso-
divisis, sursum secundis densifloris; fl. brevi-pedicellati,bractea brevi-
subulata bracteolisque binis; calyx vix lineara longus; corolla 5 lin.
aequans. Odontostigma subacaule Zoll. in Nat. en Genees/c. Arch.
II. p. 573, (praesertim var. /? specatans). — Pelracanihus Jung-
huhnii Nees ap. DC. I. c. p. 98. — Var. (3. hirsulior Nees l c. fo-

ACAKTUA.CEA.E. 781 SAUTIEJU.

liis majoribus, subtus praesertim in costis hirsutis; spicis interrupte
glomeruliieris; corolla rosefi, basi albida.

Java, in de spleten der kalkrotsen aan de baai Sadeng,Mei (jung-
buhn). — (1 In despleten der rotsen aan de zuidkust (zoll. n. 2443).

Tribus IV. Ruellieae nees in Wall. PI. As. rar. ie. p. 75.
Corollae limbus regularis vel subbilabiatus, tubus plerumque lon-
giusculus magisve elongatus. Stamina 4 didynama, paucis abortu 2,
filamentis baud raro per paria basi conjunctis. Authérae biloculares,
loculis in universum aequalibus contiguis, nonnullis basi calcaratis.
Capsula vel basi sterili-coarctata, superne 2 — 4-sperma vel a basi
polysperma. Semina raagna. — Elores saepe speciosi ampli.

XIV. 8 AU TIER A decaisn. Calyx tubulosus ad medium usque
5-fidus. Corollae ringentis labium sup. bifidum deorsum angus-
tatum, inferius trifidum planum. Stamina 4 didynama, Iabiosup.
haudlongiora; filamenta basi in tubum anticeapertum posticelabio
superiori accretum connata, antherae (flavae) biloculares, loculis
parallelis muticis, valvis margin e ciliolatis. Stylus longus, stig-
mate simplici acuto incurvo. Capsula angusta, teretiuscuia sex-
striata, a medio bilocularis, tetrasperma. Seinina ovata subcordata
compressa. Retinacula obtusa.

t Santiera Decaisnii nees in DC. Prodr. I c. p. 98. — S. tinc-

torum Decaisn. in N. Ann. Mus. III. p. 383. Spanoghein Linnaed
XV. p. 328 (excl. apud utrumque syn. rumph. unde nomen specific.
jure mutatuml Fruticulus, cortice glabropallido; foliapetiolata ovata
acutiuscula glabra, subtus praesertim in costis scabra, pollicaria;
cymalae axillares parvae paucillorae brevissimae, oppositae; bracteolae
subulatae; corolla speciosa (lutea) pollicaris, labii inferioris palatum
macula crocea. Paicllia bilabiala Beinw. in Cal. Buitens. — Ti mor.

XV. DYSCHORISTE nees. Calyx tubulosus vix ad medium
5-fidus aequalis. Corollae infundibuliformis limbus obliquus 5-
fidus. Stamiua 4 didynama, antheris bilocularibus, loculis paral-
lelis aequalibus basi mucronatis raro muticis. Capsula oblonga pa-
ram compressa rigida, prope a basi tetrasperma, sursum asperma,
sp pto adnato. Semina ovata obtusa, immarginata, pellicula mucila-

ACANTHACEAE. 782 JMPTERACAffTHÜS.

ginea. — Fruticuli ïnicrophylli, ti. axillaribus, in ram ulo brevissimo
terminalibus, basi bracteolis 2 foliiformibus praeditis vel capitatiset
bractcis bracteolisque angnstis cinctis.

1. Dyschoriste littoralis jnees in Wall. PI. As. rar. III. />, 81.

BC. Prodr. I. c. p. 106. Pruticulosa, diffusa; folia cuneifoimia re-
tusa versus apicem dentata, glabia Rucliia Linn. fil. Suppi.p. 289.
PkOlh Nov. Spec. p. 300. — /?• madurensis el R.micropln/Ua Vahl
herb. — Juslieia madurensis Burin. Fl. fnd. p. 9, tab. 4, fig. 'S.
Vahl Symb. II. p. 17. — Adhaloda. madurensis frutcscens cael.
Peliv. Gazophyl. tab. 3, ftg. 8.

In Voor-Indië zeer algemeen. Madoera (Oost-Java'.

XVI. MPÏERACANTHUSnees. Calyx acqualis u-fidus. Go-
rollae infundibuliformis limbus subaequalis 5-fidus. Stamina
didynama inclusa, filament ia basi contiguis vel conjanctis; antlie-
rae lineari-sagittatae, loculis parallelis aequalibus inuticis. Stigma
bilamellatura lamella altera passim breviore, basi nodulosum. Cap-
sula basi compressa sterilis, plerumque a medio, raro proprius a basi
2 — 8 — 12 — 16-sperma: septo in medio membranaceo, denique toto
fere evanido. Iletinacula unciuata, praemorsa. Semiua orbiculata
compressa, margine tumido discreto ciucta. — Genus, demta Europa,
in regionibus calidioribus muudi dispersum. — Species variabiles,
pi ures nondum satis discriminatae.

i. Dipteracanthus ciliatus tr.na in iFuit. pi. As. mr. nr. />- S7.

I)C Prodr. l.c. p. 120. Caulis erectus scabrido-pubescens ; folia ovata
utrinque cuspidatoacuta repando-crenata hirta vel hirsuta, cum petiolo
1 } y poll. ciliato 5-poliioaria, ilores suhterminali-axillares sessïles vel
pedimculato-capitati (capitulo totraphyllo), bractcis propriis sp.Hliidatis
petiolatis, corolla fere bipollicaris coerulen. Ruellia ciliata Hornem Hort.
llafn. II. p. 5S5. — Birma, in het gebergte Promo.

2. Dipteracanthus lanceolatUS nees. Caulis herbaceus repens, apice
cum foliis (superionbus) lanceolatis usque bipollicaribus supra inr-
tus, folia infima vix 3 lin. longa suborbiculata, sequentia magis ovata
vel ovato-lanceolata, flores axillares solitarii brevissime pedicellati,
bracteolis 2 ovalibus oblongisve petiolatis, corolla semipollicans,
capsula pubescens sub- i-sperma. Dipteracanthus lanceolafus JSca

ACANTHAC.EAE. 783 DIPTERACANTHUS.

in Wall. I. c. p. 82. DC. I. c. p. 124. — Ruellia repens Burfn.
Fl. Ind. p. 135, tab. 41, fig. 2 (au et BI. sub seq. cit.?).— Var.fi.

ereclus Nees, caule simplici erecto gracili.
Luzon (iïünke, cuming). — Java (kleinhof, zoll.). — /?.(zoll.)-

3. DipteracanthUS dejectUS nees. Caulis herbaceus basi frutes-
ccns, repens mox adscendens vel erectus, juvenilis strigoso-hirtus,
dein glabrescens, folia longe petiolata ovato-elliptica utrinque acuta
subintegerrima, lineolata et in costis subhirsuta vel strigosa, 2 — 3
poll. longa, llores axillares sessiles solitarii, bracteolis ovalibus pe-
tiolatis calvce longioribus, calycis laciniae subulatae elongatae, co-
ïolla | poll. incurva puberuia, purpurea, capsula in medio circitcr 12-
symm.Diplcrac. dejeclus Nees in Wall. PI. As. rar. lll.p. 82. DC.
Prodr. L c. p. 125. — Ruellia repens Dl. Dijdr.p. 794, ad D.lan*
ceolatum a cl. nees inter Euellias exclusas etiara citata. — Dipt. lan-
ceolalus Hassk. PI. Jav. rar. p. 500 ? excl. syn. Nees, el D. repens ej.
in Tijdschr. Nal. Gesch. X. p. 129 — §. fl. brevi-pediceliafis soli-
tariis, ternis vel veitieillatis. Ruellia ringens Roxb. FL Ind. 111.
?>. 41. /.'. pallida Willd. hcrb. — Pi. mullicaulis Bochst. in behimp.
PI. Abyss. n. 43.

Voor- eu Achter-lndie. Sunda-Archipel. Java, niet zel-
den bij Batavia, bij Weltevreden op grasvlakten gemeen (junüh.) — ■
Ni la su nd. — §. Ook in Abyssinië.

4. DipteracanthUS ventricOSIIS nees. Caulis e basi repentc suf-
fratescente erectus, juvenilis pubescenti-hirtus, dein glabrescens, folia
petiolata e basi acuta oblongo-ovalia subacuminata integerrima lineo-
ista, in costis substrigosa, flores axillares sessiles solitarii, bracteolac
Isvnoeolatae vel lineari-lanceolataeobtusoe petiolatae calyce longiores,
nujus laciniae subulatae, corollae faux latere iuf. magis tumens hinc
limbus obliquus, capsula brevis 6 — 8- ( — 10?) sperma, glabra ? Dip-
Icracanlhus venlricosus Nees in DC. Prodr. I. e. p. 126. Corollfi
s up. obliqua praesertim in specie superiore differt. — II uc probabi-
nter Dip/, angustifolius Hassl;. I. e. p. 504, ubi pariter ac antece-
dentis fusa adumbratio.

•>■ DipteracanthUS patulus nees /. c. Caulis erectus cum foliis

ACANTHACEAE. 784 STENOSIPHOHIUM.

ovatis oblongisve obtusis cano-puberulus, flores fasciculato-terni qui-
nive, raro solitarii,brevissimepedicellati, bracteolae ovales vel oblon-
gae calyce lougiores, capsula inferne compressa et sterilis, superne
utrinque hexasperma. — Var. «. corolla iiifiato-infundibuliformi.
Dipteracanlhus palulus Nees in Wall. PI. As. rar. I. c. • — Ruellia
patuia Jacq. Miscell. II. p. 358. Icon. rar. lab. 119. — 7?. erecla
var. «. Rolh Nov. Spec. p. 308. — R. ocymoides Cav. Icon. VI.
p. 9, lab. 416. — ft. Erectus Nees, caule strictiore, foliis basi ma-
gis acutis, corolla tubuloso-infundibuliformi. Dipt. erectus Nees ap.
Wall. I. c. — Over geheel Indië en oostelijk Afrika verspreid.

XVII. STENOSIPHONIUM nees. Calycis 5-fidi laciniae
aequalcs, primum ultra medium marginibus membranaceis coiijunc-
tae, post anthesin ad basin solutae. Corollae infundibuliforinis
tubus gracillimus, limbus inflato-campanulatus 5-fidus, laciniis
aequalibus obtusis. Stamina 4didynama, anthens angustis, locu-
lis parallelis muticis. Stigma dorso membranaceo-cristatum, apice
subulatum. Capsula tetragono-columnaris, ad basin usque bilocu-
laris, a basi ultra medium 8-sperma, septo completo adnato. Se mi na
lenticularia mucrouata laeviuscula. — Erutices Tudici et Africani,
foliis dentatis, spicis axillaribus et terminalibus, bracteis latiusculis
appressis rigidulis. — Species diandrae ad Endopogon rectius refe-
rentur. Conf. wigfit Icon. IV. sub tab. 1497.

1. Stenosiphonium confertum nees in DC. Prodr. I. c. p. 105.
Steno siphonium Russelii Wujht Icon. IV. tab. 873. Folia lato-
ovata deutata, subtus nuda, bracteae ovato-lanceolatae vel oblongae
obtuse acuminatae calyce breviores. cum calyce glanduloso-hirsutis-
simae, flores in spicis geminati vel terni. — Courtallum, Pulney-
gebergte. — Bouton (eiland?).

XVIII. HEMIGRAPHIS nees Calycis 5-partiti laci niae sub-
aequales, sup. paullo major et latior, basi plerumque per paria altms
connexae. Corollae infundibuliformis resupinatae limbus 5-lobus.
laciniis oblique subretusis, 2 sup. (jam inferiores) paullo minores. Sta-
mina 4 didynama, tubi apici inserta, basi confluentia; anthcrae
uniloculares, loculo connectivo angusto carinato adnato, superiorum
staminum altero loculo in barbam loculo subjectam converso; infeno-
rum staminum altero loculo omnitio deficiënte, loculo perfectobasi cym-

ICANTHACEAE.

785 RUELLIA.

biformi mucronato. Stigma ad basin dorsalem (lente obtuso instruc-
tum, pubescens, simplex. Capsula infra medium 6 — 8-sperma, basi
tlocularis. Semina retinaculis suffulta, ecliinulata. — Herbae indicae
ramosae, villosae, viscidulae, foliis serratis, fl. axillaribus et terminali-
bus, solitariis vel glomeratis.

i. Hemigraphis elegans nees ap. bc. i. c. p.122. Folia peüoiata

oblonga vel ovali-oblonga serrata, cum caule tetragono procumbente ra-
moso'hirsuta, rami divaricati geniculati, spicae axillares brevi pedun-
culatae capituliformes, bracteis lanceolatis foliaceis calyce longioribua.
Rucllia etegans Bot. Mag. tab. 3389. — R. Crossandra Steud. Nomencl.
ed. alt. — R. diffusa Walt. herb. n. 2383. Necs ap. Wall. I. c.p. 83.—
Achter-Indië, op het Prome-gebergte, Taong-Dong, aan den Tra-
waddi.

XIX. ETJELLIA linn. excl. spec. Cal v cis ad basin 5-partiti
laeiniae aut inaequalcs superiore altiore aut subaequales lineares
apice subdilatatae herbaceae aut aequales acuminatae. Corollae in-
fundibuliformis tubus in limbum anguste campanulatmn 5-fidum
continuatus, laeiniae aequales obtusae. Stamina 4> didynama basi
faucis inserta. Antherae oblongae biloculares, loculis paralleliscon-
tiguis aequalibus, muticis vel basi mucronulatis, stigma subulatum
spirale dorso spongiolosum, canaliculatum, basi denticulo auctum-
Capsula angusta tetragona, ad basin usque bilocularis, a basi ultra
medium6— 8— 16-sperma. Scptum coinpletum, adnatum. Semina
retinaculis mediocribus sufi'ulta. — Herbae vel suffrutices praesertim
indiae orientalis (pauciores in Novo-Orbe forma paullo discrepantes),
spicis plerumque capituliformibus foliaceo-bracteatis.

\ 1. Subacaules.

1. Rüellia napifera zoll. Subacaulis, radicibus subpendulis ra-
mosis, ramis apicem versus inerassatis, folia rosulata obovato-lanceo-
lata in petiolum undulatim attenuata scabriuscula, subtus pallidiora,
apice mucronulata, caulis scapiformis spiciger, spicae interruptae, fas-
ciculis 3-floris oppositis, flores coerulescenti-lilacini. Ruelha napt-
fera Zoll. in Nat. en Geneest Arch.ll.p. 573. — Speciem, prop-
er radices probabiliter ita dictam, nondum vidi.

Java, op de rotsen der Zuidoostkust (zoll.).

2- Rnellia primiilaefolia kees Nov. Act. n. Cur. xix. Sup P i. I.

P- 382. Sabaoaulis, hirsuta, folia breviter petiolata ovato-elhptica ob-

50
Fl °ra van Ned. Iudië II.

ACANTHACEAE. 786

RUELLIA.

tusa duplicato-crenata, subradicalia, fere bipollicaria, spicae radicalea
densae, bracteis solilariis spathulatis, bracteolis nullis. — Lu zon.

§ 2. Repentes, procumbentes vel adscendentes.

3. Ruellia(?) ravaccensis nees in DC. Prodr. I c.p. 144. Gla-

bra, caulis filiformis repens, folia longe (1 — 1} poll.) petiolata cor-
dato-ovalia obtusa grosse repando-crenata, pollicaria, pedunculiaxil-
lares 1 — 3-flori folia aequantes, bracteis lineari-cuneiformibus patulis,
bracteolis nullis, corollae semipollicaris infundibuliformis faux bar-
bata. //Pructus deest, liinc genus mcognitum.' ,,
Molukken. — Eiland Rawak (gaudicii.).

_ 4. Ruellia parabOÜCa NUïS /. c. Caolia filiformis repens hirsutus, fo-
lia longe petiolata cordato-oblonga obtusa grosse repando-crenata, supra
birsuta, subtus in costis pubc-scentia, spicae asillares folio paullo lon-
giores longe pedunculatae paucillorae laxiusculae, bracteae inferiores
parabolicae in petiolum longura attenuatae obtusae eiliatae patulae, brac-
teolne obsoletae, calyx hirsutus. — A superiore cui similis, foliis lon-
gioribua et hirsutis differt. — Luzon (cumi.no, n. 571).

5. Rnellia repanda linn. Caulis repens laxe hirsutus, folia ebasi
acuta in petiolum longiusculum desinente lanceolato-linearia, in
costis sparsim hirsuta, sinuato-dentatadentibus inaequalibus grossis,
spicae axillares pedunculatae breves, pedunculo foliis breviore, brac-
teae lauceolatae eiliatae calycem ciliatum aequantes, bracteolae nul-
lae, corollae anguste infundibuliformis faux barbata. Ruellia repanda
Linn. Spec. pi. p. 886. Burm. FL lnd. p. 134, lab. 40,/ty.2. JSees
l. c. — R. diffbrmis Linn. fl. Suppl.p.299 (excl. sijn. Rheed.),vix
Blumc (cernf. supra. p. 778 sub iïygr.). — Prunella molucca hor-
tensis ancjmlif. Rumph. Uerb. Amb. VI. /;. 30, tab. 19,fig. A.B.

Inde wouden van den Sunda-Arcliipel. Molukken. Affl-
boina. — Badjan tjina mal. Dinding andaoen padjeiig /<H'-

6. Rnellia nemorosa zoll. l.c.p.574. fiepens, folia longius-
cule petiolata cordata ovata obtusa subtus albicantia et cum venis
supra piloso-strigosa, spicae terminales abbreviatae laxiusculae, brac-
teis oblongo-ovalibus obtusis foliaceis venosis, corollaalba. — Non-
dum vidi.

Java, in de wouden van het oostelijk gedeelte (zollixger).

AOA.NTHACEAE.

787 RUELLIA.

7. Rnellia COlordta dl. Caulis hcrbaceus repens et adscendens
petiolique hirtelli, i'olia longe petiolata cordato-ovata obtuso-apicu-
lata grosse crenata, sparsim praesertim in costis hirtella, margine
scaberrima, subtus purpureo-colorata atque costulata, tripollicaria,
spica terminalis tetragona pedunculata, bracteis oblougis obtusis ci-
liolatis, inferioribus deciduis, bracteolis exiguis setaceis, calycis laci-
niae hirsutae, corolla 6 — 7 liu. longa. Buellia colorata Bl. Bijdr.
p. 795. Nees l. c. p. 145. — Buellia Hamilloniana \Sleud. Nomencl.
Hassk. Cal. bog. p. 148. — Goldfussia colorata Zoll. et Moritz.
Sytt. Vers. p. 47. — Prunella mohtcca sylveslris rubra Rumph.
llcrb. Amb. VI. p. 32, tab. 13, fig. 3.

Molukken, Java, ook in de tuinen. — Eindoe bërüm sutid.

8. Rnellia SerpeilS kees in BC. Prodr. I. c. p. 145. Caulis her-
baceus prostratus repens, cum foliis ovatis utrinque acutis dense cre-
natis hirtus, capitula axillaria alterna vel opposita paucillora bracteata
liirsuta, pedunculo petiolum superante, bracteae obovatae hirsutae,
exteriores apice crenatae involucrantes, corolla 3 lin. longa tubulosa
infra limbum urceolato-constricta, limbi laciniis brevissimis rotun-
datis. — Siinilis E. hirtae et crispae, differt caule filiformi ex omnibus
nodis radicante, pedunculis gracilioribus, capitulis laxis et corolla.

Java, bij Tjiseroe (bl.).

■>• RuelHa Mrta vahl Symb. JU. ƒ>. S4, tab. 67. Nees l. c. Folïa
petiolata ovata apicem versus crenato-serrata internodiis breviora cum
caule repen te hirsuto-cana, spicae axillares pedunculatae capitulifortnes,
bracteis oblougis foliaceis, bracteolis nullis, capsula 12-sperma. Ruel-
Ha latebrom Roxb. Fl. hul. III. p. 46.— ü. sarmentosa Nees in Wall.
#• As. mr. I. e. p. 83. — Over Voor-Indië' algemeen verspreid,
waarschijnlijk ook op den Archipel.

10. Rnellia bicolor bl. Caulis herbaceus adscendens, foliaebasi
wterdum obliqua ovato-oblonga acuminata integerrima discolora (sub-
tos purpurea) subtus scabra, spicae axillares et termiuales tetragonae,
bracteis oblongo-lanceolatis acutis foliaceis ciliatis. Buellia bicolor
*'• Bijdr. p, 795. Affinis E. hirsutae vel E. elongatae.

Java, in de wouden der bergstreken. — Eamaklaki sund.

H. Rnellia hirSUta xees. Caulis decumbens adscendens apice

50*

ACANTHACEAE. 788

RUELLIA.

puberus vel subhirsutus, folia oblongo-lanceolata vel oblonga, infe-
riora ovalia, utrinque attenuata, obtusa, magis minusve rcpando-crc-
nata, in petiolum brevein decurrentia, supra undique subtus praeser-
tim ad costas pube brevi scabra, aetate glabrescentia, spicae in ramis
articulatis terminalibus 1 — 3 brevi -pedunculatae, bracteis ovalihus
obtusis hirsutis, bracteolis linearibus. Ruellia hirsuta Nees in DC.
Prodr. I. c. p. 148. — Juslicia hirsuta Va/U Symb. II. p. 3. —
Nclsonia Willd. Spcc. ed Dielr. I. p. 419. — J . prunclloides Lam.
llluslr. I. p. 40. — /?. Lalifolia Nees l. e. foliis latioribus, subius
in costulis hirtis. — Ti mor. Java.

12. Ruellia COnfuÜS nees /. c. FoKa ovali-oblonga vel oblonga
in petiolum attenuata, cum caulebasi repente adscendente pubeseenti-
scabra, altero ejusdem jugi duplo minore, spicae in ramis longis ar-
ticulatis axillares terminalesque tetragonae, bracteis ovalibus acuti?,
basi cuneiformi-sessilibus, hirsutis, bracteolae lineares, calycis laci-
nia dorsalis paullo longior. — «. Foliis acutis undulato-crenulatis,
spicis longioribus. Ruellia venosa BI. Bijdr. p. 795? — /?. Foliis
obtusis, spicis brevioiïbus, caulc magis pubescente.

cc. Eiland Boetoe Cawanes tegenover Poeloe Pinang. —
Java? — (?. Malakka.

13. Ruellia SUmatrensiS RöTff. Setis articulatis aspera, caulisre-
peus adscendens simplex, folia petiolata ovali-lanceolata subintcgcr-
rima (obsolete denticulata) margine setulis confertioribus subalbida,
subtus pallidiora, inferiora f, sup. 1 poll. longa, iloralia 4, oblonga,
subemarginata, llores terminal es fasciculati sessiles (fasciculi 3 — *■
flori) bracteis subpetiolatis imbricatis ovali-lanceolatis serrulatis se-
tosis, calvx profunde 5-partitus,setosus,laeiniu una diuiidio fere bre-
viore. Ruellia sumatrensis Roth Nov. Spec. p. 311. Nees l, c.

Sumatra.

14. Ruellia Blnmeana kees Lc. Caulisrepens subinde subadscen-
dens ramosus patenti-hirsutus, folia breviter vel brevissime petiolata
e basi acuta vel subacuta oblongo-elliptica vel fere ovata apice sub-
attenuataobtusiuscula, dense repando-crenata vel repanda, subtus cos-
tivenosa et magis hirsuta, 1 — 1± poll. longa, spicae axillares ternu-

ACAHTHACEAE.

789 HUELL1A.

nalisqne ovoideae, pedunculis folio brevioribus vel longioribus, brac-
teis oblongis utrinque attenuatis hirsutis, bracteolis linearibus. Ruel-
lia repanda BI. Bijdr. p. 794, non Linn. — Prunella molucca
sylveslris alba Rumph. Ilerb. Amb. VI.p.31 descripl,non /j^.quae
ad R. discolorem videtur spectare. — "Variat foliis subintegerrimis
nee non minus hirta, foliis lanceolato-oblougis usque tripollicaribus,
utrinque acutis (zoll., u. 660).

Java (bl., zoll.) iu de wouden op den Brainbanas (jungii.). —
Molukken (rumph.).

15. Ruellia Decaisniana ness /. c. p. 150. Caulis suffruticosus

procumbeus glabriusculus, folia ovata vel oblonga obtusa repando-
crenata, basi in petiolura attenuata, supra lineolata tuberculato-aspera,
subtus cum spicis hirsuta, spicae axillares terminalesque breviter pe-
dunculatae oblongae, bracteis oblongis obtusissimis, bracteolis linea-
ribus. — Bracteae plerumque flavo-hirsutae subglandulosae. Capsula
8-sperma. — «. foliis oblongis Nees l. e. Slrobilanlhes hirsuta
Dccaisn. in Nouv. Ann. Mus.lll. p. 3SQ,cxcl.sijn. (ubi Str. hirsuta
loco hirlae). Spanoghe l. c. p. 323. — B. scabra Gaudich. herb. —
$. Foliis latioribus ovatis, Nees l. c.

Java, in de bergstreken langs de rivieren, in de wouden op den
Brambanas, Gedé enz. (jungh.). — Timor (gaudich., spanogii.).

16. Rnellia rhytiphylla nees l.c. Caulis procumbens geniculatus
glaber asperulus, folia oblonga in acumen médiocre obtusiusculum at-
tenuata, in petiolum brevem acute desinentia, rigida giabra, supra li-
neolia elevatis intricatia rugoso-aspera, subtus glaucescentia, inferiora
repando- vel sinuato-crenata, superiora subintegerrima, spicae termina-
les ternae pluresve congestae breves brevi-peduncnlatae ovatae liirsutae,
bracteis ovato-oblongis acutis hirsutis ciliolatisque, bracteolae calycc
breviores calycisque laciniae lanceolato-lineares acutae villosae sub-
glandulosae; filamenta apice lanata. — Praeced. aftinis, rugosa indolc
caet. distincta. — Philipp. e il. (cüming n. 1016).

§ 3. Erectae vel suberectae, nunc suffruticulosae.

17. Raellia discolor nees l. c. p. 149. Caulis erectus trichotomus
ramis saepe geminis, inferne glaber, folia oblonga obtusa repando-
obtuso-dentata, basi cuneatu in petiolum brevem decurrentia,juveniha
subtus incano-pubescentia discolora, supra sparsim lineolata, spicae
axillares termi nalisqne brevi-pedunculatae, bracteis ovali-obloimi •

ACANTHACEAE. 790

«ÜELLIA.

acutiusculis villoso-iucauis, infimis majoribus involucrantibus, brac-
teolis linearibus calyce brevioribus. Rucllia allernala Burm. Fl. Ind.
p. 135 excl. parlim syn. Bumph. — Prunella molucca sylveslris
alba var. foll. subtus albts, Rumph. IJerb. Amb. V. (jo.31) (ah. 13,
fig. 2. — Molukkeu (rumph.). Java (burmain; zoll.). Bin-
ding ari mal. Lire Lire tem., Daoen ila ilajav.

18. Ruellia Junghahniana miq. Kamosa erecta? caole ramisquc
obtuse tetragonis faciebus 2 canaliculatis, folia opposita inaequalia,
altero multo minore, e basi anguste cuneata integerrimft lanceolato-
oblonga acute et anguste acuminata, caeterum serrata, utrinque striu-
lata, subtus in nervis subpubera glabrescentia, majora 2£ — 1 poll.
longa, spicae axillarcs bifidae vel simplices folia aequantes vel supe-
rantes, pedunculatae, inferne parvifoliatae, distanter paucillorac, ilo-
ribus oppositis superne ternis, bracteis viridibus foliaccis ellipticis
vel supremis orbiculatis, caducis, (callo relicto), calvcis laciniac li-
neares obtusiusculae, postica longior, pubescentes, corolla albida, limbi
laciniis emarginatis, semipollice parnm longior.

Java, in de wouden op deu Tankoeban Praoe, Julij (jukgii).

1 9 Ruellia decipienS nees in Wall. PI. As.rar. IN. p.SS.DC. Prodr.
I. c. Caulis fruticosus tetragonus, cura foliis ovali-oblongis 4 — 7 poll.
longis, utrinque aeuminatis repandis (praesertim subtus) asper, spicae
terminales compositae elongatae, bracteis irnbricatis ovalibus mucrona-
tis ciliatis deciduis, calyx 1| lin. longus, pauilo ultra medium divisus,
corolla (virginea) extus tomentosa, intus a tergo et ad basin starainutn
hirsuta. — Folia inferiora magis ovata, superiora cuneala. — Luzon
(hümce).

20. Ruellia lUZOna nees Lep. UI. Caulis fruticosus, folia vakfc
inaequalia oblongo- et obovato-cuneata sur3um grosse serrata gla-
bra; spica terminalis villosa imbricata, bracteis ellipticis acutis sub-
serratis, oppositis subaequalibus, membranaceis, venoso-penninerviis,
seraipollicaribus, persistentibus, bracteolae et calyeis laciniae ad basin
usque liberae angustae villosae. — Luzon (naNKE).

21. Ruellia trichotoma nees l. c. Caulis erectus frichotomus sca-
briusculus, folia lanceolata obtusa, in petiolum attcnuata, repando-
subcrenata, in costis marginibusque scabra, 1 — 11 poll- longa, spicae
terminales brevi-pedunculatae, bracteis patulis lanceolato-oblongis
obtusis BCabris, bracteolis liuearibus ;. calyx 4-partitus laciniis linea-

ACANTI1ACEAE. 791 RUELLIA.

ribus obtusis; superiore latiore bifida. Diplcracanthus lanceolalus
Zoll. et Morilz. Sysl. Verz. p. 47. //ïorte proprii geueris" nees.
Java (zoll.).

21. Ruellia quadrifaria wall; Cal. ». 7J52. Nees in Wall. pi.Js.

l.c. p. 83. BC. Prodr. L c. p. H7. Caulis fruticosus dichotomo-di-
varicatus scaber, iolia ovata utrinque acuta serrata hirsuto-incana; spi-
cae axillares terminalesque ovatae tetragonae, bracteis oblongis apice
scrrulatis, bracteolis nullis, calyx hirtus, corolla violacea pubescens, \
poll. longa. — •Voor- en Achter-In die. In Ava, op den Taong-
Dong.

23. Ruellia StrigOSa nees in BC. Prodr. I. c p. 148. Caulis her-
baccus erectus strigosus, folia ovalia utrinque attenuata obtuso-acurai-
naia, basi passira inaequalia magisque attenuata, obiter repando-crenata,
concolora, supra confertissirae lineolata, subtus scabra, spicae termina-
les 1 — 3 ovales tetragonae brevi-pedunculatae, fructiferae squarrosae,
bracteis oblongis acutiusculis basi attenuatis foliaceis birsuto-ciliatis,
bracteolis nnllis, corolla semipollicaris incurva. — 11. bicolori ex nees
aecedere videtur, sed folia subtus vix discolora. — Philipp. eil. (cu-
mjxg n. 588).

24. Ruellia Cumingiana nees l. c. Caulis herbaceus erectus glaber,
folia ovalia obtuso-acuminata, basi attenuata, aequalia, obiter repando-
crenata, supra confertissime lineolata, subtus pallidiora, utrinque glabra,
spicae axillares terniinalisque oblongae tetragonae brevi-pedunculatae,
fructiferae subsquarrosae, bracteis ovalibus obtusissimis sessilibus sub-
membranaceis glabris ciliatis; bracteolis nullis. — Philipp. eil. (cu-
Ming n. 1310).

§ 4. Dubiae:

25. Ruellia Obliqua pers. Enchir. II. p. 1 7 7. Folia ebasiobliquu
ovata crenato-dentata scabra petiolata strobilique pubescentia. — Java.

26. Ruellia repenS blanco Fl. FiUp. p. 493 {non BI). Folia bre-
vissime petiolata lanceolata integerrima glabra supra dense lineolata,
spicae terminales fasciculatae, fl. distantes oppositi, bracteolis angustis
laDceolatis, calyx profunde 5-fidus, laciniis angustis attenuatis, corolla
campanulata, stamina 4 basi corollae inserta, filamentis brevissimis, an-
theris grossis, stigma simplex, capsula angusta 6-sperma. — Philipp.
eilanden.

27. Ruellia flava roxb. Fl. Ind. Hl. p. 43. Fruticosa, glabra, folia
petiolata e basi valde attenuata oblonga ventricosa subintegerrirna, spicae
«errninales, corollae anguste campanulatae subaequalis limbus obliquus,
laciniis rotundatis; filamenta longiora extrorsum valde barbata. —
Pegoe.

28. Ruellia flagelliformiS roxb. /. C p. 47. Herbacea, ramis diffu-

ACANTHACEAE. 792 ASYSTASIA.

sis, folia radicalia petiolata oblonga obtusa, caulina disiantia subses-
silia subrotunda, fl. axillares glomerati scssilcs, capsula linearis poly-
sperma. — Molukken.

29. Rliellia obOVata el. apud steud., cum seq. mihi baud cognita.

30. RuelUa tetragona bl. Cat- Buitens, p. 85 {R. Blumci Sleud.).

11 u e 1 1 i a A n a g a 1 1 i s b-ürm. FL Ind. p. 135 e Java, videtur Bomiaya
grandiflora bentii. inter Scrophularineas (Conf. supra p. 697.)

XX. ASYSTASIA blume. Calyx 5-partitus aequalis. Corol-
lae subinfundibuliformis limbus 5-fidus subaequalis, lacinia supe-
riore concaviuscula. Sta mina 4 didynama iDclasa, per paria basi
connata. Antherae biloculares loculis parallelis basi callosis vel
a|)peudiculatis. Stigma capitatum, bilobum vel bidentatum. Cap-
sula basi compresso-attenuata, asperma, superne depresso-tctragona
bilocularis, 4-sperma. Se mi na retinaeulata discoidea lobata, basi
angulo prominente. — Herbae vel fruticuli in calidis et temperatis
Asiae et Africae, racemiflorae, fl. coeruleis vel luteo-coeruleo-varic-
gatis.

1. Asystasia? Kuntbiana nees in Wall. PI. As. rat. III. p. 89.

DC. I. c. p. J 63. Caulis fruticulosus teres cum foliis oblongis sub-
tilissime liueolato-scabriusculus, fl. axillares fasciculati suboppositi,
calyx pubescenti-scaber. Ruellia Wall. Cat. n. 2419. — Po el o e
Pinang.

2. Asystasia Cbelonoides nees l. c. Caulis dichotomus subpüosos,
folia e basi acuta elliptico-oblonga acuminata repando-crenata supra
roargincque pilosuia vel glabra, racemi axillares et terruinalis sirnplices
vel trifidi secundi, pedicelli calyce glanduloso-scabro paullo brevio-
res, corolla 1^-pollicaris purpurea subbilabiata, antherae basi c&Uosae.
Ruellia coromandclina Walt. Cat. n. 2399 e. — R. chelonoides cj. »«
2335 ö. b. — Voor-Indië, algemeen. — Ceylon.

3. Asystasia coromandelina kees L c. DC. L c. p. 165. Wighi

lcon.lV.tab.lbQ6. Caulis diffuse ramosus, villosus, pubescens, sca-
ber vel subglaber, folia cordato-ovata, ovata vel suborbiculata, supra
lineolato-aspera, racemi axillares elongati secundi, calycis lacimae
acuminatae, corolla pollice longior infundibuliformis, basi lu<ea, limbo

ACANTlIiCEAE. 79S ECILNACANÏIIUS.

coeruleo. Ruellia coromandelina Wall. Cal. n. 2399. R. secunda
cl II fdiformis Klein herb. — R. secunda Wall. herb. — Juslicia
gangetica Linn. Am. Acad, IV. p. 299 (excl. syn. omn.P). Burm.
Fl. hul p. 9, tab. 4, fig. 2 ?. — Ruellia secunda Vahl Symb. III.
p, 84 1- Fa//i ujw Zto/t' Meed. Hort. Mal. IX. p. 85, tab. 45.

Geheel Indië. — Ceylon. Java.— Kaap. Westkust vau
Afrika.

4. Asystasia Blumei nees in BC. Prodr. I. c. p. 167. Caulis erec-
tus dichotome ramosissimus, folia ovato-oblonga acuminata obsolete
crenata, supra punctata sparsimque et in margine pilosa, racemi axil-
lares terminalesque laxi nutantes, calyces glabri subsessiles, tubus
corollae gracilis fauce longior. Asystasia inlrusa BI. Bijdr. p. 790
excl syn. Ruelliae intrusae Forsk. A seq. aliisque corollae tubo
graciliore et longiore differt.

Java, op vochtige belommerde plaatsen om Buitenzorg (bl.), op
den G. Bandjinang (jungh.).

5. Asystasia nemorum kees in Wall PI. As. rar. III. p. 90.
BC. l. c. Caulis erectus dichotomus, folia elliptico-oblouga acuminata
obsolete crenata, supra pilosuia, racemi axillaresterminalisque secundi
subspicati, calyces hispiduli, corollae tubus fauce inflata brevior.
Ruellia nemorum Wall. Cal. {herb. Russcl.) «. 2399 c. — R. se-
cunda var. herb. Ucyn. — R. coromandelina Wall hcrb.n. 2399,
b. e, — A. chelonoidi similis, sed differt caule laxiore fere seunper
glabro, fl. minoribus.

Voor-Indië. Java, om Buitenzorg (bl.).

XXI. ECHINACANTHUS kees. Calyx 5-fidus subaequalis. sub

fructu erectus. Corollae infundibuliformis lirabus aequahs. SU-
mina 4 didynaraa inclusa, per paria basi connata. A n Ui e r a e sagit-
Uttae ovales oblongae, birtae, loculis parallelis, basi uni- vel bi-calca-
] ati S . Stigma simplex. Capsula teretiuscuk bitoculans, a basi poly-
«penna. Septum completura, adnatura. Semina cordato-subrotunda
compressa, retinaculata. — Herbae, inflorescentia cymosa vel.suopa-
"iculata, bracteis angustis, bracteolis nullis, floribus mediocribusglan-
(1 ulosis; inflorescenti! et antlieris basi aristatis a Kuellns distmetae.

i. Echinacanthus attennatus ümfe Waii.Pi. As. rar. m.p. 90.

30. Prodr. le.-p.lM. Herba '_-l-pedaIis erecta simplex pyramidata;

ACANÏIIACEAE. 7 Ü i LEPTACANTIIUS.

folia inferiora oblongo-ovalia, basi cuncata, subJentata, glabra, panicula
terminalis subnuda, glanduloso-pubescens, corolla pollice nonnihil bre-
vior. Ruellia atlenuata Wall. Cal. n. 2345 bis. — Nepal. Assara.

XXII. LEPTACANTHUS kees. Caly cis 5-partiti laciniae an-
gustae, superior saepe longior, raediae breviores, anticae aequales. C o-
rollae infundibuliformis li mbus 5-lobus inaequalis, laciniis dua-
bus superioribus majoribus adscendentibus. Staniina 4 didynama, non
exserta. Antherae primum cordatae, demum semiovales, loculis an-
trorsum parallele contiguis. Stigma subulatum, basi supera retrorsum
liamata. Ovarium a basi ad medium quadriovulatum, ovulis crasso-
retinaculatis. Capsula oblonga, a tergo depressiuscula, a basi bilo-
cularis, a medio tetrasperma. — Panicula terminalis tricbotoma parvi-
foliata, 11. secundis, speciosis, coeruleis.

i. Leptacanthus Walkeri kees in dc. Prodr. i.c. p. 170. wighi

Icon. IV. lab. 1507. Caulis superne hirsutus, folia longiuscule petio-
lata, caulina e basi longe cuneata ovali-oblonga, longe acuminata, subtua
pubescentia, repando-crenata. 4| — 5i-pollicaria, floralia minima ovato-
acuminata oblongave, panicula dense glanduloso-pilosa, calycis laciniae
lineari-filiformes, superior paullo longior. — Variat foliorum floralium
forma acula vel obtusa. — Ceylon. Voor-Indië.

XXIII. STROBILANTHES blume. Calycis aequalis vel sub-
aequalis 5-partiti laciniae herbaceae vel scariosae saepe angustae.
Corolla e infundibuliformis tubus in limbuni majusculura campa-
nulatummagis minusve abrupte transiens, laciniae aequales vsl sub-
aequales, rarius subbilabiatim dispositae, rotundatae vel emarginatae.
Staniina 4 didynama, in unica, specie 5 Ü rudimeuto, utplurimum
inclusa, filamentis tubo decurrenti-adnatis, nunc basi membrana
junctis,monadelphis, majoribus vulgo barbatis. Antherae oblongae
muticae, loculis parallelis contiguis aequalibus, in quibusdam basi
divergentibus. Stigma subulatum, incurvum vel involutum, dorso
spongiolosum, canaliculatum. Ovarium 4-ovulatum. Capsula co-
lumnaris tetragona vel suturis prominulis sub- 6-gona, fere ad basin
bilocularis, in medio tetrasperma vel dispernama cum 2 ovulis sterili-
bus basi fere insertïs. Septum tenue, sursum incompletum, adnatum,
a valvulis quandoque solubile. Semina discoidea, angulata, in am-
bitu utrinque areolata, angulo juxta liilum magis prominulo, reti-
naculis uncinatis. — Trutices vel herbae Indiae orientalis, floribus
bracteatis et bracteolatis, nunc in spicas magis minusve densas vel
in fasciculos varie involucratos collectis vel rarius cymosis, in ordine

ACANTHACEAE. 705 STRODILAXTFIES.

majoribus, saepius coerulcis vel albis. — Ab Ruellia, ovulorum nu-
mero, capsula ad summum 4-sperma caque basi sterili distinguitur,
Goldfussiain kees et probabiliter Stenosiphonium includens.

A. Genuinrta. Stamina breviora suberecta, majoribus haud multum
min om, illorum filamenta saepe barbata.

f ]. Spicae densae strobiliformes, bracteis imbricatis, saepe colorat is.
* Spicae erectae.

1. Strobilanthes timorensis kees in BC. Prodr. I. e. p. 178.

Suffruticosa, caule erecto apice corymboso, folia lanceolata obtusc
acwnmata grosse repando-serrata, inpetiolum attenuata,supra sparse.
hirta, demum glabresceiitla, spicae circa apicem caulis et ramorum
alternae vel oppositae brevi-pedunculatae subglobosae, basi ibliaceo-
inval ucratae, bracteis ovato-lanceolatisobtuse acuminatis glanduloso-
villosis. — Sequenti similis, foliis multo minoribus et angustioribus
distincta. — Ti mor.

2. StrobilanthCS SCabra nees /. c. Caulis iïuticosus hispidus, folia
obovato-elliptica dentato-crenata, supra lineolata cxasperata setulisquo
üissitis lanata, subtus pallida, C — 8 poll. longn, inferiora obovataob-
tusa, spicae infraterminales oppositae, terminales ternae, glandulosne;
'iracteae lanceolatae 4-faviam imbricatae, acumine obtuso, corolla pu-
bescens purpurascens, capsula semipollicaris. Variat foliis supra setulo-
S K infl. lanuginosa (Ruellia scabnda Wall. Cal. n 2393) et foliis
nsperrimis (ft. scabra Wall, Cal. ». 2377). — Voor- en Achter-
in d i ë.

3. Strobilanthes aspera DfCAl&Y. Raini teretes erecti, folia mo-
dice (4 lin.) petiolata, e basi attenuatft lanceolata vel elliptico-lauceo-
Iata acuminata vel obtusa, repando-crenata, supra rugosa scabra, sub-
tus crassi-nervia et in nervis (4 — 5) piloso-scabra, 2-pollicaria,
spicae axillares subelongatae (2-pollicares) vel ad ramulorum apices
dispositae, bracteis obovatis vel lineari-spathulatis glanduloso-pilo-
sis, bracteolis 2 calyce \ brevioribus, lanceolato-linearibus obtusis
glanduloso-pilosis, calycis laciniae inaequales 3 majores, 2 breviores^
Hneares obtusae glanduloso-pilosae, corolla semipollicaris, capsulae
loculi 3-sperrni. Strobilanthes aspera Decaisn. inN.Ann. MusMl.
/'■ 785 (non Slr. aspera Wighl Icon. IV. tab. 15 18). — Nondum
vidi. Cum Str. crispa bl. et Str. hirsuta comparetur. An ob seminum
nomerum Ruellia? — Teste vero spanogh. /. c. p. 328 cadem ac
*W>1>» crispa bl. secl obstafc seminum numerus. — Timor.

ACANTUACEAÈ. 796 STROBILANTHES.

4. Strobilanthes Crïspa cl. Fruticosa, hispidulo-scaberrima, ad-
scendens, ramis tetragonis, folia e basi cuneata longe decurrente el-
liptico- vel obovato-oblonga acumiuata crispulo-dentato-crenata, fir-
mula (in sicco fragilia), supra lineolato-exasperata setulis sparsis
scabra, subtus pallida, iti costulis arcuatis demum reticulatis scabro-
pilosa caeterum parce lineolata, spicae infraterminales oppositae,ter-
miuales ternae, hirsutae, bracteis ovatis abrupte obtuso-acuminatis,
villoso-pubescentibus, exterioribus herbaceo-viridibus, vacuis, reli-
quis basi albo(?)-coloratis, corolla coerulea pollicaris. Slrobilanthes
crispa BI. Bijdr. p. 798. Nees l. c. Hassk. Cal. bog. p. 149. A
Strobilanthe scabra bracteis duplo latioribus diÖert ; a spec. seq.
vero statura minore, foliis brevioiïbus et latioribus, bracteis non tam
evidenter costatis. — Caeterum statura variat, foliis nunc amplis
cum petiolo brevi usque 8-polL, nunc parvis magisque angustis,
2 — 3 poll longis.

Java, in Tjandjor, Tjeribon enz., in de wouden der bergstreken
(bl., zoll.), op den Oengaran, bij Roukop (jungii.). — Hoeriptjai
sund. ofGodong nodjo jav.

5. Strobilanthes glaucescens nees ap. Wall. t. c. p. 85. Fruticosa,
caule erecto teretiusculo scabro, folia oblonga utrinque attenuata cre-
nulata, subtus glaucescentia in costis scabra, '6\ — 5 poll. longa, spicae
tcrminales, bracteis ovatis obtuse cuspidatis hispidis, corolla anguste
infundibuliformis purpurea, pollice brevior. Ruellia glaucescens Wall.
Cat. n. 7155. — Ava.

6. Strobilanthes dispar hassk. Caulis lierbaceus basi suflrutico-
sus erectus nodosus, glaber, ramis sanguineis, tetragonis, rainulis vi-
ridibus, folia opposita inaequalia, altero quadruplo minore, elliptica
utrinque acuminata crispato-serrata, reticulata, supra punctato-aspcia,
subtus glabra, spicae paniculatae axillares subtetragono-ovatae erec-
tae, bracteae ovato-acuminatae basi concavae albidae, apice virides
glaberrimae, bracteolae ternae, inferior maxima subrotunda concava
albida viridi-marginata, glandulis stipitatis ciliata, laterales binac
lineares obtusae albidae, apice virides, sepala angusto-lineana consi-
milia acquantes, corollae tubus exsertus subcurvulus, faux pW
glauduliferis subclausa, limbus aequalis albidus, stigma hamatum.
iSfrobilanlhcs dispar Hassk PI. Jav. r»r.jfc505. Apolcpsis ej.Cat.

ACAXTHACEAE. 797 STROBILANTHES.

bog. p. 150. Nees apud DC. U e. p. 261. An ob stigma hujus ge-
neris? — Java, in 's lands plantcntuiii te Buiteuzorg.

** Spicae virgineae cernuae. Capsulae in pluribus dispermac.

7. Strobilanthes parabolica nees in DC. Prodr. I.c.p.180.

Fruticosa, patule hirta, erecta, folia louge petiolata ebasi acutiuscula
yel brevi-augusto-cuneata ovata vel elliptica acuraiuata dense cre-
nata, submembranacea, utrinque scabriuscule hirtella, dense costu-
hita, subtus demum lacunoso-reticulata, spicae axillares terminales--
que ternae, capitato-globosae hirsutae, peduuculo coramuni petiolum
subaequante erecto, bracteis superioribus parabolicis subrotundis in
acumen breve obtusum abrupte contractis, bracteolis brevissimis liir-
sutissiinis, corollae faux hirsuta, stamiua hirsuta, majora limbum
aequantia, ovarium apice barbatum. — A Str. crispa statura altiore,
lrirsutie omnium partium, spicis globosis et bractearum acumine bre-
viore, bracteolis liirsutis calyce apice hirsutissimo multo brevioribus
satis diflert. — Ilaud longe distat Strob. aspera r. wigiit Icon.
IV. lab. 1518.

Java, in de wouden op de noord-helling van den Pangerango,
7000' (jüngii.).

8. Strobilanthes erosa nees l. c. Caulis suft'ruticosus asperulus,
folia oblonga utrinque acuta denticulata asperula, spicae axillares
terminalesque pedunculatae, basi foliis 2 caulinis conformibus sessi-
libus stipatae, ovales, bracteis foliaceis ovalibus vel oblongis obtusis
apice repando-crenatis scabris, inferioribus sterilibus. — A Strob.
echiuata nees (e Silhet) diflert foliis non evidenter crenatis, spicis
majoribus, bracteis apice haud serratis.

Java (zoll.), op den Salak (bl.).

9. Strobilanthes longifolia miq. Suffruticulus 3— 7-pedalis, cau-
lis basi repens adscendens tetragonus ad angulos asperulus, folia
ovalia utrinque acuminata, crenata vel subcrenata, supra liueolata,
glabra vel puberuia, spicae axillares terminalesque ovatae praesertim
juuiores cernuae, pedunculo trifido, bracteis candidis, sursum viridu-
«*, obovatis ventricosis vulgo subtrinerviis, inferioribus basi subcu-
«eatis, mediis ovato-elliptjfis obtusiusculis undique vel margine as-

ACA.NTIIACEAE. 798 STROBILANTÜES.

pero saltem albo-hirsutis vel subglabris, demum glabrescentibus, ca-
lycis laciniae Janceolato-subulatae obtusiusculae apice barbatae, an-
therae virides. Buellia long i folia Tkunb. in Herb. Yahl. — Var. «
bracteis dorso et apice hirsutis (Slrob. kir la BL I. c. p. 797 excl.
syn. Valü) quae Strob. asperae supra laudatae accedit. — Var.ficre-
nulala Necs l. c. bracteis margine aspero tantum hirsutis. Slrobi-
lanthes elata Jungh. in Nat. en Gen.Arch.il. p. 32. (Sir.crenulala
Hassk.Cat. bog. p. 148). — Var. / bracteis glabriusculis (Slróbi-
lanthes cernua BI. I. c. p. 797. Necs l. c.)

Java, in de bergstreken . — /?. Op den Lawoe (jungh.). /.Java,
op den Salak aan den Tjapoes (bl.\ op den Pangerango 4 — 6000'
(ju.ngiiuiin).

10. Strobilanthes involucrata bl. /. c. p. 799. Caulis sufiruti-

cosus glaber, folia oblonga utrinque attenuata serrato-dentata vel re-
panda, superiora ovata brevia, spicae axillares teriniualesquesolitariae
subrotundae glabrae, bracteis ovalibus ventricosis venoso-reticulatis
apice emargiuatis, calycis laciniae obtusae. Nees l. c. p. 164 et in
Wall. PI. As. rar. III. p. 83. — §. Foliis apicem versus dentatis
vel crenatis, supra margineque hispidulis (Buellia lupulina Wight
herb. Wall. Cal. n. 5355 b). — Probabiliter Str. lupulinae ivees
varietas, differt foliis minoribus caet.

Voor-Indiè'. Java, in de bergstreken op den Salak, Seriboe,
in Tjaudjor (bl.).

11. Strobilanthes polycephala miq. Caulis tetragonus faciebus
concavis, dense striulatus, supra nodos juveniles puberulus, folia op-
posita vulgo inaequalia, altero minore sed conformi, altero longe
petiolato, e basi cuneata decurrente elliptica vel ovato-elliptica, acu-
minata, crenulata, undato-repanda vel subintegerrima, supra lineolata,
puberulo-ciliolata, subtus puberuia, inflorescentia paniculata polyce-
phala foliata, spicae cernuae vel subcernuae, maturae erectae ovoideae
vix semipollicares, bracteis infimis vacuis, omnibus obovatis vel su-
penoribus subrotundatis, crassiuscalis, infimis basi subcuneatis, brac-
teolae calyci fere aequales lineares obtusae, calycis laciniae lineares
acutae, capsula ellipsoidea acuta, disperma cum ovulis 2 sterilibus.
A Strobilanthe ancolana diflert foliis obtuso-dentatis, spicis minori-

ACAXTHACEAE. 799 STBOBILANTHBS.

bus et bracteolis linearibus nee ellipticis, caeterum arctissime cogua-
ta. — Sex- decem-pedalis, Aprili il., Aug. fructif.
Java, op den Pangerango 3 — 5000', op den Gedé 5—7000'

(juxghuhn).

12. Strobilanthcs ancolana miq. Caulis tetragonus faciebas con-
cavis, flexuosus, lincolatus et verrucellosus, folia opposita vulgo in-
aequalia, altero multo minore, altero longe petiolato, e basi cuneata
decurrente elliptica vel ovato-ellipticaacuminata dentato-serrata, den-
tibus calloso-acutis, merabranacea, supra dense lineolata versus mar-
gines setuloso-pubera ciliolataque, subtus pubera, costulis utrinque
circiter 15, transverse venosis, majora 9 — 10 poll. longa, spicae
ovoideae ultro-semipollicares in ramis axillaribus parce decidueque
fohatis 3 — 8 (foliis ramulorum conformibus, altero saepe deficieute\
bracteis rotundatis concavis haud crassis, venosis, bracteolae 2, una
elliptica obtusiuscula parva, inelusa* altera bracteae conformis ex-
trorsa, calycis laciniae lineari-subulatae glabrae.

Sumatra, in Opper-Angkola, in de woudstreken 1— 3000' (juxg-
huhn).

13. Strobilanthes Teysmanni miq. Raini tetragoni versus nodos
patule puberi, folia .... fioralia e basi acutiuscula elliptica acumi-
mniata parvula crenato-dentata, supra lineolata, subtus praesertim
extrorsum pubera, spicae sub- 1 — l|-pollicares oblougo-ovoideae,
bracteis laxe imbricatis subsquarrosis, siccis fuscis cum margine, e
basi subattenuata rotundatis vel ellipticis concavis glabris margine
superiore reflexis,infimis vacuis, bracteolae 2 lanceolato-lineares ob-
tusiusculae calycis 5-partiti laciniis lineari-subulatis acutis paullo
longiores, capsula elliptica acuta apice pauci-setula, disperma cum
ovulis 2 sterilibus, semina versus margines pubera. — Spicarum for-
ffia a sp. superioribus jam distincta.

Sumatra, bij Battang baroes (teysmann). — Eigoe rigoe
Rembo mal.

14. Strobilanthcs? arborea spanogii. in Linnaea XV. p. 728.
Uulis arboreus (crassitie brachii huniani) cum ramulis geniculato-

ACANTHACEAE. 800 STRODILANTIIES.

nodosus, folia pctiolata opposita fasciculata, lato-ovata rostrato-acu-
minata, serrata, subtus glabra, parallele venosa, supra hirsuta; spicae
axillares corymbosae multiflorae; calyx 3-bractcatus, 5-fidus, lacinia
suprema majore; bracteae curn calyce pilosae viscidae; corollae tubus
basi compressus, partim incurvus supra ventricosus, limbo 5-lobo
subaequali, stamina exserta, stylus subulatus; capsula calyce inclusa
bivalvis 4-sperma. Flores flavi. — Non vidi. — Eiland Rotty, bij
Baü op kalkrotsen.

15. Strobilanthes imbricata nees in Wall. pi. As. mr. nr. p.

86 excl. syn. Strob. hirtae var. |3. — DC. Prodr. I. c.p. 186. Caulis
herbaceus erectus scaber, folia oblonga utrinque acuminata crenata
utrinque liirta subincana-, spicae axillares et terminales fasciculatae bre-
ves, bracteis obovato-cuneatis apice paleaceo-hirsutis, corolla 3 lin.
longa, violacea. Iiuellin imbricata Wall. Cal. n. 7156. — Achter-
In dië, op den Taong-Dong, enz.

16. Strobilanthes craSSifolia miq. Frutex praeter nodos et inflo-
rescentiae axiu et bracteas eiliatas supraque puberas glaber, densi-
folius, rigidus, rami tetragonis, folia opposita aequalia e basi cuneata
subdecurrente elliptico-oblonga brevi-acuminatasuperne obtusa, rigi-
dula crasse coriacea, subtus pallida, costulato -venosa striulata, supra
(adulta) glaberrima, 4 — 2-pollicaria, ramuli axillares parvifoliati flo-
rentes, bracteis seu foliis floralibus brevi-petiolatis vel sessilibus el-
liptico-oblongis repandis ciliatis, flores ....

Sumatra, bij Loeboe Aloeng (teysm.). — Lada lada rimbo
mal.

*** Spicae sursum secundae.

17. Strobilanthes sexennis nees ap. dc. iep. 187. Caaiisfru-

ticosus tetragonas, articulis inferius cingulato-rugosis, folia oblonga
utrinque attenuata sessilia basi subdilatata araplexicaulia, acute serrata,
pedunculi axillares bi- tri-fidi folium subaequantes curn spicis oblongis
subsecundis setoso-glandulosi, bracteis ovatis acutis, corolla calyce sub-
triplo longior incurva, laciniis emarginatis. — * Non nisi sexto anno
floret dein perit" (walker). — Ceylon.

**** Spicae squarrosae.

18. Strobilanthes amplectens nees m Wall. pi. As. rar.iiLp-

86. DC. I. c. p. 191. Herbacea, folia elliptico-oblonga utrinque atte-
nuata dentata hirta basi auriculata amplectentia, inferiora ampliora u«-

ACANTHA.CEAE.

801 STROBILANTHES.

que pedales, spicae axillares terminalesque tomentosae, bracteis spathu-
latis actitis squarrosis longe ciliatis. Ruellia Wall. Cat. n. 7158. Str.
aurkulatae affinis. — Ava.

19. Srobilantlies auriculata nees in Wall pi. As.rar. nr. p.sa,

tab. 295. DG. Frodr. I. c. Suffmticosa ramosissima, folia elliptico-
oblonga basi cuneiforrai auriculata amplexicaulia, inferiora 6 — 7, supe-
riora 14— 2 poll. longa, utrinque ad venas hirsuta, spicae axillares ter-
minalesque tomentosae bracteis subrotundo-cuneatis mucronatis squar-
rosis bracteolae nuliae, corolla pollicaris infundibuliformis, fauce inflata,
pubescens purpurea, subbilabiata. Ruellia Wall. Cal. n. 234-1, b. —
\ oor-I ndi ë.

20. Strobilanthes plumulosa nees /. c. p. sa. dc. i. c. p. 191.

Herbacea, folia ovato-elliptica acuta, basi cuneiformi auriculato-am-
plectcnlia, inaequaliter serrata, supra birta, spicae axillares et terminale»
sessiles, bracteis cuneifornn-obtusis longe ciliatis. — A Str. auriculata
differt foliia subtus glabris, bracteis non tomentosis caet. — Ava.

21. Strobilanthes moschifera bl. I. c. p. 800. Caulis herbaceus
inferne radkans, folia oblongo-lanceolata crenulata hirta, spicae axil-
lares terminalesque densae, bracteis calycibusque glanduloso-pilo-
sis. — Non vidi. Au hujus §?.

Java, op de berghellingen van Solassi in Tjandjor (blume). —
Bocntoet Si goeiig sund.

l D

**** Spicae mox denudatae.

22. Strobilanthes collina nees ih Wall PI. As.rar. I. c. p. 86,
DC. Prodr. I c.p. 192. Caulis erectus quadrangularis, folia oblouga
utrinque acuminatalineolatarepando-mucronato-crenata, glabra, 7 —
8 poll. longa, basi in petiolum pollicarem anguste acuteque margi-
natum decurrentia, spica terminalis tricliotoma casu bractearum cito
denudata glanduloso-pubesceus, bracteis lanceolatia acutis, corolla
pollicaris purpurea extus pubescens, fauce a tergo et palato barbata.
Poeloe Pinang (porter).

B. Goldfussia (nf.esio genus). Stamina breviora saepe valdeabbre-
'Jato, haud raro reflexa. Flores fasciculati vel cyraosi.

23. Strobilanthes bibracteata bl. Caulis herbaceus ramosissimus
foaricatus procnmbens, folia e basi in petiolum mediocrem acute
desineiite oblongo-lanceolata acurninata serrata puberuia multipli-
n «via, inaequalia, majus 4— 5 -pol li care, capitula axillaria termi-

F| ora van Ned. Tndië II.

ACAHTHAC1AB. 802 STHQWLANTHS*

naliaque brevi-pedunculata biflora, bracteis 2 (foliis floralibus) ova-
libus foliaceis serratis valvatim tecta. Stro bilant hes bibracleala BL
Bijdr. p. 799. Goldfussia bibracteata JSees in DC. Prodr. L c. p.
174. — Java, in de wouden der bergstreken (bl., zoll.).

24. Strobilanthes paniculata miq. Caulis herbaceus teteonus
glaber, folia opposita inaequalia, majora 6-pollicaria,ovalia,caudato-
acuminata, inaequaliter crenato-denticulata vel repaiida, glabra,sub-
tus raris pilis super nervos inspersa; spicae subglobosae parvaein ra-
mis longiusculis pauicularibustrifidis; bracteaeparvaeovali-oblongae
bracteolaeque et calycis laciniae lanceolato-oblongae obtusae rigidae
licet tenues subpellucidae apicem versus lacero-ciliolatae, corolla
pallide azurea (non rosea) pollice brevior extus puberuia, tuboinferne
constricto, subobliquo, laciniis 5 aequalibus ovatis emarginatis.
Goldfussia paniculala Nccs l. c. p. 174. Staininum filamenta basi
in membranam extus ad filamenta majora hirtam counata, majora
subexserta, stigma arcuatum unilaterale. — §. Alata Nees, pedun-
culis crassioribus subtetrapteris, bracteis apice subintegerrimis. —
Slrobilanlhes? alata Bl. Bijdr. p. 748. — AG. pentstemonoide
wall. difi'ert rami floriferis oppositis longis semel vel bis trilidis caet.

Java, in de bergstreken (horsf.), op den Pangerango 5000' (jung-
iiuhiv). — (j. Java (bl., zoll.).

25. Strobilanthes diclipteroides jjiq. Suffmtesceiis, ramosa, ra-
mis tetragoms, folia e basi cuneato-deeurrente toturn petiolum fere
marginanteellipticaacuminatarepando-erosa firma, supralineolata de-
mum asperula, subtus pallida dense costulata et venulosa in nervia
rariter scaberula, 6 — 3 poll. longa, pedunculi axillares oppositi vel
termiualea temi simplices vel trifidi foliis breviores, capitula 5 —
4-fiora foliis 2 ovatis parvulis inaequalibus sessilibus involucrata,
bracteae bracteolaeque scariosae ciliolatae obovatae apice lato sub-
truncatae basi angustatae conformes calycem aequantes,calyx 5-par-
titus, laciniis ellipticis obtusis caeterum bracteis consimilibus, corolla
extus glabra, tubo brevi, intus antice hirtello, stamina 4 didynama,
filaraentis majoribus deorsum hirtis.

Java, op den G. Wajang, Pengalengati, 5—6000' (ju.ngii)

26. Strobilanthes SUmatrana jiiq. Erecta, ramosa, caulcs ramique

iCANTHACBAl. 803 STROBILANTIIES.

atro-purpurei subtetragoni, folia brevi-petiolata inaequalia, altero tri-
plo ininore, e basi brevi cuneata integerrimu elliptico-lanceolata longe
anguste acumiiiata, creuulato-serrulata, supra dense lineolata, subtus
pallida costulisque utrinque 4 — 5 arcuato-aclscendentibus, majora
2j- fere 4 poll. longa, pedunculi axillares oppositi solitarii termina-
iesque terni, foliis longiores, utrinque sulcati, bracteae primo invo-
lucrantes mox deciuuae ellipticae mucrouulatae glabrae virides, calycis
5-partiti laciniae liueares obtusae hispido-liirtellae (uti bracteolae)
inaequales, corolk circiter l|-pollicaris e tubo angusto breviusculo
campanulata subaequalis extus vix pubera, intus inter stautina uni-
lateraliter hirtella, stamina 4 didynama, filameutis glabris, capsula
hirtella tetrasperma.

Sumatra, bij Alahan Pandjang (teysmann). — Ambong Arn-
bong mal.

27. StrobilantheS polybotrya miq. Erecta ramosa glabra, cauli-
bos tetragonis, folia opposita inaequalia, altero minore, e basi cuneata.
in petiolum protracta integerrima obovato-oblonga acumiuata, nunc
obliqua, grossiuscule serrata, serraturis incurvulis subcallosis, sub-
membvanacea, costulata, utrinque striulata, majora usque 7 -pollicaria,
paniculae axillares laxe ramosae, glabrae, bracteis caducis nudae.ilo-
res oppositi subsessiles, calycis turbinato-campanulati usque prope
basin 5-partiti glabn striulati 2 lin. longi rigiduli laciniae rnargine
angusto-scariosae, spatbulato-oblongae obtusae concavae uninerviae
nou carinatae, corolla statim supra calycem ampliata semipollice
parum longior. — Sumatra, bij de rivier van Baros (teysm.).

28. StrobilantheS pedUIlCUlOSa miq. Ramosa, ramuli foliaque
subtus in nervis rariter pilosuia, folia opposita vulgo inaequalia (al-
tero diversa proportione minore) brevissime petiolata vel superiora
sessilia, e basi rotundata vel subcordata ovata vel ovato-oblonga acu-
minata serrata submembranacea, supra striulata, subtus ad medium
circiter distincte costulata, 5—1 poll. longa, pedunculi axillares et
teiminales elongati rigidi trifidi, ramis apice inter bracteas 2 par-
vas biiloris, calycis f usque 5-fidi laciniae rigidae lanceolato-lineares
Wtoa glabrae striulatae, intus medio puberae, corollae extus puberae
tubos brevis coustrictus, reliqua pars campanulata, intus anticehirta,

51*

ACANTIIACEAï. 80 1

STROBILANTHES.

stamina 4 didynania, filamentis majorum hirtis,stylus dense hirtello-
pubescens, capsula glabra calyce semi-ciucta 6— 4-gona, glabra,
prope a basi 4-sperma.

Java, aan den voet van den Gedé 2—3000' bij Tjiboenar, Aug.
(jungh.). Sumatra, bij de rivier van Baros (teysji.). — Ladoh
Ladoh riembo mal.

29. Strobilanthes biceps MJa. Folia longe petiolata e basi cuneata

elliptica brevicuspidata crenata glabra multiplinervia inaequalia, 3] 8

po 1. longa, spicae axillares terminalesque geminae ovatae, bracteis
oplongo-lanceolatis spicam aequantibus; bracteolae calycisque laciniae
hirtae. Goldfussia biceps Nees in Wall. PI. As. rar. III. p. 88. —
Acht er-In dié', op den Taong-Dong (Wall.).

30. Strobilanthes filiformiS bl. Folia petiolata inaequalia, majus
cum petiolo fere tripollicare, e basi longe attenuata ovali-obloiiga
caudato-acuminata calloso-serrulata, glabra, multiplinervia, peduuculi
axillares simplices vel trifidi apice diphylli, flores brevi-spicati cito
denudati, bracteis fugacibus calvcibusque glanduloso-pubescentibus.
Strobilanthes filiformis BI. Bijclr. p. 800. — Goldfussia filiformis
Nees L c. p. 176.

Java, in de wouden op den Boerangrang (dl., JUKfifl.).

81. Strobilanthes speciosa bl. Bijdr. p. 799. Caulis suffrutico-

sus erectus nodosus, geniculatus, folia subsessilia lanceolatautrinque
acuminata argute serrata villosiuscula, capitula sub- 5 -flora casu fo-
liorum racemosa axillaria et terminalia, bracteis lanceolatis trinerviis
extus pubescentibus. — Java, in de wouden op den Megamendong,
Mei (bl.), op den Tjikoraï (volgens junghuhn).

32. Strobilanthes glandulosa bl. I. c. p. 800. Caulis adscendens
geniculatus ramosus, folia inferiora petiolata ovato-oblonga, crenulata,
supenora sessilia ovata, spicae breves subpaniculatae axillares et ter-
mmales bracteaeque lineares parvae cum calycibus glauduloso-viscidae.

Java, in de wouden op den Gede' (bl.).

33. Strobilanthes virgata bl. Zippcl. in Flora bol. Zeil. 1829,
p. 284, milü nondum cognita.

ACANTHACEAE. 805 ADESACAiNTHUS.

XXIV. ADENACANT1IUS nees. Calycis tripartiti lacinia supe-
rior trifida. C o r o 1 1 a e infundibuliformis limbus subaequalis 5-fidus
laciniis obtusis. Staruina 4 basi per paria conjuncta, didynama. An-
therae biloculares raagnae, loculis parallelis. Ovarium biloculare,
supra basin 4-ovulatum.

i. Adenacanthus acuminatus nees in Wuü. pi. As. var. m.p. 84.

DO. Prodr. Lc. p. 197. Herbaceus, caule erecto tetragono purpureo,
lineolato-asperulo; folia obiongaacuminata repando-deutataglabra, 4 — 5
poll. longa, opposito | min ore, supra Hneolata, utrinque glanduloso-
punctata; spica terminalis 1 — 3-pollicaris, rbachibus bracteis calyci-
busque glanduloso-pilosis ; bracteae oppositae ovato-oblongae vel ovatae
acutiusculae, basi ventricosae, rigidae, subenerviae, setis capitatis glau-
dulosae et ciliatae, calyce breviores; bracteolae oblougae obtusae 8-
nerviae setoso-glandulosae; corolla glabra f-poli. vel longior. liuollia
Sabiniana Lodd. Bot. Vat. lab. 1712. — Birma (wall., n. 7152).

Tribus V. Barlerieae nees in Wall. PI. As. rar. III. p. 75.
DC. Prodr. L c. p. 222. Calyx inaequalis, aliis 4-partitus, laciniis
antica et postica majoribus, mediis interioribusque minoribus, aliis
subbilabiatus 2 — 5-partitus. Corollae faux raagis ininusve inflata;
limbus vel parum inaequalis cum fauce infundibuliformis, vel bila-
biatus. Stamina 4 didynama, tubo circa basin inserta, altero pari
brevissimo subiude abortivo. Autherae biloculares angustae. Cap-
sula juxta basin tetrasperma, rarius disperma.

XXV. BARLERIA liiïn. Calycis 4-partiti laciniae cruciatim
oppositae, superior et inferior multo latiores et plerumque lon-
giores, integrae vel inferior emarginata (rarius bipartita), mediae
augustiores, rarius omnes subaequales. Corollae infundibuliformis
tubus ratione limbi brevis vel longissimus, limbus cum fauce co-
nico-dilatatus 5-fidus, lacinia superiore breviore vel subbilabiatus.
Stamina 2 fertilia, circa basin tubi inserta, faucem limbumve sub-
aequantia, adjectis 3 substerilibus nunc minutissimis. Antherae
lineares biloculares, loculis parallelis muticis. Capsula obiongaacu-
minata, compresso-tetragona, a basi ad medium 4 -sperma. Septum
mtegrum adnatum. Semina pellicula demum floccosa induta. Re-
tinacula mediocria valida. — Herbae vel frutices; infloresccni.
axülaris vel spicata; fl. speciosi.

. § 1- Sepala majora denticulata. Corolla subringens, labio sup. indi-
go, inf. longiore dilatato 4-fido laciniis aequaübus. Stigma cyhndn-

ACAN'TIIACEAE. 8Q6 BARLERIA.

dim apice transverse bilobum, lobis obtusis, inferiore multo breviore,
Bracteae magnae, sepalis majoribus similes. Pscudo- Barleria Oersl.
{genus) l. infra laudato.

1. Barleria hirsuta nees ap. Wati. i. c. dc.i. c. p. 225. Fruticosa

hirsuta; folia e basi in petiolum attenuata cuneato-oblonga, acuminata,
5 — 7 poll. longa, supra aspera, utrinque setuloso-lrirsuta et lineolata ; spi-
cae axillares subsessiles breves densae, braeteis denticulatis nJucronu-
latis ellipticis vel elliptico-ovatis, pollicaribus, hirsutissimis, calycia
lacinia inferior integra, corollae fere bipollicaris coeruleae tubus elon-
gatus. limbi laciniae 4 cuneifortnes, superior brevior ovata. — Ava,
op den Taong-Dong, in bet gebergte Prome (vvall.).

2. Barleria polytricha wall. i. c. p. 72, tab. 82. Nees 1. eet ap.

DC. I. c. Fruticosa? hispida, folia e basi in petiolum attenuata obovato-
vel oblongo-cuneiformia, supra lineolata, utrinque hirsuta, spicae axil-
lares breves subsessiles, braeteis obtusis vix mucronatis, calycis lacinia
superior (vel inf.?) bidenticulata, corollae tubus elongatus. — A praeced.
dilfert foüis supra quidem pilosis, sed piüs non e tuberculis exortis,
braeteis magis obtusis vix mucronatis et ealyce. — A e h t er-In die,
aan den Irawaddi enz. (vvall.).

3. Barleria coernlea roxb. fl ind. 111. p. 39. Nees ap. dc. 1. c.

p. 226. Frutescens, caule appresse strigoso, foüa e basi in petiolum
decurrente elliptico-oblonga acuta, supra lineolata, glabra, spicae axil-
lares subsessiles breves densae, braeteis ellipticis apice subattenuatis
mucronulatis ciliatis, calycis lacinia superior emarginata, corollae tubus
elongatus. — A B. hirsuta differt indumenti indole, strigis cauli maxime
adpressis, foliis basi non adeo cuneatis, petiolatis vel cuneata basi ses-
silibus, ealyce caet. Barleria slrigosa Willd. Spec. III. p. 379. —
Voor- en Ach ter- In di ö,

. 4. Barleria nitida nees ap. Wall. i, c. p.%i. dv. i c.p. 224. Cau-

lis fruticosus, strigosus, folia petiolata ovata vel elliptica, juniora supra
sparse setulosa et lineolata; spicae ad apicem caulis confertae, braeteis
ovato-ellipticis acutis denticulatis ciliatis nitentibus; calycis laciniae
majores inaequales rhombeo-ovatae acutiusculae ciliatae et strigosaej
corollae lacinia inferior brevior, tubus mediocris. Wight Icon. U. lab.
454. — Barleria coeruleaWall. n. 2509 h. - B.pungem Uerb. Heyne.—
Algemeen in Voor-Indië.

§ 2. Sepala majora mucronato- vel cilialo-dentata. Corollae tubus»
mediocris faucem aequans, limbus ut in § 1. Stigma conicum. Bracteae
bracteolaeque lineares nmcronato-subulatae. Barleria Oerst. I. c.

5. Barleria conspicaa nees op. Wall. I. c. p. 1)2, DC. t. c. p. 226.

Folia oblongo-cuneiformia cuspidata cum caule lineolato-strigosa,iii-
feriora 10 — 12-poll., superiora non multo breviora sed angustiora,
spica terminalis elongata, bracteae bracteolae calyeisque laciniae ma-

ACANTHACEAE.

807 BARLERIA.

jores subaequales lanceolatae, fl. diandri, stamina breviora anantheva
uncinata, corollae f poll. tubus limbum subaequans. Justicia con-
spicua Wall. Cal. n. 2460. — Poeloe Pinang.

6. Barleria dichotoma roxb. L c. p. 39. Nees L e. Suffrateaoens,

ramis obtuso-tetragonis appresse strigillosis, folia petiolata oblongo-
vel elliptico-lauceolata, utrinque basi longe atteuuata, 1^ — 5 poll.
longa, utrinque in nervis praesertim inargine strigillosa, supra li-
ncolata, spicae axillares et terminalcs a basi brevi- bifurcae, ramis
3 — 5-iloris, bracteis lineari-lanceolatis parce dentatis et ciliatia,
calycis laeiniae majores ellipticae ciliato-serratae inaequales, corolla
candida bipollicaris, tubo extus pubero, filameutum quintum steri-
libus 2 vix brevius. Barleria muUiflora Hassk. Cal. bog. p. 149.
1'L Juv. rar. p. 507. — Var. |S. strigis densioribus, bracteis parce
eüiatia integrisque (Lepidagalhis Iaciniata Wall. Cal. Stippl. n.
118 &»>. — Corollam coeruleam dixit nees, qualis sicca est, sedm
vivoalba. — Voor- en Achter-Indië. — Poeloe Pinang.
Java, in het wild en tot omheining van tuinen. —China, bij Hong-
kong. — Djaroeng bodas sund.

7. Barleria iaciniata kees ap. w a u. i. c. p. 91. dc. l. c. ivuticu-

losa, hirsuto-flavescens, folia ovato-oblonga vel elliptica acutninata,
8| — 4 poll. longa, in netiolum brevissimum deainentia, fl. terminalcs
subcapitati, bracteis erectia lineari-lanceolatis rigidia calycisque lacimis
majoribus oblongo-Ianceolatis pectinato-ciliatis. Lepidagalhis Iaciniata
Wall. Cal. Suppl. n. 7 1 4 1 . - A c h t e r - 1 n d i ë, op den Taong-Dong,
aan den Irawaddi (wall.).

8. Barleria ciliata roxb. I e. p. 38. Nees l. e. p.MS. Eruticosa,

appresso-strigosa, folia brevi-petiolata lauceolata vel elliptico-lanceo-
lataacuta, 3^— 4 poll. longa, flores axillares solitarii vel saepegemim
aut terni, subsessiles, bracteis liuearibus strictis dentato-cihatis ;
calycis laeiniae majores subaequales oblongo-ellipticae confertim
ciliato-dentatae reticulatae pubescentes vel hirtulae, stamina 5, quo-
rum 3 brevissima sterilia (2 antheris cassis, tertio ananthero se-
tiformi). Barleria crislala Blanco Fl. Füip. p. 492. Hassk. Cal.
bog. p. 149. PI. Jav. rar. p. 506. Zoll. herb. n. 2995. — B. bi-
tuminosa (loco bispinosa) Noronh. Verh. Bat. Genootsch. V. p. 70.
Differl a B. cristata caule fruticuloso humiliore ramuloso, foliis mino-

ACANTHACEAE. 808

DICRANACANÏHUS.

ribns angustioribus, 11. axillaribus subsessilibus vel plane sessilibus,
caljcis laciniis majoribus subaequalibus earumque forma, praesertim
vero corolla longiore extus pubescente, ultrabipollicari.

In Indië algemeen. —Java (hassk., zoll.), veel tot omheinin-
gen. — De wortel een inlandsen geneesmiddel in Java. — Dja-
roeng wangoeof D. boelau mild,

9. Barleria cristata LlHïf. Herbacea, adpresso-strigosa, folia pe-
tiolata elliptica utrinque attenuata, pedunculi axillares brevissiini
pauciilori, bracteis lineari-subulatis ciliatis, calycis laciniae majores
inaequales elliptico-oblongae parce ciliato-serratae, corolla pollicaris
(nees) coerulea. Barleria cristala Linn. bpce. p. 887. Nees l. c.
p. 229 excl. var. — Burm. Fl. hul. p. 136. Bot. Mag. tab. 1G15.
Bot. Beposit. X. tab. 625. — Vix B. cristala Boxb. Fl. hid. I. c.
fjuaepariter ac Wight Icon. II. tab. 453 probabiliter speciem di-
versam refert, corolla longiore caet. distinctam.

Van Ceylon af over geheel Indië.

Observ. Barleria lupulina Lindl. I. c. in Javam introducta videtur
(filet l. c. p. 89, hassk., Belzia I. p. 79).

§ 3. Calycis laciniae majores subcordato-ovatae membranaceae ve-
noeae, laterales minutissimae compücatae. Coroilae tubus longissimus
apice intus villosus, limbo subaequaliter 5-partito. Stylus exsertus. Bar-
leriosiphon Oerst. I. c.

io. Barleria longiflora linn. fü. Suppl. p.290. Nees 1. c. p. 2:10.

Fruticosa, mollissime tomentosa. incana, folia e basi obtusa ovata obtusa
vel acutiuscula, cutn petiolo semipollicari 1| — 1| poll. longa, mollis-
sime tomentosa, non sericea, pedunculi axillares' brevissimi uniflori,
bracteolis linearibus reflexis, calycis laciniae majores aequales ovatae
obtusae reticulatae, interiores minimae ovatae setaceo-mucrouatae, co-
rollae bipollicaris tubus longus pubescenti-tomentosus. Vahl Sijmb. ï.
p. 45, tab. 1G, Roxb. Flora hul. III. p. 40. — Voor- en Achter-
Indië.

XXVI. DICRANACANÏHUS oersted. Characteres Barleriae, sed
calycis laciniae sup. et in f. parum majores vel omnes subaequales
conformes. Stamina 2 fertilia longitudine corollae, adjectis 2 multo
inmonbus substerilibus. Stigma unilaterale lineare. — Flores axil-
lares sessiles solitarii; bracteae nullae, bracteolae spinosae horizonta-
liter patentes. Conf. s. oeksted Mexicos on Ccntralamcrikas Acan-
thaccer p. 24.

ACAM'UAGEAE. 809 MIOMTIS.

1. DicranacanthUS bUXÏfoliUS OBBST. Fruticosus, patenti-hirsutus,
bracteolae axillares geminae spinosae oppositae divaricatae, alternae uniflo-
rae alternae steriles, folia e basi acuta elliptica vel subrotundata spinoso-
roacronata, saepe apicem versus denticulata, caulina polJicaria, calycis
spina brevioris laciniae subconformes strigosae ciliatae, corolla polli-
caris, rosea? vel coeruleaï Barleria buxifolia Linn. Spec. p. 807. Roxb.
tl. Ind. III. p. 37. Nees ap. Wall. I. c. p. 94. DG. I. c.p. 211. —
(an Burm. Fl Ind. p. 136. Hassk. Cal. bog. p. 249). — Var. a laci-
nia calycis iuf'eriore obtusa vel emarginata. B. obovata llamilt. I. c. —
B. crislala /3 Lam. biel. I. p. 340. Cara -Schuilt Rheed. Hort. Mal.
IL p. 91, lab. 47. — Var. fi lacinia utraque mucronulata apiceque
spinuloso-serraul; minor est et raagis hirsuta. — y. Rotundi folia IS ces
l. c. foliis subrotundatis — Voor- en Achter-In die. — Java?

XXVII. PRIONITIS uw*. Calycis 4-partiti laciniae subaequi-
longae spinoso-cuspidatae, exteriores (postica et antica) latiorcsova-
tae, interiores lauceolatae. Corollaeiufundibuliformisringentistubus
brevissimus, faux medio ampliata, limbi magni labium sup. brevius
iudi visum, inferius quadrifidum laciniis subaequalibus. Stamina 2
longitudine corollae, adjectis 2 multo minoribus sterilibus. Stigma
liueare truncatuin. Capsula ovoidea vel subglobosa, apice rostro
longo solido instructa, valvis tenuibus, septo completo valido lignoso,
juxta basin disperma, retinaculis longis gracilibus subacuminatis. —
Crabbea Harvey Genera S. Afric. p. 276.

1. PrionitiS Hystrix miq. Fruticosa; bracteae bracteolaeque steri-
les spinosae extrarameae in fasciculis quadrifidis ; folia elliptico-oblon-
ga utrinque atteuuata glabra apice mucronulata, supralineolata,sub-
tus margineque substrigillosa, nascentia deusius pilosuia, fiores axil-
lares sessiles verticillati'terminalesquespicati, bracteae bracteolaeque
iuferiores steriles fasciculatae, spinosae, superiores fertiles subulato-
spiuescent.es. Barleria Prionilis Linn. Spec. p. SST. BI. Bijdr. p.
«05. Decaisn. N. Ann. Mus. lil. p. 388. Wight Icon. IL fok 452.
Nees ap.Wall.l.c.p.9é>.DC.l. c.p. 33/. — B. Prionilis Blanco Fl.
Filip. p. 491. — Barleria fol. inleger r. spin. lateralib. Linn. FL
Zeyl. n. 231. — Prionilis Linn. Hort. Clïff. n. 486. — Lycium
iwUcum spinis quaternis Seba Thes. I. p. 21, lab. 13, fig. 1.
Coletla Veedia Rheed, Ilorl. Malab. IX. p. 77, lab. 41.— B. Hys-
tö* Linn. Mant. p. 89. — Ilyslrix frutex Rumph, llerb. Amb.
VII, p. 22, lab. 13. — Variat indumento densiore foliis angustio-

ACANTIIACRAE. 810

ASTERACANTHA.

ribusvcl rotundatis, floribus gilvis vel magis purpureis, vel omnibus
verticillatis vel sup. spicatis.

Van Ceylon over geheel Indië, den Sanda- Archipel, Mo-
lukken, Timor. tot op de Philipp. eiL verspreid. — In Java,
op moerassige plaatsen gemeen. — Koemalandëp of Lan dep/av.
Djaroeng Këmbang landëp *«*</., Kajoeof Boenga landap
mal. — Dient in geheel Indië tot omheiningen en in sommige ge-
westen als inlandsen geneesmiddel.

2. Prionitis pubiflora miq, Fruticosa; bracteaebracteolaequeste-

riles spinosae; bracteae fertiles subulato-spinescentes ; folia eliiptico-
oblonga utrinque angustata glabravel suprasetulosa; rloresaxillares
sessiles vel terminales spicati; calvcis laciniae majores oblongo-
lanceolatae acuminato-spijiescentes minuteglanduloso-puberulae; co-
rollae limbus latissimus, laeiuia inferiore paullo breviore. Barleria
pubiflora BenthJ in Fl. bol. Zeil. XXX1T. />. 557. Walp. Ann.
III. p. 220 ad stirpem Peninsulae indicae. //AffinisquidemB. Prio-
niti, at diversa imprimis corolla bipollicari extus pubescente, fauci-
bus amplis, limbi lobis late ovalibus." — Hassk. Relzia I. p. 82
ad stirpem in Java detectam: //Corolla infundibuliformis tenuiter
membranacea extus minutissime puberuia; tubus cum basi paullo in-
flatus, dein teres erectus, sed mox fauces versus dilatatus, pallide
Üavescens,iutus glaber, 7 lin. longus, limbus bilabiatus, 8—10 lin.
longus, 6— S lin. latus, labiurn sup. obovato-oblongum acutiusculum
8 lin. Iongum, nervis intensius coloratis percursum glabrum integer-
rimum planum erectum, inf. multo majus, 9—10 lin., é-partitttffl
laciniis oblongis acutis, lateralibus majoriblls. ,,

Voor-Indië. — Java, aan den voet van den Gedë (uassK.).

XXYI1L ASTERACANTHA jvees. Calycis 4-partiti laci-
nia superior paullo major, inferior bidentata. Corollae pro-
funde bilabiatae labiurn sup. bifidum, inf. trifidum, ad originem
laciniarum bicallosum. Stamina 4 didynama, per paria basi con-
nata. Antherae biloculares aequales, loculis parallelis glabris nu-
dis. Stigma simplex acuminatum. Capsula bilocularis compressa,
a basi 8 -sperma; septum adnatum. Semina retinaculis parvis suf-
fulta, ovata, compressa, basi truncata, laevia. — Herbae palustrcs

ACANTIIACEAE. SI] NIUBACAHTHÖS.

annuae, ad nodos spinosac, angustifoliae, fl. rubicundorum verticillis
spinoso-einctis.

1. Asteracantha longifolia neus ap. Wall. I. c. p. 90. BC. I. c.

p. 247. Magis minusve hirsuta, caulis quadrangularis ; folia lanceo-
lata utrinque attenuata, 4 — G poll. longa, basi contracta sessilia,
serrulato-ciliata. Barleria longifolia Linu. Amoen. Acad.TV.p.320.
Burm. Fl. hul, p. 185. — B. hexacanlha Moris in Acl. Taurin.
vol. 36, p. 188, lab. 7. — Anchusa angusii folia verticillis longis
aculeis armalis, Pluckn. Alm. p. 30, tab. 132, fig. 4.
In geheel Indië algemeen.

XXIX. NEUEACANT1IUSnf.es. Calycis bipartiti 1 a b i u m sup.
tri-, inf. bifidum. Corollae bilabiatae subringcntis labiura sup.
bidentalum, inf. profumle trifidum. Stam in a perfecta 4 didynama,
in lubo recondita, filamentis brcvissimis. Antherae parvae bilo-
culares, loculis obliquis ab apice filamenti pendulis, deorsura diver-
geiitibus, superiore cristato-pdoso; antherarum brcviorum staminurn
loculus inferior minor incorapletus. Stigma laterale oblongum. Cap-
sula compresso-tetragona, a basi 4-sperma. Sep turn completum ad-
natum. Semina ovato-subrotunda compressa laevia, retinaculis sub-
tensa.

i. Neuracanthus tetragonostachyns nees ap. Wati. i. c. p. 97. dc.

I. c. p. 248. Ruellia Wall. n. 7168. Frutcx scabriusculus, ramis su-
peme setulis inspersis; folia aequalia, 5— 5£ poll. longa, elliptico-
oblonga cuspidato-acuminata, in petiolum attenuata, firmula, indeter-
minale subcrenulata, supra subtilis.vime lineolata, subtus ad costas
scabra; spicae tetragonae, altera Ij poll., altera duplo minor; bractene
3— 3| Hn. iongae late ovatae acutissiinae concavae extus pubescentes,
margine e tuberculis ciliato-setosae; bracteolae 2 calyce duplo breviores
bneares acutae ciliatae; corolla 3 lin. longa. — Ava, op den'faong-
■Dong (WALL.).

XXX. LEPIDAGATH1S willd. Calycis 5-partiti lacinia
superior maxima, iufimae 2 altras, in quibusdam fere totae con-
natae. Corollae bilabiatae labium sup. integrum, bidentatum vel
"ifidum, laciniis tum iis labii inferioris ttïfidi conformibus. Sta-
mina 4 didynama inclusa, per paria consociata. Antherae bilocu-
lares, loculis parallelis, aliis contiguis, aliis basi divergentibus. Gap-
s ula bilocularis, bivalvis, juxta basin 4-sperma, pericarpio membra-
"aceo, septo rigidulo adnato. Semina compressa. — Herbae nunc

ACANTHACEAE. 812 LEL'IDAGATIIIS.

suffruticosae, parvae vel médiocres, multiflorae, ii. parvis purpuras-
ceutibus vel albidis, spicatis, spicis brevibus simplicibus vel glome-
rato-compositis, biserialiter secundifloris, latere altero bracteis va-
cuis obsito.

L Genuinae Nees apud DC. I. c. /). 249. Antherarura Ioculi contigui.
Folia inlegerriraa aut subrepanda.

§ 1. Calyx 4-partitus.

1. LepidagathiS humifusa DECAISN. Caulis procumbens ramosus,
ramis subincano-puberulis; folia parva (\ — 1 poll. longa) brevissime
petiolata ovato-oblouga mucrouulata integerrima, subtuspubescenti-
toinentosa, spicae capituliformes depressae in ramulis circa apices
ramorum congestae deusae; bracteae conformes calycisquc 4-partiti
laciniae membranaceae obtusae apice albo-lanatae, corolla bilabiata, vix
2 liii. longa, extus puberuia, capsula 4-sperma. Lepidagalhis hu-
mifusa Decaisn. in N. Ann. Mus. III. p. 386. Nees ap. DC. I. c.p.
349. — L. allenuala Zippel. herb.P — vCalycis laciniae Jaterales
augustiores, qua nota Barleriae geueri adjungitur, sed mediante L.
falcata in Lep. genus intrat". — Habitus Nelsoniae. — Ti mor.

2. LepidagathiS Straminea miq. Erecta, rigida, caule ramisque
oppositis vel quaternis tetragonis (faciebus 2 planis, 2 convexis) gla-
bris, striulatis, folia petiolata e basi cuneata rhombeo-elliptica vel
suboblouga acute acuminata, praesertim superne repanda, utriuque
striulata et inprimis in nervis puberuia, 2i — 1 poll. longa, subtus
tenuiter distiucte costulata, spicae terminales suburnbellato-fa.scicu-
latae, fasciculis subiuvolucratis, unilaterales oblongae, ^-fere 1 poll.
longae, maturae totae stramineae nitidulae subglabratae, bracteae
fertiles elliptico-lanceolatae concavae aristatae viridulo-flavidae palca-
ceae carinato-uuinerviae ciliolatae, bracteolae calyci conformes, ca-
lycis laciniae palcaceo-rigidulae, molliter decidueque ciliatae, aris-
tulatae, superiore lauceolatu trinervia, 2 inf. duplo angustioribus (illi
exacte antepositis et simul sumtis aequalibus) binerviis, fere ad \
a basi connexis, lateralibus angustioribus linearibus uninerviis, ma-
turis stellato-reflexis, corollae tubus calycem aequans, labii inf. la-
ciniae tres ellipticae, sup. indivisum ?, capsula apice pubera. Lepida-
galhis javanica Hort. bog. non BI. — Java?

ACANTHACEA1, 8] 3 LEPIDAGATHIS.

3. LepidagathlS falcata nees llluslr. Lepid. p. 28, ap. Wall. I. c.
l)C. I. c. Caulis fruticosus foliaque ovata obtusa glabra, haec 2i poll.
longa, spicae axillares falcato-recurvae; bracteae steriles fertilesque se-
cundae scariosae nervosae oblongo-acuminatae subaequales, calycis 4-
fidi lacinia sup. et inf. oblongae aequales, haec apice bifida. Ruellia
tcariosa Wall. Cal. n. 7166. — Ava, op den Taong-Dong.

4. LepidagathiS parviflora bl. Caulis herbaceus basi repens cae-
tevum erectus, folia triangulari-ovata subacuiniuata basi rotundato-
subtruncata repanda utrinque dense striulata et in nervis rariter
piüfera, spicae axillares et terminales geminae ternaeve hae subpaui-
culato-confertae, sccundiflorae, 1 — 2 poll. lougae, bracteae steriles
bracteolaeque subaequales uniuerviae calycisque laciniae villoso-cilia-
taepilis apice glaudulosis vel simplicibus, apice rigidulo mucronatae,
calycis lacinia inf. profunde binda* Lepidagathis parviflora Blumc
Bijdr. p. 801. Hassk. Cal. bog. p. 150. Nees l. c. p. 12. Wall.
Lep. 95. DC. I. c. — Indumento et foliorum figura. nee non statuni
èlatiore firmiore, spicis longioribus a seq. differt. Pubes in caulibus et
foliorum nervis rara et minuta subscaberula. Spicae graciles leviter
curvatae, partibus viridibus pube subcanescentibus.

Java, op de kalkrotsen bij Koeripan, Tjibogo, om Batavia (jungii.),
en Tjikao (bl.). — Philipp. eil. (ikL\ke).

5. LepidagathiS javanica bl. Caulis herbaceus basi repens majo-
rem partem decumbens adscendens, folia e basi cuneata ovato- vel
lato-elliptica vel sup. ovato-oblonga obtuse apiculata, dentato-sub-
repanda, chartacea, utrinque striulata, in nervis praesertim subtus
sparse puberuia, spicae conicae, majores incurvae, terminales ag-
gregatae, pollice breviores raro sublongiores et subcylindricae, brac-
teis fertilibus bracteolisque subaequalibus viridi-herbaceis mucronatis
cum calyce villoso-ciliatis pube glandulosa et simplici, calycis la-
cinia inferior profunde bifida. Lepidagalhis javanica BL Bijdr.
P. 801. Nees L c. p. 14, apud DC. I. c. p. 250. — L. parviflora De-
caisn. I. c . p. 387 {non BL). Zoli et Mortis. Sysl. Yerz.pAI.— L.
limorensis Sleud. Nomen cl. cd. all. — Aelheilemajavanicum Hassk.
Tijdschr. Nat. Gesch. X. p. 1 29. — A L. parviflora differt foliis basi cu-
neatis nee subtruncatis aut brevi-acutis, spicis abbreviatis. Folia 2—1
poll. longa. — |J. Laxior Nees l. c. foliis lanceolatis, spicis simpli-
cibus, longiusculis, terminalibus teruis. - Java, in de bergstreken,

ACANTIUCEAE. 814 , pnmi „

lif LEPIDAGATHIS.

op den Geèé, Brambaiian enz. (bl., jukoh.). — ïimor. 8. Java

(labillardière).

6. LepidagathiS eacephala miq. Erecta opposite ramosa fruticu-
loso-rigida graciHs, pedalis et altior, caule ramisque inaequilatero-

tetragonis, junioribus tenere puberis adultis glabris albidis, folia
longiuscule vel brevissime petiolata e basi brevi-acuta ovato-ellip-
hca breviter acuminata submucronata rigidula integerriinapuncticu-
lata et Imeolata, juniora praesertim subtusin nervis exigue puberuia,
1 5 \ P°^« longa, capitula globosa majuscula caulem ramos ramu-
losque oranes terminantia solitaria densissima, foh'is sessilibus quam
caulis minoribus involucrata, bracteis lanceolatis planis spiuuloso-
albo-aristatisviridibus,maturissurjrubelliscariuato-uniuerviis,extimis
paucis latiuribus firmioribus trinerviis etsubreticulatis, cum bracteolis
calycibusque viridibus dernum rubellis albo-hirtis, pilis simplicibus
et raris capitellatis, bracteolae liueares mucronatae calycis laciniis
couformes, calyx 5-partitus, laciniis linearibus mucrönulatia, 2 infi-
mis paullo longioribus et basi connexis, eorolla albido-rosea. — Ca-
pitula matura adspectu griseo-albo-rubella, £—1 poll. diam., cap-
sulae apice puberulae. — Tere ad § 2 referenda.

Lombok, op rotsen der kust bij Laboen Tring, Julij (zoll.).

Var. lanccolala Miq. Foliis anguste lanceolatis, B|— J polLlon-
gis, uivolucrantibus ovalibus, capitulis paucioribus et minoribus.—
Habitu valde discrepat, caeterum autem texturu paftiniB et floribus
nullo pacto diifert. — Vidi cultam in Hort. bog.
Soembawa (zoll.).

§ 2. Calyx 5-partitus.

A. Bracteae magis minusve scariosae ari-tulatae uninerviae coloratse.

7. Lepidagathis mucronata nebs i.c. p.iï. Wall i.c.p.9ó.DC

I. c. p 250. Caulis herbaceus repens, folia triangulari-ovata acutius-
cula, basi subcuneata, repando-crenulata, glabriuscula, spicae ovatae
axUIares terminalesque aggregatae; bracteae fertües braeteolaeque sub-
aequales membranaceae, mucronatae calycesque villoso-ciliatae et sub-
glandulosae, calycis lacinia inferior profunde bifida. Ruellia mucronata
Wall Cal. n. 3366 a. — Voor-Indië. - Philipp. ei!.

8. LepidagathiS psilantha nees apud DC. I. c. p. 251. Glabra, caulis
erectus tereti-tetragonus angulisncutis, folia Janceolata acnta in petiolum
attenuaia undulato-repanda lineolata, in nervis scabra, spicae tf rminalcs

ACANTIIACEAE. 815 LEPIDAGATHIS.

capitato-nggregatae breves subinvolucratae glabrae, bracteis bracteolis-
que conformibus oblongis cuspidato-subaristatis chartaceis carina. in-
ferne ciliatis, margine obsolete ciliolatis, calvcis 5 -partiti laciniae gla-
brae brevi-aristatae, superior oblonga, 2 inferiores lanceolatae, mediae
lineares. — Pbilipp. eil. (CUMING n. 1013).

9. LepidagatïliS laxa KEES /. c. Glabra, caule basi repente acute
tetra^ono, folia anguste lanceolata utrinque attenuata in petiolum acute
decurrenüa, raraea in petiolum attenuata, integerrima, spicae axillares
subterminalisque laxae angustae glabrae, bracteis bracteolisque confor-
m bus subulato-mucronatis subtilissime ciliolatis calyce paullo brevio-
ribus, calycis 5-partiti laciniae subulato-mucronatae, 3 majores lan-
ceolatae, subtilissime ciliato-subglandulosae. — Folia (media) S{poll.
cum petiolo longa. — Pbilipp. eil. (cuming, n. 1717).

10. Lepidagathis hyalina hees. Caulis suffruticosus basirepena,

folia ovato-elliptica vel oblonga utrinque attenuata repanda, G— 7
poll. longa, in venis subtus scabra, spicae ovatae axillares termiua-
Icsque aggregatae, bracteis ovato-oblongis bracteolisque lanecolatis
et calycis laciniis aristatis villoso-ciliatis basi hyalinis,calyx 4-parti-
tus, lacinia inferiot profunde bifida. Lepidagathis hyalina JSees l c.
pAU.apud Wall. I. c. p. 95, DC, l. c. p. 252.— Ilypoestos cepha-
lotes Link. Jahrb. I. 3. p. 48. — Juslicia herb. Willd.— Erinus
bilabialus Iloxb. in sched. herb. Willd, {vix Fl. lnd.) ? — Lepid. in-
curva llamilt. in Don. Prodr. ISep. j). 119 (forma glabra). Bracteac
inferiores ovatae, sup. oblongae, exceptis infimis omnes basi maximam
partem hyalinae nitentes, apice reticulatae virentes, aristato-cuspidatae,
apicibus aristarum albis, apicem versus longissime villoso-ciliatae,
calyx basi hyalinus vix 3 liu. lougus. — Variat erecta glabriuscula
velprostrata ad nodos pubescens, foliisque supra magis minusvehir-
sutis. — Ceylou. Voor- en Achter-Indië. China. Sunda-
eil, Poeloe Pinang.

11. Lepidagathis Billardieriana nees apud DC. I c, Herbacea

glabra erecta, folia ovata acuminata repanda, basi acuta in petiolum
brevem decurrentia, spicae terminales capitatae, bracteis bracteolisque
conformibus chartaceis opacis oblongo-lanceolatis acuminato-aristatis
laxe ciliatis, calycis ciliolati lacinia infima bipartita. — Teste NIES
L. aristatae (ex Arabia) similis, differt caule herbaceo, spicis angus-
tioribus concoloiibus pallide fuscis parurn ciliatis, —Java (labill.).

ACANÏIIACEAE. 816 LEPIDAGATIIIS.

12. LepidagathiS Setigera dl. Bydr. p. 802. Repens herbacea,
folia ovato-oblonga vel elliptico-lanceolata dentata hirsuta, capitula
axillaria et terminalia sccimda, bracteae calycisque laciniae setige-
rae. — Non vidi. — An Rungia? — Java, bij Tjikao (bl.).

13. LepidagathiS longifolia E. WIGHT Icon. IV. tab. 1564. Her-
bacea erecta, rami teretes, folia elliptica utrinque acuta usquelineari-
lanceolata acuminata integerrima; spicae axillares et terminales laxne
adscendentes vel et pendulae, bracteis lanceolato-ellepticis, bracteolis sab-
conformibus geminatis inaequalibus, curn calyce viscoso-pubescentibus,
hujus lacinia postica oblonga latior quam 2 anteriores, cuspidata, la-
terales interiorea lineari-subulafae; antherae loculi calcarati. Habitu ni-
mis abludit. — Malakka.

B. Bracteae plurinervulae, sacpius apice rigidae.

14. LepidagathiS striata kees i. c. p. 20, apud Wall. p. ï&,dc.

I. c. p. 257. Caulis herbaceus foliaque oblonga utrinque acuminata
subrepanda glabra, spicae in ramulo brevi axillari aggregatae capituli-
formes, bracteis dorsalibus ellipticis 5 — 7-nerviis bracteolisque curn
calycibua 6-partitis nervosis glanduloso-hirtis, corolla semipollicaris
pubescens. — Ava, in het Prome gebergte (wall., n. 7165),

is. LepidagathiS purpuricaulis nees i. c. p. 27, apud Wall. 1. c.

p. V)6, DC.l.e. Caulis flexuosus herbaceus glaber vel apice pubescens,
folia lanceolata longissime acuminata remote crenata glabra 4 poll.
longa, spieae conicae simplices vel subcompositae axillares bracteis
nervosis calycibusque hirsutissirnis, calycis 5-partiti laciniae inferiores
trinerviae. Rucllia purpuricaulis Wall. herb. Cal. Suppl. — R.? Nil-
bulia Ham. in Wall. Cal. n. 2366. d. — R. mucronata Wall. I. c.
n. 2366. c. — Corolla glabra. — Ava, op den Ïaong-Dong, Hima-
laya en Sivali-gebergte.

16. LepidagathiS dulcis kees i. c. p. 30, apud Walt. et m. Ie.

Caulis herbaceus adscendens, folia ovato-elliptica in petiolum cuneato-
attenuata, supra hirtula, subtus in nervis scabra, 4 — 5 poll. longa, spi-
cae axillares oppositae sessiles, bracteis dorsalibus herbaceis falcatis,
fertilibus propriisque membranaceis, calycis 5-partiti laciniae 2 infe-
riores dimidiato-ellipticae. Ruellia Wall. n. 767. — Ava.

II. Alienae Nees apud DC. l.c. p. 259. Antherarum loculi deorsum
divergentes; folia dentata aut profundius repanda. Adenosma Blum.
partim.

17. LepidagathiS incana hees /. c. Caulis herbaceus procumbens
puberulus, folia e basi acuta oblonga obtusa subrepanda glabra, sub-
tus pallida, spicae axillares terminalisquc simplices breves basi in-

ACANTHACEAE. 817 LEPIDA.GATHIS

volucratae, bracteis lanceolatis, bracteolis lineari-laneeolatis calyei-
busque mucronato-acuminatis horbaceis pilosis eglandulosis, lacinia
inferior bipartita. Ruellia incana Blume Cot. Buitens, p. 85. Ade-
nosma incanum Bi. Bijdr. p. 756. — Ebermayera incana Hassk.
Cal. bog. p. 147. Nees apud DC. I. c. p. 76. Herba mollis et tenera;
folia circiter bipollicaria; spicae subglobosae capituliformes laxius-
culae; corolla calyce brevior. — Java, in Buitenzorg (bl.).

IS. LepidagathtS lllZOna nees l. c, Caulis herbaceus procumbens
tetragonus juvenilis hirtus, folia e basi rotundata abrupte in petiolum
attenuata ovata acutiuscula subrepanda, laxe hirsuta, unguicularia, op-
posito ininore, spicae terrainales breves basi involucratae sericanti-hir-
sutae eglandulosae, bracteis fertilibus oblongo-lanceolatis trinerviis
bracteolis lanceolatis ctdycisque 5-partiti laciniis majoribus lanceolato-
linearibus herbaceis spinuloso-mucronatis. — Folia septuplinervia; co-
rolla calyce paullo longior. Caeterum praecedenti similis. — Luzon
(cnAJiisao).

19. LepidagathiS SeCUnda nees /. c. Caulis erectus acute tetragonus
glaber, folia e basi rotundata abrupte in petiolum attenuata ovata vel
ovato-lanceolata acuta repando-crenata, supra pubescenti-scabra, subtus
in nervis hirta, opposito minore, spicae terminales aggregatae breves
involucratae sericanti-hirsutae eglandulosae, bracteis fertilibus lanceolatis
Kucronatis bracteolisque conformibus, calycis 5-partiti laciniae acutae
muticae, majores lanceolatae chartaceae disco supero herbaceo. A L.
incana praesertim differfc foliis angustioribus, calycibus muticis et brac-
teis baud nervosis. — Philipp. eil. (cUMlHfl n. 581).

IH. Apolcpsis Bl. Bijdr. p. 802. Corollae tubus incurvus, sursum
ampliatus, limbus 5-Iobus subaequalis. — Genus apud Hassk. et Nees.

20. LepidagathiS repailda dl. /. c.p. 802. Caulis herbaceus ad-
sceadens geniculato-nodosus, folia oblonga utrinque acuminata re-
panda glabra, subtus canescentia, spicae axillaresterminalesque tetra-
gonae, bracteis cuneatis coloratis. Apolepsis repanda Hassk. Cat.
% P- 150. Nees apud DC. l.c.p. 267.— Inflorescentia a genere
wedit etRuelliis adproximatur, sed quum nondumviderim.hucpro-
v isorie collocavi. -—Java, in de bergstreken van Tjandjor aan de
teeken (bl.).

21. LepidagathiS repens decaisn. /. c.p. 386. Caulis herbaceus
ramosus subgeniculatus, folia ovato-vel lanceolato-oblonga acumi-
nata subrepanda basi in petiolum longum attenuata, spicae axillares

52
«o» vao Ked. ïndiê. II.

ACA1STHACEAE.

818 AETHEILEMA.

vol termiuales tetragonae glabiae, bracteis lanceólatis acutis cilio-
latis. Justicia repens Lamarck, non alior. — Non vidi. — Ti mor.

XXXI. AKT1IEILEMA. u. brown. Calycis 5-partiti lacinia sup.
maxima bracteaeformis. Co rol la e labium sup. bi-, in f. 3-rulum,
nunc subringentis labium sup. integrum vel minute bidentatum. Sta-
mina 4 didynama inclusa, per paria consociata; antlierac bilocu-
lares loculis paralleüs contiguis. Capsula bilocularis bivalvis ad bami
4-sperrna, lateribus membranaceis, septo in lamellaa 2 spermophoraa
secedente. Se mina compressa. — Spieae (vel racemuli) axillares vel
terminales, i'oliosae, pedunculis brevissimis 2 — 5-floris.

1. Aetlieilema reniforme kees apud Wall. i c. p. 94, apud bc.

I. c. p. 261. Wight Icon. IV. tab. 1533. Caulis lierbaceus foliaquü
ovata basi valde inaequaüarepanda pubescentia, cum petiolo5 — 5i poll.,
altero folio minore; bracteae reniformes calycisque lacinia sup. ovata
membranaceae ciliatae. Ruellia reniformis Wall. mss. — R. imbricala
Vahl Symb. II. p. 73 cxcl. syn. Fursk. — D. dor si flora Eelz. Obserr.
VI. p. Sl. — R. glulinosa Hox'b. mss. — Aetheilema parvi (lorum Spreng.
St/st. II. p. 32G. — Phaylopsis paruiflova Willd. Spcc. III. P- 342.
Micranlhus opposilifoHus Wendl. Observ. p. 38. — Phaylopsis gluli-
nosa Don. teste Sleud. ~ Afrika. — Madagascar. — Ceylon.
Voor- en Acht er-In die. — Ava. — Sunda-eil.?

Tribus VI. Acawtheai nees ap. Wall. Ll\ 76.DC.l.c.p. 264.

Calycis 4-partiti laciniac laterales augustiores, raro 5-partiti hae pa-
rum augustiores. Corolla uniJabiata, tubo basi cartilagiueo. Stamina
4 didynama, antheris unilocularibus (in Blephaiï pari altero bilocu-
lari) ciliatis vel barbatis. Capsula prope a basi 4-sperma.

XXXII. BLEPHATtlS juss. Calycis basi bracteati 4-partiti
inaequalis lacinia in'f. et sup. latiores, inf. bidentata. Corollae
umlabiatae labium trifidum, faux cartilaginea, margine supenort
tridenticulata Stamina 4 subdidynama. Antlierae superiores um-
loculares, loculo margine ciliato barbato, infer. oblique biloculares,
illae filamento adnatae, liae in filamento obtuso laterales, substipi-
tatae vel sessiles. Capsula bilocularis, ad basin % — 4-spcrma, septo
adnato, seminibus retinaculatis. — Herbae suflïuticosaerepcnteshis-
pidae, foliis verticillatis inaequalibus,spicaimbricato-bractcata,brae-
teis iuferioribus vacuis saepe aristato-ciliatis, flore terminali bibrac-
tcolato, Inacteolis bracteis conformibus vel dissimilibus.

1. BlephariS boerhaaviaefolia JUSS. Pube^c.ms vel pnbesrer.ti-soa-

ACANTIIACEAË. 819 TRICHACANTHUS.

bra, repens, folia quaterna ovato-rhombea vel oblonga, li poll. longa,
repando-subdentata, dentibus niuticis vel subtilissimemucronulatis, duo
opposita minora, flores axillares sessiles vel pedunculati, bracteolis cu-
neiformibus planis, apice setaceo-ciliatis, corolla | poll. longa alba,
parpureo-lanata mnculaque labii inferioris oblonga sulphurea. Blepha-
ris boer haaviae folia Juss. Nees apud Wall. 1. c p. $l,apud DC.l.c.
p. 266. — Acantkus cüiuris Garcin. in Burin. Fl. Ind. p. 139, toft. 42,
fig.2excl.iyn. Plucfcn. — A. madcraspatanus Vahl herb. — A. maderas-
patensis Linn. Syst. p. 483. — Blepharis abyssinica llochstctt. ad herb.
Schimp, abyss. n. 247, 1492. — Mèlampyro affmis telraph. ganget.
Pluckn. Alm. tab. 99, fig. 3. — Variat foliorura forma, dentibus magis
minusve distin ctis, muticis vel mucronatis caet. — Arabië. Abys-
sinië. Senegambië. Guinea. — Ceylon. Voor- en Achter-
In d i ê'. — S u n d a - e i 1. ?

2. BlephariS ablephara nees apud DC. I. c. p. 267. Caulis re-
pens pube subtili reliexu, scaber, folia quaterna obovato-oblonga ob-
tusa mutica basi attenuata integerrima scabriuscula subtus pallidiora,
2 opposita j minora, flores axillares sessiles, bracteis oblongo-lanceo-
latis subcymbiformibus mucronulatis molliter ciliatis (non spinoso-
ciliatis) 6 sursum magnitudine crescentibus, inferioribus minoribus,
trinerviis. — Pracced. affinis, — Java (labillardière).

XXXIII. TEICHACANTHUS zoll. Calycis 4-partiti laci-
nia postica et antica multo majores binerviae bidentatae, late-
rales uninerviae acutae. Corollae ujiilabiatae labium inferius tri-
lobum reflexum basi integrum margine postico integerrimurn, tubus
contractus. Stamina 4 labii basi inserta subdidynama; autherae
omnes uniloculares erectae barbato-eiliatae, filameutis inaequali-
bus, anticis incrassatis apice inflexis, posticis filiformi-subulatis erec-
tis. Ovarium biloculare biovulatum. Stylus filiformis, stigmate
obtuso. Capsula bilocularis disperma cartilaginea, valvis medio
septiferis, septo lignoso crasso ovato nitido. Semina valde com-
pressa, testa cartilaginea grosse pilos:^ margineque lanata, retinacu-
Üs obsoletis.

l. Trichacanthus exiguus zoll. in Nat. en GeneesL Arch. II.
P 572. Heiba repens; folia verticillata spathulata integra glauces-
ceutia parce pilosa ; spicae teroiiaales pauciflorae 4-fariam imbrica-
tac, bracteis scaiïosis, tloribus azureis.

Java, op diooge plaatsen op den G. Sahari bij Soerabaja en bij
Socmbcr Waroe in de provincie Bezoeki (zollïnger).

52*

ACANTHACBABi. 820 DELIVARIA.

XXXIV. DELIVAPJA juss. Calycis 4-partiti lacinia sup.
et iuf. paullo majores integrae basi callosae. Corollae unilabiatae
labium trilobum, palato coiivexo incrassato, margine superiorein-
tegerrimo. Stainina 4 didyuama; antherae omnes uniloculares,
margine barbato-ciliatae, aduatae, filamenta conformia recta. Cap-
sulae bilocularis compressae, a basi ad medium tetraspermae latera
chartacea, septum ligneum unisulcum, a valvis secedens, apice di-
latatum oblique truncatum. Semina cordato-ovata compressa tuber-
culata, retinaculis crassis obtusis rectiusculis. — Frutices foliis
plerumque spinoso-dentatis,spicis aphyllis, floribus speciosis, in salsis
uliginosis,iluminumqueaestuariis, Asiae et Africae calidaecresccntes.

1. Delivaha ilicifolia JUSS. Spinosa vel subinermis; folia elliptica
spinose sinuato-dentata undata in petiolum brevem acute desinent ia;
spica multifiora, fl. bracteati et bracteolati. Delivaria ilicifolia Juss.
Gen. pi. p. 103. Nees apud DC. I. c. p. 268. — Acanlhus ili~
cifolius Linn. Spec. p. 892. BI. Bijdr. p. 806. — Burm. Fl.
hul. p. 138. B. Br. Prodr. N. fJoll. I. p. 480. — A. Delivaria
Blanco Fl. Filip p. 487. — Aquifolii facie arbor cael. Pluckn.
Alm. tab. 264, ficjA. — Paina Schulli Rheed, Hort. Mal.ïl.p. 93,
tab. 48. — 19. Subintegra Nees l. c. foliis subintegerrimis, basin ver-
sus denticulo uno alterove. — y. Foliis runcinato-pinnatifidis squar-
rosis spinosis (YVight Icon. II. p. 1459).

Geheel Indiè', Sunda-Archipel, Java, Molukken, Phi-
lipp. ei!., China, Nieuw-Holland, Kaap. — (i. Java (jungh.\
— •/. Bij Soerabaja (van gesker). — Gali gali sund. ofDj£-
rontjong.

2. Delivaria ebracteata juss. /. c. Nees l. c. p.269. Inermisgla-

bra, folia oblonga basi cuneiformia spinose repando-dentata vel in-
tegemma, spica multifiora, fl. ebracteolati. A. ilicifolius Lour. FL
Cochinch, II. p. 455? — Aquifolium indicum Rumph. Herb.Amb.
"VI. p. 163, tab. 71, ftg. 1 . — Differt a specie sup. foliis multo lon-
gioribus angustioribus basi cuneatis, minus undatis atque siuuatis,
caule inermi, bracteolis multo minoribus, alioquin valde affiuis, prae-
sertim ad ejusdem var. (1 accedens. — An huc Acanlhus ehraclea-
lus Vahl Symb.JJ.p. 75, tab. 40? — Voor-? en Achter-In-
dië, aan den Chappedong, Malakka. Molukken.

ACAJJTHACEAE. 821 CROSSANDRA.

3. Delivaria scaildens nees l.c. Fruticosa inermisglabravolubi-
lis, folia obovato-oblonga integerrima, Ü. ebracteolati. Ac. volubilis
Wall. Fl. As. rar. II. p. 56, lab. 172. — ^4 ebraclealus Bl.Bijdr.
p. 806, vix Vahl. — Aquifolium indicum femina Rumph. I. c. p.
Wi,tab. 72, fig. 2. Caulc volubili et foliis rategerrimis abunde di-
versa. Corolla rosea 10 — 11 lin. longa.

Aan de monden van den Ganges en in Martaban, Mergui, in
de kuststreken van Java en de Mo lukken.

Tribus VIL Apiielandreae nees ap. DC. l.c. p. 279 (adj. §1
Gendarussearum). Calycis 5-fidi laciniae aequilongae, 2 laterales
jiaullo angustiores, inembranaceo-chartaceae striatae. Corollae bypo-
crateriinorphae vel infundibuliformis limbus subregularis vel bilabia-
tus aut ringens. Stamina 4 subdidynama, antheris unilocularibus
saepe hirsutis. Capsula prope a basi 4-sperma. Inflorescentia spicata.

XXXV. CROSSANDRA salisb. Calycis 5-partiti laciniae
latae, interiores breviores. Corollae tubus gracilis longus, limbus
planus 5-fidus, superne ad tubum usque. Stamina 4 didynama iu
tubo latentia. Antherae uuiloculares hirtae margine ciliatae. Cap-
sula compressa bivalvis, a basi 4-sperma. Septumadnatum. — Fru-
tices indici, spies terminali tetragona, fl. rubris.

1. Crossandra inftmdibuliformis willd. herb., Nees. Caulis pu-

oescenti-hirtus, folia verticillato-terna vel quaterna, e basi acuta vel
cuneata elliptico-oblonga utrinque puncticulato-aspera et pubero-sca-
«ra, spicae longe pedunculatae,bracteaelongiuscule ciliatae, nervoso-
stnatae et glandulosae. Crossandra infundibuliformis Nees apud
Wall. I. c . p. 98 apud DC. I c.p. 280. Wighl Icon.U. tabAGl.—
Cr. undulaefolia Ait. Hort. Kew. IV. p. 54. HamiU.in Herb. Wall.
». S..i64. — Ruellia Wall. ibid. — Juslicia infundib. Linn. Spec.
h 21. Burm. Fl. Lid. p. 7. — Ruellia infundib. Andr. Reposit.
«•542. — Hurrachis speciosa Jacq. Eclog. tab. 21. BI. Bijdr.
?• 793. Hass/c. Tijdschr. Nat. Gesch. V. p. 265. — Manja K\t-
nni Bheed. Hort. Mal. IX. p. 191, lab. 62. — Variat peduuculo
Ia a equante laevi, vel ea superante scabro. — Cr. axillarïs nees
*• c Wight Icon. f. c. tab. 460, differt bracteis non ciliatis, Cr.op-
positifolia wight, Nees L e., glabritie, foliis angustioribus, spi-

ACANT11ACEAE. 822 ISOCH0RIST1.

cis brcvissirae pedunculatis, bracteis angustioribus longius ciliatis
caet. — Arabië. Voor-Indië. Sunda-eil. — Java, veel in de
tuinen (bl , jungh., zoll.). — Tryba- Japan op Java volgens bür-
maniv, Djaroeng boentoet oetjing sund. (filet).

Tribus VITI. Gexdarusseae KEES ap. DC. Lep. 302 (partim).
Charact. Trib. supsed antherae biloculares, stamina 4 vel 2. Capsu-
lae passim polyspermae, saepius versus apicem mox basi seminiferae.

XXXYI. ISOCHORISTE miq. Calycis (parvuli) 5-partiti la-
ciniae subaequales anguste lanceolatae planae. Corollae tubulosac
ringentis tubus rectiusculus, labium sup. suberectumbilobum,in-
ferius 3-lobum, laciniis obtusis, media haud conformi. Stamina 4*
didynama tubo superne inserta, antheris infauce exsertis, majoiuin
et minorum conformibus bilocularibus, illorum parum majoribussa-
gittato-linearibus, loculis connectivo leviterarcuato recurvulo antice
adnatis contiguis, basi acutis et discretis. Ovarium biloculare, lo-
culis medio biovulatis. Stylus filiformis, stigmate capitellato.
C a psula basi longissime contract a sterilis, prope apicem tetrasperma,
seminibus complanatis, retinaculis uncinatis. — Herba, foliis op-
positis subaequalibus, racemo uuilaterali. Retinacula subacuminata
antice sulcata.

1. ISOChoriste javanica miq. Caules tetragoni cum petiolis foliis-
que utrinque in nervis setulis sparsis albis scabriusculi; folia oppo-
sita subaequalia vulgo longe petiolata e basi brevi-acutüvel cuneata
elliptica modice acute vel obtusiuscule acuminata integerrima vel
obiter repanda, membratiacea, ad lentem utrinque puncticulata, veins
in sicco coloratis, 4< ^ — %\ poll. longa, racemi terminales solitarii vel
gemini distanter unilaterales, fl. brevi-pedicellati bractea bracteolis-
que geminis brevi-lanceolatis hirtellis vel subglabris suüülti, calycis
laciniae acatae herbaceae juniores parce subciliatae, demum glabrae;
eorolla semipollice parum longior extus puberuia, pallida, fauce vio-
lascens, ovarium superne stylusque inferne pilis patulis; nic supenu
incurvulus. — Stirps 4-pedalis.

Java, bij G. Mandje-lang op belommerdekalkrotsen, Mei f jcjsgh.)-

XXXVIT. P1LETÏA miq. Calycis ad basi n 5-partiti laciniae

ACA.NTIIACEAE. 828 PIILOGACANTIIUS.

lanceolato-lineares aequaïes.Corollae ringen&s tubus tenuis, faux
infundibuliformis, labinm superius erectum oblongo-ovatumapice
brevi-bifidulum (rigidülum), inferius subpatens subaequale trilo-
batura venosum. Stamina 4 didyuama, filamentis tubo superne
insertis, e fauce subexsertis, antherae majorum et brevioruin sub-
aequales, biloculares, loculis obovato-ellipticis muticis altero supra
altcrum oblique posito, dorso iucrassatis. Stylus stainina aequans,
stigmate subtruncato. O van' urn elh'psoideum, loculis medio biovu-
latis. Capsula.... — Dicavi e.P. filet, Pharrnaceutae militari,qui
stirpium in Horto Nosocomii prope Weltevreden cultarum catalogurn
edidit et ia explorandis proprietalibus stirpium indicaruin optime
nicruit.

1. Filetia COStuIata miq. Ramuli foliaque subtus in nervis sparee

pubera, scabriuscula; folia opposita vulgo aequalia petiolata e basi
acuta elliptica vel elliptico-oblonga acuminata, iittegcrrima, subco-
nacea, supra lineolis brevibus, subtus costulis pluribus patulis per-
tensa, 5 — 1 poll. longa, thyrsus terminalis augustus pubepatulfi sub-
ylaudulosadense pubescens, bracteis parvis laneeolatis, ramis brevibus
inferioribu8 cymoso-trifloris, pedicelli laterales bracteolis 2 subcolla-
teralibus, medius nudus, calyx dense pubescens, corolla extus puberuia.
Sumatra, bij de riv. Baroes (teysm).

XXXVIII. PHLOGACANTHUS ness. Calyx 5-partitus aequalis.
vorollae oblique bilabiatae labium sup. latiuset longius biiïdum,
|»t. 3-fidum, tubus trigonus. Stamina 2; antherae biloculares,
ocuhs parallelis contiguis, demura hastato-divergentibus muticis. 3 tig*
na simplex acutum. Capsula compressa bilocularis, loculis superne

-spernus — Eacemus öpicatua simplex vel triplex spiciformis, fi. ver-
ticillato-quaternis, latei» vel fulvis.

i • PWogacantaus thyrsiflorus uztsapud Wall. /. c. p. n, apud dc.

• c. /;. 321. Caulis erectus novellus tetraqueter, folia oblongo-cunci-
OTtna mtegerrima glabra, racemus elongatus. Justicia Rnxb. Fl. hul.
#• Walt. I. p. Hg. __ Voor-Indië.*

XXXIX. LOXANTHUS nees. Calyx 5-partitus aequalis brevis.
/Orolla tubulosa incurva coriacea, limbo oblique 5-lobo, lacinia
jnferiore profundius divisa. Stamina fertilia 2, antherae bilocu-
ares, loculis parallelis; stamina ster il ia partra ad basin fertilium,
•öealata. Capsula a basi polysperma.

ACANTHACEAE. 824 GRAPTOPHYLLUM.

1. LoxanthUS GomeZÜ nEes apud Wall. I. c. p. 99, apud DC. I. c.
p. 322. Frutex; rami tetragoni glabri, folia cuneiformi-oblonga inte-
gerrima glabra, 10-polIicaria, acuta, nee lineolata nee tuberculata, ni-
tida, petiolis pollicaribus; thyrsus 3 — 4 poll. longus, densus, tomen-
tosus, rhachi crassa, pedunculis oppositis brevibus, inferioribus trifidis
trifloris, sup. unifloris; corolla |-poll. coriacea dense tomentosa. — Nee
liane nee praeced. vidi. Conf. de his inter se et cum Tbyrsacantho
indico partim permixtis cl. bentham in hook. Kern. Gard. Miscell.
IX. p. 78. — Silliet. Mergui.

XL. GEAPTOPHYLLUM nees. Calyx 5-partitus aequalis.
Corollae ringentis labiurn sup. rectum fomicatum margiue re-
flexum, inferius trifidum. Stamina 2. Antherae biloculares in-
curvae sagittatae muticae, loculis parallelis aequalibus. Capsula
rostrata, ad basin bilocularis, 4-sperma. Semina retinaculata.

l. Graptophyllum hortense nees apud Wall. p. 285, apud DC.

I. c. p. 328. Pruticosum ; folia petiolata glabra oblonga vel ovata
picta, racemus terminalis compositus brevi-ovatus, bracteis et brac-
teolis parvis; tubus corollae sursum ampliatus compressus, laciniis
margine revolutis intus glandulosis. Justicia picta Linn.Spec.p. 21.
Burm. Fl. Ind, p. 7. Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. Lp. 118. Blume
Bijdr. p. 784. Decaisn. I. c. p. 382. Blanco Fl. Filip. p. 12. —
Justicia Carayana Newman Cal. hort. Maur. Bot. Mag. lab. 1870.
Bot. Reg. tab.1227. — Folium bracteatum Rumph. Herb. Amb. IV.
p. 73, tab. 30. — Tjude Marum Bheed. Hort. Mal. VI. p. 111,
tab. 60. — Variat a. album Hassk., §, viride ej., y. rubrum ef.
secundum varium foliorum colorem.

Geheel Indië. Volgens burmann van China en Luzon naar het
overige Indië verspreiden de tuinen geplant. — Mo luk ken. — Op
Java rondom de woningen en op de graven geplant, de bladeren
dienen tot versiering bij de feestmalen, als geneesmiddel enz. — Ook
naar Zuid-Amerika overgebragt. — Handoeloem sund. —
«. II. bodas sund., Tomon jav., Dawon toelak in Oost-Java,
Kabi Kabi op Ternate. — p, H. hidjoe sund. — y. H. bër-
rein sund., Tem on of Demon g jav., Loei aja tem. — (Ver-
gelijk jiwgh., Java I. bl. 233).

XLI. RHYTIGLOSSA isees. Calyx o-partiti laciniae sub-

ACANTHACEAE. 825 ROSTELLULARIA.

aequales angustae, vel superior evidenter minor saltem angustior sub-
inde penitus deficiens, unde calyx 4-partitus. Corollae labium
Bnp. angustius saepe etbrevius bidentulum subfornicatum, in f. con-
vexum breviter trifidum, disco rugoso vel saltem veuoso-reticulato,
limbo depresso. Stamina 2 apici tubi inserta. Antherarum lo-
culi oblique unus supra alterum positus, transversi, discreti vel con-
tigui, ovales mutici. Stigma simplex acutum. Capsula basi de-
pressa, a medio compressiuscula, bilocularis, 4-sperma raro 2-sperma.
Semina retinaculis sufïulta, tuberculata. — Genus capense et ame-
ricaimin, non sine dubio sequentem sp. recipit.

l. Rhytiglossa ptychosperma nees apud I)C. l.c. p. 337. Rami

graciles, tetragoni, glabri. superne ad nodos compressi; folia ovali-
oblongaobtusecuspidata glabra, obiter repanda, supra dense lineolata,
opposita inaequalia, alterum 6—8 poll. longum, alterum £ minus;
rami axillares oppositi et alterni, termiuales gemiui, spicigeri, basi
longe aphylli, apice diphylli; spicae 1 — 2 poll. Jongae, bracteis or-
biculatis petiolatis venoso-reticulatis ciliatis mucronulatis deciduis
tectae et tetragonae, mox his deciduis graciles, paucis persistentibus
apice comosae, rhachi articulata, altematim compressa, pube brevi
lanata; bracteolae ad basin calycis oppositae eo dimidio breviores;
calyx 1| liu. glauduloso-pubescens, regularis, 5-partitus. Jusficia
Wall. Cal. n. £478. Nees apud Wall. /. c. p. 108. — Poeloe
Pinang.

XLII. ROSTELLULARTA reicheivb. Calycis 4— 5-parliti
laciniae 2superiores saepe minores, quinta suprema si adest mi-
nima. Corollae bilabiatae labium sup. planum, truncato-bidenta-
fam, in f. trilobum convexum latum disco venoso. Stamina 2; con-
nectivum apice dilatatum ; loculi oblique positi ; inferior basi sterilis
m rostrum productus, superior minor. Capsula a basi 4-sperma,
retinaculis brevibus lamelliformibus. — Herbae gerontogaeae, saepe
parvae, spica terminali et axillari bracteata, fl. decussatim solitariis,
wbracteolatis, bracteolis laciniis calycis similibus iisque alternis.

l. Rostellulariasarmentosa zoll. et mor. Caulis diflusus sar-

^entosus puberulus radicaus, folia ovatavel ovato-elliptica obtusius-

ACANTHACEAE. 826 IIOSTELLULAUIA.

cula glabra in eostis asperula, spicae axillares terminalisque laxius-
culae, bracteae lanceolatae subulato-acuminatae laxe ciliatae calyce
longiores, bracteolae subulatae calyce 5-partito aequales hujusque
laciuiis setaceis conforines glanduloso-asperulae, corollaelabiumsup.
brevius emarginatam. Rostellülaria sarmenlosa Zoll. herb. tesle
Nees apud DC. L c. p. 370. — Aelhcilema? Zoll. el Mor. Syst.
Verz. p. 47, n. 596. — Rhytiglossa radicosa Nees ap. DC. I. c.
p. 344. — Java (zoll.). — Ceylon.

2. Rostellülaria diffasa nees. Caulis procumbeus difiusus, folia-
que lanceolata elliptica vel subrotunda lineolata glabra vel parce pi-
losuia, usque bipollicaria, spicae compressae graciles, calycis laciniae
lanceolatae margine membranaceae subtilissime ciliatae, bracteae eon-
similes calyce breviores, corolla R. procumbentis sed minor carncn,
labio inferiore pubescente, capsula oblonga^ glabra calycem aequans
vel superans. Roslellularia diffusa Nees apud Wall. I. c. p. 100,
apud DC. I, c. p. 37 J. — Justicia diffusa Wil ld. Spec. I. p. 87.
Rolh Nov. Spec. p. 14. — J. procumbeus S thymifolia Vahl Enum.
I. p. 140. — Justicia purpurea Linn. Spec. I. e. — Dunyum Rumplt.
llerb. Aittb. VI. p. 52, lab. 22, (irj. 2.

Voor-Indië. — Molukken. — Boengo Boengo mal.

3. Rostellülaria procnmbens nees. Caulis procumbeus vel ad-
scendens foliaque elliptico-oblonga, supra lineolata, subtus in venis
hirtella, spicae subtetragonae, calycis 4 — 5-partiti laciniae bracteaequc
lanceolato-liueares aequales hirsuto-vel hispidulo-ciliatae, corolla rosea
labio inferiore pubescente, capsula oblouga calycem aequans. Rostel-
lülaria procumbeus Nees apud Wall. I. c. p. 101, DC. I. c.p.
371. Decaisn. I. c. p. 383. Zoll. et Mor. Syst. Vers. p. 47. —
Justicia procumbeus Linn. Fl. Zeyl. n. 19. Burm. Fl. Ind. p. 8.
BI. Bijdr. p. 783 (var.). Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. Lp. 133. — J.
japonica Thunb. FL Jap. p. 20. — ./. quinquancjularis Roxb. I. c.
p. 134 (forma anguslifolia). — J. adscendens R. Br. Prodr.l. p.
476. — J. simplex Don Nepal. p. 118.— Tjcru Tardavel Rhecd.
Hort. Mal. X. p. 187, tab. 94. Pubes setiformis articulata. Ludit
caulis varia directione, foliis latioribus, nuncsubsessilibus, ctiam au-
guatatia lincari-lanceolatis.

ACANTIIACEAE. 827 IlOSTELLULAlÜA.

Ceylon. In Voor- en Achter-Indië, tot op het Himalaya-
gebergte? China. Japan. — Tiinor. Java (zoll.). — Nieuw-
Holland.

4. RosteUularia mollissima RBRs.Canlis repen*, foiiaèxovatoïan-

ceolata hirsuta,spicae tetragonae,calycis laciniae et bracteolae lanccola-
tae bracteaeque rhombeo-ovales acuminatae vel acutae aequalcs mem-
brauaeeo-marginatae ciliatae flavicautes. Tloslellulana mollissima
Nees apud Wa IL l.c.pAQl, apud D C. I c. p. 373. Zoll. cl Mor. Syst.
Vers. p. 47. Juslicia mollissima Wall. n. 2445. Ab 11. procum-
bente caule magis elongato dense flavicanti-hirsutulo, foliia utrinque
subappresso-hirsutis valde arcuatitn liueolatis, corolla majorc alba
difl'ert. Capsula ovalis apice pubescens, disperma. An aseq.praeser-
thn a var. {> satis diversa?

Voor-Indië. — Java (zoll). — Philipp. eil. (cr.u.n. 1208).

5. Rostellalaria obtusa hees apud DC. L c. p. 37 i. CauHs op-

posite ramosus procumbens repens 4-sub-6-gonus sulcatus pilosus,
lblia elliptico-oblonga vel elliptica obtusiuscula, infima lato-ovata,
supra lineolata, utrinque in nervis scabro-pubera, spicae tctragonae
1 — 3-pollicares densae, braeteae bracteolaeque calycem aequantes
ovales obtusae cum mueronulo vel brevi-acutae calyclsque laciniae
late scarioso-marginatae ciliatae, capsula puberuia. — Ab li. rotuu-
ilifolia et E. mollissima bracteis bracteolisque obtusis dignoscitur.
Calycis laciniae 4 — 5 lanceolatae, superior, si adest, reliquis duplo
brevior. Foiia unguicularia. Ludit spicis brevibus (1 poll.) et spicis
elongatis (2 — 3 poll .). Juslicia procumbens et J. procumbens var. |S
Dl. Bijdr. p. 788. — An a E. media nees (e Nov. Holl.) quam
non vidi, satis distiucta? — f ar. ft graadifolda, caule elongato prae-
sertim superne cum petiolis patenti-hirtello, foliis longiusculepeho-
latis e basi acuta ovato-ellipticis vel oblongis attenuato-obtusis vis
acutis, junioribus dense hirtellis, supra conferte liueolatis, l£-~ipoll.
lougis, spicis brcvissiinis, bracteis lato-ellipticis utplurimum sub-
acutis (non ex apice obtuso vel rotundato mucronatis),floribus cap-
rolisque exacte speciei. — Java (bl., zoll.), op denOeugarao 3 —
5000' (ju.vgh.). — p. Java, op den Magalan (JUSfiH.).
An bitjus gen«ra: Juslicia hirsuta SPAlfOGilB in Linnacd XV. ./'. : 3-»7 . :

ACAN'THACEAE. 82S LEPTOSTACHYA.

Caulis suffruticosus erectus angulatus villoso-Iiirtus, folia opposita ovata
obtusiuscula, utrinque pilosa; spicae ovatae terminales solitariae, calyx
3-bracteatus 4-fidus cum bracteis lineari-subulatisglanduloso-pubescens;
corollae labium sup. obtusum breve, inf. rotundato-amplura apice tri-
lobum. Antherae biloculares basi appendiculatae ; fl. rosei ; capsula 4-
sperma. — Ti mor.

XLTII. LEPTOSTACHYA nees. Calyx 5-partitus aequalis parvus t
bracteis bracteolisque parvis plerisque subulatis suffultus. Corollae
ringentis tubus longiusculus, labium sup. rectum bidentulum, inf.
convexum triiidum. Sta mi na 2, tubo inserta, basi saepe cum tubo
ad eorum insertionem strigoso-hirta (nee vero maculae sericantes iis
interjectae). Antherae biloculares, loculis subcontiguis, uno alteri
superposito, superiore obliquo, inf. minore calearato, in quibusdara mu-
tico. Stigma bidentatum. Capsula basi compressa asperma, valvu-
larum commissura. plana, apice depressa tetrasperma. Septum adna-
tum. Semina muricata, retinaculis bidentatis suffulta. — Herbae, raro
frutices, pleraeque in America,, paucae in India 01*., Prom. bon. spei
vel Abyssinia crescentes, spicis secundis vel verticillatis, simplicibus vel
ramosis, umbellatove multifidis, fl. roseis mediocribus vel parvis.

i. Leptostachya virgata kees apud Wall p. 105, dc. p. 379.

Caulis teres lignescens, folia deltoidea supra lineolata repanda firma gla*
bra, inf. ampla C — 7 poll., superiora duplo minora magis ovata, spi-
ca terminalis gracilis trichotoma, tomentoso-scabra, calyx vix lineam
longus, corolla pubescens fere semipollicaris, antherae muticae. Justi-
cia virgala Wall. n. 7177. — Birma, op den Taong-Dong.

2. LeptOStachya WallicMi KEES /. c. Praecedeuü similis, sed folia
oblonga vel oblongo-ovalia supra punctulato-aspera, 6 — 7 poll. longa,
acuminata, spicae glandulosae ramosae rami trichotomi, bifidi, anthe-
rae muticae. Ruellia leptoslachya Wall. n. 2411. — Voor-Indië.
Philipp. eil. (cuming n. 548).

XLIV. ADHATODA nees Calyx profunde 5-fidus aequalis.
Corollae ringentis tubus brevis vel mediocris, labium superius
eoncavum, inf. 3-lobum. Stamiua 2, tubo infra medium inserta.
Antherae biloculares, loculis in counectivo obliquis, altero aldus
inserto, inf. calearato. Stigma obtusum. Capsula depressa, in me-
dio tetrasperma. Semina lenticularia vel magis compressa. — Her-
bae vel frutices, foliis integerrimis, spicis axillaribus oppositis vel
spica terminali vel floribus axillaribus. — In totius orbis terris
calidis proveniunt.

§ i. Flores spicati. Connectivum lanceolatum, antherae loculicontigui.

1. Adhatoda Betonica nees l. c. apud Wall. I. c. p. 102, apud

ACANTllACEAE. 829 AMIATODA.

BC. I. c. p. 385. Folia ovata utrinque acuta, supra lineolata, subpu-
bescentia, integcrrima, repanda vel dentata, spica teraiinalis secunda,
bracteis bracteolisque ovato-ellipticis acumiuatis ciliatis venoso-reti-
culatis. Jmlicia Belonica Linn. Fl. Zeyl. n. 18. Vahl Enum. I.
p. 156. Roxb. Fl. Ind. cd. Wall I. p. 129. Burm. FL Ind. p. 8.
J. Pseudo-Belonica Roth. Nov. Spec. p. 1 7. — /. ochrolcuca BI.
Bijdr. p. 780. — Belonica frulescens Bont. Jav. p, 146. — Bern
Curini Rheed. Ilorf. Mal. II. p. 23, tab. 21.

Ccylon. Voor-Indië. Java, om Rompien (bl ). — Djoekoet
boentoct seroh sund.

2. Adhatoda argyrOStachya nees /. c. Caulis herbaceus erectus gla-
ber, folia late ovato-elliptica utrinque acuminata supra piüs iuspersa
nnnc lineolata, cum petiolo 7 — 8 poll. longa, spicae axillares oppositie
tetragonae villosne, bracteis ovatis obtusiusculis basi albidis apice re-
ticulatis, semipol!icaribus,bracteolisoblongo-lanceolati3 acumiuatis mem-
branaceis calyce vix longioribus, corolla vix 6 lin. longa, ocbroleuca,
labio inferiore purpureo-lineato, subtus barbato. Justieia argyro.üachya
Wall. Cut. n. 7172. — Ach ter -I n die, op het Pro m e-gebergte.

3. Adhatoda ramosissima nees apud Wall. l.c. p. 103. DC.l.c.
Herbacea a basi ramosa, folia late ovata obtuse acuminata glabra,
supra obsolete lineolata, cum petiolo 3 — 4 poll. longa, spicae axil-
lares terininalcsque secundaelaxiusculae, bracteis bracteolisque ovato-
lauceolatis acumiuatis glabris al bis venoso-trinerviis reticulatisque
margine nudis vel subciliatis, corolla semipollicaris sordide alba, la-
bio inf. parce purpureo-reticulato, capsula semipollicaris pubescens.
Justieia ramosissima Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. I. p. 130.

Voor-Indië. — Eiland Boeton.

5 2. Amblyanthus Nees. Spicae axillares oppositae pedunculatae op-
positiflorae, bracteis herbaceÏ9, calyce latioribus et saepe longioribus.
^orolla ringens, tubo brevi, fauce ampla, palato laeviusculo. Antberae
oasi mucronatae loculis subcontiguis. Stigma obtusum. Ovariura an-
n «'o glantluloso crasso cinctum.

4. Adhatoda Yasica nees l. c. Arbuscula, nodis tumidis, folia
elliptico-oblonga utriuque attenuata coriacea glabra, supra minute
papillosa, subtus couciune costulata, spicae axillares oppositae ovatae
Jon ge pedunculatae, bracteis glabris apice subciliolatis lato-ovatis,

racteolis ellipticis minoribus, antherae loculi oblique paralleli, infe-

8*"* r\
30 ADHATODA.

riorc basi mucronato. Juslicia Adhatoda Linn. Fl. Zcyl. n. 16. Burin.
Fl. Jnd.p. 7. Boxb. FL Ind. ed. Wall I. p. 127. Blume Bijdr.
p. 785. ■ — Adhatoda Zcylonesium ilerm. Lugd. Bat. p. (542, tab.
643. — Adil Adagam Rhced. hort. Mal IX. p. 81, tab. 43(sed
folia denticulata!). — Arbor indica cujus cortex foei urn exlrahit
llerm. Mus. Zcyl. p. 23.

Over geheel Zuid-Azië. — Java, in Tjeribon. — Naar Wcst-
Tiulië overgebragt. — Ki varaunto(?)ofBoekoekoean sund. —
Tatempéan jav. — Sedert lang schrijft men aan deze plant kramp-
stillende eigenschappen toe, de bladen waren vroeger als Folia Ad-
hatodae in de apotheken.

§ 3. Tylogtossa Nccs. Flores axillares vel spicati, bracteis bracfoo-
lisque vulgo lierbaceis; corollae labiura sup. planiusculum, inf. trilo-
bum. ad palatum medium sulcatum, utrinque rugis tribus vel lineis
gibbis transversis notatum. Antherarum loculi in connectivo dilatato
obliqui, inferior basi rostratus, superior brevior, saepe galeaeformis.
Semina discoidea rugosa. retinaculis lanceolatis obtusis subtensa.

5. Adhatoda Zollingeriana nees apud DC. I. c. p. 396. I-Ierba-

cea, eaule diffuso nodoso pubescenti-scabro, folia brevi-petiolata
oblonga utrinque attenuata in costis margineque pubescenti-scabra,
flores axillares altemi sessiles solitarii vel terni, bracteae subrotundo-
ovatae, in petiolum attenuatae, calycem aequantes vel superantes, ca-
lycis laciniae subulatae scabrae, corollae vix 3 lin. longae labium
sup. rectum apice bidentatum, antherarum loculus inferior calcaratus.
Java (zoll.).

6. Adhatoda aspera nees /. c. p. 397. Folia oblonga obtusa, basi
acute in petiolum desineutia, pubescentia, supra tuberculato-aspera, un-
guicularia, fl. axillares oppositi, corollae labium sup. concavum obtu-
suqi. — Lu zon (cuiiiNG n. 1403).

7. Adhatoda Moretiana miq. Caulis herbaceus angulatus, folia
opposita distautia, lanceolata acuminata integerrima glabra, flores
axillares solitarii, terminales spicati, corollae labium inf. 3-fidum.
Juslicia Moretiana Burm. Fl. Ind. p. 10. Vahl Enum. I. p- 162-
Moretiana Bumph. Herb. Amb. "VI. p. 53, tab. 23. Adhatoda ff.
solit. cact. Burm. Tlies. Zeyl. p. 7, tab. S.fig. 1. — Non vidi.—
Oeylon. Mol ukken, enz.

ACA.VniACKAE. 331 (iOMRLS.sA.

S. Adhatoda deCUSSata nees /. c. p. 408. Fruticosa, caule tetra-
goiio, pubescenti-hirto, decussalim ramoso, folia ovata in petiolum atte-
nuata glabriuscula supra lineolata, spicae tenninales elongatae inter-
ruptae dense pubescentes, llores glomerulatim verticillati, bracteis parvia
spatbulatis, bracteolis lineari-lanceolatis, corollae carneae pubcsccntis
nngentia labiam iaferiua convexura, antherarum loculus uterque cal-
caratus. — Voor-In dië, boven Rangoon. Acht er -In die, op liet
gebergte Tronie, bij Amherst, aan den Attram.

9. Adhatoda glomerataaiiQ. Caulis suffruticosus subramosus erec-
tus, folia longiter petiolata oblongo-lanceolata acuta basi in petiolum
angustata, parum denticulata, glaberrima, spica terminalis, il. verti-
cillati; bracteae ovatae calyce breviores, corollae labiam sap. forni-
catum emarginatum, inf. semitrilobum. Juslicia glomcrala Blumc
Bijdr.p. 786.

Noesa Kambangan, in de wouden (bl.).

XLV. GENDARUSSA (rumph.) kees. Calyx regnlaris 5-pnr-
titus, basi bracteolis parvia instructus. Corollae bilabiatae labium
sup. fornicatum, inf. transverse oblique plicatum, tubus brevis.
Stamina 2, infra faucem inserta. Connectivum rhombeo-lancco-
latura obliquum, loculi alter supra alterum oblique positi semiovati,
inferior calcaratus. Oapsula angusta, a basi ad apicem depressa, 4-
sperma, basi rigida, superius tenuis.

1. Gendarussa vulgaris kies apud Wall. I. c. p. 104. BC. I. c.

p. 410. Wight Icon. 1T. lab. 468. Becaisn. I. c. p. 382. Fruti-
cosa, folia lanceolata glabra, spicae tenninales subverticillifloraebasi
foliosae, bracteae parvae, in verticillis inferioribus 1 0, 5 ex utroque
latere, quarum 3 — 2 fasciculatae; calycis laciniae lineares subulatae,
corolla miniato-purpurea, Juslicia Gendarussa Linn. fil. Suppl. />.
85. Burm. FL Jnd. p. 10. Roxb.FUnd.ed. Wall.Lp. 129.fi/ume
%/r. p. 785. Blanco Fl. Filip. p. 14.— Vada-Kodi Wieed, Hort.
Mal. IX. tab. 42.— Gendarussa Rumph. llerb. Amb.lY.y. 70, lab.
28. — Varial teste rumpiiio etspeciminibusin H. bog.cultis: u.alra
Ilassfi. foliis subtus non adeo distincte costulatis; |3. viridis Hassk,
foliis subtus perspicue costiveniis.

Over geheel Indië, den Suuda-Arcliipel, Molukken, Phi-
Hpp. en Mascarvh, cil., ook naar Zuid-Amerika overgebragt en

AGANTIIACEAE. 832 .1USTICIA.

gekweekt. Op Java veel in de tuinen. — Gandaroesa of Han-
daroessa mal. en jav. of Daoen prasman op Java, Sosa amb.
Een inlandsen geneesmiddel (filet /. a. p. bl. SS, 1 .

2. GendaniSSa? Slimatrana miq. Eamosa, ramis tetragonis facie-
bus sulcatis cum foliis subtus in nervis et spicae axi in sulcis hirtel-
lis, folia opposita subaequalia, inferiora longe, superiora brevi-petio-
lata, e basi cuneato-decurreute vel breviter elliptica vel elliptico-
oblonga brevi- vulgo- obtuso-acuminata, subintegerrima, supradense
brevilineolata, membranacea, 6 — 3 poll. longa, spicae terminale»
vulgo simplices, flores terni fasciculati, fasciculis oppositis, bractea
brcvi-lanceolata subteusis, calyx 5-fidus laciniis lineari-lanceolatis
acuminatis cum corolla extus pulverulento-puberis, capsula pubcra
basi longe constricta, apice elliptico-acuta 4-sperma.

Sumatra, bij Padang Sidampoean (teysm.).

Tribus IX. Eranthemeae nees /. c.p. 425. Calyx 5-partitus. Corol-

lae hypocraterimorphae vel breviter infundibuliformis tubus elongatus,

limbus regularis, subregularis, 5-fidus, vel bilabiatus, labio sup. an-

gusto. Stamina perfecta plerisque 2 infra faucem inserta, paucis 4

didynama, tubo superne adnata. Antherae biloculares loculis paral-

lelis muticis, rarius uno supra alterum posito. Capsula longe ungui-

culata, medio 2 — 4-sperma. — Flores spicati vel glomerati.

XLVI. JUSTICIA. nees. Calyx ad basin fere 5-partitus parvus,
laciniis aequalibus. C o r o 1 1 a e bilabiato-hypocraterimorphae tubus
longus, labium sup. angustum reflexum, inferius aequaliter trifidum.
Stamina 2; antherae biloculares, loculis parallelis basi subinaeq'in-
libus muticis. Capsula basi compressa asperma, apice dilatata depressa
ovata cuspidata bilocularis disperrna. Semina profunde cordata, mar-
gine elevato cincta, compressa tuberculata, retinaculis uncinatis
validis. — Frutices Asiatici, foliis firmis, floribus spicatis rubicundis,
bracteis latis herbaceis demum deciduis.

1. JüSticia Ecbolium linn. Folia elliptico-oblonga utrinque atte-
nuata pubescentia subinde glabrescentia 3 — Z\ poll. longa, splca ter-
minalis tetragona, bracteis ovalibus integerrimis ciliatis mucronatis, raro
muticis. fructum aequantibus, corollae labium sup. lineare reflexum.
Justicia Ecbolium Linn. FL Zeyl. n. 17. excl. quib. syn. Burm. Fl.
Jnd. p. 7. Nees ap. WalL l. c. p. 108, apud DC. I. c.p. 42ü. Wight
Icon. II. tab. 463. — Adhatoda spied longissimd, floribus reflexis
Burm. Thes. Zeyl. p. 7, lab. 4, fig.l. — Carima Curima Rhecd. Hort.
Mol. II. p. 31, tab. 20. — Ceylon. — Voor-Indië. — Arabië.

ACANTHACEAE. 8SS RHTNACANTHUS.

2. JüSticia dentata klein. Folia elliptico-oblongautrinqueattenuata
ghibra, petiolis foliaceo-niarginatis, spica terminalis tetragona, bracteis
ovatis longe cuspidatis erosodentatis pubescentibus capsulara aequan-
tibus, corollae labium sup. lineare reflexum. Juslicia dentata Klein
in Herb. Jfight n. 2009. Nces apud DC.I.c.p. 427. — Just. dentata
var. (3 Nees apud Wall l. e. p. 108. — lust. dentata Link Jahrb. I.
p. 49. — Jttst. Ecbolium herb. et auct. passim. — In Voor-I nd ie
algemeen,

XL VIL RHINACANTIIUS nees. Calyx regukriter 5-parti-
tus, bracteis bracteolisque parvis subulatis. Corollae hypoerateri-
morphae bilabiatae tubus longus graeih's, labium sup. angustum,
inf. aequaliter trifidom. Stamina 2, fauci inserta, antherae bilo-
culares muticae, loculo altero supra alterum serie fere lineari posito.
Capsula clavata, basi longe compressa, commissura val vularum con-
tigu», asperma, in parte superiore (4-ovulata) 4- vel 2-sperina. Sep-
tum completum adnatum. Semina (odorata) ovata biconvexa reti-
naculis coneavis obtusis suffulta. — Prutices subscaudentes indici,
floribus paniculatis albis vel rubicundis.

l. fthinacanthus communis kees apud Wall /. c. p. 109, apud
DC. L c:p. 412. Wight Icon. IL fab.ïSi. Folia oblonga vel ovato-
oblouga, paniculae axillares terminalisque di- trichotomae patulae,
labium sup. lineare rectum. — Occurrit: a. Glabra vel pubesceus,
ioliis oblongis utrinque aeque attenuatis superioribus lanceolatis caule-
que glabriusculis, paniculislateralibus saepe dichotomis; quae forma
culta est, a botanicis indicis observata. Juslicia nasuta Linn. Spec.
P- 67. Ihxb. Fl. Ind. cd, Wall. 1. p. iil.ed.alt.L p. 120. üurm.
Fl hd ». 9. BI. Bijdr. p. 7 85. Blanco Fl. Fib'p. p.U.~ Pul-colli
Meed. Hort. Mal. IX. />. 135, tab. 69. — /?. Magïs ininusve sub-
villosa, foliis ovato-oblongis, basi minus angustatis, paniculis latera-
hbus trichotomo-dichotomis; — spontanea. J. scandens Vahl Enum.
l.p. 131. — J. maculata E. Meyer in Herb. Drègein. 1837. —
l dichotoma Bottl cl Willd. in A'ov. Act. N. Citr. berol.lY.p. 221.
J'paniculata Lour. Fl. Cochinch.l. p. 32? {Dianthcra < ed. Willd,).

Geheel Iudié'; «. in de tuinen, (5. in het wild, ook aan de Kaap,
Mascarrh.ciL, opden Sunda-Archipel. — Java (pryox.zoll.).
ir ebe japan; Kalawara; Daoen Sajang Boeroeng sund., D.
oarang boeroeng mal. — Wortel en bladeren worden tegen huid-
ziekten gebruikt, (filet L a. p. bl. 88) dikwijls met goed gevo]g.

F 53

«■«a van Ned. ludië IT.

ACANTHACEAK. 834 ERANTHEMUM.

XL VIII. ERANTHEMUM LIKN. Calyx 5-fidus aequalis. Co-
rollae hypocraterimorphae vel elongato-iniundibuliformis tubus
gracilis, limbus subaequalis. Stamina 2 fertilia circa os tubi in-
serta longe decurrentia, 2steriliabrevissiina, filamentis longiorum
basi connexa, in paucis nulla. Autherae exsertae biloculares muti-
cae, loculis parallelis contiguis, texturae densioris. Capsula inferne
deoressa valvulis contiguis, asperma, superne bilocularis tetrasper-
ma. Septum adnatum. Semina discoidea, reiinaculis suiïulta. —
Erutices vel suffrutices gerontogaei,in regionibustropicis vulgo mon-
ticoli, 11. spicatis pulchris coeruleis, roseis, albis varieque pictis.

§ 1. Genuinae, corollae limbo subaequali.
h. Grandibracteatac.

1. Eranthemum nervOSlim r. BR. Cauiis tetragonus lateribus con-
cavis, foliis ovata vel elliptica utrinque acuoüuata subcrenatavelin-
tegerrima lineolata glabra, spicae axillares oppositae, bracteis imbri-
catis ellipticis longe acuteque cuspidatis venoso-reticulatis, corollae
limbus diametro tubum aequans. Eranthemum nervosum B. Brown.
Prodr. I. p. 333. Nees apud Wall. I. c. p. 108, apud DC. I. c, p.
445. — E. pulchellum Andr. Bol. Bep. tab. 88. Boxh. Fl. Ind.
ed. Wall. I. p. 1 11, ed.all. p. 111.— Juslicia nervosa VahlEnum.
I. p. 164. Bot. Mag. tab. 1359. — J. pulchella Boxb. Pl.Corom.
p. 41, lab. 177. — Buellia varians Vent. Hort. Cels. lab. 46.

Ceylon. Voor-Indië. Malakka. Eiland Boeton, bij Poeloe
Pinang. — Ook naar Wost-ïndië overgebragt.

2. Eranthemum macrophyllum wall. Cal. n. 7179. Nees ap.Vfaii.

l.c. p. 106. DC. I. c. p. 446. Herbaceum, folia elliptico-cuneiformia
acuta iufra apicem dentata mnrgine scabra, inferiora pedalia et sesqui-
pedalia, spicae axillares basi infracta bibractcatae 2 — 3 poll. longae,
bracteis ellipticis mucronulatis reticulatis, corolla 1 j-pollicaris coccinea
pubescens, laciniis ovatis, 3 emarginatis, 2 subretusis. — Achter-
Indië, op den Taong-Dong, aan den Irawaddi enz.

3. Eranthemum ViSCidum bl. Cauiis lamique obtuso-tetragom,
folia e basi decurrcnte oblonga vel elliptica acuminatarepanda utrin-
que supra densius lineolata supra glabra subtus in ncrvis pubera, gla-
brescentia, spicae axillares terminalesque, bracteis imbricatis oblougo-
subcuneafis obtusis vel obtusiusculis viridibus venoso-reticulatis pu-

ACANTHACEAE. 835 SBANTHEMUH.

besceiiti-glandulosis viscidis, corollae lilaciuae majusculae litnbi laci-
niae explanatae subtruncatae. Eranthemum viscidum Blume Bijdr.
;i, 793. Nees apud I)C. I. c. p. 447. — Er. «ervoso baud absimile
sed gracilius; folia utrinque magis attenuata, teneriora, bracteac ob-
tusae et viscidae, corolla major. — Bracteae paepe sublanceolato-
oblotigae obtusae. — Java, in de bergstrekcn(BL.), op den Tjeriraai
2000', Aug. (juxgii.).

4. Eranthemum suffruticosum roxb. Fl. lnd.ed. WaiLlp. 112,
cd. alt. p. 111. Nees apud Wall. l.c. p. 107, apud DC.l.c. p.448,
Suffruticosum erectum, ramuli puberuli, folia ovato-oblonga glabra
subrepanda, spicae terminales, bracteis cuneiformibus glabris, corol-
lae tubas bracteam aequans, limbo regulari pallide coeruleo. — Au
liuc Eranthemum barlerioides Roxb. I. c. p. 113? — Andaman-
eilanden.

5. Eranthemum salaccense bl. Caulis suffruticosus, folia oblonga
vel ovali-oblonga utrinque acuminata, cuin petiolis subtus in costft
scabriuscule puberuia, glabrcscentia, spicae axillarcs terminalisque
brevi-pedunculatae tetragonae, bracteis linearibus obtusis vel obtusius-
culis valide uninerviis viridibus erectis calyce longioribus rhachique
glanduloso-subhirtellis, corollae pollicaris laete (cyaneae) coeruleae
limbi laciniae obovato-truncatae, antherae inclusae. Eranthemum sa-
laccense BL Bijdr. p. 792. Nees apui DC. I. c.

Java, op den Salak (bl.), op den Brambanan, bij de oude bouw-
vallen (jusgh).

I). ï'arvibraclealac, plores corollae limbo subbilabiato.

6. Eranthemum acuminatissimum miq. Rami tetragoni glabri,

folia e basi acuta oblonga acuminatissima undulato-subsinuoso-re-
pauda, membranacea, glabra, utrinque minute lineolata, magna (pe~
dalia), racemi axillares et termiuales pedunculati (pedunculi nuncbi-
folii et pauci-bracteati)spicaeformes,rbachi crassu tetragonu, bracteis
ïanceolatis pedicellum aequautibus vel paullosuperantibus,bracteolis
ealyciaque laciniis anguste linearibus glanduloso-puberulis glabres-
c entibus,flores semiverticillato-conferti, corollae tubus ultrapollicaris,
iaciniaequc obovato-oblong ae obtusae extus puberulae, antherae

53*

ACANTIfACEAS. 83G ERANTHEMUM.

e fauce exsertae, capsulae 1 ^-pollicares acutae glabrae. A seq. sta-
ture robusta et notis propositis tuto distinguenda. Bracteae cum re-
liquis partibus collatae majusculae, in parte racerai virginea im-
bricativae. — Java, op den Oengaran 3 — 4000' (junghuiin). —
Sanghar/at'.

7. Eranthemum Blumei TEYSM. mss. Rami subtetragoni glabri,
folia longiuscule petiolata e basi decurrente ovato- vel elliptico-
oblonga longe acuminata, subrepanda, coriacea, glabra, supra minute
lineolata, subtus pallida subelineolaf a costulisque utrinque 6 — 7 dis-
tinctioribus pertensa, 4 — G poll. longa, axillis saepe foliosis, race-
mus terminalis crassiusculus, rhachi tetragona, flores opposite fasci-
culati, brevissime pedicellati, bracteae lanceolatae pedicello longiores,
bracteolae et caly cis Iaciniae anguste lanceolatae acutiusculae puberu-
lae, corollae tubus ultrapollicaris limbique manifesto obliqui Iaciniae
obovato-oblongae inaequilongae extus puberulae, capsula glabra. —
Foliis minoribus, crassioribus, distincte subconcinne costulatis, flo-
rum situ, bracteis brevioribus ideoque in alabastro non imbricanti-
bus, calycis laciniis latioribus et brevioribus ab Er. acurniuatissimo
differt. Caeterum hae et sequens species affincs, vix conjugendao.

Sumatra, bij Port Elout (teysm.).

8. Eranthemum crenulatum wall. Fruticosum erectum, caulis
inferne foliaque e basi subcuneata oblonga longiuscule acuminata
repando-crenata vel obiter repandula glaberrima subelineolata vel
supra rariter lineolata, racemus terminalis simplex vel compositus
vel plures axillari-aggregati, rhachi stricta tenuiuscula obtuse tetra-
gona, simplice, flores fasciculato-congesti subverticillati vel subses-
siles secundi, bracteae bracteolaeque lanceolato-subulatae breves cum
cal vee pube brevissima glanduloso-scabro-pubescentes, corollae extus
patule puberae Iaciniae ovatae obtusae, tubus pollicaris, capsula pube-
ruia. Eranthemum crenulatum Wall. in Bol. Reg. tab. 879. Nees
apud BC. I. c. p. 453. — Er. diantherum BI. Bijdr.p. 792.— A*
huc eliam E. Zollingcrianum Nees? apud DC. I. e. pAö5ad Zoll.
Hcrb.11. 1G2 adj. syn.Bl. J. dianlherae? — Juslicia lati folia Vahl
Eiuim. I. p. 124. — ;?. Glandulosum Nees,rvLcemo terminali bi-tri-
fido recurvato-patente, floribus sursum secnndis, caule saepe ad in-

ACA>'TIIACEAE. 837 ERANTHEMUM.

feriores nodos usque glanduloso-scabro. Juslicia rubicunda Ham.
Wall. Cal. n. 2480. — y. anguslifolium ej. foliia saepe lanceolatis.
«ƒ. orbiculala herb. Wighl herb.

Voor- en Achter-Indië. Java, op kaikrotsen (zoll.), op den
G. Seboe (bl., spanoghe, juNGn.). — Noesa Kaïnbaugan (van
gesker). — (5. Malakka, Poeloe Pinang. — /. Philipp. eil.,
Malakka.

9. Eranthemum graciliflorum nees apud Wall. l,c.p. 107, apud

DC I. c. p. 454. Herbaceum? erectum, caule asperulo, folia ovalia
cuspidata in petiolum longum desinentia repando-subcrenata subtus
ad costas scabra, racemus terminalis simplex vel terni spicacformes,
rliachi sulcata, fiores spicatim subverticillati conferti, bracteis brac-
teolisque subulatis brevibus calyceque scabris, corolla subbilabiata,
laciniis ovatis obtusis. Juslicia graciliflora Wall. Cal. v. 24.2,7. —
Nondum vidi. — Poeloe Pinang, aan de rivier Kosea (porter).

10. Eranthemum album nees apud DC. I. c.p. 455. Fruticosum
glabrum, folia breviter petiolata ovato-lanceolata undulata, spicae
axillares terminalesque foliis longiores, fiores distantes oppositi ses-
siles, bracteis bracteolisque parvis, corollae tubus filiformis, limbus bi-
labiatus. Juslicia albaBoxb. Fl. Ind. ed. Wall. I. p. 117. — Non
vidi. — Andaman-eil.

'11. Eranthemum racemosum roxb. Suffruticosum glabrum, folia

oblonga dilatata (ventricosa) integerrima in petiolum acute decur-
rentia, racemis terminales, fiores oppositi brevi-pedicellati, bracteis
bracteolisque subulatis brevibus, corolla subbilabiata, utroque labio
tripartito. Eranthemum racemosum Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. I.
p. 113. Nees apud Wall. I. e. p. 107, apud DC. I c. p. 455. —
Non vidi. — Mol ukken.

12. Eranthemum diversifolium miq. Fruticulosum subsimplex

pedale, folia opposita aequalia modice petiolata glabrachartacea,supra
parce lineolata, subtus pallida, obiter venosa, integerrima, brevi-acumi-
nata,basiacuta,inter lato-ellipticam et lanceolatam formam ludentia,
spicae terminales solitariae saepe ramulum basi bifolium terminantes
pedunculatae, cum calyce et corolla pube densiuscula brevi glan-

ACANTHACEAE. 83S ERANTHOUJi.

dulosa obductae, flores distantes unilaterales, brevissime pedicellati,
basi 2 bracteolis subulatis comitati, oppositi lateris vacuis, corollae
tubus gracilliinus pollicaris, limbi laciniae oblongae obtusae, aequa-
les? in siccis tenerae pallide violaceae. — [3. Spica parce puberu,
iloribus quibusdam oppositis, caeteruin conforme; corollae albidae
limbus ex jukgh. adnot. inaequalis explanatus, laciniis ovalibu^, i
sup. minoribus paullo altius unitis, iufima lateralibus majorc, pur-
pureo-punctata, antherae sanguineae; stirps 3-pedalis.

Java, zuidkust van Bantam (jungii,). — /5. Op belommerde plaat-
sen bij Djokjokerta, April (jungii.).

13. Eranthemum bicolor schrank. Caulis puberulus, folia sub-
ovata acute vel obtuse acumiuata repanda glabriuscula in pctiolum
attenuata, pedunculi axillares cjmoso-subtriiiori petiolum subaequau-
tes, bracteis bracteolisque subulatis, corollae albae tubus longissimus,
limbi plani laciniae oblongo-ovales, media inferior paullo latior san-
guineo-notata. Eranthemum bicolor Schrank Hor!. Monac. tab. 8.
Nees apud DC. I. c. p. 45G. — Jusficia bicolor Sims Hof. Mag. tab.
1423. — Er. pulchellum Garfen-Magazin 1810, p. 176, lab. 17.
Er. fasciculatum DL Bijdr. p. 792. Decaisn. I. c. p. 381. — Er.
dianlhernm Boxb. Fl. hul. cd. Wall. I. p. 112. — Er. grandiflo-
rum Zippel. hcrb. — Specimina Sundana petiolis brevioribus et
pube in costis evidentiore differunt.

Voor-Indie'. — Java. — Timor. — Pliilipp. eil.

14. Eranthemum Hankeanum nees apud dg. i. e. p. 45 9. Folia

oblongo-lanceolata in petiolum longe decurrentia, supra dense lineolata
glabra in costis scabra, flores lerminales capitato -subfasciculati, brac-
teis bracteolisque calyce longioribus lanceolato- vel lineari-subulatis
longe ciliatis, calycis laciniae lanceolatae apice subulatae ciliatae, co-
rollae tubus gracilis, limbi laciniae duae supcriores mhiores. — Luzon
(hünke).

15. Eranthemum bifarium nees apud dc. i.c. p. 458. Fmticosom.

caule inferne tereti superne bifariam hirsnto, folia elliptica utrinque
acuminata glabra lineolata repando-denticulata, 4|--7 poll. longa, ra-
cemuli axillares spicif'ormes scabri, fl. solitarii oppositi, bracteis brac-
teolisque lineari-subulatis calyce brevioribus. Gcndarussa Ufaria
apud Wall. I.c. p. 104. — Acb ter -Indi ë, aan den Irawaddi.

16. Eranthemum paniculatum bl. Bijdr. p. 791. Caulis suflYu-

ACANT1IACEAE. 839 BLECHUM.

ticosus, folia opposiia oblonga utrinque acuminata subrepanda glabra,
satis crassa, panicula terminalis contracta e cyrais dicbotoinis com-
posita, stamina fertilia exserta. — A ïseesio omissa, mihi incognita,
vix luijus gencris. — Java, in Tjandjor (bl.).

Tribus X. Dicliptereae kees ap. DC. I. c.p. 463. Spica vel capi-
tula bracteata, bis saepe bracteis 2 majoribus valvatis inclusis vel in-
volucro tetrapbyllo cinctis, umbellatim vel vario modo dispositis, etiam
unirloris. Calyx 5-partitus aequalis tener parvus. Corolla bilabiata
plerisque resuphiata, labiis vulgo conformibus planis haud profunde
divisis, superiore (in resur>.) 3-inf. 2-dentato, illo latiore. Stamina
plerisque 2 (rarissime 5 vel 4) exserta, antheris uni-velbi-loculari-
bus. Capsula plerisque brevis, ungue vulgo brevi. Semina 4 — 8, re-
tinaculis uncinatis. Septum saepius a basi sursum resiliens vel to-
tum demum solutum.

XLIX. BLECHUM BBOWKE. Calyx profunde 5-fidus, regularis.
Corollae infundibuliformis tubus longus subaequalis, limbus bre-
vis regularis 5-fidus patulus rotundatus. Stamina 4 inclusa didynama,
tubo fere medio inserta. Antherae biloculares ovales muticae, loculis
parallelis subaequalibus. Capsula ovata subventricosa, utrinque con-
vexa, a basi seminifera, bilocularis, ad basin 8-pleiosperma. Septum
completum, a dorso valvulae demum solubile corniforme cum reti-
naculis validis deeidens a basi clausa capsulae articulatim sejunctum.
Semina suborbiculata compressa, pellicula mutilaginosa. vestita. —
Herbae pleraeque Americanae, paucae gerontogeae, spicis crassis vel sub-
crasis, bracteis latis berbaceis quadriï'ariis plerumque ciliatis, singulis
3—2 flores tegentibus, cum bractea utrinque opposita. angustiore.

1. BlechUm Brownei juss. Folialonge petiolata ovata vel ovalia re-
panda supra strigosa, spicae axillares terminalisque ovatae tetragonae,
wacteia subrotundo-ovatis acutiusculis ciliatis 2— 3-floris, corolla brac-
te as aequans. Blechum Brownei Juss. Arm. Mus. IX. p. 270. Nees ap.
OClc. p. 466. — Ruellia Blechum Sw. Fl. Ind. occ. II. p. 1069.

West-Indië. — Mariannen. — Luzon.

L. RUNGIA nees. Calyx 5-partitus regularis. Corollaebila-
hatae labium sup. bidentatum, inf. 3-lobumpalatobiplicato. Sta-
gna 2, antherarum loculi oblique alter super alterum positi, in-
f erior appendice orbiculata lamellari. Capsula bivalvis bilocularis,
4-sperma, a basi seminifera, septo membranaceo una. cum parietibus
capsulae lateralibus a dorso valvularum debiscentium secedente. Se-
«nina concentrice rugosa, compressa, retinaculis suffulta, quorum

ACANTHACEAE. 840 RUNGIA.

inferius a basi septi reflectitur. — Herbae indicae, spicis quadrifa-
riam bracteatis, bracteis margine membranaceis, ordinum duorum
superiorum vacuis, inferioruin unifloris, bracteolis 2 oppositis linea-
ribus.

1. Rungia parviflora nees. Diffusa vel repens, tota lineolata, folia
avalia vel laneeolata obtusiuscula, bracteae fertilea suborbiculatae
mucronatae vel muticae nervoso-venosae glabrae margine membra-
naceo eiliatae, steriles ovales vel oblongae uno vel utroque latere mar-
ginatae acutae eiliatae, bracteolae membranaceo-marginatae emargi-
natae mucronatae, corollae parvac labium superius acutum. Rungia
parviflora Nees ap. Wall. I. c. p. 110. DC. I. c. p. 469. — «. brac-
teis sterilibus ovali-acuminatis, acumine rigido. Juslicia parviflora
Relz. Observ. V.p. 9. — Juslicia peclinata herb. Vahl. Hoxb.Vi
Corom. II. p. 29, lab. 153. Fl. Ind. I. p. 133, — Dicliplera coe-
rulea BI. Bijdr. p. 790. — Juslicia coerulea ej. Cal. Buitens. p. 31.—
p. Aspcra Nees l. c. caule lineolis setulisque magis exaspcrato, brac-
teis dorsalibus acutis inucronulo breviore utrinque marginatis, fer-
tilibus orbiculatis plerisque muticisilavido-marginatis. Juslicia pec-
linata hert). Iïeyn. Walt. Cal. n. 2458 f. — /. Submulica Neet.
Glabra, bracteis sterilibus subtrinerviis oblongo-lanceolatis subim-
marginatis vix mucronatis, fertilibus obovatis. Dicliplera coerulea
var. b. BI, l, c.

a. Voor-Indië. Java, op den Salak enz. — §. Voor-Indié'. —
y. Ceylon. — Java, op den Tjerimai. — Pepere pepetan sund.
op Java.

2. Rungia pectïnata NEES. Diffusa, repens, folia ovalia obtusius-
cula ad costas scabra, bracteae fertiles orbiculatae mucronulatae vel
muticae trinerviae villosae ciliataeque margine membranaceo lato
integro, steriles ovato-cuspidatae villosae subimmarginatae trinerviae,
bracteolae interiores lineari-lanceolatae lato-membrauaceae emargina-
tae longe eiliatae. Rungia peclinata Nees apud DC. I. c.pA70.—
Juslicia peclinata Linn. Amoen. acad.1V \ p.299. Vahl Symb.p.lG-
Enum. I. p. 154 (diagnosis, nee descriptio, nee syn. J. parviflorae
Retz.). —Just. infracta Vahl Enum. I. p. 156. — Dicliplera pec-
tinala Juss. Ann. Mus. IX. p. 169. — Vaiiliüs, taste REM ad g.

ACANTHACEAE. 841 RUNGIA.

herb. J. pectinatae et repentis nomine diversas formas R. parviflorae
distinxit, J. peetinatam geiminam vero, spicis villosis insiguetn alieno
nomine proposuit. — Ceylon. — Java (jungji.). — ICatoem-
bang lanang sund.

3. Rungia polygonoides kees apud Wall. i c. p. 110. dc. Ie,

■p. 471. Cau.Ua basi repens, folia inaequalia obtusa, inferiora ovalia mi-
liora, superiora JanceoJata, spicae axillares glomeruliformes, bracteae
communes suborbiculatae mucrouulatae trinerviae bracteolaeque navi-
culares raargine lato membranaceo cinctae, ciliatae. — llerba Poly-
goni avicularis facie, raniis gracilibus glabris, foliis inf. unguiculari-
bus, superioribus pollicaribus, altero singuli paris minore et saepe dif-
formi, spicis pisi magn. — Var. spicis majoribus ternis. — Voor- en
Achter-Indië.

4. Rungia longifolia nees et w. akx. apud DC.l. c.p. 471. Cao-
lis decurabens parce raraosus lineolato-asper, folia inaequalia lanceo-
lato-linearia obtusiuscula glabra, inferiora paullo latiora, 3 — 4 poll.
longa, pedunculi vel axillares oppositi, alter pollicaris tristacbyus, alter
brevior 1 — 2-stacbyus vel spicae 2 terminales in pedunculo comrnuni
brevi, bracteae steriles oblongae acutae anguste marginalae, fertiles brac-
teolaeque ovales late raarginatae obtusae ciliatae, corollae bracteam
superantis labiura sup. acutum. — A praeced. praesertim foliis multo
longioribus differt. — Ceylon. — Pbilipp. eil. (cuming n. 1216).
Sunda-eil.?

5. Rnngia OriganoideS nees. Folia lanceolata obtusa glabriuscula,
spicae axillares plerumque solitariac, oppositae, sessiles, unguiculares,
hirto-canescentes, bracteae orbiculatae muticaevillosaemargiue lato-
membranaceo cinctae, bracteolae duplices, interiores lmeares, exterio-
res naviculares obtusae subtomentosae, corolla vix 2 lin. longa laete
coerulea (roxb.). Rungia origanoides Nees apud Wall. I. c. p. 110.
DC. I. c. p. 471. — Juslicia peclinala BI. Bijdr. p.72>0,HOn alior.

Voor- en Achter-Indië, op belommerde plaatsen. — Java, in
Tjeribon (bl.).

6. Rüügia repens nees apud Wall. I. e. DC. p. 472. Repens, folia
oblongo-lanceolata acuta. bracteae ovatae cuspidatae enerviae margine
lato argenteo subciliato, bracteolae lanceolatae, flores pallide rosei parvi.
Juslicia repens Linn. II. Zei/L p. 20. Burm. Fl. Ind.p. S. Roxb. Fl.
Ind. ed. Wall. 1. p. 133. — Dicliplera rclusa Juss. Ann. Mus. IX.
p. 269. — D. repens R. et Sch. Si/st. I. p. 171. R. Br. Prodr.l.p.
*?6. — Adltatoda spicata, flosculo ex foliolis caet. Burm.Tk6s.Zeyl.
P- 7- tab. 3, fig. 2. — Variat caule cura foliis bracteisque plus minus

ACANTIIACEAE. 8 42

ÜIGLll'TERA.

villoso — Van Ceylon algemeen over Indië verspreid. — Waar*
schijnlijk ook op de S un da-eilan den.

7. Rungia diversiformiS sees apud DC. /. c. Folia glabra paten-

tissima linearia vel lanceolata, brevissime petiolata, bracteae steriles
majores ovales, fertiles ininores oblongae, utraque cuspidata venoso-
nervosa sursum lato albo-membranacea subtilissime puberulo-ciiiolata,
bracteolae subulatae, spica terminalis solitaria Iaxiuscula. — //Similis
K. longifoliae. differt bractearum sterilium et fertilium rationibus di-
versis." — Pbilipp. eil. (coming n. 10S0).

LI. DICLIPTERA juss. Calyx aequalis 5-partitus,in capitulo
bracteato plerumque bivalvi sessiles. Corollae resupinatae bilabia-
tae labia plana vel concava, superius (post rcsupinationem) tri-
dentatum, inf. integrum vel bidentatum. Stamina 2. Antherae
biloculares, loculis altero pone altermn positis muticis semiovalibus
post pollen ejectum membranaceis undulatis (nee contortis). Cap-
sula bivalvis bilocularis, basi brevi spatio compressa unguiculata
asperma, commissura valvularum plana, apicem versus depressa, dor&o
valvularum angusto plano, 4-sperma, velsessilis juxta basiu 4-sperma.
Septum maturum a dorso valvularum solutum arcuque adscendens,
retinacula ad apicem clevans. Semina retinaculis uncinatis suf-
fulta discoidea. — Herbae, rarius frutices inter tropicos totius orbis,
caulibus saepe sexaugulatis, capitulis intra bracteas 2 ext. majores
valvatim inclusis, in umbellulas axillares et denique terminales fla-
bellatim collectis.

§_ 1. Plalystegiae Nces apud DC. I. c. p. 474. Bracteae involueri
orbiculatae ovatae vel suboblongae, basi baud attenuatae.

1. DiCÜptera CÜiaris JOS9. Ann. Mus. IX. p. 268. Neeslc.pAVo.
Folia e basi acuta ovato-oblonga lineolata hispido-scabra, cffulina bi-
pollicaria petiolata, ramea et floralia multo minora in petiolum bre-
vem decurrentia, peduneuli axillares petiolo longiores trifidi, capitula
2 — 3-flora, bracteis ovato-subrotundis dilatatis aristato-mucronatis 5-
nerviis hispidulis margine nudis. Justicia bivalvis Linn. Spec. f. 23
excl. syn. Rumph. Kami superne 6-angulnres pilis falcatis scabri, in-
ferne subtetragoni scabri. — Voor -Indië.

2. DiCÜptera canescens ivees apud BC. I. c. p. 476.'Herbacca,
caule divaricato-ramoso, sulcato-sexangulari, juvenili pubesceuti-sca-
bro, folia breviter petiolata e basi brevi-acuta ovata obtusa glabra,
(ramorum) cum petiolo vix pollicaria, umbellae axillares geminae

AC.AM'HACEAE. 848 • DICLIPTERA.

subsessiles trifidae, (au et 5-fidae?), involucra subsessilia verticillata
2— 3-flora, bracteis inaequalibus ovalibus scssilibus pubescenti-to-
mentosis subglandulosis lanuginoso-ciliatis, superiore mucronato-
acuta, inferiorc paullo breviorenecangustiore orbiculari obtusa rau-
tica, capsula suborbicularis apice puberuia. — Indumentum totius
inflorescentiae deusum et brevissimum. Bracteae circiter 3 lin. lon-
gae. Affinis D. pubescenti et micranthae. — Java (labillardière).

3. Dicliptera javanica nees l. c. Caulis obliquus angulatus an-
gulis puberulis, folia longe petiolata e basi cuneat4 oblonga acumi-
nata glabra, umbellae sessiles 3 — 4-iiorae, inferiores in pedunculo
axillari distantes glomeratae semiverticillos referentes, bracteis subu-
latis patentissimis brevibus sofioltae, superiores axillares alternae,
capitula uniflora, involucri folia inaequalia ovalia acuta mucronata
subpubescentia lanuginoso-ciliata. Dicliptera bivalvis Dlumeüijdr-
p. 789, non alior. — Juslicia taevigala herb. Vahl e Java. — D.
javanica Nees in Ilcrb. Zoll. n. 2939. — Distincta ramis inferio-
ribus nudis subverticillatim spiciformibus. Anhuc/. bivalvis forma
javanica in Burm.FL Ind. p. 10 adnolataP

Java, bij Buitenzorg laugs de beeken (commerson, bl , zoll.).

4*. Dicliptera glabra decaisx. Rami erecti ramulique subtetragoni

glabriusculi, folia , umbellae axillares subsessiles trifidae, capitula

«? — 5-üora, bracteae communes subulatae spinescentes, involucri fo-
liola inaequalia ovali-subrotunda mucronato-acuta venosa coriacea
glabra, marginequc nuda, corolla glabra, capsula orbicularis, semina
orbiculata ciliolata. Dicliptera glabra Decaisn. in N. Ann. Mus.
III. p. 303. Nees apud DC. I. c. — Timor.

5. Dicliptera eriantha decaisn. Bami graciles diffusi subtetra-
goni puberuli, folia petiolata ovata subacuta integerrima cum pe-
tiolis glabriuscula, involucri foliola subrotunda acuta extus tomen-
tosa intus glabriuscula, uniflora, bracteolae subulatae, calycis laci-
niae liueari-subulatae, flores extus puberuli rosei, capsula obovato-
subrotunda subcompressa tomentoso-ciliata. Dicliptera eriantha De-
WW»e /. c. p. 384. Nees l. c. p. 477. — Timor.

6. Dicliptera intemipta bl. Caulis herbaceus erectus, folia infe-

ACAXTIIACEAE. 844 DICLIPTERA.

riora longe petiolata ovato-oblouga, superiora subcordata subsessilia
integerrima, spica terminalis subramosa interrupta, bracteis ovatis
acuminatis ventricosis nervosis glanduloso-pilosiusculis subaequali-
bus. Dicliptera interrupta DL Bijdr. p. 790. Nees L c. — Rungia in-
terrupta Hassft. Cat. bog. p. 151. — Java, in de wouden der berg-
streken.

7. Dicliptera chinensis nees. Folia ovalia velovali-oblongaacuta
cum mucronulo, glabra, in petiolum cuneatim attenuata, umbellae
axillares vel simpliciter ternae quinae seriatae trifidae brevissimepe-
dunculatae, involueri diphylli foliola inaequalia ovalia sessilia mu-
cronato-cuspidata ciliata basi membranacea, capsula suborbicularis
compressa brevissiine unguiculata subvillosa. Dicliplera chinensis
Nees apud DC. I. c. p. 477. — Justicia chinensis Linn. Spec.p. 22.
Vahl Symb. II. p. 13. Enitm. I. p. 110. — Differt a D. Bur-
manni, cui satis affinis, maxime bracteis exacte lateque ovalibus ne-
que basi cuneatis et capsula non toraentosa sed impriinis apice laxe
molliterque subvillose pubescente.

China. Voor-Indië. Java (zoll.).

8. Dicliptera Spicata decaisn. Eami ramuliqne subtetragoni gla-

bri, folia , umbellae axillares sessiles approximatae I — 3-florae

ad apicem ramulorum dispositae spicam mentientes, bracteae invo-
lucrales inaequales ovali-oblongae longissime subulato-acuminatae
acumine pungente ciliatae extus pubescenti-tomentosae basi augus-
tatae, inferiores recurvae breviores subcucullatae, capsula orbicularis
liirsutula, semina papilloso-granulata. Dicliptera spicata Decaisn.
I. c. p. 384. Nees l. c. p. 479. — Species involucris pungeutibus squar-
rosis valde insijniis. — Ti mor.

'o'

9. Dicliptera? crenata miq. Caulis ramosus, ramis dense pubes-
centibus, folia petiolata opposita subaequalia vel aequalia, nunc ma-
nifesto inaequalia, e basi cuueata integerrima elliptico-lanceolataacu-
minata crenato-dentata, supra lineolis albidis inspersa, subtus pallida
et in costa cum petiolo hirtula, tenere costivenia, membranacea, 4—1
poll. longa, pedunculi terminales breves solitarii monocephali biflori,
llores brevissiine pedicellati, bracteae ext. 2 oppositae subaequales,

ACANTHACEAE, 845 PERISTROPIIE.

subcordato-ovatae subacutac creuato-dentatae pubescente3 pollicares,
intetiores flores includeutes subconformes apice tantum crenatae,
flores — Sumatra (horsf.).

§ 2. Sphenoslegiaa Nccs l, c p. 479. Foliola involucralia basi ma-
rris minus ve cuneata.

10. Dicliptera Burmanni nees. Caulis obsolete tetragonus juve-
nilis ramique pubescenti-scabri, folia ovalia vel lanceolata utrinque
acuta mucronata supra substrigosa vel glabra, umbellaeaxillaressim-
pliciter vel dupliciter quaternaevelqumaeseriataetrifidaebrevissimc
pcdunculatae, involucri proprii diphylli foliola inaequaliaspathulato-
lanceolata arisfato-cuspidata longe ciliata basi membranacea, capsula
orbicularis compressa tomentosa brevissime unguiculata. Dicliptera
Burmanni Nees apud Wall. I. c. p. 112. l)C. L c. p. 483. — D.
ciliata Decaisn. I. c. p. 384. — D. limoriensis herb. Moric. — Jus-
ticia chinensis Burm. Fl. Ind. p. 8, tab. 4, fig. 1. — fi.Lalior Nees
l. c. caule graciliore, foliis ovatis acutis longiuscule petiolatis, urn-
bellis rarioribus solitariis geminisve subsessilibus trifidis distantibus.

Yoor-ïndië. China. Timor. Java, op de muren bij Batavia
(sabcin.) — /S. Java (labill ).

il. Dicliptera riparia nbes apud Wall. i. c p. 112. dc. p. 4S0.

Folia e basi acuta ovata sursutn attenuata, praeter costam scabram cum
caule glabra minuteque lineolata, flores verticillati subcapitato-axilla-
res, involucri foliola cuneata retusa mucronulata hirsuta, corolla semi-
pollicaris puvpurea pnbescens, capsula unguiculata ovalis pubescenti-
scabra mucronata. — Achter-Indië, Ava, Pegoe, Martaban euz.

Lil. PERISTEOPHE nees. Calyx aequalis 5-fidus vel 5-par-
titus, in capitulo bracteato-bivalvi sessilis. Corollae resupinatae bi-
labiatae labia plana, superius (post resup.) tridentatum, in f. in-
tegram vel bidentatum. Stamina 2. Antherae angustaebiloculares,
loculis oblique altero pone alterum positis, parallelis, demum con-
tortis muticis. Capsula bivalvis bilocularis, basi elongatti sterilis
compressa, commissura valvularum plana, sursum a lateribus com-
pressa, loculis dispermis. Septum adnatum persistens. Semina
discoidca, retinaculis uncinatis. — Herbaeindicae,nonnullaetinc-
toriae, fl. purpureis, infl. Diclipterae*

1. Peristrophe tinctoriasEES. Polia ovata obtusa lineolata, subtus

ACANTHACEAE. S-16 PERISTROPHE.

cum caule pubescenti-scabra, umbellae axillarcs terminalesque 5-fidae,
radiis compositis decoinpositisque, involucri dipliylli foliola inaequa-
lia subcordato-ovataacutiuscula pubescenti-ciliata. Peristrophe tinc-
loria Nees apud Wall. p. 103. BC. I. c. p. 493. — Justicia Roxb.
Fl. Ind. ed. Wall. I. p. 124, ed.alt. Lp. 123. — J. Roxburghiana
Roem. et Sch, Mant. I. p. 140. — J. purpurea Lour. Fl. Cochinch.
I. p. 81; Burm. Fl. Ind. p. 10 ex syn. — Bianthera japonica
Thunb. Fl. Jap. p. 21, tab. 4. — Just. crinila Thunb.in Transact.
Soc. Linti. Lond. IT. p. 338. — Folium tinctorum Burm. Herb.
Amb. VI. p. 51, lab. 22, /?#. 1. — Au huc P. Dalaora Nees apud
BC. p. 499 (Justicia Blanco Fl. Filip. p. 14) ?

Geheel Ind iê. Molukken. Cocliinchina. Japan. — Daoen
benang mal., Anroeda mak. — De bladen dienen tot roodvenven.

2. Peristrophe pallida nees apud BC. I. c. p. 494. Folia e basi
brevi acute vel subrotundata, ovato-oblonga, ab inferiore parte jam
attenuata superne acuminata, praesertim supra lineolata, subtus cuiu
caule subpubescentia, 4^ — 2 poll. longa, suprema sublanceolata, um-
bellae axillares et terminales trifidae, capitula subtrifiora, involucri
dipliylli foliola subaequalia ovato-oblonga obtusa subpubescentia re-
ticulato-venosa, corollac tubus pubescens, labium sup. ovato-subro-
tundum integrum, inf. oblongum tridentatum, filamenta patenti-pi-
losa. — AP. montana specie lndiae cont. dift'ert vix nisi foliis fcre
inde a basi acuminatis, basi non cuneatis, lloribus paullo minoribus,
alioquin autem exactissime consimilibus.

Java, op den G. Gambing (jüngii.).

3. Peristrophe jalappaefolia nees l c. Folia e basi acuta ovato-
oblonga apice attenuata, lineolata, cum caule glabra, umbellae axil-
lares trifidae ramis lateralibus trifidia medio 5-fido, capitula triflora,
involucri bracteae subaequales oblongo-lanceolatae obtusiusculae pu-
bescentes. Justicia Vahl Enum.J. p. 160. — Peristrophe tinctoria
Spanoghe herb. — AP. pallida involucri foliolis angustioribus, a
P. Blumeana iis duplo latioribus diftert. — Java (spanoghe).

4. Peristrophe albiflora hassk. Caulia herbacens erectus, folia pe-
tiolata (altera saepe abortivo) oblongo-lanceolata utrinque acuminata

ACANTHACEAE. 84-7

PEBISTROPUE.

iuaequilatera subintegerrima, subtus pubescentia, capitula 3 — 8-flora
fasciculata terminalia, involucri diphylli foliola lineari-lanceolata
aequalia, corollae labium sup. 3-dentatum, inf. rotundatum. Peri-
slrophe albiflora Ilassk. Cal. bog. p. 152. Tijdschr. Nat. Gesch.X.
p.130. Jusücia albiflora BL Bijdr. p. 787. Spanoghe in Linnaed
XV. p. 327. — A P. Blumeana differt foliorum forma et calycis
laciniis multo longiorib'us subulatis. — An huc referenda Dianthera
hyssopi folia Burm. Fl. Ind. p. 11, tab. V. fig. 2 e Java?
Java, iu de bergstreken. — Timor (spanoghe).

5. Peristrophe ? salicifolia mq. Caulis herbaceus ramosus infeme
procumbens, folia petiolata augusto-laiiceolata integerrima in venis
ntrinque puberuia, capitula 2 — 5-flora fasciculata terminalia invo-
lucrata, iuvolucra diphy 11a lineari-lanceolata inaequalia, corollae labia
Bubaequalia. Justicia salicifolia BL Bijdr. p. 787. Non vidi. —
An eadem ac P. commutata?

Java, op de kalkbergen om Koeripan (bl.).

6. Peristrophe angUStifolia kees /. c. Polia lanceolata utrinque
atteimata in costis scabra, tripollicaria, capitula terminalia cymoso-
pauca (3 — 4), 2 — 3-fiora, involucri diphylli foliola ovato-oblonga
inaequalia ciliata, capsula pubescens. — Justiciae salicifoliae blume
affinis esset, nisi huic involucri foliola » lineari-lanceolata" tribuan-
tur (kees). — Non vidi, vix tarnen non eadem. — Java (zoll,).

7. Peristrophe commutata kees /. c. p. 497. Fraticosa, folia lan-
ceolata, pedunculi axillares terminalesque 3 — 6-fidi, laterales saepe
3-fidi, capitula parva, bracteis 2 liuearibus inaequalibus, capsula cla-
vata. Justicia bivalvis Roxb. Fl. Ind, cd. Wall. I. p. 125, ed alt.
!• P- 124, non alior. Specimen habeo ex Hort. bogor. satis congruum ;
bracteae involucri lanceolatae parum inaequales. — Molukken.

8. Peristrophe Cumingiana kees /. c. p. 498. Caulis subhexagonus
axe luspidulus glabrescens, folia ovato-oblonga in acumen obtusius-
culum attenuata, supra laxe strigoso-hirsuta, pedunculi axillares trifidi,
ca pitula biflora recurva, involucrum diphyllum capitulum liaud superaus
cum bracteolis subulatis paullo brevioribus involucrum 6 phyllutn men-
, le ns pulierulum, calyx bracteolas aequans, antherarum loculi configni
ln unuin confluentes, capsula hispida — P h i 1 i pp. ei 1. (cum ing n. 1015).

ACASTIIACEAE. SAS

PERISTROPHE.

9. Peristrophe bicalyculata nees, Herbacea, caulis hexagonus
hirtus vel hirsutus, folia ovata acuminata lineolata glabra vel pube-
ruia, pedimculi axillares 2 — 3-fidi ramis diehotomis, capitula uni-
flora cum rudimento, involucrum commune monophyllum liueare
capitulo duplo longius, proprium pentaphyllum basi subconnatum,
calyx parvus membraiiaceus. Justicia bicalyculata Vahl Symb. U.
p. 13. Enum. I. p. 113. Boxb.Fl. Ind. ed. Wall. I. p. 127, ed.
all. p. 126. BI. Bijdr. p. 783 (an et Spanoghe l. c. p. 327?;. —
J. ligulata Lam. Dief. I. p. 625. Cao. Icon. I. p. 52, tab. 71. —
J. Malabarica AU. II. Kew. I. p. 27 . — Dianlhera malab. Linn.
fil. Suppl. p. 85.— D. bicalyculata Belz. Act. Ilolm. 1775,/?. 297,
f a &. 9. — Z). paniculata Forsk. Aeg. ar. p. 9?. — 0. depauperata
Nees pedunculis axillaribus 2 — 3-floris, foliis ovatis.

Van Abyssinië, Arabië, over geheel Zuid-Azië en den
Sunda-Archïpel. Java, op grasvlakten in Tjandjor, enz. Ti mor?

10. Peristrophe Blumeana iussk. /. c. Nees l. c. p. 495. Folia

inferiora ovali-oblonga, superiora oblongo-lanceolata oblongaque sub-
falcato-attenuata, basi acuta, cum caule glabra (an juniora etiam?),
capitula in apice caulis subumbellata 2— 3-flora, umbellac 2—3-
cephalae, involueri foliola lineari-lanceolata acuta inaequalia cum
capsuki scabra, corolla rosea, labiis obovatis. Justicia Roxburghiana
BI. Bijdr. p. 786, non Roem. el Sch.
Java, in de bergstreken (bl., zoll.).

il. Peristrophe fragilis nees a pud Wall. i. c. P . 113. dc. 1. c.

Caulis scaber, sexangularis, dense lineolatus, folia oblonga apice longe
attenuata, 4—5 poll. longa, ad costam scabra, umbellae axillares quiri-
quefidae, pedunculis ancipitibus, bracteae subulatae, involurri foliola
aequalia oblonga venosa calycc duplo longiora, puberuia, ciliata, cap-
sula glabra. — Tavoy.

12. Peristrophe acuminata kew i. e. bc. i.c.pAM. Folia obbngo-

vcl ovato-laiiceolata acuminata integerrima vel superne subrepnnda, supra
dense lineolata subtus ad nervos scabra vel (in cultis) subglabra, 3—
5-polIicana, pedunculi axillares subgemini umbellati, capitula subtri-
flora, involueri diphylli foliola lanceolnta acuminata, calyx scaberrimus,
corolJa pnrpurea pubescens. Justicia acuminata Wall. herb.- Tav ov.
bilhet. In slands plantentuin te Buitenzore. Java?

ACAIVTHACEAE. 849 RIIAPHIDOSrORA.

LITT. KHAPHIDOSPOllA kees. Calvx parvulus 5-partitus.
Corollae plerumque resupinatae tubus recurvus, labium sup.
(jam inf.) concavum, superius latius trifidum. Stamina 2exserta;
antherarum loculi unus supra alterum positi, superior brevior, in-
ferior basi calcaratus vel tantum obtuso-productus. Capsula basi
compressa angustior asperma, apice tetrasperma; septum completum.
Seraina retinaculis uncinatis sustenta discoidea, echinulata vel
ecliinato-hispida. — Herbae gerontogaeae tropicae. foliis latiusculis,
thyrsis paniculatis axillaribus nunc in terminalem coè'untibus, floribus
hand magnis capitato-ternis vel abortu solitariis, quasi bracteisS — 9
setaceis exiguis cinctis, computatisscil. floris singuli bracteolis, qua-
ruin nonnullae saepe deficiunt. Corollae a nobis tum in specicbus
siccis tum ex iconibus examiuatae non resupinatae.

1. Rhaphidospora dichotoma kees apud BC. I. c. p. 500. Cau-

lis 2— 5-pedalis inferne procumbens radicans, ramis subtetragonia
dichotomislineis villosis,folialongepetiolatae basi acutiusculaovato-
oblonga acuminata subrepanda utrinque vix supra puberuia, sicca su-
pra nigrescentia, summa infra inflorescentiam sessilia, paniculae axil-
lares biiidae in thyrsum terminalem glanduloso-hirtellum abeuntes,
flores vulgo terni, calycis laciniae lineares, corollae fere semipollica-
ns extus subglabrae albido-subrubesceutis labium sup. emarginatum,
inf. 3-lobum medio flavo-maculatum. Juslicia dichotoma BI. Bijdr.
p.783. — Pciislrophe dichotoma Hassk. Cal. bog.p. 152. Tijdschr.
AW. Gesch. X. p. 129. — Leptostachya dichotoma Nees apud BC.
l-c.p. 379. A sequente parum saltem differt: infl. non foliosa, fl.
extus subglabris, autherae loculo acute calcarato. Caeterum eliam
vanat iuflor. nunc parva nunc maxima.

Java, iu de wouden der bergstreken (bl., zoll., labill.); op
deii Diëng, Oengaran 3 — 5000', Boerangrang, Tankoeban Praoe
(Jüngh.). — Trimboekoe sund. of Waliran.

2. Rhaphidospora glabra nees apud Wall. lep. 115. dc. t.c.

V- *99. Wight Icon. IV. lab. 1551. Folia ovata apice attenuata gla-
bra. petioli puberuli, paniculae axillares mnltiflorae, a medio fere trifi-
| la e. nunc glabrae nunc inter ramificatioues glandulosae, corolla 3 lin.
0n ga roseoluteo-viridique varia extus pubescens, capsula pubescens
m ucronata. Juslicia glabra Koen. apud Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. I.

54
Flora van Ned. Indië. II.

ACAXTIIACEAE. S50 HYPOÜSTES.

p. 132. — Variat paniculis dense glandulosis paullo rigidioribus. —
V o o r - 1 n d i ë. — Mauritius.

3. Rhaphidospora membranifolia miq. Herbacea, humilis? geni-
culata, laxa, folia longe et graciliter petiolata, e basi acuta, elliptica
vel elliptico-oblonga acuminata, tenuiter membranacea, suotus pallida,
praeter marginem glabra, utrinque lineolata, par supremum brevi-pe-
tiolatum, (siccata viridia), thyrsus paniculatus terminalis laxus pube
brevissima inspersus, ramulis lateralibus dichotomis cum flore axil-
lari, vulgo triiloris, calycis laciniae pubescentes, corolla glabra, (cae-
terum ut reliquarum). lobo medio labii inf. latiore transverse rugoso,
antherarum loeulus inf. basi haud acutatus. -— AdKh. tenellara rctu-
lissem nisi labii inf. glabrities obstaret.

Java, op den Merapi (jungii.).

4. Rhaphidospora? tenella kees apud BC. I. c. p. 501. Caulis

herbaceus patenti-ramosus, flores terminales paniculati ramis gra-
cilibus, folia ovata obtuse acuminata glabra in costis scabra, inferiora
in petiolum longiusculum acute desinentia, summa sessilia, antherae
inuticae, fl. flavi? labium inferius in medio hirsutum. — Non vidi.
Java (zollinger).

LIV. HYPOËSTES r. browjï. Calyx 5-fidus vel-partitus, ali-
quando laciniis coalitis diphyllus, rarins 4-partitus, aequalis, in ca-
pitulis subuni-bi-floris, phyllis 4 liberis vel coalitis involucratis.
Corollae labium inf. 3-fidum, sup. integrum vel bidentulum. Sta-
mina 2, antherae uniloculares, juveniles cohaerentes, loculi in con-
nectivo angusto iaterales. Stigma bifidum. Capsula ab infenore
parte compressa, valvularum commissuru plano-contigua asperma,
apicem versus bilocularis 4-sperma. Scptum adnatum corapletum.
Semina rctinaculis subulatis sufl'ulta ovato-subrotunda, biconvexo-
compressa tuberculata, cotyledones crassae subundulatae, radiculae
subaccumbentes. — Herbae vel frutices nunc arborescentes, in veteris
orbis plagis calidis, Diclipterae inflorescentia, sed simpliciore et ma-
gis regulari, plures fiorum decore insignes. — Capitula saepe spi-
catim vel fasciculatim congesta.

§ 1. Involucra uniflora.

1. HypoëStes Iaxiflora KEES ap. f)C. I c. p.508. Herbacea, folia

ACANTHACEAE. 851

HYPOëSTES.

e basi cuueiformi-attenuata ovalia acuminata glabra, spicae axillares
terminalisque subracemosae aphyllae, spicam terminalein nudam de-
compositam superneefficieutes, laciniae involucri tubulosi lanceolato-
acuminatae alternae paullo minores. — A seq. foliis caulinis magis
amplis utrinque multo magis attenuatis glabris nee non inflorescen-
tia differt. Pedunculi communes axillares folio triplo vel quadruplo
breviores, glabri, a basi fere pedicellis brevissimis oppositis* 1—3-
cephalis, parium 3—4, contractis instructi. Involucra apice hirsufula
velscabra vel passim cum pedunculis pubescentia. Caulis mox simplex
mox ramosus. — liane non vidi nee in Herb. jungh. reperi. Tcste
iveesio seq. satis afüuis,ideoque vix eadem ac H. polythyrsa, ut an-
tea putaveram.

Java, op den Oengaran (jungh., zoll., labill.). — Philip p.
eil. (cuming u. 1019 en 3). — Noordelijk Nieuw-Holland en
naburige eilanden.

2. Hypoêstes rosea DECAISN. Perennis. ramis teretibus glabris, io-
lia ovata utrinque acuta, supra praeter tenerrimam supra costam pu-
bem glabra, non lineolata, subtus cum ramis ad costam praesertimpu-
bescenti-hirtella, 4 \ — 2 ^- poll. losga, nnncsubrepanda, thyrsi axillares
terminalisque spiciformes secundi capitati peduuculati et sessiles ver-
ticilliformes, foliis floralibus ovatis, laciniae involucri unifiori tubulosi
brevi-fiavescenti-tomentelli et subglandulosi lanceolatae acutae, in-
teriores minores, corolla involucro triplo longior,fere pollicaris, pal-
lide purpurea, tubo extus parce pilosulo, filamentis inferne puberis.
Hypoêstes rosea Decaisn. in Nov. Ann. Mus. III. p. 381 ubi corol-
lae pubes praetervisa (nonNeesapudDC.p. 506). — II. Decaisneana
Nees I. c. p. 5 OS. — II. Blumei ej. in Herb. Jungh. — H. Fors-
kalii BI. Bijdr. p. 782 excl.syn. — //. malaccensis Wight Icon.1V.
tab. 1555? (forma magis pubera). Ab H. purpurea differt foliis la-
tioribus ad costam hirtis,, involucro pilis simplicibus et apice glan-
dulosis tomentello, calyce 5-dentato (potius trifido, laciniis 2 latio-
ribus breviter bifidis).

Java, langs de rivieren (blume, zoll.), bij Rongkop (ju> t gh.).—
Timor. — Djampang kai sund. op Java.

3- Hypoêstes purpurea K. bbown Prodr. Lp. 474. Nees apud BC.

54*

ACA.VriIACEAE. 852 HYl'OëSTES.

I. c. p. 509. Perennis, folia ovalia utrinque acuminata integerrima sub-
tus cura ramis pubescenti-scabra (pilis minutissimis), thyrsi axillares
terminalisque spicifbrmes angusti, foliis floralibus ovatis laciniisque in-
volucri tubulosi obconici quinquefidi (duplicis cum phyllo impari?) la-
ciniis ovatis aliisque rotan datis mucronatis, corolla purpurea pubescens
semipollicaris vel pauilo longior. Justicia purpurca Vaht Enum. I. p.
107, non Linn. — Voor-I n die'. Cbina. Lu zon.

4. Hypoëstes tomentOSa miq. Iuternodia basi supra nodos con-
stricta, rami foliaque subtus dense tomentosa (tomento in sicco fer-
rügineo), folia e basi acuta vel subacuta. ovata subacuminata integer-
rima vel subrepanda, supra subglabra, thyrsi spicato-fasciculati inferno
axillares, superneinthyrsumcompositum spicitbrmem folios urn con-
ferti, dense villosi (pilis simplicibus), involucra uniflora sessilia, ex-
terius e phyllis 2 ad \ a basi connatis lanceolatis, interius brevius
e phyllis 2 liheiïs, utrumque villosum, calyx 5-fidus, corolla extus
tota pubescens.

Java, in 'slands plantentuin te Buitenzorg.

5. Hypoëstes polythyrsa miq. Herbacea sursum dense ramosa,
ramis foliisque subtus in venis pubeappressainspersis, folia longius-
cule petiolata e basi cuneato-decurrente ovata acuminata supra punc-
ticulata, paniculae multifiorae ramulos omnes tcrminautes basi vel
feretotae (foliis floralibus parvis ellipticissupremissubsessilibus) fo-
liosae compositae, ramulis ultimis subunilateraliter spicifloris, invo-
lucra vulgo solitaria bractea parva subsubulata subtensa, sessilia, ob-
conico-tubulosa subtetragona subcolorata flrmula puberuia uniflora,
exterioris laciniae 2 parte connata fere triplo breviores lanceolato-
triangularea cuspidulatae ciliatae et puberae, interius decussatum di-
phyllum viride aequantes, calycis obconici hyalini 5-fidi glabri la-
ciniae ovatae triangulares acntae ciliatae, corolla extus pubescens,
capsula apice retrorse pubera mvolucro fere inclusa.

Java, op den Oengaran (jungo.).

6. Hypoëstes populifolia miq. Herbacea, opposite ramosa, inter-
nodiis laevibus basi constrictis, folia inferiora longe petiolata e basi
lato-cuneatè rhombeo-ovata acuminata subcoriacea utrinque glabra,
subtus pallida costulisque utrinque circiter 10 erecto-patulis, majora
semipedalia, panicnla coir.posita terminalis decresccntï-foliosa, (foliis

ACANTHACEAI. 853 BYPOëSTES.

suprcmis ellipticia parvis subsessilibus),rainulisultirnisuniIatero-spi-
cifloris, involucra solilaria sessilia uniilora bracteis subulatis iis bre-
vioribus subtensa, exterius viridulum roox expallidum firmulumtubu-
loso-obconicum, angulatum, laciuiis 2 e basi latiusculalongearistatis
aequalibus vel manifesto-inaequalibus deuse puberis parte indivisa
glabriuscula aequalibus vel brevioribus, interioris phylla lanceolata
tenera superautibus, calyx 5-fidus ciliatus, corolla (pallide rosea?) ex-
tus praesertiin deorsum pubera, filamenta basi saltem parumper pubera.
Java? (zoll. n. 74 L. in 's lands plantentuin te Buitenzorg).

$ 2. Involucra biflora, flore altero nano rudimentario (an semper?).

7. HypoëStes Zollingeriana miq. Herbacea, rami foliaque subtus
in nervis rninute pubera, folia modice petiolata e basi brevi-acuta.
ovatk vulgo obtuso-acuiiiinata, supra glabra subpuncticulata, costulis
subtus distiuctis plurimis, panicula terminalis elongata subdensa et
angusta basi tautuin foliosa, ramis subuuilatero-spicifioris, involucra
vulgo gemina, bracteis elongato-lauceolatis subtensa, viridialierbacea
biflora (uno probabiliter flore haud fecundo), exterioris pubescentis
laciniae lanceolatae parte connata multo lougiores, subaequales, inte-
rius diphyllum superantes, calycis hyalini ad medium 5-fldi laciniae
lauceolatae ciliatae, corolla rosea extus pubescens, filamenta tota antice
pubeseentia, capsula ex involucro altius exsurgens superne retrorse
pubera. — Internodia basi constricta. Flosculi miuoris probabiliter
abortivi calyx 5-partitus, fertilis 5-fidus.

Java? (zoll. n. 2909 b. in 's lands plantentuin te Buitenzorg).
Poelawa idjoe sund.

8. HypoëStes TeysmannianaMiQ. Herbacea, rami foliaque subtus
in nervis tenerrime pubera, folia (opposita, altero passim paullo mi-
nore) longe petiolata, e basi brevi-acuta dilatato-subdeltoideo-ovata
brevi-acumiuata subrnembranacea, supra glabra, subtus pallida cos-
tulisque utrinque 8 — 10 patulis, 4-fere 6-pollicaria, paniculae com-
positae densae parvi-foliosae superne modice pubescentis rami ultiini
dense subunilatero-spiciflori, involucra solitaria bracteis lineari-lan-
ceolatis acutatis puberis iis brevioribus subtensa biflora (flore altero
sterili), exterioris viridis pubescentis superne pilis glandulosis hirtelh
laciniae lanceolatae acutatae cariuato-et decurrenti-uninerviae aequa-

ACAHTHACEAE. S54< CUNACA1NTI1US.

les vel subaequales (rarius manifesto inaequilongae), partem indivisam
et interius diphyllum conforme apice viriele circiter aequantes, caly-
ces hyalini puberi subciliolati, fertilis 5-fidus, sterilis 5-partitus, la-
ciniis linearibus, corolla extus pubera, filamenta basi tantum rari-
ter pnbera.

Java, in 's lands plantentuin te Buitenzorg.

9. HypoësteS fastUOSa soland. ap. R. et Sch. Syst.I.p. 140. Necs

ap. DC. I. c. p. 507. Frutex glaW, folia modice petiolata e basi acuta
ovali-oblonga acumine angusto obtuso vel emarginato tefminata repando-

subcrenata, 5 — 6 poll. longa, spica terminalis composita densa 4-pol-
licaris vel longior, spicis partialibus oppositia adpressis sccundillons
brevibus, bracteae brevissimae ovatae acutae, involucri biflori tetra-
phylli foliola alte connata acuta mucronata glabra subciliata. Juslicia
fastuosa Linn. Mant. p. 172. Vahl Symb. I. p. 2, tab. 1. — Voor-
in dië.

LV. CLINACANTHUS nees. Calyx 5-partitus aequalis non
involucratus. Corollae tubulosae resupinatae labium sjip. (post
resup.) trifidum, inf. angustius concavum bidentatum. Spmina 2.
Antherae uniloculares, loculus in connectivo lanceolato in medio
affixo lateralis muticus. Stigma bifidum breve. Capsula a medio
tetrasperma. Se mi na muricata. — Herbae indicae et mascarrhenae,
pedunculis axillaribus et terminalibus cymose 1 — 2-floris, floribus
coccineis brevi-pedicellatis nutantibus.

1. Clinacanthus Burmanni nees apud DC. I. c. p. 511. Folia

ovato-lanceolata acuminata irregulariter denticulata incostis hirtula,
flores subunilateraliter cymulosi, calycis laciniae anguste lineares,
corolla pollicaris pubcscens pulchre coccinea. Juslicia nulans Durm.
Fl. Ind. p. 10, tab. 5, fig. 1. — J. fulgida BI. Bijdr. p. 284. —
Beloperone? fulgida Hassk. Cal. bog.p.lb7. Corollae labiatubum
aequantia.

Java (volgens burmann), op belominerde plaatsen bij Simbangm
Pekalongan (spanogue). Molukken (reinw.).

Tribus XI. Andrographideae kees apud Wall.p. 115. DC. l.c.
p. 512. Calyx 5-fidus aequalis. Corolla bilabiata saepe resupinata.
Stamina 2 cxserta. Antherae vel abortu uniloculares, loculo altero

ACA.M'IIAGEAE. 855 HAPLANTHUS.

in pilos converso, vel biloculares, locnlo inferiore minus completo bar-
bato. Stigma parvum subcapitatura. Capsula lineari-oblonga, tota
depressa, a basi 6 — 8-sperma. Septmn angustum adnatum. Semina
retinaculis brevibus sufl'ulta iisque supra basin inserta. — Ilerbae
vel suffrutices indici, fl. axillaribus solitariis vel racemosis, inagis mi-
nusve secundis, bracteis parvis, bracteolis saepe nullis, infiorescentia
haud raro glanduloso-hirta.

Vil. I1APLANTHUS nees. Calyx aequalis 5-partitus. Corol-
lae subinfundibtüiformis tubu s iucurvus, limbus 5-li'lus subbilabia-
tus. Stamina 2 inclusa; antberae uniloeulare?, counectivo locu-
loque altero abortivo tomentosis vel villosis; filaraeata baai introrsuru
dilatata. Capsula linearis depressa, a basi 8 — 16 -sperma, semini-
bus parvis angulatis.

i. Haplanthns tener kees apud Wall. i. c. p. 115. dc.i. c. Cao-

Ü3 pilis multiartieulatis subhirsutus, folia primordialia subrotundo-spa-
tliulata s parva, reliqua ovata acuta vel obtuso-attenuata, basiinpetio-
lumattenuata, 2 — 2|-pollicaria, integerrima vel subserrata, subtus glabra,
obsolete lineolata, supra pilis inspersa, ramiaxillares oppositi folio lon-
giores apice uti caulis racemoso-pauciflori, corolla semipollicaris pu-
bescens purpurea. Jusiicia tenm flora Wall. mss. — Tavoy, op den
Taong-Dong (wall.).

LYIII. ANDROGRAPHIS wallich. Calyx profunde 5-par-
titüs aequalis, laciniis angustis. Corollae si non resupinataela-
bium superius integrum bifidum, inf. 3-fidura. Stamina 2; an-
therae biloculares, loculis parallelis basi barbatis. Capsula ovalis
vel lanceolata, depressa, ad basin usque bilocularis, tetra-poly-sperma.
Septum adnatum. Semina ovalia obtusa teretiuscula, basi oblique
truncata, alveolato-scrobiculata, hilo profundo. Eetinacula pedi-
cellata, dilatato-squamaeformia, decidua. — Herbae vel suffrutices
indici, cauleramisque acute tetragonis, racemis axillaribus gracilibus
simplicibus vel divisis, bracteis 2 oppositis flore brevioribus, brac-
teolis 2 minimis vel et nullis, floribus birtulis vel glandulosis.

1 . AndrographiS paniculata nees. Herbacea, cauüs foliaque lan-
ceolata in petiolum attenuata glabra, racemi axillares bifidi vel di-
ehotomi, capsulae polyspermae. Andrographis paniculata Nees apud
Wall. I. c. p. 116, apud BC. I c. p. 515. — Jusiicia paniculata
Bimn. FL lnd. p. 9. BI. Dijdr. p. 788. R. Br. Prodr. Nov. HolL

ACANTIIACEAE. 856 A.NDRUÜIIAI'UIS.

I. p. 475. Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. I. p. 119. — Cara Caniram
Meed. Hort. Mal. IX. p. 109, tab. 56.

Yan Ceylon over geheel Indië verspreid. Java. — Op de West-
Indische eilanden ingevoerd. — Is zeer bitter en een inlandse!)
geneesmiddel in Indië.

2. Andrographis echioides nbes /. c. p. 117, apud dc. p. bis. Her-

bacea, hirsuta, folia oblonga subcrenata subsessilia, racemi reflexi, cap-
suJa 4 sperma. Justicia echioides Linn. Fl. Zeyl. n. 21. Burm. Fl.
Ind. j>. 9. Roxb. Fl. Ind. ed. Wall. I. p. 119. — Euphrasiae a films
Indica echioides Herm. L. Bat. p. 668 et icon. p. 669. — Pee Tumba
Meed. Hort. Mal. IX. p. 87, tab. 46. — Ceylon. — Geheel Voor-
In die, algemeen. — Waarschijnlijk ook op den Archipel.

An buc: Justicia laxiftora dl. JJijdr. p. 789? Caulis herbaceus dï-
varicatus, folia petiolata ovato-oblonga, rarnis et pedunculis dichoto-
mis, flores secundi erecti abrupte spicati, filamenta antica barbata. —
Java, in de wouden der bergstreken (bl.).

Ordo CLXXIII. YEBBENACEAE jüss.

Herbae, saepius frutices, raro arbores, axibus tetragonis, saepe
glandulosae, foliis oppositis vel verticillatis, perraro alternis, sim-
plicibus,quibusdam cornpositis. Inflorescentia indcfiuita vel defi-
nitacymosa. Elores hermaphroditi, rarius polygarno-mono-vel dtoici,
4 — 5-meri, rarissirne polymeri, regulares, subregulares vel bilabiati,
unibracteati. Calyx (cuin pedicello et bractefi saepe coloratus) liber,
4 — 5-rarissime 6 — 8-fidus vel-dentatus, aequalis vel bilabiatus, per-
sistens, maturus auctus fructum subtendens vel includens. Co-
rolla hypogyna, limbo4 — 5- in Symphoreinate 6 — 12-iido,utplu-
ximum inaequali vel definite bilabiato, rarius aequali, laciniis aesti-
vatione imbricatis, postieis extimis. Stam in a corollae tubo inserta,
4 — 5, rarissirne plura, saepius didynama, rarius superiora ananthera
vel rudimentaria. Antherae biloculares, loculis parallelis, divaricatis
vel verticaliter superpositis, longitrorse vel rarissirne poro apicali de-
hiscentibus, connectivo interdum appendice cristaeformi vel clavi-
formi aucto. Ovarium liberum integrum, disco annuliformi inses-
sum, 2- vel 4-merurn, 2- vel 4- raro 4 — 8-loculare. Ovulain lo-
culis vulgo solitaria, rarissirne gemina collateralia vel bina opposita,
nunc (in Verbeneis) e basi erecta vel adscendentia anatropa, nunc e
placenta ex angulo loculi adscendente pendula, deorsum cainpylo-

YERBKNACEAE. 857 GENERA.

tropa. Stylus tcrminalis simplex, stigmate capitato aut obliquo
vel bifido, lobulo altero dentiformi altero complanato vel utroque
acuto. Fructus vel siccus 2 — 4- rarius 6-coccus, coccis maturis a
se invicem solutis clausis monospermis, ex receptaculo deciduis, vel
drupaceus, pyrenis 2 — 4 discretis vel coalitis, 1— 2-locularibus,
nunc capsula coriacea indehiscens aut septicide et loculicide 4-val-
vis. Semina erectaexalbuminosa; embryi recticotyledones cras-
sae oleosae, germinautes foliaceae. — Ordo imprimis tvopicus am-
plrigaeus, paucissimis iu Europa speciebus genitis.

Eigenschappen. Bittere en zamcntrekkentle beginsels worden
niet zeldzaam in deze groep aangetroffen, somtijds eeue geringe hoe-
veelheid vlugtige olie. De sappige steenvruchten zijn bitter, geurig,
slechts van enkelen zuurachtig-zoet en dan eetbaar (bijv. van Premna
csculenta koxb.). De CaUicarpa-soorten hebben eene bittere schors ;
aan hare bladen worden diuretische krachten toegeschreven. De
talrijke soorten van Clerodendron zijn bij de bewoners van Zuid-
Azië wegens hare schoone bloemen en de bittere geneeskrachtige
wortels en bladen gezocht. Ook de Gmelina-sooi-tcn worden te-
gen koortsen en andere ziekten geroemd. Fele VïVfcc-soorten leve-
ren timmerhout en uit de stammen van sommigen, die door ligt en
week hout zich onderscheiden, worden praauwen gemaakt. Omtrent
het Djati-hout vergelijke men Teciona.

Geslachten:

I. Bladen zamengesteld of enkelvoudig. Eitjes boven den bodem
der hokjes bevestigd, één in ieder hokje.

A. Sappige steenvrucht. — a. Sleenkem 4-hokkig, bloemkroonmet
meer of minder lange buis; — zoom 2-lippig, bladen veelal gevin-
gerd: I. Vitex; — buis naar boven verwijd, zoom 4-spletig, 2-lip-
pig, onderste slip zeer groot: II. Gmelina; — buis kort, zoom
bijkans regelmatig 4-spletig of 4-deelig, 2-lippig; stempel 2-spletig;
vrucht klein: V. Premna; — bloemkroon trechtervormig, buis
van de lengte des kelks, zoom 5-spletig, bijkans regelmatig; stem-
pel 2-spletig'; steenvrucht droog: VI. Teciona; — b. 4 ééuhok-
kige steenkemen; bloemkroon klokvormig-buisvormig kort, zoom
4— 5-spletig regelmatig; stempel knopvormig, vr uchtj es klein ; bloei-
de okselstandig: IV. Callicarpa ; — bloemkroonbuis lang, zoom

VERBE.NACEAE. 858 VITEX.

5-pletig, bijkans regelmatig, of eenzijdig; 4 eenhokkige steeukerueu;
III. Clerodendron.

B. Vierkleppige zaaddoos; bijschcrmen zonder omwindsel ; —
buis lang, zoom bijkans regelmatig; zaaddoos halfin den kelk beslo-
ten, in 4 gevleugelde hokjes splijtend: VIII. Glossocarya; — zaad-
doos in den met vleugels voorziencn kelk besloten, 4-kleppig: VII.
Hymenopyramis.

II. Eitjes op den bodem der hokjes regtopstaande. — Bladen en-
kelvoudig; steenvrucht met 2 kernen: IX. Lantana ; — zaaddoos
in 2 — 4 gesloten hokjes zich deelend: 2-hokkig; — 2 meeldraden:
XI. Slachyfarpha ; — 4 meeldraden: X. Lippia; — zaaddoos
4-hokkig; XII. Verbena. — Gevinde bladen; zaaddoos in 4 hokjes
deelbaar: XIII. Peronema.

III. Twee hangende eitjes in ieder hokje; bijschermeu zamen-
getrokken, van een omwindsel omgeven; kelk 5-spletig; bloemkroon
met 5-spletigen zoom; 5 meeldraden: XIV. Sphaenodesma ; —
bloemkroon lipvormig; 4 didyn. meeldraden: XV. Congea ; —
bloemen in geschubde hoofdjes of aren, kelk 5-bladig; bloemkroon
vierspletig zaad in de gesloten zaaddoos ontkiemend; boompjes in de
kustinoerassen: XVI. Avicennia.

' Tribus I. Viïiceae j. c. schauer in BC. Prodr. XI. p. 620.
Folia simplicia vel digitata; inflorescentia defiuita cymosa vel thyrsi-
formis ; ovula solitaria, supra basi loculi inserta pendula. — Viteae
ej. in Conspectu ibid.

Subtribus I. Euviticeae ej.l. c. p. 6 27. "Inflorescentia exinvolucata;
corolla regularis vel bilabiata. Brupa, raro nucamentacea, calyce aucto
insidens vel inclusa. — Fiticeae ej.

I. VITEX linn. Calyx5-dentatusvel5-Mus,dentibuslaciniisve

paullo inaequalibus. Corollaelabiumsup. bifidum,inferius tri-

fidum, laciniis lateralibus quam superiores paullo majoribus, inter-

mediu reliquis ampliore et porrecta, faux saepe campanulato-dilatata.

Stamina 4 didynama, tubo inserta exserta adscendentia, antheris

obcordatis longitudinaliter dehiscentibus. Ovarium 4-loculare, 4-

ovulatum. Stylus terminalis filiformis, apice acute bifidus. Drupa

calyce aucto et saepe rupto insidens, putamine 4-loculari lignoso. —

Arbores et frutices, in calidis utriusque orbis crescentes, innovationi-

VERBENACEAE. 859 VITEX

bus et iuflorescentiu pube cvanescente vulgo obductis, foliis opposi-
tis utplurimum digitatis, rarissime simplicibus. — Flores centrales
vulgo saltem fertiles, lateralibus robustiores et calyce ut plurimuui va-

lidiore instructi.

§ 1. Euagmis Schaucr. Calyx cyathimorphus, campanulatus vel pa-
tellaris, truncatus vel 5-dentulus; corollae labiam sup. bifidam erec-

tuni vel resupinaturn.

* Cymae in thyrsura paniculaeformem collectae.

1. YitCX trifolia linn. fü. llamuli et folia supra pube pulveru-
lenia canescentia, folia subtus cum inilorescentia iudumento alphi-
toideo raso albicantia, folia petiolata tri- vel rarius uuifoliolata,
foliolis sessilibus e basi attenuataobovato-oblougis vel obovatis acutis
obtusisque, integerrimis, supra denium subglabratis, thyrsus panicu-
laeformis terminalis augustus, cymis pedunculatis erectis, calyx pa-
tellari-cyathimorphus laxus breviter et acute repaudo-dentatus, 5-
nervius. Vitex trifolia Linn. fü. Sttppl. p. 293. lloxb. FLInd.UL.
p. 69. BI. Bijdr.p. 812. Schaucr l. c. p. 683. — Vil. trifoliala
{sphalmale) Linn. Spanoghe l. c. p. 330. Dccaisn. I. c. p. 400. —
Forma I: trifoliala Schaucr l. c. foliis plerumque trifoliolatis raro
unifoliolatis supra viridibus subglabratis, foliolis vulgo acurninatis
vel acutis, unifoliolatis saepe subellipticis, basi rotundata. abrupte
petiolatis, inflorescentia longiore nudA. Vilex trifolia Linn. Spcc.
el auct. — V. intcgerrima MUL Biel. n. 3. — Lagondium vulgare
Bumph. Ilerb. Amb. IV. p. 48, tab. 18. — Cara-nosi Rheed, Hort.
Mal. II. p. 13, tab. 1 1 (?) — Pluckn. Al mag. tab. 206, fig. 5. — For-
ma II : unifoliolala Sch. I. c. Benth. in Uook. Kcw Gard. Misc. V.
P- 136, caulis decumbens radicans, folia omuia specie simpliciaob-
ovata vel rotundata, basi cuneata vel acuta in petiolum brevem de-
smentia, apice obtusa vel rotundata, supra magis canescentia, iu-
florescentia magis macra et basi foliosa. Vitex ovala Thunb. Fl.
Jap.p. 257. Hook. et Am. adBeeeh. Voy. Bol.p.2Q6,tab. 17.—
K repens Blanco FL Filip. p. 513. — Lusus valde insiguis, pro-
babiliter in arenosis inundatis natus.

van de Secliellen- en Mascarrh. eilanden over geheel In-
öie, China, (bij Hongkong, champion), Jl^ieu w-Hol land, Sun da-
Archipel (Java, op vochtige plaatsen), Molukken (zippemds,
f orm. TT), Phüipp, c j] m en ïi m0 r verspreid. Het afkooksel

VERBENACEAE. 860 VITEX.

der bladen wordt in Indië als een zeer krachtig geneesmiddel ge-
roemd (Verg. filet t. a. p., bl.73). — Galing galing sund , La-
goendi mal., Tandjoeng sahari mal., Lanra mak, Aitette
toeboe amb.

Adnol. Vitex agnus-castus linn. in Javarn etiatn introducta.

2. Vitex bicolor willd. Ramuli panicula foliorumque pagina
inferior tomento denso alplntoideo raso albicantia, folia petiolata
3 — 5-foliolata, foliolis lanceolatis vel obloiigo-lanceolatis longe acu-
minatis, basi acutis, medioque mediisve longe petiolulatis integerri-
mis rariusve grosse crenato-incisis, panicula terminalis pyramidata,
cymae pedunculatae patulae corymbosae ebracteolatae, calyx cyathi-
morphus breviter repando-dentatus, corollacalyce duplo longior fauce
subinflata, labio iuf. porrecto basi lanugiunso. Vitex bicolor Willd.
Enum.H. berol.p.6QQ. Schatter /.c/j.684.— Wall. Cat. n. 1744.—
Vitex Negundo ad Bombaij Roux herb. — Vitex trifolia {lapsu
trifoliata) Dl. herb., vix Bijdr. ex diagn., nee Linn. — Schaueri
diagnosin recepi, quum nostram cum sp. auth. comparandi occasio
desit. Praecedenti speciei certe intime cognata, flores quantum ex
alabastris et fructu dijudicandum, cousimillimis, sed foliola '3 media
lanceolata vel oblongo-lanceolata acuta vel acuminata, latitudine
maxima ad basiu pertingente, basi brcvi-acuta longiter petiolulata,
extima multo minora sessilia vel subsessilia,integerrimavelrepando-
crenulata, omnia subtus tomento raso cinereo-cana, media 3 poll.
longa, 1 lata ; cymae in paniculam subdensam multifloram anguste
pyramidatam collectae.

Voor-Indië. — Java (bl.), in de kustwouden bij Djokjokerta
(waitz).

Adnol. Vitex incisa lam. teste ha^sk. in Ilorlo bog. p. 134 culta,
Lagoendi dicta, vix eadem ac illa quam cl. sciiauer /. c. p. 686 de-
scripsit.

3. Vitex NegUlldo linn. Eamuli distincte tetragoni, r petiolique
simul cum inflorescentiae axi pubescenti-tomentelli, folia longe pe-
tiolata 3— 5-foliolata, foliolis mediis petiolulatis (2—5 poll. lon-
gis), omnibus e basi acuta oblongis acuminatis integerrimis vel
grosse aut inciso-serratis penninerviis, supra puberulis, subtus sub-
canescentibus, utrinque vel imprimis in nervis pubesceutibus deniquc

VERBENACFAE. 861 VITEX.

subglabratis, tbyrsus terminalis paniculaeformis compositus patens,
cymis brevissitne pedunculatis divaricato-dichotomis bracteolatis to-
meuto velutino caudicautibus, calyx obconico-cyathimorphus 5-iier-
vius acute sinuato-5 -deutatus, corollae tubus infundibuliformis ca-
lyce vix duplo longior, labium mi. basi sublanuginosum. Vitex JSe-
gundo Li/in. Spec. p. 890. Roxb. I. c. p. 70. Schauer l.c. p. 684.
Decaisn. I. c. p. 409. Wight Icon. II. lab. 519. — Vit. arborea
Des f. Co f. IL Paris. edit. 3, p. 391. — V. paniculata Lam. Dict.
II. p. 606. Roxb. I. c. (forma iati folio). — Lagundium litorcum
Ritmph. Herb. Amb. IV. p. 50, lab. 19. — Bem-nosi Rheed. Hort.
Mal.ïl.p. 15, lab. 12.

Mauritius? — Oost-Indië'. — Sunda-eil., Java. — Moluk-
ken. Timor. — Luzon. Mariaunen. — Sandoeka sanshr. —
Ook van deze soort worden de bladen als iulaudsch geneesmiddel
in Indié' gebruikt (zie iioxb. t. a. p.).

4. ViteX altiSSima LINK. fil Suppl. p. 294. Roxb. Fl. Ind. III
p. 71. Wighl Icon. IV tab. 1466. Sch. l.c. Eamuli compresso-tetra-
Roni cum petiolis et foliis subtus pube brevi lanugïnosa. canescentes,
folia longe petiolata trifoliolata, foliolis ellipticis vel elliptico-oblongis
Btrinque attenuato-acuminatis subsessilibus integerrimis coriaceo-mem-
branaceis penninerviis supra tenuitcr pubescentibus demum glabrati?,
thyrsus paniculaeformis terminalis compositus patens pyramidatus to-
mentoso-incanus, cymis subsessilibus compactis minute bracteolatis in-
terrupte verticillatis, calyx sub- 5-fulus laciniis obtusis patentibus, co-
rollae parvae labium in f. porrectum sublanuginosum, tubus calycem
vix excedens. — Yoor-Indië. — Luzon.

5. Vitex alata heyne. Eamuli obtusanguli dense subvilloso-tomen-
tosi, folia trifoliolata, petiolo latissime alato, foliolis ovatis vel ellip-
tico-oblongis utrinque angustatis acuminatis sessilibus articulatis inte-
gerrimis subcoriaceis penninerviis et venosis, supra denique glabratis
nïtïdis, subtus pubescentibus vel tomentellis subcanescentibus et dense
glanduloso-punctatis, intermedio 5—6 poll. et ultra Iongo, thyrsus
paniculaeformis terminalis compositus patenti- pyramidatus, tomento
appresso fulvescens, ramis elongatis, cymis interrupte sub verticillatis
semel furcatis sessilibus, ramis conferte racemulosis, bracteolis folia-
ceis calveem superanlibus subimbricatis, calyx suburceolatus ore pa-
tente 5 dentatus, lineam longus. Vitex alata Heyne apnd Roth Nov.
Spec. p. 316 {?), Roxb. FL Ind. I. c. p. 72. — Schauer l.c. p.685.
Yit limonifolia Wall. Cat. n. 1754. — Voor-Indië (heyne). —
Pro me (wall.).

6. Vitex pubescens vahl. Eamuli acute tetragoni lateribus sul-

VERBENACEAE. - 862 VITEX.

catis vel planis, petioli foliaque novella pubescentia vel tomentella,
folia longepetiolata 3 — 5-foliolata, foliolis elliptico- vel ovato-oblon-
gis ellipticisve acuminatis, basi rotundata vel subangustatusubsessi-
libus, coriaceis dense costulatis et venosis, supra demum glabratis ni-
tidis, subtus pallidis in venularum reticulo puberulis, 4 — 7 poll.
longis, quinati extiinis valde diminutis, thyrsus paniculaeformis
terminalis tomento pulveraceo candicans compositus ovato-pyrami-
datus densus, bracteis foliaceis calyce longioribus, calyx cyathimor-
plius 2i lin. longus grosse sinuato- 5-dentatus,corollaetubus calyce
duplo longior inllatus, labium inf. porrectum basi villosum. Vitex
pubescens Vahl Symb. III, p. 85. Schatter l. c, p. 685. Blume
Bijdr. p. 812. Decaisn. N. Ann. Mus. III. p. 401. — V. arborea
Roxb. Hort. béng. p. 46. Fl. Ind. III. p. 78. Wighl Icon. IV.
tab. 146. Jack in Eooh. Bot. Miscell.l.p.285.— V. Negimdo No-
ronh.{non L.) in Verh.Bal. Gen.Y.p.86. — Wallrothiaarticulala
Rolh Nov.Spec. p. 317. — Vitex heterophylla Bl.herb. — V. brac-
teata Herb. Hors f.

Yoor- en Achter-Indië. Sumatra (jack.). Poeloe Pinang,
Singapore, in de kuststreken. Borneo, op denPamatton (kortil).
Java, veel inTjandjoer enKrawang (bl., zoLL.),Blambangan (horsf.).
Noesa Kambangan in de kuststreken (bl.). — Timor. — Ha-
ras suttd., Laban mal. Het zeer harde hout wordt op Sumatra tot
het bouwen van huizen gebezigd (jack.), de bladen en schors leveren
geneeskrachtige aftreksels en worden op Java, volgens hasskarl en
filet, ook tot het groenverwen gebruikt.

7. Vitex heterophylla roxb. Ramuli tetragoni cum petiolis fo-
liisque glabri subpruinosi, folia petiolata 3 — 5-foliolata, foliolis
elliptico-oblongis attenuato- vel cuspidato-acuminatis, basi in petio-
luluni angustatis, majoribus plane cuueatis, integerrimis, coriaceo-
membranaceis undulatis nitidis, supra scabriusculis, subtus vix pal-
lidioribus, dense glanduloso-punctatis, intermedio 5 -pollicari, thyrsus
paniculaeformis terminalis compositus multiflorus pyramidatus tomen-
to brevi denso incanus, cymis corymbosis patulis minute bracteolatis,
calyx subpatellaeformis breviter repando-denticulatus, corolla calyce
subduplo longior candieauti-tomentosa imberbis, labiis subaequali-
bus patulis. Vitex heterophylla Roxb. Hort. béng. p. 46. Sch. Ie.

VERBENACEAE. 863 V1TEX.

p. 686.— Wall PI. As. rar. III. p. 15, tab. 2264 (fol). quinis,
cymis subsessilibus). — V. undulala Wall Cal. n. 1756 (var. fo-
liolis ternis, cymis longius pedunculatis). — f. Foliolis quinis sub-
tns in nervis puberis, extiniis valde depauperatis.

Achter-Indië, in Birma (wall.). — Java (zoll.). — Luzon
(meten). — f?. Java in Samaraug en Patjitan (horsf.).

S. Vitex timoriensis walp. Glabra, rami compresso-tetragoni,
folia longe petiolata trifoliolata, foliolis petiolulatis ellipticis ovato-
ellipticis, majoribus elliptico-oblongis acuminatis vel obtuso-apicu-
latis, basï sacpius inaequali breviter acutis, integerrimis, pergamaceis,
penninerviis reticulato-venosis, utrinque nitidis,subtus pallidioribus
subtiliter glanduloso-punctatis, intermedio lateralibus paullo majore
2 — 3 — 4j poll. longo, vix longius petiolulato, thyrsi terminales et
axillares subpyramidati laxiuscule multiflori puberuli, calyx subses-
silis cyathimorphus minutissime 5-dentulus, corollae tubuloso-cam-
panulatae extus glanduloso-punctatae tubus calyce lineam parum su-
perante subtriplo longior, faux villosa, limbus rotundilobus. Vitex
timoriensis Walp. Bcpert. IV. p. 84. Sch. I. c. — Vitex littoralis
Decaisn. in N. Ann. Mus. III. p. 401, nee Cunnigh. — V. glaber-
rima Zippel. herb. — V. leucoxylon Spanogh. herb. olim. — Tolia
siccata nigrescentia.

Timor (spanoghe). Philipp. eil. (cuming n. 1365 et 1830).

9. Vitex pilllCtata schauer. Ramuli compresso-tetragoni cumin-
ilorescentia puberuli, folia unifoliolata, foliola in petiolo lougo arti-
culata oblongo- vel ovato-elliptica utrinque acuminata integerrima
coriacea penninervia glabra, supra nitida,subtusopaca subtiliter glan-
duloso-puuctata, 4 — 6 poll. longa, thyrsus paniculaeformis patens
multiflorus, calyx sessilis cyathimorphus truncatus aut vix denticu-
latus punctato-glandulosus vix lineam longus, corolla utrinque pu-
bescens. Vitex punclala Schauer apud DC. I. c. p. 687. — Mo-
lukken.

10. Vitex CofaSSUS REINW. Arboralta,truncocrassocinereo, folia
unifoliolata vel 3 — 5-foliolata, foliolis petiolulatis e basi acuta oblon-
gis acuminatis integerrimis glabris, medio majore 8 — 9-pollicari,

VERBEXACEAE. 864 VITEX.

thyrsus tcrminalis pyramidatus laxus, flores iis V. trifoliae similcs,
coerulescentes. Vilex Cofassus Reinw. in BI. Bijdr. p. 813. — Co-
fassus Rumph. Herb. Amb. IIT. p. 28, tab. 14. — Non vidi, ex
icone praesertim descripsi.

Molukken. Celebes, enz. — Kajoe fasoe mal. — Pasal
amb. — Dient tot het vervaardigen van vaartuigen.

** Limia Vand. Cymae axillares simplices.

11. Vitex leiICOXylon LINN. fü. Innovationes dense albido-pube-
rae, folia longe petiolata 3 — 5-foliolata, foliolis longiterpetiolulatis
ellipticis vel ovato-oblongo-ellipticis breviter et obtuse vel longius-
cule et acute acuminatis, medio basi acuto, lateralibus vulgo inaequa-
libus, extimis minoribus integerrimis, adultis coriaceis, eglandulosis,
supra glabris nitidis, subtus pallidis et praesertim in nervis subtilis-
sime strigoso-puberulis vel demum glabratis, (nascentibus utrinque
in nervis albido-puberis), subtus in parenchymate puberulis, inter-
medio 4 — 7 poll. aequante, cymae axillares longe pedunculatae co-
rymbosae divaricato-dichotomae multiHorae, calyx patellaeformis in-
ciso- 5-dentatus, corollae fulvo-tomentosae tubus latiusculus, calyce
duplo longior, labium inf. porrecturn antice dense lanatum. Vilex
leucoxylon Linn. fd. Suppl. p. 293. Roxb. Hort. béng. p. 46. Fl.
Ind. I c. p. 74. /;/. Bijdr. p. 813. Schauer l. c. p. 69?>. — V'.
bombaci folia Wall. Cal. n. 1749. — V. pallida ej. «.1751. —
Wallrothia leucoxylon Roth Nov. Spec. p. 317. Wight Icon. IV.
tab.UGÏ. — Kariil Rheed. Hort. Mal.lY. tab. 36 (leste Roxb.).—
Arbor crassa,.mediocris altitudinis. Drupae abortu monosperrnae.

Ceylon. Voor-Indië. Java, in de wouden der bergstreken
van Buitenzorg, Bantam, enz.

12. Vitex vestita wall. Undique hirtella subcanescens, folia
longissime petiolata trifoliolata, foliolis ellipticis vel elliptico-oblou-
gis longiter acute acuminatis, lateralibus breviuscule petiolulatis basi
latis satisinaequalibus, medio longissime (1 £—2 poll.) petiolulatobasi
aequali cuneato, integerrimis coriaceo-membranaceiscostulatis et ve-
nosis, adultis supra scabriusculis, subtus molliter hirtellis et dense glan-
duloso-sublepidoto-punctatis, glaudulis supra etiam distinctis, 4—
poll. longis, cymae axillares breves pauciflorae divaricato-dichotomae

YERBENACEAE. 865

GMELINA.

singulae pluresve fasciculatae, calyx cyathimorphus repando-5-den-
tatus, lineam longus, hirtellus et glandulosus, eorolla 3 lm. vix ad-
aequans cxtus dense glandulosa, tubo angusto. Vilex veslila Wall.
Cat. n. 1750. Sch. I. c. — Achter-Indië, op den Taong-Don«
(wall ). — S urn at ra, bij Loeboe Aloeng, L. Sikepping (teysm.).
Madong alaban of Marambang mal.

13. Vitex parvifiora juss. Ann. Mus. VIL/;. 76. Fruticosa, folia
longe petiolata ternata, foliolis breviter petiolulatis ovato-lanceolatis
iütegerrimis subpubescentibus, paniculae axillares oppositae, nores
parvi, drupa ovata putamine tetraspermo. — Philipp. eil.

14. Vitex mollICCana bl. Arbor alta, cortice cinereo,comadeiisa,
folia longiuscule petiolata sirnplicia e basi subtruncata subrotundo-
ovata vel ovalia acutiuscula repando-subintegerrima coriacea, subtus
puberuia basique glandulosa, 10 — 15 poll. longa, costis utrinque cir-
citer 4, thyrsus terminalis divaricatus, flores brevi-pedicellati, corol-
lae limbus purpurascens, labio sup. bifido, inf. trilobo patente, drupa
pruni ininoris mole, ellipsoidea (carne araara), putamine angulato-
sulcato ligneo 4-loculari. Vilex moluccana Bl Bijdr.p. 813. Sch.
I. c.p. 695. — Tiltius ruhra species Rumph. Herb. Amb. III. p.
38, tab. 20. — An a V. macrophylla r. br. e NovéL Hollandia, trop.
distincta? — Au jure Viticis species? — Gmelinis satis accedere
videtur.

Amboina, in de lager gelegen wouden, ook in de tuinen geplant
(rumph.). Poeloe Ai (reinw.). — Kajoe tl ti amb. — Uit de
stammen vervaardigt men in de Molukken kleine praauweu.

Observ. Speciem huic affinera foliis minoribus, magis rotundis,

subtus non lanuginosis, costisque omnibus albidis (nee 2 inf. rubris)

sistere videtur T'Ulius alba species apud Rumph. I. c.

Mnot. Holmskioldiae sanguineae retz. in Hort. bog.cult.
specimen in Archipel, indico lectura nondum vidi.

II. GMELINA li.\n. Calyx cyathimorphus 4 — 5-dentatus,per-
sisteus, sub fructu paullo auctus, in antica parte saepius glandulas
nonnullas gerens. Corollae basi tubulosae faux valde ampliata
veiitrieoso-campanulata obliqua, limbus patens bilabiato- 4-ndu?,

55
F ^ra van Ned. Indië. IL

YERBEN'ACEAE. 866

GMELINA.

laciniis 3 superioribus subaequalibus (suprema fornicata lateralibus
planis), quartö iniima maxima interdum biloba. Stamina 4 didy-
nama, adscendentia vix exserta. Antherae biloculares, loculis li-
nearibus connectivo dorsali apice insertis, postice praesertim stamr
num majorum distinctis, rima, longitudinali dehiscentibus. Ovarium
2 — 4-loculare, loculis uniovulatis. Stylus filiformis, stigmate
inaequaliter bifido. Dr-upa baccata monopyrena, 2 — 4-locularis, pu-
tamineosseo basi perforato ]aevi, seminibus erectis. • — Frutices ar-
boresve Indiae orientalis, ramis saepe spinosis, foliis oppositissimpli-
cibus integris vel lobatis, inflorescentia racemiformi, floribus ma-
jusculis, drupis magnis oblongis. — Superion geueri satis affinis.

1. Gmelina asiatica lihn. Spinosa vel inermis, folia petiolata
ovalia vel subrhombeo-ovalia triangulari-acuta integerrima vel utrin-
que lobo laterali, novella subtus tomentella adulta glabrata, supra
nitida, subtus glauca, 1 — 1| poll., racemi terminales et axillares ap-
presse tomentosi, bracteae fob'aceae cuspidatae calyce duplo triplove
longiores, calyx pedicellatus brevissime 4-dentatus antice glandulis
pluribus diseoideis praeditus, corolla lutea extus rufo-pubescens.
Gmelina asiatica Linn. Spec. p. 873. Bhnne Bijdr. p. SI 4.
Schmier L c. p. 679. Roxb. Ft. Ind. III. p. 87. — Gm. philip-
pcnsis Chamiss. in Linnaed VIT. p. 109. — Gm. inermis Blanco
Ft. Filip.p. 493 ? — Michelia spinosa Amman, in Act. Pelrop. VUL
p. 218, tab. 18. — Jambosa sijlvestris parvi folia Rumph. llerb.
Amb. Lp. 129, tab. 40.

Algemeen over geheel Iudië verspreid. Java (bl.). Bom e o
(korth.). — Waren g mal. of Kajoe merall. Volgens filet (bl.
75) leveren de slijmerige bladen een verzachtend geneesmiddel, vol-
gens horsfield beschouwen de Javanen haar als eenc giftplant.

2. Gmelina parviflora roxb. Corom.U. p. 32, tab. 162. Spinosa,
folia petiolata subrhombeo-obovata obtusa vel emarginata deorsum
cuncata integerrima vel 3— 5-loba, lobis triangularibus obtusiuscu-
hs, glabrata supra nitida, subtus glauca, £—1.} poll. longa,paniculae
racemiformes terminales farinoso-tomentosae paucirlorae, bracteis ca-
ducis, calyx pedicellatus brevissime 4-dentatus antice pluriglandu-
losus, corolla praeccdentis, lutea extus puberuia. Premma parvi folia

VERBENACEAB. 867

CLERODENDRO.N.

Rolh. Nov. Spec.p. 2 SS {ex descripl.).-— Gmelina parvi flora Roxb.
I. c. BI. Bijdr. p. 814. — Gmelina parvi folia {sphalm.) Sch. I. c.
Arbuscula Bismagarica Pluckn. Alm. tab. 14, fig. 4. Frutex • a
praeced. differt foliis minoribus, iudumento paniculae et corollae.

Voor-Indië. Coromandel, Pondichery. Java, om Buiten-
ssorg (blume).

3. Gmelina Villosa roxb. Spinosa, ramulis villosis, folia petiolata
subrhombeo-ovalia acutiuscula integerrima, supra glabrata nitidula,
subtus canescenti-tomentosa, 1 — 4-pollicaria, interdum sublobata,
paniculae terminal es racemiformes pauciflorae tomentosae, bracteis
foliaceis cuspidatis, calyx pedicellatus obsolete 4-dentatus auticc pluri-
glandulosus, flores iiutantes, iis G. asiaticae simillimi nonnihil mi-
nores, obscure lutescentes ferrugineo-puberuli. Gmelina villosa Roxb.
Fl. lnd. III. p. 86. Sch. I. c. p. 679. — Gm. elliplica Smith in
Rees Cyclop. — Radix deipara Rumph. Ilcrb. Amb. II. p. 124,
tab. 39. Arbuscula humanae altitudinis, ramis numerosis pendulis
et foliis subtus tomentosis a G. asiatica differt.

Sumatra, Poeloe Piuang (jack). — Java (zoll.). — Vol-
gens R. in Malakka, Celebes, Bali. — Boelangan mal. —
Als geneesmiddel iu Indië beroemd.

4. Gmelina macrophylla wall. Folia petiolata elliptico- vel ob-
ovato-subrotunda brevissime acuminata vel obtusa integerrima co-
riacea, majora pedalia, adulta supra praeternervostomentosos glabra-
ta et nitidula, subtus in vcnarum reticulo lanuginoso-pubescentia,
pube ferruginea, pauicula .... corolla pollicaris extus pube ferru-
ginea obducta 5-fida, laciniis 3 sup. subaequalibus oblongis, infima
maxima bifida,, laciniis divergentibus. Gmelina macrophylla Cat.
n. 1819. Sch. I. c. p. 680. Nou vidi. — Au congener?

Amboina. In den bot. tuin te Calcutta ingevoerd.

III. CLERODENDROISr linn. ex emend. r. br. Calyx cam-
panulatus, rarius tubulosus, interdum pentagonus vel subinüatus, 5-
dentatus usque 5-partitus, rarissime truucatus. Corollae tubus
saepissime calycem altius superans, interdum longissimus, limbo
5-partito subinaequali vel subobliquo. Stamina 4, tubo inserta,
Jongo exscrta, subdidynaroa, antheris supra basin iusertis, bilocula-

55*

VERBENACEAE. 868 CLERODENDRON.

ribus, basi fissis, loDgitudinaliter dehiscentibus. Ovarium 4-locu-
lare, ovulis in loculis solitariis ex angulo ceutrali pcndulis. Stylus
filiformis exsertus, stigrnate bifido acuto. ürupa calyce ampliato
iusessa vel inclusa, baccata vel carnosa, quadri- vel saepius aborta
1 — 2 — 3-pyreua, saepius 2 — 4-loba, pyrenis maturitate distinc-
tis umlocutaribus, putamine lignoso laevi, semine solitario crec-
to. — Frutices vel arbores utriusque orbis regiones calidas, prae-
sertim vero Asiae iuhabitantes, foliis oppositis vel ternis, simplicibus
integria vel lobatis, cymis trichotomis axillaribus vel terminalibus
paniculatis. Volkameriae Spec, Linn. etauct. — Volkmannia Jacq.
Siphonanfhus Linn. — Ovieda Linn. — Valdia Plum. — Torreya
Spreng. — Agricolaea Schrank. — Cornacchinia Savi.

I. Euclcrodendron Schauer l. c. p. C58. Corollae hypocraterimor-
phae tubus calycem subacquans vel excedens (pollice vix unquam lon-
gior), limbus patens vel subsecundus.

§ 1. Axilli (lom. Cymae axillares folium subaequantes vel breviores,
snpremae saepius nudae paniculatae; corolla hypocraterimorpha vel
tubulosa; calyx fructifer cupulatus paullo auctus.^ — Folia oblonga,
lanceolata vel subrhombea,

l. Glerodendron inerme gaertn. Ramuli virgati, adulti pal-

lidi, pulvinaribus exserto-tuberculati, novelli cum cymis adpresse
pubescentes, adulti cum foliis glabri, folia deusa breviter petiolata e
basi brevi-atteuuatu vel acuta. ovalia vel elliptica brevissime obtuso-
apiculata vel obtusa integerriina opaca, subtus pallida et in nervis
parce pubera glabresceutia, subbipollicaria, cymae axillares folium
aequatites tritiorae, superne subcorymbosae, calycis campanulati bre-
vissime 5-deutuli dentes lato-triangulares acuti, in fructu cupulato-
subtruncatus, corollae albaeglabrae tubus filiformis elongatus, f — 1 j
poll. aequans, limbi laciniae obovatae, stamina alte, stylus altius ex-
srrta. (Glerodendron inerme R. Br. in Ail. Hort. Kew. cd. 2. IV.
p. 05. /;/. Bijdr. p. 108. Decaisn. I. c. p. 89. Gaertn. de fr. et
Sem. I. (ab 75. Sch. I. c. p. 660. Benlh. in Hook. Kew Gard.
Misccll. V. p. 136.— Volhamcria inermis Linn. Fl.Zeyl.tt.2Sl.
Jacq. Coll. Suppl. p. 117, j a l K 4 ? fo 1. — Jasminum liltoreum
Rumph. Hcrb. Amb. V. p. 86, tab. 46. — Nir Nolsjil Rheed. Hort.
Mal. V. p. 97, tab. 49. — Cl. buxi folium Spreng. Syst. II. p. 758.
Frntex elatns. — Var. p calycibus campanulatis obtusc dentatis BI. I. c.
Yoor-Indië. — Sunda-Archipcl. Borneo (korth.). Java

VERBGiVACEAE. 839

CLERUDEXRROX.

(jokgh.,bl.). Cclcbes (forst.). Molukken, Ti mor, Marjannen.
Philipp. eil. China, bij Hongkong gemeen aan de kust (ciiam-
pio.n). — |3. In de kustwouden van Noesa Kambangau (bl.). —
Këmbang boegoeng sund., Gambir laoet mal., Birindjene
mak., Wale poeti loüa amb. — Volgens rumphius een uitwendig
middel tegen vergiftiging door visschen, enz.

2. Clerodendron nereifolium wall. c a i. «. i?S9. Sck. i. c. Ra*

muli novelli cum cymis strigoso-puberuli, adulti cum foliis glabri, folia
opposita vel terna breviter petiolata lanceolata vel oblonga aut elliptica
utrinque acuminata et acuta integerrima coriacea margine revoluta,
supra lucida, subtus pallida, subtripollicaria, cymae axillares triflorae
folio duplo breviores, calycis obeouico-campanulati limbus patulus bre-
viter et acute 5-dentatus, corollae tubus filiformia pollicaris, limbila-
einiae obovatae obtusae. Volkameria nereifolia Roxb. Fl. hul. III. />.
64. — A praeced. et a Cl. heteropkyllo r. br. foliis et floribus discer-
aitur. — Ackter-Indie, ïavoy en Tenasserim (wall.), cilaud
Mas cal aan de kust van Cbittagong (roxb.).

3. Clerodendron acuminatum wall. Eamuli novelli peduuculique
subtililer puberuli, adulli cum foliis glabrati, folia longiuscule petio-
lata e basi rotundaia vel contracta ovato-elliptica vel oblonga in acu-
men longum tenues attenuata, integerrima, membranacea, supra nitidula,
subtus pallida, 3 — 4-pollicaria, cymarum rami pedicellique longi tenues
laxi paniculam amplissimam laxissimam efficientes, itiümi axillares folium
aequantes vel superantes, calyx glaber patentissimus acutissime 5-par-
titus, corollae tubus glaber filiformia calyce triplo longior, semipolli-
caris. Clerodendron acuminatum Wall. Cal. n. 1792. Sch. I. c. p. 662.

Malakka, Singapore.

4. Clerodendron eriosiphon schauer. Eamuli obtuse tetragoni
cum panicula petiolisque subtiliter hirtelli, folia longiuscule petio-
lata oblonga vel oblongo-lanceolata utrinque # acummata integerrima,
membranacea, supra nitidula scabriuscula, subtus pallida et glabrata
nervis pubescentibus, 3—4 poll. longa, cymarum rami pedicellique
longi tenuesque laxi paniculam amplam laxissimam efficientes, axillares
folio longiores, calyx sub anthesi connivens, in fructu patentissimus,
5-partitus laciniis subulato-lanceolatis acutissimis, corollae tubus hir-
tus filiformis calyce triplo longior, limbus trientem tubi aequans
subinaequalis. Clerodendron eriosiphon Schauer apud DC. I. c. —
A sp. praeced. difi'ert indumento, calyce et corolla majoribus, hujusque
tubo dense pilifero. — A Cl. disparifolio floribus majoribus*, cymis
baud adeo gracilibus tomentellis et corollae tubo breviore pilosoque
abunde discrepat. — Java (zoll.).

Var. p\ coriacea, foliis breviter (| poll.) vel longiter (2 poll.) pe-

VERBE.NACEAE. 870 CLERODENDRON.

tiolatis e basi brevi-acuta vel rotundata auguste oblongisintegerrimis
velsinuoso-repandis, subcoriaceis, calycis atro-purpurasceutislaciniae
subinaequales lanceolato-lineares. — Java, in Priangan (horsf.).

Var. /. parvifolium, foliis obverse sublanceolato-oblongis brevi-
acuminatis repandulis vel minutissime calloso-subdenticulatis. — -■
Borneo, in Martapoera (korth ).

5. Cïerodendron ObtüSideDS miq. Ramuli tetragoni graciles pe-
tioli nervique subtus cum inflorescentia brevissime patule pubescen-
tes, folia opposita inaequalia vel subaequalia, altero majore praesertim
longiter petiolato, e basi acutiuscula vel rotundata oblonga obverse
nunc sublanceolato-oblonga, ininora passim elliptica, acuminata vel
acuta raiïus obtusata, supra basin grosse vel repando-obtuso-dentata,
membranacea, supra pube brevissima sparsa caduca puncta relinquente
inspersa, subtus pallida praeter basin subtrinerviam tenuiterdistanter
costulata et venosa, inter nervos glabra, 4-ferë 8 poll. longa, tb yrsus
terminalis parvifoliatus latus, ramis apice cymose 3 — 7-floris. calj-
cis 2i lin. fere. longi herbaceo-viriduli dense patule pubescentis 5-
partiti laciniae anguste lanceolatae acutae, coi'olla extus hirtello-
villosa gracilis fere pollicaris, laciniis subspathulatis deorsum atte-
nuatis. — Corollae induïnento a Cl. disparifolio, foliorum forma et
magnitudine a Cl. erosiphone differt. — Sumatra.

6. Cïerodendron calamitOSUm LINK. Ramuli obsolete tetragoni
petioli pedunculique pube brevi patuia subochracea subcanescentes,
folia opposita interdum subalterna elliptica obtusa vel acuminata, in
petiolum attenuata, a medio vel fere a basi grosse et inaequaliter
serrato-dentata, membranacea, adulta utrinque praeter nervos gla-
briuscula opaca, vulgo 2 — 3 — 5-pollicaria, thyrsi paniculaeformcs
ramulos superiores axillares terminantes cum terminali in amplum
termiualem subfastigiatum iuferne foliosum collecti, singuli e cymis
semel vel bis trifidis conflati, calyx puberulus 5-partitus patens la-
ciniis lineari-lanceolatis acuminatis, corollae albae tubus puberulus
pollicaris, subinfundibuliformis, calycem quadruplo excedens, calyx
frutifer auctus stellato-patentissimus. Cïerodendron calamitosum
Linn. Mant. I. p. 90. BI. Bijdr. p. 810. Sch. I. c. p. 663. Hassk.
Relz. I. p. 58. — Volkameria allemi folia Burm. Fl. lnd. p. 137,
tab. 44. Stirps aliquot pedes alta, variabilis. — cc. Glabriusculwn
Hassk. I. c. foliis ovato-ellipticis utrinque acutis, nascentibus vix

YMBENACBAB. 87 L CLERODEXDRON.

püberis, glabriusculis, grosse serrato-dentatis, 1 — 2 poll. longis. — -
5. Motte ej. I. c. foliis oblongo-ellipticis utriuque attenuatis et mi-
uute molliterque puberulis, minute serrato-dentatis, 2 — 2^ poll.lon-
o-is. ■ — Ludit porro nunc foliis amplis cuin cymis axillaribus, nunc
foliis superue depauperatis, cymis paniculato-compositis.

Java, veel in de tuinen (bl., zoll.), in Patjitan (iiorsf.) Su-
matra(KORTH.). — «• West-, 0. Oost- Java, bijv. in Banjoewangi
(zoll.). — Kembang boegoen g sund.

7. Glerodendron phlomoides lixn. fd. llamuli terctiusculi pctioli

pedunculique incano-tomentelli, folia modice vel breviuscule petio-
lata, e basi lato-cuneata vel saepe fere truncatê integerrima subrhom-
beo-ovata acutiuscula, grosse subduplicato-serrato dentata, firmula,
supra pulverulento-pubera, subtus pallida costulisquc pallidiusculis
reticulatis dense pubescentibus notata, 1 — 2^ poll. longa, panicula
terminalis subfastigiata basi folïosa, cymis trichotomis, calyx glabrius-
culus viridulus, campanulatus semi- 5-fidus laciniis ellipticis acutis,
corollae magis minusve dense pubescentis tubus pollicaris, calycern
subtriplo excedens, limbi laciniae obovato-rotundatae concavae sub-
secundae, genitalia alte exserta. Cterodendron phlomoides Lmn.
fil. Snppl. p. 292. Schauer Lc.p.663. Wightlcon.lV.tab. 1473.
Volkamena mulliflora Burin. Fl. Ind. p. 157, tab. 45, fig.1. —
Habitu magis quam certo cliaractere a Cl. calamitoso differt, et si
hujus variabilem indolein reputem, de discrimine adhuc incertus
haereo. Florea vix diversi, nam quod e pubescentia praesertim calycis
minus masrisve evidentiore derivatur discrimen, haud magm facien-
duin. — Java, in Patjitan (horsf.). — Voor-Indië.

8. Glerodendron disparifolium bl. Subglabrum, ramis ramulisque
tetragonis, folia petiolata in eodein jugo inaequalia, altero longe pe-
tiolato majore, e basi acuta oblougo-lanceolata vel ovato- aut obovato-
ovalia acuminata, integerrima aut supra medium repando-denticulata,
membranacea, subtus pallida opaca, 2| poll. usque semipedalia, gla-
bra, nunc rarissimis pilis subtus inspersa, cymae pedunculis pcdi-
cellisque tenuibus laxis atropurpureis lapsu et abortu foliorum thyr-
sum paniculaeformem laxum terminalem eificientes, apice plerumque
foliiferum, calyx purpureus glaber sub anthesi connivens 2 lm. Ion-

verbeisaceae. 872 clerodendron.

gus, fructifer refraetus 3 lin. aequaus usque ad l a basi 5-partitus,
laciniis oblongo-lauceolatis acutis, corollae flavescentis tubus 6 (ex
hassk.) 10 lin. longus filiformis calycem 5 es superans,limbilaciniae
angustae 3 lin. longitudine, stamina bas duplo excedentia pallide
flavescentia. Clerodendron disparifolium BI. Bijdr. p. 809. Sch.
L c. p. 672. Hassk. Belzia I. p. 57. — Stirps 8— 10-pedalis, fo-
liorum figura valde ludens, quae etiam integerrima deprehenduutur
et opposita aequalia.

Java, in Buitenzorg (hassk.), op den Salak, Seriboe enz. (cl.). —
Sumatra, in Opper-Angkola (jungh.). Borneo, op den Sakoem-
bang (korth.).

§ 2. Penduli flora. Thyrsus terminalis nudus laxus racemiformis na-
lans; calyx fructifer valde auctus; corollae limbus secundus. — Folia
oblonga vel lanceolata.

9. Clerodendron laevifolium bl. Caulis ramique tetragoni mox
pallidi lenticellosi, folia opposita brevissime petiolata e basi cuneata
oblongo-lanceolata vel subspathulata acuminata integerrima vel obi-
ter repanda, glaberrima, chartacea, 6 \ — 4 poll. longa,thyrsuspedun-
culatus terminalis elongatus laxus auguste pyramidatus, calyx laxe
campanulatus semipollicaris profunde 5-fidus purpurascens, laciniis
ovato-triangularibus acutis, corolla albida 1 \ poll. longa, tubo tenui
calycem superante, limbi laciniis obovatis latis, genitalia alte exserta.
Clerodendron laevifolium BL Bijdr. p. 808. — Cl. mt/ans Wall.
Sch. I. c.p. 663?

Java, op den Gedé, Salak enz. — Kabang sund. of K. itam.

10. Clerodendron Jackianum wall. Ramuli cum foliis novellis

et panicula puberuli, folia opposita longe petiolata e basi attenuata
lanceolata attenuato-acuminata integerrima membranacea utrinque
glaucescentia, subtus pallidiora, thyrsus paniculaeformis terminalis
Jaxissimus brachiatus subnutans, pedunculis cymarum ramisque gracil-
limis, calycis subpatellaeformis semi- 5-fidi laciniae ovatae obtusae,
corollae albae tubus gracilis calycem quadruplo excedens. Cleroden-
dron Jackianum Wall. {Cat. n. 1794.) in ïlook. Bot. Misc. I. />.
284. Sch. l.c. p. 664.— CL nutans Jack. in Mal. Miscell.J.p. 17.
Hook. Bol. Misc. l.p. 284, excL syn. Wall. — A seq. differt ca-

YERBENACEAE. 873 CLERODENDRON.

]yce et foliis caet. — Poeloe Pinang (jack.). — Oenting oen-
tin ij mal.

11. Clerodendron penduliflornm wall.ii. 1795. Schaueri.c. Ea-

muli acute tetragoni farinoso-puberuli, folia longe petiolata opposita
vel terna, e basi longe aüeuuata oblougo-lanceolala longe acuiuinata
crenulatosubrepanda vel intcgerrima membranacea glaberrima, supra
nilidula, subtus glaucescentia, thyrsus terminalisnudus laxissimusoblon-
go-raccmiformis nutans, cymis brevi-pe dunculatis subtrifloris, calycis
subpatellaeforrais semi- 5-fidi laciniae lauceolatae acutae patentisshnae
deinceps reflexae, corollae subtilissime glanduloso-pulverulentae tubus
graciüs 5 lin. longus calycem duplo excedens. — Achter-I ndië,
in Tavoy (wallich).

§ 3. Racemi flora. Tliyrsus terminnlia racemiformis erectus, bracteis
bradeolisque foliaceis; calyx fructifer cupulilbnnis, paullo auctus, co-
rollae tubus brevis, limbus secundus.

12. Clerodendron serratnm sprexg. Ramuli tetragoni sulcati

cum foliis glabri, folia opposita vel terna brevissime petiolata vel
subsessilia, e basi cuneato-attenuata, iutegerrima. obovato-oblonga vel
lanceolata, acuminata, remote mucronato-serrato-dentata, chartacea,
supra nitidula, subtus pallidiora, \ — 1 pedem longa, thyrsus ter-
minalis racemiformis totus pube farinacea cauescens, bracteis brac-
teolisque inferioribus foliaceis membranaceis pallidisacuminatis, illis
ovatis vel subrotuudatis plaue foliiformibus,his lanceolatis, cymis bis
terve trifidis laxis, calyx cyathimorphus subtruncatus brevissime 5-
dentatus, corollae pallide violaceae tubus cyliudricus calyccrn 2 lin.
longum duplo excedens, laciniae unilaterale». Clerodendron serratum
Spreng. SysL II. p. 758. BI. Bijdr. p. 810. Schmier l. c. p. 664.
Wight Icon. IV. tab. 1472. — Cyclonema serratum Ilassk. PI.
Jav. rar. p. 489 quoad syn., an et quoad stirpem descriptam, cui
laciniam corollae lilacinae dictae inferiorem scyphimorpham satura-
tius coloratam tribuit ideoque a Clerod. remotaui \o\mt.—Caprifolium
ovatum Noronh. Verh.Bal. Gen. Y.p.71. — Tsjeru TekaRheed. Hort.
Mal. IV. p. 61 tab. 29. — «.Calyx subtruncatus minute denticulatus,
forma imprimis sundana, foliis plerumque oppositis: Vollcameria
farinosa Roxb. Fl. lnd. III. p. 64. Cl. farinosum Wall. Cal-
«. 1810. — Cl. javanicum Walp. Repert. IV. p, 113. — §. Ca-
lycis dentibus majusculislato-ovatisacuminatis, forma nepaleusis: Cl.
scrralumWall. n. 1810. CL ternifolium Don Prodr. Nepal. p. 103.

YËRBOACEAE. 874 CLERODENDIUKV.

Volkameria serrala Linn. Mant. I. /;. 90. Roxb. I. c. p. 62, ubiiu
aduinbr. certe error gravis typographicus, 2 spec. permixtis.

Geheel Voor-Indië en Sunda-Archipel, Sumatra, Java,
in debergstreken,in Soerakerta (horsf.,bl.). — Singgoegoe sund,,
Sirih goegoe mal, en jav., Sri goegoe, volgens horsf. Op Java
worden de wortel en de bladen als geneesmiddel gebruikt (filet,
t. a. p. bl. 76).

§ 4. Dcnsi flora. Tbyrsüs paniculaeformis terminalis compactus; calyx
fructiger auctus; corolla infundibuliformi-hypocraterimorpha, limbo in-
aequali saepiua subsecundo; folia plerumque cordata, cum ramulis vestita.

13. Clerodendron macradenium miq. Ramuli tetragoni cum pe-

tiolis foliisque utrinque praesertim in nervis molliter pubescentes,
folia modice (3 — 1 poll.) petiolata e basi latissima truncato-concavu
subtriangulari-ovata breviter acute acuminata praeter basin et apicem
inaequaliter grosse sinuato-deutata, subtus subcanescentia et ad basin
inter nervorum confluentiam grosse glandulosa, caeterumquc rariori-
bus glandulis inspersa, trinervia, pauci-costata transverseque venosa,
q — 5 p H. longa et lata, superiora valde decrescentia, floralia suprema
brevi-petiolata ovalia bipollicaria subintegerrima, cymae brevi-pedun-
culatae fasciculiformi-contractae foliis floralibus interstinctae, bracteis
lanceolatis grosse glaudulosis involucratae,calycissemipollicarispu-
beruli colorati 5-fidi laciniae lineari-lauceolatae acuininatissimae, basi
vulgo uniglandulose, corollae glabrae tubus circiter pollicaris, limbi
subaequalis ? laciniae rotundato-obovatae, geuitalia altissime exserta.
Java, in Kediri, Soerakerta (horsf.).

14. Clerodendron condensatum miq. Ramuli tetragoni cum pe-

tiolis foliis subtus inflorescentia floribusque villoso-tomentosi, foha
opposita lougiuscule petiolata ovata acuminata vel acuta iutegenïma
crasse coriacea, utrinque (ut pleraeque reliquae partes) glandulis lu-
cidis conspersa, supra pubera glabrescentia, subtus mollissima, (su-
prema) 4— 2 poll. longa, cymae superne axillares in terminalem thyr-
sum plane corymbiformem collectae, sub anthesi fasciculato-contrac-
tae, bracteis foliaceis elliptico-oblongis involucratae, calycis bracteolis
angustioribus suffulti, glandulosi et villosi, 2 lin. superantis cam-
panulati ad medium 5-fldi laciniae ovatae brevi-acuminatae margi-
nibus reflexae ciliolatae crassiusculae iutus coloratae, corollae extus

VERBENACEAB. 875 CLEUODENDRON.

dense villosae tubus gracilis (virgi^eus pollice brevior), limbus sub-
aequalis? — Sumatra, bij Alalian Paudjang (teys.mA — Pangi
pangi mal.

15. Clerodendron deflexum wall. Ramuli obtuse tetragoni ettm

thyrso petiolis nervisque foliorum dense pubescenti-hirtelli, foliaop-
posita longe (2 — 3 poll.) petiolata, c basi rotundata. vel attenuala,
oblouga cuspidata integerrima, supra glabra nitida, subtus pallida et
pubescentia, 8 — 9 poll. longa, thyrsus terminalis compactus multi-
liorus minute bracteolatus, calycis puberuli profundi 5-fidi patuli la-
ciniae lanceolatae acutissimae, corollae farinoso-subglandulosae tubus
tennis calyce subtriplo longior. Clerodendron deflexum Wall. PI.
As. rar. III. p. 10, lab. 215. Schaver l. c. p. 665. — Poeloc
Pinang. — Malakka.

iü. Clerodendron fragrans vekt. Malm. tab. 70, stirps chinensia,

cujus forma plena [Volkameria japonica Jacq. Sckoenb. lab. 338) Bot.
Mag. tab. 1834, in Javae horti's eüam plantatur (BI. Bijdr. p. 811).
China, op Java veel in de tuinen. — Paus rund., Malattiwo-
landa of Takokkok oetan mal., Al al a Ui oetan mal., Wora
wari toempoek jav.

17. Clerodendron Cnmingianum schau er. apud üc. i. c. p. 6G6.

llamuli tetragoni cum thyrso petiolis et venularum reticulo strigoso-
villosi, folia longiuscule (1—1} poll.) petiolata subcordalo-ovata acu-
minata integerrima vel irregulariter dentata, supra strigoso-hirtella,
subtus molliter villosa glandulosoque punctata, (superiora) 4 — 5 poll.
longa, tbyrsus terminalis subfastigiatus compactus multiftorus minute
bracteolatus, calycis oblongi tubulosi 5 lin. longi 5-fidi laciniae acutis-
simae, corollae i'nfuridibulii'ormis tubus piloso-subvillosua calycem duplo
excedens. — Pbilipp. eil. (cuming u. 1761).

is. Clerodendron macrostegium bchaübb /. c. Ramuli tetragoni

cum thyrso petiolis et venularum reticulo strigoso-tomentosi, lolia
longe (2— 2} poll.) petiolata e basi subcordata vel truncala lato-ovata
acuminata integerrima, supra strigose puberuia nitidula, subtus palhda
pubescentia dense minute puncticulata, 9 poll. longa, panicula termi-
nalis compacta bracteis bracteolisque magnis longe acuminatis colo-
ratis corollam subaequantibus obvallata, calycis sericei tubulosi polbca-
na semi- 5 fidi laciniae subulato-lanceolatae cuspidatae, corollae sericeo-
subvilloaae tubus gracilis calycem duplo excedens, limbi laciniae oblongae
obtusae 3 lin. longae. — Pbilipp. ei). (cüMlKa n. 134 L).

§ 5. Paniculala. Thyrsus paniculaeformis terminalis brachiatus patens

YERBENACEAE. 876 CLEUODE>"I)RO>\

amplus, cymia trichotomis laxis; calyx fructiger auctus, corollae bypo-
craterimorpbae limbus inaequalis subsecuudus. — Folia plerumque cor-
data cum rainulis vestita.

19. Clerodendron fallax lindl. Eamuli tetragoni cum cymis pe-
tiolisque pube brevi subcauescentes, folia longe petiolata subrotundo-
cordata brcvi-acuminata obtuse repando-dentata vel subiutegerrima,
supra strigoso-hirtella, subtus pubemolli canescentia, (uuncsquamulis
raris inspersa), ainpla, 7 — 9-pollicaria, in floriferis ramis duplo mi-
nora, thyrsus terminalis patens amplus, cyinis corymbosis, bracteolis
parvis caducis, calycis campanulati patuli esquamati 5-lidi cum pe-
dicello purpurei laciuiae lanceolatae tenuiter acuminatae, corollae
magnae rubentis extus glanduloso-pulverulentae tubus cyliudricus
pollicaris calycem quadruplo excedens. Clerodendron fallax Lindl.
Bot. Iteg. Nov. Ser. 1844, tab. 19. Schauer l. c. p. (W6. Uassk.
Betzia ]. p. 59. — CL speciosissimum Paxt. Mag. of Bol. III. /'.
217 et 271 cum icone. — A seq. cui affine, foliis, calycect corolla
valde distinctum. Frutex 6-pedalis forma ludeus, etiam /? albi/lorus,
cujus vero sernina speciem reddunt rubilioram.

Java, in de bergstreken (jungh.); in den tuin van denpassagra-
lian te Telaga in Tjeribon. — (?. In Java, aan den voet van den
berg Moeria (teysm.).

20. Clerodendron infortunatum LIHN. Ramuli tetragoni cum in-
florescentia, petiolis et nervis strigosi et brevissime subcauescentes,
folia longe petiolata subrotundo- vel ovato-cordata aut superioraovata
vix cordata imo basi subacuta, acuminata, integerrima vel brevi-
dentata, utrinque strigoso-hirtella, subtus squamulis raris nunc in-
spersa, ampla, majoraultrapedalia, thyrsus pauiculaeformis terminalis
patens amplus subaphyllus, cymis laxifloris, bracteolis caducis, caly-
cis sub anthesi semipollicaris strigoso-pubescentis 5-nervü ampli
patentis squamato-glandulosi profunde 5-fidi laciuiae ovato-lauceo-
latae tenuiter acuminatae, corollae albac strigoso-villosae et glandu-
loso-punctatae tubus calycem trieiüe excedens, limbi laciuiae sub-
unguiculatae subsecundae tubo triente breviores, drupa baccata. Cle-
rodendron fol. simpl. Linn. Fl. Zeijl. n. 232. — - Cl. infortuna-
turn Linn. Spec. II. p. 889. Wight Icon.IV. tab. 1471. Sch. L ft,
non BL Bijdr. ncc ejus herb. — Cler. folio lato Burm. Thes. ZcyL

VERBEXACEAE. 877

CLERODENDRON.

p. 06, lab. 29.— Volkameria infortunata Roxb. Fl. Jnd III. p. 59. —
('Ier. viscosum Vent .Malmais. tab. 25. — Petasites ogreslis Rumph.
Hcrb. Amb. IV. p. 108, tab. 49. — Peragu Bheed. Hort. Mal II.
/«&. 25 abROXB. aliisque huc jure ni fallor relatum. — A praeced.
corolla multo minore, calyce minus amplo et foliorum forma differt.
Ceylon. Voor-Indië. Poeloe Pinang. — Java, ook in de
tuinen. Molukken. — Bhanti of Bhantaca sanskr.

21. Clerodendron philippinum schauer /. c . Kamuii obtuse tetra-

goni peliolique strigoso-tomentosi et canescentes, folia petiolata sub-
rotundo- vel ovato-cordata acuminata integerrima aut remote serrata,
Bupra strigoso-hirta, subtus molliter subtomentoso-incana et glanduloso-
punctata, thyrsus terminalis patens araplus, ramis calycibusque lanu-
ginoso-tomentosis, cymis laxifloris, bracteolis parvis caducis, calycis
caropanulati patentis esquamati 5-fidi laciniae ovatae tenuiter acumi-
natae, corolla extus laxe villosae et glanduloso-punctatae tubus calycem
vix duplo exeedens. — A praeced. praesertim indumento foliorum, inflo-
rescentiae et corollae, calyce vix serni- 5 -fldo esquamato et corollae tubo
longiore differt. — Philip p. eil. (cuming n. 1096).

22. Clerodendron Villosum bl. Eamuli tetragoni cum cymis totis
petiolis et foliis subtus tomento denso subsericeo incani vel sub-
gilvi, folia vulgo longe petiolata profunde eordata vel superiora e
basi lato-truncata, vel rotundata lato-ovata acuminata integerrima
vel iuferiora ramorum sterilium medium versus repando-mucronato-
dentata, supra appresse pubescentia, subtus seniora brevi-villosa et
parce squamellata, costisqueutrinquecirciter4 — 5 trans verse ven osis
pertensa, 4 — 9 poll. longa, thyrsus terminalis pyramidatus amplus
patens, cymis demum laxifloris, bracteolis parvis caducis, calycis 5-
nervii ampli (dein fructum bullato-obtegentis) patentis squamato-
glaudulosi sub anthesi semipollicebrevioris 5-fidi laciniae lanceolato-
ellipticae submucronato-acutissimae, corollae extus sericeo-canae tubus
calycem aequans, limbus exiguus laciniis viridiusculis basin versus
incarnatis, drupa alba. Clerodendron villosum BI. Bijdr. p. 911.
Schatter l. c. p. 667. — Cl. molle Jack Mal. Miscell. I. p. 15, non
II.B.K. — Cl. velulinum Wall. Cat. w. 1797. — Rheed. Hort.
Mal. II. p. 41, tab. 25 majori jure ad Cl. infortunatum. — Ab
affinibus, intra quae Cl. infortunato quam maxime accedit, dif-
fert indumento inflorescentiae et calycis sericeo-cano, calycis grosse
glandulosi laciniis quidquambrevioribus, corolla parva cana, styloque

VERBENACEAE. 873 CLERODENDROX.

longissimo siamina plus duplo superaute. ■ — Pilamenta albida, an-
tberae atro-violaceae (?) — Varia! glabrius necnon indumento ma^is
flavcsccnte. — Malakka (ad. deless.). — Sumatra, Poeloe Pi-
nang, iu de lagere gewesten (jack). — Java (ijl., züll., jungh.,
hassk.), in Soerakcrta (iiorsf.). — Philipp. eil. (cuaiing n. 2415).

23. Clerodendron brachyanthum scbauer /. c. p. ces. Bamoli te-

tragoni sulcati cum inflorescentia petiolis et venarum reticulo strigoso-
incani, folia longiter (3 poll.) petiolata cordato-ovata vel subrotundatn
acuminata integerrima, ( .) poll. longa. utriuque hirta, subtus pallida,
thyrsua tenninalis subfastigiatus patens laxus, bracteis bracteolisque lan-
ceolatis foliaceis parvis, cyutis inferioribus axillaribus, calycis carnpa-
nulati 5 fidi laciniae ovatae aeutae, corollae tubus calycem subacquaris,
pilosus, limbi brevis subaequalis laciniae supra argenteo-micantes, sta-
minibus subduplo breviores. — Philip p. eil. (cüaiing n. 8U").

24. Clerodendron phyllomega steud. Eamuli tetragoni, folia op-
posita (magnitudine, an semper? disparia), petiolata, e basi acutius-
cula vel obtusa elliptico-obovata vel oblongata, vulgo brevi-acumi-
nata, iutcgerrima vel vix apice repandula, adulta glabra coriacea,
costulata, vulgo ultrapedalia, subtus pallida, thyrsua terminalis bra-
chiatus arnplus, pyramidatus, pubcrulus, calyx campauulatus quinque-
partitus, florens 2 lin. longus, puberulus, apice densius pubescens,
laciniis e basi elliptica lanceolatis acumiuatis, fructifer auctus (jam
ultra 3 lin. aequans), corollae albae extus minutissime puberae tubus
gracilis 6 — 7 lin. circiter longus, limbi unilateralis laciniae obovato-
oblongae, antica subspatliulata, filamenta longe exserta. Cleroden-
dron macrophyllum BI. Bijdr. p. 809, wow Sims. — CL phyllomega
Slcud. Nomencl. — Species in § subheterogenea.

Java, op belommerde plaatsen in de bergstreken (bl.). — Ra-
mak dagin lalakki sitnd.

^ § 6. Squamata. Thyrsus terminalis arnplus supyraraidalis vel subfasti-
giatus, subnudus, cymis trichotomis. semel vel bis trifidis, ramulis
ultimis racemulosis. — Folia subtus glandulis peltatis squamata, pe-
tiolis saepe linea lanugincsa inter se junctis.

25. Clerodendron squamatum va hl. Glabriusculum vel pubes-
cens, ramis subtetragonis, folia opposita petiolata ampla, e basi pro-
funde reniformi-cordata (lobis incumbeutibus) subrotunda acuminata
repando-dcnticulata opaca, supra strigillis conspersa glabreseentia,

YERBENACEAE. 879 CLERODENDRON.

subtus pallida glandulisquo peltatis dense squamata, thyrsus pani-
eulatus tcrminalis pyramidatus laxus subnudus minute bracteolatus,
cymis pcdunculatis patentibus seniel bis trifidis, ramis extremis quasi
racemosis, calycis 3 — 4 lin. longi ampliusculi patentis 5-partiti
laciniac lanceolatae acutae, corollae tubus calyce quam duplo paullo
longior, limbus tertiam tubi partem subaequaus revolutus, stainina
lougissime exscrta. Clerodendron squamalum Vahl Symb. lï.p. 74.
Sch. ie. p. 669. Bot. Rcrj. tab. 649. Morren Ann. d. G<wUS45,
tab. 3. — Volkameria Kaempferi Jacq. Jcon.rar.IU. tab. 500. —
Banks Icon. Kaempf. tab. 58. — Clerodendron coccineum Dielr.
Synops. Plant. III. p. 616. — ITolia in spec. Horsf. acute subser-
rato-dentata, praetcr basiu trinerviam costulis 5 — 6 utrinque paral-
lelis non ramosis (illae baseos vero extrovsum ramosae) pertcusa;
calycis laciniae acuminatae.

Voor-Indië. — Japan. — Java (horsf.).

Clerodendron squamatum vahl /3. indicum llassk. Retz. I.
p. 62. Glabrhisculum, ramis subtetragonis, petiolis lü-poilicaribus gla-
briusculis, foliis petiolo subbrevioribus reniformi-cordalis acutis supra
intense viridibus lucidulis, bracteae foliaceae petiolatae ovatae, colora-
tae, bmcteolue circinnatim revolutae, floresque iis stirpe japon, niino-
res, calycis laciniae inflexae conniventes, 3 lin. longae, corollae tubus
S lin. longus, laciniis 5 lin., infimis 8 lin. longis, undulatis, dein re-
flexis. — Singapore, in 's lands plantentuin te Euitenzorg.

26. Clerodendron paniculatlim linn. Ramuli tetragoni canali-
culati cuminflorescentia glabriusculi vel puberuli, folia longepetiolata
opposita cordato-hastato-5 — 7-lobata, lobis acutis integerrimis vel
minute denticulatis, supra nitidula, subtus pallida glandulisque pel-
tatis dense squamulosa, ampla, nervosa, thyrsus tcrminalis arnpluspy-
ramidatus subnudus minute bracteolatus, cymis pedunculatis patenti-
bus semel vel bis trifidis, ramulis oppositis basi linea, densissime la-
natft cinctis, ultimis racemosis, calyx pedicellatus parvus patulus acute
5-fidus cum bracteolis coccineus, corollae coccineae (miniatae ex
Massk.) extus puberulae tubus gracilis calyce quadruplo longior,
ümbi brevis laciniae rotundatae subaequales secundo-patentes, fila-
menta longissima coccinea. Clerodendron paniculalum Linn. Mant.
I. p. 90. BI. Bijdr. p. 811. llassk. PI. Jav. rar.p. 488. Sch. I. c.
V- 068. Vahl Symb. IL p. 74. Bekhcnb. Fl. Exot. tab. 208. —
CL pyramidale Andr. Beposit. tab. 628. — CL splendidum Wall.

VERBENACEAE. 880

CLERODENDRON.

Cal. n. 3 803. — Volkamcria angulala Lour.Cochinch.Il.pATZ.
Achter-Indië. — Sumatra, in Priaman (diepenhorst). Poc-
loe Pinang. Java, veel in de tuinen (bl.),ïii Blambangan (iiorsf.»
zoll.). Molukken. — Cocliincliina. — Kembancc boeson"-
sund., Waroe dogong jat\, Poetjoeng oetam mal, Malaiig
beranjam mal. op Sumatra.

27. Clerodendron intermedium chamiss. LinnaeaVii.p. 150. .9c//.

/. c. p. 6(51). Rami acute tetragoni canaliculati cum infloriscentia glabri,
folia oppositapetiolatasinubiante cordato-ovata basi subangulata acumi-
nata mucronato-denticulata, supra sparse strigillosa, subtus pallidaglan-
dulisquepeltatis densesquamata, thyrsus terminalÏ3 pyraraidatus laxuspa-
tens subnudus minute bracteolatus, cyruis pedunculatis bis trifidis, ramis
ultimis quasi racemulosis, calycis parvi patuli semi- 5-fidi Iaciniae
oblongae acutae, corollae glabriusculae tubus calyce subquadruplo lon-
gior, setnipollicaris, laciniis ovalibus unguiculatis. — Proximum Cl.
squamalo. — Philipp, e il. (chamiss. cüming n. 481).

28. Clerodendron Urticifolium wall. Eamuli cum inflorescentia.
petiolis nervisque pubescentes, folia opposita longe (laminae longitu-
dine)petiolata -f-pedalia, sinu late hiante subrotundo-cordata acumi-
nata grosse et inaequaliter acute dentata, supra sparse strigillosa et
nitida, subtus pallida glabra glandulis peltatis squamata, thyrsus tcr-
iinnalis amplissimus laxus subnudus minute bracteolatus, cymis pe-
dunculatis patentibus semel bis trifidis, ramulis extremis quasi ra-
cemosis, calycis campanulati patentis semi- 5-fidi Iaciniae lanceola-
tae acutae, corollae farinaceo-puberulae, tubus calyce subtriplo lon-
gior, semipollicaris. Volkameria urlicifolia Roxb. Fl. Ind. III.
p. 61. — Poeloe Pinang. Pegoe.

20. Clerodendron HorsfieldÜ miq. Eamuli obtuse subcompresso-
tetragoni petiolique cum folii pagina sup. et inflorescentia puberuli,
folia opposita aequalia vel inaequalia longe (6 — 3 poll.) petiolata, e
basi lato-cordatu vel subconcava rotundato-ovataacuminata repando-
obtuse subcalloso-denticulata, subcoriacea, subtus molliter breviterque
cana et raris glandulis peltatis inspersa al te trinervia et pauci-costata
transverseque venosa, 7 — 2 poll. longa, cymae longe pedunculatae
in thyrsum corymbosum parvi -pau cique foliatum collectae, singulae
vulgo 7— 4-florae, calycis puberuli colorati (in sicco coccinei) cam-
panulati sub anthesi semipollice parum brevioris 5-fidi Iaciniae ellip-

VERBENACEAE. 881 CLEftODE.NDRON.

tico-oblongae acutatae pauci-glandulosae, corollae extus tenuissime
puberae tubus pollicaria calyce circiter triplo longior, limbi 5-partiti
laciniae obovato-oblongae subspathulatae 5 — 6 lin. lcmgae unila-
terae, staminibus paullo breviores, stigmatis crura acuta inaequalia.
Java, op den G. Praoe (horsf.). — Kembang gëni suntl,

30. Clerodendron Blumeannm schauer. Ramuii obtuso-tetragoni

canalieulati cuin inflorescentia petiolis et foliorum dorso pulveru-
lento-pubescentes, folia longe petiolata opposita, sinu hiante cordatc-
ovata vel ovato-oblonga acuta vel brevi-acuminata dense repando-
acute dentata, membranacea, supra praesertim in nervis subtiliter pul-
veruleuta glabrescentia, subtus subcanescentia glandulisque peltatis
raris conspersa, i — 1 pedem longa, thyrsus paniculaeibrmis terari-
nalis fastigiato-pyramidatus subnudus coloratus minute bracteolatus,
cymis peduneulatis patentibus trichotomis, calycis parvi campanulati
acute 5-dentati dentes recurvi, corollae subtiliter farinoso-glandulosae
tubus calycem sextuplo excedens, pollicaris, limbi laciniae obovato-
oblongae secundae, staminibus duplo breviores, drupae 4-pyrenae.
Clerodendron Blumeannm Schauer l. c. p. 669. — Cl. infortuna-
lum BI. Bijdr. p. 811 et herb. [non Lin».). — l^lores coccinei,
Java (bl., zoll.). Borneo, bij Martapoera (korth).

31. Clerodendron SCOpifemm miq. Ramuii (validi) tetragoni cum
petiolis foliis subtus in nervis et inflorescentiae ramis parce puberuli,
folia longe petiolata sinu aperto cordata acuminata inaequaliter re-
pando-calloso-dentata, subcoriacea, supra raris pilis deciduis inspersa,
subtus pallida et glandulis planis sparsis instructa, costata veuosa,
8—3 poll. longa, thyrsus paniculatus terminalis amplus nudus, ramis
numerosissimis paniculatis rigidulis patulis et recurvis, bifidis, ra-
mulis unilateraliter racemoso-floridis, fiores pedicellati, calycis 2—2^-
lin. longi (in fructu valde aucti) angusti glabri colorati fere ad basi
5-partiti laciniae lanceolato-oblongaeacuminatae marginibusreflexis,
corollae glabrae tubus breviusculus ?

Sumatra, in de kloof van den Singalang (teysm.).

§ 7. Incertae et dubiae.

32. Clerodendron foetidum d. don. Caulis ereclus, ramulis ju-

56
p !ora van Ned. Indie. IT.

VERBENACEAE. 882 CLERODENDIU»',

nioribus pubescentibus tetragonis, folia petiolata cordata crenulata
vel integerrima utrinque pubescentia, 4 — 6 poll.longa, corymbi ter-
minales, pedunculis pedicellis bracteisque parvis villosis coloratis,
flores saturate scarlatini, calyx 5-fidus parvus glaber, corollae tubus
gracilis calycem quinquies sexiesque superans, limbus aequaliter 5-
partitus, drupa coerulescenti-rubra calyci rubroreflexo insidens. Cle-
rodendron foelidum Don Prodr. Nep. p. 103, non Bunge. — CL
Buchananii Walp. Repert.IY. pAQS. Schmier l. c.p.G72. — Vol-
hameria Buchananii Roxb. Fl. Ind. III. p. Cl. — Molukkeu en
Voor-Indië.

Adnot. Clerodendron foetidura bünge p. inlegrifoUum Hassk.
lietzia I. p. 60 e Singapora in Hort. bog. int.roductum, ad Cl. plii-
lippinum valde accedens, speciem distinctam sistere videtur: frutex
grandis ramulis petiolisque. glabriusculis, inflorescentia sericeo-puberulfl,
foüis longiter (4— 8 poll.) petiolatis subrotundo- vel ovato-cordatis acu-
tis integerrimis petiolos aequantibus, in nervis subpuberulis, subtus ad
sinum biglandulosis, panicula e cyrnis in apice ratnorum axillaribus
fastigiatis multifloris densis sat ainpla foetente, bracteolia parvis cadu-
cis. calyce parvo glabriusculo cotnplanato 5-fido, laciniis ebasi latius-
cula acuminatis; corollae candidae bypocraterimorphae tubus 12 Uu.
longus calyce 9 es longior, limbus regularis 5-fidus, laciniis Kneari-
oblongis acutiusculis patentibus.

33. Clerodendron lanuginosnm bl. Folia opposita e basi rotun-

datuinterdum subcordata ovata acuminata remotedenticulatajuniora
subiütegerrima cum ramulis calycibusque lanuginosa, thy rsus e pe-
dunculis dichotomis, calyx campanulatus 5 fidus, laciniis acuminatis.
Clerodendron lanuginosum BL Bijdr. p. 810.
Molukken, in de bergstreken (reinw.).

34. Clerodendron Commersonii spreng. Syst. II. p. 75 3. Foüa

ovata utrinque attenuata integerrima glabra, corymbi axillares tricho-
tomi pubescentes. tubus corollae elongatus. Yolkameria Commersonii
Pair. in Uerb. Willd. — Philipp. e il.

35. Clerodendron javanicnm spreng. /. c. Folia ovato-oblonga

acuta integerrima coriaceaglaberrima, panicula terminalis tbyrsoidea,
calycis laciniae o vales acuminulatac. Clerodendron coriaceum Poir.
EncrjcL SuppL IV. /;. 353, non /?. Br. — Java.

36. Clerodendron divaricatnm jack. Fhitescens ereetem circitcr

YERBENACEAE. 853

CLERODENDROX.

bipedale, raraorum nodis tumidis, folia opposita breviter petiolata
obovato-lanceolata acuminata integerrima vel passim denticulata gla-
bra, panicula terminalis erecta elongata, bracteis foliaceis ovatis acu-
minatis, ramia oppositis divaricatis subdichotomis plurifloris, pedi-
cellis in fructu refiexis, calyx cupulatus subintegerrimus fructifer
vix auctus, corollae tubulosae limbus 5-partitus, secuudus, lacinia
inferiore lougiore violacea, stamiua alte exserta, bacca 4-loba tetra-
sperma (l — o seminibus vulgo abortivis) saturate purpurea. Clero-
dcndron divaricalum Jack Malay. Misc. I. n. 2. Rook. Dot. Misc.
II. p. 89. — Anne Cl. serrato proxima? — Sum at ra, westkust bij
Laye (jack).

37. Clerodendron obovatmn walp. Rep. IV. p. 112. Folia ob-

ovata integerrima coriacea subtus pubescentia ; panicula terminalis
decussata pubesceus, ramificationibus ultimis elongatis secundifloris,
calyx obsolete 5-dentatus. Volkaweria obovala Roxb. FLInd.llï.
P- 62. — Molukken.

38. Clerodendron capsulare blanco fl Fiiip.p. 507. Rami tetra-

goni, folia opposita Ianceolata integerrima glabra, petioli brevcs, pe-
dunculi axillares triflori, calyx parvus campauulatus 5-dentatus sub-
bilabiatus, corollae longissimae albae tubus filiforrais subincurvus, limbi
laciniae 5 obtusae subbilabiatae. — Philipp. e il.

Huc probabiliter etiam:

39. Volkameria grandiflora blanco fl FUip.p. 512. Caoiïa erec-

tus. rami pallidi glabri, folia opposita oblonga acuminata integerrima
glabra rugosa brevi- petiolata, petioli basi cum glandula, flores pani-
culato-umbellati, bracteis subulatis, calyx erectus cylindraceus profunde
6-fidus, laciniis lanceolatis, corolla calycem duplo excedens bilabiato-
■> partita, laciniis ovalibus concavds revolutis, stamina 4 didynamu,
drupa baccata obsolete tetragona nunc 4-loculari 4-sperma, loculis l -2
saepe abortivis.— Philipp. e il.

Sectio II. Siphonanlhus (linn. gemis). Corollae iufundibuliformis
tubus longissimus, limbus subinaequalis.

40. Clerodendron Siphonantnus r. bbown. Glabrum, caulibus ra-
misque obtuse angulatis sulcatis, folia verticillata quaterna ternave
(ad insertionem linea pubescente conjugata) elongato- vel rarius
oblongo-lanceolata (pedalia) utrinque attenuato-acuminata, subsessi-
üa, integerrima vel subrepandainterdum apiceangulato-paucidentala,

56*

VERBEXACEAE. 881 C.ALLICARPA.

margine subrevoluta, cymae semel — ter trifidae patentes pauiculam
pyramidatam efRcientes, inferiores axillares folio breviores, calycis co-
lorati ampli 5-partiti laciniae lanceolatae vel ovatae acutiusculae,
corollae albidae (vel pallide flavescentis) tubus lllifonnis lougissiinus
superne infundibuliformis. Clerodendron Siplwnanlhus R. Br. in
Ait. Hort. Kern. ed. 2. IV. p. 65. Uassh. Tijdschr. Nat. Geselt. X.
p. 128. Schatter l. c. p. 670.' — Siphonanlhus indica Linn. Lam.
III. tab. 79, fig. 1. S. angustifolia Willd. Spec.l.p.SOG. — Ovieda
milis Burm. Fl. Ind. p. 136, tab. 43, fig. 1. — Linn. Spec. pi.
p. 889. — CL longicolle F. W. Meyer Prim. Esseq. p. 217 —
Clerodendron forlunalum BI. Bijdr. p. 807, excl. syn. Linn.

"Voor- en Achter-Indië. — Celebes (forst.). — Java, in de
wouden (jungh.), bij Linga Djati langs de beekjes (bl.), in Prian-
gan (noRSF.). — Ook in de tuinen in Oost-Indië, Java, enz.. —
Brahinunee sanshr. — Djoere sund. of Kern bang boegong.

41. Clerodendron longiflorum decaisiv. Eamuli cum cymis fo-

liisque junioribus puberuli, folia longiuscule petiolata ovata vel e
basi acuta ovato- aut lato-elliptica acuminata integerrima aut medio
subrepanda, membranaceo-snbeoriacea, supra nitida, subtus opaca,
adulta glaberrima, costis utrinque ei rei ter 6 — 7 pertensa, 3 — 8 poll.
longa, cymae in thyrsum terminalein brevem corymbosum multiHo-
rum appresse pubescentem congestae, inferiores axillares foliuin sub-
aequantes, calycis campanulati 5-fidi demum coriacei laciniae ovatae
acutae, corollae tubus glaber gracilis tri- 4-pollicaris, laciniae ovatae
dorso puberulae, drupa atropurpurea 2 — 4-pyrena. Clerodendron
longiflorum Decaisn. in N. Ann. Mus. 111. p. 400. Schatter l. c.
Spanoghe in Linnaed XV. p. 329. — Cler. ellipticum Zippel. herb. ?
Timor (spanoghe, zippel.). — Luzon.

IV. CALLICARPA linn. Calyx cupulatus vel rarius tubulosus
4 — 5-costatus saepe angulatus aut plicatus 4 — 5-dentatus rarius-
fidus, persistens. Corollae subcampanulato-tubulosae tubus brevis,
limbus 4 — 5-fidus aequalis. Stamina 4 vel rarius 5, corollae tubo
inserta aequalia exserta, antheris supra basin dorsifixis, facie et
inprimis dorso glanduloso-punctatis parallele bilocularibus, rimis
superne latius hiantibus vel poro oblongo apertis. Ovarium 4-lo-

VERBENACEAE. 885 CALLICARPA.

culare, loculis uniovulatis. Stylus filiformis, staminasubaequans vel
jis longior, sursum clavato-incrassatus, stigmate capitato. Drupa
calyce cupuliformi paullo aucto innixa baccata tetrapyrena, pyrenis
maturis distinctis unilocularibus duris, semine erecto. — Prutices
vel suffruticcs, raro arbores,in AsiaetNova Hollandia tropica, paullo
rarius in America, crescentes, indumento stellato vel ramoso saepius
fariuoso vel furfuraceo magis minusve canescentes vel subferruginei,
saepe glandulosi, foliis oppositis simplicibus vulgo basi integerrimis,
cymis axillaribus dichotoinis, fl. parvis interdum polygamis. — Por-
phyra Loureir. — Callicarpus Hassk. Cal. bog. p. 136, emend. —
Calyx in spec. hic enumeratis brevis, semper magis minusve cyathi-
morphus, brevidentatus.

a. Floret penlameri. — Geunsia BI.

1. Callicarpa pentandra roxb. Arbor elata, partibusherbaceis flo-
ralibusque glanduloso-punctatis, ramis cum cymis petiolis et nervis
venisque reticulatis praesertiin subtus furfure stellato rubiginosi,
folia longiter petiolata, e basi rotundata vel saepe brevi-acuta. ovato-
vel elliptico-oblonga ellipticave auguste acuminata integerrima, adul-
ta supra glabrata, subtus arcuato-patulo-costulata venoso-reticula-
ta pallida, utrinque glanduloso-punctata, subsemipedalia, cymae mul-
tiflorae dichotomae laxe corymbosae pedunculo petioluin demum su-
perante, folio duplo pluriesve breviores, calyx cupulatus 5-mucro-
nulatus, demum subglabratus cum corolla ipso triplo longiore punc-
tatus, antherac exsertae dorso glandulosae, loculis apiceporo oblongo
obliquo hiantibus. Callicarpa pentandra Roxb. Fl. Ind. I. p. 895.
Schatter l. c. p. 646. — Geunsia farinosa BI. Bijdr. p. 819. Folia
lul passim alterna, reliqua opposita.

Sunda-Archipel. Sumatra (kortil). Java, in de wouden der
bergstreken van Buitenzorg, Tjandjor, Krawang (bl.). — Mol uk-
ten. — Philipp. eil. (cuming n. 1773). — Ki oeoet sund.

b. Florcs letrameri.

t Folia subtus tomentosa aut floccosa vel glabrata, semper distincte
glanduloso-punctata.

2. Callicarpa cana Lira. Rami cum cymis nervisque furfure
stellato gilvo-alboque dense tomentosi, folia longiuscule vel brevi-
petiolata, e basi cuneata lato-ellipticavelelliptico-ovatavelsubrotun-

VERBENACEAE. 886 CALLICARPA.

data, utrinque attenuata, abrupte brevi-acuminata, supra basiu inaequa-
liter grossiuscule dentato-serrata, adulta supra glabrata nitida seni-
liaque areolato-sulcata, subtus molliter tomentoso-cinerea et glandu-
lose punctata, juniora chartacea, 4 — 6 poll. louga, cymae brevissime
peduuculatae multiflorae, globoso-coufertae, petiolum aequantes, cal yx
exiguua breviter acute 4-dentatus, semiliueam longus, corolla co vix
duplo longior glabriuscula parceque glandulosa, drupa globosa nigra.
Callicarpa cana Li fin. Mant. II. p. 193. BI. Bij dr. p 817. Decaisn.
I. c. p. 401. Schauer l. c. p. 643. Bot. Mag. tab. 2107. — Call.
tomenlosa Lam. Dict. Lp. 552. — C. latifolia Zippel. apud Spa-
noghc l. c. p. 330. — C. Ileynei Roth Nov. Spec. p. 82. Blume
Bijdr. p. 819, forma foliis brevius petiolatis.

Bourbon. Voor-Indiè'. Malakka. Poeloe Pinang. Java'
(perrottet, rl., zoll.), op den G. Praoe (horsf.). — Ti mor. —
Katoempang, Songko of Ki katoempang, Ki jorang, Abo-
abo, Daoen maniran kabo sund.F — Deze en andere soorten
worden, wegens hare bittere aromatische hoedanigheid, als genees-
middel gebruikt.

3. Callicarpa SUmatrana miq. Eamuli cum cymis petiolis nervis-
que subtus albo-gilvoque stellato-tomeutosi, folia breviuscule petio-
lata, e basi cuneatasubdecurrenteovato-vel elliptico-oblonga, sensim
in acumen mucronato-acutum desinentia, supra basin integerriinam
dense acute dentata, dentibus apice callosis, nascentia supra stellato-
pubera adulta praeter nervos glabrata, subtus densiuscule costata et
transverse venosa, ubique tomento stellato griseo-albido obducta et
glanduloso-punctata, 6 — 4 poll. longa, cymae axillares brevissime pe-
dunculatae breves densiflorae subglobosae petiolum vix vel non su-
perantes, calyx brevissime 4-dentulus albo-stellato-tomentosus, corolla
parvula extus parce hirtella. — C. canae partium textura et colore
intime cognata, foliorum forma multo magis ad lanceolatam tenden-
ta corollaeque iudumento satis distincta.

Sumatra, in Padang, langs de wegen (teysm.).

4. Callicarpa Ianata vahl. Eami cum inflorescentia et nervis
pilis stellatis dense farinoso-tomentelli, folia breviter vel brevissime
petiolafa, e basi obtusa vel rotundata ovata vel ovato-oblonga abrupte

VSBBENACEAE. 8S7 CALLICARPA.

in acumen integerrimum termiuata, feie usque ad basin deutato-
serrata, subchartacea, adulta supra pube stellata obsoleta scabrida
ecflaudulosa, juniora subtus tomento iloccoso canesccutia et glandu-
loso-punctata costulata deuseque reticulata, 4 — 5 .j-pollicaria, seusim
glabrescentia, cymae laxae dimidiatae corymbosae, pedunculo quam
petiolus subduplo lougiore, calyx stellato-puberus brevis 4-costatus
acute 4-dcntatus, corolla glabriuscula, antherae glandulosae, drupa
purpurea. Callicarpa lanata VahlSymb. III. p. 13. Schauer Lep.
644. — Call. lanata Zippel. herb.? apud Spanoghe l. c. — Call.
denlala Rolh Nov. Spec. p. 81. BI. Bijdr. p. 818. — Call. cuspi-
data Roxb. FL Ind, I. p. 394. Hassk. PI. Jav. rar. p. 491. — C.
pedunculala R. Br. Prodr. l.f. 512? — C. longifoliac variel. BI.
Bijdr. p. 818. — C. oblongif. var. acuminalissima Ilassk. Cal. boy.
/. c. — A C. longifolia foliis latioribus serratis, cymis longius pedun-
culatis et druparum colore differt. — Bami teretes, ramuli fusco- et
albido-farinosi e pilis stellatis; flores odoris cymicini; calycis liinbus
hyaliuus 4 striis viridibus, corolla persicina, filamenta rosea, stylus
flexuosus albidus (hassk.). — Folia sicca utrinque, subtus pallidius
viridia. — ft. Uberior, foliis e basi cuneata elliptico-oblongis,acumiue
haud abrupte termiuatis, semipedalibus.

Molukken. Java, Trop. Nieuw-Holland. — (3. Sumatra.

5. Callicarpa Cumingïana schatjer l. c. Ramuli cura cymis petio-
lisque tomento denso floccoso viilis longioribus mixto fernigitiei, folia
modice petiolata e basi rotundata brevissime in petiolum angustata
ovata attenuato-acuminata integerrima vel minutissime et remote den-
ticulata, supra pube simplici ferrugineo-hirtella, subtus pube stellata
laxe tomentoso-cana et glanduloso-punctata, semipedalia, cymae multi-
fiorae amplae diffuso-dichotomae laxe corymbosae, pedunculo petiolum
duplo superante, folio duplo breviores, calyx canus brevissime 4-den-
tatus, corolla tubulosa glabra glanduloso-punctata, tubo calyce triplo
longiore. — Philipp. e il. (cuming n. 1707).

6. Callicarpa longifolia lam. Ramuli petioli foliaque subtus pube
stellata ochraceo- et griseo-furfuraceo-tomentosa aut subglabrata, folia
brevi-petiolata {{— f), e basi attenuata vel acuta lanccolato-oblonga
vel lanceolata longe acuminata, inde ab £ a basi serrato-denticulata,
chartacea, supra praeter nervos subglabra punctata, subtus griseo-
pallida, circiter semipedalia, cymae multiflorae divaricato dichotomae

VERBE.NACEAE. 888

CALLICARPA.

eonfertiusculae convexae, folio multoties breviores dense tomentellae,
pedunculo petiolum subaequante, calyx brevisé-costatus brevissime
4-mucronulatus, semilineam longus, corolla extus parce villosula
calyce duplo vel dimidio salfein longior, drupa alba. Callicarpa
longifolia Lam. Dict. I. p. 562. Schauer l. c. p. 645. — Duae
exstant forniae: cc. Subglabra Sch. I e. ramulis cum cjmae ramulis
et foliorum venis utrinque pube stellata farinosis interdum subgla-
bralis, calyce et foliis adultioribus glabris. Callicarpa longifolia
Lam. I. c. el Illuslr. tab. 69, fig. 2. Bot. Heg. tab. 864. Jlooh. FL
Exot. ï % />. 133. BI. Bijdr. p. 817. — C.japonica Tkunb.Fl. Jap.
p. 60.— C. lanceolaria Roxb. Fl. hul, Lp. 395. — Iledgotis arbo-
rescens Noronh. Verh. Bat. Gen. V. p. 77. — fi, Floccosa ej. par-
tibus iisdem fioccoso-tomentosis, foliis adaltis supra glabratis subtus
stellato-puberis vel tomentosis. Callicarpa longifolia Bo.vb. FL FnJ.
I. p. 394. — C. acuminala ej. I. c. — C. Boxburghiana B el
Schuit. Syst. Mant. p. 54. — C. attenuata Wall. Cal. n, 1835.—
C. adenanthera B. Br. Prodr. N. Holl. I. p. 369. — C. oblongi-
folia llassh. Cal. bog.p. 136. — C. albida Blume Bijdr. p. 818,
forma foll. lanceolatis angustioribus, magis irregulariter denticulatis,
pube stellata sub lente tantum distincta sed deusissima totam super-
ficiem exacte obducente insignis (sed specimen mancum tantum vidi).
Over geheel Indië en den Sunda-Archipel tot in China,
Philipp. ei]., Japan en tropisch Nieuw-Holland verspreid. —
Katoempang sund., (naam voor het geheele geslacht).

7. Callicarpa rhynchophylla miq. Innovatioues stellato-tomeu-
toso-albidae, adulta fructifera uudique fere glabra, ramuli tenues,
folia brevissime petiolata e basi magis minusve cuneata integer-
rima lato- vulgo rhombeo-elliptica acute grossinscule concinne
dentato-serrata, in acumen longum lineari-lanceolatum acutum inte-
gerrimum abrupte terminata, 4[— 2i poll. longa, chartacea, adul-
tiora supra in nervis pube brevissima scabriuscula adspersa, subtus
glabra glandulis luteis crebro punctata, costulis venosis teneris pa-
rallelis notata, cymae axillares brevi-pedunculatae breves subdensi-
florae, calyx cupularis brevissime 4-calloso-mucronulatus, drupae
(immaturae) obovoideae. — Bom e o (korthals).

VERBENACEAE. 889 CALUCAHPA.

ff Polia subtus tomentosa, glandulis nullis vel sub tomento ab-
sconditis.

8. Callicarpa erioclona souauer. Ramuli tetragoni cum pedun-
culis petiolisque pube rauiulosa rufa lanati simulque pube farinosa
alba tomentosi, folia breviuscule (J — f poll.) petiolata, ebasi cuueata
elliptico- vel obovato-oblonga aeuminata breviter et inaequaliterden-
tata coriaceo-membranacea retieulato-rugulosa, supra glabra, subtus
tomento brevissimo stellato farinoso-albicantia, subsemipedalia, cy-
mae conferte raultiflorae hemisphaerico-corymbosae, pedunculo pe-
tiolum subaequante vel breviore, calyx exiguusQ liu.) cum pedicello
stellato-tomentosus brevissime 4-deutatus, corolla brevis. Callicarpa
erioclona Schaucr l. c. p. 613. Tomento dimorpho insiguis.

Nieuw-Guinea (lesson). Philipp. eil. (cuming n. 911).

9. Callicarpa biCOlor juss. Arm. Mus. VI r. p. 77. Sch. I. c. Ba-
muli cum cymis petiolisque furfuraceo-subferruginei, folia brevi-petio-
lata, e basi cuneafa elliptica vel elliptico lanceolala aeuminata mucro-
)i.'ito-crcnata, supra praeter costam glaberrima ïütida, subtus penniner-
via tenuiter venoso-reticulata tomento stellato farinoso-albicantia, cy-
mae submultiflorae divaricato-dichotomae dimidiatae corymbosae, pe-
dunculo petiolum subaequante, calyx brevis subtruncalus, J- tin. longus,
corolla laxe puberuia vel glabriuscula raro-punctata, drupa grani si-
aapini magn. — C. canae affinis, tomento distincta. — Port-Pras-
Iin. — Sechellen. — Philipp. eil. (cuming n. 1283).

10. Callicarpa angUSta schauer l.c. Ramuli cum cymis foliisque
sublus tomento stellato alpbitoideo rufescente albicantes, folia brevi-
petiolata lanceolata utrinque attenuata minute serrato-denticulata, supra
viridia pulverulenta, subtus reticulato-venosa, 3—4 poll. longa, cymae
divaricato dichotomae laxae haud multiflorae, pedunculus petiolum sub-
aequans, calyx brevissime 4-mucronulalus, corolla calyce duplo longior
tomentosa. — Philipp. eil. (cuming n. 1425).

11. Callicarpa magna schauer /. c p. 641. Kamuli cum cymarum
ramis et petiolis dense floccoso-rufescentes, folia longiter petiolata, e
basi rotundata brevissime in petiolum continua. elliptico- vel oblongo-
ovala breviter aeuminata, adulta supra glabrata, subtus venoso-reticu-
lata et tomento stellato farinoso-canescentia, 6 — 9 poll. longa, cymae
multiflorae divaricato-dichotomae laxe corymbosae, pedunculus petiolum
\ aequans, calyx exiguus membranaceus glaber 4-costatus vix 4-deu-
tatus, semilineam altus, corolla campanulata calycem duplo excedens,
limbo supra velutino. — Arbor alta. — Philippijn. eil. (cuming
n. 1266).

12. Callicarpa Wallichiana walp. Ramuli cum petiolis cymisque

VERBENACE4E. 890 PREMNA.

ferrugineo-gilvove tomentosi, folia longiuscule petiolata, e basi cu-
neata, acuta. vel obtusa lato-ovalia acuminata (medio subrhombeo-
dilatata) integerrima vel repandula et distaiiter minutissime denti-
culata, coriacea, adulta supra praeter costam glabra, subtus costis
10 — 8 utrinque pertensa totaque tomento lanato intricato stellato
mollissimo gilvescente obducta, 8 — 6 poll. longa, cyinae axillares
brevi-pedunculatae iteratim dichotomae, petiolum aequantes vel su-
perantes, bracteis priraariis linearibus, calyx vix 4-mucrouulatus, in-
1'erne pubescens, superne glabratus et cum corolla antherisque glan-
dulosus. Callicarpa Wallichiana Walp. Beperf. IV. p. 125. Sch.
L c. p. 641. Wight Icon. IV. tab. 1480. — C. lanata Wall. Cal.
n. 1831. — Ceylon. — Voor-Indië. — Sumatra, bij Loeboe
Alocng (teys.m). — Sitapoeng mal.

V. PEËMNA LtHK; Calyx brevis subbilabiato-4 — 5 fidus vcl-
dentatus, nunc bilabiatus, labio utroquevel altero integro, persistent,
incresceus. Corollae tubus brevis subinfundibulifortnis, limbus
aut bilabiato-4-fidus patens, labio sup. semibifido vel emarginato, inf.
trifido vel-partito, aut subregularis reflexus, faux villosa, saepius
longe barbata. Sta mina 4 didynama vel subaequalia, corollam sub-
aequantia vel exserta, aequidistantia, autheris dorsifixis subrotun-
dis, loculis basi divergeutibus. Ovarium 4-loculare, loculis uni-
ovulatis, stylus filiformis, stigmate divaricate bifido. Drupa pisi-
formis carnosa monopyrena, putamine axi perforato, duro rugoso
vel tuberculato, 4-loculari vel abortu 2 — 3-loculari. Semiua erec-
ta. — Frutices, sufirutices vel arbores in orbis veteris regionibus
calidis, odore llorum et partium herbacearum saepe sambucino vel
hircino, indumento simplici vel stellato aut nullo,foliisoppositiscitra
basin saepe multiplinervi-peiminerviis, integerrimis vel dentatis, thyr-
sis paniculatis vel cymosis terminalibus, fl. parvis saepe polygamis,
alaribus tantum fertilibus. — Species numerosae, auctorum descrip-
tionibus ne iconibus quidem tuto cognoscendae, haud paucae subLin-
naeanis Pr. integrifoliae et serratifoliae uominibus confusae. Hae ipsae
e speciminibus herbarii Linnaeani renovandae, rejectis partim syno-
«ymis heterogeneis a patre botanico iis adjunctis. — Artificialis spe-
cierum e calycis morphosi ordinatio usui saltem practico conducit,
species autein contra naturam disjungit. — Calyx propric quidem

YERBENACEAE. 891

PREMNA.

5-mero-bilabiatus, 3 dentibus posticis, 2 anticis, iisque nonraroper-
feetioribus,illisobsoletioribus imo abortivis,quandolabium posticurn
truncatum; autici 2 quandoque in unum confiuentes vel et posticorum
supremo abortiente, calyx 4-dentatus apparet, vel anticis duobus in
unum connatia lateralibusque posticis ei proprius accedentibus, la-
bium anticuin hand recte quidem tridentatum statuitur, supremo

postico abortiente labium posticurn vero truncatum. Glandulae

foliorum in exsiccatis saepius planae quasi peltatae, iis Clerodendri
quarundum specierum similes sed minores.

T. Gumira (rumph., hassk. Cat. log. p. 185 genus). Corollae lim-
bus subaequalis. Calyx 4 fidus vel 4-dentatus aiit bilabiutus.

* Calyx 4-dentato-bilabiatus, labio uno 3-dentato, altero subtrun-
cato.

1. Fremna foetida reinw. Ramuli nascentes cum petiolis et iu-
floresccntia haec densius hirtelli, folia longe (l|--{ poll.) petiolata
e basi rotundata ima nuuc subacuta ovata vel lato-elliptica, vulgo sub-
abrupte acuminata, integerrima velsuperuc repando-subcrenata, nas-
centia in nervis pilifera, adulta supra glabra nitidaque, impresso-
puncticulata, subtus in axillis costularum 5 — G utrinque et secuscas
pubescentia, glanduloso-punctata, 5— -6 poll. longa, thyrsus tenni-
nalis corymbosus divaricatus, ramis oppositis, superne itemtim di-
chotomis, ramulis cymoso-densifloris, caljx vix semilineam longus
obconicus subtetragonus deorsum puberus subbilabiatim obsolete sub-
4-dentatus vulgo 3-denticulatus, 4 t0 deute abortivo, corollae mfun-
dibuliformis tubus calyce subduplo longior. Premna foetida Reinw.
in Dlume Bijdr. p. 816. Schauer l. c. p. 630. — Gumira foelida
Hassk. in Flor. bot. Zeil. XXV. Beibl. p. 26. Hort. bog. p. 135
et var. j$, integra. — Folium hircinum vel G. domestica mas el
fem. Rumph. Ilerb. Amb. III. p. 208 liane et affmes species spec-
tans, tab. 133 vero P. lomentosae similior. — Premna foelida Beinw.
et Pr. inlegri folia BI. herb. excl. syn. Linn. Rami subteretes fusci
Imeari-lenticellosi, folia chartacea supra insicco saturatefuscescentia,
subtus olivaceo-pallida, distanter venosa.

Java, in de bergstreken. — Borneo, aan den Doeson (kortij.).
Molukken. — Ki tai sund. Daoen kambing mal. Goemira
°P Ternate.

VERBENACEAE. S92

PREMNA.

2. Premna abbreviata miq. Ramuli obtuse tetragonj striulatimox
glabrati, folia petiolis brevibus 3—2 lin. Ion gis antice praesertim
hirtellissuffulta, lato-subdeltoideo-ovata vel subrotundata obtuse sub-
apiculata, vulgo supra medium grossiuscule creuato-serrata, coriacea,
supra iu nervis primariis parce appresse hirtella, subtus in axillis bar-
bata caeterumque glauduloso-punctata, 2£ — 1^ poll. longa, costulis
utriuque 3 — 4 parum venosis, thyrsus terminalis contractus corym-
bosus fastigiato-subumbelliformis villosulus, ramfs superne cymoso-
deusifloris, calyx | lin. altus subglaber bilabiatus, labio sup. 3-den-
tato, dentibus obtusis, medio latiore, labio inf. truncato, corollae bre-
viusculae tubus latiuseulus, limbus subbilabiatus subaequaliter 4-fi-
dus, laciuiis concavis obtusis vel retusis, faux barbata. Premna serrati-
folia BI. liïjdr. p. 815, are/, syn. Linn. — Java.

3. Premna trichostoma jiiq. Folia opposita modice petiolata, e
basi rotuudata vel obtusiuscula. ovato- vel obovato-elliptica brevi-
acuminata, integerrima vel superne vix subrepandula, cbartacea, cum
petiolo in costulis (utrinque circiter 5 adscendentibus transverse ve-
nosis) praesertim subtus puber a, 6 — 4>\ poll. longa, thyrsi ramulos
paucifoliatos terminantes pubescentes subumbelliformi-cymosi repe-
tito-divisi, calyx cupuliformis membranaceuspuberulus, | lin. circi-
ter lougus, obsolete bilabiatim brevi- 4-dentulus, corollae limbus sub-
aequaliter 4-lobus, lobis ovatis obtusis, faux cum loborum basi longe
birta, genitalia alte exseita. — Java, in Banjoemas (horsf.). —
Kendal rambat sund.

4. Premna adenosticta schauer /. c. Eamuli cum inflorescentia
petiolis et nervis stellato-tomentelli, folia longe petiolata ovata longe
acuminata integerrima, adulta utrinque glabrata, supra nitida, subtus
glanduloso-punetata, membranacea, 4 — 6-pollicaria, thyrsus corymbosus
patens multitlorus, calyx cyathimorphus lineam longus acute 4-lobus,
corollae subbilabiatae tubus calycem aequans. — Tomentum flaves-
cens. — Fhilipp. ei 1. (cüMiNG n. 1230).

5. Premna Vestita schauer /. c. p. 63 1. Tota pube simplici ves-
tita, folia longe petiolata subcordata acuminata integerrima, supra pu-
bescentia, subtus subtomentoso-canescentia et glandulosoqjunctata, 4—6
pol!, longa, thyrsus paniculaeformis terminalis parvus compactus co-
rymbosus, calyx cupuliformis lineam longus 4-fidus, laciniis ovatis ob-
tusiusculis aequalibus. — Philipp. eil. (cüming n. 599).

VERBENACEAE. 893 PREMNA.

6. Fremna timoriana decaisn. Eamuli glabri, folia breviter pc-
tiolata e basi subrotundata ovata acuminata vel obtusa, iiitegerrima
vel superne grosse dentata, glabra vel subtus in axillis barbata, nitida,
2 ï — 3 poll- longa, petiolis supra pubescentibus, cymae terminales
corymbosae pubescentes, calyx cyathimorphus linea nonnihilbrevior,
subglabratus, breviter 4-fidus, laciniis rotundatis, corollae tubus ca-
lyce subduplo longior, limbus aequalis patens, stamiua excedens, faux
breviter barbata, drupa glabra, putamine 4-loculari. Premna timo-
riana Decaisn. in N. Anti. Mus. III. p. 4>0'2.Schauer l. c. — Pr. li-
liaefolia Zippel. herb. — Pr. syringaefolia ej. ap. Spanoghc in
Linnaed XV. p. 330? — Timor.

Observ. Specimen vidi in herb. L. B. a divo spanoghe in Ti-
mor lectuin, nomine Pr. inlegrifoliae, foliis ovatis vel obovatis ob-
tusiusculis subtus in axillis barbellatis, thyrso corymboso pubescente,
ealyce obliquo hinc gibbo subbilabiato, labiis abbreviatis, uno biden-
tulo vel truncato, altero distincte emargiuato insignitum, vix itaquo
ad sp. decaisn. referendum, sed nimis incompletum.

7. Fremna ceramensis miq. Eamuli tetragoni, cum petiolis et
foliorum nervis primariis utrinque pube simplici (flavida) subvelu-
tini, folia longiuscule (2 — 1 poll.) petiolata e basi rotundata vel
concavo-subtruncata lato-ovata vel suprema suboblongo-ovata, mo-
dice acuminata, integerrima vel superne obiter subrepandula, sub-
coriacea, supra nitida, subtus pallidioraad lentem glanduloso-punctata,
costulis utrinque 4 — 5 trausverse veuosis, 5 — 3 poll. longa, thyrsus
termiualis subcorymbosus, inferne parvi-foliatus dense villosulus, ra-
mis primariis oppositis iteratim dichotomis densifloris, calyx brevi-
pedicellatus cyathimorphus brevi pube inspersus, \ lin. brevior, brevi-
4-dentulus, dentibus lateralibus et antico distinctioribus aequalibus
subacutis, postico obsoletiore subtruncato, corollae subinfundibuli-
formis extus subglabrae limbus subaequalis, faux parce barbata, ge-
intalia brevi-exserta.

Klein-Ceram (forsten). — Piroe mal?

&>]

** Calyx bilabiatus, labio utroque bidentulo.

8. Premna Oblongata miq. Eamuli tomentelli mox glabrescentes,

ia opposita vel subopposita aufc subalterua, modice (1-j — 1 poll.)

VERBE.NACEAK. S94 PREMNA.

petiolata, e basi rotundata passim leviter inaequali elliptico- velob-
ovato- rarius sublanccolato-oblonga plerumque breviter acuininata,
integerrima vel obsoletissime vix repanda. chartacea, utriuque prae-
sertiin subtus molliter subtomentello-pubescentia, costis distinctiori-
bus utriuque 4 — 5, reiiculatis, 7 — 4 poll. longa, thyrsi ramulos
axillares (ex axillis dcfoliatis) paucifoliatos terminantes breves dilatati
iterato-dichotomi dense pubescentes, calyx puberus submembrauaceus
bilabiatim 4-dentulus (labio utroque bi-dentulo) \ lineam vix aequans,
corollaelineam vix superantis limbus 4-iïdus, fauxhirta.genitalia alte
exserta, stigmata 2 lincari-acuta. Premnae integrifoliae varietas
Blume Bijdr. p, 815. — Java, bij Tjiradjas, Sept, (blume).

*** Calyx bilabiatus, labio altero bidentato, altero integro.

9. Premna corymbosa rottl. Arborea, trunco ramisque adultis
opposite spinosis, ramuli inermes cum inflorescentia et petiolis pu-
bescentes, folia breviter petiolata opposita, iriterdutn verticillata, e
basi rotundata vel subtruncata ovata vel ovalia breviter et obtuse acu-
miuata vel vix subapiculata, integerrima vel rarius superne crenato-
dentata, adulta utriuque glabrata 3 coriacea,supranitida, subtus opaca
pallida costulis utriuque circiter 3, quarum una fere e basi, 2 — 3-pol-
licaria, thyrsus terminalis laxe corymbosus sparse birtellus, dilatatus,
calycis bilabiati labium superius bidentatum, inf. saepius integrum,
corollae virescenti-luteae (?) tubus cylïndiïcus calyce duplo lougior,
limbi brevis labium sup. retusum, faux villosa. Premna corymbosa
Rot II. et Willd. Nov. Act. N. Cur. berol. IV. p. 167. — Pr. integri-
folia Wightlcon. IV. tab. 1469. — Pr. spinosa Roxb.Fl. Ind. III.
p. 77. — Gumira integri folia Hassk. Cat. bog. p. 135? — Gumira
lilorea vel Folium hirci Rumph. Herb. Amb. III. p. 289, tab. 134.
Premna serraii folia (haudLinn.) auctor, plur. — Gornulia corym-
bosa Burm. Flor. Ind. p. 133, tabAl, fig. 1. Species mibi haiul
ex autopsia cognita, roxburgiiii et wightii auctoritate proposita,
cum affinibus ultro comparetur.

Geheel Indi ë, in de kuststreken van Ccylon tot in de Moluk-
kcn, Tirnor en China. — In Java? — Ki leat of Krigitan
of Ki tai. sund.

10. Premna integrifolia LINK. Arborea, trunco ramisque saepeoppo-

VERBENACEAE. 895 rREMKA.

site spinosis, ramulis inermibus, petiolis Üiyrsisque pubescentibus, folia
breviter petiolata ovata vel ovalia brevitcr et obtuse acurainata, basi
rotundata, integerriraa vel cretiato-dentata, adulta glabra, supra lucida,
subtus opaca, tbyrsua terminalis laxus, corymbosus, calycis bilabiati
labium sup. acute bidentatum, inf. saepe integerrimum, corollae tubus
cylindricus calycera duplo excedens, faux hirtella, limbi lacinia una
longior, genitalia breviter exserta. Premnainlogrifolia Linn. Sy.sl. plant. ?
Schatter l. c. p. 802 excl. Pr. serralifolid aliisque syn. — Syn. Kumpb.
sub Pr. foetida laud. huc a quibusdam relatura, certo qiudera exclu-
dendnm ; auctor nequaquam etiam de spinis loquitur.

Gemeen in de vlakten van Indië, vooral naar de zeezijde, waar-
schijnlijk ook op den Archipel.

Observ. Premna serratifolia linn. (species de novo exploranda) per-
peram ut mihi videtur inter Pr. integrifoliae formas enumerari solet.
Linnaeus enim qui species adeo affines potius conjunxissit, essentiale
proposuit calycis discrimen, unde haec species potius inter Premni sec-
tiouern erit investigandaj icone gaertn. de fr. et sem. I. p. 169 tub. 5G
id abunde confirmatur.

11. Premna laevigata miq. Ramuli cum foliis glabri,haeciu axil-
lis subtus barbellata, opposita, modice petiolata, e basi rotundata vel
subtruucatd ovata vel rotundato-ovata obtusa vel obtuso-apiculata,
iutegerrima, subtus pallida, costulis utrinque 4 — 5 teuuibus parce
venosis, subcoriacea, uitida, 2 — 3 $ poll. longa, cyma terminalis
brevi-pedunculata corymbosa den sa iteratim divisa puberuia, calycis
brevis cupuliformis obscure subbilabiati labium unuin obiter bi-
dentulum, alterum repaudo-truncatum, in fructu glabratus coriaceus,
vulgo in lacinias 3 — 4 ruptus, quarum 2 distincte dente singulo
termiuatae, drupae obovoideae subtetragonae 4-loculares. — Pr.
abbreviatae aliquatenus similis.

Sumatra, iu Priaman (diepenh.). — Tandang-tandang mal.

**** Calyx bilabiatus, labio utroque integro.

12. Premna COrdifolia roxb. RamWi cum cymis petiolisque ju-
uioribus villosi, folia brevi-petiolata cordata vel cordato-ovata acu-
minata integerrima bullata denique utrinque glabrata, supra nitida,
subtus pallida opaca, 3 — 6-pollicaria, thyrsus paniculaeformis ter-
minalis parvus coarctato-corymbosus, calyx glabriusculus sesqui-
lineam longus cyathimorphus bilabiatus, labiis latis rotundatis inte-
gerrimis, corollae bilabiatae tubus calycem aequans, labium sup. rotun-
datum, faux hirtella. Premna cordi folia Roxb. Fl. Ind. ITT. p. 78.

VERBENACEAE. 896 PREMNA.

Wight Icon. IV. lab. 1 183. Sch. I. c. p. 631. — Polium hircinum
Rumph. Herb. Amb. III. tab. 133 vix hujus loei videtur. — Fru-
tex. In icone wight calycis labium unum bidentatum. — Poeloe
Pinang. Voor-Indië, bij Pondichery.

13. Premna parasitica bl. Volubilis (?), ramuli cum foliorum cos-
tïs et marginibus parce decidueque puberi, folia breviuscule (1 — 1}
poll.) petiolata, e basi rotundata vel brevi-acuta ovalia vel oblonga
aut obovata acuta vel obtusa, basi interdum subcordata subpeltata,
iutegerrima, deuique glabrata subcoriacea, supra nitida, subtus pal-
lida punctata, costis utrinque 4 — 5 adscendentibus trausverse veuo-
sis, magna, J- — 1-pedalia, thyrsus terminalis corymbosus arnplus,
subfurfuraceo-hirtellus, sensim glaber, calycis bilabiati lineain longi
labia obtusa vix emarginata, corollae faux valde barbata. Premna
parasitica lil. Bijdr. p. 816. Sch. I, c. p. 633. — Gumira parasi-
tica Hassk. in Flor. bot. Zeit. Lep. 26. Cat. bog. p. 135.

Java, in de wouden der bergstreken, op boomstammen. — Ivi
djati aroi sund.

II. Prcmnos (hassk. /. c. genus). Corolla plerumque conspicue bi-
labiata. Calyx raagis minusve bilabiato- 5-fidus vel 5-dentatus.

1*4. Premna tomentosa avilld. Innovationes tomento stellato fla-

vicantes, ramuli tetragoni, folia longiuscule petiolata, e basi truncato-

rotundata, ovata vel ovato-oblonga nuncobovato-elliptica,acuminata,

integerrima, coriacea, supra denique praeter nervos glabrata, subtus

pilis stellatis flavescenti-demum-subgriseo-tomentosa et glauduloso-

punctata, costisque utrinque 5 — 6 trausverse venosis, 5 — 8 poll.

longa, cymae dense multiiiorae in thyrsum terminalem tomentello-

flavicantem collectae, calyx subsessilis linea paullo longior, stellato-

tomentellus, laciniis 5 subaequalibus brevi-ovatis latis acutiusculis,

corollae parvae albidae extus glanduloso-punctatae limbus extus pu-

bescens, faux cum lobo medio labii inf. paullo productiore acuto vil-

losa. Premna tomentosa Willd. Spec HL p.Slê. Blume Bijdr.

p. 816. Sch. I. c. p. 634. Wight Icon. IV. tab. 1468. — Pr. jU-

vescens Juss. in Ann. Mus. VII. p. 77? — Comutia conjmbosa

Lam. Dict. I. p. 54 ? Arbuscula. Calycis dentes vix rotundato-ob-

tusi, uti a quibusdam perhibetur. Drops piso vix minor, epicarpio

YERBENACEAE. 897 ' 1>BE.M!U.

tenui extus minute glanduloso, putamine crasso sulcato. — Voor-
Indië. Java, in de bergstrekcn (bl.), in Blainbangan (iiorsf.). —
Boemboelan swid. of Kajoe-gadong sund.

15. Premna pubescens bl. Ramuli cum inflorescentia subrufo-
villosulo-pubescentes, folia longe vel breviuscule petiolata, ovata cl-
liptica vel oblouga cuspidato-acuminata vel obtusata, superne obtuso-
dentata cacterum iutegerrima, utiïnque praesertim in nervis pubes-
centia (pilis suberectis^et nitidula,membranacea, subtus viridia, minu-
te puncticulata, costulis haud crassis laxe distincte venosis, 6 — 3 poll.
longa, tbyrsi terminales corjmbosi rnultiflori, flores majusculi, calyx
appresse villosulus lineam longus subcampanulatus, bilabiatim brevi-
5-lobus, lobis ovatis obtusis, subaequilongis, 3 posterioribus majus-
culis, corollae tubus subcampanulatus calyeem duplo excedens, limbi
supra puberuli labium sup. quam inferius brevius subquadratura re-
tusum. Premna pubescens Bl. Bijdr. p. 816. Sch. I. c. p. 634. —
Filamenta crassiuscula; corollae faux villosa.

Java, in de wouden der bergstreken. — Ki sangat sund.

is. Premna pyramidata wall. Cat. ri. 1779. Sch. /. c. Ramuli

cum inflorescentia. foliisque in nervis et subtus pube stellata. tomentosi.
folia petiolata e basi rotundata truncata vel attenuata oblonga, ovalia,
subcordato-rotundata anguste acuminata iutegerrima, supra denique gla-
brata et nitida, papyraeea, seraipedalia, thyrsus paniculaeformis termi-
nalis pyramidatus patens, calyx campanulatus vix sesquilineam longus
brevissime et subregulariter distincte brevissime 5-dentatus, corollae
bilabiatae extus pulverulentae labium sup. rotundatum subconcavum
reclinatum, tubus calyeem subaequans. — A ch ter-In die, in Tavoy

(WALLICH).

17. Premna Cmningiana sch. /. c. p. 634. Ramuli cum inflores-
cenliu foliis in nervis et subtus pube stellata floccoso-tomentosi, folia
petiolata e basi cordata ovata vel ovalia acuminata integernma, supra
denique glabrata et nitidula, magna, 9-pollicaria, thyrsus pamculaetor-
mis terminalis subpyramidatus patens, calyx campanulatus subaequa-
litcr acuteque 5-fidus, sesquilineam longus, corollae extus pulverulentae
et glaudulosae bilabiatae labium sup. majus lato-ovatum subadscen-
dens, tubus calycem paullo excedens. — fraecedenti proxima. — Fln-
I] *Pp. eil. (cuiuNG n. 778, 12S9).

is. Premna mucronata koxb. fi. ind. nr. p. so. Sch. i. c.p. 635.

ïïamuli cum inflorescentia petiolis et nervis birtello-pubescentes, folia
brevissime petiolata e basi attenuata lato-ovata acuminata mucronata

57
Flora van Ned. Indië. II.

VERBENACEAE. 898

I'UEMNA.

integerrima utrinque pubescentia, subtus mollia, 3— 4 poll. longa, tliyr-
sus clivaricato-corymbosus laxus multiflorus, calyx | lin. longus siib-
aequaliter 5-fidus, laciniis lato-ovatis obtusiusculis, corollae calyce sub-
duplo longioris infundibuliforrais limbus subaequaliter 4-fidus, labio inf.

cum faucc villoso-barbato, labio sup. retuso. — Voor-Indic.

Philip p. eil. (COMIKO, n. 1367).

19. Premna macrophylla wail. Cm. n. 1765. s c h. i. c. p. 636.

Bamuli cum cymia Imtelli, folia brevissime pctiolata e basi cuneati
integerrima pblonga acuminata, acute dentata, utrinque in coslapube
scabra conspersa denique glabrata, 9 — 12 poll. longa, cymae termi-
nales axillaresque parvae coarctatae, calyx obconicus fere sesquilineam

longus bipaititus 5-fidus, laciniis lineari-oblongis obtusis, corolla

Birma, bij Prome (wall.).

20. Premna amplectens wall. l t c.p,n&2. Sch.i.c. Ramuiicum

cymis temre farinoso-puberuli, folia subsessilia e basi cuneato-angus-
tata ima levissime cor.iata subamplectente oblonga acuminata, tota in*
acqualitcr grosse dentato-serrata, glabra subtus glauca, cyma terminalis
parva contracia, calyx scmilinea paullo longior bilabiatus inaequaliter
5-lobus, laciniis rotundatis superisque leviter emarginatis, corollae limbi
laciniae rotundatae, suprema reliquis majore, faux villis albis clausa.
Pee; o e.

21. Premna lucidula miq. Raini pallidi, rarnuli nascentes pe-

tioli antice et foliorum nervi subtus raris exilibusque pilis deciduis
iuspersi, folia graciliter (i — 1 f poll.) petiolata e basi rotundata vel
obtusa passim inacquali ovato-oblonga longiuscule acute acuminata,
integerrima, 4—8 poll. longa, firmule chartacea, utrinque nitidula,
subtus pallidius viridia et minutissime puncticulata, costis circiter
5 utrinque e costa media colorata? patule adscendeutibus transverse
venoso-reticulatis,thyrsi ramulos laterales terminantes breves dilatati
i-arms iteratim dichotomis, ochraceo-hirsutuli, bracteis primariis an-
guste linearibus, cal jcis subcampanulati subcoriacei minutissime sub-
puberi bilabiati £ lin. circiter longilabiuminf.obtusebrevi-bilobum,
sup. brevius in fructu distincte brevissime 3-denticulatum, corollae
submfundibuliformi-bilabiatae calycem triplo superantis labium sup.
erectum retusum, inf. trilobum, faux hirta, stylus altiuscule exsertus
fiJaraenta majora circiter aequans, stigmate divaricate acute bifido,
drupa grano piperis paullo major, putamine tuberculato.
Java, in Patjitan (horsf.). — Sengkel swul.

22. Premna opulifolia miq. Rami subtetrarono-cjlindrici, nmviï

VEBBENAGBAE. 899

PREMNA.

petiolique cum foliis nascentibus in nervis et inflorescentin birtello-
pubescentes, folia opposita modice (circiter 1 poll.) petiolata e basi
lato-rotundata ovata vel saepe ovato-oblonga, apice sensim acumi-
uata,integeri'ima vel superne repanda, chartacea, supra nitidula in ner-
vis minute pubera, subtus pallida, utrinque 5— 6 costulis adscendeu-
tibus pertensa, in axillis barbata, secus costas subhirtella, caeterum
tenuiter snbdistanter transverse venosa, glanduloso-punctata, 4-fere
G poll. longa, thyrsus terminalis corymbosus hirtellus, ramis opposi-
tis apice cymoso-densilloris, calycissemilineam circiter Ion <n oblique
subcainpanulati minuta rigidulêque pube inspersi limbus brcvi-bila-
biatus, labio inf. altiore obtuse 2-dentato, sup. demissiore brevi 3-
denticulato, corollae tubus calycem duplo excedens, extus raritcr pu-

berus,limbi bilabiati labium sup. retusum, stamiua breviter exscrta.

Foliis P. foetidae valde accedit, sed floribus distinctissima. Corollae
laciniae in alabastro ciliolatae ; drupa globosa, calyce suü'ulta, glabra
grano piperis minor, 4-sulca, basi subglandulosa. — Folia in sicco
supra sordide fuscula, subtus ex viridulo pallido-grisea.
Java, in Soerakerta (horsf.).

23. Premna leUCOStoma miq. Scaudens?, rami obtuso-tetragoni,
ramuli folia et inflorescentia griseo- et flavescenti-villosula, folia mo-
dice vel breviuscule petiolata e basi subaeuta ovata vel lato-subdel-
toideo-elliptica breviter acuminata, integerrima vel superne irregu-
iariter repandula, membranacea, supra nitida (sicca saturate fusca),
ui nervis dense pubesceutia caeterum exili pube inspersa, subtus pal-
lida, costulis tenuibus utrinque circiter 4 subvenosis, molliter sub-
villose pubescentia, usquc tripollicaria, tliyrsi ramulos 2 — 4-folios la-
terales terminantes peclunculati fiavescenti-villosi, parvuli, densifloii,
cymosi, calyx linea dimidia fere brevior campanulato-cupulatus bi-
labiatus, extus villosule pubescens, labio sup. breviore brevissime
obtuse 3-denticulato, inf. bidentulo, dentibus ovatis subobtusis, co-
rollae tubus calyce duplo longior, lirnbi in alabastro extus obsolete
pubernli subbilabiati labium posticum erectum retusum, inferius pa-
tcns, faux dense albo-hirta, stamiua altiuscule exserta, stigma acute
bifidum. — Java, in Patjitan, Kelak (horsf.). — Sengkcl suml,

24. Premna cyclophylla miq. Rami tetragono-subcylindrici sub-

K7*

VERBENACEAE. 900 TECTONA.

glabrati, ramuli compresso-tetragoni petioli (vix pollicares) foliorum
nervi in axillis et lateraliter nee non inflorescentia albido-subhirtello-
pubescentes, folia e basi rotundata vel leviter concava subrotundata
vel rotundato-ovata, integerrima vel superne cum apiculo brevis-
simo lato obtusissimo pauci- lato-sinuosa, chartacea, supra in nervis
appresse miuntissime pubera (siccata fuscescentia), subtus pallida
costis circiter utrinque 4 laxe subreticulatis, 4> — 4 5- poll. longa et
circiter lata, thyrsi densiflori, caljcis semilineam vix longi subcam-
panulati puberuli bilabiati labium inf. productum bifidum, laciniis
ovatis subacutis, sup. brevius 3-dentatum, eorollae tubus cal yce duplo
longior; perfectam non vidi.

Java, in Patjitan, Kelak (horsp.). — Wooeng sund.

Dubiae:

25. Fremna? grOSSa wall. Cat. n. 1764. Seh. /. c.p. G38. Ramuli
cum foliorum reticulo stellato-farinosi, folia brevi-petiolata e basi lato-
cuneata. obovato-elliptica acuminata integerrima, subtus tenuissime stct-
lato-pubescentia pallida, denique utrinque glabrata, 4 poll. longa, cy-
mee.... — Ach ter- In dië, aan den Irawaddi (wall.).

26. Premna Odorata blanco Fl. Filip. p. 488. Folia opposita sub-
cordata acuminata villosa odorata, umbella magna terrainalis, calyx 2-
labiatus 5-partitus, Horens cylindraceus, fructifer campanulatus, eorollae
faux pilosa, limbus 4-fidus, drupa parva globosa, nuce ossea oblonga
verrucosa 4-loculari. — Philipp. e il.

27. Premna nauseosa EJ. /. e. p. 489. Folia vix eordete oblonga
elongata integerrima glabra, calyx 5-dentatus. — Philipp. eil.

25. Premna Cardiophylla schadkk /. e. p. 638. Folia eordete in-
tegerrima supra glabra subtus tomentosa, panicula magna umbellifor-
mis, bracteolis 2 foliaceis subulatis ad basin pedunculorum et pedicel-
lorum, calyx 5-dentatus, drupa monopyrena, pyrena uniloculari mono-
sperma. Premna cordala Blanco l. c. — Philipp. e il.

Species probabiliter inter synonyma recipienda: Premna mul h flora
Spanoghe L c. p. 330 mihi alioquin incognita.

VI. TECTONA lin*. fd. Calyx campanulatus 5-fidus. Corol-
lae infundibuliformis tubus brevis calycem subaequans, limbus
5-fidus subaequalis patens, faux pilosa. Stamina 5 — 6, eorollae
tubo inserta, exserta, subaequalia, antheris cordatis. Ovarium *-

VERBENACEAE. 901 TECT03A.

loculare, loculis 1-ovulatis. Stylus termiualis teres, stiginate acute
bifido. Drupa monopyreua, mesocarpio spongioso-suberoso, vel nu-
carnentacea carne careus, calyce aucto aut iuflato aut arcto inclusa,
putamine 4-loculari osseo. Seuiina crassaoleosa. — Arbores indi-
cae excelsae, ligno durabili, pube stellata cauesceutes, foliis opposi-
tis vel verticillatis auiplis, cyinis axillaribus vel in thyrsum termina-
lem congestis.

1. Tectona grandiS LlNlf. fil. Rarnuli tetragoni, folia opposita
brevi-petiolata amplissima ovata vel subelliptica acuiniuata, coriacea,
supra scabra uitida, subtus tomentoso-albicantia, thyrsus paniculae-
formis terminalis pyramidatus amplissimus, calyx fructifer amplus
vesiculosus globosus. Teclona grandis Linn. ftl. Suppl. p. 151.
Roxb. PI. Corom. I. p. 10, tab. 6. Gaerln. de fr. et sem.I.p.27ï),
tab. 57. BI. Bijdr. p. 820. Schauer l. c. p. 629.— Thcha Iihced.
Hort. Mal. IV. p. 57, lab. 27. — Jalus Bumph. Uerb. Amb.lll.
p. 34, tab. 18. — Qucrcus indica Bont. Bist: lnd. lib.VI. cap. 1(5.

Deze belangrijke boom (Djati of Kajoe Djati mal. en jav.),
ïiek (Teak) of Tek genoemd, die liet vermaarde zeer duurzame tim-
merhout oplevert, groeit in Voor- en Ach t er-In dië, op den Sun-
da-Archipel, Java, Borneo, Sumatra,enz.; — volgens rumpuius
niet in de Molukkeu, maar werd door hem in 1676 op Leitimor ge-
plant. Ook op Timor werd hij later aangeplant. — Op Bali, Bima,
Boeton en Pangesana wordt hij zeldzamer aangetroffen.

Deze boom komt in gezelligen groei voor, wouden vormend, op droogen,
kleiachtigen of zandigen bodem, vooral in de lagere gewesten, met een
droog en heet klimaat, en wordt, althans in Java, zelden hooger dan
500' boven het zeevlak aangetroffen. In Oost-Java zijn de Djati-wouden
inenigvuldiger dan in de westelijke gedeelten van het eiland. » Door-
reist men (zegt junguuhn, Java I. bL 347) het eiland van het westen
naar het oosten, dit ziet men: 1". het eerste woud in de vlakte, welke
zich uitstrekt tusschen den Ïji-Manoek en het voorgebergte van den
noordelijken voet des G. Tjerimai, op eenen harden, kleiachtigen bo-
dem ; wijders zijn groote Djati-wouden: 2°. in het gebergte aan den
noordelijken voet van den Gr. Praoe, waarover de weg van Pekalongan
naar Samarang voert, op een harden roodkleurigen kleibodera ; 3'. op
eenen dergelijken bodem, die op zandsteen ligt, aan den N.W. en N.
voet van den G. Oengaran ; 4°. op de lage gebergten, die eenen aan-
vang nemen in de nabijheid van den oostelijken voet des G. Oengaran
«i Merbaboe, en zich vandaar eerst aan de noordelijke zijde der Kali-
s °lo, en later aan beide zijden der rivier in eene oostelijke ngting

YERBOACEAE. 902 * TBCTOH*.

uitstrekken tot in de nabijheid van Sedajoe en Soerabaja; in deze
gebergten worden vele kalkbanken gevonden, doch het Djati-woud groeit
in de zandsteenstreken; 5°. in de noordelijke helft des G. Kidoeen van
Jogjakërta, op eenen zandsteengrond, bijv. tusschen Këbo Koening en
(Vwoe Awoe; 6°. rondom den west- noordwest- en noordvoet des G.
Wilis, ter plaatse, waar de groote weg van Madioen naar Këdiri door
de vlakte loopt, vangt het Djati-woud aan ten oosten van het tweede
poststation ïjaroeban — ongeveer 12 palen ten N.O. van Madioen —
en reikt tot aan gene zijde van het vierde poststation Wilangam aan
den N.O. voet des bergs ; over deze gansche uitgestrektheid staat het
Djati-bosch op eene trachytische rolsteenbank, waarop eene harde, zware
aardlaag rust; 7°. in de residentie Kediri en het aangrenzende regent-
schap Modjo Kerta van Soerabaja, rondom den voet der bergen Ard-
joeno en Këloet, en voornamelijk aan de zuidwestelijke en zuidelijke
zijde van den laatstgenoemden berg in de districten Sréngat en lili-
tar, waar zij op eenen vulkanischen zandbodem groeijen." HoasFiELD
vond den boom in Demak. — Op onderscheidene ])laatsen des eilands
werden ook in nieuwer tijden Djati-wouden in het groot geplant, en
men acht het gekweekte hout beter dan het wilde. — Op 100-jarigen
ouderdom heeft de boom zijnen vollen wasdom bereikt en eene dikte
van 4 voet; gewoonlijk worden zij op hun 40 ste of 50 s ' e jaar geveld.
Men acht het nuttig jaarlijks het kreupelhout en gras in de vonden
af te branden, waardoor de grond scheurt, en losser en aschrijker wordt.
De Djati-boom wordt niet lang; op Java zijn boomen van 70 tot 80
voet zeldzaam, meestal slechts 50 tot 60 voet hoog, met eenigzins
kromme en bultige stammen, met weinig en ver uiteenstaande takken,
wier oppervlakte even glad en helder van kleur is als de van zijne
schors beroofde stam. In Maart of April staan de Djati-wouden in blad
en bloem; in Julij zijn zij reeds bijkans ontbladerd; volgens BUMPHI08
dragen zij in November vrucht.

Het Djati-hout bezit eenen sterken reuk, en wordt welligt daardoor
en door zijne hardheid niet ligt door de ïermiten aangetast. — Het
Bombay-hout wordt voor beter gehouden dan dat van Pegoe en Java.
Humpjuus onderscheidt eene hardere en minder harde soort, de eerste
of beste (Djati bati) komt veel van Samarang.

2. Tectona Hamiltoniana WALL. Eamuli 6— 8-angulati, folia terna
vel quaterna brevi-petiolata elliptica acuta, supra setulis callo insiden-
tibus scaberrima, subtus penninervia grosse reticulata cum ramulis et
cymis tomento stellato incana, cymae axillares folio longiores dicho-
tomae, floribus parvis coeruleis, calyx fructifer oblongus arctus, nux
sicca. Tectona Hamiltoniana Wall. PI. As. rar. III. p. (58, tab. 294. Sch.
I. c. — Thcka ternifolia Uamilt. Transact. Soc. Linn. Lond. XYU. p.
185. — Arbor elata. — A c hter -Ind ië, in Ava, aan den Irawaddi
(wall.). — Philipp. e il. (cüming n. 1432).

Sublribut II. Caryoptcrideac Schatter Ie. p. G24. Cymae simplices
v.d pauiculatae exinvolucratae. Ovarium integrum biloculare, locuüs
placenta bilamellari (lamellis revolutis) in locellos 2 subdivisis, ovulo
in qualibet lamella unico pendulo. Capsula matura in carpidia 2 sep-

VERBENAUEAE.

903 HVMOOI'YIUMIS.

ticide secedens, carpidiis ipsis turn locuücidis et una cum placenta bi-
partibilibus, 4-partibilis, ita ut singulae valvulae adhaereat lamella pla-
céntae revoluta semen erectum includcns. — Erutices arborcsve Asiae
calidioris, Borragiaeis et Scrophularineis aliqualenus conterininae.

"VII. HYMENOPYRAMIS wallicH. Calyx minimus 4-dentatus>
statim post antbesin increscens. Corollae subinfundibuliformis tu-
bus brevis calycera aequans, limbi 4-partiü laciniae Bubaequales.
Staraina corollae fauci inserta exserta subaequalia, antheris ovatis
erectis. Ovarium 4-loculare, loculis uniovulatis, ovulia pendulis. Sty-
lus capülaris exsertus, stigmate bifido. Capsula calyce valdc am-
pliato reticuloso membranaceo quadrialato ore connivente inclusa, Bia-
tura 4- valvi-partibilis. Sera en placenta, replicata valvulae aduexa
arnplexum.

1. Hymenopyramis brachïata wall. Cat. n. 774. Griff. in Cal-

culla Journ. Nat. Hist. II T. p. 365. Schmier l. c. p. 626, Erutcxsub-
scandens, ramis elongatis, ramulis bracliiatis cum panicula stngoso-
candicantibus, foliis oppositis brevi-petiolatis ovatis vel ovato-oblongis
acuminatis integerrirnis niembranaceis, glabris, subtus pube brevi in-
canis; panicula terminalis inferne foliosa, ramulis bracliiatis, cymis
multifloris dicbotomis minutissime bracteolatis, fl. miuimis; capsula ob-
ovoidea brevi-stipitata, lanata, resiuoso-punctata, — A v a, op den Taong-
Dong, aan den Irawaddi.

VIII. GLOSSOCARYA waluch. Calyx cyatlümorpbo-campanu-
latua 4— 5-dentatus, 8— 10-nervius.C o rolla hypocraterimorpho-iniun-
dibuliforniis tubus gracüis, limbi 4— S-partiti laciniae subaequalcs
patentes. Stamina 4—5, corollae tubo inserta, exserta. Ovarium
biloculare; placenta parieti internae inserta bilaraellata, lamelhs con-
tiguis parallelis margine recurvis singulisque superne ovulum pendu-
lum gerentibus. Stylus filiformis exsertus, stigmate bifido. Capsula
calyci paullo aucto coriaceo insessa, semiexserta, matura m carpidia 2
septicide secedens ipsisque carpidiis cum supcriore placentae parte lo-
culicide bipartibilibus denique 4-valvis, valvulis deciduis smguhsque
superne placentae fragmentum altero latere accretum et semen reti-
oena gerentibus, inferne liberis alamque seminis membranaceam ligii-
taeformem mentientibus; placentae basis integra columnans in tunüo
calycis residua.

i. Glossocarya mollis wall. Cat. *.\l*i. Griff.LcAlLp.sW-

Schauer /. c. p. 626. Erutex undique canescens; foha °PP? 9lta "®"
vissime petiolata subcordato-ovata acutiuscula, integerrima, subcoriacea,
supra puberuia, subtus incana, S-4-pollicaria; panicula temn na i iora-
chiata, inferne foliosa, cymis multifloris; calyx florens vix sesqmlineam
bngaa, dentibus brevibus latis rotundatis abrupte acuminulatI ! ; J^"
sula superne piloso-villosa et glanduloso-punctata. — A c ü t er -
Birma, aan den Attrara in Moclinync (wall.).

VERBENACEAE. 90é LANTAKA.

Tribus IL Verbene ae sciiauer l. c. p. 525. Inflorescentia in-
definita, racemosa, spicata vel capitata. Ovula e basi loculi erecta
anatropa. — Herbae vel fmtices, rari&sime arbores, foliis simplicibus,
saepius divisis, rarissime compositis.

Sub tribus I. Lanlaneae Sch. I. c. p. 594. Flores capitati vel con-
ferte spicati. Calyx breviter tubulosus membranaceus. Corollae tubu-
losae limbus obliquus subbilabiatus. Drupa dipyrena, pyrenis unilocu-
laribus.

IX. LANTANA linn. Calyx perexiguus membranaceus, bre-
vissirae tubulosus vel subcampanulatus, obsolete 4-dentatus, pubes-
cens, ciliatus, fructum velans increscendo byalinus demum evanidus.
Corollae tubus calycein longe excedens, sursum modice ampliatus,
limbus obliquus, subbilabiatus, labio sup. integro vel bifido, inf.
trilobo. Stamina 4, inclusa, tubo inserta, didynama. Ovarii bi-
locularis loculi uniovulati. Stylus termiualis brevis filiformis, stig-
mate lineari declivi aut refracto vel citra apicem oblique capitato.
Drupa dipyrena, pyrenis vel basi tantum discretis vel lamina inter-
jecta maturitate separatis, putamine duro vulgo rugoso, raro laevi.
Coty ledones crassae. — IVutices vel sulfrutices raro herbacei, ple-
rique Americani, e glandulis saepius odorati, aculeati vel inermes,
foliis oppositis vel verticillatis, capitulis saepe elongandis peduncu-
latis axillaribus, florum colore haud raro mutabilL

1. Lantana alba Mïller. Stricta, rami virgati cura pedunculis te-
tragonis hirtisque strigosi, folia opposïta breviter petiolata elliptico- vel
subrotundo-ovata vel subcordata utrinque acuminata, grosse serrato-
crenata valde rugosa, supra Iiirto-scabra, subtus canesceiiti-villosa, pe-
dnnculi axillares firmi superne incrassatï patentes, capitula semiglobosa
spicato-elonganda, bracteis obovato-subrotundis vel elüptico-ovatis acu-
minatis, tubum corollae semiaequantibus, extimis involucrantibus folia-
ceis patentissimis. Lantana alba M Uier ex Link. Hort. berol. II. p- 126.
Sch. l.c. p. 606. — L. indica Ro.vb. Fl. bid. III. p. 89. Wighl Icon.
IV. tab. 1464. — L. dubia Royle Illuslr. iïim. PI. p. 300, tab. 73,
fig. 3. — L. collina Decaisn. in Jacquem. Voy. Bot. p. 136, tab. 141.
L. lalifolia Tmtsch. in Flor. bot. Zeil. XIX. p. 391.— Door geheel
"Voor-Indië in de bergstreken algemeen verspreid, waarschijnlijk
ook op den Archipel.

Adnot. in Javae hortis plures species cultae occurrunt, veluti:
Lantaua tri folia linn. (Americana), Lantana crenulata
otï. et djetr. (Indiae or.), L. Camara linn. (Americana), Lanta-

VERDE^ACEAE. 9(K

LIPFIA.

na stricta linn., (Djoekoet arik-arik aund.), L. salicifolia
Künth, L. mixta i. (Gar oet-badak sund., Daoeu wcdoesan
jav.). Conf. iiassk. Cal. bog. p. 1S4, riLET /. c. p. 72.

Sublribns II. Yerbeneae Schmier l. c. p. 529. Eacemi, spicae vel
capitula. Calyx campanulatus vel tubulosus. Corollae limbus obliquua
subbilabiatus vel ringens. Capsula matura in coecos separabilis.

X. LIPPIA LiWf. Calyx parvus membrauaceus tubulosus, bialft-
tus, biangulatus vel exaugulatus, nunc bifidus, lobis 2-dentatis, nuuc
subaequaliter 4-dentatus. Corollae tubus sursum ampliatus, lim-
bus obliquus subbilabiatus, labio sup. integro vel bifido, inf. trifido.
Stamina 4 didynama, tubo inserta, inclusa. Ovarii bilocularis lo-
culi uniovulati, stylus termiualis brevis filiformis, stigmatc citra
apicera styli laterali lineari declivi. Capsula brevis dicocca, coceis
maturis facile secedentibus vel cohaerentibus, calycis vix aucti et
saepius subbivalvis fatiscentis laciniis subtectis vel iis fere evanidis
subnudis, pericarpio pergamaceo vel subosseo. Co ty ledones cras-
sae. — Paucissimis exceptis omnes species in Novo Orbi natae, her-
baceae vel fïuticosae.

]. Lippia DOdiflora ricuard. Nascens pilis adpressis bicuspidibus
strigillosa, caulibus herbaceis filiformibus ramosis, pvocumbentibus
radicantibus et adscendentibus ; folia e basi longe cuneata canalicu-
lata integerrima spathulata apice rotundata vel subaeuta et inaequa-
liter argute cartilagineo-serrata, obsolete venosa, crassiuscula, laete
viridia, adulta glabra ; pedunculi axillares solitarii raro bini, exserti,
capitula ovoidea demum cyliudrica, bracteis arcte imbricatis tubum
corollae subaequantibus obovato- vel subrhombeo-cuneatis mucro-
nato-acuminatis inuticisve, margine superiore latiuscule membrana-
ceo glabris aut tenuissime ciliatis, calyx bipartitus leviter bicariuatus,
carinis puberulis, corolla albida. Lippia nodiflora Rich. in Michx
Fl. hor. am. IV. p. 15. Blume Bijdr. p. 825. Sch. I. c. p. 585.
Hassk. PI Jav. rar. p. 487. Wighl Icon. IV. lab. 1463. — Ver-
bena nodiflora Linn. Spec. p. 28. Burm. Flor. Ind. p. 12, lab. 6,
fo 1. — V. capilata Forsh. Aeg. arab. p. 10.— Blairia nodiflora
Gaertn. de fr. et sein. I. p. 266, tab. 56. — Zapania Lam. II-
lustr. p. 248, tab. 17, fig. 3. R. Br. Frodr. Nov. JIoll. 1. p. 514.—
«. Sannenlosa Sch. I. c. (forma tropica) bracteis acumine herbaceo

VERBEXACEAE. 906

LIPPIA.

mucronafis. Verb. capilata Blanco Fl. Filip. p, 19. — Lippia cu-
neifolia Zippcl. herb. el apud Spanoghe l. e. p. 330. — Anaco-
lupa lihced. Horl. Mal. X. p. 93. — /?. Repens ej. I. c. bracteis
obtusissimis haud vel obsolete mucronatis, margine membrauaceo
tenuiter crosis (forma austro-europaea, mediterranea).

In de kuststreken en moerassige oorden van alle tropische en
de meeste warme landen verspreid. — Bortieo (iiassk.). —
Java, langs de wegen en in poelen om Batavia zeer gemeen, bloeit
van Maart tot Mei (iiassk., bl., zoll., juxgil, Hob SF.). — Nicoba-
ren. Timor. Nieuw-Holland, enz.

2. Lippia asperifolia bicharü. Fruticosa erecta, tota hirta, sub
pube glanduloso-punctata, ramulis subteretibus pedunculisque stri-
goso-hirtis asperisque; folia opposita vel terua brevissime pctiolata
e basi attenuatu integerrima lanceolata vel oblongo-lanceolata acu-
tiuscula vel obtusa, serrata, impresso-nervosa et rugosa, supra stri-
goso-scabra, subtus praesertim in nervis pubescentia vel hirtelïa ca-
nescentia; pedunculi axillares gemini vel solitarii filiformes patentes
folio breviores, capitula globosa dein cylindrico-ovoidea, bracteis
arcte imbricatis rhombeo-subrotundis abrupte acumiuatis vel apicu-
latis strigoso-birsutis canescentibustubum corollae aequantibus. Lip-
pia asperifolia Fiich. Cal. Hort. Meel. par. p. 07. Sch. f. fep. 583.—
Verbena globifera ïüëril. Stirp. nov. p. 23, lab. 12. — Zapania
globifera Poir. Dicl. VIII. p. 840.— Z. latanoides Lam. lllustr.
n. 246. — Z. odoratissima Scop. Dclic. I. tab. 15. — Z. odorala
Pers. Enck. II. p. 1 40. — Lantana lavandulacea Willd. Spec.
III. p. 319. Jacq. Hort. Schoenbr. III. p. 59, tab. 361.— Ver-
bena capensis Thunb. Fl. Cap.p. 447. — Lippia 'capensis Spreng.
SysL II. p. 751.— L. scabra Uochst. in Flor. bot. Zeil, XXV III.
p. 68. — Probabiliter huc L. javanica Spreng, l.c. (Verbena ja-
vanica Bttrm. Fl. hid. p. 12, tab. 6, fig. 2. Zapania Lam. UI.
I. p. 59, tab. 17, fig. 2. — Blairia Gaerln. I. e.). — In spec. afri-
canis teste cl. sciiauer bracteae magis acuininatae, fl. paullo majores.
Zuid-Amerika. — Zuid-Afrika. — Zanguebar. — Java.

Adnol. Pnva echinata juss. ex humo suiïnamensi su& sponfce in
Horto bogor. enata, probabiliter ultro propagatura (iiassk. lietzia L
p. 5 7), flonbus palJide lilaeinis (nee purpurcis).

YEKBENACEAE. 907 STACHYTARP1IA.

XI. STACHYTARPHA vaiil. Caljx tubulosus, compressus,
membranaceus, costis herbaceis 2 marginalibus vel plerumque 2 fa-
cialibus et dorsali obsoleta instructus, 5-dentatus vel postice fis-
sus, anticeque 4-dentatus, vel bifidus, lobis 2-dentatis vel intcgria.
Corollae tubus rectus vel subincurvus, faux subtiliter pubes-
cens, limbus subacqualiter 5-fidus. Stamina in sup. tubo inserta
inclusa, filamentis capillaribus brevibus, superiora ananthera,
inf. antheris basifixis, bilocularibus, loculis lincari-oblongis verti-
caliter divaricatis ideoque superpositis basi coutiguis rimaque quasi
singula eaque verticali dehiscentibus. Ovarium gynophoro brevi
annulari insessum, biloculare, loculis uuiovulatis. Stylus terminalis
capillaris, stigmate terminali pelfato-capitellato. Capsula calyce
paullo aucto velata, dicocca, coccis maturitate septicide secedentibus
apiculatis vel rostellatis, dorso striatis saepiusque areolatis. Embryi
cotyledones erassae, radicula infera. — Herbae vel frutices, pau-
cis gerontogaeis exceptis, in America calidiore crescentes, foliis opposi-
tis simplicibus, floribus spicatis, rliachi demumiuciassata, foveolata.

1. Stachytarpha indica vaiil. Sufi'ruticosa dichotoma glabrius-
cula, caule ramisque teretibus cum margine interpetiolari et petioli
margine lanuginoso-pilosis, folia elliptica vel oblongo-spathulata ob-
tusa vel acuta, basi in petiolum augustata, grossiuscule et oblique
acuminato-serrata, margine ciliato-scabra, sublineata,undulata,subtus
in nervis rariter pilosa, caeterum glabra, spicae tenninales et alares
longissimae strictae teretes glabrae, floribus arrectis demum rhachi
incrassatae immersis, bracteis oblougo-laiiceolatïs subulato-acumina-
tis striatis margine scarioso scabris calycem compressum biiiduin
subaequantibus et cum eoscabridis. Stachytarpha indica Vahl Enxim.
I. p. 206. Schauer l.c. p. 564. — Verbena indica Linn. Spec. p. 27.
Ilassk. Cal. bog.p. 134. — Slach. ciliata Kunze Delecl. Sem. II.
Lips. 1840. — St. jamaicensi vahl simillima !

Mascarh. eil. — Ceylon. — Voor-Iudië. — Java (zoll.,
jükgh.). — Poeloe Pinang. — Philipp. eil. — Djaroeng la-
laki sund. Boetoe Kawanes (?) mal.— Wordt door de Javanen
als geneesmiddel gebruikt.

2. Stachytarpha mutabiliS vahl, ex America in Javae hortos in*
troducta. — Ki mörit mérah sund. (filet l.c. p. 71).

VERBENACEAE. 908 VERBENA.

XII. VEllBENA linn. Calyx tubulosus vulgo membranaceus
j)licato-5-costatus,costis herbaceis in dcntes saepe inaequales abeun-
tibus. Corollae tubus sursum seiisirn vel subintiato-dilatatus, rec-
tus vel curvatus,intus vulgo ad staminum insertiouem villosus, faux
barbata, limbus 5-fido-subbilabiatus, laciniis einarginatis. Stamina
4 (iu unica 2) inclusa didynama, antheris ovatis bilocularibus, lo-
culis oppositis, connectivo inutico vel postice glauduloso. Ovarium
annulo sublobato insidens, 4-rarissime 6-loculare, loculis uniovu-
latis, ovulo erecto anatiopo. Stylus stamina subaequans, apice inae-
qualiter bifidus vel bilobus, crure altero stigmatifero subpul vi-
nato-papillifero, altero laevi comiculiformi. Capsula calyee ven-
tricoso demum fisso superue couuivente aut contorto inclusa, matura
septicide secedens, in coccos 4, pericarpio dorso striato, commis-
suril granulatu. Embryi recti cotyledones crassae. — Generis
species pleraeque americanae, paucissimae iu antiquo orbe natae, una
jam fere cosmoplita.

1. Verbena Officinalis linn. Spec. p. 29. Gaulis tetragonus erec-
tus supeme vulgo paniculatus glabriusculus, angulis scabriusculis,
folia oblongo-lanceolata oblonga vel lanceolata, basi cuneato-attenuatu
sessilia, subbipinnatifida vel trifida grosse inciso-dentata, supranitida
glabra vel scabrida, subtus in venisreticulatispromiimlis margineque
subrevoluto strigosa, laciniis dentibusque ovatis acutiusculis vel ob-
tusis, spicae axillares terminalesque paniculatae filiformes strigoso-
pubescentes, bracteis ovatis acuminatis, calyee mueronato-dentato
subduplo brevioribus. Verbena officinalis Schatter l. c. p. 547. Flor.
Dan. lab. 628. — V. sororia D. Don. Nepal. f. 104. Swecl Flow.
Gard. III. lab. 202. — V. selosa Mart. et Galeolt. Buil. Acad.
Bruxell. XI. p. 321. — V. spuria Linn. Hort. Upsal. p. 8.

Algemeen in de gematigde en warme gewesten, van Europa,
Azië, ook in Nepal, China, Japan, Nieuw-Holland. Onge-
twijfeld ook hier en daar op den Archipel.

XIII. PERONEMA jack. Calycis 5-partiti laciuiae erectae
acutae. Corollae tubus brevis, limbus expansus irregularis 5-
lobus, laciniis secundis, superioribus 2 divergentibus, infiinü reliquis
conspicue longiorc. Stamina 2 fertilia exserta, ad laciuias corollae

VERBENACEAE. 909 SPHAENODEKMA.

superiores reflexa; 2 inferiora rudimentaria inclusa. Ovarium 4-
loculare, ovulis ercctis. Stylus terminalis, ultra stamina exsertus,
stiï?mate simplici refracto. Capsula calyci insidens, sicca, in car-
pedia 4 monosperma separabilis. — Generis affinitas etiain post ico-
iiem Wightianam noudum satis determinata.

1. Peronema canescens jack. Malay. Miscell.Mïl.p.4-6. Hook.
Comp. Bot. Mag. I. p. 153. Schemer l. c.p. 627. Wight Icon.IY.
tab. 1430. Arbor inagna, ligno duro et tenaci, trunco stricto, coma
exili; foliis oppositis, pinnatis, fere 2 pedes longis, foliolis utrinque
7—9 alternis vel suboppositis lanceolatis utrinque attenuatis acutis
subrecurvis integerrimis, supra glabris, subtus canescentibus et reti-
culato-venosis, 8 — 9 poll. longis, petiolis alatis subtiliter tomento-
sis, alis a foliolorum insertione deeurrentibus, thyrso terminali magno
e cymis oppositis trichotomis couflato, tenuiter tomeiitoso, bracteis
angustis acutis, fl. inconspicuis albidis. — Sumatra.

Tribus 111. Symphoremeae meisn. Gen. p. 292. Wight Icon.
IY. sub n. 1474. Ovula in loculis gemina pendula. Cyraae contrac-
tae vel glomeratae pauciflorae involucratae. Corolla regularis vel bi-
labiata. Stamina 4— -5 vel indefinita. Capsula coriacea, indehiscens,
abortu monosperma. — Frutices volubiles simplicifolii.

XIV. SPHAENODESMA jack. Involucrum hexaphyllum
patens, glomerulum 7- raro 3-florum sessilem velans. Calyx cya-
thimorphus 5-fidus persistens. Corollae subregularis tubuscaly-
cem aequans, faux magis miuusve pubens, limbus aestivatione im-
bricatus 5-fidus. Stamina 5, fauci inserta, laciniis altcrna,breviter
exserta, aequalia, antheris dorsifixis. Ovarium biloculare, loculis
uni-(?) ovulatis. Stylus brevissimus, stigmate bifido. Capsula
coriacea indehiscens, semine singulo omuino farcta, cotyledom-
bus crassis oleosis arcte applicitis, radicula brevissima mfera.
Prutices volubiles foliis oppositis simplicibus integerrimis, tliyrsis
axillaribus et terminalibus, glomerulis e duabus cymis 3-floris com-
positis, in India orieutali crescentes. — Sphaenodesme Jack.

l. Sphaenodesma Jackiana schaeer l c. p. 622. Ramuli pubes-
centi-tomentosi, folia brevi-petiolata e basi obtusa oblonga attenuato-

VEliBE.VACEAE. 910 SPHAENODESMA.

acuminata coriacea o-pli-7-plinervia, supra glabra lucida, subtus
pubescentia et praeter axillas nervorum glabrescentia, thyrsus amplus
brachiatus inferiie foliosus, bracteis oblongis, pedunculis filiibrmibus
involucro subaequalibus vel brevioribus et cum eo rariter puberis,
involueri phylla 6 lanceolato-lincaria sessilia obtusa, vix mucronu-
lata, calycis glabri tubuloso-campanulati 10-ucrvii limbus 10-den-
tatus, dentibus 5 lanccolatis reflexis, 5 lato-triangularibus acutis erec-
tis. Sphacnodcsmc pcnlandra Jack. Malaij. Misccll. I. p. 1. Hook.
Bot. Miscell. T. p. 2.S5 excï. sj/n. — Sphaenodesma Jackiana Sch.
I. c. p. 622. Wighl Icon. IV. tab. 1476 (S. acuminata). — Congea
Jackiana Wall. Cat. n. 1735 et in Hook. bot. Misc. Lep. 286. —
Voor-Indië, in Silliet ; Pocloe Pinang (jack); Malakka
(grjffith).

2. Sphaenodesma unguiculata schal-er /. e. p. 623. Hamuii cum

totii inflorescentia, foliisque novellis tomento stellato fiavescentes, folia
brevi-petiolata e basi obtusa. lanceolata vel oblonga acuminata multi-
plinervia coriacea adulta deinum utrinque glabrescentia, thyrsus amplui
i'oliis intersiinctus, pedunculis filiformibus elongatis patentissimis, in-
volueri phylla sena spathulata acutiuscula, calycis cyathimorphi 4 —
5-fidi laciniae triangulares acutae. Congca unguiculata Walt. Cal. n.
1736. — C. forruQinea Wall. Cat. n. 1737. — C. paniculata Wall.
Cat. n. 1731). — Symphorema paniculatum llerb. lleyn. — Yitr.v in-
volucratus Prest. Bot. Bemerk, p. 148. — Pundua. — Martaban.

S. Sphaenodesma barbata schauer /. c. llamuli, nervi et inflo-
rescentia undique villoso-birsuta, folia brevi-petiolata e basi saepiua
paullo angustata oblonga attenuato-acuminata ex apice obtuso sub-
mucronata, septupli- multipli-nervia, subcoriacea, juniora utrinque
birsuta, adulta supra denmm glabrata lucidaque, subtus glanduloso-
punctata, thyrsi simplices paniculaeformes racemosi terminal es terni
vel solitarii, pedunculique axillares filiformes solitarii involucro lon-
giores, involueri phylla 6 e basi attenuata oblonga obtusa, calycis
cyathimorphi 5-fidi laciniae retusaedorsomucronato-apiculatae. Con-
gea barbata Wall. Cat. n. 1738. Sphaenodesma ferruginea R.
Wight Icon. TV. tab. 1474. Vilicasfrum racemomm Presl. bot. Be-
merk, p. 143 P — Poeloe Pinang. Malakka (griffith).

4. Sphaenodesma triflora wiöht icon. iv. tab. 1478. Bamuli

glabri vel vclutiiti, folia broviter petiolata lanceolata utrinque acumi-

VERBE.NACEAE. <)11 COKGEA.

natn, adulta glabra, panicola ampla bracliiata foliosa, hracfeae ovatac
cnm pedunculis brevibns rigidia, involucro et calyce velutino-pi'hcs-
centes, involucri pbylla valdo inaequalia, elliptica, basi ntlenuata,
umbellae triflorae, catyx 10-nervius 5-lobus, corolla exserta pubes-
cens. — Malakka (guiffith).

XV. CONGEA eoxb. Involucrum tetra- rel phyllis 2 unitis tri-
phyllum patens, glomerulum 5— 7-florum sessilem velaris. Calyx tu-
bulosus sursum ampliatus 5-fidus persistens. Corollae tubus caly-
cem aequans, limbi aestivatione imbricaü bilabiali Jabium superiiis
elongatum erectum bifidum, inf. patens breviter trilobum. Stam i na
fauci inserta, 4 didynama, longe exserta, filamentis capillaribus gy-
rosis, an tb er is dorsifixis. Ovariura biloculare, loculis biovulatis,
ovulis collateralibus septo secundario utrinque adnatis. Stylus ca-
pillaris, stamïna subaequans, stigraate birido. Capsula coriacea in-
dehiscens, semine unico (an semper?) tota rcpleta. Cotylcdones
Spliaenodesmae, cui onini modo atiinis.

1. Congea tomentOSa roxb. Carom. III. p. <J0, tab. 293. Schauer
Lc. p. 623. ezel. pi. varr. Wighi Icon. IV. p. 1565? Frutex scan-
den», ramulis omnibus cano- aut subferrugineo-tomentosis; folia bre-
vissime petiolata, e basi leviter cordata. oblonga vel elliptica acuta vel
•nbacaiainata, 5— 9-nervia, supra lrispida. subtus tomentosa, transverse
venosa; tliyrsus paniculaef'ormis terminalis amplus brachiatus, e pa-
niculia flaecidis compositus, involucri pbylla ovalia utrinque obtusa,
supra tomentosa, subtus pubcscentia, umbellae 7-florae, calycis dentes
abbreviati acuminati. Calochlamys capilata Prest. I. c. p. 149.

Coromandel. — Prome, Martaban, Mergui.

Tribus IV. Avicemvieae heisn. Gen. p. 292. Inilorescentia ca-
pitata vel spicata indefinita, bractcis bracteolisque geminis squamae-
iormibus imbricatis. Ovarii bilocularis loculi ex apice anguli cen-
trahs biovulati. Semen intia pericarpium coriaceum indehiaeens
germinaiis.

XVI. AVICENNIA wat* Calycis ad basin fere 5-partiti la-
ciuiae concavae obtusae imbricatae. Corollae tubus brevis cam-
panulatus, limbi 5-fitli laciniae aestivatione imbricatae, posticaple-
rumque Iatior brevior paullo dissimilis. Stamina 4 tubo supeme
ïaserta breviter exserta subinaequalia. Ovarium astylum vel in
stylum attenuatum, stigmatibus 2 brevibns post anthesin diver-
genubus, biloculare, ovulis in quolibet loculo geminis collaterali-
bus. ex apice axeos centralis coinpresso-tetragoni amphitrope pendu-

VEB.BENACEAE. 912 AVICENNIA.

lis, absque integumentis nudis, uno foecudo, reliquis compresso-per-
sistentibus. Fructus oblique ovatus compressus, basi calycc et brac-
teis emarcidis sufl'ultus, pericarpio coriaceo embrjon nudum
arcte obtegente, albumine fere nullo. Embryon maximum viride,
coty ledonibus reniforinibus crassissiinis conduplicatis subinacqua-
libus, radiculü longa crassa, lanuginoso-barbata, oblique inter co-
tyledones adscendente easque apice affigente, basi nuda, papillosa,
cauliculo sub germinatione intra pericarpium iuchoante elongato,
attenuato, plumula diphylla. — Arbores sempervirentes, radicibus
longe repeutibus ubique pullulantibus, foliis oppositis coriaceis supra
glabrescentibus, subtus caudicautibus provectis saepe glabratis, pe-
duuculis in axillis solitariis, in apice ramulorum saepe teruis, capi-
tato-vel spicato-floridis, bracteis bracteolisque consimilibus, calyce
brevioribus et cum eo atque corollae parvae subcoriaceae dorso mar-
gine scarioso villosis. — Crescunt in plauitiebus maritimis sylvas-
que singulares constituunt.

1. Avicennia Offlcinalis linn. Spec. p. 110. Polia obovata vel
oblongo-obovata, basi subcuneata in petiolum attenuata, supra gla-
bra demum lucida, subtus glauco-pubescentia, pedunculi axillares so-
litarii plurieephali et superne paniculati breves rigidi, bracteac cum
calycis laciniis coriaceae concavae subacutae ciliatae, stamina exserta
corollae lacinias aequantia, stylus ovarii longitudinc, apice breviter bi-
fidus, laciniis aj)proximatis. Avicennia o fjicinalis Schatter l. c.p. 700
excl. quib. syn. — Av. resinifera Forst. PI. esc. p. 72. Prodr. n.
246. A. Riek. Voy. Asfrol. bot. p. 195. — A. tomenlosa B. Br.
Prodr. I. p. 518. Miq. in PI. Preiss. I. p. 358. Boxb. Fl.Ind.UJ.
p. 88. Wall. PI. As. rar. III. p. 44, lab. 271. BL Bijdr. p. 821.
Wight Icon. IV. tab. 1 481. — Av. cucalyplifoliaZippel. herbJ —
Sceitra Fors/c. Aeg. Ar. p. 37. — Ilalodendron Pet. Thouars Nov.
Gen. mad. n. 26. B. et Sch. Syst. III. p. 34? — Mangium album
Bumph. Herb. Amb.IIT. p. 115 praesertim quoad descriptionem, vix
iconem. — Oepata Bheed. Hort. Mal. IV. p. 59, tab. 45. —
Back : Bruce Abyss. V. p. 44 cum tab. — Fructus ovato-compressus
pollicem fere longus.

Langs de zeekusten der warmere gewesten, van de roode zee,
de Kaap en oostelijk Afrika, over geheel Iudië, tot in Nieuw-

VERBENACEAE. 913

AVICESXIA.

Holland en Nieuw-Zeeland. — Api-api, ook Kajoe api-api
(wegens het gebruik van het hout tot brandstof), Manggi-nianggi
poctih mal.

2. Avicenniaalba bl. Eolia oblonga, elliptico-lanceolata,utriuque
acuta, supra glabra, subtus pulveruleuto-albicantia, pedunculi termi-
nales et ex axillis supremi folidrum paris, graciles elougati, trifidi vel
simplices,rubigineo-furfuracei,S — 1-cephali vel -stachyi (vel in spicas
subdissitiiioras soluti), capitula compacta, bracteae cum calyce prae-
sertim deorsum tomentellae, dense ciliatae, corollae calycem vix su-
perantis laciniae acutiusculae, stamina corollae lacinias \ aequantia,
subinclusa, ovarium apiee dense pilosum, stylus brevis bifidus, laci-
niis dilatatis divergentibus. Avicennia alba Dlume Bijdr. p. 821.
Wight Icon. IV. lab. 1482 (spicis abbreviatis abludens). — Man-
(jium album Rumph. I. c. praeserlim lab. 76. — Duas ibi (p. 116')
jam species distinguit, nigrain ligno cinereo, albam ligno albo iu-
signem. Conf. sub praeced.

Groeit met de voorgaande, langs de kusten van Zuid -Azië en
den Sunda-Archipel, welligt ook verder over de Stille Zuid-
zee verspreid. Heeft dezelfde inlandsche namen als n. 1.

Durantea Plumieri jaco. in Javae hortis ornatus causa culta.

Ordo CLXXIV. COEDIACEAE r. brown.

Arbores vel frutices, foliis alternis, inflorescentia definita diver-
siformi. Calyx liber persistens, post anthesin vulgo auctus, nunc
tubulosus, 5-rarius 4- aut in fructu spurie pluri-dentatus, vel cir-
cumscisse apertus, nunc 4 — 5-partitus. Corolla ab infundibuliformi-
tubulosa ad campauulaiam usque varians, limbo 5- vel 4- (vel pluri-)
'lobo, laciniis aestivatione imbdcato-convolutis. Stamina tubo in-
serta, laciniis alterna, antheris biiocularibus, longitrorse apertis,
polline laevi vel muriculato. Ovarium annulo hypogyno magis
nn'nusve manifesto cinctum 4-locuiare, ovulis in loculo soliiarüs ex
apice cavitatis appensis anatropis. Stylus terminalis apice bis di-
chotomus vel magis minusve bifidus vel bipartitus. Dr upa, puta-
mineosseo aut lignoso4-abortu 3— 1-loculari, veldipyrena.pyrenis
biiocularibus. Embryi exalbuminosi vel rarius albumine tenui ob-

58
Flora van Ned. Indig. IT.

CORDIACEAE. 914

CORDIA.

ducti? radicula brevis supera, cotyledoues crassae carnosae, lon-
gitudinaliter plicatae vel planae. — Ordoiu regionibus calidis utrius-
que orbis indigenus, a Borragineis et Heliotropieis praesertim stig-
matis organisatione, stylo terminali, ovario integro maturescentiê, in
fructum drupaceum converso satis distinctus. — Albumen in semi-
nibus Ehretiarum haud adhuc vidi.

Eigenschappen. De vruchten der Cordia-soortezi bevatten veel
slijm, met ligtelijk zamentrekkende, zoete of zuurachtigc stoffen;
in de zaadlobben vindt men vette olie. — De schors der stammen
schijnt zamentrekkend, het hout van sommigen, zwart geaderd, ver-
spreidt muskusreuk. — Vruchten van enkele Ehretia-soorten zijn
eetbaar.

Geslachten. Stijl tweemaal tweespletig: I. Cordia; stijl twee-
spletig, met eenigzins verdikte stempels: IT. Ehretia.

Tribus I. Cormeae. Stylus bis bifidus.

I. CORDIA R. browjv. Calyx tubulosus, obovatus vel campa-
nulatus, 3 — 5-dentatus, rarius bifidus vel circumscisse dehiscens.
Corollae infundibuliformis vel hypocraterimorphae vel campanula-
tae limbus 4-pluri-fidus vel subinteger. Stamina tubo inseita. Sty-
lus bis bifidus, saepius ex sertus. Ovariuin 4-locuIare. Drupaovoi-
dea vel globosa, pulposa, calyce persistente basi saltem cincta, 4—
3-locularis, loculis monospermis. — Arbores vel frutices utriusque
orbis regionis calidas incolentes, foliis alternis vel üuboppositis, flo-
ribus quandoque polygamis vel monoicis. — Cordia et Varronia auct.

§ 1. Sebeatenoidcs BC. Prodr. TX. p. 470. Calyx cylindraceus vel
ovatus laevis aut substriatus 3— 10-dentatus. Corolla infundibuliformis,
tubo calycem superante, laciniis staminibusque 5 — 12.

1. Cordia SUbcordata lam. Rami teretes ramuli etfoJiasubtusin

nervis primariis et in axillis villosula ; folia longe petiolat a ovata
oblongo-deltoideo-ovata subacuminata integerrima vel subnndulato-
repanda vix obtuso apiculata, subtus in axillis costularum (5 — 6
utrinque, quarum 1—2 e basi) barbata, 8^—5 poll. longa, firmo-
chartacea nitida; paniculae laterales subracemosae, calyx cylindra-
ceus exsuccus glabriusculus coriaceus late 3 - 5-dcntatus, corol-
lae infundibuliformis tubus calyce paullo longior ore patens, limbus
rotundato-6 — 7-lobus, antherae sagittatae, dmpa ovoideasubmucro-

COBMACEAE. 915 CORDIA

uata. Cordia subcordata Lam. llluslr. n. 1899. DC. Prodr. IX.
p. 477. Cham. Linnaea 1829, p. 4,74,. — C.Sebeslena Forst. Prodr.
p. 18, non Linn. — C. orienlalis R. Brown Prodr. I. p. 498. De-
caisn. I. c. p. 396. — C. campanulata Boxb. Fl. Ind. I. p. 593,
ed. Wall. II. p. 336. — C. Bumphii Bl.Bijdr.p. 843.-6'. sub-
cordata, C. orienlalis et C. hexandra B. el Schuit. Syst.IY. p. 4*4,8,
449 et 799. — Novella nigra Bumph. Ilerb. Amb. II. p. 226,
tab. 75. — //Corollae albidae rubore suflusae" (dc).

Geheel Indië, van de eil. oostelijk van Afrika tot op de eil.
in de Stille Zuidzee. — Sunda-Archipel. Molukken. Ti-
mor. — Het hout is bruin met zwarte aderen van muskusachti-
gen reuk.

2. Cordia? dïlbiosa bl. Ramuli superne petiolique (longiusculi)
parce piliferi, folia alterno-sparsa, superne subverticillato-conferta, e
basi acutiuscula elliptica vel subobovato-oblonga longe obtuse acu-
rainata vel obtusata, supra basin setaceo-serrata (serraturis juuiorum
barbatis, demum obtusatis vel fere evanidis), firmule pergamacea, su-
pra laevia, subtus rariter pilosa et costulis tenuibus 5 — 7 utrinque
pertensa (1 utrinque ad basin exorta),adlentern puncticulata,4* — 2
poll. longa, calyx fructifer tubulosus striatus. Bl. Bijdr.p.84<k DC.
I. c. p. 4,73. Specimen tantum sterile vidi. — Java, in Bantam (bl.).

§ 2. Myxa Endl. DC. L c. p. 478. Flores médiocres aut parvi, 5-
rarius 4-meri. Calyx non sulcatus 4— 5-dentatus, dentibusbrevibas aut
rarius aristaeformibus. Corollae tubus calycem aequans.

3. Cordia laxiflora roxb. Eamuli angulati petiolique glabrius-
culi, folia petiolata ovato-rotundata interdum subcordata subrepan-
dula rigidula, supra glabriuscula, subtus pallidiora ad nervos pilo-
siuscula; paniculae terminales et laterales foliis subbreviores ; ilores
polygami; calyx ovoideus irregulariter dentatus extus glaber mtus
hirsutus, corollae tubus calyce subbrevior,laciniae 5 lineari-oblongae,
filamenta glabra vix exserta, drupa obovato-globosa magn. pruni.
Cordia laxiflora Roxb. FL Ind, I. p. 588, ed. Wall. II. f. 350.
DC. I. c. p. 478. Sequenti'proxima; flores majores.

Voor-Indië (roxb.). Java (zollinger).

4. Cordia Mvxa linn. Eamuli teretes glabri, folia petiolata ovata

3 58*

C0RD1ACEAE. 916

CORDIA.

juniorum arborum, dentato-repanda, vetustiorum integerrima, supra
laevia, subtus subscabra; paniculae terminales rarius laterales, flores
subpedicellati 5-fidi polygami, calyx oblongo-campanulatus intus se-
riceus, corollae tubus calycem aequans,laciniaeobloiigo-liueares, stig-
mata dilata margine erosa. drupa ovoidea mucronata. Cordia Myxa
Linn. Spec. p 273 (excl. charact.). — Roxb. Fl. Ind. I. c, ~ De-
lil. Fl. Aegypt. p. 47, tab. 19.— C. officinali s et C . africanaLam.
Ilhislr. n. 1895, tab. 96, fig. 3 et 1896 excl. syn. Drucc. — Vidi
Marum Meed. Hort. Mal IV. tab. 37. — Myxa Commcl. Hort.
Amstelod. I. p. 139, tab. 72. — Cornus sancjuinea Forsk. Aeg.
arab. p. 33 (esle Vahl.

Geheel Indië. Op vele plaatsen, ook in Egypte sedert aloude
tijden aangeplant. De gedroogde zoete vruchten kwamen vroeger in
de apotheken als Scbestenae of Myxa e voor.

5. Cordia moïUCCana roxb. Folia longiterpetiolataovato-cordata
obtusa integerrima glabra, paniculae axillareset terminales folio bre-
viores, calyx gibbosus intus pilosus, drupa acutata calycefere inclusa,
putamine 4-loculari. Cordia moluccana Roxb. Fl. Ind, ed. Wall. II.
p. 235. DC. I. c.p. 481. — Flores saepe tetrandri. Filamenta bre-
via pilosissima. — Non vicli. —Mol ukken, in den bot. tuin te Cal-
cutta ingevoerd.

6. Cordia trichostemon dg. Ramuli teretiusculi petiolipeduncu-
lique cum foliis novellis parce fulvescenti-villosuli, folia longiter pe-
tiolata e basi obtusa elliptica apice vix attenuata, integerrima, supra
nervis exceptis glabra, subtus subpuberula, 3 poll. longa; coryinbus
terminalis, cymis 3—4 brevibus, alabastra obovoidea dense folvo-
pubescentia, calyx ovoideus late 3-dentatus, corollae laciniae 5 oblon-
gae, filamenta apice hirtella. DC. I. e. — An huc vel ad C.subpubes-
centem Cordia viburnoides Zippel. apud Spanorjhe l. e. p. 335?

Ti mor.

7. Cordia CaloCOma miq. Ramuli (angulati) petiolique jauioi

cum foliis subtus fulvo- velutino-pubescentes, folia sacpe longiuscule
petiolata versus ramorum apicem conferta, e basi truncata rotundata
vel lcviter cordata rarius subinaequali ovato-rotundata apice rotun-

CORDIACEAE. 917

CORDIA,

dato obsolete subapiculata, supra nitida in nervis obsolete pubera,
subtus fulvescentia, costisque utrinque 3 — 4 patule adscendentibus
transverse venosis instructa, subcoriacea, semipedalia et majora; pa-
niculae subterminales tri- et dichotoraae, ramulis ultimis brevibus sub-
spicinoris, cum calycibus virgineis obovoideis non sulcatis dense ful-

vo-tomeutellae C.obliquaeiiEYNE,ROTH.(=C. Walliclm g.don. =

C. tomentosa wall.) certe affinis, sed ex icon e wicht IV. lab. 1378
foliis majoribus basi sacpe subcordatis et praesertim tomento calycis
ubique aequabili caet. differre videtur.

Java, in Soerakarta (horsfield\ — Kendoe Kebe of K. am-
boet sund.

8. Cordia bantamensis bl. Folia lougiter petiolata, snperiora ver-
sus ramulorum angulatorum apicera villosulum subverticillatim con-
f'erta, e basi vulgo aequali lata rotundata vel ad petiolum acute pro-
tracta ovalia vel elliptica, rarius oblongo- vel obovato-elliptica, ma-
jora apiculo abrupto brevi, minora acutiuscula velobtusa, integerrima
vel superne obiter sinuoso-repandula, ikmiter coriacea, supra praeter
costam glabra nitida costa costulisque sulcata, subtus costulis utrinque
5-vix 6 patule erectis validis parallelis transverse venosis pertensa et
villoso- (fusco) pubescentia, 4 — 5 poll. longa; paniculae cymosae
pubescentes laxiflorae subterminales, (foliis supremis oppositae), calyx
esulcuscampanulatus3— 5-dentatussericco-villosulus, maturus extus
glaber, intus villosus et 6 — 7-dentatus, drupa pollicaris ellipsoidea
rostellata, loculis 3 uanis quinto monospermo Cordia bantamensis
Bl. Bijdr. p. 513. — Arbor 50-pedalis. Petioli subglabri. Folio-
vum totnentum ex obliquo visum aureo-nitens, perpendiculariter vero
fuscum obscurum. — Java (uorsf.), in Bantam, bij Tjikandi (bl.).

9- Cordia leilCOCOma miq. Eamuli teretes petioli folia subtus et
mHorescentia cum calyce tomento albido-cinerascente scabrescente
obducta, folia modice ( l s — 1 poll.) petiolata sparsa vel saepe geminato-
vel subternato-approximata, lato-ovata mucronato-acuta, mucroue
vulgo pungente, praeter basin calloso-serrulata, supra appresse pubera,
glabrescentia et dein aspera, rigide coriacea, triplinervia et venosa
l v enis infimis utrinque una, alterave vel 2 superne), 2 \ — 1 \ poll. lon-
g^cymae densae,iteratim divaricate dicliotomae flavescenti-griseo-hir-

CORDIACEAE. 918

CüRüIA.

tellae, ramulos laterales breves vulgo terminantes, ramulis ultimis fas-
ciculato-floridisj flores parvuli, calyx obconico-cyliudricus estriatus
breve- 5-dentulus, corollae tubus calycem vix aequans, laciniae an-
guste ellipticae, stylus exsertus bis- bifidus, ramulis crassiusculis,
drnpae immaturae glabrae ovoideae acutiusculae calyce cupuliformi-
explanato nunc obtnse 4-lobo suffultae, — Indumento, rigore par-
tium, foliis densis, H. pentameris caet., a seq. discernitur, caeterum
autem adeo consimilis ut non nisi dubitanter separaverim.

Java, in de provincie Bezoeki, ten oosten van Soember Waroe
(teysmann).

10. Cordia SUbpnbeSCens decais.n. Rami teretes glabri, ramuli
angulati cum petiolis et pedunculis pilosuii, foliamodice vel longius-
cule petiolata alterna vel geminata, e basi obtusa aut subemarginata
ovata vel subrotundata aut elliptica brevi-acuminata, 1 — 3-poll. longa,
supra basin dentato-serrata (dentibusglandulosis), trinervia et pauci-
costulata, supra scabriusculo-pubera dein asperula, subtus, in axillis
densius, pubesceutia,subcoriacea; cymae terminales pedunculatae den-
sifl.orae,ramulis sessilifloris,calyx junior densius pubescens,deiu vix pu-
berus campanulatus laevis4-dentatus, fructifer auctus 7 — 8-dentatusj
corollae laciniae 4 reflexae oblongo-ellipticae, stamina 4 exserta, drupa
subovoidea calyce aucto basi cincta, styli basi mucronata,glabra,pu-
tamine abortu uniloculari. Cordia subpubescens Decaisn. N.Ann.d.
Mus. lil. p. 395. DC. L c. p. 482.— Cordia timorensis Spanogh.
herb. Linnaea XV. p. 3:34. — C. polygama Zippel. herb. Foh'a
adultiora supra ad lentem dense albo-punctata. Inrlorescentia sicca
fuscescens, pilis etiam fuscub's. Ludit foliis glabrioribus et serraturia
ad muconem glandulosum reductie.

Timor, aldaar Kanoeno genoemd.

11. Cordia SUaveoIens bl. Rami grisei, ramuli juniores petioli
et infloreseentia pubescentes glabrescentes, folia graciliter longius-
cule petiolata, e basi aequali vel maeqüali acuta vel obtusiusculu vel
rotundata elliptica vel vetustiora ovata obtuse brevi-apiculata, praeter
basin sinuato-obtuso-dentata, chartacea, subtus in axillis costularum
(utrinque circiter 3—5 quarum una e basi) hirtella, senilia margi-
nibus emortuis dilacerata et nunc fere coriacea, IJ— 3 poll, longa

COBBIACEAK. 919 EHRETIA.

cymae ramulos terminautes parvulae dichotomae ramis subsecundi-
tforis, cal; x obovoideus extus paberulus serius glaber, corollae tubus
inclusus, antherae inter limbi sinus reflexo-exsertae, styli elongati,
drupa ellipsoidea styli basi mucronata, putaraine monosperino, locu-
lis 3 nanis sed distinctis. Cordia suaveolens Bl. Bijdr. 0.481.

Java, in Patjitan en Blambangau (horsf.), in de bergstreken
(bl.), op den Patoea (korth.). — Kendal prit sund.

Cordia Banalo blanco Ft. Filip. p. 124 et Cordia olitoria ej.

I. c. p. 123, species nimis dubiae.

Tribus II. Ehretieae. Stylus apice bifidus vel bipartitus. Eh-
rcliaceae Schrader.

IL EHRETIA link. Calyx 5-lobus. Corolla hypocraterimor-
pha aut subrotata, laciniis ovatis aestivatioue imbricatis. Stamiua
5,filamenta subulatis, antheris ovatis bilocularibus. Stylus fili-
formis, vulgo bi-fidus vel bi-partitus. Stigmata capitellata raroacu-
tiuscula. Drupa carnosa aut exsucca, nunc dipyrena pyrenis bilo-
cularibus, nunc 4-pyrena, pyrenis saepe uuilocularibus. — Erutices
vel arbusculae, sub calido coelo vigentes, foliis oppositis passira fas-
ciculatis, integerrimis rarius serratis, h\ albis saepe corymbosis.

I 1. Genuinae. Styli semibifidi stigmata obtusa. Bacca dipyrena, py-
renis bilocularibus dispermis.

f Folia integerrima.

1. Ehretia javanica bl. Eolia ovalia utrinque attenuata, integer-
rima, glabra, corymbi laterales etterminales divaricati, calyx profunde
5-fidus, lobis acuminatis. Ehretia javanica Bl. Bijdr. p. 842. DC.
I. c. Arbor 60-pedalis.

Java, in de wouden der bergstreken (bl.). Sikap-berëm sund.

2. Ehretia laurifolia DEGAISN. Glabra, ramuli teretes laeves, ju-
niores cum gemmis viscosi, folia e basi nunc oblique attenuata oblongo-
lanceolata acuminata integerrima, 2—3 poll. longa, paniculae laxae
graciles folio dimidio breviores axillares vel oppositifoliae, caJycis
5-partiti lobi acuti lanceolati (pilosi) post anthesin patente», corollae
tubus abbrevïatus, stigmata capitellata (vel linearia obtusa truncata

CORDIACEAE. 920 EHREÏIA.

ex decaisn.), drupa subexsucca dipyrena, pyrenis bilocularibus di-
spermis. Ehretia laurifolia Decaisn. in IS. Ann.Mus. III. p. 395.
BC. I. c. — Ehrelia lucida Spanoghe in Linnaed XV. p. 334. —
Ehr. acuminatae et E. salignae r. br., sp. Novo-IIollaudis, accedere
videtur. — Ti mor (spanoghe).

'ó. Ehretia philippinensiS alpii. DC. I. c. p. 504. Glabra, folia e

basi acuta elliptica vel oblonga acuminata integcrriina, cum petiolo
pollicari 4 — b' poll. longa, pedunculi axillures et terminales dicliotomo-
corymbosi, folio duplo breviores, calycis 5-fidi lobi ovato-acuti, co-
rollae tubus calyce triplo fere longior, laciniis patenti-reflexis, stamina
exserta. — Fructus incognitus. — Philipp e il. (cum ing n. 471, 14S4).

ff Folia serrata.

4. Ehretia serrata roxb. Hort. béng. p. n. Flor. Lui. i. p 597,

Arborea glabra, folia oblongo-lanceolata serrata, paniciilae terminales
tt axillares compositae, fl. fasciculati sessiles,- calycis lobi obtu?i ; co-
rolla subrotata; stamina exserta; drupa globosa, pyienis bilocularibus,
loculis monospermis. DC. /. c. p. 503. Lindl. Hot. Reg. tab. 1097. —
Var. p. pyrifolia DG. foliis e basi obtusa ovato-lanceolatis. E.pyri-
folia D. bon. Prodr. Nepal. p. 102. — y. Obovata Lindl. foliis ova-
libus vel obovatis acuminatis subpilosis. — Voor - In dié'. — y.
China. — De vrucht is eetbaar en aangenaam van smaak.

5. Ehretia polyantha re. Prodr. IX. p. 503. Kami teretes glabri,
apice pedunculique angulati pubero-hirtelli, folia petiolata e basi obtusa
ovata serrata rigidula, utrinque sparse setoso-hirtella, 5 poll. longa,
panicula terminalis ramosissima myriantha, fl. secus ultimos ramulos
sessiles conferti, calyx 5-iklus hiitus lobis ovatis obtusi?, stylus bre-
viter bifidus. — Lu zon, bij Manilla (perrottet).

§ 2. Boitrreria Browne Jamaic. p. 168. Stylus et stigmata § praeced.
Drupa nunc sicca, 4-pyreua, pyrenis passim coalitis.

6. Ehretia dichotoma bl. /. c. Folia oblonga acuminata integer-
rima coriacea glabra; corymbi terminale» dichotomi, fl. secundi, ca-
lyces obtuse dentati. — Java, in de hoogere wouden op den Boe-
raugrang (bl.).

7. Ehretia laeviS roxb. PI. Corom. I. p. 42, tab.' 55. Fl. Ind. I.

p. 597. DO. I. c. p. 503. Arborea glabra, folia breviter petiolata ovata
vel ovalia integerrima, praeter axillas venarum glabra, 5 poll. longa,
corymbi laterales et subaxillares dichotomi polystachyi, pedicellis ca-
lycibusque alte 5-fidis hirtellis, corolla subrotata, stamina exserta,
drupa 4-partibilis, pyrenis bilocularibus, loculo altero vacuo. Boitr-
reria lacvis G. Don. l.c. — Voor-Indië.

CORÜIAGEAE. 921 EHRETIA.

8. Ehretia timorensiS decaisn. Glabra, rami rugosi, ramuli te-
rctes, folia petiolata ovato-lanceolata acuta vel obovata einarginata,
basi attenuala, integerrima, 1 — 2 poll longa, paniculae laxae axil-
lares et oppositifoliae, calycis 5-partiti lobi ovati ciliolati, stigmatis
lamellac sublunatae, drupa globoso-depressa stylo persistente ros-
tellata 4-pyreua, pyrenis bilocularibus abortu monospermis. Ehretia
timcrensis Decaisn. I c IJL p. 395. DC. I. c. — Timor.

9. Ehretia setosa roxb. Fl. hul. I. p. 598,erf. Wall. IL/». 342.

DC. I. c. p. 509. Ramuli cum foliis novellis setosi; folia ovato-cor-
data acuminata; pauicula terminalis e spicis dichotomis secuudis re-
curvis, drupa 4-pyrena pyrenis monospermis. Bourreria G. Don. (. c.
p. 390. — Eiland Iiamoe.

10. Ehretia uniflora roxb. /. c. DC. I. c. Dumósa ramnlosa, folia

fasciculata subsessilia oblonga integerrima pilosa, fl. solitarii subses-
siles, drupa tetrapyrena, pyrenis monospermis. Bourreria G. Don.
I. c. — Ad ad sequentem? — Mol ukken.

§ 3. Carmona (Cav. Icon.Y. p. 23). Calycis laciniae subspathulatae.
Stylus bindus vel bipartitus. Drupa pyrena 4-loculari, 4-sperma, saope
6 — 8-cavemosa. — Eolia fasciculata obovatocuneata, saepius apice 3-
dentata.

11. Ehretia bUXifolia roxb. Fruticosa, innovationibus setoso-hir-
tis, folia e tuberculis villosis fasciculata subpetiolata obovato-cuneata
vel cuneata apice grossiuscule et saepe obtuse tridentata, coriacea
rigida, adulta glabra supra verruculis albis junioribusunisetis.usque
1^ poll. longa; pedunculi axillares 1 — 5-fiori folio breviores vel (in
nostris longiores) calycesque pubero-setulosi, corolla campanulata,
stylus bipartitus. Ehretia buxi folia Roxb. Corom. I. tab. 17. Fl.
Ind. I. p. 599, ed. Wall. II. />.343. Decaisn. I. c. p. 395. DC.L c.
p. 509. — Ehretia helerophylla Spreng. Syst. l.p. 648. DC. I. e.
Carmona Cav. Icon. V. p. 13, tab. 438. — Cordia relusa Valü
Symb. II. p. 42. — Lilhothamnus Zippel. herb. — §. Microphylla
DC. I. c. foliis minoribus, pedicellis brevissimis solitariis unifloris.
Ehretia microphylla Lam. lil. ». 1921. Dict. IT. p. 1.

In Indië niet zeldzaam. Sunda-Archipel. Java, in Patjitan
enBlambangan (iiorsf.). — Timor. Philipp. eil. Mariannen.

CORDIACEAE. 922

EHRETIA.

Kossine op Java (horsf.). — De wortel wordt in Iiidië als bloed-
zuiverend, als autisyphilitisch geneesmiddel gebruikt.

§ 4. Species dubiae:

12. Ehretia Onava dc. /. c. p. 511. Folia breviter petiolata nltema
ovata oblonga subserrata, juniora lanceolata serrata aspera pilis bre-
vibus pilosa, panieulae terminales, calycis lobi 5 obtusi pilosi, corolla
caljce duplo longior sub- 5-partita lobis lanceolatis, filamenla subu-
lata corollae basi inserta, nntherae cordatae, ovarium conicum, stylus
crassus, stigmate bilobo. Ehretia virgata Blanco Fl. Filip. p. 127, non
Sw. — Philipp. eil.

13. Ehretia Blancoi dc. /. c. Scandens; folia alterna brevissimepe*
tiolata oyalia integerrima glabra, 4—5 poll. longa. umbellae corymbo-
sae terminales ebracteatae, calyx 5-fidus corolla duplo brevior, corol-
lae albae odoratae lobi revoluti, bacca globosa abortu 3-sperma. Eh-
retia Bnurrcna Blanco l. c-, non a'ior. — Staraina corollae siimbus
inserta, filamentis longis exsertis. Ovarium globosum ; stylus corollae
longitudine, stigmatibus 2 longis truncatis. — Philipp. eil.

Ordo CLXXV. HELIOTROPIEAE scmrader.

Erutices vel herbae, foliis alternis, rarius oppositis, inflores-
centia scorpioidea. Calyx persistens, post anthesin parum auctus,
5-raro 4-partitus, perraro 5-fidus, asstivatione valvata vel imbricata.
C orollae hypogynae tubus brevis vel elongatus, limbo plerumque
5-lobo. Stamina tubo inserta, laciniis alterna, filamentis brevis-
simis, antheris apiceliberis velcohaerentibus, loculis parallelis con-
tiguis, longitrorse dehiscentibus. Pollen longifcudinaliter plicatum,
forma varium. Ovarium 2- vel 4-merum quadrilobum vel indivi-
sum, disco hypogyno impositum. Ovula in loculis solitaria pen-
dula. Stylus apicalis. Stigma annulare, processu conico bifido
glabro vel piloso superatum. Eructus baccatus, drupaceus vel sic-
cus, e carpellis 2 vel 4 cohaerentibus maturitate varie secedeuti-
bus, monospermis, basi imperforatis. Album en nullum aut parcum.
Embryi inversi cotyledones planae. — Ordo styli insertione et prae-
sertim stigmate (Asclepiadearum et Apocynearum subsimili) a Bor-
ragiueis praesertim distinctus. Asperifoliarum tribus Tourneforlieae
cl Ueliolropicae Endl. (excl. quib.gener.). Conf. fresenius in Mart.
FL brasil. fase. XIX.

Eigenschappen. Slij inhoudend. In den wortel soms kleurstoffen.
De bloemen van enkelen reukgevend.

JliiLIOTItOPIEAE. 9-23 HELIOTROPIUM.

Geslachten: a. Vier niet vergroeide in rijpen staat geheel ge-
scheiden vruchtbeginsels, — kelk 5-deelig: I. IJ eliotr opium, kelk
5-tandig: II. Piploclctina ; — 4 vruchtbegiusels, in rijpen staat tot
eene tweespletige vrucht vereenigd: lil. Heliopkylum; — b. vier-
hokkig vruchtbeginscl: bloemdeelen in vijftal: IV. Tourneforlia;
viertal: V. Telrandra.

I. HELIOTROPIUM toursef. Calyx 5- raro 4-partitus per-
sistens. Corolla hypocraterimorpha, fauce pervia, limbo 5- raio
4-fido, inangulis laciniarum plica simplici vel dente instructo, tubo
ititus glabro vel interdum piloso. Antherae iuclusae. Stylus bre-
vis. Stigma annulare vel conico-subumbraculiforme, apice conicosu-
peratum. Carpidia 4 unilocularia, juniora basi cohaereutia, matu-
ritate secedentia. — Herbae vel suffrutiecs.

Sectio I. Euhefiotropium JDO. Prodr. IX. p. 53i. Faux corollae im-
berbis; carpidia subglobosa, latere introrse non biibveolata.

1. HeÜOtropiUm CUraSSaVÏCUm lÏKV. Spec. p. 18S. llerm. Parad.
p. 1S3 cum icone. BC. Prodr. IX. p. 538. Procumbens vel suberec-
tum, herbaceum glabrura ; folia lineari-lanceolata vel e basi attenuata
ohlongo-linearia, obtusiuscula, glauca, spicae pedunculatae, terminales
vel laterales, conjugatae vel solitariae, ebracteatae, corolla 5- raio 4-
mera, extus albida, intus luteolo-viridula ; carpidia glabra.

Warme gewesten van Amerika; naar de Kaap verspreid. Met
aarde uit Peru ook naar Java overgebragt, waar dit gewas zich waar-
schijnlijk verder zal verspreiden (zie HASSK. Relz. I. 01. t>3).

Heliotropium peruvianum linn. — Op Java, in de tuinen.

Sectio IL Orlhostachys Alph. DO. Prodr. IX. p. 539. Corolla ad
faucem vulgo pubescens; carpidia latere interiore angulata, latenbus
vulgo 1— 2-foveolata, cum seminibus rnagis minusve curvata.

2. Heliotropium COromandeliDUm leiim. Caules herbacei ereeti
aut difi'usi cum foliis adpresse villosi, folia obovato-oblouga integer-
rima mucronata; spicae ternae usque solitariae ebracteatae; calycis
laciniae subinaequales; corolla calyce longior; stylus vix ullus; car-
pidia subglobosa apice hispida. Heliotropium coromandelïnum Leh-
mann Asperif. p. 46. DG. I. c. p. 541. Wight Icon. IV. tab. 1388.
Hand param variat: «. Obovalum DG. I. c. foliis obovatia obtusis
mucronatis II. corom. Retz. Obs. II. p. 8. II. apkulalum E. Mey.
in pi. Dreg.; — ,1 ovalifolium Lehm. I, c. foliis ovalibus vel sub-

HELIOTROPIEAE. 924 IIELI0TR0PIUM.

oblongis. IL ovalifolium Forsk. Aeg.ar.p.4<7. — /. Oblongifolium
DC. I. c. foliis oblongo-lanceolatis. H. gracile R. Br. Prodr. I. p.
403. — d. Depressum DC. p. 542,foliis lineari-lanceolatis. H. gra-
cile §. depressum Chatn. in Linnaed 1829, p 457.

Van de Kaap en Arabië over Indië tot in Nieuw-Holland
en de eilanden der Stille Zuidzee verspreid.

3. Heliotropium Hnifolium leiim. Erectum suffruticosum,cauleparce
ramoso glahro apice trigono, folia linearia acutitiscula integenïma mar-
gine subrevoluta, utrinque parce et adpresse strigosa, racerai subspicati
solitarii brevissime bracteati, calyx substrigillosus brevissimus, corollae
laciniae ovalea subacutae, carpidia glabra vel scabriuscula. lleliolro-
frium Unifolium Lehm. I. c. p. 33. DC. I. c. p. 547. Wight Icon.IV.
tab. 1391. Hel. seylanicum Wighl herb. — Lam. UluMr. n. 1762? —
Voor-In dië.

4. Heliotropinm cyrtostachyum miq. E radice tenui-fusiformi

longa ramulosa erectum a basi paniculato-ramosum pcdale totum pi-
lis decumbentibus strigillosum, folia breviter pctiolata, inferioraellip-
tica utrinque acuta, lanceolato-elliptica, superiora linearia, circiter
semipollicaria, utrinque strigillosa, inargine subrevoluta; racemi brac-
teati vel subfoliati ramulos terininantes pauci- (usque 1-) flori bre-
vissimi (potius fiores in axillis foliorum diminutorum superiorum
solitarii), flores subsessiles, sepala ovato-lanceolata acuta strigillosa,
matura carpidia acuta dorso leviter gibbosa glabra, lateribus foveola
orbiculari forata includentia. — Ex aff. Heliotropii scabri retz. etH.
marifolii ej. (wight Icon. IV. tab. 1388 el 90) sed foliis basi acu-
tis, non ovatis et liabitu etiam distinctum. — Java, in Soerakarta
(horsfield).

5. Heliotropinm? oriëntale hotjtt. Linn. Sysl. V. p. 402. Pro-

cumbens, foliis linearibus aveniis; fi. sparsi laterales. Lilhospermum
javanicum Spreng. Syst. I. p. 547 {Ilassk. Cat. bog. p. 138?) —
Stirps plan e problematica. An Trichodesma? — Java.

Species plures a cel. R. buown in ora. boreali N. Holl. detec-
tae, in Timor vel Moluccis caet. probabiliter reperiundae.

Heliotropinm corymbosum ruiz et pav. BC. I. c. p. 538,
in horto Tjipanna3 Javae, alt. 3400' cultum (hassk. Rctzia II. p. 42).

HEUOTROPIE\E. 925 PIl'TOCLAIXA.

II. PIPTOCLAINA o. don. Characteres Heliotropii, sed calyx
5-dentatus subclausus post autliesin carpidia (quarum 2 — 3 saepe
abortiva) decidua hinc plana illic convexa subacumiuata Jegens, cum
fructu deciduus. — Heliotropii sect. DC. — Chamaelropium Gri-
scb. Fl. rumel. I. p. 77.

l. Piptoclaina supina e. don. Gen.Syst.Dichl.IV.p.S64. Cau-
les herbacei decumbentes, folia ovalia obtusa plicata obsolete crenu-
lata, subtus incana, supra sparse villosa, spicae subsolitariac, calyx
cum nucula solitaria decidens. Heliotropium supinum Linn. Spec.
p. 187. DC. L c. p. 533. Siblh, Fl. Graec. lab. 157. Lehm. Asp.
p. 48 excl. syn. Forsk. — Var. /?. malabarica G. Don l. c. (spe-
cies). II. malabaricum Belz. Observ. IV. p. 24. II. Ettropaeum e
Malabarid Burm. Fl. lnd. p. 40, lab. 16, fig. 1 excl. synn. Cau-
les adscendentes, foliis utriuque tomentosis, calycibus hirsutissimis.

Zuiden van Europa. Noord-Afrika. Kaap. — (?. In Tndië
verspreid.

III. HELIOPHYTUM dc. Calyx persistens 5-partitus. Co-
rolla hypocrateriinorpha, fauce coarctata, 5-radiata, limbi laciniis
obtusis saepe undulatis. Antherae inclusae. Stylus brevissiinus
vel nullus. Stigma annulare, cono superatum. Carpidia 4, mfruc-
tum bipartibilem geminatiin concreta, segmentis bilocularibus di-
spermis, lacunis vacuis interdum instructis. — Genus habitu Heli-
tropiorum, utriusque orbis. Heliotropii sp. Linn. — Tiaridii cl He-
liotropii spec. Lehm. I. c.

1. Heliophytum indicum dg. Prodr. I. c. p. 556. Mart. Fl bras.
XIX. p. 48. tab. X. fig. XIV. Caulis herbaceus erectus ramosus pi-
losus, folia opposita et alterua petiolata, cordato-ovata vel ovalia in
petiolum subdecurrentia, subserrata, rugosa pubera ; spicae terminales
solitariae simplices, fructus glaber, segmentis profunde divaricatis
dorso costa media nulla, apicibus bidentatis, lacunis 2 vacuis super-
ficiei internae segmentorum approximatis. Heliotropium indicum
Linn. Spec. p. 187. Sims Bot. Mag. tab. 1837. — Tiaridium in-
dicum Lehm. Asp. p. 14. Cham. in Linnacd 1829, />. 452, lab. 5,
fig. 2 — Heliotropium cordifolium Mdnch. Mctlt. p. 415. — //.

HELIOTROPIEAE.

920 TOURNEFORTIA.

horminifolium MUI. Dict. — IL anisophyllum Beauv. Fl. Ow. et
Ben. II. p. 62, tab. 96. — Tiaridium anisophyllum G.Don.Lc!-. —
Heliolrop. lanceolalum Noronft. in Verh. Bat. Genootsch.V.p. 78?
Algemeen verspreid over de warme gewesten der geheele aarde.
Op den Sunda-Archipel, in de Molukken en Philipp. eilan-
den niet zeldzaam.

2. Heliophytum velutinum dc. /. c.p.bll. Caulis herbaceus erec-
tus villosus ramis decumbentibus, folia petiolata opposita ovata ob-
tusiuscula utrinque canescentia, corollae tubus calycepaullo longior.
Tiardium Lehm. I. c. p. 15. BI. Bijdr.p. 846. — Tiaridium pro-
stralum Zippcl. herb. Spanoghc l. c. p. 335. (Bheed. Hort. Mal. X.
lab. 48?) — Voor-Indië. — Java.

IV. TOURNEFORTIA linn. Calyx 5-partitus. Corollae liy-
pocraterimorphae faux nuda, tubus saepe basi globosus. Stamina
5 corollae inserta. Ovarium integrum 4-loculare, loeulis uniovula-
tis, ovulis pendulis. Stylus brevis vel elongatus. Stigma annulare,
apice couico superatum. Fructus drupaceus vel exsuccus, 4-locularis
(loeulis nonnullis interdum abortivis lacunisque saepe interpositis),
tetraspermus, saepe tetradymus vel bipartibilis, segmentis biloculari-
bus dispermis. — Frutices stricti vel scandentes, rarius herbae.

Sectio T. Mallola Alph. DC. I. c. p. 514. Corollae laciniae latae
aestivatione non plicatae. Stigma subsessile.

1. Tournefortia argentea linn. fü. Erecta tota dense sericeo-to-
mentosa, folia ad apices ramorum conferta sessilia ovalia vel obovata
integerrima, cymae subpaniculatae, ramis spicifloris abbreviatis, corol-
lae breviter tubulosae laciniae suborbiculares, stigma subsessile apice
bifido superatum, drupa ovata glabra. Tournefortia argentea Linn.
fil. Suppl. p. 123. Poir. Dict. V. p. 357. R. Br. Prodr. T. /;.497.
DC. I. c. p. 515. Decaisn. I. c. p. 394. — Buglossum lanuginosum
Bumph. llcrb. Amb. IV. p. 119, tab. 55.

Langs de kusten van de geheele Indische zee en de Stille
Zuidzee, van Mauritius af over geheel Indië, deSunda-eilan-
den. Molukken, Radak, Timor, Mariannen en trop. Nieuw-
Holland verspreid.

1IEL10TR0PIEAE. 927 TOURXEFOIiTIA.

Sectio II. Piltonia BC. I. c. p. 515 (H.B.K. Nov. Gen. III. p. SI).
Corollae laciniae aestivatione plicatae. Drupae bipartibilis segroenta b!-
locularia disperma.

2. Tonmefortia mutabilis vent. Fruticosa, ranria dense villosis,
iblia e basi in petiolum brevem atteuuata oblonga vel obovato-lan-
ceolata acuta integerrima pubescenti-scabia, pedunculi bi- rarius 3-
fidi vel bis bifidi cymis brevibus, corollae tubuscalyce multo longior
adpresse pubescens, laciniis obtusis ad margines anthesi decedente
nigerrimis, drupa globosa pulposa albida, nucleo lignoso bipartibili,
segmentis bilocularibus dispermis. Tournefortia mutabilis Venlcnat
Choix tab. 5. DC. I. c. p. 515.

Java (yextenat). — Mexico? (volgens dc).

8. Tournefortia sarmentOSa lam. Scandcns, ramis subteretibua
strigoso-pilosis, folia breviter petiolata e basi subcordato-rotundatu
ovata vel ovato-oblonga breviter acmninata, 2 — 3 poll. longa,supra
sparse, subtus super nervos strigoso-hirtella, spicae terminales ramo-
so-dichotomae, calycis 5-partiti laciniae acuminatae birtellae, dernum
o vatae obtusiusculae, corollae glabrae?tubus calyce quadruplo longior
(subpuberulus), limbus subbilabiatim 5-lobus laciniis subacutis, drupa
globosa glabra, dipyrena. Tournefortia sarmentosa Lam. Jllustr.n.
187 7. Biel Y.p. 357. Decaisn. N. Ann. Mus. III. p. 394. Spa-
noghe l. c. p. 334 excl. syn. BI. DC. I. c. p. 516. — T. frangu-
laefolia Zippel. hevb. T. sarmentosa var. hirsuta Dl. Bijdr. I. c.

Mauritius. Timor. Philipp. ei 1.

Sectio III. Corollae laciniae Jatae breve?, ar. plicatae? Antherae
acutae. Fructus 4-partibilis, miculis (endocarpio) extus tuberculatis.

4. Tournefortia HorsfieldÜ miq. Innovationes griseo-villosulae,
ramuli angulati, petioli pedunculi foliaque subtus setis albidis (fus-
coque variegatis) scabriuscule hirtella, seriusscabro-esasperata, folia
petiolata, e basi subcordata lato-ovata acumiuata coriacea, supra se-
tulis brevibus pubera, subtus subincanescentia costulisque 9— 6utnn-
que parallelis reticulatis arcuato-adseendentibus pertensa, 6—4 poll.
longa, pedunculi ramulos solitarie terminantes longi apice bifidi vel
bis bifidï, ramis 2— 3— 5-stacbyis, calycis hirtelli laciniae lanceo-
latae acutatae, corollae fere 3 lïn. longae e basi tomidiila glabra hy-

IÏEL10TR0P1EAE. 928 TETRANDRA.

pocraterimorphae extus setuloso-pubescentis tubus angustus calyce
multoties longior, laciniae lato-ovales ciliolatae supra glabrae et sul-
catae, antherae paullo infra medium tubi lineares acutae,fructussub-
globosos, nuculis 4 crustaceis extus dense tuberculatis. — Species
fructu Messerschmidiae Sectione accedens, an eadein ac T. arbores-
cens lam. brevius descripta? — Variat foliis omnibus ovatis.
Java, in Patjitan, Kelak (liorsf ). — Angsang sund.

5. ToUmefortia pseildO-heliotropium LEHM., ex hortis europeis in*
troducta, nunc ubique in Javae horti* calta (hassk. Retzia IL p. 39).

6. Tournefortia arborea blanco FL Filip. p. 129 nomine
tantum cognita.

V. TETRANDRA uc. Calyx brevis 4-partitus persistens, lo-
bis acuminatis. Gorollae hypocraterimorphae tubus tetragonus
longiusculus, limbi laciniae 4 ovatae, aestivatione longitudinaliter
plicatae, ercctae, tubi angulis respondentes. Stamina tubo inferne
inserta, antheris linearibus angustis, basi breviter bilobis. Ova-
rium 4-loculare, loculis uuiovulatis. Stigma sessile obtusum pilo-
siusculum apice subbilobo supcratmn. Fruetus subglobosus, sub-
siccus, bipartibilis, segmentis2 — l.-loculanbus. — Telrandra Sectie
Tourneforliae apud DC. I c. p. 527. — Frutices sarmentosi, alter-
nifolii, spicis cymosis.

1. Tetrandra Wallichü jiiq. Bami apice compresso-angulati, folia
petiolata o basi obtusa ovato-lauceolata acuminata, 3 — 4 poll. longa,
supra glabra, subtus in nervis rariter pubera, pedunculi terminalea
angulati dichatomi subpubescentes, fl. sessiles, corolla 3 — 1 lin.
longa, apice 4 lata. Tournefortia telrandra Wall. Cal. n. 911. —
Tournefortia Wallichü DC. I. c. p. 517. — Non vidi.

Singapore. Poeloe Pinang. Bouton Cawanes.

2. Tetrandra Zollingeri miq. Caulifi scaber, folia petiolata ovato-
oblonga acuminata integerrima, tripollicaria, pilisraris utrinque ïnar-
gineque scabriuscula, supra lucida laete viridia, flores biseriales lu-
tescentes 2 lin. longi, corolla calyce quadruplo longior, limbi
laciniis brcvibus erectis. Tourncforlia telrandra DL Bijdr. p. 8 15.

BEL10TR0PIEAB. 929 TETRANDRA.

BC. I. c. T. (etragona Steud. Nomcncl. — lleliofropium scandens
Noronh. Verh. Bat. Genooi 'sch, V. p. 78. Floribus duplo minoribus
a praeced. satis differre videtur,

Java, op kleigronden in do heuvelstrelrtfc (bl., zolling.). Kem-
bang sisir sund.

3. Tetrandra glabra miq. Foliaacuminatissima utrinquc glabra vel
subtus vix scabriuscula, supra opaca obscure viridia, subtus reticu-
lata, corolla calyce glabriusculo vix duplo longior viridescens cam-
panulato-tubulosa fere tetragona, laciuiis recurvis supra canalicula-
tis et albicantibus. T. tetrandra $ glabra Hassk. in Flora bot. Zeil.
1842, II. Beibl. p. 27. Cal. bog. Lc. — T. tetrandra v. anguslifolia
Zoll. et Moritz. Yerz. p, 52. — T. glabra Zoll. in Nat, en Ge-
neesh. Arch. Neêrl. Ind. II. p. 5. // Corolla obscure viridescens laci-
uiis supra albidis - " (zoll.). — J a va, langs de zuidkust (hassk., zoll.).

Ordo CLXXVI. BOBRAGÏNEAE ivss.

Herbae vel frutices, foliis sparsis vel rarissime oppositis, indu-
mento utplurimum setoso vel hispido. Cyma unilateralis scorpioi-
dea. Calyx liber persistens, post anthesin auctus, 5-partitus vel ra-
rius 5-fidus, laciniis aestivatione valvatis vel imbricatis. Corolla
hypogyna, tubulosa, infundibuliformis, hypocraterimorpha, vel rotata,
limbo 5-dentato vel 5-fido, regulari, passim inaequali, fauce vulgo
fornicibus vel fasciculis piloruin instructa. Stamina 5, tubo
vel fauci inserta, laciniis alterna, exserta vel inclusa, antheris bilocu-
laribus, loculis parallelis longitudiualiter dehiscentibus. Ovaria 4
libera, disco hypogyno communi imposita, uniovulata, ovulo
ex apice vel medio anguli centralis appenso anatropo. Stylus 1
ovariis 4 communis gynobasicus, simplex vel apice biiidus, stigmate
capitato vel bilobo. ]NTuculae4 vel abortu pauciores, distinctae. Sc-
mina exalbumina. Embryi invers! cotyledonesplano-convexae—
Ctescunt praesertim in zona temperata, in calidu rariores. In India,
pontinentali boreali et regionc ejusmontana jam paullo frequentiores
quam in Indiae aquosae saltubus. — Asperifoliae linn. — Borra-

gincantm pars BC. et alior.

In hare eigenschappen stemt deze groep over het geheel met

59
Flora van Ned. Indtë. II.

BORRAGINEAE. 9&0 LITHOSPERMUM.

tic voorgaande overeen ; somtijds komen met de slijmstofi'en ook kleine
hoeveelheden van bittere en zamentrekkende bestauddeelen voor.

Geslachten : a. Keel der bloemkroon niet door tanden gesloten ;
helmknoppen vrij: I. Lilhospermum ; — kegelsgewijze vereenigd,
.veelal behaard: IV. Trichodesma ; — b. met tanden gesloten; tan-
den bijkans tweelobbig: II. Bothriospermum ; — tanden stomp: III.
Cynoglossum. — Afwijkend geslacht, met 2 stijlen: V. Coldenia.

I. LITHOSPERMUM TOUBN ir. Calycis 5-partiti laciniae aequa-
les. Corollae infundibuliformis aut rarius hypocraterimorphae per-
viae faux nuda vel rarius 5-gibba, pilosa aut glabra, limbi laciniae
5 subrotundae. Antherae oblongae brevissimefilamentatae, pier
rumque inclusae. Stigma capitatinn subbilobum. Nuculae ovatne
laeves aut rugosae, basi truncatae iniperforatac. — Ilerbae vel suf-
frutices, radicibus saepe validis materia tingeute rubra imbutis, fo-
liis alternis, scabris, fl. spicatis vel racemosis.

I. Lithospermum Zollingeri ALrii. BC. Prodr. X. add. p. 587.
Caules adscendentes sericeo-hirsuti, folia ovali-oblonga saepius mu-
cronata basi attenuata, pollicaria, supra strigosa, subtus pubescentia,
ilorcs pauci foliis superioribus juxtapositi hisce brevioressubsessiles,
calycis laciniae lineares pilosae, corollae 51in. longae tubus cylindra-
ceo-inlundibuliibrmis adpresse pilosus, calyce duplo longior, intus
basi staminifer, superne sub lacinüs secus costas 5 subpapillosus.
//LithospermoGastoui nee non L. oleaefolio afTme videtur." — Non-
dum vidi. — Java (zoll.).

II. BOTHRIOSPERMUM bunge. Calycis sub 5-partiti laciniae
ovato-lanceolataepost anthesin auctae clausae. Corollae hypocrateri-
morphae tubus calycem non superaus, faux fornicibus 5 subbi-
lobis clausa, limbi laciniae suborbiculares. Ncctarium hypogy-
num patellaeforme.repandum. ISTuoulae 4 vel abortu 2,stylo cum
stigmate capitellato persistente longiores obovato-oblongae leviter
incurvae, ventre umbilico spurio (albido carnosulo transverse striu-
lato) notatae, dorso et lateribus muriculatae (muriculis brevissimis
apice denticulatis). Semen e bnsi erectum obovoideum.

1. Bothriospermnm tenellum fisch. et mev. Herba annua, eau-

KOimAGIJJEAE. 931 CYNOGLGSSüM.

libus ramosissimis adpresse strigillosis, foliis obovato- vel ovali-
oblongis adpresse pilosis, inferioribus petiolatis, omnibus repandulis
setoso-ciliatis; fl. extraaxillares, calycibus fructiferis pedicello lon-
gioribus nutantibus, corolla calyce vix majore albida ad faucem saepe
parce rubella. Bolhriospermum lenellum Fisch. et Mey. Ind. sem.
Petrop. 1835, p. 24. DC. Prodr. X. p. 116. Honk. Reis. II. p.
44. — Anchusa tenella Ilornem. Hort. Hafn. I. p. 176. — A.zey-
lanica Jacq. fil. Eclog. I. p. 47, lab. 29. — Cy nog los turn diffu~
sum Iioxb. Fl. Ind. ï.p. 457. — C. proslratum D. Don. Prodr.
Nepal. p. 100.

Van Mauritius over geheel Indié' tot in China verspreid.

III. CYNOGLOSSUM tournef. Calyx 5-partitus. Corollae
infundibulifonnis tubus ealycein subaequaus, faux fornicibus ob-
tusis clausa, limbi laciniae obtusissimae. Stamina inclusa. Stig-
ma indivisum vel emarginatum. Nuculae 4, basi imperforatae, styli
basi affixae, eonvexae vel depressae, non marginatae, glochidibus fere
undique marginatae. — Herbae, raro suffrutescentes, por orbeni
sparsae, setis integerrimis vel subdentatis, infl. cymoso-scorpioidea,
racemiformi, ebracteata vel foliis parvis bracteata.

1. CynoglOSSnm micranthum desf. Annuuin vel bienne, ramosum,
deuse minute canescenti-hirtum, versus apicem ramulorutn strigil-
losum, folia e basi in petiolum brevem attenuata lineari-lanceolata
acuta, margine scabriusculo-ciiiata (subdenticulata),utrinquehirsuto-
puberula, subtus subtrinervia, dein glabriora, racemi furcati elongati
peduuculati ebracteati, calycis laciniae ellipticae acutae (ex dc. obtusae),
corolla parva albida, coeruleo nunc suffusa. Cynoglossum micranthum
Desf. Cal. hort Paris. 1804, p. 220. DC. L c.p. 149. Hassk. Relz.
U.p. 47. — C. cancscensWilld.EnumA.p. 180.— C. hirsutum
Jacq. Hort. Schönbr.IV. tab. 489, non Thunb. — C. raccmosum
Iioxb. Fl. Ind. I. p. 456. — C.furcatum Wall. Wighi Icon. IV.
lab. 1395 {infl. paullo contracliore). Nncularum aculei apice radiis
gloclndiatis brevibus aucti.

Geheel Indië. Sunda-Archipel; Java, in Patjitan (housf.),
inBandong 2300' (iiassk.). Philip'p. eil. (cumikg n. 1341). —
Indien wallijs plaat werkelijk dezelfde is, komt dit gewas van
1 59*

BORRAGINEAE. 932 TRICIIODESMA.

Ceylon af over geheel IncKe tot op het Himalaya- gebergte voor. —
Oepan Ocpan sund.

2. CynogloSSUm javanicum tiiunb. Caulis erectus, primura sim-
plex dein ramosissiimis, inferne retrorsum, superne adpresse pilosus,
ramis apice subhirsntis, folia obloiigo-lanceolata obtusiuscula, radi-
calia petiolata, caetera basi angustata, adpresse strigoso-pubescentia,
subtus prominenti-nervosa, racenii bifurcatiebracteati graciles secun-
di, sericeo-strigiüosi, calycislaciniaeovatae obtusiusculae, deinoblon-
giores acutae, in fructu reflexae, corolla pallide lilacina, tubo ca-
lyce subbreviore, fornicibus cyaneis, nuculae ovatae acutae subdepres-
sae calyce sublougiores undique ecliinatae, aculeis apice radiis glochi-
diatis. Cynoglossum javanicum Thunh. herb. — A. DC. l'rodr. X.
in add.p. 5 SS. — Echinospcrmum f javanicum Lehm. Aspcrif.
p. 91. DC. I. c. p. 143. BI. Bijdr. p. 846. — Myosotis javanica
Swarlz in lil f., Lehm. in N. Schrift. Nat 'ur f. Ges. IJ alle UI. 2.p. 29.
Bochelia javanica Boem. et Sch. Syst. IV. p. 198. — Cynoglos-
sum borbonicum (Bory §. latifolium Bon/, anrccle?) Hasslt. Relzia
II. p. 50. Stirps pro aetate et stationum indole varia valde ludens.
Maxime variat iloribus, nuncuudto miuoribus magis minusve intense
lilacinis aut subcoeruleis, nunc majoribus, roseis. — ■ Probabiliter
species boibonica aliaeque in vicinis Florae nostrae terris detectae
cum specie Thunbergiana in uiiam conjungendae, ■ — Cynoglossum
Bochelia Alph. DC. L c. p. 152 etiam vix difl'erre videtur, in insu-
lis Mascarhenis et N. Iïollandici lecfcüm.

Java, in de bergstreken (tiiunb., iiorsf., zoll., blume, teysm.,
üassk.). — Vergelijk jungiiuiiN, Java I. p. 596.

IV. TRICHODESMA. r. bro^n. Calyx 5-partitus, laciniis e basi
lalfi nunc auriculata atlcnuatis. Corollae calyce vix longioris tubus
late cylindricus, faux rruda, interdum ad sinus intrusa, laciniis ê
basi lata. saepius subulato acuminatis et tune aestivatione sinistrorsum
convolutis. Stam in a tubo concavo inserta, vulgo exserta, anti) er is
filament o multoties majoribus in conum conniventibus, dorso magis
minusve villosis, apice saepe subulatis et dextrorsum contortis. Nee-
tarium nnllum. Ovarium 4-locuIare ovato-acutum aut depressum
sub- 4-lobum. O vu la pendula. Stylus filiformis, s tig mat e sub-
simplici. Nuculae 4 1 basi clausae, columnae central i tetragonae
ven're toto adnatae. Semen brevi-funiculatum. — Herbae, nunc basi
suffrutescentcs. in Asili et AfricA detectae, foliis sessilibus alternis vel

BORRAGINEAE. 033

COLDEMA.

opposilis, pedicellis lateralibus liispidis racemose dispositis, fl. pro or-
dine niajuseulis.

1. Trichodesma indiCUm ft. br. Prodr. I. p. 496. Diffusum vel erec-
tum, caule breviter et subappresse villosulo ; folia pleraque opposita lan-
ceolata semiaraplexicauiia, pedicelli oppositifolii vel laterales uniflori,
calycis appresse villosi basi acute auriculati laciniae cuspide auctae. co-
rollae limbus glaber patenti-rellexus, antherae exsertae apice contortae.
Lehm. Asp. p. 148. ÜC. I. c. p. 172. — Borrago indica Linn. Spcc. p.
197. — Pollichia indica Medïk. Phü. bot. ].p. 257. hnard Bist. del'Acad.
de Paris. 1718, p. 257, lab. 10. — (Pluckn. Alm. tab. 7G, fig.
3). — Geheel Indië. Mauritius.

2. Trichodesma zeylanicum e. bh. /. c. dc. i. e. Caulis erectus

sparse setosus, folia opposita subsessilia oblongo-lanceolata basi atte-
nuata, supra sparse setosa, subtus juniora pubescentia et parce setulosa,
pedicelli pateiitim hispidi laterales longi uniflori, calycis basi non cor-
dati nee auricnlati laciniae ovato-lanceolatae villosae. Lehm. I. c. p. 149.
Borrago seylanica Linn. Mant. p. 202. Jacq. Collcct. III. p. 169.
Icon. rar. II. tab. 314. — Burm. FL Ind. p. 41, lab. 14, fig. 2. —
Tr. Kotschyanum Fenzl in PI. Kolsch. — Leiocarya Kolschyan. llochst.
in Flora bot. Zeit. 1544, p. 39.

Van Oostelijk Afrika over geheel Zuid -Azië tot in N.Hol-
land verspreid. — Sun da-Archipel?

In Hort. bog. Myositidis species et Borrago officinalis cultae. M. ar-
vensis link. jarnjaru in Java efterata videtur.

V. COLDENIA lihh. Calyx 5- rarius 4-partitus. Corolla
s.ubcampanalata, fauce ampliata nuda, laciuiis 5 rarius 4 subro-
tuudis planis patulis. Stainina 5—4. Styli 2, breves, apice pa-
pillosi. Nuculae 4 uniloculares basi clausae subtrigonae extus con-
vexae, acuminatae, gemiuatim coimatae cohaerentes. Ernbryi exal-
buminosi cotyledones 2 ovatae plauae crassae facie adpressae.

l. Coldenia procmnbens lin.n. Spec. p. 182. DC. Prodr. IX.
P- 558. Hassk. Tijdschr. Nat. Gesch. X. p. 128. Caules procum-
beutes hirsuti, folia breviter petiolata, obovata basi inaequaliter supra
petiolum producta, majora circiter pollicaria, plicata, grosse serrata,
uervis costalibus sinubus respondeutibus, supra adpresse villosa, sub-
tus hirsuta, fl. axillares solitarii sessiles, uuculae rugosae asperae.
Lam. Hl tab. 69. Pluckn. Alm. tab. 64, fig. 6. Blanco Fl. Filip.
p. 74. — Voor-Indië. Sunda-Archipel, Java (iiorsf., zoll.).
ï*liilipp. eilanden.

LADIATAE. É)3'4

GENERA.

Ordo CLXXV1I. LABIATAE Juss.

Herbae alanuae vel pereunes raro fruticosae, saepe glandulis olei-
paris aromaticae, caulibus tetragonis, foliis oppositis simplicibus,
inflorescentia definita cymoso-verticillata vel spicata. Calyx vel
regularis 5-dentatus vel bilabiatus, persistens. Corolla magis rai-
nusve bilabiata, laeiniis aestivatione imbricatis. Stamina corollae
inserta, 4 didynaina vel superioribas 2 nanis aut abortivis duo, quinti
rudimento rarissime obvio. Antherae biloculares, loculis quando-
que confiuentibus vel vario modo discretis. Ovariura gynophoro
disciformi vel sublobato insessum, profunde 4-lobum, loculis uni-
ovulatis, ovulis erectis, stylo inter lobos inserto, apice plerumque
bifido. Acliaenia(nuculae) 4infundo calycis, ovarii divisionelibera,
monosperma. Embryonintra album en subnullum vel parcumcar-
nosum, rectum in paucissimis curvatum. — Ordiuis cives numerosi
in veteri orbe frequentiores quam in America, e frigidissimis regioni-
bus exsulantes, in zona temperata subcalida veteris orbis praeprimis
vigentes, in tropicis regionibus stationes montanas petunt ibique
haud rari oflenduntur.

Eigenschappen. Talrijke vlugtige oliën geven aan deze plan-
ten aromatische opwekkende eigenschappen, waardoor zij onder de
bijvoegsels van spijzen en de geneesmiddelen eene belangrijke plaats
beklecden. — Ook bittere en zamentrekkende bestanddeelen komen
hier met de vlugtige oliën niet zelden voor.

Overzigt der Geslachten :

A. Twee mceldraden: XVIII. Salvia. XIX. Zizyphora.

B. Vier meeldraden.

I. Onderste meeldraden langer, allen in de middelslip der onder-
lip bevat.

a. Slippen der bloemkroon van omstreeks gelijke lengte, de bo-
venste tot eene bovenlip vergroeid, de onderste smaller naar beneden
gcrigt, plat of weinig hol. — f Rijpe kelk meestal naar beneden
fjcrirjt. — Achterste kelkslip eirond groot afloopend; bovenste helm-
draden aan den voet met eenen tand of haarbuudel: I. Ocimum; —
bovenste kelkslip niet afloopend; helmdraden zonder aanhangselen:
EL Geuiesporum; bovenste slip niet afloopend, de ondersten tot eene

LABIATAE. 935 GEiNEÜA.

onverdeelde lip vereend, bovenste helmdraden met aanhangsels: III.
Mcsonct; — rijpe kelk naar beneden gebogen, 5-tandig, bovenste
tand eirond niet afloopend; bloemkroonbuis ingesloten; bloemen in
trossen: V. Moschosma; — als de voorg., maar de bloemkroonbuis
verlengd; stempel verdikt: VI. Orlhosiphon. — ff Vruchtdragende
kelk bijkans reg (opslaande, 4 onderste tanden tot eeue gave of vier-
tandige lip vereenigd, bloemen in hoofdjes: IV. Acrocephalus.

b. Onderste slip der bloemkroon verlengd hol; — rijpe kelk
open, — helmdraden vrij: VIT. Plectranthus; — vergroeid: VIII.
Coleus ; — rijpe kelk gesloten: IX. Anisochilus.

c. Onderste slip der bloemkroon aan den voet zamengetrokken,
naar beneden omgeslagen, zakvormig-hol: X. Hyplis.

(/. Bloemkroon 2-lippig, bovenste 2-, onderste 3-spletig: XI. La-
vandula.

II. Meeldraden 4, van elkander wijkend of onder de bovenlip;
slippen der bloemkroon vlak.

a. Hokjes der helmknoppen zamenvloeijend; — zoom der bloem-
kroon vierdeelig, 3 slippen naar achteren, 1 naar voren, bloemen in aren :
XII. Pogostemon ; — bloemkroon bijkans 2-lippig: XIII. Elshollzia.

b. Helmknoppen 2-hokkig; — zoom der bloemkroon bijkans regel-
matig klokvormig,4-deelig: XV. Menlha;— 5-deelig, onderste slip
iets langer: XIV. Pcrilla; — 2-lippig; buis regt: XVI. Calamin-
tha; gebogen: XVII. Melissa.

III. Meeldraden vier, onder de helmvormige bovenlip tot elkander
neigend; rijpe nootjes geheel vrij, droog.

a. Kelk 2-lippig, niet opgeblazen, in de vrucht gesloten; — lip-
pen getand: XX. Brunei la ; — niet getand, bovenste op den rug
met eene schub: XXL Sculcllaria.

b. Kelk buisvormig, 5— 10-taudig, zelden 2-lippig; — meeldra-
den uit de korte bovenlip te voorschijn komend, helmknoppen dwars
gehalveerd: XXII. Anisomeles; — nootjes aan den top vliezig.
XXIII. Calquhounia; — kelk met 5 doornachtige tanden, nootjes
aan den top scherphoekig afgeknot: XXIV. Leonurus; —kelk 8 —
10-tandig; bovenlip der bloemkroon sterk behaard: XXV. Leu-
cas ; -~ als de voorgaande, maar de bovenlip zeer verlengd: XXVI.
Leonolis.

IV. Als III, maar de nootjes vleezig, aan den voet zauienge-

LABIATAE. 936 OCIMUM.

groeid; — keel der bloemkroon verwijd; hokjes der meeldradeu
dwars: XXVII. Gomphoslemma ; — nootjes aan den top met schub-
jes: XXVIII. Achyrospermum.

V. Bovenlip der bloemkroon veelal kort, onderste verlengd. —
Nootjes droog, veelal geaderd ; — ■ vier slippen der bloemkroon naar
boven, onderste zeer groot ; twee onderste roeeldraden grooter : XXIX.
Teucriuni; — bovenlip kort, onderste groot driespletig; onderste
meeldraden langer: XXX. Ajuga; — kelk bijkans kogelrond, met
10 nerven en 5 tanden; lippen der bloemkroon van bijkans gelijke
lengte, bovenste onverdeeld, onderste driespletig: XXX. Cymaria.

Tribus I. Ocimeae bentii. Stamina 4 fertilia didynama, infe-
rioribus longioribus, in corollae lobo inferiore declinata. — Calyx
plerumque postice, corolla antice magis evoluta.

I. OCIMUM linn. excl. sp. Calycis (maturi deflexi) ovati vel
campanulati 5-dentati deus sup. orbiculatus vel obovatus membra-
naceus alato-decurrens. Corollae tubus intus exannulatus raro e
calyce exsertus,labium sup. 4-fidum, inferius declinatum integer-
rimum planum vel leviter concavum. Stamina 4, filamentis li-
bcris, superioribus basi saepe deute vel pilorum fasciculo appendicu-
latis. Stylus apice breviter bifidus, lobis angustis acutis. Discus
hypogynus in glandulas 1 — 4 expansus. Nuculae ovoideae vel
subglobosae laeves vel puuctulato-rugulosae (maturae humectatae saepe
dense mueilaginosae). — Herbae, sufi'ruticuli vel frutices, foliis ilo-
ralibus utpluiïmum bracteaeformibus saepius petiolatis, verticillis 6-
rarissime sub- 10-lioris, in racemos terminales dispositis.

§ 1. Ocimodon Benlh- Filamenta superiora basi denticulo aucta.
* Calycis fructiferi dens posticus orbiculatus alis latiusculis ad me-
dium usque calycis.

1. Ocimum canum suis. Annuum ; caulis herbaceus erectus pubes-
cens, folia petiolata ovata utrinque angustata denticulata vel integer-
rima-subtus canescentia, 1 — 2 poll. longa, petiolis ciliatis, racemi
fructiferi e verticillis numerosis approximatis, calyces parvi parum
ciliati, corolla calyce dimidio vel rarius subduplo longior. Ocimum
canum Sims Bot. Mag. lab. 2452 (slamineum in texla), Benlh. ap,
DC. Prodr. Xlï />. 32. — Oc. americanum Linn. Amoen. Acad. IV.
p. 276, non Jacq. — Oc. album Boxb. Flor. Ind. III. p. 15, non

LABIATAE. 937 OCDIUM.

Linn. — 0. hispidulum Schum. PI. Gum. inAcl.IJafn.lV.p.éO.
0. incanescens Mart. Reise II. p. 757. — 0. brachialum BI. Bijdr.
p. 833 (non llassk. PI. Jav. rar. p. 471 quod probabiliter O.sanc-
tum). A seq. praesertim fl. duplo minoribus et habitu diflert.

In de warme gewesten van Afrika, Azië eii Zuid-Amerika.
Veelvuldig in geheel Indië. — Java, bij Batavia enz. (bl.,zoll.).
Sumatra (kqrth.). Philip p. eil.

2. Ocimam Basilicum liwn. Annuum; caulis erectua vel adsceu-
dens, folia petiolata e basi angustata ovata vel oblonga acuminata
vel obtusiuscula subdentata glabra, petiolis ciliatis, racemi fructiferi
verticilli intervallo calycibus multo longiore separati vel rarius in
racemo ramoso laxe approxiinati, corolla calycera (majusculum) ci-
liatum subpuberum subduplo superans. Ocimum Basilicum Linn.
Spec.p.S'ó'è. Benth. l.c. BI. Bijdr. p. 852 cum var.iï. — «. Pilosum
Benth. L c. ramosissimum adscendens, petiolis et verticillis pilosis-
simis, foliis parvis oblongis integerrimis, racemis elongatis, corolla
saepius glabra. Basilicum indicum Bumph. Herb. Amb. V. p. 2G3,
tab. 92, [icj. 1. — Oc. minimum Burm. FL bul. p. 129, non Linn.

0. basilicum Burm. l.c. Bi Bijdr. p. 852. — hispidum Lam- Dict.

1. p. 384. — 0. pilosum Willd. Spec. VI. p. 29. — Roxb. Hort.
béng. p. 45. — 0. cilialum Hom. Hort. Ilafn. — (3. Anisatum
Benth. I. c. Quam « magis erectum, minus pilosum, foliis majoribus
crassioribus subdentatis, corollis saepius villosis. Ozimum citralum
Bumph. Herb. Amb. V. p. 266, tab. 93, fig. l. — Soladi Tirtava
Bheed. Hort. Mal. X. p. ] 73, tab. 87. — 0. Basilicum Linn. Spec.
I. c. — 0. lanceolalum Schum. l.c. pA2. — O. anisatum hortul. —
y. Glabratum ej. caule ereeto, petiolis calycibusque parce ciliatis,
foliis vix dentatis, racemis elongatis simplicibus. 0. inlegerrimum
Willd. I. c. III. p. 162. — 0. canjophullatum Boxb. l.c.pA6.~
o\ Dijforme ej. foliis bullatis crispis vel varie laciniato-dentatis, co-
rolla saepius villosa. 0. bullatum Lam. I. c. p. 384. — 0. scutel-
larioides crispum Burm. herb. — 0. cochlealum hort. — f. Thyr*
siflorum ej. erectum, glabratum, petiolis calycibusque vix ciliatis,
racemo thyrsoideo-ramoso. 0. thyrsiflorum Linn. Mant. p. 84. Mar-
ron Comm. Goelting. VIII. p. 47, tab. 5. Jacq. Hort. Vind. III.
tab. 72. ~ t. Purpurascens Benth. I. c. erectum glabratum, atro-

LAB1ATAE. 938 OCIMUM.

purpurascens, petiolis calycibusque vix ciliatis. 0. medium MUL
Dict. — 0. nigrum Thouin. — 0. indicum nigrum Rumph. Herb.
Amb. I. c. p. 263 (an el lab. 92, fig. 1 ?).

Veel in de warme gewesten van Azië en Afrika, aldaar en in
Zuid-Amerika op vele plaatsen verwilderd. — «.Algemeen in
Indië, ook op den Archipel; Java, veel in de tuinen, Mo] ukken;
ook in Afrika. — p\ als a, ook in de Molukken. — é.Java
(zoll.). — £• Op Java, om de woningen en tempels geplant (hassk.
PI. Jav. rar. p. 472). — Sëlasi sund., Lampas jav. en de ver-
scheidenheden S. bërem of L. itam. Deze en andere soorten, ook
Komangi genoemd, worden als specerij gebruikt, het aftreksel als
geneesmiddel ; met de slijmhoudende zaden bereidt men op Java een
verkoelenden drank. Volgens rumpiiius ook als groente gegeten.

** Frutices. Calycis fructiferi dens supremus late obovatus alis an-
gustis breviter decurrentibus, laterales parvi, intimi in labium bimu-
cronatum calycem subclaudentem connati.

3. Ocimum gratiSSimnm linn. Caulis glabriusculus, folia petio-
lata e basi angustata vel lato-cuneata ovata vel ovato-oblonga acuta,
vulgo grosse serrato-dentata, glabra vel secus costas pubescentia, ra-
cemi simplices vel basi subramosi pilis simplicibus et glandulosis
dense pubescentes, bracteae lanceolatae utrinque acuminatae, calyces
pedicellati ovoidei dense pubescentes, dentibus lateralibus abbrevia-
tis, infimis in labium bimucronatum alte connatis, coroJla calycem
vix superans, stamina exserta. Ocimum gralissimum Linn. Spec.
p. 832. BI. Bijdr. p. 832. Benlh. I, c. p. 34. — O.scylanicum
Burm. Thes. p. 174, tab. 80, fig. 1 guoad folia.— O. frutescens
MUL Dict. n. 5. — 0. peliolare Lam. Dict. I. p. 385. — O. gra-
lissimum Jacq. Icon. rar. III. tab. 495. — Kallu Tirlava Rheed.
I. c. X. p. 171, tab. 86. Frutex pluripedalis.

Oost-Indië, ook veel gekweekt, op Madagascar, Mauritius en
in Zuid-Amerika. — Java, in de tuinen.

*** Hinnlia Benlh. Fruticuli, raro lierbae perennes. Calycis fructi-
feri dens sup. late obovatus alis breviter decurrentibus, faux. aperta,
dentes laterales breves lati vel truncati saepe ciliato-denticulati, inti-
mi productiores setacei vel mucronati.

4. Ocimum adscendens willd. Spec. III. p. 166. Benth. i. c.p. 35.

Prostratum, ramis pubescentibus, folia petiolata e basi angustata ovato-
oblonga obtusa subden tata pubescentia, racemi simplices, bracteae de-

LADIATAE. 939 OCIMUM.

ciduae, calyces fructiferi nutanlcs, iubo striato, dentis sup. alis me-
dium calycis atüngentibus, dentibus lateralibus truncatis raargine mem-
branaceo ciliatis. iniimis brevissimis setaceo-acuminatis, corolla calyce
vix duplo Jongior, stamina longe exserta. Ocimum indicum Rolh Nov.
Spec. p. 273. — O. cristatum Roxb. Hort. béng. p. 45. — Plcclnm-
thus indicus Spreng. Syst. VI. p. 691. — Algemeen in Voor- In-
die. — Mauritiu s.

Adnot. Ocimum Nelsonii spanogii. in LinnacdXV.p. 333 mihi
incognitum.

§ 2. Hierocimum Benth. Filamenta superiora basi dilatata vel sub-
aequaüa, villosa vel fasciculis pilorum appendiculata. Eacemi laxi gra-
ciles. Verticilli 6-iiori.

5. Ocimum Sanctlim llnn. Caules pilosi, folia graciliter petiolata
e basi acuta ovalia vel obovalia obtusa vel acuta serrato-dentata pu-
bescentia, in nervis petiolisque pilosa, raeemi graciles simplices vel
basi raraosi, bracteis latocordato-ovatis sessilibus pedieello breviori-
bus, calyces pedieello breviores nutautes glabriusculi vel hirtelli, iü-
tus fauee nudi, deus sup. obovatus concavus breviter decurrens, la-
terales e basi latiuscula aristati, anticis lanceolatis aristatis brevio-
res, corolla calycem vix superans, filamenta superiora basi pilorum
fasciculo appendiculata. Ocimum sanclum Linn. Manl.p. 85. Benth.
apud DC. I. c. p. 38. — 0. monachorum linn. Mant. p. 85. BI.
Bijdr. p. 831. — 0. zeylanic. per enne Burm. Thes. Zcyl. p. 174,
tab. 80, fig. 1 quoad flores. — 0. zeyl. annuum ej. I. c. fig.2- —
Basilicum agresle Bumph. Herb. Amb Y.p.265, lab.92,fig.Z. —
Plectranlhus monachorum Spreng. Syst. III. p. 690. — 0. tenui-
florum Lam. Willd. cael. — Lumnitzera lenui flora Spreng. I. c.
p. 687. — O. tomentosum Lam. Dicl. I. p. 387. — 0. villosum
Boxb. Hort. béng. p. 44 el Fl. lnd. I. c.p. 13, excl. syn.Bheed. —
Stirps valde variaus, diu culta; in javan. saepe caules purpurascentes
et folia mucronato-acuta.

Cevlon. — Voor-Indië, ook om de tempels geplant. — Su-
matra, Java, Borneo, Timor. — Philipp. eil. — Volgens rum-
phius in de Molukken, op Bali enz. verwilderd. — Roekoe roe-
koe mal. of Selasiof Komangi-oetan, Loeffe Loeffe tem.,
Loeloeban of Boesoe-boessoe amh., Kajoe-ikan-mauasin
op Banda.

Species dubia:

6. Ocimum flexUOSUm blanco Fl, FUip. p.481. Caotói wectus ra-

LABIATAE. 040 GENIOSfORUtë

mique flexuosi, folia oblique ovata elongata obtusa serrata, subglabra,
verticilli 6-flori secundi, bracteae cordatae reflexae (non caducae), ca-
1\ cis dens superior rotundatus, inferiores subulati, inümi longiores.
PhiJipp. e il.

]T. GENIOSPOKUM wallich. Calyx florens ovatus, fructifer tu-
bulosus suberectus vel declinatus 5-denlatus, dens supremus la-
tior non decurrens, laterales liberi vel cum supremo in labium su-
perius coaliti, intimi liberi vel breviter in labium inf. coaliti. Co-
rollae tubus brevis, faux campanulata, labium sup. latum breviter
4-fidum, inf. vix longius declinatum integerrimum subplanuni. Sta-
mina 4, filament is liberis edentulia. Discus liypogynus hinc in
glandulam tumens. Stylus apice breviter bifidus, lobis saepius corn-
planatodilatatis. Nuculae ovoideae vel oblongae, lacves vel puncti-
culatae. — Herbae asiaticae et mascarhenae, verticillis multifloris, ra-
cemose vel spicatim dispositis, fl. parvis, calycibusmaturis striatis saepe
transverse rugulosis, dentibus coloratis.

i. Geniosporum prostratum besth. in Wall. pi. a*. rar. vi. p.

12, apud DC. I. c. p. 45. Caulis prostratus ramique hispidi, folia pe-
tiolata e basi angustata oblongo-lanceolata, * — L poll. longa, inferiora
suboyata, suprema lanceolato-linearia, serrata, verticilli mnltiflori spicati,
inferiores subreraoti, calyces pedicellati, fructiferi declinati basi striati
transverse rugulosi, ore membranaceo irregulariter bilabiato, labio sup.
tridentato dente medio majore, inf. ereclo bidentato. Kalu tumba Rheed.
Uort. Mal X. p. 1Ö3, lab. 92? — Mentha zeylanic. caet. Burm. Fl.
Zeyl. p. 158, tab. 70, fig. 2.~ TIn/mus indicus Burm. FL Ind.p. 129. —
Oct/mum mcnlhoides Burm. Fl. Ind. p. 129. Linn. Mant. p. Si. — Oci-
mum proslralum Linn. Mant. p. 5C6. — Lumnilzera proshala Spreng.
Syst. II. p. 687. — Mentha ocimoidca Lam. Dict. IV. p. 102. — Els-
holtzia ocim. Pers. Encliir. II. p. 114. — O.macrostachyum Poir. Dict.
Suppl. I. p. 392. — Ceylon, Voor- In die, in de kuststreken. —
S u n d a - e i 1 a n d e n ?

III. MESONA blume. Calyx florens campanulatus, fructifer
tubulosus nervosus declinatus quadridentato-bilabiatus, labio sup."
3-fido, inf. abbreviato obtuso demum fauci incumbente. Co rollae
tubus brevissimus, faux campanulata, labium sup. latum trunca.
tum vel 4-dentatum, inferius paullo longius oblongum. Sta mi na
4, filamentis liberis, superioribus basi dente auctis. Stylus apice
breviter bifidus, lobis iuaequalibus, altero latiore. Discus hypo-
gynus antice in glandulam tumens. — Herba verticillis multiflo-
ris racemosis, fl. parvis, a genere superiore calyce et staminibus dis-
crepans.

l. fflesona palustris bl. Bijdr. p. 839. Benth. apud DC. I c.

LABIATAE. 91,1 ACROCEPHALUS.

p. 40. Caulis erectus, rami angulis pilosi, folia ovata, inferiora basi
obtusa, brevi-petiolata, 1—2 pol]., utrinque parcepilosa, bracteae or-
biculato-cuneatac. -— Calycis Eorentis tubus albo-hirtus, limbus
purpurascens glaber. Corolla extus parce pilifera. — (5. Peliolata,
foliis magis distincte petiolatis, elliptico-ovatis. Mes. Wallichiana
Benlh. I. c.

Java, in moerassen om Buitenzorg (hoffmannsegg, bl., zoll.).
Borneo (kortii.). Celebes (forst.). — /Ï.Java, in Kcdiri (iiorsf.).
Voor-Indiè'. — Djanggèian suncl,

IV. AC'ftOCEPHALUS bentii. Calyx florens ovatus, fructi-
fer elongatus tubulosus, basi gibbus, bilabiatus, labio sup. integro
subplano, in f. integro vel 4-dentato, fauce intus nuda. Corolla
calycem subneqnaus subbilabiata, labio sup. 4-dentato, inf. integro,
laciniis omnibus fere aequalibus. Stamina 4, filamentis libcris
edentulis. Stylus apice breviter bifidus, lobi s subdilatato-compla-
natis. Nuculae glabrae laeves. — Herbae asiaticac, 11. parvis in
capitula terminalia vel verticillos axillares deuse confertis.

1. AcrocephalUS CapitatUS benth. Caulis erectns vel procumbens
ramosissimus, cum foliis ovalibus cuneato-ellipticis vel lanceolatis
remote serratis subglabrer vel pubescens, capitula terminalia et
axillaria ovata, matura oblongata, calycis labium inf. 4-dcntatum.
Benlh. in Wall. PI. As. rar. II. p. 18, apudDC. I. c.p. 47. Hoo/c.
lcon.pl. I. tab. 450. — Prunella indica Burm. Fl. hulp. 130.—
Ocimum capitcllalum Linn. Mant. p. 270. — O, capilalum Rolh.
Nov. Spec. p. 270. — Lumnitzera capitala Spreng. Syst. II. p.
087. — Ocimum acrocephalum BI. Bijdr. p. 834. — Acrocephalns
Blumei Benlh. I. c. — Lumnitzera acrocephala Blumein Herb. L.
Bat. et ii Orkjanum benghalense Burm." Bl. in Herb. L. Bal (scd
haud Burm.). Bracteae floresfulcientes rotundatae virides, infimis ca-
pituli floribus paullo majores, hinc in luxurianlibus fere involucrantcs.

Geheel Indië tot in China. — Sumatra, Java (lescii., zoll.,
iiorsf., bl.). — Sangki-t-rambat sund.

V. MOSCHOSMA reiciienb. Calycis (maturi declinati) ovati
vel campanulati 5-dentati dens supremus major marginibus non

LABIATAE. 942 ORTIIOSIPIION.

vel vix decurrentibus, inferiores subaequales, fauce intus nudfi.
Corollae tubus iuclusus, limbus subbilabiatus, labio sup. bre-
viter 4-fido, in f. integerrimo subplano, laciniis omnibus fere aequa-
libus. Stamina 4, filamentis liberis edentulis. Stylus apice cla-
vato-capitatus, brevissime bitidus. Nuculae ovato-compres-sae lae-
ves. — Herbae asiaticae et africanae, verticillis 6 — 10-fiorissecun-
dis laxe racemosis, racemis subpaniculatis, fi. minutissimis.

1. Moschosma polystachyum bsmth. Caulia gracilis acute tetra-
goni anguli laeves vel vix asperuli cum foliis longe petiolatis e basi
attenuata integerrima ovatis acutiusculis crenatis subtus punctatis
glabriusculi vel vix pilosuli, verticilli 6 — 10-Hori laxi approximati,
calyx hispidulus vix bilabiatus. Moschosma polystachyum Den/h.
ap. Wall. I. c. p. 12, ap. DC. L c. pAS.Spanoghe in LinnaedXY.
p. 333. — Ocimum tenuiflorum Burm. Fl. Ind. p. 129, non
Linn. — 0. polystachyum Linn. Mant. p. 567. Murr. Comm. Goct-
ting. Nov. VIL p. 71, lab. 3. BI. Bijdr. p. 834.— Lumnitsera
polyslachya Jacq /il. Eclog. IL — Plcclranthus parviflorus R. Br.
Prodr. I. p. 506. — PI. micranlhus Spreng. Sysl. II. p. G91.

Van Oeylon, Oost-Afrika. Mascarh. ei 1. over geheel Tndië,
Philipp. eil., Nieuw-Holland en Sunda-Archipel verspreid.

Java, op vochtige plaatsen, om Batavia enz. (bl , zoll., horsf.)

Borneo (kortii.). Ti mor. — Wangoen g-langifc sund.

VI. ORTHOSIPHON bestu. Calycis(fructiferi deflexi) ovato-
tubulosi 5-dentati dens superior ovatus membranaceus marginibus
saepius decurrentibus. Corollae tubus exsertus rectus vel incur-
vus nee gibbosus nee defractus, fauce aequali vel rarius inflatê,la-
bium sup. 3 — 4-f;dum, int', integerrimum concavum. Stamina 4,
filamentis liberis edentulis. Stylus apice clavato-capitatus vel ob.
tusus, subinteger vel breviter cmarginatus. Nuculae minutissime
puncticulato-rugosae. — Herbae perennes vel sufïrutices, racemis
simplicibus verticillifloris, bractcis ovatis acuininatis reflexis, quam
pedicclli saepe brevioribus.

1 . Orthosiphon glabratUS binth. Caoles adscendentes ramosi gla-
bri, folia longe pctiolata c basi rotundatA vel subcordata ovata acuta

LABIATAE. 94-3 ORTHOSIPHON.

dcntata glabriuscula, corollae subincurvae tubus calycc duplo longior,
faux subaequalis. Orthosiphon glabralus Bcnlh. apud Wall. I. c.
f. 14, ap. DC. I. c. p. 50. — Ocimum thymiflorum Rolh. Nov.
Spcc. p. 269? {Pleclranthits Spreng. I. c. p. 690\ — O.Thonnin-
gii Schum. I. c. p. 43. — 0. sujfrulicosum Schum. I. c. SuppL —
Calyx atropurpureus glaber, corolla parva gracilis glabra, atropur-
purascens; genitalia corolla breviora.

Ceylon. Voor-Indië. Madagascar. Guhiea. Kaap. —
Java (zoll.).

2. Orthosiphon ariStatUS miq. Eolia (exceptis supremis diminutis)
vulgo longiter petiolata, e basi cuueato-truncata, lato- vel deltoideo-
ovata lato-crenata subchartacea, subtusglauco-pallida punctata, utrin-
que (supra miuutissime) cum caule inflorescentia et calycis basi pu-
bescentia, pube iu cauhbus reversa, 3 — 2 — 1 poll. longa, raceraus
terminalis elongatus, verticillis 6 — 4-floris, demutn dissitis, bracteis
deciduis cordato-ovatis acumiuatis, margine et apice puberis, calycis
basi puberuli mox declinati dens posticus ovatus obtusus coloratus,
antici subulato-aristati, laterales abbreviati acuti, stamina exserta,
stigma clavatum. Ocimum aristalum Bi Bijdr.p. 833. Ludit foliis
multo minoribus et ovatis. — In spec. Borueensi, folia siccata subtus
non glauca, calycis dentes laterales distinctius mucronati.

Java, in Patjitan (iiorsf.), Batavia (bl.). Borneo (korth.).

3. Orthosiphon petiolaiiS miq. Erectus ramosus, basi suftrutes-
cens, folia longe (superiora brevius) et graciliter petiolata, e basi ab-
rupte cuneatu integerrima vulgo lato-subdeltoideo-ovata acuta inae-
qualiter grossiusculedentato-serratamembranacea utrinque punctata,
et praesertim subtus (ubi pallida) cum petiolis ramisque, inprimisin
nervis crispule pubera, IJ — 1 poll. longa, racemi terminales cum
calycibus pilis brevi- multi-articulatis subhirtello-pubescentes, ver-
ticilli 4-llori, calycis glandulosi stiiati dens posticus coloratus ovato-
rotundatus non decurrens, reliqui aristato-subulati, antici longiores,
corollae tenuiter puberae tubus calyce duplo longior, stamina corolla.
breviora. — Calycis dens posticus non verc decurrens, sed basi sua
quasi tubo superne adnatus.

Java, in Kediri (horsf.).

LABIATAE. 944 PLECTRANTI1US.

4. Orthosiphon Stammens benth. Herbaccus, erectus, subramo-
sus, caule glabriusculo vel tenere pubcsccnte, folia petiolata o basi
cuneatu rotundata aut superiorum subcordata ovata acuminata, raccmi
]axi, corollae pollicaris calvce triplo longiovis candidae tubus su-
brectus, labium sup. dilatatum, 4-dentaturn, genitalia longissime.
exserta. Orthosiphon stamineus Benth. L c. p. 15, apud DC. I. c.
p, 52. — Ocimiim grandiflorum Dlume Bijdr. p. 835, non
rihrit. — Variat teste cl. bl. fl. albis et lilacinis. — Folia basi
vulgo satis cuneata.

Voor- eu Achter-Indië. — Nicobaren. — Java, aan belom-
merde beeken (bl.), in Demak en Kelak (borsf.). — Waigioe.—
Philipp. eil. (güming n. 1357).

. VII. PLECTKANTHUS iierit. Calyx floiens campanulatus
5-dentatus, dentibus aequalibus vel supremo majore, fructifer auc-
tus, nunc decliuatus, rectus incurvus vel inflatus, dentibus aequali-
bus vel bilabiatis, nunc erectus tubulosus vel campanulatus aequa-
liter 5-dentatus. Corollae tubus exsertus basi supra gibbus vel
calcaratus dein decliuatus defractus vel subrectus, fauce aequali
vel rarius inflata, labiumsup.3 — 4-fidum, i n f. integrum saepius
longius concavum. Stamiua 4 decliuata didynaina, inferiora lon-
giora, filamentis liberis edentulis, antheris ovato-reniformi-
bus. Stylus apice breviter bifidus, lobis subaequalibus subulatis,
stigmatibus minutis terminalibus. — Herbae velfrutices, una ex-
cepta gerontogaeae, verticillato-racerniflorae, verticillis nunc in cymas
solutis.

§ 1. hodon (schrad. genus). Calyx fructifer declinatus, aequaliter
dentatus vel bdabiatus. Corolla basi supra aequalis vel gibba, nee cal-
tarata. — Cymae laxe raultiflorae.

1. Plectranthus Teysmanni miq Cauïis tetragonus cum petiolis

foliis subtus in nervis et inflorescentia brevi-pubescens, folia brevi-
petiolata vel summa subsessilia, e basi truucataintegerrimadilatato-
ovatabrevi-acuminata grosse deuseque serrato-dentata, coriacea, supra
pilis crispulis deciduis hispidula, subtus dense punctata pallida reti-
culato-venosa, »| — 3 * poll. longa, thyrsi angusti elongati laxi, brac-
teae foliis conformes parvae sessiles vel brevi-petiolatae ovatae vel
ellipticae acutatae, cymarum pedunculis multo breviores, calyx florens

LABTATAE. - 945 TLECTRANTHUS.

dense villoso-hirtellus parciusquc glandulosus, subcampanulatus, bila-
biato- 5-dentatus, dentibus 3 anticis subacutis, 2 posticis subobtusis,
maturus tubulosus subarcuatus deflexus striatus paullo glabrior,
distincte bilabiatus, nigro-glandulosus, corollae tubus subcylindricus
Cflyce plus duplo longior, genitalia alte exserta. — Inll. longior gra-
cilior magis laxa et bracteae minores quam in PI. Wightii benth.
Java, op den Wilis in Madioen (teysm.).

2. Pleclranthus intermedius zoll. et mor. Canlis obtuse tetra-

gonus erectus rufo-pubescens superne ramosus, folia petiolata late
ovata subcordata villoso-hispidula, nigro-punctata, profunde creuata,
bracteae inferiores conform es, superiores orbieulatae, cymarum rami
pedicellique graciles, calyx incurvus striatus rufo-tomentosus denti-
bus obtusis, corolla albido-coerulea. Pleclranthus intermedius ZolL
cl Mor. Syst. Vers. p. 55. Benth. apud DC. I. e. p. 56.
Java, aan de rivier Tjapoes (zoll,).

3. PlectranthUS CoetsaDOiv. Caulis 2 — 3-pedalis herbaceus erec-
tus ramosus cano-pubescens, folia petiolata ovata utrinque angustata
medio grosse serrato-crenata, supra hispidula, subtus pubescentia, bi-
pollicaria, thyrsi paniculati ramosi multiflori, cymis evolutis, calyx.
declinatus bilabiatus, dentibus ovatis acutiusculis subaequalibus, fruc-
tifer incurvus striatus cano-pubescens vix glandulosus, corolla calyce
triplo longior, coerulea, labiis profuudis patcntibus, sup. 4-dentato.
Pleclranthus Coeisa D. Don. Prodr. Nep. p. 117. Benth. apud DC.
I. c. p. 58.— Sculellaria japonica Burm. Fl. lnd.p. 130 ex parte.
Ocimum Coeisa Spreng. Syst., Cur. post. p. 223.

Opper-Indië, Ilimalaya-gebergte. — Achter-Indié'. —
Japan. Java?

4. Plectranthus rufescens benth. ap. DC. L c. p. 59. Raarirufo-

pubescentes, folia petiolata e basi rotundato-truncata lato-ovataacu-
tiuscula medio creuata, supra hispidula, subtus rufo -pubescentia, ra-
cemi foliosi paniculati, calyx declinatus fructifer incurvus striatus
pubescens obscure bilabiatus, dentibus ovatis subaequalibus. Plec-
tranthus menthoidcs ZolL et Mor. Syst. Vers. p. 55, non Benth.
Habitus fere praececL, sed folia multo breviora, forma et pubc di-

00
Flora van Ned, Indië. II.

LADFATAE. <J46 PLECTRASNTIIUS.

versa; bracteae peduuculo cjmarum subaequales orbicularcs intc-
gerrimae vel crenatae. — Java (zoll.).

5. PlectrantilUSJavanicUS bentii. Caulis erectus opposite ramo-
sus tetragonus tenuiter sulcatus pubescens, folia opposita e basi cu-
neata integerrima deltoideo-ovata vel ovato-cllipticabrevi-acuminata,
dense regulariter grossiuscule serrata, meinbrauacea, utrinque glan-
dulosa, supra pubera praeter venas subglabrescentia, subtus pallida
brcviter denseque pubescentia, superiora ad ramos floridos sensim de-
creseentia, bracteae ovato-rotundatae autcordafae vulgo brevi-abrupte
cuspidulatae, continuo sursuin diminutae, cymularum 3 — G-floraruin
pedunculo brevi breviores, thyrsi graciles amplo-paniculati dcnsehir-
tello-pubescentes, calyx subcampanulatus appresse villosulus subbi-
labiatus subaequaliter 5-d«itatus, dentibus ovatis acutis, maturus
deflexus incurvus linea parum longior subglabratus glaudulosus
nervoso-venosus, dentibus uninerviis, corolla extus appresse pubes-
cens, tubo calycern vix duplo superante, stainina labio inf. concavo
acuto inclusa eo parum breviora. Pleclranlhus javanicus Benth. l.c.
p. 69. — Elshollzia javanica lil. Bijdr. p. 825.

Java, op den G. Praoe (horsf.), in de moerassen der bergstre-
kcn (bl.). — Sangketan sund.

6. PlectranthUS Benthamianus mjq. Folia exceptis supremislon-
giuscule petiolata, e basi lato-cuneata vel rotundata in supremis sub-
cordata integerrima oblongo-ovata vel ovata subacuminata inaequa-
liter serrato-dentata, membranacea subrtigosa, cum caule petiolisque
supra aequabiliter, subtus praesertim in nervis pilis crispulis articu-
iatis villosule pubescentia, subtus pallida in sicco nigro-punctata,
circiter tripollicaria, thyrsi terminales et superne axillares anguste
pyramidati liaud ampli brevissime patule puberi, bracteae ellipticae,
clliptico-lanceolatae, virides continuo decrescentes, exceptis infimis
pedunculo breviores, cymae seu thyrsi rami iteratim dichotomaepluri-
rlorae, calyx subcampanulatus brevis hirtellus nigro-punctatus bilabia-
tim 5-dentatus, dentibus ovatis obtusis, fructifer deflexus subtubu-
losus glabrior distincte bilabiatus, corollae glabrae vel subglabrae
sparsc punctatae tubus latiusculus calyce plus duplo longior, limbus
parvulus, stamina labiuin inf. obtusumsuperantiaarcuato-recurva. —

LABIATAE. 947 PLECTRANTHUS.

Folia siccata subtus pallida, supra nigresccnti-viridula. Ex affinitate
PI. hiantis, scabrelli caet. — Java, op den G. Praoe (horsf.).

§ 2. Pyramidium Benth. Calyx fructifer erectus tubulosus aequaliter
5-dentatus. Corolla basi supra gibba nee calcarata, defracta.

7. PlectranthUS ternifoliUS don. Tomentoso-villosus, caulis erectus
subramosus, folia ternatim verticillata subsessilia e basi cuneata lan-
ceolato-oblonga acuminata serrata rugosa, 3 — 5-pollicaria, villosula,
subtus pilis stellatis rufo- vel incano-tomentosa, thyrsi racemosi den-
si pyramidati multiflori, calyx fructifer "cylindricus erectus striatus,
dentibus brevibus aequalibus obtusis. Plectranlhus ternifolius D. Don.
Proclr. Nep. p. 117. Benth. apud BC. I. c. p. 61. UooL Icon. PI. tab.
460. — Ociinum Spreng. Syst. Cur. post. p. 224. — Voor-Indië,
tot op het Himalaya-gebergte. — Birma.

§ 3. Coleoides Benth. Calyx fructifer declinatus, dente supremo ovato,
inferioribus aagustioribua subaequalibus vel infimis longioribus basi
subconnatis. Corolla basi supra aequaüs vel gibba, nee calcarata, de-
clinata vel defracta.

8. PlectranthUS LeSChenaultÜ BENTH. Gaulis erectus subcarnosus
glabriusculus, folia longe petiolata e basi rotundato-cuneata integer-
rima oblonga acuminata obtuse serrata, 4 — 6 poll. longa, flaccida,
glabra, subtus miuutissime glandulosa, bracteae deciduae, thyrsus race-
mosus, verticillis laxis multilloris, pedunculis utrinque subcarnosis
irregulariter ramosis, calycis fructiferi dens supremus ovatus breviter
decurrens, inferiores declinati ovato-acuminati, laterales supremum
aequantes, iufimi longiores basi cum lateralibus ultra medium con-
nati, corollae calyce quam duplo longioris tubus elongatus basi infra
subgibbus ad medium defractus, faux dilatata, labium sup. integer-
rimum vel brevissime tridentatum. Vlectranthus Leschenaultü Benth.
Lab. p. 34, apud DC. I. c. p. 64.

Java (leschenault).

9. Plectranthns aUStraliS R. mown. Caulis herbaceus erectus pu-
bescens, folia petiolata e basi rotundatè ovata obtusa inciso-crenata
rugosiuscula pubcscentia, pollicaria et sesquipollicaria; bracteae ovato-
rotundatae deciduae; thyrsi racemosi elongati, verticillis laxiusculis
sub- 10-floris; calyx declinatus fructifer incurvus striatus glabnuscu-
lus, dente supremo ovato-acuminato vix decurrente,inferioribus lanceo-
latia setaceo-acuminatis, corollae calyce subtriplo longioris tubus basi
subgibbus declinatus, labium sup. patens, iuf. porrectum concavum.

60*

LABTATAE. 94-8 COLEUS.

Plectranthus ausfralis R. Br. Prodr. I. p. 500. Benth. apud DC.
L c. p. 67. Dccaisn. IV. Ann. Mus. III. p. 397. — Nieuw-Hol-
land. — Volgens gaüdichaüi) in Timor.

VIII. COLEUS LOUftEin. Caljcis ovato-eampanulati 5-defltati
vel bilabiati, fructiferi declinati vel reflexi rarius suberecti, faux in-
tus nuda vel hispida, deus supremus ovatus merabranaceus mar-
ginibus rarius decurrentibus, inferiores multo angustiores, acuti
vel laterales ovato-truncati, 2 infitni saepe inter se connati. Corol-
lac tubus exsertus declinatus decurvus vel saepius defractus, faux
inllata vel aequalis, labium sup. abbreviatum obtuse 3 — 4-fidum,
in f. integrum elongatuin concavum, saepius cymbifonne genitalia
involvcns. Stumina 4, filamentis edentulis basi in tubuin stylum
vaginantern connatis. Stylus apice subulatus aequaliter bilïdus.
Nuculae subroiundo-compressae laeves. — Herbae annuae vel basi
perennantes, rarius frutices, infloreseeutia verticillato-cymosft, verti-
cillis racemosis, paniculatis vel thyrsoideis, braeteiscymasfulcientibus
virgincis haud raro superne comosis, sub anthesi saepius deciduis.

§ 1. Caiceolus Benth. Verticilli fi — iO-rïori. Calyx fmetifer reflexu?,
intus fauce villosus.

1. ColCUS Suganda blanco Fl. Filip. p. 4S3. Caulis procumbens,
folia subsessilia cordata obtusa emarginata villosa carnosa, bracteae con-
cavac, vcrlicilli (5-ilori; calycis deus supremus longior, inferiores ati-
gusti acuti, corolla calyce quintuplo longior. Bcnlh» ap. DC. I. c. —
Pli il i pp. eilanden.

§ 2. Aromaria Bcnth. Verticilli densi subglobosi multiflori. Calyi
fructifer vix declinatus, fauce intus nuda.

2. ColeilS amboiDlCUS louh. Caulis basi fruticosus, ramis tomen-
toso-pubescentibus vel hispidis, folia petiolata e basi rotundata vel
cuneata late ovata dentato-crenata crassissima, utrinque hispida vel
cano-villosa, 1 — 2-pollicaria, fragrantissirna, bracteae calycem vix
aequantcs, racemi simplices verticillis remotis globosis multifloris,
calycis suberecti tomentosi faux intus nuda, deus supremus ovato-
oblongus membranaceus non decurrens, inferiores breviores setacei
subaequalcs. Colcus amboinicus Loureir. Flor. Cochinch.H.p. 452.
Col, aromatieus Benth. apud Wall. I. c. p. 15 el p. 18, lab. 152,
ap. DC. l.c. p. 72 Wig/u Jllustr. II. tab. 175. — Plectranthus

LAMATAE. 949 COLEUS.

aromaticits liuxb. Hort. bcng. p. 45. — Marrubium album amboi-
nicum Rumph. llerb. Amb. Y.p. 295, tab. 102, fig.%. — Plecfr.
amboinensisSpreng.Sysf.il p. 690. — Coleus crassifolius Benlh.
apud Wall. I. c. p. 15.

In geheel In die veel in de tuinen. De oorspronkelijke groei-
plaats schijnt nog onzeker. — Daoen bati bati mal.

§ 3. Solenoslemon Benlh. VerticÜli laxi multiflori, cyniis utrinquc
saepe evolutis. Calyx fructifer declinatus, fauce intus nuda.

3. ColeilS SClltellarioides BEHTH. Glabriusculus vel pubescens ; cau-
lis basi fruticosus cum petiolis pube minuta obductus, interjectis
passim sctis articulatis longiusculis, folia vulgo longe petiolata c
basi rotundata. ad petiolum leviter protractaovatabreviteracuminata
praeter basin etacumen brcvi-lanceolatum grosse obtuso-dentata,supra
pube exili caduca inspersa mox glabra, subtus in nervis pubera,
5 — 1 i-pollicavia, racemi elongati graciles terminales quandoqueterui,
dense reverse pubesceutes, verticillis laxe multifloris, pedunculo cyma-
rum subnullo, bracteis ovatis acuminatis viridibus vel purpurascenti-
bus ciliatis deciduis, junioribus imbricatis, pedicellis fasciculato- vel
subracemoso-dispositis, calyx mox declinatus, tubo brevi ovoideo dense
liirto, fauce intus nuda, dente supremo ovato acutiusculo reticulato
colorato vix decurrente, lateralibus ovatis obtusissimis, infimis lon-
gioribus setaceis mucronato-acutis ultra medium connatis porrectis,
corollae calyce fere quintuplo longioris (3 liu. parum superantis)
glandulosae parce puberae faux vix ampliata, labium sup. ovatum
brevi- 4-dentatum pallidum, inferius coeruleum duplo longius basi
valde contractuin, falcatum concavum, genitalia hoc inclusa, demum
antrorsum emersa. Coleus scutellarioides Benlh. apud Wall. I. c.
f. 16, ap. DC. I. c. p. 73. — Majana al ba elrubra Rumph. Herb.
Amb. V. p. 296, tab. 101. — Ocimum scutellarioides Linn. Mant.
all.p. 84 (ubi optima descriptio), Spec. p. 834. Burm. Fl. Ind. p. 130.
Bol. Macjaz. tab. 1446. — Pleclranthus scutellarioides R.Brown
Prodr.ï. p. 506 (BI. Bijdr.p. 837 quoadvar. 8, cf.infra) — Pleet,
nudiflorus Willd. Spec. III. p. 168. — - Germanea midi flora Poir.
Biel. Suppl.il. p. 763. — Species calyce, praesertimlaciniapostica
valde insignis, more lmjus ordiuis haud insolito valde varians, sta-
tura, indumento densiore vel subevanido, foliorum magnitudine, ey-

LAB1ATAE. 950 COLEUS.

mulis mox rnagis.longe pedieellosis mox contractis, foliorum deniqnc
pictura rubra fusca vel flavescente insignis. — C. ingratus primum
species a C. scutell. mihi satis diversa videbatur, omnesque illas va-
rietates recipiens. Numerosorum autem speciminum comparatione ita
haud esse vidi. — Eu praecipuas quas vidi formas: a.Ingralus, foliis
utrinque subdense pubescentibus; racemo simplici, verticillis multi-
iloris, calyeis dentibus lateralibus valde abbreviatis. Coleus ingratus
Benth. apud DC. I. c. p. 73. Plcclranlhus ingralus Blume Bijdr.
p. 836. — fi. Gracilis, racemo valde elougato, bracteis diutius per-
sistentibus reflexis. — /. Lacinialus, foliis pinuatlfido-incisis, raceino
elongato, cyrnulis saepe fere racemulose floriferis, calyeis laeinia pos-
tica non vel vix colorata. Pleclranthus laciniatus BI. Bijdr. p. 838.
Coleus Benth. I. cp. 74. — ö.Blumei, foliis grosse subinciso-ser-
ratis supra atropurpureo-fuscove-rnaculatis, racemis brevioribus, ver-
ticillis densis, pedicellis brevibus. Pleclranthus sculellarioides BI.
I. c. - — Coleus Blumei Benth. apud DC. I. c. — Bot. Mag. lab.
4754 (optima). — Flore des Serres "VÏÏI.p.1 41, eum tab. non ac~
curatd, scil. infloresc. glabra. — Majana aurea {el alba) Bumph.
llerb. Amb. V.p. 296, tab. 102, fig. 3. — f. Celebica, foliis tenuiter
membranaceis glabriusculis majusculis obtuso-subacuminatis grosse
serrato-crenatis, calyeis dentibus anticis haud adeo elongatis, laterali-
bus vero distinctioribus.

Tropisch Nieuw -Holland. — Ternate, Ceram, Boeroe,
Bangka, naar Amboina overgebragt. — Mauritius. — a. Ja-
va. — |J. Bangka. — /. d. Java, in de tuinen gekweekt, in Ce-
raininl? — *. Celebes (reuxw.). — Djawer katok sund. — y.
en 8. Miara Maas mal.

4. ColeOS aCUminatUS benth. apud BC. I. c. Caulis superne pilo-
sus, folia petiolata e basi rotundata vel cuneata ovata Jonge acuminata
inciso-serrata utrinque puberuia, petioli rufo-ciliati, bracteae subcomosae
deciduae, racemus simplex, verticillis laxe multifloris, pedicello commu-
ni ramisque subnullis, calyeis fructiferi declinati basi striati faux intus
nuda, dens supremus ovatus obtusus vix decurrens, Iaterales truncati,
infimi elongati acuti ultra medium connati, corollae faux (enuis. —
C. scutell. affinis, sed folia majora longius acuminata, eorolla longior,
tenuior, labium inf. vix incurvum. Benth. in Lïnnaed "VI. p. 81. —
Philipp. e il. (cüwng n. 1633)-

5. ColeUS grandifoliUS bentu. Caulis pubescens, folia petiolata

LABIATAE. 951

COLEUS.

e basi rotundata vel subeordatfi late ovata acuminala grosse crenata
subcarnosa puberuia, ampla, bracteae coloratae ante authcsiii cornosae,
racemi simplices elongati, pcdicellis elongatis, calycis hispidi deus
supremus ovatus acutus non decurrens, laterales brevissimi truncati,
intimi elougati acuti ultra medium counati, corollae faux ampliata.
Coleus (jrandifolius lienlh. Lab. p. 53, apud DC. I. e. p. 73. De-
caisne l. e. — Spanoghe l. c. p. 333. — Timor (guichenot).

6. CoIeUS atrupurpureilS benth. Caulis erectus tenuissime pubes-
cens, folia petiolata e basi rotundata late ovata crenata tenuissime
pubescentia, bracteae ovatae miuutae deciduae, racemi subsimplices,
pcduuculo cymarum subnullo, ramis elongatis, pedicellis brevissimis,
calycis pubescentis dens supremus ovatus acutiusculus subdecurrens,
laterales obtusissimi supremum aequantes, intimi duplo longiores
acuti ultra medium connati, corollae faux dilatata. Coleus alropur-
pureus Benth. apud Wall. L c. p. 16, ap. DC. l.c. p. 74. — Me-
lissa lotoria Rumph. Herb. AmL V. p. 292, tab. 102, /?</.!. —
Var. a. densiflorus lienth. foliis vix purpurascentibus, racemis sub-
ramosis, verticillis magis approximatis. — [1 Javanicus Benth. eaule
densius pubescente, foliis basi in petiolum evidentius decurrentibus.
Plectranthus ingratus Zoll. et Moritz. Syst. Verz. p. 54. — Au
species?

Poeloe Pinang. — Java. — Molukken. Oeliasser-eilan-
den. — Tanna. — Dilem jav.j Daoen poepoer op Bauda
(volgens RüMPnius).

7. ColeüS multiflorUS benth. Caulis adscenclens villoso-pubescens,
folia longe petiolata e basi cuneata vel angustata. molliter pubescentia,
subtus minute glandulosa, petioli rufo-villosi, bracteae deciduae, racemi
elongati simplices, verticillis quadrifariam cymaeformibus, pedunculo
communi utrinque subnullo, ramis elongatis, pedicellis calyce brevio-
ribus, calycis glanduloso-pubescentis dens supremus orbiculatus brevitcr
decurrens, laterales obtusissimi duplo breviores, infirni lanceolati elon-
gati ultra medium connati, corollae tubus tenuis, faux subinflata, la-
bium inf. maximum latissimum concavum. Coleus multiflorus Benth.
Lab. p. 55, apud DC. l.c. p. 75. — Luzon.

8. CoIeUS macrOphyllUS benth. Caulis petioli et foliorum nervi
praesertim subtus minute subdense puberi, folia praeter suprema Ion -
gissime petiolata, subrotundato-ovata acuta vel brevi-subapiculata

LAIüIATAE. 952

COLEUS.

irregulariter obtuse serrato-dentata, basi lata adjjetioliun brcvi-atte-
nnata iiitegerrima, membranacea, supra in parenchymate brevissimis
setulis inspersa, subtus purpurascentia vel pallide viridula, 7—3 poll.
loiiga, racemi saepe ternati, crispule hirtdlo-pubescentes, vcrticilli
distantes, cjmis brevissime pedunculatis vel superne sessilibus sub-
fasciculifloris, bracteis (coloratis?) ovatis acuminatis, jnnioribus im-
bricatis, calycis dense hirtelli dens posticus ovatus acutiusculus
decurrens, dentes laterales triangulari-acuti brevissimi, au tici posticum
aequantes mucronato-acuti connati, filamenta basi monadelpha. Cokus
macrophyllus Bcnlh. Lab.p.te,ap. Dü Lc.p.75. —Vleclranlhus
BI. Bijdr.p. 885. — Var, /?. concolor Uassk. Cal bog. p. 129.
Valde affinis C. scutell., differt pilis non vel vix dimorphis, foliiq
majoribus, vulgo inaequaliter dentatis (denticulo parvulo majoribot
intcrjecto), et calycis dentibus lateralibus quamvis brevibus, tarnen
manifesto acutis. Corolla basi infracta, puberuia, glaudulosa.

Java, in de vochtige wouden der bergstreken (rl.). — Djawcr
kotok bësar.

9. Coleus SecundiflorilS benth. ïenuiter pubescens, folia petio-
lata e basi rotundatft vel cordatu late ovata acuminata grosse crenata,
rugosa, subcarnosa, ad nervos tenuiter puberuia, bracteae minutae
deciduae, racemi elongati simplices, verticillis sccundis, cymarurn pe-
dunculo subnullo, ramis elongatis, calycis penduli hispidi dens su-
premus oblongus acutus non decurrens, laterales a&breviati ovati acu-
tiusculi liberi, infimi elongati acuti fere ad apicem connati, corollae
faux subdilatata, labium sup. breve obtusum quadrifidum, inf.elon-
gatuin concavum. Coleus secundiflorus Benlh. Lab. p. 55, op. I)C
L c. Decaisne l. c. p. 398. Spanoghe l. c. - A C. grandifolio dif-
fert ïnüorescentia. — Ti mor (güicheïvot).

10. Coleus macrostachyus besth. Caulis ramosus pubescens pur-
purascens, foha petiolata e basi roiuudata ovata acuminata crenato-
serrata utrmque in ftervis hispidula, subtus minute glandulosa, brac-
teae late ovatae concavae membranaceae ciliatae deciduae, racemi
elongati subsi mpli ces, verticillis IO-15-iloris remotis, pedieelli
calyce fructifero breviores, calyx glaber per antliesin parvus den-
tibus 4 mf. brevibus, fructifer valde auctus, dente supremo ad-

LABIATAE. 053

>,üo COLEUS.

scendente replicato, corollac tubus tenuis, faux dilatata, labium iuf.
elongatum latum concavum. Coleus macroslachyus Benlh. I. c, ap.
DC. I. e. — Java (commerson, zolllxger).

11. Coleus carnosusiussK. Canlisfruticulosusobtusetetragouns,
folia carnosa crassa subviscida, supra hirta, subtus puberuia, e basi
Bubcordata ovata vix acuta, nunc suborbiculata aut spathulata obtuaa,
subduplicato-repando-dentata, subtus reticulata, verticilli sub- 8-flori,
calyx bilabiatus, labio iuf. subaequaliter 4-dentato, corolla coeralea.
Coleus carnosus Hassk. Fl. bot. Zeil. 1842, II. Beibl. p. 25. Cal.
bog. I. c. Benlh. apud DC. I. e. p. 79. — C. suborlncularis Zoll.
el Mor. Sysl. Verz. p. 54. Folia supra et praesertim in petiolo pilis
mollibus longis spareis hirtella. Calycis hirti dentes laterales et antici
4 minores lineares subaequales. — C. tuberoso habitu similis. Eace-
mus gracilis pubesceus, ad fl. insertionem hirtellus. Corolla hirtello-
pubera; geuitalia exserta (ad spec. horsf.). — Java, op vochtige
plaatsen bij Tjipannas (zoll., iiassk.).

12. Coleus tUberoSUS bentii. A basi ramosus (pedalis) radicans,
radicellis saepe tuberoso-iucrassatis, caule ramisque densius petiolis
nervisque foliorum utrinque rariter scabriuscule puberis, folia lon-
giter (suprema breviterj petiolata, e basi secus petiolum anguste cu-
neato-protracta lato-ovata obtusiuscula vel subacuta grosse serrato-
crenata (carnosula? in sicco membranacea), subtus nigro-glandulosa,
multiplinervi-costulata et reticulata, 2 — 1 poll. longa, racemi ter-
miuales graciles, verticillis deraum distautibus, bracteis ovatis acu-
tatis deciduis, cjmarum (4 — 6-floraruin) peduuculo commuui nullo
(ad tuberculum redacto) ramispedicellisqueabbreviatis, calyx et corolla
pube sparsa" glandulisque nigris, ille parvus linea brevior, coloratus,
dente postico oblongo-cvmbiformi acutiusculo, dentibus lateralibusob-
tusato-truucato-abbreviatis, anticis acutis alte connatis, corolla 2£ lin.
longa, stamina labium inf. \ aequantia inclusa. Coleus lubcrosus
Benlh. I. c.,apud DC. p. 79. — Plectranlhus luberosus BI. Uijdr.
p. 838. — Glans terreslris cosiensis Bumph. Herb. Amb. V. p.
372, lab. 132, fuj. 1. Mores ex rumpii. fuscescentes.

Java, in de tuinen verbouwd (bl.), in Soerakerta (horsf.),
■Amboina enz., welligt van Malakka afkomstig. — Koemili

LABIATAE. 954

COLEUS.

djawa of Kentang-saba sund., Daoen-sabrang of Daoen
Hode (?) mal.

13. CoIeUS remotiflortlS MiQ. Ramosus; folia longiter petiolata e
basi cuneata vel acuta, elliptica subacuminata vel acuta serrato-cre-
nata, membrauacea, utrinque in nervis petiolo ramulisque quam te-
nerrime obsolete pubera, minute glanduloso-punctata, subtus pallida,
costulis venulosis aequabiliter distributis, | — 2 poli. longa, race-
mus terminalis simplex subglaber, bracteis deeiduis, verticillis dis-
tantibus, cymarum j>edunculo communi nullo, ramis brevissimis in
brevissimos pedicellos subdichotome solutis, calycis linea subbrevio-
ris cum corolla glandulosi et pulveruleuto-subpuberi dens posticus
ovato-rotundatus obtusus, laterales subovati acuti brevissimi, antici
usque prope apicem in unum acute bidentatum, posticum fere aequan-
tem connati, corolla fere C. macropodis, sed minor, circiter semipol-
licaris. — C.macropode quodammodo affinis floris organisatione, fo-
liorum compage et indumento, sed omnibus partibus minor et race-
mus gracilis tenuis, dissitiflorus, cact. — O, bicolori etiam accedit.

Java, in Soerakerta (horsf.).

14. ColeUS bicolor bentii. Puberulus; folia opposita passim dispa-
ria, modice petiolata, e basi rotundata vel inaequali-subcnneata inte-
gerrima ovata brevi-acuminata dense serrato-crenata merabranacea, su-
pra sparse minute puberuia deinum asperula, subtus pallida in nervis
pubescentia, subtus nunc purpurascentia, 2-3-pollicaria, verticilli dis-
tincti cymis brevi-pedunculatis, pedicelhs ramoso-bifidis, subfasci-
culatis, bracteis ovatis coriaceis diutius persistentibus, calycis parvi
dsnse brevi-puberuli dens posticus ovatus, dentes laterales antici-
que triangulari-acuti, hi paullo longiores, posticum aequantes, co-
rollae minutissime puberae parvae tubus tenuis, faux parum ampliata»
limbus parvus,filamenta basi monadelpha. Coleus bicolor Benth. Lab,
p. 55, apud DC. I. c. — Pleclranthus bicolor BI. Bijdr.p. 837. —
Variat foliis minoribus, utrinque vulgo acuminatis, costis subtus
purpurascentibus.

Java, aan den voet van den Salak, enz. — Miara mal., Dja-
wer kotok kon eng sund. — Deze en andere soorten zijn bij
de Indische natiën, ook op Java, wegens hare geurigheid gezocht;
de bladen worden als uitwendig geneesmiddel gebruikt.

LABIATAE. 955 COLEUS.

15. ColeUS puberülüS miq. Rami petioliquc dcuse ncrvi folioruin
utrinque miiiute pubescentes, folia longe vel longiuscule petiolata
(opposita saepe inaequaliter) e basi vulgo brevi-acuta ovata brevi-acu-
minata vel acuta, praesertim superue irregulariter dentato-crenata,
herbacea, subtns pallicla dense puncticulata, fere 8 — Ij poll. longa,
racemi terminales (breviusculi) subdensiflori pubescentes, bracteis
pubesceutibus concavis herbaceis ovato-rotuudatis deciduis, cymarum
pedunculi brevissimi, calycis pubescentis dens sup. ellipticus, mar-
ginibus in fructu replicatis, dentes reliqui brevi-lanceolati acuti, la-
terales paullo breviores, medii magis porrecti, corollac extus parce
piliferae tubus decurvus, faux dilatata. — Prope C. bicolorem, cu-
jus vero dentes antici et laterales universe breviores.

Sumatra, in de kloof van den Singalang (teysm.).

§ 4. Hianles Benth. Calyx florens parvus, dentibus 4 inf. brevibos

acutis, maturus valde auctus, basi subinflatus, dente supremo adscen-
dente marginibus repücatis; laterales acuti inh'mis longioribus ultra
medium inter se connatis labiura valde elongatum sistentibus basi ad-
nati. — Species quarum calycem maturum nondum vidi, in bac §
nondurn omnino certae.

16. ColeilS galeatUS benth. Rainuli petioliqne minutissime folia
subtus in nervis densius pubescentia, folia supremis exceptis longis-
sirae petiolata, lato-ovata acuminata inaequaliter serrato-dentata, basi
lato- truncata vel leviter subcordata, membranacea, subtus pallidaglan-
duloso-punctata, supra glabrata, 5^- — 4 poll. longa, thyrsus racemo-
sus pilis crispulis hirtello-pubescens, cymis pedunculatis distantibus
fasciculifloris, bracteis caducis bracteolisque ovatis acuminatis con-
cavis, corollae pubescentis labium inferius galeatum, calycis fructifcri
valde nervosi parce piliferi dentes antici elongati alte counati aris-
tati lateralibus brevissimis mucronato-acutis basi aucti, posticus ova-
tus reflexus extus glandulosus. Coleus galeatus Benth. Lab.,p. 56
ap. DC. I. e. p. 76. — PleclranlIii(s galeatus Vahl Symb. I. p. 43.
BI. Bijdr. p. 816. — Germanea galeata Poir. Biet. II. p. 763.
Calyx maturus ei C. spectabilis simillimus sed pilosulus et magis ner-
vosus. — Java, vochtige plaatsen der bergstreken. Molukken
(zippel.), — Djawer kotok goenoeng sund.

17. ColeilS spectabilis miq. Caulis et intiorescentia cuin

foli

LABIATAE. • 956 COLEUS.

nervis praesertiin subtus quam tenuissiine pubera, folia longiter pe-
tiolata, e basi ad petiolum brevi-cuueatu. caeterum rotundata, ovata
vel elliptieo-ovata acuminata grosse obtuso-serrata, membranacea,
supra nitida, subtus pallide viridia, costulis aequabiliter distributis
laxe venosis tenuibus pertensa et glandulosepunctata,6 } — 2poll.longa,
racemi probabiliter ex apice caulis gemini velterni,laxi,cymae 10 —
5-Üorae, pedunculo communi nullo, ramo uno subracemoso-fiorido
cum pedicellis pancis ad ejus basin ortis, calycis glabriusculi mox
glabrati tubus ventricosus, dens posticus ovatus, submucronato-api-
culatus, laterales brevissimi anticique longiores connati acuti, co-
rolla 2| lin. longa (?), calyx fructifer 3 lin. longus, labio antico bi-
spiuoso, basi utrinque dente acuto aucto,posticum inulto superante. —
Corollam non nisi defioratam vidi.
Java, in Blambangan (iiorsf.).

18. Coleus macropUS MIQ. ïolia exceptis supremis longissime
(2- fere 3 poll.) petiolata, e basi lato-rotundata vel subcuneatim trun-
cata ovata acuminata, praeter basin et acuinen crenato-serrata, utrin-
que in nervis cum petiolo ramulisque quam obsoletissime pulveru-
lento-pubera, mox glabra, subtus pallida, costulis venosis aequabiliter
distributis, utrinque (flavido-) glanduloso-punctata, 5 — 4 poll. longa;
racemi 3 termiuales pedunculati tenerrime glanduloso-puberi, cymis
sessilibus, 10 — 3-floris, ramis pedicellisque abbreviatis calyce bre-
vioribus, illis vulgo 2 distinctis vel nu]lis, bracteae deciduae juniores
comosae purpureae lato-ovatae concavae acuminatae vel cuspidatae,
glabrac, cum fioribus luteo-glandulosae, caljcis florentis lineam longi
glabri dens posticus ovatus acutus, laterales valde abbreviati acutius-
culi, antici usque prope apices in unum angustum acute bidentatum
posticum subsuperantem connati, corolla 6 lin. longa, fauce di-
latata, labio antico elougato acuto, filamenta alte comiata paullo
superaute. — Dentium calycis lateralium situ hujus § videtur. —
Caeterum C. malabarico accedit.

Java, in Patjitan (horsf.). — Selepok sund.

§ 5. Species valde dubiae:

19. ColeUS pUmÜUS blanco Fl. Filip.p. 482. Caulis erectus pilosus
pcdalis, folia petiolata ovato-lanceolata ineiso-serrata, maculata, flores

LABIATAK. 957 ANISOCIllU'S.

subpaniculali, calycis tubaa inflatus striatus, dens supremus lanceolalus
patens, 2 infirai elongali ad medium connati, corollae tubus inclusus. —
Philipp. e il.

20. CoIeUS? BlailCOi bentii. apud DC. I. c.p. 79. Folia lanceolata
ovata serrata rugosa utrinque leviter villosa, verticilli in racernum dis-
positi, calycis dens suprenius major reflexus, laterales minimi, infiroi
aequales acuti, corollae tubus compressus defractus et adscendens. Co-
leus grandi f olitts Blanco l.c. non Benth. — Philipp. e il.

IX. ANISOCHILUS walliuh. Calyx ovatus, fructifer sub-
erectus, basi vel medio inflatus, superne contractus, bilabiatus, labio
sup. ovato in inferius truncatum incumbente calycem claudente, vel
oblique 5-dentatus, dente supremo longiore incurvo vel incumbente.
Corollae tubus tenuis, extra calycem defractus, faux dilatata, la-
bium sup. breve obtuse 3 — 4-fidum, inf. vulgo elongatum, conca-
vum. Stamina 4, filameutis liberis edentulis. Stylus apice su-
bulatus aequaliter biüdus. Discus hypogynus lobatus, ovaria saepe
postice superans. — Spicae ovatae vel cylindraceae deusiflorac.

§ 1. Anisochilus Bcnlh. Calycis labium sup. ovatum, inf. truncatum
obtegens.

1. AniSOChÜUS CarflOSUS WALL. PI. As. rar. TL p. 18. Benth. ap.

DC. p. 81. Caulis erectus ramosus, folia petiolata e basi cordata vel
rotundata ovato-rotundata obtusa crenata crassa carnosa utrinque ca-
nescenti-tomentosa vel villosa, spicae longe pedunculatae demum cy-
lindricae, bracteis ovatis obtusis, calycis puberuli vel rarius sublanati
labium superiua acutum glabrum ciliatum. Pleclranthus carnosus
Smith in Rees Cyclop. vol. 27. — PI. strobiliferus Roxb. Hort. béng.
p. 45. — PI. dubius Spreng. Syst. II. p. 691. — VI. carnosus hort. —
Anisochilus qlabcr Schrad. Sem. Goelt. 1S33? (forma glabrior). — La-
vandula carnosa Linn. Amocn. Acad. X. p. 56, tab. 'i. — Kalu Kurka
Rbccd. Hort. Mal. X. p. 179, tab. 90.

Voor- en A chter-In di ë. — Sunda-cil.?

§ 2. Sliplanthus Benth. Calycis limbus oblique 5-dentatus.

2. AniSOChÜUS euneurUS miq. Caulis obtuse tetragonus striatus
foliosus et ramosus, rufo-incano-tomentellus, folia opposita petiolata
e basi cuneata integerrimfi elliptica vel eHiptico-oblongaautsublan-
ceolata, acuminata, 3 — 4 poll. longa, ramulorum axillarium florido-
rum multo minora elliptica vel subspathulatg-oblonga, dentato-serrata,
utrinque glaudulosa, supra minute pubera glabrescentia,subtus dense

LABIATAE. 958 HYPTIS.

costulata et venosa, griseo-tomcntello-pubcscentia, spicae paniculatae
axillares terminalcsque inferne subinterruptae, bracteis subulatis,
calycis albo-villosi obliqui inaequaliter acute subspinulose 5-dentati
deus superior distincte longior, corollae labium iuf. latum, flla-
inenta tortuosa. — Java, op deu G. Praoe (horsf.).

3. AniSOChilUS pallidUS wall. /. c. Benth.l.c.p. 82. Cauliserec-

tus, folia petiolata oblongo-elliptica utrinque angustata crenata metn-
branacea vel vix carnosa glabriuseula, 3 — u' poll. longa, spicae pani-
cul.itae, bracteis lanceolato-acuminatis, calycis labium iuf. oblique Irun-
catum brevissirae 4-dentatum, sup. lineari-lanceolatuin acutum post
anthesin dcmissum. — Birma, op dea Taong-Dong (wall.).

X. HYPTIS jacq. Calycis ovati.campauulati vel tubulosi den-
tes 5 acuti vel subalati, rarius obtusi. Corollae tubus cyliudricus
vel leviter ventricosus, limbi iaciniae 4 plaiiae erectae vel patentes,
quinta infima saccata per anthesin abrupte deflexa integra vel emar-
ginata,basi contracta et calloso-marginata vel utrinque dentata. Sta-
mina 4, filamentis liberis cdentulis. Stylus apicebrevitcrbiiidus
vel integer. Discus hypogynus integer vel antice in glandulam tu-
mens. Nuculae ovoideae vel oblongae laeves vel rugulosae, raro
ala circumdatae. — Genus omnino americanum,vastum, cujusquae-
dam species in veteris orbis plagas calidas migraverunt.

1. HyptiS Spicigera lam. Caulis herbaceus elatus erectus raraosus
glabriusculus, angulis asper, folia petiolata e basi cuneata ovata acu-
minata, [\ — 2 poll. longa, serrata, pubescentia vel glabriuseula, suhtus
pallida, bracteae angustae, verticilli multiflori in spicas densas termi-
nales approximati, bracteolis linearibus calycem aequantibus, calycis
pubesceutis recti os aequale, dentes subulati stricti rigidi. Hyptis spi-
cigera Lam. Dict. III, p. 185. Benth. ap. BC. I. c. p. 87. — Hyptis
madagascariemis Boj. mss. — Nepcla foliis serratis Plum. Icon p. 162.

West-Indië. Brazilië; trop. Afrika. Madagasear. — Lu-
zon. — Waarschijnlijk ook op de Sunda-eil.

2. HyptiS Capitata jacq.. Icon. raar. T. tab. 114. Benth. ap. ÜC.
I. c. p. 106. Herbacea erecla glabriuseula, folia petiolata e basi cuneata
vel angustata integerrima oblongo-ovata inciso-serrata utrinque glabra
vel subhispidula, inferiora saepe 3 poll. longiora, pedunculi capitulo
globoso longiores, bracteis ovato-lanceolatis vel linearibus capitulo fruc-
tifero brevioribus, receptaculuni nudum, calycis fructiferi elongati tu-
bulosi dentes subulati stricti tubo breviores. Jhjplis capitata Poit. Ann.
Mus. VIT. p. 40 1, lab. 27, fig. 1. — Clinopodiumrugasum Linn.Spcc.

LABIATAE. 959 HYPTIS.

p. 822. — Cl. eapitatum Sw. Prodr. p. 88. — Warme gewesten
van Amerika, zeer algemeen. — Luzon. — Sunda-eil. ?

3. HyptiS brevipes poit. I. c. p. 465. Benlh. I. c. p. 107. Cau-
lis basi glabriusculus, superne pubescens,foliapetiolatae basi angus-
tata ovato-oblonga vel sublanceolata acuta irregulariterserrata, supra
hispidula, subtus vel rarius utrinque glabriuscula, bi-tripollicaria,
pedunculi capitulo globoso breviores vel vix longiores, bractcis lato-
vel lineari-lanceolatis acutis capitulum subsuperantibus, calycis pu-
bescentis clentes erecti subulati stricti, tubo sublongiores basi sub-
dilatati, corolla eo vixlongior. Hyplis globifera Meijer Prim. Esscq.
p. 207. — II. acula Benlh. in Linnacd VI. p. 82. — Mcnlh.ja-
vanica Spanogh. in Linnaed XV. p. 332? non BI.

Warme gewesten van Amerika. — Fernando-Po,aan de West-
kust van Afrika. — Java (zoll.). Celebes (lepoint). ~ Timor.
Pliilipp. eilanden.

4. HyptiS SUaveolenS foit. /. c. p. 472, lab. 29, fig. 2. Benlh.
ap. BC. I. e. p. 12G. Hassh. PI. Jav. mr. p. 479. Caolis herba-
ceus erectus pilosus, folia petiolata e basi cordata vel rotundata vel
cuneata late ovata sinuato-serrata pubescentia villosa vel tomentosa,
1 — 4-pollicaria, pedunculi capitulo paucirloro subbreviores vel lon-
giores in axillis solitarii, gemini vel terni racemosi, racemisnunc pani-
culatis, bracteis miuutis setaceis, calyx florens campanulatus patenti-
liirtus,fructiferoblique campanulatus striatus, oresubaequali villosus,
dentes subulati rigidi erecti, corolla coerulea. Menlhastrum maxi-
mum Sloane Jamaic. Lp. 171, tab. 102, fy.2. — tfesophaerium
hirsutum Browne Jamaic.p.2b7, tab. 18, fig, 3. — liallota foliis
cord. Plum. Icon. tab. 103, Jlg. 1. — Ballola suaveolens Linn.
Spec. p. 815. Jacq. Hort. Vindob. III. p. 24, tab. 42. — Bystro-
pogon suaveolens Herit. Sert. Angl. p. 19. — Ilyptis Plumicri
Poit. I. c. p. 473. — II. ebracteata B. Br. in Ait. Hort. Kew. ed.
alt. III. p. 391. — Bystropogon graveolens BI. Bijdr. p. 824.—
Schaueria graveolens Hassk in Fl. bot. Zeit. 1 842, II. Babi p 25.—
Marrubium indicum Blanco Fl. Filip. p. 47 7. In spec. sundanis
pedunculi axillares vulgo solitarii { — | poll. longi.

Warme gewesten van Amerika, zeer algemeen. — In Ja va, op de

LABIATAE. 960 LAVANDULA*

Molukken en Philipp. ei 1. thans algemeen verspreid. — Baba-
do tan sund.

5. HyptiS pectinata poit. Lc. p 474. Benth. I. c.p 127. Glabra
vel pubescens ramosa, folia petiolata e basi rotundata ovata crenato-
serrata, subtus pallida vel incano-tomentosa, nunc brevia ovata obtusa
vix pollicaria, nunc 2 — 3-pollicaria et acuminata, cymae multiflorae
laxiusculae et paniculato-racemosae, deraum elongatae incurvae pecti-
natae, bracteis laxis setaceis calyce subbreviorüms, calycis tubulosi
canescentis faux intus villosa, dentes setacci stricti, tubo breviores,
corolla parva pallida purpurea vel flavida, labiis purpureo. maculatis.
JSepeta pectinata Linn. Spcc. p. 799. — Byslropogon llerit. L c. p. 19. —
Ncpcta (irislata Rick. Act. H. nat. Paris. p. 110. — Brolera persica
Spieng. in Transact. Soc. Linn. Lond. VI. p. 151, lab. 4. — Hyptis
persica Boü. I. c. — Ballota disticha Rodsch. Observ. p. 35, non Linn.
Ji. suaveolcns Rodsch in Raid. diar. fase. 28, p. 79. non Linn. — Hyp-
tis nopetoidea Fisch. ap. Schrank, in Ücnkschr. Rcgensb.ll.p. 52. —
//. racemosa Zuccagni in Act. Acad. taur. ? — Byslropogon coarclatum
Thonn. cl Schuin, in Act. Acad. llafn. IV. p. 84.

Algemeen in de warme gewesten van Zui d - Amerika, tropisch
Afrika, Kaap, Maderaspat an, Maria nn en. — Sun da-e il.?

XI. LAVANDULA tournef. Calycis ovato-tubulosi subaequalis
13 — 15-nervii dentes 5 breves, 4 in f. subaequales vel 2 intimi an-
gustiores, supremus nunc lateralibus parum latior nunc apice dila-
tatus. Corollae tubus exsertus, faux subdiJatata, limbus obli-
quus bilabiatus, labio sup. bilobo, inf. trilobo, laciniis omnibus sub-
aequalibus patentibus. Stam in a 4, tuboinclusadeclinata, filamentis
edentulis. Stylus apice breviter bifidus, lobis complanatis subconnatis.
Discus concavus, ad marginem squamis carnosis 4 nuculis ante-
positis donatus. Nuculae laeves disci squamis adnatae. — Herbae
perennes vel fruticuli, fl. spicatis, praesertim in regione mediterranea
vigentes.

§. Chactosta< hys Benth. Kracteae uniflorae alternae, calyx 15-ner-
vius subacqualiter 5-denlatus. — Herbae perennes, foliis inciso-mul-
tifidis, spicis laxiusculis, ramosis; — forsan genus.

1. Lavandula Burmanni benth. Lab. p. 151, ap. BC.hc.p.ui.

XVight Icon. IV. tab. 1 4 3 S - Tenuiter pubescens; caules foliosi; folia
bipinnatisecta, segmentis lincaribus intcgerrirnis, bracteae basi dilatatae
longe setaceo-acuminatac calycem superantcs, spicae densiusculac, fl.
solitarii alterni. Lavandula mullifida Burm. Fl. bid. p. 126, non
ejusdem lab. 38, fig. 1, nee Linn. — Byslropogon bipinnatus Rolh.
Nov. Spec. p. 225. — Chaetoslachys mullifida Benth. ap. Wall. I. c.
II. p. 19. — Voor-Indiö. — Sunda-eil.?

Tribus IL Satureieae benth. Stamina distantia recta divaricata
vel sub labio sup. conniventia, 4 vel 2, antheris turn bilocularibus con-

LABIATAK. 901 P060ST&M0K.

nectivo non Jiliformi). Qorollae laciniae planac. — Herbae vel fru-
ticcs, glandulis oleiferis copiosis, aliquando nullis; calyx dentibus
isomero-vcl duplicato-costatus vel secundariis costis 13-costatus.

XII. POGOSTEMON desf. Calyx ovato-tubulosus aequalis 5-
dentatus, fauce intus nuda. Corollae tubus inclusus, limbus 4-
fidussubbilabiatus, labio sup, trifido, inf. integro, laciniis omnibus
integerrimis subaequalibus patentibus. Stamina 4 exserta, recta
vel subdeclinata, filamentis medio barbatis vel nudis, antheris
terminalibus unilocularibus, rima transversa, dehiseentibus. Stigma
apice subaequaliter bifidum, lobis subulatis. — Species asiaticae, ver-
ticillis aequalibus vel dimidiatis, nunc bracteis suffultis glomerato-
spicatis, aut spiculis racemoso-paniculatis vel in racemos spicaefor-
mes simplices laxe approximatis. — Pogonostemon hassk. Cal.
bog. I. c.

§ 1. Kacemi paniculato-ramosi.

1. PogOStemonplectranthoideSDESF. Cauo-pubescens,cauliserec-
tus, folia e basi cuneata vel rotundatö, ovata duplicato-serrata, caulina
2. — 3-polliearia, superiora minora, flores subsecundi glomerato-spi-
cati, spicae ovato-cyliudricae pedunculatae paniculatae, bracteae lato-
ovatae striatae glanduloso-punctatae calyces superantes, calycis mem-
branacei hirsuti glanduloso-punctati dentes lato-lanceolati acuti, fila-
menta barbata, Pog. pleclr. Desf. Ann. Mus. II, p. 152, tab. 6.
Benth. apnd DC. I. c. p. 151. — Bol. Magaz. lab. 3238. Hassk.
Cal. p. 68. — Origanum benghalense Burm. Ft. Ind. p. 128, lab.
38. fig. 3 (mala). — BI. Bijdr. p. 823. — Menlha secunda Roxb.
Hort. béng. p. 44. — Wensea pyramidala WeHdt. Collecl. ITI, p.
26, lab. 84.

Over geheel lndië tot op het Himalaya-gebergte. — Java, aan
den voet van den Gedé (bl.).

2. PogOStemon Heyneanus be.ntii. Caulis adscendens pubescens,
folia e basi angustata. ovata irregulariter crenata, saepe utriuque te-
nuiter pubescentia, 3 — 5 poll. louga, verticilli subsecuudi inter-
rupte spicati, spicis paniculatis, bracteae ovatae vel lanceolatae sub-
enerviae calycibus subaequales vel paulo breviores, calycis pubescen-
tia dentes erecti, filamenta barbata. Pog. Heyn. Benth. apud Walt,
l c. p. 31. DC. I. c. p. 153. — Wighl Icon. IV. lab. 1440. — Origa-

61
Flora vau Ned. Indië. II.

LABIATAK. 9G2 POfiÜSTEMO».

nam indicum Bolh Nov.Spec.p. 205. — Co/lam Rhccd. Hort. Mal.
X. p. 153, /«&. 77. Variat foliis subincisis et calycis dentibus Ion*

gioribus.

Ceylon, Yoor-Indië. — Java (leschen.).

3. Pogostemon Patchouly pelletier-santelet, in Mém. Soc. Sc.

Orleans V. cum icone. Tenorc Giorn. bot. Hal. 1847, p. 58. Benth.
ap. ÜC. I. c. Uooh. Kcw. Gard. Misc. I. p. 329. tab. XT. Pubes-
cens, caule suffruticoso basi procumbente, folia petiolata, e basi cune-
at& ïliombeo-ovata obtusiuscula, lobata, crenato-dentata, spicae axil-
lares et terminales longe pedunculatae densae basi interruptae cymis
dcnsis quam folia tioralia longioribus, bracteae calyce hirsuto sub-
dimidiuin longiores, corollae tubus exsertus, labiumsup. maculatum,
ealjcis fructiferi dentes lauceolati conuiventes, filamenta barbata. —
Probabiliter superioris varietas.

Uit Oost-lndiè' in de tuinen ingevoerd, beroemd wegens den
aangenamen geur en als reukmiddel in den handel.

4. PogOStemon graciliS hassk. Caulis ereetus perenuis herbaceus,
folia elliptico- vel ovato-oblonga otrinque attenuata serrato-den-
tata, superiora subintegerrima, glabra, Üores in spica gloinerulati
paniculati, verticillis dimidiato-secundis aut eompletis, bracteae oblon-
gae integerrimae foliaceae, corolla alba minuta, filamenta medio al-
bido-barbata. Pog. graciL Ua.ssk.Cat. bog. p. 130. Tijdsch. Nat.
Gesch. X, p. 126. — Benth. ap. BC. I. c. p. 153. — Nou vidi.

Java, in "s lands planteutuin te ïktitenzorg (hassk.). — Di-
1 ë m sund.

5. Pogostemon cristatus hassk. /. c. et Tijdschr. I. c. p. 127.

Benth. I. c. Caulis ereetus herbaceus, folia ovata vel ovato-oblonga
aut lanceolata utrinque atteuuata serrato-dentata glabra, flores sub-J
spicati e nodo singulo, racemulis 2 — 3 abbreviatis cristatis bractea-
tis, corolla alba, filamenta barbata. — Non vidi. — Java, in 'slands
planteutuin te Buitenzorg (hassk.). — Dilem sund.

6. Pogostemon tomentOSUS hassk. l.c.p. 131. Benth. I. c. Cau-
lis perennis ereetus herbaceus, folia e basi oblique attenuta ovata
vel ovato-oblonga acuta inciso-dentata, incisuris serrato-dentatis,
villosula, Hores racemoso-spicati, spicae axillares tenninalesque, race-

LABIATAE. 96o

POGOSTEMON.

malis in axillu bracteae foliaceae binis temisve cernuis bifariis vil-
losis bracteolato-imbricatia 8— 12-fIoris, corolla lilacina, filamenta
medio purpureo-barbata. Pogonostemon mollis Hassk. Tijdschr.
I. c. p. 127. — Non vidi. — Java, in 's lands plantentuin te Bui-
teuzorg (hassk.). — Dilrin sund.

7. PogOStemon comosus miq. Caulis ramosus cuin petiolis foliis
praesertim subtus, bracteis calyeibusque (liis densius) appresse vil-
losulus, folia opposita inaequalia (altero minore et brevius pctiolato)
looge petiolata e basi cuneaté integerrima, ovato-vel lato-elliptica
subacuminata vel acuta, membranacea, subtus pallida, duplicato-ser-
rato-dentata, 4 — 1 poll. longa, spicae 4 — f poll. longae sessiles
arcuato-recurvae unilatero-fioriferae secus ramos axillares apice fo-
liatos et contiuuatos semiverticillatim dispositae, racemos spicatos
iuterruptos paniculato-confert-os efficientes, bracteae (bracteolae) lan-
ceolato-ellipticae imbricatae obiter glandulosae cum calyce apice sub-
coloratae eumque aequautes vel paullo breviores, filamenta purpureo-
barbata. — • Bracteae singulam spiculam fulcientes pro inferioribus
foliaceae, supernc sensim minores et bracteolis similes. An idem ac
praeced.? — Java, in Banjoemas (iiorsf.). — Dilëm sund.

§ 2. Eacemi siraplices interrapte spicaeformes, bracteis lincari-subu-
latis, calyce brevioribus, inferioribus miuutis.

8. PogOStemon menthoides BL. Caulis herbaceus, cum petiolja

dense foliisque utrinque praesertim subtus in nervïs j>atule vel sub-
reverse hirtello-pubescens, folia e basi brevi lato-cuneatu ovata acuta,
supra basin grosse duplicato-dentato-serrata, membranacea, subtus
pallida, glandulosa, subrugosula, 3 — 1 poll. longa, spica terminalis
elongata simplex (sicca adspectu nigrescens), verticillis distinctis vel
approximatis, axi pilis simplicibus dense patule hirtello, calycis in-
ferne glabriusculi, superne sparse hirtelli dentes lanceolati ciliati,
filamenta nuda. Pog. menth. BI. Bijdr p. 8:25. Benth. I. c. p.
155. — Java. Sumatra. Borneo. — Dilëm sund.

De inlanders leggen de geurige bladen tusschen de kleederen, te-
gen de insekten (filet t. a. p.).

9. PogOStemon fratemUS MIQ. Caulis cum foliis non raio rubcs-
oens, parcequc pilosus, glabrescens, folia e basi cuneata ovata vel

61*

LABTATAE. 90 t POGOSTEMOX.

ovato-elliptiea acuminata, 2 — 1 poll. longa, duplicate deutato-ser-
rata, mox glabrata, glandulosa, raceraus terminalis spicaeformia elon-
gatus (siccus nigrescens) cum calycibus dense glanduloso-pubescens,
calycis superne hirtelli dentes lanceolati ciliati, corolla extus pubera,
sfcamina erecta nuda, stylus declinatus. — Praeced. proxima species,
statura minore, colore rubello, foliis planis cito glabris, pilis iuliores-
ccntiae fere omnibus glandulosis satis diversa.

Java, op den G. Praoe (iiorsf.). — Dilè'm sund.

10. PogOStemon velatUS benth. ap. BC. l. c. Canlts pube densa

implexa pilisque longioribus flavidis lanato-hispidus, folia petiolata e basi
rotundata ovato-lanceolata crenata rugosissima utrinque villosa, crassa,
1^ — 3 poll. longa, verticilli aequales ia spicas 3 — 6-pollicaies crassa!
approximati, infeiiores remoti, calycis villosi dentes breves acuti, fila-
inenta nuda vel levitcr lanata. — Philipp. eil. (cuming n. 1097).

il. Pogostemon? Cablin benth. ap. dc. l.c. p.156. Caulis 2—

3-pedalis erectus nodis tumidis, folia longe petiolata ovato-lanceolata
lobulata obtuse serrata villosa, verticilli inferiores axillares, superiores
in spicarn aggregati, calycis pilosi angulati apice contract! laciniae
acutae, corollae lacinia inferior rcliquis multo minor, filamenta barbata.
Menlha Cablin Blanco Ft. lh'ip. p. 473. — Philipp. eil.

§ 3. Verticilli multiflori in spicarn terminalera dense imbricatira con-
ferti. Üysophylla BI. Bijdr. — Cholekia Opis et Corda in Flor. bol.
Zeil. 1830, I. p. 33. — Folia opposita vel verticillata.

12. PogOStemon auriCUiaria iiassk. MolJiter patule hirtus, folia
opposita, inferiora breviter petiolata, superiora subsessilia, e basi acuta.
elliptico-oblonga vel inferiora ovata, grosse subinaequaliter serrata,
utrinque paree setulaso-pilosula, subtas pallida nigro-puuctata, spicae
dcusissimae, bracteae ovatae virides ciliatae, calycis ovati post anthe-
sin glabri dentes ovati ciiiati eoimiventes. Pogonoslemon auricularia
JJassh. Cal. bog. p. 181. Tijdschr. Nat. Gesck. X, p. 127. — Dys-
ophylla aurie. Dl. Bijdr. p. 826. Non Wig/U Icon. IV, lab.
1445. — Benlh. l.c. p. 156. — Menlha auric. Linn. Mant. p. 81. —
Majana foelida Rumph. IJerb. amb. VI, p. 41, tab. 16, fig. 2. —
Menlha foelida Burm. Fl. ind. p. 126. — Stirps Wiglitiaua foliis
dense non grosse serratis, calyce longiore et hirto valde differt, et
propriam speciem sistit.

Sunda-Archipel. (Java, Borneo), Molukken, Philipp.
eil., China. Op Java, volgens r. een geneesmiddel. — Soelan-

LABJATAE. 965 ELS1I0LTZ1A.

king, DjangoeaD-rambit of Boentat-serot. — Majana-oe-
tan of Boesoe mal.

13. PogOStemon verticillatUS MlQ. Glaber, aquaticus, basi fluitans,
caulis erectus vel adscendens, folia cum ramis 6 — 1 O-verticillata elon-
gato-linearia utrinque angustata, 2 — 3 poll. longa, spicae densissi-
inae, calycis fructiferi deutes ovati stellato-patuli, corolla ininuta
purpnrea. Dysophylla vcrliciUala Denlh. ap. Wall. i c. p. 30. —
D. ramosissima ej. Wall. Cal. n. 1543. — Menlha stellaia Louv.
Fl. Cochinch. II, p. 438. — M. vcrliciUala Roxb. Ilorf. béng. p Ai. —
§. macroslachya, nodis tamorum subpuberis; folia 8 — 5-raro suprema
4-verticillata, spicae 2J — 1 poll. longae.

Geheel Indië tot op de Philipp. eil. en trop. Australië. —
/?. Sumatra bij de Bataug Barocs, in de sawalis (teys.m.)

XILT. ELSHOLTZIA willü. Calyx ovatus vel campanulatus
subaequalis 5-dentatus, intusfauce nudtts, fructifer saepe elongatus.
Corollae tubus calycem aequans vel rarius superans, limbus
breviter 4-fidus obliquus vel subbilabiatus, lacinia suprema subcrecta
subcoucava emarginatè, infeiioribus pateutibus. Stamina 4, sacpius
exserta, adscendeutia, divcrgeutia vel distantia, inferiora sublougiora,
filamen-tis nudis, autherarum loculis divorgentibus vel divarica-
tis, deinum confluentibus. Stylus apice subaequaliter bifidus, lobis
subulatis. Nuculae ovoideae parvae laeviusculae. — Ilerbae vel
Buffrutices, praeter unam europaeam in Asia cresceutes, verticillis
multinoris, in spicas laxas vel densas saepe paniculatas collectis.

1. Elsholtïia incisa BEKTH. Lab. p. 1G2, ap. DC l. c. p. 161. Her*
bacea, glabriuscala, folia petiolata rhombeo-ovata inciso-scrrata, 1— 1 \
poll. longa, verticilii aequales laxi, spicae paniculatae, corolla albiclit
calycem vix superans. Mcnthii paniculala Roxb. Fl. bul. III. p. 4.
M. blanda l)C. PI. rar. Hort. Gencv. p. 27, lab. 8. — Perilla lep-
loslachija Don Nepal. p. 115. — Hyptii stncïn/oules Link Emw. j. 11.
p. 106. — Aphanochilus foclens el A. paniculatus Benth. ap. Walt.
I. c. p. 29 cl 30. — Voor- en A ch ter-Indi ë, in de bergstre-
ken. — Sunda-eil.?

2. Elsholtzia pubescens benth. Herbacea, caulis tomentoso-pu-

beseens, folia breviter petiolata ovato-oblonga acuta praeter basin
iutegerrimam crenato-scvrata, supra glabriuscula, subtus tcnuiter to-
mentosa glanduloso punctata,. bracteae verticillos snperantes, verücilh

LABIAÏAE. 966 ELSHOLTZIA.

aequales densi ïnultiilori, spicae graciles é — 5-pollicares villosac, axi
hispido, bracteolae lauceolatae calycem aequantes, corolla calycem vil-
]osum vix superans. Elsh. pub. Benth. Lab. p. 162, ap. DC. L c.p.
1G2. — Java (commersois').

3. Elsholtzia elata zoll. et mor. fracticosa, (usque 8-pedalis),
folia petiolata e basi integerrima et saepe cuneata oblongo-lanceolata
utrinque acuta, apicem versus serrata, supra seabriuscula subnitida,
subtus pallicliora et tomentosa, spica termiualis erecta stricta deiisis-
sime tomentosa tcres, vertieilli mnltiflori, corolla albida. Elsh, elala
Zoll. et Mor. in Nat. Genecsk. Arch. Iï, p. 5, Benth. I. e. p. 161. —
Tota odoris grati. — Oost- Ja va, in de bergstreken o— 9000' ge-
meen, in West-Java bij Tjipanas zeldzaam (zoll.).

4. Elsholtzia eriantha benth. ap. DC I. e. Canlis rufo-pubescens,
folia breviter petiolata e basi longe angustata oblonga acuminata
serrata, supra sparse puberuia, subtus leviter tomentosa, spicae subin-
terruptae, 3— 4 poll. longae, verticillis densis, corolla hirta calyce
catio-villoso duplo longior. — Els. pubescenti affinis et cum liAc et
piaceedente forsan in unam conjungenda. — Java.

5. Elsholtzia mollissima binth. Lab. p. l63,ap.DC.L c. Herba-
cea tomentoso-villosa, folia breviter petiolata e basi rotundata vel an-
gustata ovato-oblonga acuta crenata, supra in nervis pubescentia, sub-
tus cum petiolis tomento molli vestita, bracteae calyce breviores,
spiea molliter villosa densa 2-3-pollicaris, verticillis aequalibus, co-
rolla calycem vix superans. — Java (lesciienault).

XIV. PERILLA linn. Calycis campanulati per anthcsin subaequa-
hs 5-fidi, fructileri nutantis, basigibbi, bilabiati labium sup. dilata-
tum 3 tidum, dente raedio minore, i n f. biiidum, faux nuda. Corol-
la f: obhque campanulatae limbus breviter 5-fidus, lacinia inf. paullo
longiore. Stamina 4 subaequalia distantia erecta, corollam aequantia,
antheris bdoeulanbus, loculis parallelisdemum divergentibus vel sub-
divancatis. Stylus profunde biiidus. Nuculae siccae laeves.

1. Perilla ocimoides link. Gen. p. 578. Bmk. ap DC. i. c. p. 163.

ilerba erecta 1-3-pedalis pifosa, folia late ovata grosse serrato-crenata
2 ■-! poll. longa, flores raeemosi, racemis axillaribus et paniculatis,
calycis froctiferi basi pilosissimi (lentes labii superioris ovati acutius-
euli. Ocimum fruteicens Linn. Spec. p. S32. — Nclissa maxima Ar-
duin. Spec. H. />. 28, tab. 13. — Mcnllta perilloidcs Lam. DicL IV.

LAUI\TAE. Üf>7 MLNTHA.

p. 102, non Linn. — /'cnlln macroslachya Benlh. in Walt. Cat. n. 1559.
In Voor- en Ach t er -I n d ie algemeen. Sunda-eil.?

XV. MENTHA lin». Calyx cauipanulatus vel tubulosus 5-clen-
tatus, aequalis vel subbilabiatus, faucenuda vel villosa. Corollac
tubus inclusus, limbi campanulati subregularis 4-fidi lacinia su-
perior saepe latior subintegra vel emarginata. Stamina 4, aequalia
erecta distantia, filamentis glabris iradis, antheris bilocularibns,
loculis parallelis. Stylus apice breviter bifidus. Nuculae laeves. —
Verticilli vel axillares vel in spicam collecti, saepe multiilori. —
Genus regionibus praesertim temperatis proprium, paucas includit
subtropicas species.

1. fflentha javanica bl. Caulis pilis reflexis praesertim ad angulos
adpresse pubescens, folia elliptico-lanceolata vel elliptica acuta ser-
rata basi in petiolum angustata, supra asperula, subtus glabra, llo-
ralia omnia conformia, suprema verticillo duplo longiora, verticilli
omnes distantes multiilori, calyx tubuloso-campanulatus adpresse vil-
losus, dentibus aeutis, demum campanulatus glabratus, corollae tubus
brevi-exsertus. Mcnlha jav. BL Bydr. p. 726. Benth. ap. DC. I. c.
p.173,— non Spanogh. I. c. p. 722. — M. lanceolala Benth. Lab.
p. 181. — M. cauadensi Linn. maxime affinis, et si ad aliarum
hujus generis specierum latissimam distributionem respicias, ambae
forsan conjungendae. — Ceylon. Sumatra (korth.). Java om
Buitenzorg, bij Toegoc op vochtige plaatsen (bl.) — Philip, eil.
(cum. n. 1718.). — Toe Ga n koet sund.

Mentha piperita linn., schijnt ook in de Javaansche tuinen
voor te komen (FILET l. e. p. 71).

XVI. CALAMINTHA benth. Calyx tubulosus 13-nervius,
saepius striatus, labio sup. vulgo patente tridentato, in f. bifido,
fauce uuda vel villosa. Corollae tubus erectus, saepius exsertus,
intus nudus, i'aux saepius inflata, limbi labium sup. erectum sub-
planum, integrum vel emarginatum, iuf. patens laciniis planis, media
saepius latiore integra vel emarginata. S tamina 4, didynama, infe-
riora longiora, adscendentia, apice vulgo per paria conniventia, su-
periora rarius sterilia. ïilamenta edentula, autheris biloculari-
bns, connectivo saepe incrassato, loculis parallelis, divergentibus vel
divaricatis. Stvli lobi nunc aequalea subulati, nunc iulcrior clon-

IABIATAE. 968 CALAMINHIA.

gatus recurvus complanatus. Nuculae laevcs. — Suftruticuli vel
saepius herbae, fl. purpurascentibus, albiclis vel fiavis.

1. Calamintha gracilis benth. ap. BC. I. p. 232. Herbacea, gra-
cilis glabra vel parce pubescens, folia petiolata ovata serrata, floralia
miuora, verticilli laxi multiflori, bracteae pedicellis plerumque bre-
viores, calycis faux subnuda. — C. umbrosae affinis, cui, licet flores
minores, probabiliter adjungenda. — |S. pilosior, caulis suffruticosus
minute pubescens, folia ovata ovato-oblonga vel sublanceolata, 3 —
1 poll. longa, grosse subcrenato-dentata vix subserrata, supra setu-
lis, subtus et in calyce longioribus muin'ta. Melissa hirsula BI. p.
830. Benth. L c. p. 241. Jungh. in Genees- en Nat. Arch. II. p.
48.— y. rubella, glabrior, folia minora, calyees et folia saepe rubella.—
Java (zoll.). — |5. Java, algemeen in de hoogere bergstreken. —
8 u mat ra (kortij.). — - Heeft de geur van Basilicum of Melisse.

2. Calamintha UmbrOSa benth. l. c. Herbacea, diffusa, pubescens
vel villosa, caulibus numerosis procumbentibus 1 — 3-pedalibus, folia pe-
tiolata e basi rotundata ovata serrato-crenatn, verticilli aequales glo-
bosi nmltiflori, bracteae rmmitne vel exteriores subulatae calyce striato
in nervis ciliato dïmidio breviores, coroüa calyce vix dimidio longior
purpurascens, stamina superiora saepe sterilia. Melissa umbrosa Bic-
berst. FL Taur. Cauc. II, p. 60. — Ctinopodium repens 0. Benth.
in Wall. PI. As. rar. I. p. 66. — Klein -Azië. Himalaya. —
Voor-In dié'. — Ce y Ion. — Surida-eil.F

3. Calamintha repens benth. /. e. p. 233. Herbacea diffusa basi .
radicans, pubescens vel villosa, folia petiolata ovata obtusa serrato-
crenata, basi rotundata, verticilli aequales globosi multiflori, brac-
teae subulatae numerosae calyees aequantes, longe ciliatae. Clino-
podiurn repens a. Benth. ap. Wall. I. c. I. p. 66. — Thymus re-
pens Don Prodr. Nep. p. 113. — Melissa repens Benth. Lab. p.
302. — Praeced. affinis, sed rami longiores, verticilli densiflori et
magis hirsuti, corolla vulgo minor. — p.jqvanica Benth. I. c., foliis
supcrioribus saepe acutiusculis, fl. majoribus. — y. colorans, foliis
crenato-serratis, acutis,calycibus superioribus apice saepe coloratis. —
Voor-Indië, Nepal en Assam. — fi. Java (zoll.). — /.Java,
op de G. Praoe (horsf.).

I. Calamintha moluccana miq, Eepens pusilla, ramosa, pube-

LAB1ATAE. 969 MELISSA.

rula, folia petiolata e basi cuneato-truucata ovata, supra basin oblu-
siuscule scrrata, membranacea, supra sparse, subtus in nervis pubera
glabrescentia, circiter semipollicaria, vcrticilli axillares et supcrne
capitati, 8 — 30-flori, cymarum pedunculo communi subnullo,bracteo-
lis pcdicello pubescente multo brevioribus, pedicelli calycem aequan-
tes vel breviores, calycis tubulosi recti puberuli lineam vixsuperan-
tis labium posticum latum saepe coloratumbrevi 3-dentatum, antico
brevius, corolla subinclusa. Cunila moluccana ZippeL herb. —
Molukken, Timor (zippel.).

X"VII. MELISSA tourivef. Calyx tubuloso-campanulatus,13-
costatus, bilabiatus, labio sup. subplauo tridentato, i n f. bifido, fauce
intus subnuda. Gorollae tubus recurvo-adscendens, superne am-
pliatus intus nudus, labium sup. emarginatum erecturn, in f.
pat en s trindumlaciniis planis, media integra, vel einargiuatd. Stami-
n a 4 sub labio sup. arcuato-conni ven tia, a n t h e r a r u rn loculis demum
divaricatis. Styli lobi subaequales subulati. JMuculae laevcs. —
Verticilli paucitiori laxiusculi secundi axillares, folia lloralia cau-
linis conformia.

1. fflelissa parviflora benth. ap. Wall. I. c. p. 61. BC. I. c. p.

241. Herbacea erecta subglabra vel in caule nervisque pubera, folia
ovata vel ovato-lanceolata acuta subserrata basi rotundata vel cuncata,
lloralia conformia, verticilli axillares laxi secundi, bracteis paucis
parvis oblongo-linearilus, corolla calyce vix longior. Geniosporum
axillare Benlh. ap. Wall. I. c. II. p. 18. — Scutellaria japonica
Bunn. Fl. Ind. p. 130. Tota planta saepe purpurascit.

Voor-Indië'. — In de bergstreken van Java en Borneo.

2. Melissa ïnoüomussK. Cal. bog.p. 132. Tijdschr. Nat. Geseh.

X,p. 137. Herba annua vix perennis spithamea inodora, habituThymi
Serpylli. folia petiolata ovata acuta dentata glabriuscula, verticilli
multinori interrupte spicati, bracteis setaceis glabriusculis, calycis
limbus ciliatus. — Nonue potius Calamintha? — Java, in 'slands
planten tuin te Buitenzorg.

Tribus III. Monardeae bentii. Stamina 2, recta vel adscendentia.
Anlheraruin loculi oblongo-lineares, vel solitarii vel connectivo fili-

LABIATAK. 970 SALV1A.

formi disjuncti, rarissime approximati. Calyx et corolla saepiusbila-
biata, raro aequalis.

XVIII. SALVIA linn. Calycis labium sup. integrum vel
tridentatum, in f. bifidum, faux nuda. C orollae tubus inclusus
vel cxsertus aequalis vel dilatatus, nunc intus piloso-annulatus, nunc
mulus, nunc ab basin antice piocessubus vel dentibus 2 instructus,
labium sup. erectum vel rarius patens rectum vel falcatum, inte-
grum vel emargiuatum, inf. patens laciuiis lateralibus oblougis vel
rotundatis patentibus, refiexis vel contorto-erectis, media plerumque
latiore integra, vel emarginata. Staminum sup. rudimenta vel
nulla vel clavit'ormia, fertilia(inf.) prope faucein inserta, filamen-
tis brevibus, cum authera articulatis. Antherae dimidiatae, con-
nectivo elongato lineari-transverso, sub labio su]). adscendente, apicu
loculum fertilem gerente, antice nunc loculum alterum subconfor-
mein et polliniferum, nunc dilibrmem cassum, mox dilatato, rarius
brevissimo. Discus antice in glandulam ovarii lobis subaequalem
tumens. Stylus adscendens apice bifidus. Nuculae ovoideo-tri-
quctrac. — Genus vastum, e nulla 1'ere orbis regione (exceptis fri-
gidioribus) exsulans, in India aquosa vero f ere deest.

1. Salvia plebeja r. br. Pródr. Nov. lloll. I, p. 504 Benlh. ap.
1)0. I. c. p. 355. Caulis herbaceus erectus ramosus pubesceus, bi-
tri-pcdalis, folia petiolata e basi angustata oblonga acuta creuata ru-
gosa, 2 — 3-pollicaria, floralia lanceolata acuta, verticillis laxis sub-6-
iloris in racemos laxos fastigiato-paniculatos dispositis breviora, ca-
Ivcis campanulati labium sup. integerrimum, inferiorisdentesobtusi,
corollae calyce vix lougioris labium sup. rectum fornicatum, anthe-
rarum loculus alter cassus. Salvia brachiala Roxh. Hort. béng. /;. 4.
FL Ind. I. p. 146. — Ocimum fastigiatum Rolh Nov. Spec. p.
277. — Lumnilzcra Spr. Syst.lï, p. 687. — /S. minuli 'flora Bungc
l'Jnum. Fl. Chin. bor. p. 50.

Geheel Zuid-Azië en tropisch Nieuw-Holland.

Salvia coccinea linn. (T o t o n »■ oa n sund.) teste HASSK. PI. Jav.
rar. p. 4S, ncc noc S. falgens ca.v. in Javae hortis cultae.

XIX. Z1ZYPII011A uu». Calyx tubulosus elougatus 13-ner-
vius, lauce villosa, labii sup. tridentati dentcs mutici. Corollae

LAM1ATAE. 971 BRUKELLA..

tubus vix exsertus intus cxannulatus, faux dilatata, labia subae-
qualia, sup. erectum integrum, in f. patens trifidum, laciniis rotun-
datis, media longiore emarginata. Staminum sup. rudimenta sub-
Dulla, fertilia 2 (inf.)sub labio sup. adscendentia, filamentis ad
faucem insertis edentulis, antheris lincaribus, margine subcrenatis,
unilocularibus, basi loculo parvo casso stipitato appendiculatis. Styli
lobus sup. brevissimus. Xuculae laeves. — Herbae vel suffrutices
praesertiui Europae australis et Asiae minoris.

1. Zizyphora javanica bl. Dydr. p. 822. Benth. ap. DC.l. c. />.

867. Folia breviter petiolata rotundato-ovata supa basin truncatam
distauter serrato-creuata cum caulibus basi prostratis subsetuloso-
pubesceutia, circiter semipollicaria, flores capitato-spicati terminale»,
bracteae subulatae rigidae ciliatae, calyx villosus, corollae labiuin
sup. reflexum integrum, inf trifidum, stamina 2 exserta, antheris
sagittatis, stigma inaequali-bifidum. — Species mihi quoad genus
(maxime ob corollae labium sup. reflexum) dubia, cujus specimen
pedunculis tantum absque floribus ex Herb. L. Bat. communicavit

cl. BLU51E.

Java, op den top van den Tjerimai (bl.).

Tribus IV. Stachydeae benth. Stamina sub galea (saepius
concava) parallele adscendentia. Xuculae laeves vel tuberculatae a
basi liberae erectae. — Herbae vel frutices, glandulis oleiferis saepe
minus quam apud reliquas copiosis.

XX. BRUXELLA tournef. Calyx tubulosus campanulatus ir-
regulariter sub-10-nervius et reticulatus, superue planus, bilabiatus,
labio sup. lato brevi-tridentulo, inf. semibifido, laciniis lanceolatis,
fauce nuda. Corollae tubus amplus subexsertus adsccndcns, intus
prope basin pilis squamisve brevibus annulatus, sub fauce subtus
inflatus, ad faucem parum contractus, labio sup. erccto galcato in-
tegro, inf. dependente, laciniis lateralibus oblongis deflexis, media
rotundata concava crenulata. Stamina exserta, filamentis basi
edentulis, apice, praesertim superioribus breviter bidentatis, dcute
inf. antlierifero. Antherae sub galea per paria approximatae bi-
loculares, loculis divaricatis. Stigmatis lobi subulati. Xuculac
laeves. — Ceneiis europaei una species per orbcm dispersa.

LAB1ATAE. 07 & SCUTELLARIA*

ï. Brunella vulgaris tmir. S/?e& p. So7. Benlh. l.c. p. 410.
Herba glabra vel saepius hispidula, folia petiolata ovata vel oblonga
dentata vel inciso-pinnatifida, calycis labii superioris dentes truncati
aristati vel submutici vel rarius sublanceolati, corolla calyce dimidio
vel vix duplo longior. — Conf. de varr. cl synn. Benlh. L c. Wighi
Icon. IV. lab. 1448.

Over bijkans de geheel e aarde verspreid. — Zuid -Azië, China,
Voor-Indië, Japan. — Waarsclrijulijk ook op de Sunda-eil.

XXL SCUTELLARIA llnn. Calycis campanulati labia in-
tegra (sepalo summo squamaeformi excluso, Jateralia in labium supe-
rius, inferiora in labiurn inf. coalita) post authesiu clausa, demum usque
ad basin fissa, superius dorso squanva auctum, ad fructum deci-
duum, inferius persisteus. Corollae tubus louge exsertus,intusnu-
dus, rectus vel curvatus, sursum dilatatus, labium sup. integruai
vel emarginatnm, inf. patenti-dilatatum convexum emarginatum,
laciuiis lateralibus nunc liberis, saejüus cum labio sup., rarissime
cum i]if. connatis. Stamina exserta, antheris per paria approxi-
matia ciliatis, staminum inf. dimidiatis, sup. bilocularibus cordatia.
Styli lobus sup. bvevissimus. Ovarium gynopboro incurvo
insessum obliquum. Nuculae glabrae vel pubescentes. — Ilerbac
annuae vel perennes vel rarius frutices in omni fere orbe crescentes,
inüorescentiu, saepius spicae-vcl racemiformi.

§ 1. llacemi secundi vel subaequales, liorcs omnes vel sup. sparsi
vel subverticillato-approximati nee oppositi; braetcae parvae.

1. Scutellaria discolor colebr. Caulis basi radicans foliosus
adscendens, superne subnudus, folia petiolata e basi cuneato-rotuu-
data vel inferiorum cordata ovata obtusa crenata, 1 \ — 2-poll.,racemi
elongati basi subramosi, bracteae parvae, flores secundi sparsi, ca-
lyx pubescens, corolla tenuis 3 lin. longa extus vix pubescens. Sc.
disc. Colcbrook. in Wall. Pi. as. rar. I. />. 66. Benlh. ap. BC.
I. c. p. 417. — Sc. indica Don. Prodr. Nep. p. 109, non Linn. —
Sc. Colebrookiana Zoll. el Mor. Sijsl. Vers. p. 54, non Wall.

Voor-Tndië. — Java. (zoll., spanogiie.).

2. Scutellaria heteropoda.Miy. Caulis ex ima basi subadscendento
erectus foliosus, cum petiolis, foliis supra sparse, aobtus in nervis, in-

LABIATAE. 978 SCUTELLARIA.

florescentiéque subliirtello-pubesoens, folia (paribus 3 — 5) paris in-
timi et supremi brevius petiolata tnulto minora subrotundata, reliqua
longc vel lougiuscule petiolata, e basi cordata vel rotundata. ovata
obtusiuscula, grossiuscule crcuata, luxuriantiainembranacea, 4-polli-
caria, ctmtractiora crassiuscula pollice param breviora, racemi termi-
nales longiusculi, bracteis spathulato-linearibus calyce corolluque
(hac minus dense) glanduloso-pubescentibus, pedicelli subfasciculato-
2— 5-natim approximati vel raro intimi oppositi, ilorentesbracteavix
longiores passim miuutissime bibracteolati, calyx pubescens , ïna-
turus praeter basin glaberrimus, squama sub anthesi eo brevior, ma-
tura excrescens et passim rubella, corolla vixsemipollicaris, labii inf.
latioris tubo plus dujjlo brevioris laciniae latcrales parvulae cuui la-
bio sup. coimatae. — Pili caulis et foliorum vix glauduliferi. —
Seniel laria indica BI. Bijdr. p. 830, non Linn. — f?. Gramlis,
caule fructifcro rigido elato (2*--pcdali), foliis majoribus, racemi s
elongatis, pedicellis regulariter verticillato-approximatis.

Java, op den Gedé (horsf.) — Molukken (zipp.). — (5. Su-
mat ra (kortii.).

§ 2. Racemi terminales vel oppositi; ilores oppositi; bracteae foliis
dissimiies parvae.

3. Scutellaria cyrtopoda miq. Foliasubdensaopposita brevi-petio-
lata, e basi rotundata vel leviter emarginata ovata acutiuscula gro-
siuscule dentato-crenata, chartacea, supra sparse strigillosa,subtusin
nervis venisque cum petiolo infloresccntia floribusqueglanduloso-pu-
bescentia, %\ — 2 poll, racemus terrmnalïs densiliorus, iloribus oppo-
sitis vel fasciculatis vel subverticillato-confertis, bracteis inf. (ma-
juscnlis) ellipticis, superioribus lanccolato-ellipticis pedicello longio-
ribus, plerisque subpotiolatis, calycis squama labio postico brevior, co-
rolla fcre £-pollicaris, labii inf. tubum £ferc aequantis laciniae latcra-
les parvae superiori adnatac. — J ava, op den Oengaran (housf.).

4. Scutellaria indica linn. Caulis basi procumbens, ramis adscen-
dentibus villosis, folia petiolata parva e basi cordata rotundata crenata
utrinque molliter pubescentia, subsemipollicaria, racemi siraplices densi
bracteis minutis, fiores oppositi secundi, calyces floriferi pubescentca pe-
dicello breviores, corolla glabriascüla 6— 7 lin. longa, labium inf. latis-
simum. Sc. indica Linn. Spec.p. 833. Benth. I. c.p. 417, non BI. Bijdr.
p. 839.— Benllu in floo/c lïcw Gard. Misc. V, p. 136. — China. —
•la pan.

LABlATAE. 974 SCUTELLARIA.

5. Scutellaria incurva wall. pi. as. rat. I. p. 67. Ben/h. i.r.p.

418. Caulis adscendens ramosus pubescens, folia subsessilia oblon«-o-
elh'ptica acuta remote serrata glabriuscula, bracteae herbaccae minu-
tae, racemi terminales simplices, flores oppositi secundi, pcdicelli ca-
Jyce triplo longiores, corollac tubus gracilis incurvus, labia profunde
lissa, sup. amplum cucullatum, inf. brevius. — Ava,op den Taong-Dong

(WALL.).

6. Scutellaria Horsfieldiana miq. Caulis e basi adscendente erec-

tus gracilis simplex vel ramosus, cum petiolis foliis subtus in nervis
ramisque, inflorcsceutiu calycibus corollisque (hifi sparsim) glaudu-
loso-pubescens, pedalis, multi-foliatus, folia breviter vel modicepctio-
lata e basi integerrima subrotundata vel cuneato-truncata ovata vel
oblongo-ovata apice attenuato integerrima, caeterum distanter crena-
to-serrata, membranacea,supra sparse substrigillosepubera glabrescen-
tia, 2—11 poll. looga, racemi terminales, Sores oppositi vix se-
cundi, pedicelli bracteis elliptico-rotundatis subherbaceis parvis sub-
petiolatis longiores, calycis squama dorsalis colorata labium excedens,
corollae 6 lin. longae tubus subinfundibuliformis, labii inferioris la-
ciniae superiori param aduatae.
Java, op de Sello (horsf.).

7. Scutellaria javanica jungii. Caulis acute tetragonus, basi lig-
nosus, erectus striatus glaber sursum ramosus, usque tripedalis, folia
petiolata e basi subattenuata ovata acutiuscula repando-dentata, iu-
feriora angulato-dentata, utrinque pubescenti-hispidula, subtus dilute
purpurascentia, bracteae sessiles minutae, racemi terminales breves
laxi, rloribus oppositis secuudis, pedicellum triplo superautibus, calyx
nigro-purpurascens pedicellum aequans laevis, corolla puniceo-vel
roseo-lilacina. Scut. jav. Jungh. Java I, p. 661 in adnoL — Affinis
Sc. altissimae.

Java, op de vlakte van den Dieng 6300', op drooge grasvlakten
van de Merbaboe, boven Selo, 3 — 6000', Maart (jungh:).

8. Scutellaria SUmatrana .miq. Caules (vel rami?) erecti tetragoni
juniores cum petiolis foliisque subtus in nervis tenerrime puberi, folia
petiolata c basi rotundata vel obtusa imaque vulgo distincte acuto-
protracta ovato-oblonga vel superiora anguste subdeltoido-oblonga
passim longe acuminata praeter basin et apicem grosse dentata, utrin-
que glandulosa, supra glabra, 3 ~l£ poll. longn, racemi terminales

LAB1ATAE. 975 ANISOMEI.ES.

cum bracteis herbaeeis parvis lanceolato-oblongis sessilibus deciduia
calyce et corolla pubescentes glabrescentes, flores oppositi, calyces in-
feriores triplurn, saperiores li pedicelli aequantes, corollae tubus cir-
citer semipolliearis.

Sumatra,bijdeBatangBaroes(TEYSM.). — Soeïasi-rirabo mal.

XXH. AN1SOMELES r. brown. Calyx ovato-tubulosus, sub-
erectus aequalis, 5-dentatus, dentibus subbilabiatiin dispositis. Co-
rollae tubus calycem aequans, intus piloso-annulatus, labium
sup.erectum oblougmn integrum, inf. majus patend, laciniis laterali-
bus ovatis obtusis, media, emarginata, subbiMa. Stamina e galea
exserta. Antlierae per paria approximatae,staminuinlongiorumdi-
midiatae, inferiorum biloculares, loculis parallelis transversalibus.
Stylus apice subaequaliter biiidus. Nuculae laeves. — Species
geroutogaeae, tropicae, verticillis nuuc inultiiioris racemosis nunc in
cymas peduuculatas solutis. Calyx inaturus basi dense striatus.

1. AniSOmeleS OVata r. brown. Hirsuta, rarius glabriuscula, folia
e basi rotundata, truncata ad petiolum leviter protracta vel cordato-
subtruncata oyata acuininata vel rotundata, grossiuscule serrato-cre-
nata, rnagis minusve molliter villosa, subtus subincaua, floralia brac-
teaeforrnia vel inferiora caulinis cousimilia, vertieilli multirlori densi,
e cymis distichiiloris, superne in racemum longiusculum collecti, ca-
Iveis dentes lauceolati acuti, ] hujus longi, in fructu quidquam longio-
res, corolla purpurascens, labioinferioresuprapiloso. An.ovalaR. Br.
in AU. Horl. Kern. II. /?.3«4. Benlh. ie. p.455. IIoo/c. Bot. Misccll. IT,
p. 258, tab. 19. Jacq. fd. E 'dog. ,1, tab. 86. — A. disticha Ileyneap.
Roth.Nov.Specp.-l5i. — A.glabrala Benlh.inWall. Cal. 0.2041. —
Nepela amboinicalinn. fil.Suppl. p. 278.— Ballota disticha Linn.
Mant. p. 83. - Ajuga disticha Roxb. FLind.lll,p.%.-— Nepela
disticha BI. Bijdr. p. 823. — Marrubium indicum Burin. Fl. ind.
p. 127. Thes. Zeyl. lab. 73 [bona). — Monarda seylanica Burm.
Fl. ind. p. 12. — Ballota maurilianaPers. Enchir. 11./?. 2. — Tsja-
daen Rheed, Hort. Mal. X,p. 175, tab. 88. — Phlomis alba Blanco
Fl. Filip. p. 474». — fl Mollissima Benlh. I. c. villosior, foliis
magisacuminatis.floralibus inferioribus ovatis flores superantibus. —
Anis.mollissisma Wall. Cal. ». 2039. Nepetaindka Linn. Spec.p.
799. Ludit verticillis pauci-rari-flovis — y. Serrati folia, characteres

LABIATAE. 976 ANISOMELES.

spcciei, sed folia serrata, sevraturis acutis, calyx paullo profundius
incisus, fl. etiam purpurascentes. — JSepela malabarica Bl. Bijdr. I. c.
Van Ceylon af over geheel Zuid-Aziè' tot in China, over
Java, Sumatra, Celebes, Philipp. eil., Molukken, en Timor
verspreid. — /3 met de soort op Java (zoll.,horsf.). — /Java (bl.),
Bornco (korth.), Sumatra, Celebes. — Ki hilat sitnd.

2. Anisomeles salviaefolia b. br. Villosa, folia oblongo-elliptica

vel lanceolata, verticilli densi pluriflori, calycis d ent es breves lato-
lanceolati acuti. An. salv. R. Br. Prodr.. T, p. 503 ? — Benth. apud
DC. I. c.p. 455. — A. ovatae et A. intermediae affinis, statura mi*
nore, calycis dentibus tubo 4-plo brevioribus diversa.

Tropisch Nieuw-Holland. — Timorbij Koepaug (spanogiie).

3. Anisomeles candicans bbnth. Wall. PI. as. mr. V.p. 59 DC.
l.c. Dccaisn. I.c.p. 396. Canescenti-pilosa, ramis adscendentibus, fo-
lia c basi cuneato-augustata ovato-oblonga vel lanceolata mollia, ver-
ticilli remoti multiflori laxiusculi supremi folia superantes, pedicelli
unilatero-floridi, calycis cylindrici dentes lanceolati acuti, tubo retror-
sum fauceque medio pilosis. — Foliis calycibusque pube brevi candi-
cantibuSjil. minus numerosis, calycis dentibus uti A. ovatae a seq. dif-
fert. — Birma. — Timor.

4. Anisomeles malabarica r. brown. Tomentoso-villosa, folia

breviter petiolata, e basi angustata oblongo-lanceolata obtusa su-
perue serrato-crenata, 2 — 4-pollicaria, subtus tomentosa vel lanata,
supra pubescentia vel brevius tomentosa, floralia saepius bracteaefor-
mia, verticilli multiflori densi vel in cymam amplam elongati, folia
floralia, bracteae et dentes calycis subulati mollissima, corollae roseae
vel purpurascentis faux pilosa. An. mal. B. Brown in Bol. Maf/,
tab. 2071. Denlh. ap. DC. I. c. Hook. Journ. of Bol. I, p. 285,
lab. 127. Wig/tl Icon. III. lab. 864. — Ncpela mal. Linn. Mant.
p. 566. Non Bl. Bijdr p. 823.— Ajuga frulicosa Boxb. Fl. Ind.
T 1T, /?. 1. — Slachys mauriliana Sieb. exsicc. n. 159. — Odor Sta-
chydis sylvaticae pariter ac praecedentium.

Voor- en Achter-Indië, op vochtige plaatsen. — Poeloe
Pinang, Java?, Mauritius.

5. Anisomeles albiflorajiiQ. Erecta canescenti-lanata, caule cum

LABIATAK. 977

COLQUHOUMA.

ramis retrorse pubero, folia lougiter petiolata, e basi subtruncata
lato-ovata acuta grosse crenato-dentata, utrinque mollissime pubes-
ceiitia, subtus glauca, 3 — 2-poll. longa, verticilli spicati, e cymis bi-
nis abbreviatis 9 — 11-floris, bracteolis pro singulo flore geminis,
inferiore spathulata, sup. lineari, cum calyce sessili puberulis, ca-
lycis campanulati obsolete peutagoni semipollicaris deiites tubo bre-
viores, lanceolati acumiuati, corollae albidae tubus calycem aequaDs,
intus ad staminum insertionem annulo membranaceo teuuissimo clau-
sus, labium sup. subfornicatum tlavescens vix 2-deiiticulatuin, inferius
multo longius, supra convexuin dense pilosum, lobo medio maximo
candido bilobo, filamenta medio et versus apicem barbata. Anisome-
tes malabarica /?. albiflora Hassk. PI. Jav. rar. p, 485. — Odor
foetens. — Java, bij Weltevreden gemeen.

XXIII. COLQUHOUNIA. wallich. Caly x tubuloso-campanulatus
10-nervius subincurvus, subaequaliter 5-dentatus, fauce intus nuda. Co-
rollae tubus exsertus incurvus, intus nudus, faux dilatata, labium
sup. erectum integrum subplanum, in f. subpatens. laciniis 3 brevibus
ovatis. Stamina sub galea adscendentia, filamentis basi nudis,
antheris approximatis, bilocularibus, loculis demum divaricatis. Sty-
lus apice subaequaliter bifidus, lobis subulatis. Nuculae laeve9 apice
membranaceo-productae. — Frutices indici volubiles, scandentes vel
erecti, saepe tomentosi, verticillis axillaribus vel spicatis, corollis coc-
cineis.

1. ColquhOUnia COCCinea wall. Tent. Fl. Nep.p. 13, tab. 6. Benth.
p. 457. llook. Bol. Mug. tab. 4514. Scandens, folia petiolata ovata
acuminata crenulata, 3 — 5-pollicaria, juniora subtus cum calyce in-
cana, adulta subnuda, calycis dentes ovati obtusi, corollae calyce du-
plo longioris labium sup. ovatum. — Nepal.

2. Colqilhouuia elegans wall. PI. As. rar. I. p. 65, III. p. 43,
tab. 268. Caulis cum foliis calycibusque velutino-pubescens, calycis
dentes late lanceolati acutiusculi, corollae labium sup. oblongunu —
Calyce dimidio minore, corolla altius exserta ejusque colore aurantiaco
sanguineo-punctato differt. — Ava.

XXIV. LEONUKUS likh. Calycis 5-nervii turbinati sub-
aequalis dentes 5 subulati subspinosi, demum patentes. Corollae
tubus inclusus vel rarius exsertus, intus nudus vel oblique annu-
latus, labium sup. oblongum iutegerrimum, nuuc subplanum basi
augustatum, nunc fomicatum, in f. patens trifidum, laciniis laterali-

62
Flora van Ncd. Indië. II.

IABIATAE. £)78

LfcUCAS.

bus oblongis, media obcordata, Stamina saepios exserla, antheri^
per paria approxiinatis bilocularibus, loculis parallelis transversale
bus, rarius divergentibus, valvulis nudis. Stylus apiee subaequali-
ter bifidus, laciniis subulatis, rarius brevibus obtusis. Nuculae tri-
quetrae apice truncatae.

1. LeonurUS sibiriCUS uw», Ereetus, glaber vel roinute pubes-

cens, folia pinnato- vel palmati-partita subincisa, floralia suprema
subintegerrima, calyces glabri vel pubescentes, corollae tabus inttw
nudus, galea fornicata, labium inf. erectiusculum, lacinia media pa-
tente. Leonurus sibiricus Linn. Spec. p. 8] 8. Ben/h. I. c. p. 501.
BI. Bijdr. p. 828. Smuk Exot. Bol. II. p. 67, tab. 9é. — Sweel
Brie. Flow. Gard. III. tab. 204. — L. hetcrophyllus ej. I. c. II. tab.
204. — L. talaricus Burm. Flor. lnd. p. 127, non Linn. — L.
occidenlalis Colla Mem. Acad. Taurin. XXX. p. 154. __ ƒ,. a l-
tissimus Bunge Nov. Gen. et Sp. Chin. bor. ined. ~~ Staehys Ar-
temisia Loureir. Cochinch. II. p. 443. Blanco Fl. Filip. p. 476. —
Panzeria muUifula et I'. tripartita Mönch. Melkod. p. 402. Suppl.
p. 137. — Azië, Afrika, wanne gewesten van Amerika. — Iu
geheel Zuid-Azië tot in China. Sunda- Archipel, Moluk-
ken, Philipp. ei], enz.

XXV. LEUCAS BE.vni. Calyx tubulosus vel tubuloso-campa-
nulatus striatus, apice rectus vel incurvus, ore aequali aut obliquo
8— 10-dentato. Corollae tubus inclusus, intus annulatus vel nu-
dus, labium sup. concavnm erectum, integrum vel rarius emargi-
natum, extus hirsutissimum, inf. longius patens trifidum, lacinia
media maxima. Stamina sub galea adscendentia, filamentis basi
nudis, antheris sub labio sup. per paria approxiinatis subbilocu-
laribus, loculis divaricatis confluentibus. Styli lobus superior
brevissimus, inferior subulatus. Nuculae triquetrae obtusae. —
Herbae vel suffrutices in Asia et Africa crescentes (una in Novum
orbem migravit), foliis dentatis vel integerrimis, floralibus confor-
mibus, fl. vertLillatis saepe albis rarius purpurascentibus.

§ 1. Orthöleucas Benth. Verticilli laxiusculi, saepe paucifiori, brac-
teae cxiles setaceae, raro calycem tubulosum vel subcampanulatum stria-

UBJATAB. 97ü LEUCAS.

tum erecto-10-deritatum aequantes, dentibus subulatis vel brevissiuie
setaceb.

i. Leucas ovata binth. ap. Wall. l.c. I. p. 61. DC. I. e./>.52§.

Rami sericeo tomentosi, folia ovata obscure crenata rugosa, supra vi-
ridia pubescenti-hirta, subtus albo-lanata, verticilli multiflori, bracteis
minutis, calyces pubescentes, ore aequales, dentibus brevissimis setaceis
rectis. — B ir m a.

2. LeUCaS teieS benth. /- e, p. 62. DC. p. 526. Rami lomentosi
teretes, folia ovata subcrenata, supra viridia pubescentia, subtus caues-
centia vix rugosa, verticilli 6 — 10-flori, bracteis minutis, calyces pubes-
centes ore aequales, dentibus brevissimis setaceis erectis. — Birma.

3. LeUCaS StrigOSa bentii. /. c. Herbacea, ramis tetragonis ad-
presse pubescentibus, folia oblongo-lanceolata vix serrata, supra vi-
ridia strigoso-hirta, subtus rufo-canescentia, adpresse tomentosa, ver-
ticilli pauciflori, bracteis minutis, calyces pubescentes, ore aequales, den-
tibus brevissimis. — Acht er- 1 n die, bij Prome.

4. LeUCaS pÜOSa benth. ap. Wall. l.c. DC. l.c. Perennis erecta,
ramis piloso-pubescentibus, folia ovata serrato-crenata, utrinque viridia
pilosa vel subtus canescenti-pubescentia, verticilli plurifiori, bracteis
minutis, calyces pubescentes, ore aequales, dentibus brevissimis setaceis
erectis. Phlomis pilosa Roxb. Flor. Incl. III. p. 12? — Voor- en
Ach ter-I ndië.

5. LeUCaS flaccida R. bro wn. Annua glabriuscula, folia ovata cre-
nata membrauacea utrinque viridia glabriuscula, verticilli multiflori
petiolo breviores, bracteis minutis, calyces glabriusculi ore aequales,
dentibus setaceis. Leucas flaccida li. Br. Vrodr. I. p. 505. Benth.
ap. DC. L c. — Phlomis moluccana Roxb. Fl. Ind. III. p. 11. —
Leucas melissae folia Benth. ap. Wall. PI. As. rar. I. p. 62. —
L. parvi/tora Uenlh. ap. Wall. l.c. — k L. decemdentata sm., in
Oceaui merid. insulis crescente, glabritie et foliis tenuioribus raagis
obtusis vix satis diversa. — Trop. Nieuw-Holland. — Moluk-
keu. — Birma.

6. Leucas procumbens desf. Herbacea, caulibus deflexis graci-
libus, ad angulos obverse pilosis, folia longe petiolata ovato-lanceo-
lata subserrata subviridia glabriuscula, 1— \ poll. longa, verticilli
2— 6-flori, bracteis minutis, calyces tubulosi ore aequales; dentibus
lauceolato-subulatis erectis, corollae labium superius truncato. emar-
ginatum, inferius glaberriinum, laciniis lateralibus obtusis, media

° 62*

LABIATAE. 9S0 LËUCA3,

subrotunda plaua. Leucas procumbens Desf. Mem. Mus. XI. p. 7,
lab. 3, fig. 2. Decaisn. I. c. p. 898. Benth. ap. DC.L c.p. 527. —
Phlomis bi flora Roxb. Flor. Ind. lil. />. 12, non Vahl. — JSêpela
ind i ca Burin. Ft. Ind. p. 126. — Tota fere glabra; corolla L. bi-
florae. — Van Ceylon af over geheel Indië verspreid. — Timor.

7. Leucas biflora r.. brown. llerbacea, diiïusa, caule patulo-re-
verse piloso, folia ovata grosse vel modice serrato-crenata utrinque
pubescentia, meuibranacea, viridia, vcrticilli 2-4-ilori, bracteia mi-
nutis, calyees tubulosi ore aequales, dentibusebasi latiuscula subula-
tis, aequalibus (vel supremo sub anthesi nonnihil majore), corollae albae
tubus intus obscure annulatus. Leucas biflora B. Br. I. c. p. 504.
Benth. ap. DC. I. c. p. 527. Wight Icon. III. lab. 866. — Phlo-
mis biflora Vahl Symb. III. p. 7 7. — leucas foll. rot. Burm.
Thes. Zeyl. p. 140. tab. 63, fig. 1. — L. flaccida Zoll. el Mor.
Sysl. Verz. p. 54, non /?. Br. Variat staturü eontraeta, foliis con-
fertis, indumento densiore, vellaxior, dissitifolia, glabrior. — §.Anis-
odon, foliis obtnsius crenatis, verticillis 2 — 4-floris, fl.distincte pe-
dicellatis, calycis dentibus alternis passim brevioribus.

Ceylon. Voor-Indië. Java (zoll.), in Blambangan (horsfA

8. Leucas javanica benth. Hcrbacea decmnbens, ramis hirtello-
pubescentibus, folia petiolata late ovata grosse crenato-serrata, basi
truncata vel cuneata, parvula, utrinque supra aequaliter subtus prae-
sertim in nervis hirtello-pubescentia, verticilli 4 — 6- raropluriflori,
bracteis setaceis calyce dimidio brevioribus, calycis obconico-tubu-
losi ore aequalis hirtelli dentes lanceolato-subulati, alterni longio-
res. Leucas javanica Benth. Lab. p. 611, ap. DC. I. c. p. 528. —
Phlomis chinensis {haud Relz.) Bi. Bijdr. p. 829. — Leucas chi-
nensis Spanoghe Lep. 23:3? excl.syn. Decaisn. I. c? — L. flac-
cida Zoll. Sysl. Verz. p. 54, partim F — Affinis L. pubescenti et
biflorae, sed bracteae et calycis dentes multo minores. — Var. (3.
Horsfieldiana, ramis reverse villosule canis, foliis utrinque sericanti-
villosulis, verticillis 5 — 10-floris, calycis dente postico reliquis pa-
rumper majore. — An species? — /. Monlana Zoll. in Nat. en Gen.
Arch. II. p. 569, villosissima, caule reverse lanato, foliis ovatis mem-
branaceis, verticillis densissimis. — d. Litoralis Zoll. I. c. tota gla-

LABIATAE. 981

LEUCAS.

bra, foliis carnosulia suborbiculatis, caulibus prostratis. An species?
non vidi.

Java, op open onbebouwde plaatsen (blume, zoll.). — Luzon
(cüming 11. 495). — Timor? — 0. Java, in Patjitau (iiorsf.),—
/. op den Ardjoeno, d. op de kustrotsen van Zuid- Ja va (zoll.).

9. Leucas OXyodon mjq. Caules (deeumbeutes?) ramique exacte
tetragoni aiigulis reverse villosuli, folia inferiora petiolata, suprema
decrescentia subsessilia, e basi cuneato-subtruncata vel rotundata.
ovata, acuta, grosse dentato-serrata, superiora multo miuora ovato-
oblonga, utrinque praesertim subtus in nervis hirtello-pubescentia,
verticilli axillares et terminales, alii paucirlori, alii capitato-multi-
flori, bracteae lineares calyce breviores, calyces subcampauulati 3 lin.
circiter longi dense hirtelli, dentibuslOsubulatis subaequalibus, co-
rollae tubus intus annulatus, ]abiurn galeam circiter aequaus. — Fo-
lia vetustiora subtus subrugosa. — Java, op den G. Praoe (horsf.).

§ 2. Asterodun Benth. Calycis tubulosi ore aequalis faux saepius vil-
losissima, den(es 10, maturi saepe stellato-patentes. Verticilli utplurimum
globosi nniltitiori, pauci vel solitarü, supremi nunc capitati; bracteae
calyce vix breviores.

io. Leucas stelligera wall. pi. As. mr. i. p. ei. Benth. i. c. P .

529. Herbacea erecta pubescens subcanescens, folia oblongo-lanceolata
obtuse serrata glabra vel tenuissime pubescentia, calyces tomentosi, fauce
villosi, dentes 10 eum bracteis subulatis molles patentes apice revo-
luti. — Bi rma.

11. Leucas leUCOCephala miq. Kamitetragonialbido-pateuti-hirti,
folia petiolata superne decrescentia e basi rotundata vel cuneato- ro-
tundata ovata vel ovato-oblonga subacuminato-acuta grosse dentato-
serrata, utrinque praesertim subtus sericautia, nascentia albido-villosa,
verticilli pluri- vel multiflori, bracteis linearibus hirtis calyce paullo
brevioribus, calyeis infundibuliformi-campanulati extus toto, intus
apice dense patenti-hirti dentes 10 longiusculi anguste subulati al-
terni paullo breviores, corollae tubus omnino inclusus, galea albo-
hirsutissima tubum aequaus. — Au hujus § ? — Hirsutie, quae in
sicco parumper iiavescit, ad L. hirtam, vestitam caet. accedit.

Java, op den Oengaran (horsfield).

LABIATAB. 882 LEUCAS.

§ 3. Plagiosloma Benth. Calyx turbinatus vel tubulosus, ore obliquo
sopra productiore; verticilli § 2; bracteae calycibus aequales vel pauilo
breviores.

12. Leucas zeylanica r.br. Herbaceaerecta,pubescenti-hirta,fo-
lia oblongo-lanceolata vel linearia integerrima vel pauci-crenata. ver-
ticilli densi multiflori dimidiati vel subaequales, bracteis linearibua
hirtis, calyces baai glabri subavenii apicestriati STibmeurvi, ons obli-
qui dentibus abbreviatia, supremis naajoribus. Leucas zeylanica /?.
ür. Prodr. I. p. 504. Benth. ap. BC. I. c. p. 531. Wightlllustr.
II. lab. 176. — Phlomis zeijl. Linn. Spec. p. 820, nonRoxb.—
Leanurus Marrubiastrum Thirm. Fl. Lid. p. 127, non Linn. —
Subpedalis, foliis distan tibus in petiolum brevem atlenuatis, apice
obtuse acuminatis, pauciveniis; corolla alba quam seq. majore. —
Ceylon. — Voor- en Achter-Indië. — Java (zoll.).

IS. Leucas aspera spreng. Herbacea, pubescenti-hirta, folia dis-
tantia brevi-petiolata oblonga vel linearia subcrenata utrinque viri-
dia, Uoralia conformia, suprema saepe sterilia, verticilli densi aequa-
les, bracteis oblongo-liuearibus vel subulatis hirtis, calyces basi gla-
bri subavenii apice striati subincurvi, ons obliqui dentibus brevibus
vix inaequalibus, corolla calycem breviter superans, tubo annulato.
Leucas aspera Spreng. Sysl. 11. p. 719. Benïk. I. c. p. 532. —
Phlomis aspera Willd. F nam. II. berd. II. p. 743 ? — Phl. Pluc-
henetii Roth Nov. Spec. p. 2G1. ~ Leucas Ptuckeneti Spreng.
/. c. — Phl. esculenta Roxb. FL Jnd. III. p. 10. — Phl. Cepha-
lotesvar. lil. Bijdr. p. 830. — Turn ba Liheed. LLort. Mal X. p.
181, lab. 91. — Geheel Indië. — Java, op kalkhoudende gron-
den bij Rompien, om Batavia enz. (bl.). — Philipp. ei 1. Mau-
ritius

"14. Leucas nutans spreng. /. e. Herbacea, jrabeseene, fbïi» ovato-
oblonga subcrenata viridia, verticilli multiflori distantes, bracteis oblon-
gts vel lanceolatis, calyces pubescentes striati, fructiferi valde elon-
Rtti ineurvi apice nutanti-reflexi, oris obliqui dentibus linearibus
brevibus vix inaequalibus. Leucas decurva Benth. in Wall. PI. As.
rar. I. p. 60. — Phlomis nutans Roth Nov Spec. p. 268.— Voor-
en A e h ter- In dié'.

15. LeUCaS dimidiata spreng. /. e., Benth. I. c. non Benth. ap Wall.

LABIATAB. 983

LEUCAS.

VI As. rar. Herbacea, pubeseenti-birta, folia ovalo-oblonga subcre-
iiata, viridia, verticilJi multiflori subsolitarii terminale», bracteis lineari-
subulatis hirtis. calyces basi glabri subavenii, apice striati incurvo-
rcflexi, oris obliqui dentibus brevibus vix inaequalibus. Phlomis dl-
nidiala Roth Nou. Spec. I. c. — L. ntdans Benth. ap. Walt. I. c.
p, 60. A superiore calycibua brevioribus, verticillis solitariis differt,
babitu L. zeylanicae aeimila, aquü vero calyce dignoscitur. — Birma.

16. Leucas martinicensiS r. brown. Herbacea pubescens, vix
eanescens, 1 — 2-pedalis, folia petiolata ovata crenata, basi rotun-
data vel saepius cuneata, Üoralia angustiora, suprema laiiceolata, sub-
sterilia, omnia rugosa, utrinque pubescentia, verticilli distantes ïnaxi-
mi gïobosi multiflori, bracteis lanceolato-subulatis, calyces membra-
nacei incurvi, ore obliquo superneproductiore, dentibus subdenis su-
bulatis, supreino longissimo, corollae parvae albae villosae tubus intus
exannulatus. Leucas martinicensis R. Br. Prodr. I. p. 504. —
Benth. ap. DC. I. c. p. 533. — Clinopodium marlinicense Jacq.
PI. Amer. p. 3 73, lab. 117, flg. 75. — Phlomis mart. Swarlz
Prodr. p. 88. — Phlomis caribaea Jacq. Icon. rar. I. p. 11, tab.
110. — Leonurus parviflorus Mönch Method. p. 401? — Phlo-
mis mollis Schuin. Pi. Guin.p, 26-.!. — Leucas Schimpen Hochst.
üerb. Union. — Slachys fluminensis Veil. Fl. Flum. VI. lab. L.

In de warme gewesten, vooral tusschen de keerkringen, in de
Oude en ]V ieu we wereld.

17. Leucas linifolia spreng. Herbacea, erecta, caulibus canescenti-
pubescentibus vel tomentosis, folia lanceolata vel lauceolato-linearia
aut linearia integerrima vel remote serrata, in petiolum angustata,
2 — 3-pollicaria, floralia conformia, utrinque pubescentia, verticilli
densi subaequales multiflori, versus apices ramorum 2 — 4 distincti,
infimo distante, supremis saepe approximatis, bracteis linearibus
rigidulis canescentibus vel puberis, calyces canescentes vel glabri
subavenii, superne elongati, ore valde obliquo, dentibus inferioribua
brevissimis, supremo maximo sublanceolato. L. linifolia Spreng.
Sysl. II, p. 713. Benth. ap. D.C. I. c. p. 533. — Phlomis linif.
Roth l. c.p. 260. BI. Bijdr. p. 829. — Phlomis zeylanica Roxb.
FL Ind. III. p. 9. Linn. Syst. p. 450. Jacq. Icon. rar. I. p. 11,
tab. 111, non Linn. Spec. — Leonurus indicus Burm. Fl. Ind.
p, 127. — JJcrba admirationis Rumph. Ilerb. Amb. VI. p. 79,

T.ABIATAR. 984

J.EOiVOTlS.

lab. 16, fig. 1. — Lettcas lavamhrfaefolia Sm. in Rees Cyclop.
vol. XX. Corollae labium sup. albo-lutco-hirtuin. — ~ Mascarh.
ei]., over geheel Indië, Sunda-eil., Molukken, Philippijn-
sche eil. — Djoekoet setan sund, Daoen setan mal.,
Daoen éran mal, Daoen patji-patji mal., Bati Bati op
Bali, Gofon hairan tim. — De wortels worden, volgeus hassk.
en filet op Java tot het roodvervven der nagels gebruikt en het sap
van het kruid als een uitwendig geneesmiddel ; de Balinezen eten
de bladeren met andere groenten.

Species dubiae:

18- LeUCaS malayana hance in Walp. Ann. UI. p. 269. Herba-
cea, caule tetragono adpresse puberulo, folia breviter petiolata lanceo-
lata integerrima vel obsolete paucideutata, utrinque sparse pilosa sub-
tus pallida, verticilli pluriflori capitati, bracteis subulalis pilosis calycem
aequantibus, calyx tubulosus subincurvus pubescenti-villosus, ore sub-
aequali, dentibus S brevibus triangularibus rectis acutis vix inaequa-
libus, corollae tubus intus annulatus, galea nlbo-pilosa, antberae auran-
tio-lateritiae, — Singapore.

19. LeUCaS globulifera hassk. Cal. bog. p. 133. Flores in capitula

globosa pedunculata aggregati, calyx 10-strictus 5-dentatus, dentibus
aristatis, fauce aequali, corollae labium sup. parvum planiusculura,

inf. 3-fidum, lacinia media concava maxima. — An Anisomelcs?

In 's lands plantentuiu te Buitenzorg.

XXVL LEONOTIS r. brown. Calyx ovato-tubulosus, 10-
nervius, apice incurvus, ore obliquo sub- 10-dentato, dente supreino
majore. Corollae tubus saepius exsertus,inius nudus vel incom-
plete annulatus, labium sup. concavum erectum elongatum inte-
grum, inf. breve patens trifidum, lacinia media vix majore. Sta-
mina sub galea adscendentia, filamentis basi exappendiculatis,
antheris per paria sub labio sup. approximatis bilocularibus, lo-
culis divaricatis acutis vel inferiorum parallelis. Styli lobus sup.
brevissimus. Nuculae apice obtusae. — Verticilli multiflori, sae-
pius densissimi ; corollae speciosae coccineae vel flavescentes. — Ge-
nus Africanum, cujus una species in Asia calida et America crescit.

1. Leonotis nepetaefolia r. bbown. Herbacea, caule crasso 2—
7-pedali, folia longe petiolata ovata obtusa vel rarius subacuta crenata
membranacea, utrinque viridia, tenuiter cano-tomentosa vel glabra,

LA BI ATA E. 9S!

COMPHOSTEMMA.

2-4-pollicaria, floralia oblongo-lanceolata, suprema parva, verti-
cilli pauci valde inultiflori, calycis extus sub apice pilosi dentes
omnes spinosi, supremus maximus ovatus, corolla coccinea extus viJ-
losa calyce vix duplo longior. Leonolis nepetaefolia R. Brown
Prodr. I. p. 504. Benth. op. D.C. I. c. p. 535. Wigki Icon. ITT.
lab. 867. Bot. Heg. TT. tab. 281. — Phlomis nepetaefolia Linn.
Spec. p. 820. — Phlomis spinosa Vandelli in Boem. Script. Hisp.
p. 81 ? — Leonurus globosus Mó'nch. Melh. p. 400. — L. nepe-
taefolia MUL Dict. — Stachys mediterranea Vellos. FL Flum.
II. tab. 2. — Tropisch Afrika en Azië, thans ook in Amerika. —
Java (bl.) — Molukken. — Voor-In die.

Tribus V. Prasieae benth. Calyx subaequalis. Corolla bilabiata.
Stamina 4 sub galea parallele adscendentia, didynama, inferiora lou-
giora. Nuculae carnosae subbaccatae,basi^aepius-lateraliter subcon-
natae et oblique affixae.

XXVII. GOMPHOSTEMMA wallich. Calyx ovato-campa-
nulatus vel tubulosus, subaequalis, 5-dentatus, fauce nuda. Co-
rolla e tubus rectus saepius exsertus intus exannulatus, supra me-
dium inflatus, labia subaequalia, sup. erectum integrum fornicatum,
in f. patens trifidum. Antherae per paria approximatae bilocula-
res, loculis parallelis transversalibus. Stylus apice subaequaliter bi-
fidus,lobis subulatis. Nuculae subcarnosae triquetrae, glabrae velpi-
losae.— Herbae perennes austro-asiaticae, foliis saepe amplis haud raro
villosis vel tomentosis, floribus majusculis. — Anfhocoma Zollmg.

§ I. Verticitli axillares, aliquando in cymas evoluti.

1. Gomphostemma phlomoides benth. Caulis erectus, folia petio-
lata e basi subcuneato-acuta elliptico-ovata acuta vel subacuminata
subduplicato-crenato-dentata, supra pilis pauciradiatis subsericanti-
hirsuta, provectiora glabriora scabriuscula, subtus cum rarnis petiolis
et calycibus densissime incano- vel flavescenti-tomeutosa, 6 — 3 poll.
longa, floralia conformia, verticilli axillares remoti, bracteis oblongis,
calycis campanulati dentes lanceolati acuti vel subulato-acuminati,
corolla calyce subduplo longior vix pollicaris, extus stellato-pu-
bescens, tubo tenui quam calyx breviore. Gomphoslemma phlomoi-
des Benth. Lab. p. 649. ap. D.C. I c. p. 557. — Prasium phlo-

LABIATAE. 986 'iüMIMIOSTEMMA.

meides llcinw. ap. BI. Bijdr.p. 810. G. oblongo aflinc, sed folia
latiora, subtus cum canle densissime tomen tosa. — Java, in de
wouden der hoogere bergstreken (rhikW.), in Soerakarta,Blainbangan
(horsf.). — Kipoel sund.

2. Gomphostemma oblongum wall.CW. Benth.Lc.,Wight.Ico*.

IV. tab. 1457. Caulis erectus, folia oblongo-elliptica rugosra, sopra

hispidula, subtus dense tomsntosa (minora et angustiora quam in G.
strobilino), floralia conformia, verticilli axillaresremoti pauciflori, ca-
lycis campanulati tomentosi dentes lanceolato-lineares elongati acuti,
corolla calvce triplo longior, extus pubescens, ultra 1^ pollicaris,
tubo gracili, apice valde inflato. — Java, in de bergstreken (zor.-
linger). — Birma, in Achter-Indië.

3. Gomphostemma javanicnm benth. Caulis petioli folia subtus et

ealyces stellato-tiavescenti-subtonientosa,provectiore aetate glabriora
et subscabra, folia petiolata, e basi euneatu, acuta vel subrotundata.
elliptico- vel ovato-oblonga, acuminata vel acutiuscula, conferte brevi-
dentata, mernbranacea, supra strigosa, subtus costulato-veuosa reti-
culata, demurn subscrobiculata, 7 — 3^ poll. longa, verticilli axilla-
res fascieulati pluriflorï densi, bracteis ellipticis vel elliptico-oblongis
acutatis integerrimis, bracteolis Jinearibus,corollae fere 1 { pollicaris
stellato-pubescentis lacinia media labii inferioris lateralibus longior
elliptica, filamenta pubera, nuculae flavido-hirtae. Prasiumjavanicwn
BL IHjdr. p. 840. — A G. eriocarpo satis distinctum videtur. Caljx
angulato-costatus laciniis lanceolato-linearibus acuminato-attenuatis.
Caeterum monitum volo, hujus speciei specimen incompletum //Prasii
phlomoidis Reinw. kerk." titulo a cl. clumeo mecumfuisse commn-
nicatum. —- Java, op den G. Praoe (horsfield), in de bergstreken
(reiner). — Kalindoeng sund. of Sapoenega (horsf.).

4. Gomphostemma dichotomum zoLL.etMOR. Caulis erectus pan -
nosus; folia ovata vel elliptica, supra pubescentia, subtus tomentosa,
floralia conformia, verticilli axillares remoti laxe multiaori, cymis
saepe evolutis, bracteis lanceolatis vel linearibus ealyces aequantibus,
calycis campanulati dentes lanceolati acuminati, corolla gracilis ca-
lyce duplo longior, dilute lutea, tuboapicem versus tantum dilatato.

LABIATAB <J87

COMPHOSTEMMA.

Gomphoslemma dichotomitm Zoll. et Moritz. Syst. Verz. p. 54.
Itenlh. ap. BC. I. c. p. 352. Calycis deutibus minus acuminatis a
G. parvifloro differt, cui forsan nitnis afiine. — Java (zoll.).

5. Gomphostemma parviflorum wall., bentb. /. c. Caulis erec-

tus, folia elliptico-ovata, supra pubescentia, subtus tomentosa,floralia
conformia, verticilli axillares remoti laxe multiflori, bracteis lanceo-
latis vel linearibus calyces superantibus, calycis campanulati dentes
lanceolato-lineares apice subulati, corolla gracilis flava extus pubes-
cens 9 — 10 lin. longa, calyce duplo longior, tubo gracillimo, limbo
parvo. — Poeloe Pinang, Nepal. Silhet.

o. Gomphostemma crinitum wall., Benth. /. c. Caulia erectus,

folia elliptico-ovata supra pubescentia subtus tomentosa, floralia con-
formia, verticilli axillares remoti laxe multiflori, bracteis Hneari-seta-
ceis calyces ?ubaeqtiantibus, calycis tubuloso-campanulati fructiferi
inflati basi glaberrimi dentes elougati setacei hispidi, corolla gracilis
calyce daplo longior. — A G. parvifloro calyce facile distinetum. —
Bi r m a.

7. Gomphostemma petiolare miq. Totuin praeter foliorum pagi-
nam sup. setia parcis brevibus inspersuni, pube minuta appresa
praesertim subtus iu nervis puberum, innovantes partas subhirsutulae ;
folia longissime petiolata e basi rotundata vel brevi-acuta ovata vel
saepius suboblongo-ovata acuminata, inaequaliter subduplicato-den-
tata, herbacea, 7 — 6 poll. longa, tenuiter venosa, subtus pallida, flores
(virginei) axillares fasciculati bracteis louge linearibus nunc obteeti,
calyx virgineus obconicus eeostatus 5-dentatus, deutibus acutis, eum
corolla virginea extus albo-puberulus. Leonvrus javanicus BI. Bijdr.
p. 828. Eoliis ad G. membrauifoliuin aceedit, vix dubia generis spe-
cies, licet imperfectum tantum specimen viderim. — Java, in de berg-
streken (blume). — Tjitjabian oetan of Galiboeng boe-
loe smid.

S. Gomphostemma flavescens miq. Suffratex parce ramosus erec-
tus; folia ovata basi cuneata in petiolum attenuata, grosse dentata,
hirsutiuscula; flores axillares nunc in racemulos simplices fascicula-
tos nunc in corymbos trichotomos dispositi, secuudum racemulos
seu corymbi ramos biseriatim secundi, infiorescentiis semper recurvis

LABIATAK. 988

GOMPHOSTEMMA.

etcomam arcuatam simulantibus, calyx 5-fidus aequalis, fructifer
fauce constrictus, extus hirsutus, intus glaber, corollae flavae tubus
calyce inclusus rectus, ad faucem incurvatus intusque hirsutus, la-
bram sup. dorso hirsutum, iuferioris lacinia media elongata, stigma-
tis lobi brevi-acuti extus stigmatosi ; iiuculae hirsutae. Anfhocöma
flavescens Zoll. in Nat. en Geneesk. Arch.lLp. 569—70. Herb.n,
2418. A el. A. DC. cum G. dichotomo consocfatum, tubo corollae
incluso jam distinctum, a me nou visum, G. javatiico forsau affiue.
Java, in Malang en Banjoewangi, in de kuststreken (zoll.).

9. Gomphostemma membranifolium m Q . Caulis pube tenenima

puberus setulisque patulis hirtellus, folia longiter petiolata e basi
vulgo rotundata lato- vel ovato-elliptica acuta vel acuminata repando-
dentata, membranacea, utrinque setulis simplicibus, subtus in nervis
densius, pubescentia, supra lucida, subtus pallida, 7f — ö poll. longa,
tlores axillares verticillati densissimi, flores numerosi subsessiles, brac-
teis bracteolisque lanceolatis et linearibus caljces circiter aequantibus,
calyx infuudibuliformis extus tenerrime puberus et parce setulosus
tubo angusto substriato, limbi patuli iaciniis ovatis acumiuatis in-
tus extusque hirtellis, corollae circiter semipollicaris extus appresse
setulosae tubus angustus alle exsertus.. limbus parvus,nuculae glabrae.
Java, in Patjitan (horsf.).

10. Gomphostemma macrophyllum mïq. Rami petioïi et folia

subtus in nervis appresse minute pubescentia, folia longissime petio-
lata, e basi acuta vel subacuta ovato- vel elliptico-oblonga acu-
minata, dense subinaequaliter brevi-dentata (dentibus paucis superio-
ribus vulgo majoribus) passim subcrenata, tenuiter membranacea, supra
nitida setulis sparsis conspe.sa. subtus pallida et tenuiter venosa,
10—7 poll. longa, fasciculi axillares dense multiflori, bracteis brac-
teolisque linearibus viridibus calyce longioribus vel aequilongis pa-
tenti-hirtis, calycis infuudibuliformis .3| lin. longi, pube appresse et
setia patentibus vestiti viridis deutes lauceolati acuminati, tubo plus
duplo breviores, corollae tubus inclusus, labium utrumque praesertim
sup dorso aureo-setuloso-hirsutum. Leomirus oblongifolius BI.
Bijdr. p. 828. —- Prasium javanicum ej. in Herb. L.Bal.a. 1858,
non Bijdr. (phrasi diagn. in Bijdr. proposUd plane contrarie).

1.AWATAE. 939

ACIIYRUSPERJiUM.

Primo adspectu G. mcmbranifolio foliis et bracteis, totoqtie babitu si-
ïnillimum, sed illis oblongioribus, pube nascentioui subtus etiam ap-
pressa nee patuia, calycis forma et indumento nee non corolla in-

clusa et multo hirsutiore distinctissimum. — In spec. celeb. sterili
folia angustiora, sursum seusim angustata. — Java, op dan Mega-
medoeng, Salak (bl.), Ce Ie bes (forst.). — Ki boeloe turnt.

§ 2. Flores racemoso-spicati.

u. Gomphostemma strobilinum wall. pi. a s . mr. n ,, 12

Benth. ibid. et ap. DC. /. c. p. 551. Caulis erectus, folia elliptico-
ovata rugosa supra hispida subtus tomentosa, ti—1 O-poll., verticilH in
spicam termmalem congesti vel intimi remoti axillares, folia floralia
bracteaeformia late ovata calyces superantia, ealyces campanulati mol-
liter tomentosi, dentibus ovato-lanceolatis, corolla calyce subtriplo lon-
gior, fiava, extus pubesceus. — Birma.

12. GomphOStemma Viride WALL. Cat., Benth. f. c. Caulis erectus,
folia elliptico-ovata flaccida, supra liispidula subtus pubescentia, ver-
ticilH pauciflori in spicam brevern terminalem congesti, folia floralia
bracteaeformia late ovata calyces superantia, calyces campanulati mol-
liter villosi, dentibus lanceolatis, corolla calyce duplo longior. - Prae-
ced. valtle affine, sed humilius, corollae tubus brevior. — Birma.

XXVIII. ACHYKOSPERMUM blume. Calycis tubuloso-cam-
panulati leviter incurvi plurinervii corolla amplioris subbilabiatim
5-dentati dentes subaequales, 3 postici paullo altiores, erecti, 2 inf.
paullo dernissiores patentes. Corollae calyce lougioris tubulosae
labium sup. abbreviatum erectum emarginatum, inf. semitrifidnm,
Jacinia media majore concava. Stamina 4 subaequalia adscendeu-
tia, antheris unilocularibus. Nuculae liberae ellipticae verrucel-
losae dorso convexae superne antice planiusculae, apice (et ventre)
paleaceo-coronatae. — Herbae foliis dentatis pubescentibus, vetii-
cillis spicatis terminalibus.

1. Achyrospermum densiflorum bl. Folia e basi integerrima
obovato-oblonga acuta dentato-serrata puberuia, spicae cylindricae
densae, verticillis 6-Horis dense approximatis. Achyrospermum den-
siflorum Bl. Bijdr. p. 841. Benth. I. c. p. 458. Caulis adscendens
retrorse pubescens. Folia basi louge decurrente subsessilia, 3 — 5
poll. longa, membranacea, supra minutissime pubera, subtus pallida

ttilATAi. 900 TEUCRIUM.

in veins Bppressepubesceütia,spicaematurae2— 3 poll. longae, brac*

teis ovato-lanceolatis; calyx pilis dimorphis hirtcllo-pubescens, den-
tibus ovatis subacutis subaequalibus. — Java, in Tjeribon bij Linga
djati, aan de beekjes enz.

2. Achyrospermum phlomoides bl. Lc. Benth. Lc. Folia e basi

integerrima. obovata obtusa, spicae laxae, bracteis intus biglandulo-
sis, verticilli pluriflori. — Non vidi. — Java, in de wouden op
den Boerangrang (bl.).

3. Achyrospermum? philippinense benth. ap . dc. l c . p . 4ös.

Herbaceum, folia ovata acuminata, serrata, basi cuneata vel angustata'
utnnque puWula, verticilli 6-fioii in spicam ovatam vel oblon-am ap-
proxnnati. Ac.hyrospermi densiflori forma Benth. Lab. p 643 —
(probabihter ita est). Antherac loculi confluentes. — P h i 1 i i n ' e i 1
(COMING n. ISS4). PP ' -

^ Tribus VI, Ajugeae bemii. Corollae labium sup. nunc brevis-
simum, mme fissum, rarissirne fornicatura, inf. elongatum, rariusco-
rolla subaequalis. Stamina 4 didynama, inferioribus longioribus, ra-
nus 2, parallele adscendentia vulgo exserta. Nuculae siccae, saepius
reticulato-rugosac, basi iuterselateraliterconnataevel obliqueaffixae.
Stylus deciduus. — Fructu ad Verbenaceas tendunt.

XXIX TEUCRIUM lisn. Calyx tubulosus vel campanulatus,
rarius inflatns, 5-dentatus, dentibus aequalibus vel supremo saepius
latiore. Corollae tuhus brevis intus exannulatus, limbi laci-
ïiiae 4 superiorea subaequales vel supremae latiores longioresve,
nunc oblongae declinatae, nunc brevissimae suberectae, infima
maxima rotundata vel oblouga, saepius concava. Stamina 4, iiiter
lacinias supremas exserta, didynama, inferiora longiora. Anthera-
rum loculi confluentes. Stylus apice subaequaliter bifidus. Nucu-
lae latere interiore oblique affixae, plerisque rugosae.

1. Teucrium Stoloniferum hamilt. Herbaceum, adsceudens vel
erectum, glabrum vel puberulum, folia longiuscule petmlata e basi
rotundata vel cuneata ovata profunde crenata utrinque viridia vix
rugosa, 1—2 poll. longa, floralia sub ramis paniculae confonnia
minora, in racemulis bracteaeformia calyce breviora, racemi pani-
colato-ramosi, calyces declinati pilosiusculi ovoidei, fiuctiferi inflati,

LAU1ATAE. 991

AJUGA.

dente sopremo latiore, corollae ilavescentis tubus inclusus. Teucrium
itoloniferum Uamilt., Bcnth. in Wall. PI. As. rar. I. p. 58. DC.
L c. p. 583 (tin et lloxb. Fl. Ind. III. p. 7?). — Teuc. elevatum
Bcnth. in Wall. Cat. n. 2026. — Voor- en Achter-lndië. —
China. — Java (zoll.).

2. Teucrium viscidum bl. Herbaceum, caulis tetragonus pet tol i

folia subtus in nervis supra sparse (et decidue) puberula, folia lon-
giter petiolata e basi (itna ad petiolurn subprotracta) truncato-ro-
tundata ovata vel oblongo-ovata acuta vel acutiuscula grosse iuae-
qualiter subduplicato-crenato-serrata, membranacea, vix rugosa, sub-
tus pallida parce glandulosa, '3 — 1 poll. longa, racemi subsecuudi
terminales et ramulis superne axillaribus paniculato-conferti, eum
bracteis elliptico-lanceolatis utrinque attenuatis (pediccllum vel ip-
sum calycem aequantibus) calycibusque demum subdeclinatis pilis
capitellatis incano-villosuli, calvcis ovoidei lacinia j)Ostica ovata ob-
tusa, laterales sub authesi conformes haud alte superans, anticas an-
gustiores acutas circiter aequans. Teucrium viscidum lllume liijdr.
p. 827. Bcnth. L c — Valde variat statura, robusta vel macru, ra-
cemis amplo- vel pauci-paniculatis, calycibus villosis vel incano-vil-
losis caet. — (1 Densijhra, racemis brevibus condensatis, fl. brevius
pedicellatis, bracteis latioribus ellipticis utrinque acuminatis. A T.
tomentoso indumenti ratione et bracteis ut videtur angustioribus dif-
ferre videtur, certo autem huic valde afiïne. — Java, op den Oenga-
ran (horsf.), en de koffijtuinen (v. jiass.). — §. Timor. — Sang-
ket sund.

XXX. AJUGA. BENTH. Calys ovato- vel globosocampanulatus sub-
aequalis, 5-fidus vel 5-dentatus Corollae tubus inclusus vel ex-
sertus, intus saepius piloso-annulatus, rectus vel semilortus, labium
sup. breve, saepius brevissimum, leviler emarginatum, in f. elongntum
patens, trifidum, laciniis lateralibus oblongis, intermedia latiore, emar-
ginata vel bifida. Stamina 4 adscendentia, e labio sup. saepissime
exserta, didynama, inferiora longiora. Antherae subbiloculares, lo-
culis divergentibus vel divaricatis, demum confluentibus. Stylus apice
subaequaliter bifidus. — Species pleraeque herbaceae, gerontogaeae,
verticillis axillaribus vel spieatis.

1. Ajuga macrOSperma Wall., Bcnth in Wall. PI. As. rar. II.
p. 58, ap. DC. l.c. p. 599. Estolonosa, erecta vel adscendens. ramosa,

LAB1ATAE. 992 CYMARIA.

folia Jonge petiolala, caulina ampla, 2 — 4 poll, longa, e basi longe
angustata ovala grosse dentata, membranacea, glabra vel parce pilosa,
iioralia inf. subcoiifonnia, suprema vel oinnia bracteaeformia flore bre-
viora, verticilli spicati vel intimi subremoti, calycis dentes obtusi, co-
rollae tubus breviter exserfus, medio inriatus, inlus nnnulatus, labium
sup. oblongum apice bifidum. — Voor- en A ch ter-Indië. —
Sunda-eil.?

XXXI. CYMARIA bektii. Calyx subglobosus sub- LO-nervius,
aequalis, 5-dentatus, fauce coarctata, intus nuda. Corollae tu-
bus subexsertus rectus, labia subaequalia, sup. erectum integrum
fomicatum, i n f. patetis 3-fidum, laciniu. intermedia integra. Sta-
mina 4, sub labio sup. adscendentia, didynama, inf. longiora. An-
therae biloculares, loculis demum divaricatis. Styli lobus sup. bre-
vissimus. — ïrutices, cymis racemosis parviÜoris; ovario minus pro-
funde fisso Verbenaceis adpropinquantur.

1. Cymaria acuminata decaisn. in Nouv. Ann. Mus. III. p. 399.

Benih. I. c. p. 602. Folia longiuscule petiolata e basi angustata
ovata acuminata grosse dentata membranacea glabriuscula, cymae
laxae, pedunculis petiolo vnulto brevioribus. — Timor. — Philip,
eil. (cumifG n. 446).

2. Cymaria mollis miq. Ramuli petioli folia utrinque praesertim
subtus inflorescentia floresejue suhincano-pubescentia, folia petiolata
e basi abrupte cuneatim decurrente integerrimu ovata acuminata acute
et obtuse serrata, membranacea, subtus minutissime glandulosa,4 — 3
poll. longa, cymae axillares breviter pedunculatae, calycis dentes an-
tici subdemissiores, calyx circa fructuui reticulato-venosus, nuculae
reticulatae. — Java, in Samarang (horsf.).

3. Cymaria dichotoma benth. in Wall. Pi. As.rar.l,p.64. dc.

l.c. Polia breviter petiolata ovata utrinque angustata, crenata, juniora
subtua tomentosa, supra glabriuscula, vix rugosa; cymae laxae pani-
culatae; pedunculus gracilis petiolo multo longior. — Birma.

4. Cymaria elongata benth. /. c. Folia brevi-petiolata e basi saepe
rotundata. ovata crenata rugosa utrinque tomentosa, supra viridia, sub-
tus canescentia, cymae densae breviter pedunculatae, thyrsusque ter-
mmalis elongatus laxtis. —Birma.

PLUMBAGWEAB. 993 PLUMBAGO.

Ordo CLX XVIII. PLUMBAGINEAE venteivat.

Frutices vel herbac rhizomatosae, perraro annuae, f o liis alternis,
petiolis basi dilatatis, pedunculis scapiformibus vel ramosis, flori-
bus capitatis, spicatis, raro solitariis, hermaphroditis. Calyx tubu-
losus, 5-plicatus, 5-dentatus, raro 5-phyllus, persistens. Corolla
hypogyna tenera, aut rnonopetala, tubo augulato limbo 5-partito, aut
5-petala, petalorura unguibus saepe ima cohaerentibus, aestivatione
contorta. Stamiua 5 oppositipetala, unguibus inserta vel hypogyna.
Ovarium liberum uniloculare, ovulo unico, ex apice placentae fili-
formis e basi cavitatis adscendentis inserto, pendulo anatropo. Styli
5, raro 3 — 4, liberi vel connati, stigmatibus filiformibus, raris-
sime capitatis. Utriculus membranaceus calyce iuclusus mono-
spermus, valvis dehiscens vel basi rumpens. Semen inversum, nunc
placentae adnatum. Embryi intraalbumen farinosuin parcum raro de-
ficiensrecti cotyledones planae, radicula supera. — Stirpes saepe
littoreae vel deserta salsa habitantes, clima temperatum praeoptantes.

Tribus I. Plumbageae boiss. in DC. Prodr. XII. p. 690. Styli ad
apicem usque connati. Pericarpium subvalvatim dehiscens.

I. PLUMBAGO TOöRHEF. Calyx tubulosus 5-dentulus, inter
costas 5 herbaceas stipitato-glandulosas ad basin usque hyalinus.
Gorollae hypocraterimorphae tubus calycem superans, limbus ro-
tstas 5-partitus aestivatione contortus. Stamiua 5 hypogyna, f il a-
mentis basi subdilatata carnosula in discum lobatum sub ovario
conniventibus, antheris linearibus basi bifidis. Ovarium ovatum
vel oblongum, stylo filiformi, stigmatibus 5 filiformibus, latere
interiore glandulis pluriseriatis dense obsitis. Utriculus membra-
naceus, ima basi teneriore irregulariter et circumscisse ruptüs, dein
a basi ad medium aut a parte media jam feuestrata basin versus se-
cus angulos valvatim fissus, valvis apice cohaerentibus. Semen ova-
tum vel oblongum. — Herbae perennes vel frutices, rl. spicatis, sin-
gulis tribracteatis.

1. Plumbago rosea lis*. Spec I p- 215. Caules herbacei erecti

elati teretes, superne ramosi; folia e basi brevi-cuneata in petiolum
brevissimumamplexicaulem exauriculatum continua oblonga superne
attenuata,magna;spicae terminales et superne axillares elongatae

63

Flora van Ned. Indië. II.

PLÜMBAGINEAE, 994

AEGIALITIS.

virgatac ]axae post anthcaiu elongatiores, rhachi glabra, bracteia ova-
tis cuspidatia calyce qnadruplo brcvioribus fcre pcllucidis, calyx ru-
bellusbrevitercylindricus,pertotam longitudinem glandulis stipitatis
et aJiis sessilibus obsitus, corollae coccineae tubus calyce quadruplo
longior, limbi ampli laeiniae ovatae rotundatae cuspidatae. Bot. Mag.
tab. 230.— Plumbago coccinea Boiss.l.cpMZ. — Thela coccinea
Lour. CochA.pAH.— Plumbagidium roman SpachVég. Phaner.
X.p.389.— - Rhecd.Hort.MaLX.Iab.d. — Voor-Indië. Cocbiu-
china. China. Java. — Barna sund. — De wortel is narcotisch.

2. Piumbago zeylanica linn. Spec. I. p. 215. Caules fruticosi
subscandentes angulato-striati ramosissimi, folia ovata oblongave
acutiuscula, basi brevissime et abrupte in petiolum amplexicaulem
brevem ima saepc minute auriculato-dilatatum attenuata ; spicae elon-
gatae densiusculae, rhachi glandulosfi, bracteis oblongis acuminatis
calyce triplo brevioribus, inferiore majore, calyx longe cylindricus
post anthesiii refractus, totA longitudine stipitato-glandulosus, inter
glandulas glaber vel minüte glandulosus, corolla alba. Boiss. L c. p.
692. Decaisn. Nouv. Ann. Mus. HL /;. 373. Burm. Thes. Zeyl. p.
1 05 (fl. lacleo). — Plumbago flaccida Mönch. Melh. p. 429.— P.
sarmenlosa Lam. lil. 2142 ex parlc. — PL auriculata BI. Bijdr.
P.136. — P. viscosa Blanco Fl. FM. p.79. Thela alba Lour. Coch.
1.^.147. — Geheel Zuid-Azië,trop. Nieuw-Holland. Sunda-

eilanden(Java).Philipp. eilanden. Eilanden der Stille Zuid-
zee. — Timor. — Senegambie'. Kordofan.

3. Plumbago cape n sis thunb. in Java culta occurrit. Huc PI

auriculata Zoll. et Mor. Syst. Verz. p. 70.

Tribus IL Staticeae bartl. Ord. p. 127. Styli a basi vel parte
supenore saltem hben. Pericarpium utricuiare basi lacerum vel anice
circumscissum. l

II. AEGIALITIS R . brown. Cal jx tubulosus, herbaceo-coria-
ceus, 5-angulato-costatus, inter costas augustissime plicato-membra-
naceas, 5-dentulus. Petala 5 oblongo-linearia, subcoriacea, basi
circa ovanum ni urceolurn brevem eonnata, connexionis puncto sub-
articulata. Stamiaa 5 perigyna, petalorum basi connatu connexa
dem hben, antheris basifixis. Ovarium lmeari-pentagonum, S ty-

'LUMBAG1NEAB. 995

STATICE.

lis 5 liberi», stigmatibus minutis capitatis. Oapsula coriacca,
cvalvis, semine geraaioante apice rupta. Scmen cxalbuminosum,
embryi pluraula majuscula diphylla.

1. Aegialitis annulata r. br. Prodr. I. p. 426. Gaudich. Freyc.

It. Bot. p. 446, tab. 51. Decaisn. L c. p. 373. Boiss. I. c. p. 621.
Suffrutex, rami teretes, cicatricibus petiolorum ammlati; folia ovata
integerrima coriacea, petiolo membranaceo-marginato basi dilatata,
vaginante; spicae paniculatae; fl. alterni subimbricati tribracteati
albi. Aegialitis nndulala Presl. Bemerk. p. 103. — Nieuw-Hol-
land, kuststreken. — Ti mor.

ITT. STATTCE willd. Calycis obconici tubulosi vel infundi-
buliformis lirabus scariosus 5-nervis, 5-rarissime 10-lobus. Corolla
aut polypetala aut ima vel ad medium monopetala. Stamiua 5, iïla-
mentis imae basi corollae insertis, rarissime ad faucem usque tubo
adnatis. Ovarium oblongum, obovatum vel lineare, sty lis 5 li-
beris vel ima coalitis, glabris filiformibus, stigmatibus filiformi-
cylindricis. Utriculus superne durior, inferne tenuior, apice pen-
tagonus et regulariter dehiscens, operculo ad stylorum basin cir-
cumscisse deciduo, vel subindehiscens, inferne diruptus. — Herbae
vulgo perennes, in regionibus temperatis, in Prom. B. spei, raro
regiones tropicas intrantes, scapis ramosis, spiculis 1-plurinoris
varie dispositie

1. Statice Billardieri girard. Ann. Sc. nat. 3 sér. II. p. 325.
Boiss. I. c. p. 658. Siccata nigrescens, tota tuberculis obsita, inferne
et secus ramos pube fasciculata puberuia, folia rosulata oblongo-lan-
ceolata vel lineari-spathulata obtusiuscula in petiolum attenuata,
scapi tenues pumili paulo supia basiu ramosissimi, ramis capillari-
multifidis imbricatis, spiculae uniiiorae, bractea inf. minima acumi-
nata, intermediü majore, teretia convoluta florem iucludente, calycis
tubus niger, limbus rufescens, petala ima coalita. — Boeroe in de
Molukken.

Ordo CLXXTX. LENTIBULABTEAE l. c. richard.

Ilerbulac tenerae aunuae vel stolonibus perennantes, foliis capil-
laceopartitis ascidiferis vel indivisis, scapis racemoso-floridis. Ca-

63*

LSNTIBULARIEAE. 990 , UTMCULARIA.

lyx bilabiatus. Corolla personata vel bilabiata, rarissime subregu-
laris, labio inf. saepe majore calcarato. Stamina 2, basi corollae
inserta, laciniae mediae Jabii inferioris opposita, antheris ereetis
unilocularibus, medio nonnunquam eonstrictis. Ovarium liberum
uniloculare, placenta axili ovoidea pluriovulata. Stylus saepius in-
distinctus vel abbreviatus, raro filiformis, stigmate bi- vel lobo
superiorc nano, unilobo, inferiore latiore super antheras revoluto.
Capsula demum irregulariter rupta polysperma, seminibus mi-
nimis lenticulari-angulatis vel ellipsoideis, testa saepe areolato-
rugosa, alata vel exalata, albumine millo, embryo subcylindrico in-
diviso vel cotyledonibus 2 brevissimis. — Crescunt turn in aquis
stagnantibus, foliis ascidiferis radicibusque natantes vel fundo inses-
sac, turn locis humidis terrestres, foliis magis minusve rosulatis
nunc sub anthesi emortuis. — Embryon earnosum exalbuminosum
statmuit auctores, in Utriculariïi vero albumen magnum cum exilis-
simo embryo dcscripsit cl. hasskarl (Relzia l. c).

1. UTRICULAItlA linn. Calycis subherbacei nervosi bipar-
titi labia integra vel subintegra. Corolla personata ex labio in-
feriore calcarata, palato magis minusve convexo. — Ueliqua ordi-
nis. — Genus cosmopolitum, cujus species, ex siccis vix tuto extri-
candae, in India, or. hand paucae, sundanenses vero parum adhuc
cxploratae.

<§ 1. Fluitaiites vel terrestres, foliis multisectis ascidiferis. Capsula
calyce haad obtecta.

* Folia suprema verticillata, peliolo vesiculoso-inflato natantes, rc-
liqua ascidifera.

1. Utricillaria StellariS linn. fil. Folia verticillata a basi bipin-

natisecta, axi non dilatato, segmentis capillaceis pilosiusculis prope

basin utriculiferis; suprema ad medium scapi circiter inserta petiolo

ovoideo-acuto-inflato apice paucisetifero ; scapus adscendens multi-

florus, pedicelli bractea ovata longiores calyce subbreviores, calycis

labia ovata obtusa, corollae flavae basialbidae labiumsup oblongum

integrum, inf. rotundatum marginibusrevolutum, calcar succatum ob-

tusum labio inferiore brevius, semina angustc alata. Linn. fil. Suppl.

p. 80. Boxb. Flor. IncL I. p. 143. Wig hl Illustr. p. 7, lab. 27.

Icon. IV. tab. 1507. Alph. DC. Prodr. VIII. p. 'i. — p, coroman-

LKNTIBULA1UEAE. 997 UTRICULARIA.

delina DC. t. c. foliorum segmentia crebrioribus, supremis vesicae-
formibus ellipsoideis muticis, corolla calyce nou longiore. — Utri-
cularia slellaris Roxb. PI. Corom. II. fab. 180. — Egypte, Nu-
bië, M as carrh. ei landen, Kaap, geheel Indië,in staande wateren.

** Folia raultisecta, ascidifera. — Corolla lutea.

2. Utricularia fasciculata roxb. Eolia subverticillata approxi-

mata ambitu oblouga, bipinnatisecta, rhachi lineari subdilatata, seg-
mentis capillaribus divisis secundariis praesertim ascidiferis; scapi
longiusculi (4—8 poll.) erecti nudi, bracteis ovatis basitixis acutis,
bracteolis nullis, pedicelli bractea duplo triplove longiores, in fructu
accrescentes retlexi apice incrassati ; calycis corolla multo brevioris
labia ovata obtusissima, corollae labium sup. dorso pubescens, calcar
labium inferius subaequans obtusum adscendens, capsula globosa
calycein auctum circiter aequans, semina 5-angulata auguste alata.
Roxb. Fl. Ind. L c. Alph. DC. p. 7. Wighl Icon. IV. tab. 1568.
Palatum rubello-aurantiacum. — An huc Utricularia flcxuosa Vahl
Enum.I.p. 198? — Voor-Indië, in staaude wateren. — Su-
matra, bij Solok (teysm.).

3. Utricularia reclinata hassk. Eolia semiverticillata, vaïde ap-
proximata, 3 na — 5 ua , ambitu ovato-oblonga obtusa, | — 1\ poll.
longa, teuuissime bipinnatisecta, rhachi lineari-dilatatÉi, segmentis
furcatim divisis capillaribus tenuissimis, minute puberis, ad infimas
divisiones ascidiferis, ascidiis pyriformibus nudis, scapi erecti fiexuosi
3 — 4 poll. longi, 3 — 7-fiori, bracteis ovatis acutis, fuscescenti-
bus, 1 lin. longis, in fructu refractis, bracteolae nullae, pedicelli
bractea plus duplo longiores apice vix incrassati, in fructu ultro-
semipollicares apice incrassati valde refracti; calycis viridis apicem
versus rubescentis labia aequalia ovato-oblonga acuta, l{ lin. longa,
in fructu duplo longiora, corolla 2 lin. vix excedens lutea palato
paullo introrsum rubescente, calcar labio inferiore brevius vel sub-
aequale acutum vix puberulum, capsula subglobosa calyce obtecta,
semina irregulariter 5-angulata subcompressa, margine nou exte-
nuata. Hassk. Relsia I. p. 93. — Java, in demoerassen en water-
plassen aan den voet van den Gcdé 4—5000' (hassk.).

4. Utricularia Binmei alph. dg. Scapus nudus simplex Üexuo-

LENTIBULARIEAE. 998 UTIUCULAIUA.

sus, bracteis ovatis obtusis distantibus unifloris, corollae labia ro-
tundata indivisa, inferius majus patuluin, superius fornicatum ; cal-
car adscendens obtusum puberulum; pedicelli fructiferi reiiexi. Ulri-
cularia flexuosa Vahl var. /5. Dlumei Alph. DC. I. c.p. 24. — Utr.
ftexuosa BI. Bijdr. p. 739 cxcl. syn. Vahl. — Non.vidi. — Java,
in staande wateren bij Batavia (bl.).

*** Folia parva, segmentis iiliformibus paucis.

5. Utricularia sumatrana miq. Folia stolonibus (sub anthesi)

paucabrevia filiformi-secta, segmentis paucis parce utriculiferis, utri-
eulis bi- tri-setis ?, scapi digitales vel paullo longiores subnudi, a me-
dio inde distanter 8 — 4-flori, bracteae ovatae acutae basifixae, brac-
tcolas 2 (vix semper) exilissimas lineares pedicellique plus duplo lon-
gioris basin amplectentes, pedicelli sub anthesi fiore horizontali 2
lin. longo luteo breviores, calcar fere aequantes, praesertim sursum
marginati, calycis lutescentis ? Jabia rotundato-ovata, superius paullo
majus obtusum, inf. obtusiuseulum, hoc calcare, illud corollae labio
sup. paullo brevius, in fructu accrescentia viridescentia membranacea,
corollae labium sup. erectum oblongum apice obtuso subpaucidentu-
lum, inf. palato valde galeato aequilongum, calcare conico acuto
basi reeurvulo glabro subbrevius, stylusbrevissimus,capsularostellata,

exserta, semina Ulriculariae dianihae B. et Sch. (wight Icon.

V. tab. 1569) proxima. — Sumatra, bij Siboga (teysm.).

C. UtriCUlaria COnferta iiassk. Pumila subinersa natans laete vi-
ridis glabra, stolonibus radiciformibus copiosis, ramulis geniculatis
simplicibus vel parce ramuliferis : folia stolonum brevia filiformia so-
litaria aut bina, hinc inde ascidifera, ascidiis compressis ovoideis,
apice setiferis, setis nunc ramosis; scapi plerumquc conferti 2—6
erecti 3 — 4-rarius 1 — 2-fiori ; pedicelli erecti, 1—8 lin. longi, vi-
ndes, demum rubescentes, bracteis binis, altera majore subrotunda,
altera minuta ovata acuta suffulti ; bracteolae nullae; calycis virginei
et maturi viridis, sub anthesi rubentis labia ovata obtusa, persis-
tentia, ad basin capsulae subglobosae vegeta, corollae lutcae parvae
labium sup subrotundo-ovatum integrum, calcar acutum horizontale
labio inf. paullo brevius, 1 lin. longum, semina irregulariter penta-
goua pcltata, ala tenui albida cincta. Hassk. I. c. p. 91. — Anne

LENTIIHJLAUIKAE. 999 UTRICULARIA.

Utriculariae biflorae bl. vel U. geminiscapae bbnj. affinis? — Java,
in moerassen bij Batavia (hassk.).

**** Folia aut capillaria ascidifera aut liaearia indivisa (amie ilhi
potius radicea ascidiferae?).

7. UtriCUlaria diantha roem. et sch. Fluitans vel terrestris, hinc
folia vel capillaceo-partita ascidifera, vel linearia subulata subspa-
thulata; scapi nliformes erecti vulgo biflon; bracteae ovatae, brac-
teolae nullae ; cal jcis lafra obovata obtusa, in fructu non accrcscen-
tia; corollae luteae labia subaequilonga, integra, calcar inferiore
(palato galeato) longius, capsula globosa, calycem circiter duplo su-
perans, semina orbicularia 20—30 flavescentia angulata, marginc
tenuiore subalata. Ulricularia dianlha Roem. et Sch. Syst. I. Mant.
p. 169. A. DC. L c. p. 21. Wight Icon. IV. tab. 1569 (ex hassk.
Hclz. I. c. p. 89 optima). U. Boxburghii Spr. Syst. I. p. 52. —
Semina moneute hassk., apud DC. minus recte descripta. — La-
bium corollae sup. in icone wight apice paucidentulum. — Yoor-
Intlië. — Tavoy. — Java.

8. ütricnlaria panciflora bl. Bijdr. p. 739. Scapus nudua fili-

formis simplex sub- 2-florus, calcar obtusum porrectum, capsula glo-
bosa. - //Affinis Utriculariae biflorae lam." — An eadem ac prae-
cedens? — Java, in sloten om Buitenzorg (bl.).

***** Radices parce ascidiferae; folia linearia obtusa.

9. UtriCUlaria filicanliS wall. Kadices fibrosae parce ^idiferae,
folia linearia obtusa basi angustata, scapus erectus ^;™™' squa-
mae lanceolatae medio offisae utrinque acuinmatae, ^„atee La
squamis similis pediceltum aequans, bracteolae ]™»'™™Xb"m
lycis labia o vata obtusa subaeqaal.a, corollae 1» ^J°*g*J£%£
sup. oblongum obtusum, mtegrum. inferiua refleium «ubmt^um
cafis basi/amplectfus, calcar conico-cylmdncum obt m >J* ^rectum
labio inferiore duplo longius. ütricularta filtcau toWd *.< p^J 1B J£
DC. l.c. ^.21.-Ceylon. Voor- en A eb t er-I ndie. - bunüa
eilanden?

| 2. Aseidia nulla. Folia indivisa.

10. ütricnlaria Griffithii *. mw '^i^ll^llo-

nearia spathulata, scapus adscendens axus 8-U pol ;^ ae;flo .
lubilis 5-6-florus, squamis paucis mmutis, bracteae ow»
res coerulescentes,' calyeis labia ovata aeuta, lfl^«™& C ' olh[ .
conicum acutum descendens, calyce longius, labio mf.

LENTIBULAR1EAE. 1000 BENJAMINEA.

culari emarginato brevius; labium sup. integrum obtusum ; capsula
lenticularis j semina lentieularia profunde foveolata. — Ma lak ka.

11. Utricnlaiia lOSUlata benjam. in Linnaed XX. p. 310. Folia
rotundata sessilia vel brevi-petiolata {- — 1 lin. longa, scapus tenuissi-
mus nudus pauciflorus 1—2 poll. longus, pedicelli Ij -2 lin. longi, brac-
teae basifixae geminatae, calycis labia ovata -J — |- lin. longa, corollae
2 — 3 lin. longae labia integra, superius palato piloso longius ovatum
obtusum nunc emarginatum, inferius longius dilatatum, 2 lin. circiter
longum, calcav dependens rectum subulatum acutissiraura aequans. —
Philipp. eilanden (cuming n. 1651).

12. UtïiCulaiia heterOSepala benjam. l.c. Folia ovato-rotundata
vel oblonga petiolata, lamina 1 — 1} lin. aequante trinervia; scapus 1-
paueiflorus, squama una, alterave basifixa; bracteae solitariae; calycis
labia valde inaequalia acuta, sup. oblongum, inf. longius oblongo-
laneeolatum, corollae labia integra, sup. brevius. inf. orbiculare, calcar
horizontale rectum vel subincurvatum conicura acutum aequans vel ex-
cedens. — Philipp. eilanden (cuming n. 1117).

13. UtriCUlaria VeiticttlataBENJAM. /. c. p. 312. Radix fibrillis ver-
ticillutis; folia sub antbesi nulla; scapus filiformis 6—8 poll. longus,
wullitlovus, nudus vel squamis rans medio affixis, utrinque acutis, pe-
dicelli floriferi et fvuctifevi pateutes unibracteati, bracteis medio affixis;
calycis labia suhrotundata obtusa, superius latius. — Ma lak ka.

11. BENJAM1NÏÏA maut. Calyx 5-partitus aequalis. Corolla
ccalcarata ringens subbilabiata, tubo longiusculo infundibuliforroi, labio
sup, bilobo, inf. longiore trilobo. O v ar i urn ordinis, stylo longius-
culo. Semina pluviraa minima elliptica. — Herbae vel aquaticae fo-
liis pinnatisectis vel terrestres foliis integris. — Quinquelobus Benj. in
Linnaed XX p. 316.

1. Benjamittea glabra benj. I. c. sub Quinguet. Caulis tenuisgla-
ber-, foliorum segmenta cum pediceltis capillacea, corollae laciniae
obtusae. — Malakka (cuming n. 2276).

Ordo CLXXX. PKIMULACEAE ventenat.

Herbae saepius perennes, rarissime sufl'ruticosae, foliis simplici-
bus saepe raclicalibus, inflorescentia indefinita umbelliformi vel
xacemosa. ï lor es legulares raro subirregulares, hermaphroditi.
Calyx 5- raro 4- vel 7-lobus, vulgo persistens, inferus vel raro se-
misuperus. Corolla mouopetala, raro 5- vel 3-petala, rarissime
deficiens. Stamina coïollae laciniis opposita, immero aequalia, tubo
admata, antheris jntrorsis, accedentibus passim 5 castratis. Ova-

l'RIMULACEAE. 1001 PRIMULA.

rium uniloculare, placenta centrali utplurimuin globosa, multi-
ovulata. Capsula rarissime subsuccosa valvis vel circuinscisse de-
hiscens. Se mi na placentae imposita vel ejus foveolis immersa,
embryi in axi album inis dense carnosi vel subcomei recti coty-
ledones semicylindricae, germinatione foliaceae.

Tribus I. Primuleae endl. Capsula valvis dehiscens. Embryon in
semine ampbitropo transversum.

I. PEIMULA linn. Calyx subcampanulatus vel tubulosus 5-
dentatus vel-fidus persisteus. Corolla liypocraterimorpha vel iufun-
dibuiifonnis, limbi 5-lobi laciniis plerumque emarginatis. Stamina
inclusa, corollae laciniis opposita, filamentis brevissimis. Ova-
rium globosum vel subovoideum, placenta multiovulata, ovulis pel-
tatis. Capsula apice 5-valvis, valvis integrisvel bifidis. — Herbac,
1'oliis plerumque radicalibus, scapo radicali, umbellis simplicibus vel
verti ei llato-proliferis .

1. Primilla imperialiS JUNGH. Folia 10 — 20, rosulato-radicalia,
spathulato-oblonga obtusa apice deutata, glabra costulato-venosa,ex-
teriora majora usque 1 — 1^-pedalia, scapus bi- tripedalis et altior,
apice superposite prolifero-umbellatus, verticillis 2 — 4, singulis
fere 20-floris (inferioribus semipedali spatio distantibus), involucra-
tis; bracteae lineari-spathulatae apice dentatae, inferiorum elongatae,
pedicellos nutantes vel in fructu erectos aequantes vel superantes,
calyx campanulatus farina flava sub authesi subadspersus, sub-5-
fidus, dentibus triangularibus acutiusculis parte indivisa brevioribus,
maturus auctus magis dilatatus, corolla aureo-flava hypocraterimor-
pba, tubo calycem triplo superante nudo, limbi laciniis (saepe cum
mucronulo) emarginatis explanatis; stylus diutius persistens ; capsula
globosa apice 5-valvis, valvulis bifidis. Jungh. in Tijdschr. Nat.
Gesch. VIL p. 208. Hassk Cal. bog. p. 156. Fl. bot. Zeil. 1842.
Beibl. IL p. 29. — Cankrienia chrysantha de Vriese in Jaarboe/t
der Maalsch. van Tuinbouw 1850, p. 30 cum icone (ubi capsula
apice bitida et basi circumscisse dehiscens liaud recte exhibetur).
PI. Jungh. I. p. 86. — Primula prolifera Zoll. in Nat. en Gen.
Arch, II. p. 8. Zoll. cl Mor. Syst. Verz. p. 44 excl. syn. Wallich.
rjuod spec. affinem salis ut videfur dittinclam special. — Java, op
den top (van 1000 voet middcllijn) vandenManekwangi in de Vac-

t'IUMULACEAE. 1002 LYSIMACHIA.

ciniën-wouden, 9260' (jungh., zoll., teysm.), vau daar niet lager dan
800 voet afdalend ; op de vochtige grasvlakten in April bloeijend
en vruchtdragend.

Adnot. Alteram adhuc hujus generis speciem, sterilem autem in
Javae montibus se detexisse, mecum communicavit cl. zollinger.

II. LYSIMACHIA linn. Calyx 5-partitus. Corollae calycem
superantis tubus brevissimus, limbus subrotatus vel campanulatus.
Stamina 5 corollae inserta, filamentis quandoque basi connatis,
stcrilibus aliquando totidem interjectis. Capsula globosa vulgo apice
5- vel 10-valvis, polysperma. — Herbae vulgo perenues, foliis alter-
nis, oppositis vel verticillatis, floribus terrninalibus vel axillaribus,
racemosis vel spicatis aut solitariis.

§ 1. Ephemerum Duby. Mores spicati vel racemosi terminales, fila-
mentis basi inter se et cura corollae laciniis coalita.

1. LySimacWa javanica bl. Folia alterna lato-lanceolata utrin-
que acuminata in petiolum decurrentia, racemi terminales simplices
olongati, bracteis subulatis pedicello brevioribus, corollae pur pureae?
laciniae obovatae, stamina exserta. Bl. Bijdr. p. 736. Duby in DC.
Prodr. VUT. p. 62. — Java, op de grasvlakten der bergstreken,
in Tjandjoer, Buitenzorg (bl.).

2. Lysimachia CUSpidata bl. Ramosa, decumbens; folia alterna
et subopposita longe petiolata elliptica acuminata glabra utrinque
pilosa vel glabra subtus pallida; pedunculi terminales 2 — 3-flori;
calycis laciniae anguste lanceolatae longe acuminatae corollam cam-
panulatam flavam subaequantes, stamina inclusa, lilamentis basi di-
latatis. Bl. Bijdr. p. 737. Duby l. c. p. 65. De Vr. Jaarboek l.c.
PI. Juncjh. I. p. 88. — Variat glabra et pilosa. — Java, in de
wouden op den Pangerango 6 — 8000', in Medini; Sumatra, op
den Loeboe Iladja (jungh.), Java, in de wouden op den Salak, Gedé,
Eoerangrang (bl.).

§ 2. Lysimaslntm Duby. Flores latei axillares paniculati aut solitarii.

3. Lysimachia ramosa wall. Suiïruticulosa erecta, caule ramis-
que acute tetragonis angulis brevi-alulatis, folia alterna petiolata el-
liptico-lanccolata vel lanceolata utrinque acuminata, juniora subtus

PULMULACEAE. 1003 AAAGALLIS.

rarissimis pilis, supra iisdein brevissimis deciduis iuspersa, pedicelli
axillares solitarii folia subacquantes tenues apice incurvi, fructiferi
recti, calycis corolla duplo brevioris laciniae subrotuudo-ovatae ab-
rupte acuminatae, corollae luteae campauulatae laciniae ovatae ob-
tusae (in sicco apice convoluto specie acutae), stamina inter se libera,
antlieris magnis subsessilibus, capsula ovoidea vel subglobosa stylo
longiusculo diutius rostrata, sernina plurima triquetra tuberculata.
Wall. Cal. n. 1490. Duby l. e. p. 65. De Vriese, Jaarboek l. c.
PI. Junyh. I, c. — Lysimachia floribunda Zoll. in Nal. en Gen.
Arch. II. p. 575. — /5. foliis inferioribus obovato-ellipticis, ilorali-
bus multo rninoribus. — Pundua (wall.). Java, op den top van
den Kawi, óp de grasvlakten van den Diëog, Oengaran (jungii.), op
de grasvlakte van den Waliran 5 — 9000' (zoll.). — §. 8 u ma tra,
in Palembajan (teysm.).

4. Lysimachia Uliginosa cl. Folia inferiora opposita, superiora
subalterna, e basi parum attenuata ovata, pedunculi uniilori axilla-
res solitarii erecti petiolum subaequautes, fructiferi patentissimi, co-
rolla patens lutea, stamina libera 5, capsula 2 — 3 — 5-valvis. BI.
Bijdr. p. 737. Hassk in Tijdschr. Nat. Gesch. X. p. 130. —
Java, op moerassige plaatsen aan de bronnen van den TjibcrC-m.

5. Lysimachia debiliS wall. Caulis subsimplex repens elonga-
tus tomentosus, folia breviter petiolata opposita remota ovata acuta
integerrima pubescentia, pedunculi axillares tomen tosi uniilori pe-
tiolum vix aequantes, calycis pubescentis corollam subaequantis laci-
niae lanceolatae acuminatae, corollae (majusculae) luteae purpureo-
glandulosae laciniae ovatae obtusae, stamina inclusa, filameutis vix
monadelphis, sterilibus nullis. Wall. in Roxb. Fl. Ind. II. p. 25.
1)C. l. c. p. 66. Zoll. et Mor. Syst. Verz.p. 44 (specimen non vidi,
sedcl.MORiTzi javanicum cum wall. comparavit). — Nepal (wall.).
Java (zoll.).

Tribus II. Anagallideae endl. Capsula circumscisse dehiscens.
Semina praeced.

III. ANAGALLIS tournef. Calyx 5-partitus. Corolla ro-
tata, calyce longior, ad basin fere usque 5-partita. Stamina 5, fi-

PRIMÜLACEAE. 1004 CENTUNCULUS.

lainentis barbatis. Capsula polysperma, circumscissa. Se mina
plurima, placentae subimmersa.

I. Anagallis arvensis LUW*. Annua ramosa procumbens, ramis te-
tragou is anguste alatis, folia opposita vel terna sessilia ovata sub-
acuta patuia; pedunculi axillares folio longiores ; calycis laciuiae lau-
ceolato-lineares acumiuatae corollam subaequantes, corollae stamini-
bus subduplo longioris laciuiae obovatae obtusae ciliato-denticulatae,
capsula calycem subaequaus. Linn. Spec. p. 211. Duby Lep. 69.
Anagallis coerulea et phoenicea auct. — Var. fl. purpureis, carneis
et coeruleis. — Algemeen over de gelieele aarde verspreid ; ook in
Oost-Indië, Nieuw-Holland, enz.

IV. CENTUNCULUS lam. Calyx 4— 5-partitus. Corolla sub-
urceolata calyce plerumquc brevior, ad maturationcra usque submar-
cescenti-persistens, tubo brevl, limbo 4 — 5-partilo. Sta mi na 4 — 5,
filament] 8 imberbibus liberis vel basi connatis. Capsula circum-
scissa. Se mina plurima placentae immersa.

1. CentUnCülUS pentandrUS r. br. Prodr. I. p. 427. Erecta gla-
bra, parvula, caule ramoso quadrangulo, folia sessilia vel subsessilia,
inf. opposita, superiora alterna, elliptica acuta, pedunculi axillares pa-
tuli vel reflexi folio longiores, calycis basi glandulosi corollam sub-
superantis laciniae lanceolatae acutae, corollae laciniae elliptico-lanceo-
latae acutatae. Miq. in Mart. Fl. brasil. fasc.XWÏ. p. 264. Anagallis
pumila Sw. Fl. Ind. occ. I. p. 345. — Micropyxis pumila Duby l. c.
p. 72. — Lysimachia lenella Wall. Cal. n. 1491, non Linn. — Cen-
tuncnlus tcnellus Duby l. e. — Micropyxis lenella Wiglit Icon. IV.
tab. 1585. — Nieuw-Holland. Voor-Indië. W est- [ nd ii ; .
Brazilië. Hoogst waarschijnlijk: ook op de Sunda-eilanden.

Tribus III. Samoleae endl. Ovarium semisuperum. Capsula valvis
dehiscens. Stamina 5 sterilia.

V. SAMOLUS tournef. Calycis tubus cum ovario basi con-
natus, limbo 5-fido. Corolla perigyna subcampanulata, limbo 5-
partito. Stamina 5 fertilia corollae laciniis opposita, laciniae vel fauci
inserta, filamentis brevissimis, 5 sterilia fili- vel squamaeformia,
corollae laciniis alterna. Ovarium uniloculare, placenta centrali plu-
riovulata o v ui i s anatropis. Caps ula superne 5-valvis. Semina plu-
rima placentae foveolis immersa, embryo in axi album in is carnosi
recto. — Herbae cosmopolitae. foliis radicalibus petiolatis, caulinis
alternis, floribus terminalibus subracemosis albis parvulis.

1. SamolUS Valerandi linn. Ercctus, simplex vel parce ramosusj

MYRS1NEAH. 1005 MAESA.

folia ovata obtusa vel mucronata, integerrima, inferlora longe petio-
lata, caulina superiora subsessilia; fl. racemosi, pedicellis medio brac-
teolatis; calycis coroll; A i duplo brevioris laeiniae late ovatae acutius-
culae; stamina inclusa, sterilia subulata fertilia aequantia; capsulae
valvae apice non reflexae. Linn. Spec. p. 243. Duby l. c. p. 73. Miq.
in Fl. brnsil. I. e. p. 265. — Op moerassige en zilte gronden over de
geheele aarde, uitgezonderd de koude gewesten. — Coromandel.
Waarschijnlijk ook op den Sunda- Archipel.

Ordo CLXXXI. MYRSINEAE r. brown.

Arbusculae vel frutices, foliis alternis nunc suboppositis vel sub-
verticillatim approximatis, exstipulatis, cum reliquis partibus sacpe
punctatis, floribus utplurimum parvulis herm. vel polygamo-dioi-
cis. Calyx 4 — 6-fidus aut-partitus, laciniis marginibus extenuatis
saepe ciliolatis,aestivatione sinistrorsÉi quincunciali aut valvatfi. Co-
rolla utpluriinum monopetala, rotata, carnpaimlata vel tubulosa,
cum calyce plerumque punctis lineolisve resinoso-glandulosa, laci-
niis 4 — ö, raro petalis liberis. Appendices vel stamina sterilia
nulla aut (in Theophrasteis haud expellendis) staminum numero et
iis alterna. Stamina petalis opposita, filamentis cum petalis coa-
Htis, antheris erectis basi emarginatis bilocularibus, loculis rimis
raro apice apertis, in Aegicereistransversemultilocellatis. Ovarium
liberum, rarius calycis tubo adnatum.uniloculare, placenta centrali,
ovulis 1-plurimis, ejus alveolis immersis vel exsertis, campylitropis
vel subanatropis, plerisque vulgo sterilibus, stylo centrali, stig-
mate simplici acuto vel capitato aut sublobato, lobulis opjwsitise-
palis. Drupa vel bacca indehiscens, raro folliculus demum irre-
gulariter rumpens. Semen unicum e basi concava globosum, pla-
centae strato extimo indusiatum vel placentae stipite elongato fuui-
culi specie susteutum, aut se mina plura turbinata, angulata aut
compressa intra placentam nidulantia, albumine corneo vel sub-
carnoso, in unico genere abludente nullo, embryi quoad semen
transversi cotyledonibus convexo-planis velfoliaceis, radicula
elongatu. — Stirpes tropicae vel subtropicae.

Tribus T. Maeseae alph. dc. (Subordo). Corolla monopetala. Ova-
rium inferum vel semiinferum multiovulatum. Semina plunma turbi-
nato-angulata, superne complanata. Embryo» quoad fructum non trans-
versum.

I. MAESA forsk. Calycis 2-bracteolati 5-lobi laeiniae acsti-

MYRSINEAE. 1006

MAESA.

vatione quincunciali, 2 exf., 3 intoriores. Corollae 5-iïdae sub-
campanulatae laciniae obtusae, aestivalione una ext , una interior,
3 mediae, margine imbricatae. Stamina 5 inclusa libera. Ova-
rium calyci adnatum, nunc in flore semisuperuin, stylo brevi, stig-
mate capitato, saepe obsolete 3— 5-lobo vel distincte 5-lobo, lobis
oppositisepalis. Bacca calyce obtecta. — Frutices vel arbores in
Asiae et Africae calidis plagia indigenae, foliia alternis retieulatis,
nunc pellucido-punctatis, racemis paniculisveaxillaribus vel termina-

libus multifloris. — Baeobolrys Forst. — Blum. Bijdr. Roxb.

Siburatia Petü Thouars.

* Folia glabra integerrima.

1. fflaesa ovata alph. dc. Tranmet. Soc. tinn, Lond. XVII. p.

137, tab. 4. Prodr. VIII. p. 77. Glabra; folia subcordato-ovata
acuminata integerrima nitida, 2—4 poll. longa; racemi axillares gra-
ciles folio sublongiores, bracleis pedicello sextuplo brevioribus ova-
tis acuminatis, bracteolis flore proximis ovatis acutis ; calycis laciniae
ovatae subciliatae, corolla calyce vix duplo Iongior. Baeobolrys
ovata Wall. Cal. n. 2324. — Poeloe Pinang.

2. Maesa ramentacea wall. in Roxb. FL hul. II. p. 230. Gla-
bra ; folia ovato-lauceolata acuminata integerrima membranacea, 2 —
7 poll. longa; paniculae axillares, folio subbreviores a basi ramosae
glabriusculae, bracteis lanccolatis acuminatis ciliatis pedicello brevi-
oribus, bracteolis flore proximis ovatis; calycis laciniae ovatae, corolla
calyce dimidio Iongior. DC. l.c. — Baeobolrys rament. Boxb. FL
Ind, II. p. 231. Wall. Cal. n. 2322. — B. lucida Wall. in Herb.
Burmanic. ~ B. fragrans ej. Cal. n. 2323. — Voor- en Achter-
in diö. Java. Philipp. eilanden (cum. n. 2286).

** Folia glabra, dentato-serrata.

3. Maesa paniCUlata alpii. dc. Transact. I. c. p. 113. Prodr l c
p. 78. Glaberriraa; folia lato-elliptica utrinque acuta grosse dentata
membranacea, semipedalia; panicnla terminalis gracilis longitudine fo-
horum, bracteis acuminatis pedicello sublongioribus ; calycis laciniae
ovatae acutae, corolla tubulosa, calyce duplo Iongior. Baeobolrys pa-
mculata Wall. Cal. n. 2320. — Birma.

4. Maesa membranacea alph. dc. Ann. Sc. nat. 2. $ér. XV. v .
79. Prodr. I. c. Ramtli cum foliia racemisque glabri ; folia e basi

MYRS1NEAE. 1007 MAESA.

rotundatd ovala acuminata undato-dcntata, membranacea, 4 — 5 poll.
longa; paniculae terminalcs et axillares, folio £ breviores vel sub-
breviores, bracteis lanceolatis acnminatis pedicello triplo brevioribus
bracteolisque ovatis acutis glabris, calycis laciniae ovatae acutae
subdenticulatae vel subciliatae, corolla calyce triplo longior patens,
ovaiïum semisuperum apice hemisphaericum, stigma capitatum. —
Ludit §. muscosa BC. L c. bracteis condensatis, fl. numerosis abor-
tientibus: Bacobotrys muscosa BI. Bijdr. p. 866. — Maesn BC.
Transact. Lep. 133. Arbor. — Cochincliina. — Java. —
Philip p. eil. (cum. d. 1474-). — /3. Java op den G. Praoe, Oon-
garan, Rendong, bij Soekapoera. — Pipi-ait/oü.

5. Maesa Blumei don üichl. BI. IV. p. 22. BC. Prodr. I. c.
Glabra, folia elliptico-oblonga acute acuminata, a medio vel l a
basi ad apicem glanduloso-denticulata,pergamacea, costulis utrinque
6, crecto-patulis, 2 poll. longa ; paniculae axillares folio breviores,
bracteae patulae pedicello breviores, calycis laciniae ovatae obtusae
corolla duplo breviores. Baeobotrys lanceolata BI. Bijdr. p. 875,
non Vahl — Maesa Bank. Cal. bog. p. 157 excl. syn. Forsk. —
Java, op den Djati-kalaugan.

6. Maesa Virgata alph. dc. Annal. l.c Prodr. l.c.Miq.PL
Jungh. J.p. ] 86. Folia ovato-oblongaacuminatissima vel elliptica aut
ovatamodice acuminata, supra basin glauduloso-denticulata utrinque
ramuli que glabra, non vel vixpellucido-punctata, 21 — 4 poll. longa;
racemi axillares compositi virgati, calycis laciniae obtusae. Baeobo-
trys virgata BI. I. c. p. 864. — M. indicae affinis videtur. —
Java, tot 4500'.

7. Maesa COStuIata miq. Glabra; folia breviter petiolata ovato-
vel lato-elliptica breviter acuminata, supra basin vel supra medium
obtuso-subglanduloso-denticulata subcoriacea, tcnerrime puucticu-
lata, costulis 8—10 utrinque, 3— 3| poll. longa; racemi axillares
breves, bracteis lanceolatis pedicellum fere aequantibus, calycis laci-
niae ovato-rotundatae glabrae. — Java, op den Oengaran.

8. Maesa grandifolia miq. Glabra, folia ovato- vel elliptico-
oblonga acuminata, praeter basin et acumen undato-subglanduloro-

MYRSIISEAE. 1008 MA ESA.

denticulata, membranacea, pellucido-puncticulata, 8 — 10 costulis
utrinque, 5j — 6 1 poll. Jonga; paniculae petiolum paullo superantes
e racemulis compositae, vix pollicares, glabriusculae, bracteis ovato-
lanceolatis patulis pedicello brevioribus, bracteolis paullo reraotius a
calyce alternis ovato-acutis, calycis tubus campanulatus, laciniae
ovatae. — Java, op den Djati-kalangan.

9. Maesa latifolia alph. dg. /. c. Prodr. I. c. Folia ovato-ellip-
tica utrinque obtusa glaberrima, undato-serrata, 3 — 4 poll. longa;
racemi axillares longitudine petioli, simplices, bracteis laneeolatis
glabris pedicelkm aequantibus, bracteolis fiori adpressis ovato-lan-
ceolatis; calycis laciniae ovatae acutae, vix ciliolatae. Baeobolrys
latifolia BI. Bijdr. I. c. — Java.

10. Maesa COrdifolia miq. Glabra, folia lato-ovata acuminata, su-
pra basin rotundatam vel leviter cordatam grosse dentata, subcoria-
cea, tenerrime puncticulata, costulis 8 — 12 utrinque, nunc inaequi-
lateia, 5 — 6 poll. longa; paniculae axillares, pateuti-ramosae folia
nunc subaequantes, bracteis ciliolatis pedicello longioribus, bracteo-
lis 2 oppositis ovatis acutis calyei adpositis, accedentibus quando-
que 2 alternis in pedicello sitis, bacca subglobosa. — Java.

11. Maesa indica alph. dc. Transacl. I. c. p. 134. Prodr. I. c.
p. 80. Mig. PI. Jungh. I. p. 186. Folia ovato-elliptica acuminata
grosse dentata membranacea, margine revoluta, 3^ — 4] — 5i poll.
longa ; racemi axillares et terminales simplices vel basi ramosi gla-
briusculi petiolo duplo longiores, bracteis laneeolatis acuminatis pe-
dicello brevioribus, bracteolis ovatis acutis, calycis laciniae ovatae
subciliolatae, corolla 5-fida calyce triplo longior, laciniis obovatis
subciliatis patentibus, ovarium semisuperum, stigma capitatum sub-
lobatum. Baeobotrys indica Roxb, Fl. Ind. II. p. 230. B. nemo-
ralis Kollmann herb. — Maesa ovala Pelit Thouars herb. Roem.
et Schuit Syst. "V.p. 226? Ludit foliis longe petiolatis, nee non
foliis coriaceis aut obtusis. — Geheel Indië. Java. Philippijn-
sche eilanden (cum. n. 601). Madagascar.— Segoelang sund.

12. Maesa pyrifolia miq. Glabra, ramuli subflexuosi, folia lon-
giuscule petiolata ovata, elliptica vel oblonga acute acuminata, su-

MYKS1NEAE. 1009

MAESA.

perne obsolete remotc subglandulose serrulata, aequilatera vel inae-
quilatcra, mcmbranacea tenerrime pellucido-puncticulata, costulis cir-
citer 8 utrinque, tenuibus, 5^— 2| poll. longa; paniculae axillares
petioli circiter longitudine, pilosulae, bracteis lanceolatis pedicelluui
| aequantibus, bracteolae 2 ovatae suboppositae ad basin calycis te-
nerrime ciliolatae. — Java, op den Oengaran. — Pakoeloug/av.

*** Folia pilosu vel subpilosa; dentata vel subdentata.

13. fflaesa mollissima alph. dg. Transact. I. e. Prodr. I. c.p. 81.
llassk. Cal. boy. p. 157 partim. Folia elliptico-oblonga vel oblon^a
brevi-acuiniuata, subintegerrima vel reniote miuutissime denticulata,
supra sericeo-pubesceutia glabrescentia, subtus cum ramulis mollis-
sime hirtello-pubescentia, costulis distinctis erecto-patulis, 3 — 4 poll.
longa; racerai simplices vel compositi axillares breves, calycis la-
ciniae ovatae acutae, baccae striatae. Baeobolrys mollissima Blume
Bijdr. p. 866. — Maesae fulviuervi proxima. — Java. — Ki
piit sund.

14. fflaesa fnlvinervis alph. dg. Ann. Sc nat. Z.sér.XVJ, p.80.

Prodr. l.c. Folia elliptico-oblonga abrupte acuminata undulata subin-
tegerrima, praesertim subtus cum ramulis et petiolis valde tomentosa,
3± — 5 poll. longa; raceini simplices axillares, petioli longitudine,
bracteis minimis pediceHo multo brevioribus, bracteolis ovatis acutis,
calycis laciniae ovatae acutae glabriusculae,corollacalyce duplo longior
campanulata glabriuscula, laciuiis ovatis acutis. Maesamollis A.DC.
Transact. I. c.p. 134. Prodr. I. c.p. 82. — Baeobolrys mollis
BI. I. c. p. 865. — Macsa mollissima Hassk. l.c. partim. — Baeo-
bolrys fulvinervis Kollm. herb. — Java, in de bergstreken , op
den Diëng enz.

15. fflaesa hirtella mi q. PI. Jungh. I. p. 186. Ramuli petioli

folia subtus et infiorescentia hirtella, folia elliptica vel ovato-ellip-

tica acuminata glandulose denticulata, adulta supra glabra, membra-

nacea, venis pellucidis, costulis utrinque 6 — 7 patule adsceudenti-

bus, 2 — 2| poll. longa; racemi axillares simplices vel basi ramosi,

bracteis ellipticis parvis ciliolatis, calycis laciniae late ovatae sub-

obtusae ciliolatae, corollinae denticulatae. — Java.

64
Flora van Ned. Indië N.

MYRSINEAE. 1010 EMBELIA.

16. Maesa GaudichaildÜ alph. dc. Ann. l.c. Prodr. I. c. Kami lomen-
tosi, folia undulato-dentata, pubescentia, inferiora late ovata acuta sub-
cordata, superiora elliptica utrinque acuta, 2 — 3 poll. longa; paniculae
axillares et terrainales folio duplo longiores elongatae a medio ramosae
pubescentes, bracteis lanceolatis pedicellos aequantibus bracteolisquc
ovatis acutis hispidis, calycis laciniae rotundatae velutinac subciliatae,
corolla calyce duplo longior glabra. — Philipp. eilanden.

17. Maesa brachybotrya miq. Ramuli nervique foliorura subtus
parce hispidulo-pilosi, folia elliptica acumine acuto integerrimolongo
terininata, supra basin plerumque acutam subglandulose serrulato-
dentata, costulis 5 — 6 utrinque, 2 ^ — 3 \ poll. longa; paniculae par-
vae folio breviores pilosulac, pedicellis bractea longioribus, bracteo-
lae elliptico-lanceolatae calyce { breviores, calycis laciniae obtusae
subrotundatae basi convexae, corollae calycem duplo superantis laci-
niae orbiculares glandulosae. — Habitus Maesae indicae. — Java, in
dc wouden op den Oengaran.

Tribus II. Eumyesineae alph. dc. (Subordo). Flos inferus. Corolla
polyvel mono-petala. Ovula alveolis placentae iramersa. Semen unicum
placentae imraersum, embryo transverso.

Subtribus I. Embelieae Alph. DC. (Tribus). Corolla polypetala. Ovula
pauca vel unicum.

II. EMBELTA n. l. bürm. Calyx 5-partitus, laciniis aestivatione
sinistrorsum imbricatis. Petala5, (passim 4), aestivatione vulgo 5-
unciali, basi approximata. Stamina totidem, petalis opposita et in-
serta, filamenti parte liberêl filiformi, antberis brevibus bilocu-
laribus, loculis subbilocellatis. Ovarium ovoideum saepe minimum,
4 — 1-ovulatum, placenta saepe minima aut subindistincta. Stylus
brevis, stigmate capitellato sublobato. Bacca globosa, mono-
sperma, semine cavitatem haud implente. — Frutices vel arbus-
culae scandentes in Asiu calida et Mascarhenia crescentes, foliis al-
ternis utplurimnm integerrimis, petiolis saepe marginatis et denti-
culatis, floribus parvis, altero sexu depauperato saepe dioicis, pani-
culatis vel racemosis.

§ 1. Euembelia Alph. DC. Petala aestivatione quincunciali.
* Paniculae terminales.

1. Embelia philippinensiS alph. dc Prodr. VUL p. 88. Folia late
clliptico-obovata integerrima glabra, tripollicaria, petiolo non crispato,

MYRS1NEAE. 1011

XVXl EMBELIA.

punctata; panicula foliis ]o„oior pyramidalis pubescens, pedicellis flore
multo brevionbus calycs laciniae ovato-rotundatae ciliatae extus pu-
berulae; petala e liptica margme extusque pubescentia, calyce 5-nlo
longiora. — Phil lpp . eilanden (cüming n. 1001). P

2. Embelia javanica alph. dc. /. C ./>.84.Foliae basi subacutii vel
obtusa late elliptico-obovata obtusa vel retusa integerrima glabra re-
ticulata, cum petiolo semipollicari 3-4 poll. longa, punctata; pa-
nicula ramosissima multiflora puberuia foliis multo longior, brac-
teolis dentiformibus pedicello brevissimo multo brevioribus. calycis
laciniae ovatae acutae ciliolatae, petala (4—5) elliptica intus mar-
gmeque puberuia, ovarium uuiovulatum. Ardisia scandens BI. Bijdr.
p. 686. Hassk. Cat. bog. p. 156. — Java. — Aroi Katjam-
bang gedeh sund.

3. Embelia RibeS burm. Fl. Ind. p. 62, lab. 23. Ramuli glabri,
folia breviter (2 lin.) petiolata ovata vel obtuse acuminata vel sub-
obovata integerrima coriacea glabra ; panicula ramosissima multiflora
puberuia foliis multo longior, pedicellis calyce Iongioribus, calycis
laciniae ovatae acutae, petala elliptica acuta puberuia ciliata. Alph.
BC. Prodr. I c. p. 85 excl var. y. — Ribesioides Linn. Fl. Zeyl.
n. 403. — Embelia Burmanni Relz. Observ. lY.p. 23 parlim. —
Voor-Indi«. Java. Philipp. eilanden (cum. n. 2320).

4. Embelia garciniaefolia wall. Cat. ». 2304 e et e. Petioli

breves haud trans verse secti, folia e basi ovata vel acuta lanceolata
vel elliptico-lanceolata acuta obtusa vel subacuminata, coriacea, gla-
bra, supra dense (haud pellucide) impresso-puuctulata, subtus rari-
ter subperforate punctata ; panicula terminalis ampla ramosa pateus
glabrescens laxiflora, pedicellis bracteam pluries superantibus. Miq.
PI. Jungh. I. /). 187. Embelia Bibes var. y. Alph. DC. Prodr.
I. c. p. 85. Ardisia lenui/lora BI. Bijdr. p. 686. — Singapore.
Poeloe Pinang. Java.

5. Embelia clllSiaefolia miq. PI. Jungh. Lp. 187. Glabra, folia
coriacea utrinque subperforate (haud pellucide) punctata, oblongo-
ovata breviter acutiuscula vulgo complicate apiculata, basi in petioli
margines undulato-deutatos continuata, uiarginibus leviter revoluta,
costulis tenuibus tenere reticulatis utrinque satis perspicuis, 4—5

46*

MYRSINEAE. 1012

EMBELIA.

poll. longa ; paniculae ex supremis axillis et terminalis confluentes
densae ramosae puberulae glabrescentes folia bis terve superautes,
bracteis pedicellum \ aequantibus, calycis laciniae late ovatae sub-
acutae ciliolatae, corolliuae margine spongioso-ciliolatae. — Pe-
tiolis dentatis, foliis latioribus, panicula contracta, pedicellis bre-
vioribus distincta, ab E. pergamacea pedicelloruin longitudine rece-
dit. — Java, op den Diëng. — Lepoer/at».

6. Embelia pergamacea alph. dc. Prodr. vut. p. 85. Petioli

circiter pollicares, transverse secti ; folia e basi acuta oblongo-lanceo-
lata acuminata coriacea glabra, 5-pollicaria; panicula foliis quadru-
plo longior multiflora ramosa glabrescens, bracteis lanceolatis persis-
tentibus pubemlis, pedicello subaequilongis, caljcis laciniae late
ovatae subacutae ciliolatae. Ardisia pergamacea BI. herb. —Java.

7. Embelia SUmatrana miq. PI. Jungh. I. p. 188. Petioli 2 lin.
longi tenues antice canaliculati haud rimosi ; folia elliptica vel ovato-
oblonga longe obtusiuscule acuminata, membranacea, pellucido-punc-
ticulata, subtus subverrucellosa, glabra, subavenia, 3 — 3£ poll.
longa; panicula terminalis patentim ramosa cum floribus pube-
rulenta, pedicellis flore subbrevioribus bracteas lanceolatas circiter
aequantibus, calycis laciniae ovatae acutiusculae puberulae subcilio-
latae, corollae ellipticae marginibus subpulverulentae. — Sumatra,
bij Loemoet.

8. Embelia canescens wall. in Roxb. Fl. Ind. II. p. 292. R a -

muli cum paniculis floribusque villosi, folia e basi retusa ovato-
oblonga obtuso-attenuata integerrima, costa subtus petioloque pilosis,
membranacea, 1|— 2£ poll. longa, petiolis crispato-glandulosis ; pa-
nicula folio multoties longior, caljcis dentes acuti, petala ellip-
tica utrinque villosa. Wall Cat. n, 2311 DC. I. c. — Poeloe
Pinang.

** Kacemi laterales.

9. Embelia cyrtobOtrya miq. Ramuli petiolique novelli cum in-
florescentia et calyce hirtelli, folia adulta glabra, petiolis canalicu-
latis integerrimis, e basi acuta elliptica vel saepe elliptico-oblonga
vel sublanceolata, acuminata vel apiculata, adulta glabra nitida, sub-

HVRSJHBAI. 1013 CUORirETALÜM.

aequilatera,costulis4 — 6 utrinque, patulo-erectislaxereticulatis, 3—
5Jpoll. longa; racemul) brevissimi verticillatim vel subcymoso-fioridi,
calycis laciniae ovatae, petala calyce inulto longiora oblongo-linearia
obtusa. — Java.

*** Dubiae vel incertae aftinitatis.

10. Embelia? Iucida wall. Cal. n. 2315. Alph. DC. Prodr. I. c.

p. 87. Folia ovalia utrinque acuta integerrima coriacea glaberrima
subpunctata, 2 — 4 poll. longa, petiolis transverse sulcatis; racemi
axillares solitarii vel gemini simplices velutini folio quadruplo bre-
viores, bracteis ovatis acuminatis hirsutis minimis circa basin race-
mi imbricatis et per ejus longitudinem alternis patentibus persis-
tentibus, pedicellos glabros aequantibus, calycis laciniae ovatae acutae
pilosae, bacca ovoidea, stigmate 2 — 5-lobo. — Singapore.

11. Embelia? COriacea wall. Cal. n. 2314. DC.l.c. Folia e basi
acuta lanceolata acuta integerrima glabra coriacea multipunctata,costfi
crassa costulis parum. distinctis, semipedalia; panicula terminalis folia
aequans laxa patens pilosuia, bracteis obovato-lanceolatis subtus pu-
berulis, bracteolis dentiformibus alternis puberalis, calyx glaber, bacca
globosa punctata glabra, stigmate capitellato. — Poeloe Pinang?

III. CHORTPETALUM alpii. dc. Calyx acute 4-fidus. Pe-
tala 4, calyce inulto longiora, patentia vel refiexa, demum separatim
decidua, aestivatione imbricata. Stamina 4 basi petalorum adnata,
antheris cordato-oblongo-lanceolatis. Ovarium ovoideo-conicum,
nuiic abortivurn, s t y 1 o brevi, stigmate capitato, subiuf undibuliformi,
rugoso vel subbilobo, placenta globosa. iminerso-pauciovulata. Dr upa
et seinen Myrsinesvel Ardisiae,hoc indusiatum, e basi concava glo-
bosum. — Frutices scandentes, ramis subpendulis, racemis axillari-
bus, Embeliae habitu.

l. Choripetalum vmdiflormu alph. dc. Prodr. I. c. p. 88. Folia

longe petiolata e basi acuta obovato-elliptïca obtusa vel rotundata
integerrima subcoriacea, racemi folio sextuplo breviores petiolo sub-
longiores, bracteis ovatis acutis. Ardisia virid'i flora Blume in Herb.
Paris. — Java.

MYRSINEAE.

1014 MYRSINE.

Subtribus II. Ardisieae Alph. DC. (Tribus). Corolla monopetala. Ovula
pauca vel pluriraa. Semen indusiatum.

IV. MYRSIJME linn. Flor es polygamo-dioici, sexu nano dis-
tincto. Calyx 4 — 5-fidus. Corolla 4 — 5 -partita, laciniis aestiva-
tioue inflexo-imbricatis, raro valvatis. Stamina 4 — 5, corollae la-
ciniis opposita et basi adnata, filamentis brevissimis, antheris e
basi biloba lanceolatis erectis glanduloso-apiculatis, loculis longi-
trorse dehisceutibus. Ovariura globosum, placenta globosa, ovulis
4 — 5 circa verticem placentae depressae peltatim ainphitropis, sty-
lo brevi deciduo, stigmate capitellato vel irregulariter lobulato.
Bacca globosa, endocarpio crustaceo monospermo. — Trutices vel
arbusculae, utriusque orbis, foliis alteruis, fl. axillaribus umbellato-
fasciculatis breviter pedicellatis.

1. Myrsine umbellulata alph. dc. Transact. Soc. Linn. Lond.
XVII. p. 135. Prodr. I. c. p. 95. Polia elliptico-obovata obtusa,
basi in petiolum angustata, integerrima coriacea glabra punctata,
2 — 3 poll. longa; fasciculi 4 — 6-fiori bracteati, bracteis ovatis sub-
ciliatis imbricatis, fl. longe pedicellati, calycis laciniae 5 obtusae?
patentes. — Embelia? umbellulata Wall. Cal. n. 2312. Affinis
videtur Myrsinae capitellatae. Non vidi. — Singapore.

2. Myrsine Porteriana wall. Ca/.«.6525. Alph. DC. Prodr. l.c.
p. 95. Glabra, folia lanceolata utrinque acuta, inargine praesertim
punctata, Ij — 2| poll. longa; fasciculi 2 — 3-flori, fl. subsessilibus
pentandris, bracteis ovatis acutis imbricatis ciliatis, calycis dentes
acuti ciliati, corolla | breviores. — Poeloe Pinang.

3. Myrsine pMlippinenSiS alph.dc. Prodr.VIÏl.p. 94. Eamtilicum
foliis pedicellisque glabri, folia e basi attenuata elliptico-obovata elon-
gata obtusa integerrima, 3 — 3^ poll. longa; fasciculi crebri axillares
et sparsi 4 — 7-flori, bracteis minimis ovatis ciliatis, calycis laciniae
ovatae acutae corollaeque ciliolatae, antherae 4. — Philipp. e il.

4. Myrsine rawacensis alph. dc. Ann. Sc. natur. 2 sèr. XVI.
p. 85. Prodr. I. c. p. 96. Polia oblonga obtusa integerrima basi iiï
petiolum brevem angustata, margine subrecurva, glabra, 2 — 2^ poll.
longa; fasciculi florum breviter stipitati, pedicelli glabri bacca qua-
druplo breviores, bracteis ovato-lanceolatis subciliatis pedicellum

MYttSLNKAE. 1015

AUDISIA.

aequantibus, calycis laciniac 5 ovatae acutae subimbricatae. Non
vidi. — Eiland Rawak.

5. Myrsine avenis alph. dc. Transacl. Soc. Linn. Lond. XVIT.
p. 107. Prodr. I. c. Miq. PI. Juncjh. I. p. 189. Folia e basi an-
gustata lanceolata obtusiuscula integerrima coriacea glabra subavenia;
flores fasciculati axillares et laterales, calycis dentes acuti, corollae
5-partitae laciniae ellipticae intus spongioso-tomentellae. Ardisia
avenis UI. Bijdr. p. 601. — Arbor trunco erecto gracili. — Suma-
tra. Java, op den top van den Boerangrang, Diéng, Wilis. —
Sampo randoe^V/i'.

6. Myrsine affinis alpii. dc. Prodr. I. c. Folia oblongo-lanceo-
lata, basi longe et acute, apice obtuse angustata, integerrima margine
revoluta, glaberrima venosa, lf — 2-} poll. longa; fasciculi crebri
3 — 5-flori, pedicellis flore brevioribus glabriusculis, bracteis imbri-
catis ovatis obtusis ciliolatis, calycis dentes 4 ovati acuti, corollae
laciniae oblongae recurvae calyce 4-plo longiores, intus et margine
velutinae, antherae obtusae. Ardisia affmis BI. herb. — Java.

7. Myrsine Korthalsii miq. PI. Jungh. I. p. 189. Ramuli no-
velli cum petiolis et inflorescentia pilis brevissimis subglandulosis
puberi, folia sparsa oblongo-elliptica subemarginata integerrima, basi
in petiolum crenulatum coarctata, coriacea, praeter basin dorsi gla-
bra, subtus tenere venulosa, punctis haud pellucidis, 6 — 12 lis.
longa; flores axillares e gemma perulaceo-bracteata fasciculati bre-
vitcr pedicellati linea breviores, calycis 5-partiti laciniae ovato-el-
lipticae obtusiusculae parce puberae glandulosae, corollinae reflexae
lauceolato- ellipticae medio antheriferae. Ardisia Korthalsii Jungh.
et de Vr. in Jungh. Java.ï. p. 584-.— Myrsinae capitellatae wall.
affinis. — Java, op den Slamat 8000' (jungh )

V. ARDISIA swartz. Calyx 5- raro 4-partitus. Corolla 5-
raro 4- partita, laciniis aestivatione sinistrorsis, raro subvalvatis, sub
authesi patentibus vel reflexis. Stamina 5-4, basi vel tubo co-
rollae inserta, filamentis brevibns, antheris bilocularibus, rimis
vel apice poris obliquis fissurisve apertis. Ovarium globosum,
placenta globosft, ovulis peltatim ampliitropis 4-pluribusve, vulgo

MYRSINEAE. 1016

ARDISIA.

circiter 6—12, immers». Bacca drupaeformis globosa, endo-
carpio cartilagineo tenui, mesocarpio subcarnoso, se min e unico.—
Arbores vel frutices in regiouibus calidis utriusque orbis, foliis al-
temis, raro oppositis vel ternis, costulatis vel tenuiter costiveniis,
inflorescentia vulgo cymoso-paniculata.

I. Euardïsia Endl. Calyx et corolla aestivatione sinistrorse con-
torta. Antherae filamentis longiores.

I b ^flwescentia axillaris vel simul lateralis, nunc specie terminalis.
* Folia haud glabra.

1. Ardisia macrophylla reinw. in BL Bijdr.p. 691 (haud. Wall).

ftamuh petioli folia subtus infloresceutia calyx et ovarium fulvo-
tomeutella ; folia e basi obtusa oblonga acumiuata integerrima co-
i'iaceo-membranacea multicostulata, pellucido-punctata, novella supra
pubera, mox glabra, pedalia et majora ; paniculae axillares breves,
pedicellis umbellatis calyce longioribus, calycis laciniae acutiusculae,
corollinae lato-ovatae acutae extus tomentellae. Alph. DC. Prodr. I. c.
p. 132. Miq. PL Jungh. I. p. 190. — Java.

2. Ardisia grandifolia aiph.dc. Transact. Soc. Lmn.Lone.XVU.

p. 122. Prodr. I. c. p. 132. Folia e basi acuta obovato-oblonga
cuspidato-acuta integerrima, 5 — 9 poll. longa, supra glabra, subtus
cum ramulis petiolisque sericeo-purpurascenti-pilosa; racemi sub-
terminales foliis quintuplo breviores puberuli, pedicellis subumbel-
latis pedunculo vix brevioribus, caljcis laciniae lanceolatae acutae
subciliatae. Ardisia macrophylla Wall. Cal, n. 2290, non BI. —
Tavoj. — Singapore.

3. Ardisia fnliginosa bl. Bijdr. p. 692. Alph. DC. Prodr. I. c.

Innovationes cum foliis rubigineo- vel fulvo-tomentosae, folia e basi
acuta attenuato-obovato-oblonga acumiuata margine minute denti-
culata vel repanda, rigida, pellucido-punctata, supra glabra, subtus
in costa et costulis hirtella, 6—8 poll. longa ; racemi axillares, fi.
densis, pedicellis subumbellatis, calycis 5-partiti laciniae oblongae
acutiusculae subvelutinae, antherae sessiles acuminato-productae, sty-
lus stamina superans.— Corolla rosea (zoll.). — Miq. l.c — Java.

4. Ardisia tomentOSa presl. Miq. Bank. II. p. 66. Ramuli tere-
tes apioe cum flonbus ferrugmeo-tomentosi, folia e basi acuta oblonga,

MYIISINEAE. 1017

AISÜIS1A.

intcgcrrimn, juniora subtus in costis et pttiolta ferrugineo-tomentosa,
usque Bemipedaliaj umbellae fasciculiformes axillares subsessiles multi-
florae petiolum acquantes, rliachi compressa, calycis laciniae ovato-
subrotundae, corolla calyce 4-plo longior. — - Luzon.

5. Ardisia VÏllosaROXB. FLlnd. 1I.;>. 274 Alph.DC.l.c.p.UG.
llamuli pubescentes, folia lanceolata utrinque acuminata, margine
revoluta remote glandulose crenulata, 4—44 P°M« longa, supra gla-
bra, subtus in nervis petioloque pilosa; pedunculi laterales et termi-
uales folio breviores pedicellique umbellati ferrugiueo-velutini, caly-
cis laciniae lineari-lanceolatae acurainatae extus jnlosae. — /?. mollis
Alph. DC. I. c. Miq. VI. Jungh. I. p. 195. Folia subtus pilosa,
lanceolata vel obovato-lanceolata, 'ó — 6 poll, petiolis hirsutis. Ar-
disia mollis BI. Bijdr. p. 689.— A. Tavoyana DC. Transacl. I. c.
A. coccinea Jungh. in Tijdschr. Nat. Gesch. VII. p. 302. — Sin-
gapore. — /?. Java, in de bergstreken 2 — 5000'. — Ki Kil
jav. — Ook iu Tavoy.

6. Ardisia vestita wall. in Roxb. FL Ind. II. p. 274. DC.L c.
Undique pilosa, folia oblongo-lanceolata utrinque attenuata crenata,
calycis laciniae lineari-lanceolatae utrinque hirsutae, reliq. fere prae-
cedentis. — Non vidi. — Singapore.

7. Ardisia Jimghuhniana miq. PI. Jungh. I. 192. Ramuli petioli
folia subtus et inflorescentia fuligineo- vel rubigineo-tomentella, folia
e basi longe cuneata obverse lanceolato-oblonga acuminata, integer-
rima vel superue repandula, supra glabra, subtus costulis erecto-
patulis nurnerosis subobtectis, haud pellucido-punctata, 7 — 9 poll.
longa, alia minora lanceolata; pedunculi versus ramorum apicem la-
terales spurietermiuales,2 — 3-flori, pedicellis peduuculum superau-
tibus vel aequantibus ; calycis laciniae rotuudatae pilosae ciliatae,
corolla ter breviores. — A seq. foliis majoribus angustioribus ma-
gis cuneatis difi'ert. — Java? of Sumatra?

8. Ardisia semidentata miq. PI. Jungh. t p. 191; Ramuli pe-
tioli folia novella subtus in nervis et inflorescentia rubiginoso-hir-
tella; folia e basi vulgo acuta elliptico- vel obovato-oblonga acutius-
cule acuminata, supra medium denticulata, membranacca, pellucido-
punctata, supra glabra, subtus costulis utrinque circiter 15 tenuibus,

MYRSINEAE. 1Ü18 ARDISIA.

semipedalia ; paniculae axillares sessiles petiolum vix semipollicarem
aliquid superantes, pedicellis subumbellatis, calycis laciniae ovatae
acutiusculae, corolla sparsim toinentella ter breviores. — Ludit fo-
liis angustioribus. — Java, in de bergstreken 2 — 4000'. — Ki
ad jak sund.

9. Ardisia demissa miq. Suffruticulosa, e radice flexuosa erecta,
ramulis petiolis nervis subtus et inflorescentiu fuligineo-hirtello-to-
mentellis glabrescentibus, folia imnc modice nunc longiuscule petio-
lata, e basi acuta vel subacuta elliptica vel obovata, acutiuscula, ob-
tusa vel apice lato-rotundata, supra basin inaequaliter exserte sub-
fimbriato-denticulata, chartacea, subtus pallida, puncticulata, 3 £ — 1 ~
poll. longa; racemuli pauciÜori brevissimi superne axillares et late-
rales, calycis 5-partiti laciniae lato-ovatae acutae, margine anguste
extenuatae, corolla violacea, baccae pulcherrime rubrae. — Tota | — |-
pedalis. — Java, iu de wouden op den Probakti (zoll. n. 3509).

»• ]? i; a glabra.

10. Ardisia laevigata bl. Bijdr. p.690. Alph. DC. l.c.p.126. Miq.

I. c. p. 193. Arbor, innovationes cum foliis novellis quasi crustuld
subtili laevi obductae, ramuli tetragoni, folia e basi acuta vel cuneata
in petiolum canaliculatum continua elliptica vel elliptico-oblonga
obtusiuscule apiculata intcgerrima firmiter chartacea, teuere patenti-
venosa, reticulata, creberrime pellucido-punctata, semipedalia; racemi
axillares et laterales foliis duplo breviores nudi pedunculati, pedi-
cellis alternis patenti-arcuato-recurvis flore longioribus, calycis laci-
niae lanceolatae acutae glabrae, alabastra semipollicaria. — Java,
in de bergstreken. — Gëdang Ari sund.

il. Ardisia verrncosa presl. Retiq. flank. ir. p.ee. Aiph.DC. i. c.p.

128. Glaberrima, raraulis angulatis, folia oblongo-lanceolata breviter acu-
minata in petiolum angustata utrinque verrucoso-punctata, tripollicaria;
pedunculi axillares cornpressi folio \ breviores pauciflori verrncosi, flo-
ribus fasciculatis, calycis laciniae ovatae obtusae verrucoso-punctatae.
Luzon.

12. Ardisia SUmatrana miq. PI. Junyh. L p. 195. Glabra; folia
e basi acuta vel subcuneata oblougo-elliptica vel subobovato-oblonga
breviter acunn'nata intcgerrima coriacea vix puuctulata,costulis ulriu-

MYRSINEAE. 1019 ARDISIA.

que 13 — 15 erecto-patulis, 5-fere 7 poll. longa; paniculae pyraini-
datae laterales vel raraulos breves paucifoliatos terminantes vel axil-
lares, pedicellis racemose dispositis patulis, Üore 1 j lin. longo bis terve
longioribus, calycis laciniae ovato-rotundatae glandulosae eroso-ci-
liatae, corollae calycem duplo superantis laciniae lanceolato-ellipti-
cae acutae. — S urn at ra, kustwouden aan de baai van Tapanoeli en
bij Tobing.

13. Ardisia pauciflora heyiv. in Wall. Cal. Boxb. Fl.Ind.U.p.
279. Alph. DC. I. c. p. 127. Folia longe elliptica utrinque angustata
subintegerrima tenuia, 2 — '6\ poll. longa, glabra; racemi axillares
rari pauciffori glabri foliis triplo breviores, pedicellis umbellatis ilore
multo longioribus, calycis laciniae ovatae acutae subciliatae, corolla
calyce quaduplo longior; alabastra ovoidea acuta vel acuminata.
Wall. Cal. n. 2270. a, — Ardisia pauciflora cj. n. 2270. b. —
A. cymosa BI. Bijdr. p. 689. — A. (enuiflora {non BI.) Kallmann
herb. — Voor-Indië. Cochinchina. Java.

14. Ardisia marginata bl. Bijdr. p. 688. Alph. DC.Lc. Ramuli
teretiusculi, folia e basi attenuata lanceolata acuminata integerrima
glabra, costulis horizontalibus crebris ante marginem unitis, 3—4
poll. longa ; racemi ex axillis foliorum superiorum foliis duplo bre-
viores 3 — 5-flori, pedicellis bacca subbrevioribus glabriusculis, ca-
lycis laciniae ovatae acutae ciliolatae. — Java, op den Boerangrang.

15. Ardisia lurida bl. Bijdr. p.687. Alph. DC. lep. 1 30. Folia
oblongo-lanceolata utrinque acuminata integerrima glabra subcoria-
cea, 5—6 poll. longa; racemi axillares, pedicellis subumbellatis, caly-
cis laciniae rotuudatae ciliatae amplae, fere 3 lin. aequantes.— Foliis
angustioribus, racemorum situ et calyce majore ab A. humili dif-
fert. — Java.

16. ArdlSia SquamulOSa presl. /. e. p. 65. Eamuli teretes, folia
oblongo-lanceolata acuta, basi in petiolum angustata, 3-3 1 poll. longa,
integerrima, glabra; pedunculi axillares, fl. fasacolatia, rhaelu angu-
lata longitudfne petioli, pedicellis puberulis flore longioribus erectis,
calycis laciniae ovato-subrotundae obtusissiraae ciliatae, corollinae acu-
minatae calyce triplo longiores, bacca squamulosa. — Luzon.

17. Ardisia philippinensis AttB.nc.ProdrJ. e. P .l28.BWi glabri

teretes, folia e basi subacuta elliptica acuminata integerrima glabra co-

MYRS1NEAE. 1020 ARD1SIA.

riacea, costulata, 5 — 7 poll. longa, puncticulata; umbellac simplices
axillares, pedunculo petiolo subbreviore 5— 6-iloro, pedicellis angulosis
flore duplo longioribus, calycis laciniae ovatae acutae ciliatae patentes,
corolia glabra quadruplo breviores. — Luzon (cuming n. 1467).

18. Ardisia disticha ALPH. dc. Prodr. /. c. p. 129. Kamuliinflo-
rescentia et calyces ferrugineo-pulverulenta, folia disticha elliptica utrin-
que acuminata membranacea, sparse puncticulata, 6 — 8 poll. longa ;
urabellae corupositae axillares multiflorae globosae petioli iongitudine,
pedicello flore duplo longiore, calycis laciniae ovatae acutae, corolia
glabra calyce quintuplo longior. — Philipp. eiland en (cum. n. 849).

19. Ardisia attenuata -WkhuCaLn. 22S6 partim Alph.DC.Prodr.
J.c.p.l31.1lamuli teretes,folia breviusculepetiolata lanceolato-oblonga
vel sublauceolata utrinque attenuata, integerrima superne tarnen obi-
ter repandula, firmiter chartacea, subtus ad lentem praeserthn secus
marginem prominule (non pellucide) puncticulata, tenere costivenia,
5 — 7 poll. longa; racemi axillares folio | breviores pauciflori, pe-
dunculis cum ramulis novellis fusco-velutiuo-obductis, glabrescen-
tibus, pedicellis f — 1 poll.longis, calycis laciniae ovatae. Alph. DC.
Transactions l. c. XVII. p. 129. — Ardisia altermta ej. (errore
lypogr.) Ann. Sc. nat. I. c. p. 296. — Tavoy. — Java (zoll. n.
61 0).— Logoeni sund.

20. Ardisia denticulata bl. Bijdr.p, 69. Alph. DC. I c. p. 134.

Glabra, folia e basi acuta lato- vel angusto-elliptica acuminata supra
basin irregulariter deuticulato-crenulata punctata rnembranacea tenere
costulata, 3 — 4 poll.; racemi subcymosi subumbellato-contracti axil-
lares folio quintuplo breviores pauciflori glabriusculi, fl. plerumque
tetrandri, calycis laciniae abbreviatae ovato-rotundatae, corollinae an-
guste lanceolatae cum antheris glandulosae, baccae roseae. — Ardisiae
inembranaceae wall. valde affinis. — Java, op den Salak 2500'.

21. Ardisia crispa alph. dc. Transact. Soc. Linn. Land. XVII.
p. 24. Prodr. I. c. Glabra, folia elliptica utrinque acuta crispato-
crenata coriacea; racemi ad extrema ramulorum folio proximo bre-
viores umbelliformes, pedicellis reflexis flore sublongioribus, calycis
laciniae ovatae, corollinae lanceolatae acuminatae calyce triplo lon-
giores. lïladhia crispa Thunb. Fl. Jap. p. 97. Banks Icon. Kamp f.
lab. 7. — Ardisia crenulata Loddig. Bot. Cab. lab. 2, non Vent. —
A crenala Bot. Mag. lab. 1950. A. lenliginosa Bol. Reg. /rt&.553.

MYRSllSEAE. 1021

iu ' vl ARDISIA.

A. glandulosa Bl Bijdr. p. 690, non Roxb. Flora albi vel pur-
pureo-maculati. - §. elegansAlph.DC. Prodr. l.c. 11. rosek A.ele-
gans Andr. Bot. Heg. tab. 623. A. crenala Roxb. Fl. Ind. edWall.
II. p. 276. leread § seqq. — China. Japan. Java. Philipp.
eilanden (cumlng n. 2254). — /?. Malaka, Poeloe Pinang,
Singapore.

Adnol. Ardisia japonica bl. Bijdr. p 690. Alph. DC. Prodr. I. c.
p. 135. — Java. China. Op Java geplant.

§ 2. Inflorescentiae terminales, vel axillares et simul terminalcs.

* Folia serrata vel dentata.

22. Ardisia Blumei alpii dc. Prodr. I. e. p. 128. Mig. I. c. p. ] 94.
Innovationes leprosae ; ramuli leviter compressi bialato-marginati ;
folia e basi subcuneata oblonga acuminata, superue dentato-repanda,
membranacea, subtus rariter lcprosula, costulis ante marginem ar-
cuato-unitis, 6 — 8£ poll. longa, vix pellucido-punctata ; paniculac
axillares et terminales divaricatae leprosae, pedicellis umbellatis, tio-
res lineam vix aequantes, calycia laciniae ovatae acutiusculae mar-
gine extenuato ciliolatae, corolla glanJulosa calyce ter longior, Ia-
ciniis ovatis acutis. Ardisia anceps Bl. Bijdr. p. 685, non Wall. —
§. sumatrana, foliis inde 3 abasi denticulatis velrepando-crenulatis.

Java. I\ T oesa-Kambangan. — @. Sumatra, in Lampong.

23. Ardisia pterocanliS miq. PI. Jimgh. I. p. 194. Innovationes
fusco-lepidotae ; ramuli subcompressi bialulati; folia disticha breviter
petiolata lanceolata vel oblongo-lanceolata breviter acuminata, prae-
ter basin acutam crenato-repanda, subcoriacea, adultiora glabra, cos-
tulis patentibus ante marginem unitis, 5 j — 3 poll. longa; paniculae
prope apicem axillares ellipsoideo- vel ovato-pyrainidatae pulveru-
lento-leprosae, axibus angulatis, pedicellis subumbellatis flore lineam
aequante sublongioribus, calycis laciniae ovato-triangulares acutae
pulverulentae, corollinae ellipticae acutae glabrae, calyce bis terve
longiores. — Sumatra, in Tobah en Tanah-oeroeng.

24. ArdïSia pyramidaliS pers. Ench. I. p. 233. Folia obovata ver-
sus apicem subserrata glabra, semipedalia et longiora; panicula terrai-
nalis pyramidata folio duplo triplove longior, pedicellis compressis,
calycis laciniae ovales ciliatae, corollinae lanceolatae calyce triplo lon-
giores. AnQuillaria pyramidalis Cav. Icon. VI. p. 2, lab. 502. —
Lu zon.

MYRSINEAE. 1022 ARDISrA.

25. ArdiSia Serrata pers. /. c. Folia e basi attenuatfi elliptico-lan-
ceolata acuta serrata glaberrima, circiter semipedalia; panicula termina-
lis ovoidea foliis longior, calycis laciniae lato-ovatae subacntae, corol-
linae ovatae acutae patentes calyce 5-plo longiores. Anguillaria ser-
rata Cau. I. c. tab. 503. — A. Cavunillesii Roem. et Sch. Syst. IV.
p. 515. — Luzon.

2G. ArdiSia lUZOnensiS PRESL. Iieliq. Bank. II. p. 65. Kamulian-
gulati, folia lanceolata utrinque acuminata argute dentata glabra co-
riacea, basi integerrima, usque ultrosemipedalia ; panicula terminalis
foliis | brevior, rhachi angulata, ramis teretiusculis, pedicellis urnbel-
latis angulatis flore sublongioribus, calycis laciniae late ovatae acumi-
natae ciliolatae glanduloso-verrucosae, corollae calyce 4-plo longioris
laciniae ovatae acutae glaberrimae. — Luzon.

27. Ardisia speciosa bl. Bijdr. p. 684. DC. I. c. p. 133. Miq.
I. c. p. 197. Frutex 6 — 10-pedalis, ramis glabris; folia breviuscule
petiolata oblonga nunc acuminata nunc obtusa, remote deuticulata,
distincte costulata, coriacea glabra, 4 — 6 poll. longa ; panicula ter-
minalis foliis sublongior glabra, ramis pedicellisque compressis, ca-
lycis laciniae ovatae obtusae ciliolatae, corollinae lanceolatae calyce
triplo longiores. — Java.

28. Ardisia Leschenaultü alph. dc. Prodr. I. c. p. 133. Rami
glabii, folia oblonga vel oblongo-obovata obtuse atteuuata a medio
usque ad apicem denticulata glabra, 5 poll. longa; panicula foliis lon-
gior subvelutina, ramis pedicellisque compressis, calycis laciniae
rotundatae ciliatae, corollinae lanceolatae calyce triplo longiores. —
Ab A. specios& foliis basi angustioribus, sepalis manifeste ciliatis
tantum differre videtur. — JNTon vidi. — Java.

29. ArdiSia polyneura miq. PI. Juncjh. l.p. 198. Innovationes
fusco-lepidotulae; ramuli tenues; folia e basi acuta vel cuneataobo-
vato-oblouga longiuscule acuminata, supra medium undulato- vel
eroso-repanda, submembranacea, pellucido-punctata, crebro patule
costulata, glabra, 6 — 10 poll. longa; paniculae terminales et laterales
foliis breviores, axi ramisque divaricatis compressis puberulentis gla-
brescentibus, pedicellis racemosis vel subumbellatis, calyce duplo
triplove longioribus, calycis laciniae ovatae obtusae ciliolatae. —
Java. — Ki boero sund.

30.Ardisia glabrata bl. Bijdr. p.692. Alph. DCJ.cp.13G. Ramu-

MYRS1NEAE. 1023

ARDISIA.

li petioli pcdicellique fuligineo-tomentosi, folia e basi acuül oblongo-
lanceolata acuminata apice obtusa, subcrenulata, glabra, 3—4 poll.-
umbellae terminales 4 — 5-fiorae, bracteis ovatis acuminatis puberu-
lis, pedicellis bacca sublongioribus, calycis laciniae lanceolatae ob-
tusae corollae subaequales glabrescentes. — Java, in Bantam.

31. Ardisia angnstifolia alph. dc. Prodr. i.c. p. 134. Bamuli graci-

les glabri, folia subverticillata angusta utrinque acuminata praetcr basin
dentata glabra, 4 poll. longa; panicula terminatie folium acquans gla-
briuscula, rhacbi angulata, ramis alternis patentibus, pedicellis ilorn
triplo longioribus, calycis laciniae ovatae acutae cilioiatac, corolla ca-
lyce quintuplo lon'gior glabra, laciniis ovatis aculis. — Philipp.
eilanden (cuminq n. 1711).

** Folia subintegerrirna.

32. Ardisia humiliS vahl Symb. p. 40. Alph. BC. Lep. 129.
Folia e basi angustata obovato-lanceolata obtusa subintegerrima co-
riacca glabra, circiter 4 — ?10 poll. longa; racerni umbelliformcs
axillares et terminales rellexi folio triplo breviores, calycis laciniae
rotundatae subciliatae, corolliuae lanceolatae calyce duplo longiores.
Ardisia solanacea Roxb. Corom. I. p. 27, tab. 27. Bol. Mag. lab.
1677. A. lilloralis Andr. Rep. lab. 630. A. umbellata Roxb. Ft.
Ind. II. p. 273. Loud. Bot. Cab. tab. 531. — Anguillaria zcyl.
Gaerln. I. c. ï.p. 373, tab. 77. — Tinushumilis Burm. Thes. Zcyl.
p. 222, tab. 103. — Ceylou. Yoor- en Achter-Indié". China.
Sumatra. Java. Poeloe Pinang. Philipp. eilanden.

33. Ardisia Cumingiana alph. vc.Prodr.l.c.p. 136. Folia e basi acuta
elliptico-lanceolata obtuso-attenuata subcrenata, supra glabra verrucoso-
punctulata, subtus nigro-punctata puberuia, 3—3^ poll., p£tiolis ra-
mulis racemisque tomentoso-ferrugineis ; paniculae ad apices ramulorum
condensatae, rhacbi brevi recurvata, pedicellis flore triplo longioribus,
calycis laciniae ovatae obtusae extus pubescentes, corolla glabra duplo
breviores. — Habitus et infl. fere A. crispae — Philipp. eilanden
(cuming n. 1155).

*** Folia integerrima. — a. Glabra.

34. Ardisia javanica alph. dc. Prodr. I. e. p. 130. Folia e basi
subacuta ovata abrupte longe obtuse acuminata integerrima glabra
punctata, 2|— 3 poll. longa; racemi laterales et terminales folio bre-
viores fuligineo-tomentosi compositi, calycis laciniae ovatae obtusae
ciliatae, fl. quam A. humilis duplo minores. Ardisia kumlit BI.
Bijdr. p. 687. — Java.

MYRSINEAE. 1024 ARDISIA.

35. Ardisia complanata wall. in Rorb. Flor. Ind. IL p. 280.

Alph. ÜC. I c. p. 126. Miq. L c. Bamuli teretiusculi apice tantum
compressi. folia petiolata e basi acuta vel obtusa, lanceolato-oblonga
vel lanceolata nunc obliqua, acuminata, integerrima, glabra, 6 — 8
poll. longa, coriacea, subtus validiuscule multicostulata, punctata;
paniculae terminales folio breviores, rhachi ramisque compressis gla-
bris, pedicellis flore subbrevioribus, calyeis laciniae ovatae acutae
glabriusculae, corollinae ovatae acuminatae calyce quintuplo lon-
giores, bacca globosa. Wall. Cal. n. 2277. Ardisia polycarpa ej.
n. 2285. — A. sanguinolenla Blume Ih'jdr. p. 685, non Wall. —
Malaka. — Poeloe Piuang (wall.). — Sumatra, in Opper-
Angkola. — Java.

36. Ardisia Zollingeri alph. dc. Prodr. VIII. p. 670. l?olia
elliptico-oblonga utrinque acuta integerrima chartacea glabra, subtus
(non pellucide) punctata, patule costulata, semipedalia et longiora;
paniculae terminales folio amplo aequales multiüoraeferrugiueo-pu-
berulae glabrescentes, ramis patentibus subcompressis, pedicellis um-
bellatis crectis flore subbrevioribus, calyeis laciniae ovatae acutae bre-
vissime pubero-ciliolatae, corollinae^ovatae acuminatae calyce quintu-
plo longiores. — (5. foliis lanceolatis. — A. eomplanatae wall. affinis
vulctur. — Java (zoll. n. 312). — /?. Java (zoll. n. 943 Z).

37. Ardisia jambosioides miq. PI. Jungh. I. p. 196. Glabra; fo-
lia e basi subacuta" lanceolato-oblonga attenuato-acuta, integerrima,
membranacea, utrinque, haud pellucide, puncticulata, costulis patulis
subtus pvominentibus prope marginem arcuato-erectis et unitis, 9 — 1 2
poll. longa ; panicula terminalis folio ^~i brevior, rhachi ramisque
compressis subfurfuraceo-puberis, pedicellis subumbellatis brevibus,
calyeis { liu. longi laciniae ovatae obtusiusculae ciliolatae, corolla
calycem ter quaterve excedens. — Java, bij Djati-kalangan.

3S. Ardisia exïmia miq. PI. Jungh. I. c. Glabra, folia e basi ima
acuta elliptico- vel ovato-oblonga acuta vel subacuminata, integer-
rima, rigide coriacea, praesertim supra, haud pellucide, puncticulata,
costulis patentibus numerosis subtus prominentibus haud proeul a
marginc arcuato-unitis, pedalia vel minora; paniculae axillares et

MYRSINEAE. 1025

ARDISIA.

terminale?, pedicellis mnbellatis brevissimis, calycis laciniae ovatae
acutiusculae ciliolatae. — Praecedenti proxima. — Java?

39. Ardisia lanceolata roxb. Fl. Ind. II. p. 275. Eolia breviter
pctiolata obovato-lanceolata acuta coriacea integerrima margine puuc-
tata, 6—9 poll. longa; paniculae terminales et axillares folio brevio-
res, ramis paullo divergentibus, calycis laciniae rotundatae puberulae,
corollinae ovato-acumiuatae calyce triplo longiores. Wall. Cat. n,
2272. — Poeloe Pinang.

40. ArdiSia punctulosa dietr. Synops. PI. l.p. 615. Folia ovata
acuiniuata coriacea utrinque punctata, pedunculi compressi, calycis
laciniae ovatae acutae subciliatae. — Nimis dubia. — Singapore.

41. ArdiSia mucronata bl. Bijdr. p. 685. Folia e basi attenuata
oblonga acuminata apice aristato-mucronata integerrima coriacea
glabra; panicula terminalis abbreviata, pedicellis umbellatis, calycis
5-partiti laciniae rotundatae. — Java.

42. Ardisia pteropoda miq. Glabra, ramuli teretes tenues novelli
apice subcompressi, folia petiolis abbreviatis canaliculatis et alulato-
marginatis sufFulta, e basi acuta vel acutiuscula elliptico- vel ob-
verso-oblonga brevi-acuminata vel apiculata, integerrima, chartacea,
tenere pluri-costivenia, (non pellucide) puncticulata, 6 — 4 poll.
longa ; paniculae terminales et superne axillares glabriusculae, folio
breviores, axi subcompresso, ramis racemosis, pedicellis 3 lin. longis
arcuato-patulis, calycis 5-partiti laciniae ovato-obtusiusculae breves
punctatae, margine extenuato tenerrime ciliolatae, corolla roseo-albi-
da. — A. laevigatae accedere videtur. — Soembawa, op den Son-
kar 2600'. (zoll.)-

43. ArdiSia StylOSa miq. PI. Jungh. I. p. 196. Iimovationes et
iuflorescentiae tenere ochraceo-leprosae, folia e basi acuta oblonga
subacuminato-acuta, integerrima, coriacea, sub-epunctata, patule cos-
tulata, ad lentern raris lepidibus iuspersa, 8—10^ poll. longa; pani-
culae ramos ramulosque terminantes folium fere aequantes, axi ra-
misque alternis compressis, pedicellis subumbellatis, calycis laciniae
l lin. longae ovatae acutiusculae glandulosae eroso-subciliatae, co-

° 65

Flora van Ned. Indië. II.

MYBSINIAE. 1026 AKDJSIA.

rolla calyce 5P l0 vel 6P l ° longior, antberac crassae, stylus rigidus
elongatus. — Java.

44. Ardisia purpurea reinw. ap. BI. Bijdr. p. 684. Mig. l.c. p.
197. Eolia e basi attenuata oblonga acuminata coriacea glabra, inte-
gerrima, semipedalia, paruin punctata, costulis infimis valde obliquis;
panicula terminalis pyramidata, pedicellis subumbellatis, calycis la-
ciniae rotuudatae. — Ab A. speciosa vix nisi foliïs integerrimis diff'ert,
flores fere A. humilis. — Java. — Harendoeng sund.

45. ArdiSia tenuiramis miq. Pi Jungh. I. p. 198. Arborea gla-
bra; folia e basi acuta elliptica vel oblongo-elliptica obtusiuscule
breviter acuminata, integerrima, subcoriacea (haud pellucido) punc-
tata, costulis erecto-patulis crebris tenuibus, 4 — 4i poll. longa; pa-
nicula brevis terminalis, ramis patentissimis compressis apice brevi-
racemosis, pedicellis compressiusculis flore longioribus, calycis \~
lin. longi valde glaudulosi laciniae rotuudatae denticulato-cilio-
latae, corolla calyce ter quaterve longior, laciniis tenere dentieu-
latis. — Java.

46. Ardisia divergens KoxB.FLInd.ll.p.Z75.Alph.DC. Lep 130.

Eoliae basi angustata elliptico-lanceolata verrucelloso-punctata,glabra,
integerrima, 3 — 4 poll. longa; paniculae terminales et axillares Ion-
gitudine foliorum puberulae vel glabrae, pedunculis patentibus ra-
cemosis, pedicellis flore longioribus, calycis laciniae ovatae obtusac
subciliatae, corollinae ovatae acutae calyce triplo longiores. — Cey-
lon. Poeloe-Pinang. Molukken.

47. Ardisia tuberculata wall. Cal. n. 2274. Alph. DC. l.c.p.130.
3?olia ovata acuminata integerrima coriacea utrinque cum ramulis et
infl. juniore leproso-punctata, 2 — 4 poll. longa; paniculae axillares
et terminales folio subbreviores, pedunculis di vergen tibus, calycis
laciniae ovatae acutae subciliatae, corollinae ovatae acutae calyce tri-
plo longiores. — Singapore.

48. Ardisia oxyphylla wall. Cal. n. 2291. Alph. DC. I. c. Po-
Ka elliptica utrinque acuta integerrima glabra, 4— 5 poll. longa; pe-
dunculi terminales et axillares folio triplo quadruplove breviores

1U/W ARDISIA.

glabri, pedieellis u.nbcllulalis ilore multo longioribus, calycis laci-
nitt ovato-rotundatae subciliolatae patentes, corollinae lanceolatae
calyce quintuplo longiores. - A. humili affinis statuitur, sed fl.
paullo minores. — Non vidi — Poeloe Pinang.

49. Ardisia Perrottetiana alph. dc . Ann. Sc. nat. 2™ tér xvi

p 96. Prodr. I. c. p. 128 Folia e basi longe angustata obovata .el oblonga
obtusa rategamma glabra membranacea, 5-8 poll.; panicula terminalis
folio sublongior, raad» angulosa basi glabra, superne cura ramis pe .
dicellisque compressis cinnamoraeo-velutina, calycis laciniae ovatae ob-
tusac aliatae, corollinae lanceolatae subacutae calyce quadruplo lon-
giores. — Luzoii (cumixg n. 1067).

50. ArdïSia BoiSSieri alph. dc. /. c. p. 129. G)abra,folia lanceolata
obtuse acuminata membranacea minute puncticulata, 3— 5 poll. lonra-
racemi terminale? pauciflori folio multo breviores, pedieellis umbellatis
floresublongioribus, calycis laciniae rotundatae ciliolatae, corollae laciniae
lanceolatae calyce quintuplo longiores. — Philip p. eilanden (cv-
ming n. 1568). ^ l

51. Ardisia SUmbavana ma. Arbuscula glabra (fructifera), ramuli
teretiusculi, folia brevi-petiolata (petioli crassi canaliculati) e basi
acuta elliptico- vel obverso-oblonga acuminata integerrima inargine
(in sicco) revoluta, coriacea, impellucida, subepuuctata, costulis
erecto-patulis numerosis subobtectis, 7{ — 5 poll. longa; panicula
terminalis mat ara glabra, rainis subumbellifioris, pedieellis longius-
culis, calycis laciniae ovatae obtusiusculae ciliolatae, corolla (non visa)
albido-rosea. — Habitus Pagraeae. — Soembawa, op den Sonkar
1800' (zoll. n. 112:2 Z.).

b. Folia pilosa.

52. Ardisia rubigm0SaMiQ.P/.7im(7A.Ip.l92.Ramuli petioli folia
subtus et inflorescentia rubiginoso-hirtella, folia e basi acutiuscula vel
cuneato-attenuata elliptico- vel obverso-oblonga acuta acuminata, in-
tegerrima vel superne repandula, membranacea, pellucido-punctata,
supra glabra, 5 — 6 poll. longa; racemi terminales contracti breves,
pedieellis calyce brevioribus vel eum aequantibus, calycis laciniae
ovatae acutae dense ferrugineo-tomentosae, baccae globosae rostel-
latae glabrae. — Prope A. grandifoliam et A. refiexain pertinere
videtur. — Sumatra, in Opper- Angkola.

58. Ardisia decus-montis miq. PI. Jungh. I. p. 193. Arbor; in-

65*

MYRSINEAE. 1028 ARDISIA.

novationes et inflorescentia tenere ochraceo-leprosae; folia breviter
petiolata e basi ima acuta. ovata vel elliptico-ovata acuminata, inte-
gerriraa, obsolete pellucido-punctata, subtus sparsim leprosula gla-
brata teDuiter arcuato-costulata, coriaceo-membranacea, 2 — 8| poll.
longa ; thyrsi tripollicares laxi ramulos foliosos terminantes, ramis
patulis iudivisis vel bifidis, ramulis apice subumbellatim fiorifcris,
pedicellis flore lougioribus vulgo leviter curvulis, calycis laciniae
ovatae obtusiusculae, iu fruetu subacutae, lacero-fimbriolatae, corolla
2 lin. louga ter quaterve breviores. — Java, iu de bergstreken
7000'. — Kapoeudoeng sund.

54. Ardisia nutans alph. dc. Transact, Soc. Linn. Lond.XYH.
p. 121. Prodr. I. c.p. 132. Folia e basi acuta elliptica vel elliptico-
oblonga obtusiuscule atteuuata, tenere costivenia, subtus leprosule
punctata, integerrima, glabra, 2^- — 1^ poll. longa, juniora cum ra-
mulis fusco-leproso-tomentella; umbellae simplices axillares et ter-
minales nutautes, calycis laciniae acutae. Ardisia punctala Blume
Bijdr. p. 687. Fruticulus. — Noesa Kambangan. Java.

II. Baduia Alph. DC. I. c. p. 107 (genus). Flores parvï, antheris
inclusis; ovula pauca.

55. ArdiSÏa? cybianthoides Miq. Folia e basi longe cuneata ob-
ovata acuta integerrima glabra membranacea, punctata, 8-pollicaria ;
racemi circa gemmam terminalem ramulorum approximati glabri, rhachi
eompressa, pedicellis alternis flore subbrevioribus, calyx palen s pateri-
formis 5-angulatus glaber ciliolatus, corolla campanulata 5-partita, la-
ciniis oblongis extus pilosulis, calyce 4-plo longioribus. Baduia? cy-
bianlhoidcs Alph. DC. Prodr. I. c. p. 107. — Non vidi. — Philipp.
eilanden (cuming n. 1584).

56. ArdiSia SUbClineata miq. Folia e basi cuneata obovato-oblonga
obtuse acuminata integerrima coriacea, 1-fere 2 poll. ; paniculae axil-
lares et ramulos terminantes folio subbreviores graciles glabriusculae,
pedicellis flore sublongioribus alternis et verticillatis, calycis laciniae
ovatae acutae ciliolatae, corollinae ovatae patentes calyce sextuplo
longiores. Baduia philippinensis Alph. DC. Lc. — Philipp. eilan-
den (cuming n. 1385).

III. Marantoides Alph. DC. Corolla aestivatione valvata. Antherae lan-
ceolatae acutae subsessiles. Folia longe petiolata, petiolo basisubvaginan-
te, limbo transverse striato.

57. ArdiSia pumila bl. Bijdr. p. 688. Alph, DC.Prodr. lep. 137.

MYRSLNEAE. 1029

PLMELANDRA.

Miq. l.c. p. 199. Ilassk. in Tijdschr. Nalur. Gesch.X.p. 130. Cal.
boy. p. 156. Folia glabra ovata utrinque acuta petiolo vix longiora
subiutegerrima, trausverse venoso-striata, puncticulata, majora 8—9
poll. longa; racemi axillares petiolo duplo breviores lepidoto-pube-
ruli, bracteis lauceolato-acuminatis pedicello brevioribus. Ardisia?
spicala Wall. Cal. n. 2273. — Java, in Bantam. — Singapore.

IV. Dubiae.

58. Ardisia polygama alph. dg. Prodr. I. c. p. 138. Samarapo-
lyyama Roxb. Fl. Ind. I. p. 435 cd. alt.J.p. 414. — Molukker..

59. Ardisia frangulaefolia spanoohe in Linnaed XV. p. 336, iu-

descripta.

VI. PIMELANDRA alph. dc. Calycis 5-fidi laciniae ovatae
acutae ciliatae, aestivatione dextrorsum (sinistr. dc.) contortae. Co-
rollae tubus brevissitnus, limbi 5-partiti laciniae ovatae acutae aesti-
vatione dextrorsum spiraliter contortae, sub anthesi reflexae. Sta-
mina 5 corolla subbreviora, filamentis basi dilatata inter se et
cuin corolla connatis, supra liberis, antheris crassis in alabastro
connatis, postea liberis conniventibus bilocularibus, glanduloso-cus-
pidatis, basi bilobis. Ovarium globosuin, placenta globosa 8 — 12-
ovulata, stylo filiformi staminibus sublongiore acuminato. Bacca
oblonga (^ poll.).

l. Pimelandra Wallichii alph. dc. Prodr. VIII. p. 106. Deless.
Icon. sel. V. tab. 31. Arbuscula, ramulis ferrugineo-velutinis ; folia
alterna lanceolata acuminata integerrima, supra glabra, subtus gla-
briuscula, punctata ; fasciculi florum axillares, pedunculis calyceque
pilosis; fl. fere unisesuales semipollicares albi, nonnumquam hexa-
meri. Myrsine pachysandra Wall. in Roxb. Fl. Ind. II. p. 297. —
Poeloe Pinang.

VII. CLIMAOANDRA. miq. Calycis 5-partiti laciniae aesti-
vatione imbricatae. Corollae tubus brevissimus, limbi 5-partiti la-
ciniae aestivatione dextrorsum convolutae. Stamina 5, corollae la-
ciniis opposita, filamentis brevissimis tubo adiiatis, antheris
virgineis ante anthesin partim in tubum connatis, adultis arcte con-

MYRSINEAE. 1030 CLIMACANDRA.

niventibus. bilocularibus, loculo singulo rima longitudinali hiante,
septulis transversis plurilocellato. O var i urn globosum, uniloculare,
placenta centrali sphaerica, ovulis plurimis peltatis. Bacca. —
Frutices snbmaritimi, antherarum fabrica Aegicerati affines.

1. Climacandra Obovata miq. PI. Jungh I. p. 199. Arbuscula;
folia obovata vel elliptico-obovata integerriraa coriacea epunctata,
obsolete venosa. Ardisia obovata BI. Bijdr. p. 688. — Flores rosei,
baccae nigrae. — Teste cl. hassk. Cal. bog. p. 156 esset Hymenan-
drae species. — Java, in de kuststreken, strandbosschen.

2. Climacandra multiflóra miq. /. c. p. 200. Frutex, folia densa,
sparsa vel subverticillata, spatlmlato-lanceolata obtuse apiculata, in-
tegerrima, subcoriacea, epunctata, avenia. — Java, aan den voet der
kalkbergen bij Paliraanan.

3. Climacandra salicifolia miq. /. c. Frutex; folia ebasi attenuata
vel acuta lanceolata vel elliptico-lanceolata acuta vel obtusiuscula,
integerrima, punctata (haud pellucide), subavenia. Ardisia salicifolia
Alph. DC. I. c. p. 129? — Java, kust-moerassen bij Samarang.

Ordo CLXXXII. AEGICEREAE bl.

Genus a Myrsineismvita natura disjunctum,more Rhizophorearum
et Avicenniarum in vado marino vegetans, earumque ad instar sin-
gulari seminum fabrica et germinatione insigne.

I. AEGICERAS gaertn. Calycis 5-partiti laciniae convoluto-
irnbricatae. Corollae tubus cylindricus, calycis longitudine, limbus
5-fidus, laciniis aestivatione calycis, sub anthesi patentibus.Stainina
5 corollae tubo inserta, laciniis opposita, filamentis subulatis ima
coalitis, antheris bilocularibus, loculis transverse septulatis. Ova-
rium fusiforme uniloculare, placenta axili ovoideo-conica breviter
stipitata, multiovulata. Ovula non immersa, unum tantum foecuu-
dum, increscendo elongato-ellipsoideum, placentam exsiccatam supe-
rans, subanatropum, stipite placentae initio brevi, dein increscente,
ovulorum et placentae vestigia et semen junius sustinente et
funiculum mentiente. Seinen intra pericarpium elongatum longi-

AËG1CEKEAE. 1031 AEGICERAS.

trorse striatum, serius uno vel utroque latere rupturn, germiuans,
exalbuminosuin, ovoideo-elongatum arcuatum. Embryi cylindrici
arcuati, pericarpii elongati cavitatem fere replentis radicula infera
ohtusa retrorse hispidula, cotyledones minimae ovatae, facie plana
applicitae. — Arbusculae altemifoliae, tl. saepius umbellatis, albis,
fragrantibus. — Malaspinaea Presl.

1. Aegiceras majns gaertn. de fr. et sem. L p. 216, tab. 46
partim, excl. syn, Rumph. Mangii Jloridi. Folia obovata rotun-
dato-obtusa saepissime retusa venosa 1 \ — 3 poll., flores umbellati,
fructus elongati falcati pedicello triplo quadruplove longiores. Alph.
DC. I. c./?. 142. Blume in Tijdschr. Nat. Gesch. I.p.150. Aegiceras
fragrans Koen. Ann. of Bot. I. p. 131, tab. 3.B. Br. Prodr.Nov.
Holl. I. p. 534. Rich. Wight in flook. Bot. Misc. Suppl. p. 84,
tab. 21. — Aegiceras obovalum BI. Bijdr. p. 693. — Mangium
fruticosum corniculahtm Rumph. Herb. Amb. III. p. 117, lab. 77. —
Rhizophora corniculata Linn. Spec. p. 635. Corollae faux subhir-
suta, filamenta pilosa. — Gezellig langs de kusten der Indische zee,
van Voor-Indië tot China en Australië. — Java, algemeen
in de strand wouden.

2. Aegiceras mi&HS gaertn. l.c. excLfructu (Conf. sub Boarea
san tal. I. 2). Eolia obovato-elliptica obtusa subavenia, 4 poll. longa;
11. umbellati, fructus breves falcati pedicello triplo quadruplove lon-
giores. DC. I. c. BI. t. c. Umbraculum maris Ceramensis Rumph.
I. c. III. p. 124, lab. 82. — Bhizophora Aegiceras Gmelin Syst.
I. p. 747. — Arbuscula praecedente dimidio minor. — |5. a/nboi-
ncnsis BI. I. e. foliis miuoribus subretusis aveniis Umbr. maris
amboinensis Rumph. I. c. — Ceram. Nieuw-Guinea (niet ge-
zellig). — fï. Amboina.

3. Aegiceras floridum roem. et sch. Syst. IV. p. 512. Folia
spathulato-obovata rotundato-obtusa avenia 2—3 poll. longa; liores
umbellati, fructus breves conico-eylindriei vis. curvati pollicares pe-
dicello triplo longiores. DC. L c. p. 143. BI. I. c. — Mangium
floridum Rumph. I, c. 111. p. 125, tab. 83. — il/, fruticosum var.
parvifolium ej. I. c. p. 117? — Aegiceras ferreum Blume Bijdr.
p. 603 excl. syn. Rumph. — Oost -Java. Amboina.

AEGICEREAE. 1032 AEGICERAS.

4. Aegiceras nigricans a. rich. Voy. Asirol. IL p. 57, tab. 21.

Polia obovata obtusa subavenia, li — 2 poll. longa; racemi termina-
les compositi subcorymbiformes, pedunculis pedicellis ramulisque
punctato-puberulis, fructus vix arcuati conico-cylindrici acutissimi
pedicello quadruplo longiores. — Nieuw Guinea.

Ordo CLXXXIII. ERYC1BEAE endl.

Erutices scandentes alternifolii, racemis paniculatis ebracteatis.
Calycis persistentis 5-partiti laciniae latae subaequales, aestivatione
imbricatae. Corolla e tubo brevi campanulata, laciniis 5 altebifidis,
ad basiii per areas triangulares villosis, aestivatione induplicativo-
valvatis. Stamina 5, corollae tubo inserta, ejus laciniis alterna,
filamentis brevissimis, antheris pyramidatis acutissimis. Ova-
rium liberum uniloculare 4-ovulatum, ovulis erectis anatropis.
Stigma sessile 5- vel 10-radiatum. Bacca monosperma. Semi-
nis testa lucida, albumen mucilagineum, intra embryi sinus
distributum. Embryi carnosi radicula infera, cotyledones pli-
catae.

I. ERYC1BE roxb. Character ordinis. — Calonia Vahl. —
Erimdlalia R. el Sch. — Erysibe G. Don. Gen. Syst. IV. p. 392.
(sphahnale).

§ 1. Inflorescentia laxa elongata, ramulis acute angulatis.

1. Erycibe paniCUlata roxb. Ramuli petiolique cum inflorescen-
tia et calycibus velutino-rufescentes, folia e basi acutiuscula elliptica
abrupte longeque acuminata glabra ; racemi paniculati folio longiores
terminales et axiilares, fl. secus rhachin subfasciculatis breviter pe-
dicellatis. Roxb. PI. Corom. II. p. 33, tab. 159. Flor. Ind. II.
p. 284, ed. Wall. II. p. 261. DC. Prodr. IX. p. 464. — Erycibe
paniculata et E. Rheedii BI. Bijdr. p. 1047 .— Spanoghe in Lin-
naed XV. I. c. — - Calonia glauca Vahl Scrift. Nat. Selskabet
Kiovenh. VI. p. 98. — Jacquinia indica Wight herb. — Erima-
tali Rheed. Hert. Mal. VIL p. 73, tab. 39 (nisi rectius ad sequen-
tem). — Var. |ï. expansa Choisy in DC. Prodr. I. c. foliis suban-
gustioribus, paniculis myrianthis inagis rufo-lanatis, fl. paullo mi-
noribus. Erycibe expansa Wall. Cal. n. 1331. G. Don. I. c. —

EUYC1BEAE. 1033

ERYCIBE.

/. subspicala Choisy L c. ibliis angustioribus brevius acuininatis,
racemo terminali spicaeformi. Erycibe subspicala Wall. n. 1332.
G. Don. I. c. — Voor-Indië. Sunda-Archjipel. ~-/3. Tavoy.
/. Ava.

2. Erycibe glaucescens wall. Cat. n. 1384. DC.l. c. Ramuhgla-

bri, folia e basi attenuata elliptica acuminata glaucescentia, racemi
subpaniculati folio longiores parcius rufo-velutini. JJook. et A?'«. ad
Bcechy Voy. p. 201. — Martaban, China.

§ 2. Inflorescentia glomerata abbreviata, ramulis teretibus.

3. Erycibe tomentosa bl. Tolia ovalia acuta, supra glabra, subtus
tomentosa, racemi axillares breves. Blume Bijdr. p. 1048. Flores
liavido-albidi? — Non vidi. — Java, op den Parang, bij Tjikoja.

4. Erycibe glomerata bl. Eamuli petioli et foliorum costa subtus
rubiginose dense tomentella, folia brevi-petiolata e basi rotundatA,
elliptica vel subobverse elliptico-obloiiga modice abrupte acuminata
glabra membranacea, circiter tripollicaria, subtus tenuiter costivenia ;
racemuli glomeruliformes axillares subsessiles pauciflori (2 — 5),
cum calycis basi rufo-tomentelli, laciniis glabrioribus obtusis, corollae
calyce duplo longioris areae aureo-villosae. Blume Bijdr. p. 1047.
Zoll. n. 706, non Wall. — Java.

5. Erycibe Princei wall. Cat. ». 1335. BC. I. c. p. 464. Ramuli

apice petiolique pulverulento-pubescentes demum glabri, folia bre-

vissime petiolata e basi obtusa subcordata elliptica subacuminata

utrinque lucida, 4 poll. longa ; pedunculi axillares racemosi paucillori

foliis multo breviores rufo-velutini, corolla calycem quadruplo su-

perans extus rufo-sericea. — Singapore.

Adnot. Speciem praecedenti affinem, fl. flavescenti-albidis, in Cele-
bes detexit zollinger (n. 3437), quam haud vidi.

Ordo CLXXXIV. SAPOTACEAE juss.

Prutices vel arbores lactescentes, foliis vulgo alternis penuiner-
viis exstipulatis. Flores hermaphroditi. Calycis 5- vel rarius
4 — S-partiti vel 4 — 8-lobi persistentis laciniae bi- vel uniseriatae,
aestivatione valvata vel imbricata, post anthesin ovario adpressae.
Corollae laciniae vel altera isepalae vel geminatim oppositisepalac,

SAPOTACEAE. 1034 CHRYSOPIIYLLUM.

acccdente serie interna exacte oppositisepalü, aestivatione imbricata.
Stamina fertilia saepius corollae laciniis opposita, earum basi ad-
nata, nunc numero dupla, antheris bilocularibus saepe extrorsum,
raro lateraliter, perraro introrsum dehisceutibus, sterilia utpluri-
mum obvia, petaloidea, corollae laciniis alterna, fertilibus exte-
riora, nuncdupla,aut cum fertilibus verticillata,iis et corollae laciniis
alterna. Ovarium liberum, pleruuique hispidurn, pluriloculare,
loculis saepe oppositisepalis, stylo cylindrico vel brevissime conico,
stigma te acuto vel capitellato, tuberculis lobisve loculorum nu-
mero, ovulis in loculis solitariis, pendulis vel adscendentibus, aua-
tropis vel campulitropis, dein saepe prope basin cum endocarpio con-
natis, unde hilum maximum. Fructus drupaceus vel baccatus,
una excepta indehiscens, loculis quibusdam vulgo abortivis. Se-
mina ellipsoidea vel globosa, saepe lateraliter compressa, testa,
ossea vel crustaceft nitida, hilo infero vel laterali,interdum elongato
maximo, al b umin e nullo aut carnoso vel oleoso. Embryi recti
cotyledones amplae, in albuminosis foliaceae, in exalbuminosis
carnosac vel oleosae, radicula brevis.- — Utriusque orbis regiones
tropicas vel subtropicas inhabitant. — Conf. hasskarl in Flora
bot. Zeil. 1855, n. 37.

Eigenschappen. Melksappen vormen het hoofdbestanddeel de-
zer groep, die door het voortbrengen van gutta-percha in nieuwcren
tijd bijzonder de aandacht heeft getrokken. Van anderen zijn de
vruchten en zaden eetbaar, en worden uit dien hoofde onder-
scheidene soorten sedert lang in de tropische gewesten gekweekt.

I. CBRYSOPHYLLUM linn. Calycis 5-raro 6-partiti laci-
niae obtusae pubescentes, aestivatione imbricatae. Corolla tubulosa
vel campanulato-rotata, 5-raro — 7-loba, aestivatione imbricata.
Stamina 5, raro 6 — 7, tubo inserta, laciniis opposita, omnia fertilia,
antheris inclusis, filamenti circiter longitudine, bilocularibus
lateraliter dehisceutibus. Ovarium 5 — 9-loculare ovoideum hirsu-
tum, stylo plerumque ovario breviore, stigmate vulgo obtuso et
tuberculato-angulato raro acuto, ovulis ex angulis loculorum soli-
tarie adscendentibus. Bacca pauci- vel unilocularis, oligo- vel mo-
nosperma. Se mi na ossea ovoideo-acuta subcompressa, album in e
parco, embryi cotyledones crassae. — Arbores vel frutiecs, foliis

SAl'UTACEAE. 1035

SAPOTA.

saepc sericco-indutis, transvcrse striatk il. axillaribus fasciculatis.
Pleraeque novi orbis.

1. Chrysophyllum lanceolatum alph.dc. Prodr. VIII. p. 162. Ar-
bor alta; folia e basi obliquc attenuata oblongo-knceolata oblique

longe acuminata, margine uirJulata, costa subtus tomentosft, costulis
approximatis venisque pellucidis, cum petiolo 8} poll. longa, bacca
globosa iiistar mali armeuiaci. Chrysophyllum javanicum Steud.
Nomencl. — Nycterisition lanceolatum BI. Bijdr. p. 676.-— Java.
Borneo. Nieuw-Guinea. -- Ki lakatang sund.

2. Chrysophyllum rhodoueurum hassk. in Fl. bot. Zeil. 1855, U.

Belzia ï.p. 95. Polia e basi obtusa, acutiuscula vel attenuata elliptica
vel oblongo-elliptica breviter acuminata vel acuta, integerrima, coria-
cea, novella subtus Iepidotetomentosa,mox utrinque glabra, supra ni-
tida; inflorescentia axillaris fasciculata vel breviter cymoso-racemosa,
petiolo brevior, 5 — 1 O-flora; fl. parvuli, calycis laciniae late ovatae
acutae canescenti-puberulae, corolla subglabra calvceplus duplo lon-
gior, ovarium 5-loculare, fructus olivaeforrnis 1-spermus. — Java.

's. Chrysophyllum grandifolium steud. Nomencl. cd. alt. Aiph.oc.

I. c. p. 163. .Folia alterna lato-elliptica vel obovata acuta integerrima ver-
sus basin angustata, subtus pube rubiginosa tlensissiraa. Chrysophyllum
macrophyllum Des f. Cal. Hort. Paris. cd. tcrl. p. 132, non alior. —
Philipp. eilan den.

4. Chrysophyllum? molle wall. Cal. «, 4161. DC. I. c. Folfa

elliptica obtusa basi in petiolum attenuata integerrima, supra glabra,
subtus ferrugineo-sericeaj pilis adpressis brevissimis, 3 — 5 poll.
longa, flores... — Poeloe Pinang.

II. SAPOTA plumier. Sepala 6 — 5 ovata obtusa imbricata.
Corolla tubuloso-campanulata, 6 — 5-loba, aestivatione imbricata,
lacinia l exteriore, 1 interiore. Stamina sterilia lanceolata vel li-
neari-lanceolata, tubo corollae inserta, laciniis alterna. Stamina fer-
tilia interiora, 6 — 5, laciniis corollae opposita, tubo infra sterilia
inserta, inclusa, filamentis subulatis, antheris extrorsis. Ova-
rium 12-vel 6- raro 5 — 4-loculare, pilosum, stylo glabro, stig-
ma te simplici. Pacca pauci- vel unilocularis. Semina a latere com-

SArOTACEAE. 1036 SIDEROXYLOiN.

pressa nueamentacea, angulo interno a basi ad medium sulcata,
albumine carnoso, embryi cotyledones subfoliaceae ovatae.

§ 1. Achras Alph. DC. Flores 6-meri. Ovarium 10 — 12-loculare. Bacca
valde carnosa.

2. Sapota Achras mill. Dict. n. 1. Arbor; folia elliptica utrinque

subacuta, petioli pedicelli calycesque ferrugineo-pubescentes; umbella

terminalis foliis mixta, pedicellis petiolos subaequantibus; sepala

ovata acutiuscula, corolla tubuloso-campanulata calyce sublongior.

Achras Sapota Linn. Jacq. PI. am.p. 57, tab. 41. Blume Bijdr.

p. 159. Bol. Mag. tab. 3111 — 3112. — Stirpis americanae jam per

orbem tropicum cultae in India or. occurrit: Var. lobata DC. Prodr.

p. 174, laciniis corollae apice tridentatis, staminibus sterilibus apice

bilobo-laciniatis. Mimusops hexandra Wall. IJerb. — De Sapotille-

booin wordt wegens zijne vrucht in Zuid-Amerika algemeen, ook

in Oost-Indië geplant, en komt op Java veel in de tuinen voor,

bijv. in Grissée,Soerabajaenz. — Saoe manilla sund., ookBoeah

sa oe.

§ 2. Oligolhcca Alph. DC. Calyx 6 — 5-partitus. Corolla 8 — 5-loba,
staminibus ferüiibus totidem. Ovarii loculi numero circiter sepalorum.

2. Sapota parvifolia alph. dc. Prodr. l. c. p. 175. Folia cum flori-
bus ad apices ramulorum approxiraata, e basi cuneahl obovata retusa
emarginata glaberrima membranacea integerrirna 1* — 2{ poll.; pedi-
celli longitudine florum cum calyce extus fcrrugineo-puberuli, calycis
laciniae ovatae acuminatae, corolla 5-fzda glabra calyce triplo longior.

Philipp. eilanden (cuming n. 1147).

UT. SIDEROXYLON linn. Calycis 5-partiti perraro seini-
5-fidi laciniae imbricatae, 2 exteriores. Corolla semi- 5-fida usque
5 -partita, laciniis saepius patentibus, aestivatione imbricatis, una exte-
riore.Stamina tubo corollae iuserta, 5 sterilia, laciniis alterna pe-
taloideaiuclusa.saepedenticulato-incisa, 5 fertilia, laciniis opposita,
antheris ovatis obtusis extrorsis, demum oscillantibus. Ovarium
hirsutura, saepius 5-loculare raro 4- vel 2-loculare, stylo apice
acutiusculo. Pructus baccatus, ovoideus vel globosus. Semina
3— 1 globosa vel ovoidea nitida, costis 4—5 obtusis, hilo parvo
rotundo. Albumen copiosum. Cotyledones foliaceae. — Arbores,
baud parvo numero in Mascarheuia natae, ligno duro, fl. fasciculatis.

1. Sideroxylon attenuatum alph. dc. Prodr. V11I. p. 178 (excL

SAPOTACEAE. 1037

SIDEROXYLON.

var.), llami apice ferrugineo-puberuli; folia e basi attenuata obovato-
oblonga coriacea, supra nitida, novella utrinque ferrugineo-sericea,
adultiora glaberrima; pedicelli axillares aggregati petioto quadruplo
breviores ïiore duplo longiores cuin calyce ferrugineo-sericei, calycis
laciniae rotundatae, corolla profuuda 5-fida glabra calyce sublon-
gior. Wiqhl Icon. IV. tab. 1590. Miq. PI. Jungh. I. p, 202. —
Mimusops aft. Wall, Cat.n. 4150. — Chrysophyllum? obovatum
ej. herb. burm. n. 1514. — Achter-Iudië. Singapore. Java.
Philipp, eilanden.

2. Sideroxylon nitidnm bl. Bijdr. p. 675. Hassk, Tijdschr.
Nat. Gesch. X. p. 131. Cal. bog. p. 158. Folia e basi attenuata
oblonga acuminata, costata, lucidula, 6 — 7^ poll; racemi laxi 2—3-
pollicares, pedicellis tenuibus. — Java. — A'jatoe sund. — Het
hout van deze en andere soorten is zeer hard en levert soorten van
ijzerhout (kajoe bêsi). — Vergelijk teys.mann in Nat. Tijdschr.
JSeerl. Ind, I. bl. 436, en over nog niet genoegzaam bekende soor-
ten van Borneo en Sumatra zoll. Cal. bl. 134.

8. Sideroxylon? chrysophyllum de vr. Pl.Reinw.p, 59. Arbor;

ramuli ferrugineo-puberuli, folia late ovataobtusa, supra nitida, sub-
tus ferrugineo-sericea, costata, 2^ poll. longa, flores... — Java.

4. Sideroxylon? Wallichianum g. don. Dichl.PL IV./?.28.Rami

petioli et costa subtus in novellis villoso-ferruginea, folia breviter
petiolata ampla elliptico-oblonga vel oblongo-obovata acuminata, ad
apicem ramorum conferta. Sideroxylon? rugosum Wall. n. 4158.
non alior. — Poeloe Pinang.

Sideroxylon Dulitan et S. Bilitbitan blanco Fl. Filip. p. 129
nimis dubia.

IV. ISONANDRA wight. Calycis 4- vel 6- partiti laciniae 2
ext.majores(raro minores), int. minores, aestivatione subvalvata. Co-
rolla 4- vel 6-fida vel-partita, laciniis aestivatione contortis. Sta-
mina sterilia nulla, fertilia 8 vel 12 uniserialia, inclusa, fila-
mentis basi cum tubo corollae connatis, glabris, antheris hastatis
longis extrorsis, alternis corollae laciniis oppositis majoribus. Ova-
rium hispidum 4-loculare, stylo glabro acutiusculo. Baccaabortu

SAPOTACEAE. 1038 CERATOPHORUS.

unilocularis. Seinen albuminosum. Cotyledones foliaceac. — Flo-
res axillares aggregati.

1 . Isonandra Gutta iiook. hond, Joum. VI. p. 463, lab. 464. (Tab.
XXXVI). Arbor; ramuli rufuli ; folia longe petiolata elliptico- vel
obovato-oblonga acuminata vel acuta, glabra, subtus lucidula; pe-
dunculi axillares fasciculati uniHori, calycis laciniae obtusae, corol-
lae subrotatae laciniae 6 ovatae, stamina 12. — |3. sumalrana Miq .
foliis longioribus angustioribus longius acuminatis. de Vr. in Tuin-
bouw-FloraïlI.p. 226. Teysm. inNat. Tijdschr.Neerl.Ind.l. enH. —
Singapore. Sumatra. Borneo. — Het is hoofdzakelijk deze
boom, wiens melksap de Getah pertja (Gutta percha) voortbrengt.
(Verg. iiook./. a. pi en 1852, p. 87).

2. Isonandra puberula miq. PI. Jungh. I. p. 201. Arbor; iimo-
vationes curn foliis adultis secus costas et costulas pedunculisque pu-
berae, folia e basi acuta elliptico-oblonga vel elliptica abrupte obtuse
apiculata, integerrima, membranacea, costulis erecto-patulis 12 cir-
citer utrinque, ante marginem unitis ettenere reticulatis, 4 — 5 poll.
longa; pedunculi 4 — 8 axillares; calycis laciniae 4 ovatae, 2 exteriores
paullo minores pubescentes, 2interiores paullo longiores basi puberae,
superne glabrae, ovarium fusco-pubescens. — Sumatra, bij Tobing.

o. Isonandra dasyphylla miq. /. c. Ramuli folia subtus pedunca-
lique fusco-tomentosa, folia e basi acuta vel obtusa vulgo leviter
inaequali elliptico- vel obovato-oblonga acuta vel breviter acute aut
obtuse apiculata, membranacea, supra glabra, pellucido-punctata, cos-
tulis utrinque 15 — 20 subpatulis ante marginem unitis, 4 — 8 poll.
longa ; calycis 4-lobi laciniae 2 interiores breviores angustiores basi
carinatae ovatae acutae, exteriores latiores et longiores, ovarium subob-
ovoideo-ellipticum fusco-tomentellum. — Folia seniliafere glabra. —
Pedunculi solitarii vel gemini. — Sumatra, in Opper- Angkola.

V. CERATOPHORUS iiassk. Calycis 4-partiti laciniae aesti-
vatioue imbricatae, exteriores latiores. Corolla campanulato-con-
nivens 8-partita. Stamina 16, interiora minora, imae basi corollac
inserta, filamentis brevissimi?, antheris lanceolatis, inclusis, con-
nectivo apiculatis, pilosulis. Ovarium 8— 12-loculare, ovulis in

SAPOTACEAE. 1039

AZAOLA.

loculis solitariis crectis, stylo exserto, apice stigmatoso. Eacca
ovato-oblonga, curvula, monosperma. Embryi albuminosi coty-
ledones oblongae. Keratephorus IlassL

1. Ceratophorns Leerii hassk. faizia Lp. 60i.Poliaebasi acuta

elliptico-oblonga, abrupte brevi-acuminata ; corymbi termiuales, pe-
dicellis fasciculatis; ovarium 10— 12-loculare. Azaola Leerii Teystn.
et Dinnend. in Nat. Tijdschr. Neerl. Ind. VI. p. 116. — Suina-
tra, in Palembang. — Levert Getahpertja. — Balam tandoek mal

2. Ceratophorns WightÜ hassk. l. e, (honandra pohjandm Wight
Icon. IV. tab. 1589). — Voor- In die.

VI. AZAOLA blanco. Calycis tubus ventricosus, limbi 4-fidi
laciniae elongatae lineares. Corolla calyce longior, tubo brevi, laci-
niis 9— 11 lanceolatis biseriatis. Stamina 19—20, antheris sub-
sessilibus aristatis, fauci insertis. Ovarium globosum stylo longis-
simo, stigmate lobulato. Bacca oblonga acuta. Semen oleosum.

1. Azaola BetiS blaïv-co Fl. Filipp. p. 402. Arbor lactescens; i'olia ad
apicem rarnulorum, lanceolata, brevissimepetiolata; racemus terminalis
coarctatus; fl. virides, fructus bipollicaris, pruno similis. — Philipp.
eilanden.

VII. PAYENA alpit. dc. Calycis 4-partiti laciniae ovatae, ob-
tusae, extus et margine puberulae, 2 exteriores latiores. Co rol ia basi
tubulosa, 8-fida, superne campanulata, calyce vix longior, Jaciniis
geminatiin oppositisepalis. Stamina 8, tubo prope faucem inscrta,
laciniis opposita, denticulis interjectis, filamentis brevissimis, an-
theris lanceolatis, connectivo in acumen obtusiusculum carnosum
producto, loculis subextrorsis. Ovarium hirsutum 8-loculare, stylo
recto glabro, apice obscure dentato, loculo singulo ex apice uniovulato.

l.Payena lncida alph. dc. Prodr. VUL/? 197. Frutex vel arbus-
cula; folia e basi subacuta elliptica obtuse acuminata glaberrima ni-
tida, 4 poll. longa ; pedunculi 1—3 axillares. Mimusops lucida Wall.
Cat. n. 4147. — Poeloe Pinang.

2. Payena? sericea miq. Folia elliptica vel oblonga abrupte brevi-
acuminata vel apiculata raro obtusata, subtus multi-costulata et cum

SAPOTACEAE. 1040 OACOSMANTEIUS.

reliquis partibus novellis aurco-sericea, 8 — 5 poll. longa; pedunculi
axillares fasciculati, petiolo basi tumido breviores, calycem circiter
aequantes. — Bangka (horsf.).

VIII. CACOSMANTHUS hassk. Calycis 4-partiti biserialis
laciniae inaequales, aestivatione imbricatae, utrinque sericeae. Co-
rolla 8 — 12-fida, e tubo brevi campanulata, laciniis subaequilon-
gis, lineari-lanceolatis (utrinque puberis). Stamiua corollae fauci
inserta, biserialia, vulgo triplo laciniarum numero, omnia fertilia,
antheris sagittatis, undique pilosis. Ovarium tetragono-pyramida-
tum, in stylum elongatum terminatum (stigmate obtuso, curvulo
vel oblique subtruncato), 11 — 12 (vel 18-?)-loculare, ovulis in
loculis solitariis, ex angulo interno primum pendulis dein assurgen-
tibus. Bacca magna, stylo coronata, calycis aucti fundo immersa,
1 — 2-locularis,endocarpio cbartaceo. Seminis testa nitidanigra,
rhaphe percursa, coriacea, embryi albumine ten ui inclusi coty-
dones magnae foliaceae. — Kakosmanlhus Hassk.

1. Cacosmanthns macrophyllus hassk. in Flora bol. Zeil. 184,5,

/. c. Rc/zia. I. p. 98. Arbor excelsa lactescens, ramis divergenti-
bus; folia ad apicem ramulorum conferta alternapetiolata oblongo-
obovata subacuminata, integerrima, subtus argentata, l|-pedalia;
flores ex axillis denudatis fasciculati longe pedunculati, odoris foe-
tentis, — Java, in Bantam (teysm.). — Karet moending
sund — Levert Getah pertja. Verg. Nal. Tijdschr. JSeerl. Ind. I.
bl. 476, IL bl. 184-188.

IX. BASSIA koenig. Calycis 6- vel8-partiti biserialis laciniae
exteiïores subvalvatae, interiores subimbricatae. Corolla tubuloso-
campanulata, calyccm subaequans, a medio circiter in laciuias 6 — 14
saepe geminatim oppositisepalas partita. Stamina omnia fertilia,
bi- rarius uni- vel triserialia, duplo circiter corollae laciniarum numero,
tubo inserta, filamentis saepius brevissimis, antheris lanceolato-
hastatis erectis, bilocularibus, lateraliter dehiscentibus, apice saepe
1 — 3-cuspidatis. Ovarium hirsutum exile G — 8-loculare, loculis
oppositisepalis, ex angulo superiore uniovulatis .stylo exserto glabro,
stigmate acutiusculo. Bacca oblonga vel globosa 5 — 1 -sperma.

SAPOTACEAE. 1041

BASSIA.

Semina axi vent re adhaerentia, obovoideo-oblonga, testu crustaceft
nitida, hilo lineari, albumine nullo, cotyledonibus carnosis
oleosis plano-eonvexis, axi fruetus eontrariis, radieula inferu
brevi acuta. — Arbores gerontogaeae, fl. axillaribus saepe fascicula-
tis. — Palaquium Blanco. — Conf. de potu spirituoso e Bassiae
floribus praeparato: Hook. Kew. Gard, Misc. V. p. 90.

1. BaSSia CUneata bl. Bijdr. p. 614. Arbor alta; folia longe pe-
tiolata, obovato- vel cuneato*oblonga, nunc emargiuata, cum petiolo
glabro 4 poll. longa; fiores axillares subumbellati longe pedicellati,
pedicellis sepalisque sericeis; corollae laciniae lineari-lanceolatae,
cum staminibus brevissime filamentatis pilosae. Alph. DC. I. c. p.
199. — Java.

%. BaSSia sericea bl. Bijdr. p. 614. Folia longe petiolata oblongo-
lanceolata acuminata, supra nitida, subtus sericeo-puberula, cum pe-
tiolo fere semipedalia; flores 10 — 12 axillares, pedicellis (longis)
calycibusque sericeo-tomentosis ; corollae laciniae lanceolatae. Alpli.
DC. I. c. Miq. PI. Jungh. I. p. 202. — Java, op den Oengaran.

3. BaSSia argentea de vr. PI. Reinw. p. 62. Eolia e basi atte-
nuata secus petiolum leviter decurrente oblonga, obovato-oblonga,
obtuse acuminata, supra nitida, subtus argenteo-lucida, cum pe-
tiolo semipedalia ; pedunculi fructiferi solitarii, bacca obovoidea. —
Java.

4. BaSSia Junghühniana de vr. /. c. Folia elliptica acuminata
inte^errima, supra lucida, subtus aureo-nitentia ; flores axillares 4—8,
cum pedicellis aureo-sericeo-tomentosi ; calycis laciniae ovatae, ex-
teriores majores, vulgo 6; corollae laciniae lineares; stainina 10. —
Java.

Hujus generis species videtur Vindoricum sylvestre Rumph. Herb.
Amb. III. p. 184, a gaertnero ad Bassiam suam dubiam ducta. Cf.
Alph. DC. L c p. 199.

Species a cl. alph. dc /. c. secundum Palaquii species patris blanco
propositas nimis incertas omittere liceat.

Imbricaria coriacea alph. dc. I. c. p. 200 (Mimusops Imbri-
caria Bl. Bijdr. p. 675. Imbricaria maxima (Poir.) Ilassk. Cat. bog.
p. 159). — Van Mauritius ingevoerd, op Java algemeen geplant. ~
Njamplong sabrang sund.

Flora van Ned. Iiuüë. IL

SAPOTACEAE. 1042 MIMUSOPS.

X. MIMUSOPS linn. Calyx biserialiter 6— 8-partitus. Co-
rollae 16- vel 24-partitae tubus brevis, laciniae calycis loborum
triplae, biseriales, seriei exterioris lineares a basi fere liberae 12 vel 16,
interioris laciniae 6 vel 8 lineares erectae, aestivatione ab iis exte-
rioris distinctae, omnes aestivatione imbricatae atque oppositise-
palae. Stamina corollae tubo inserta, fertilia numero loborum
calycis iis et laciniis int. corollae opposita, filamentis gracilibus
brevibus, antheris lanceolato-sagittatis extrorsis; sterilia fertili-
bus alterna ovata acute dentata, dorso pilosa, nunc biloba vel bi-
partita, aestivatione fertilibus interiora. Ovarium hirsutum, saepe
angulosum, loculis loborum calycis numero et iis oppositis uniovu-
latis, stylo cylindrico glabro acutiusculo. Bacca 1 — 2-locularis
globosa vel subellipsoidea. Semina erecta, testa coriacea, hilo
ovato parvo, alburnine carnoso, cotyledonibus foliaceo-carno-
sis. — Arbores vel frutices, ü. axillaribus saepe fragrantibus.

§ 1. Quaternaria Alph. DC. Tlorea tetrameri, octandri.

1. Mimusops Elengi linn. Spec.p. 497. Folia elliptico-oblonga
obtuse acuminata glabra, fasciculi pedicellorum axillares petiolo bre-
viores 3 — 6-liori, pedicellis rubiginoso-pubescentibus, calycis lobi
lanceolati acuminati aequales, 4 exteriores extus ferrugineo-velutini
intus glabri, 4 interiores angustiores extus albido-velutini, intus
glabri corollam subaequantes. Gaertn. de fr, el sem. I. p. 198,
tab. 42 Roxb. Corom. I. p. 15, lab. 14. Fl. Ind. IL p. 236. Alph.
DC.Prodr. VUL/?. 102. Wighl Icon. IV. tab. 1586. Zoll. Cat.p.
134. JJassk Tijdschr. X. p. 139. — Mimusops oblusifolia Blume
Bijdr. p. 672. — Flos cuspidum Rumph. Ilerb. Amb. II. p. 189,
tab. 63. — Elengi Rheed, Hort. Mal. I. p. 33, tab. 20. — Arbor
Kauki Ind. Breyn. Cent. p. 8 cum icone. — Voor- en Achter-
Indië; — in geheel Indië wegens de geurige bloemen geplant.
De bast is bitter. (Verg. filet Wellevr. bl. 90.) — Tandjong mal.

§ 2. Ternaria Alph. DC. Flores trimeri hexandri.

2. Mimusops Kauki linn. Spec. p. 497. Bamuli crassi, folia ad
apicem ramulorum conferta elliptico-obovata obtusissima subemar-
ginata, glabra, subtus paliida, 2—3 poll. longa, petiolis subpuberis;
pedunculi subterminales conferti petiolos aequantes, cum calyce ex-

SAPOTAOEAE. 1043

MIMÜSOl'S.

tus rufule pubentes, calycis G-partiti lobi ovati acuti, filamenta ste-
rilia biloba denticulata. Mimusops Bojeri Alph, BC. I. c. p. 205.
II. C. van Hall in Het Instituut. 1846, p. 150. — Metrosideros
macassarensis Rumph. Uerb. Amb. III. p. ld, lab. 8 except. flor.
Keuken indorum Burm. T/ies. Zeijl. p. 133 excl. syn. — Mimu-
sops Baldola BI. Bijdr. p. 673. — Ceylon. — Java. Celebes.
Biraa. — Kajoe Saoejav. Poon Saoe mal. — Het hout is rood,
zeer vast en wordt veel gebruikt.

3. MimUSOpS Manilkara don. DichL Pt. IV. p. 35. Foliaad apices
ramulorum conferta elliptico-obovata glabra nitida g| — 3 poll. longa;
pedicelli ad extrema ramulorum subumbellati petiolo breviores d°ein
increscentes pubeseentes, calycis lobi 6 ovati acuti aequales rufo-tomentosi,
corolla calyce subbrevior. Alph. DC.l.c.p. 2vb.(Teysm. in Nat. Tijdschr.
Neerl. Jnd. I. p. 476?) — Manilkara Meed. Hort. Mal. IV. p. 53,
tab. 25. Melrosideros macassarensis Rumph. Uerb. Amb. III. tab. 8
quoad. fig. flor. — Imbricaria malabarica Poir. Dict. \V. p. 434. —
Var. fi? cuspidata BC. I. c. foliis majoribus cuspidatis. — M.hexandra
Wall.Cat.n. 4148. — China. Philipp. el 1. — In In d ie gekweekt.

4. MimUSOpS acuminata bl Bijdr. p. 672. Arbor excelsa, folia
alterna, e basi aequali vel subaequali elliptica acuminata iutegerrima,
coriacea, e costa subtus carinata oblique costulata, 4^- poll. longa,
petioli leviter torti, fructus uionospermus./l<?/?/t. DC. Prodr. l.c. p. 207.

Sumatra. Java. — Djengkok sund.

5. MimUSOpS iüdica alpu. nc. /. c. p. 205. Kamuli glabri, foliaad
apicem ramulorum conferta elliptico-obovata obtusissima emarginata gla-
bra 2—3 poll. longa; fl. axillares 2 — 3-fasciculati, pedicellis glabris
arcuato-reflexis petiolo brevioribus, calycis lobi reflexi, 3 exteriores ovati
acuti utrinciue glabri margine subvelutini, 3 interiores angustiores ovati
tlorso albido-subvelutini, corolla calyce subbrevior, lobis 12 exterior.
reflexie, filamenta sterilia 6 profunde bifida. Mimusops dissecta Uerb.
Hamitton, non R. Br. — M. hexandra Uerb. Madr. Wall. Cat. n. 4149
B et C. — M. Kauki Wall. n. 4149. — Voor- en Achter-I ndiè".

Ordo CLXXXV. EBENACEAE vkhtknat.

Arbores fruticesve, ligno haud raro nigro, foliis alternis raris-
sime suboppositis, breviter petiolatis, fl. cymosis vel (fem.) saepe
solitariis, raro subhermaphroditis, saepissime dioicis, sexu altero
incompleto superstite. Calyx 3 — 7-lobus persistens. Corolla 3—
7-loba, extus plerumqae serieea, laciniis aestivatione saepe convolutis.

06*

EBENACEAE. 1044

DfOSPYROS.

Masc. Stamina imae corollae inserta vel rarius hypogyna, 6 in-

definita, saepe 16, libera vel saepius basi per paria coalita, ejusdem
paris inaequalia, exteriora longiora, paribus plerumque 2 ante basin
laciniae corollinae sitis, fi lam entis brevissiinis, saepe ligulatis pilo-
sis, antheris basifixis lineari-lanceolatis. El. fem. Stamina nulla
vel saepius numero laciniarum corollae duplo, per paria iis opposita,
Ovarium 3 — 12-loculare plerumque hispidum, loculis saepius du-
plici sepalorum numero, inter ea geminatim dispositis. Ovulain
loculis solitaria vel collateraliter gemina, ex apice anguli interioris
pendula anatropa. Styli liberi vel coaliti, loculorum numero vel
dimidio et tune apice bilobi, stigmatibus parvis. Bacca globosa
vel ovoidea, saepe paueilocularis oligosperma, vulgo eoriacea, epi-
carpio saepe valvatim ab apice rupto. Semina plerumque oblonga
lateraliter compressa, raro globosa, nervis 2 — 3 depressis percursa,
testd laevi eoriacea, albumine cartilagineo, embryi axilis vel
paullo obliqui, recti vel apice curvati, radicula supera cylindrica,
cotyledones foliaceae ovatae accumbentes, radiculam subaequan-
tes. — Ordo regionibus calidis praesertim proprius, Ternstroemi-
aceis et Camelliaceis affinis videtur.

Eigenschappen. Uitstekende vaste, harde en niet zelden zwart-
gekleurde houtsoorten (bijv. het Ebben-hout) worden van onderschei-
dene soorten dezer orde verkregen.

I. DIOSPYBOS dalech. Elores dioici, calyce 4— 6-lobo,
rarissimeirregulariterfisso,corollae tubulosae vel campanulatae4 —
6-fidae laciniis aestivatione (dextrorsum) convolutis. Masc. Sta-
mina 8 — 50, saepe ]6, corollae vel toro vel ambobus inserta, fi-
lamentis anthera brevioribus liberis vel geminatim coalitis. Ova-
rium fere abortivum. Eem. Stamina pauciora, saepe 8, antheris
efoetis. Ovarium 4- saepe 8- nunc 10— 12-loculare, stylis 2 vel
4, basi plus minus coalitis, apice plerumque bilobis. O vu la in lo-
culis solitaria pendula. Bacca globosa vel ovoidea, calyce saepe
increscente basi tecta, 4— 8-locularis. Semina oblonga, dorso cou-
vexa, lateribus magis minusve compressa, acie interna recta, lineA,
peripherica a basi ad apicem percursa. — Arbores vel frutices inter
tropicos totius orbis, fl. masc. minoribua cymosïs vel specie racemo-
sis, fem. saepius solitarÜ3.

EBENACEAE. 1045 DIOSPYROS.

§ 1. Ëudiospyros Alph. DC. Calyx et corolla 6 — 5- saepe 4-Ioba.
Stamina fl. masc. 12-plurima. Ovarium 8— 10-loculare, stylis 4—5
apic^ bilobis.

* Stamina fl. masc. 11 — 13, raro 8.

1. Diospyros timoriana MIQ. Glabra; ramuli graciles; folia e basi
rotundata vel obliqua elliptico-ovata oblongave acuininata, submem-
branacea, subtus reticulato-venosa venis subpuberulis. Diospyros
reliculala (nee Witld. Spec. TV. p. 1109) Decaisn. N. Ann. Mus.
III. p. 406, var. timoriana Alph. DC. I. c. p. 225. — Timor.

2. Diospyros aurea teysm. et binnend. t» Nat. Tijdschr. Neerl.
Ind. I. c. Arborea, ramis fastigiatis, ïamulis petiolis pedicellisque
junioribus ferrugineo-puberulis, folia alterna bifaria e basi acuta de-
currente elliptico-oblonga breviter acuminata, supra glabra nitida,
4 — 4| poll. longa; flores feminei axillares solitarii, calyx 4 —
5-fidus, lobis acutis extus revolutis glabris, corolla 4 — 5-fida
apice constricta, calycc vix duplo lorjgior, stamina 10 — 11, stigma
profunde trifidum, bacca globosa aurantiaca. — Java, in Bantam.

3. Diospyros laxa teysm. et BINNEND. /. c. Arborea, ramis
laxis; folia alterna bifaria oblonga breviter obtuse acuminata,
coriacea glabra, marginibus revoluta, subtus costa subcarinata,
ilavo-virentia, brevi-petiolata, 4.1 — 6 poll. longa; flores feminei
axillares solitarii, calycis 4-ikli lobi latissimi retusi reflexi gla-
bri, corollae calyce duplo longioris 4-fidae laciniae patentes acutae
gilvae, basi albidae, stamina 8 — 10, styli 4 basi connati, bacca cerasi
minoris magn. 8-locularis, glabra" — Java, op den Salak.

** Stamina 14 — 23, fl. saepe pentameri.

4. Diospyros macrophyila bl. Bijdr. p. 670. Alph. DC. I. e. p.
228. Arbor excelsa; folia e basi rotundata, vel subcordata elliptico-
oblonga acuminata coriacea glabra, ad costam subtus cum raraulis
hirsutula; racemi masc. axillares, rarius supraaxillares pauciflori, fl.
fem. iuferioribus subsolitariis 5-fidis. Miq. PI. Jungh, I. p. 203.
Diospyros phyllomegas Sleud Nomcncl. cd. alt, — Java.

5. Dyospyros oblonga wall. Cal. n. 4124. Alph. DC. l.c. Folia c
basi obtusa elliptico-oblonga acuta, supra glabra, subtus glabrius-

EBENACEAE. 1046 DIOSPYBOS.

cula, 5 — 9 poll. longa; fl. fem. solitarii axillares brevissitne pedun-
culati, calycis lobi 5 ovati acuti hirsuti, bacca cerasi majoris magn.
caljce duplo longior. — Poeloe Pinang.

6. DlOSpyrOS Sapota koxb. Ft. Ind. II. p. 535. BC. I. c. Folia

bifaria oblonga obtusa nitida; infl. masc. multiflora, fl. fem. solitarii,

stamina utriusque sexus circiter 16, bacca globosa magru aurantii.

/5. nigra BC. I. c. Sapota nigra Blanco FL Filip. p. 409. — Sapota
nigra Sonn. Voy. Nouv. Guin. p. 45, tab. 14—16, foliis oblongis ob-
tusis. — Mauritius. — /3. Philipp. eilanden.

*** Flores tetrameri. — Calyx 4-fidus vel-partitus. Stamina 14—
23, saepe 16.

7. Diospyros Kaki linn. fü. Suppl. p. 439. Bamuli tomentosi;
folia e basi acuta ovato-elliptica acuminata subtus puberuia; pedun-
culi masc. 3-flori petiolo subbreviores pedicellique tomentosi, calyx
campanulatus profunde 4-Hdus utrinque pubesceös lobis lanceolatis,
corolla calyec vix duplo longior laciuiis ovatis obtusis utrinque seri-
ceis, fl. fem. solitarii, corolla quam calyx ampliatus breviore. Thunb.
FL Jap.p. 157. Lour. Cochinch. I. p. 228. BI. Bijdr. p. 669.
BC. I. c. p. 229. — Diospyros chinensis BI. Cal. Buitenz. p. 110.
Kaki Kamp f. Amoen. p. 805. cum icóne. — Var. foll. subcordatis:
D. Kaki Boxb. Fl. Ind. IL p. 527. Wight Icon. II. tab. 415. —
Japan. — China. In geheel Zuid-Aziü gekweekt. Java. — Ook
op Celebes bij Makasser geplant.

8. Diospyros punctata decaisn. JS. Ann. Mus. III. p. 407. Ramuli
puberuli, folia brevissime petiolata e basi rotundata vel subcordata
ovato-lanceolata acuminata membranacea, praeter costam supra pube-
ramglabra,li— 2 poll. longa, petiolo pubescente; peduuculisupraaxil-
lares graciles triflori, fl.breviterpediceHati, calyx ciliolatus 4-partitus,
corolla dextrorsum contorta 4-fida laciniis cordatis ciliolatis, sta-
mina 16,8majoribus,pistilli rudimentum nullum. — AdDiospyruni
cordifoliam roxb. accedit. — Ti mor.

9. Diospyros frntescens bl. Bijdr. p. 663. Hassk. Cat. bog. p.
159. Polia e basi acutiuscula oblonga acuminata glabra nitida, fas-
ciculi florum conferti axillares vel laterales, fl. 4-fidis. — (?. Tallak
Alph. DC. I. c. p. 230 foliis elliptico-oblongis obtuse acunimatis,
ramulis ultimis puberulis. — Java. — /?. Noesa kambangan.

■BBNACEAB. 1 047

DIOSPYROS.

10. Diospyros philippinensis alph. do. Prodr. l c. p. m. Kamuii

virgati ferrugmeo-puberuli, folia e basi obtusa elliptica obtuse breviter

acuminata, supra glabra, subtus tenuissime pilosa, raembranacea, 2J 3 '-

poll. longa; fl. fem. axillares solitarii, pedunculo bracteato ca'lyce bre"
vioro, bracteis distichis lobisque calycis 4 sericeis ovatis acutis, corolla
calyce tnplo longior 4-fida extus sericea. — Philipp. eilanden
(CUMJNG n. 1142). L y

U. Diospyros lacida wall. Cat. n. 4127. Alph. DC. I. e. p.
233. Folia elliptica obtusa vel acuta coriacea, cum ramulis o-labra,
supra lucida, \\~ 3j poll. longa; fi. fem. ternati sessiles, calyce 4-
fido utrinque ferruginco-sericeo, lobis ovatis acutis, corolla extus
sericea, bacca ferrugineo-sen'cea. — Singapore.

12. Diospyros venosa wall. Cat. n. 4126. Alph. DC. l.c. Ka-
muii petioli costa subtus tomento caduco pulverulento, folia e basi
obtuse elliptica acuminata coriacea, supra glabra, subtus glaucesceu-
tia parenchymate glabro, 5 — 7 poll., flores... — Poeloe Pinang.

13. Diospyros digyna .iacq. IJ. Schoenbr. III. tab. 313. Gla-
berrima, folia elliptico-oblonga utrinque acuta, 5 — 6 poll. longa; fl.
(fem.) axillares solitarii, pedunculis petiolo floreque brevioribus,
calyx semi-5 — 4-fidus, lobis ovatis acutis erectis, corolla semi-
5 — 4-fida calyce triplo longior campanulata, fauce angustiore, sta-
mina 8 — 18, styli 2 obtusi. — Au hujus §? — Celebes. — In
Mauritius gekweekt.

14. Diospyros cauliflora bl. Bijdr.p. 668. Zoll. Cat. p. 135.

Folia e basi acuta. oblongo-lanceolata acuminata glabra ; il. masc.
axillares, fem. digyni in tuberculis later.alibus congesti, omnes semi-
4-fidi, corolla al ba, antherae roseaé. — Non vidi. — Java, bijv. in
de wouden bij Klakka.

**** j?| tetrameri. Calyx rnasc. elongatus, apice tantum 4-Iobus.
Stamina praeced.

1 5. Diospyros Ebenum retz. Obscrv. III. p. 5. Alph. DC. I. c.
p. 234. Gemmae sericeae, folia bifaria e basi acuta oblonga obtusa
cum ramulis glabra, tripollicaria ; pedunculi masc. pilosuli petioli
longitudine, apice trifiori, fl. sessilibus basi bracteatis, bracteis ova-
tis birsutis, calyx campanulatus apice 4-lobus, lobis rotundatis ci-
liatis, corolla tubulosa caljce qnadruplo longior; fl. fem. solitarii,

EBENACEAE. 1048 DIOSPYROS.

pedicellis velutinis petiolo brevioribus, calycis profunde 4-fidi basi
bibracteati extus inferne pilosi lobis ovatis basi intus incrassatis,
corolla 4-fida calycem haud superante. Koenig in Linn. fü. Suppl.
p. 440 partim. Roxb. Fl. Ind. II. p. 529. Wighllcon. I. tab. 188.
Diospyros Ebenasler Roxb. I. c. — Hebenaster Rumph. Uerb.
Amb. III. p. 13, tab. 6 — Lignum interius atrum. — Ceylon.
Sumatra. Molukken. — Levert eene soort van Ebbenhout,

***** Stamina 24—50. Embryopteris gaektn.

16. Diospyros Embryopteris pers. Ench. II. p. 024 excl. syn.
Lam. — Alph.DC. l.c. p. 235. Ramuli glabri gemmis sericeis, folia
lanceolata vel ellipticacoriaceaglaberriina,3.J — 5^ poll. longa ;pedun-
culi masc 3 — 5-iiori petiolos aequantes pedicellique reflexi pubes-
centes, calyx patens breviter 4-fidus extus pilosus, corolla campanu-
lata calyce triplo longior semi- 4-fida laciuiis ereetis ciliatis, il. fem.
solitarii, pedicello petiolum aequante calyceque pubescentibus, co-
rolla calyce sublongior. Ker Bot. Reg. tab. 499 excl. syn. Lam.
Panitsjika Maram Rheed. L c. III. tab. 41. — Embryopteris pe-
regrina Gaerln. I. c.l.p. 145, tab. 29.— E. globularia Roxb. Corom.
I. p. 50, lab. 70. — Voor- en Achter-Indië. — Java.

17. DiOSpyrOS diSCOlor willd. Spec. IV. p. 1108. DC. I. c. Ra-
muli pilosi, folia e basi obtusa oblonga acuta, supra glabra, subtus
sericeo-pilosa, 6—12 poll. longa; pedunculi petiolo breviores 3— 5-flori
hirsuti, calyx 4 — 5-partitus lobis ovatis extus sericeis, corolla calyce
duplo longior, praeter basin extus sericea, cylindrica 4-iida, styli 4

simplices. Cavamllea philippensis Desrouss. in Lam. IHcl. III. p. 663.

C. Maboio Lam. lil. tab. 454. — Diospyros Mabolo Roxb. Hort. Béng.
p. 41. Lindl. Bot. Beg. tab. 1139. — Embryopteris discolor Don.
Dichl. PI. IV. p. 41. — Diosp. Embryopteris Boj. II. Maurit. p. 200. —
Philipp. eilanden.

§ 2. Otogyne Alpli. DC. l.c. p. 223. Calyx 4 - 6-lobus. Corolla 4—
5-loba. Stamina 12 — 13. Styli 2 apice bilobi. Calycis lobiin fl.fetn.
basi subauriculati.

18. Diospyros sumatrana miq. Pi. Jungh. I. p. 203. Innovatio-

nes cum petiolis et costa subtus puberae, folia alterna breviter pe-
tiolata e basi acutiuscula elliptica vel elliptico-oblonga, membranacea,
costulis 5—6 utrinque adscendentibus ante marginem unitis et laxe
reticulatis, 3 — 5 poll. longa; flores axillares in pedunculo brevissimo
vulgo terni pedicellati, pedicellis ochraceo-villosis, calycis lobi 4

EBENACEAE. 1049 GARGILIA.

ovati acuuiinati villosuli, styli altius connati, bacca iminatura ob-
tuso-tetragona 4-locularis. — Sumatra, iu Opper-Augkola.

§ 3. Dubiae.

19. Diospyros truncata zoll. et mor. Sysf. Verz. p. 43. Arbo-
rea, folia ovato-oblonga obtuse acumiuata glaberrima, margine re-
ilexa, ti. masc. axillares 3 — 4 subsessiles vel brevissime pedicellati,
calyx tubulosus integer truncatus, corollae laciniae acumiuatae, sta-
mina 14 imae corollae inserta. — Nou vidi. — Java (zoll. n. 1156).

20. Diospyros microcarpa span. LinnaedJLY.p. 336 indescripta.

Adnol. Hujus generis vitletur Ebenus molucca Bumph. Uerb, Amb.
UI. p. 6. tab. 2.

II. GARGILIA r. bhow». Tlores dioici, calyce 4-fido, co-
rol la cainpanulatÉt 4-fida. Stamina basi corollae inserta (mme
hypogyna?), in fl. masc. geminata, paribus 2 ante quamvis corollae
laciniam, filament» brevibus counatis, antlieris filamento lougi-
oribus lineari-acuminatis, lateraliter rimis prope apicem deliiscentibus,
interioribus minoribus; in fl. femineo pauciora efoeta. Ovariuin
4-loculare (in fl. masc. fere abortivum) loculis biovulatis. Bacca
globosa, calyce cupuliformi appresso cincta, 4- vel 2-locularis, locu-
lis l_2-spermis. Embryi in albutninis cartilaginei axi recti,
cotyledoues foliaceae, radicula supera. — Erutices foliis alter-
uia brevi-petiolatis integerrimis, pedunculis axillaribus paucifloris.

1. CargUia maritima iiassk. Cal. bog. p. 159. Glabra; folia bre-
viter petiolata exacte vel oblongo-elliptica utrinque obtusa coriacea
glabra, 2—6 poll. longa; fl. masc. axillares vel in ramis 3 — 7 con-
ferti, 16— 18-andri ; calyx 4— (5)-dentatus sericeo-puberulus, corolla
4-fida, extus sericeo-pubera ; ovarii rudimentum hirsutum; fl. fem.
solitarii vel gemiui subsessiles; bacca depresso-globosa pollicaris.
Diospyros maritima BI. Bijdr. p. 669. Decaisne l. c. DC. I. c. p.
234. An cum Cargilia lax& R. BR. conferenda?

Java. Amboina. ïimor. — Ki kilear sund.

III. LEUCOXYLON blume. Elores polygami vel dioici.
Masc.' Calyx 4-lobus. Corolla 4-loba. Stamina 10-12, bise-
rialia, seriebus oppositis, interiora breviora libera, longiora corollae

EBENACEAE. 1050 MADA.

aduata, antheris lauceolatis acuininatis, prope apicem lateraliter ri-
mosis. Fem. Calyx (persistens) et corolla maris. Ovarium 4-
loculare, stylo bipartito. Fructus cylindricus siccus, unilocularis,
mono- Taro 2-spermus. Semina pendula. Albumen cartilagineum.
Erabryi cotyledones ovales foliaceae applicitae, radiculam
aequantes. — Diospyro satis affine.

1. Leucoxylon buxifolium bl. Bijdr. p.1169. Choisy in Mèm.Soc.
Phys. Genève, XIV. p. 130, tab. 2. Arbor procera; rami patentes,
ramuli foliaque disticha; haec densa alterna parva eïliptieo-laneeo-
ïata coriacea avenia, supra lucida, subtus cum ramulis sericeo-pubes-
centia; n. axillares, masc. conferti, fem. solitarii. — Java. — Ki
in era k suiul.

IV. MxYBA forst, riores dioici, calyce 3-fido, corolla ur-
ceolata vel campanulata trifida, aestivatione (dextrorsum) convolutfi.
Masc. Stamina 3 vel 6 vel 9, alternis tune basi connexis vel
12 per paria basi coimatis, hypogyna, pistilli rudimento piloso
basi aduata, filamentis gracilibus, antheris linearibus saejn'us
apiculatis. Fem. Stamina nulla. Ovarium triloculare, hirsutum,
loculis biovulatis, stigmate tripartito. Bacca ellipsoidea raro glo-
bosa 3 — 2-locularis, loculis vulgo monospermis. Semina pendula
oblouga, prope basin transverse sulcata, nigricantia. — Arbores vel
frutices, foliis alternis, corolla extus plerumque pilosa.

1. Maba bnxifolia pers. Ench. II. p. 606. Alph. DG. I. c. p.
240. Ramuli novelli pubescentes ; folia e basi cuneata obovata co-
riacea glabra, margine incrassata, 8—12 lin. longa, petiolis vix li-
neam longis ; fl. subsessiles, masc. saepe ternati, fem. solitarii, ca-
lycis campauulati subtrifidi extus pilosi lobi ovati acuti, stamina 6.
Ferreola bnxifolia Boxb. Corom. I. p. 35, tab. 45. — Pisonia
buxif. Roltb. Nov. Act. IJafn. II p. 536, tab. 4, fig. 2. — Ehretia
ferrea Willd. Phylogr. 1. p. 4, tab. 2, fig. 2. — Ceylon. Voor-
en Aehter-Indië. — Sunda-Archipel?

2. Maba Cumingiana alph. dc. l c. p. s*i. Kami giabriuscuii;

jolia e basi acuta obovata vetusa glabra margin e revoluta, 15—20 lin.
Jonga; Ü. geoiim vel terni pcdiccllis calyce multo brevioribus, calycis

EBEIVACEAE. 1051 RHINDOSTIGMA.

extus pilosiusculi semi- 3-fiui lobi ovati subacuü, stamina 9, alter-
natira simplicia et gernina. — Philipp. eilanden (cusi. n. 16Ü4).

3. Maba Ebenus R. Br. JV. Holl. Lp. 527. spreng. Sysl. Ii. p.
1 26. Alph. DC. lx. p. 242. Ilassk. Relsia I. p. 107. Folia e basi acuttl
ovali-oblonga vel sublanceolata, cuin ramis glabrata, 4 poll. longa;
fiores in cymulis axillaribus brevibus subumbellati, sericei, bacca ovoi-
deo-globosa stylo apiculata, 3 — 5-sperma. Ebenus Rumph. Ilerb.
Amb. III. p. 1, lab. 1 excl.syn. Afric. — Ebenoxylon verum Lottr.
I. c II. p. 752. — Maba Ebenoxylon Don. Dicht. PI. IV. p. 43. —
Ceylon. Molukken. Tidore. Ternate. Boeroe. Timor-laoet.
Nieuw-Guinea. Cochinchina. — Kajoe arang mal. Levert het
beste iudische Ebbenhout.

4. Maba sumatrana mi o. PI. Jungh. I. p. 204 (Tab. XXXVI).

Innovationes fulvo-hirsutae, folia ovato- vel elliptico-oblonga acumi-
nata costulata, subtus in costulis hirtula, 3 —4 poll. longa; paniculae
masc. axillares breves contractae ochraceo-hirsutae, calyx trilobus,
corollae tubulosae ore contractae tubus hirsutus, laciniae cordatae
acutae, dorso linea pilosa, stamina 9. — Arbor 30-pedalis. —
Sumatra, in de wouden bij Tobing.

V. RHIP1DOSTIGMA iiassk. Fiores herm. Calyx cupulatus
3 — 4-partitus, reflexo-persistens. Corollae urceolatae limbus 3 —
4-fidus, aestivatione convoluta. Stamina 3 — 4 corollae basi in-
serta, laciniis alterna, iuclusa, antheris linearibus apiculatis. Ova-
rium basi pilis cinctum 6-loculare, loculis uniovulatis, stylis 3
persistentibus, stigmatibus fimbriato-incisulis. Bacca 6— 1-locu-
laris coriacea. Semina pendula dorso convexa vel in monospermis
cylindrica, albumine cartilagineo, embryo axili.

1. RhipidOStigma Zollingeri iiassk. Relzia I. p. 104. Arbor;
folia oblongo-lanceolata utrinque attenuata, 1-^—2^ poll. longa,
glabra; cymae infrafoliaceae brevissimae 3— 6-florae. Maba her-
maphrodilica Zoll, Cat. p. 135? — Java. —. Ki kbneng ka-
joe sund.

2. Rhipidostigma Teysmanni iiassk. /. c. p. 106. Arbor; folia
subdisticha, e basi obtusa vel acuta oblonga cuspidata, 3—4'- poll.
longa, glabra; cymae breves axillares 5— 9-florae. — «Java.

EPACRIDEAE. 1052 LEUCOPOGON.

Ordo CLXXXVI. EPACRIDEAE r. brown.

Erutices, rarius arbusculae, rarissime suflïuticuli, foliis alternis
rariasime oppositis, coriaceis, parvulis, floribus spieatis, racemosis
aut axillaribus solitariis, saepe bracteolis calyci conforinibus stipatis,
hennaphroditis, regularibus. Calyx liber 5-rarissime 4-partitus per-
sistens. Co rol la monopetala, rarius e petalis liberis, aestivatioue
valvata vel imbricata. Sta mi na numero petalorurn, iisque alterna,
raro pauciora, filamentis tubo adnatis vel liberis, antheris sim-
plicibus, receptaculo unico pollinifero septum sistente, longitrorse
bivalvibus, pol line simplici vel e 3 globulis composito. Ovarium
liberum sessile, squamis hypogynis liberis vel in annulum counatis
cinctum, saepe 5- raro 10- vel pauci-aut uui-loculare, loculis uni-
vel pluriovulatis. Stylus simplex, s tig mat e indiviso vel dentato.
Eructus: drupa, loculis monospermis vel capsula, loculis polysper-
mis, seminibus parvis, al bu min e carnoso, embryo axili recto. —
Ordo fere totus australasicus, raras saltem species extraueas in In-
dia aquosa vel Novo Orbi australi gignit.

Tribus I. Stvphelieaf. bautl. Ovarü loculi uniovulati. Drupa bac-
cata vel subsicca. Pollen simplex. — Corollae aestivatioue valvatae
laciniae acutae.

I. LEUCOPOGON r. biiown. Calyx bibracteolatus. Gorolla

iufundibuliformis, limbo patente longitudinaliter barbato.Eilamenta

inclusa. Ovarium 2 — 5-loculare. Drupa baccata vel exsuccanunc

crustacea. — Erutices saepe humiles. — Eolia sparsa, quandoque

interrupte conferta. Elores spicati axillares vel terminales. Discus

hypogynus cyatliiformis, sublobatus, raro nullus, perraro in subge-

nere sequente e squamis liberis compositus.

§ 1. Slypheliopsis. Squamae hypogynae 5 liberae.
1. LeUCOpogon malayanus jack. Eolia sessilia lauceolata acuta
mucronata integerrima glaberrima firma, supra convexa lucida, sub-
tus glaucescentia, pollicaria; spicae axillares erectae, foliis multo
breviores, pedunculis subtomentosis, calyx bracteolis 2 ovalibus acutis
concavis suff'ultus, laciniis lanceolatis ciliatis glaucescentibus,corolla
iufundibuliformis, calyce param longior, puberuia, laciniis laoceo-

EPAC,l,DEAE - 1053 LEunorofiox.

latis, supra basin barbatis, stylus villosus. W. Jack Malay. Misc.
I. /?. 2 et in Hook. Bot. Misc. II. p. 71. #C. iVo^/r. VII. 2,
;;. 741. Wa//. Fl. ïnd. IL /?. 391. — Slyphelia malayica Spreng.
Syst. IV. 2. /;. 67. ~ Species inter Stypheliam et Leucopogon me-
dia, si disci hypogyni discrimini valorem genericum concedas, illi
geueri fere accensenda foret, methodo Brunoniana, vix non novum
genus exposcens. — Malakka. Singapore (jack), op den berg
Ophir (wall.). Sumatra (teysm.).

§ 2. Anacydodon Jungh. (genus). Flores axillares solitarii in pedun-
culo bracteato. Calyx bracteolis 2 majoribus suffultus. Corollae tubus
urceolatus, limbi laciniae reflexae subpungenti-acutae. Urceolus hypo-
gynus sublobatus. Eilamenta fauci inserta, longiuscula, sed contorta,
ideo antherae e fauce parum emergentes.

2. LeüCOpogon javanicUS de vriese in PI. Jungh. I. p. 84. Fru-

ticulus socialis, caule lijpogaeo ramoso lignescente,ramis epigaeis cae-
spitoso-confertis erectis, 2 — 4 (in cultis 6) poll. longis, a basi sub-
virgato ramosis; foliis sparsis erecto-imbricatis, brevissime petiolatis,
elliptico-oblongis, mucrone spinoso longiusculo nitido terminatie
rigidis cum novellis ramis serrulato-pilosulis glabratis, ilabellato-
nervosulis, 3^ — 2 lin. longis; pedunculi axillares folio multo bre-
viores uniflori, bracteis squamaeformibus vulgo 6 per paria altemis,
inferioribus minutis, supremis 2 calycem fulcientibus majoribus ro-
tundatis mucronulatis rubellis; calycis laciniae lanceolatae acutae co-
rollae tubum aequantes, apice rubeolae, margine pellucidae; corollae
laciniae extus rubicundae, intus cum fauce villo candrdo obductae,
tubo introrse glabro ; stylus pilosus ; drupa flava, putamine lignoso.
Anacydodon pangens Jungh. in Nat. en Genees/t. Arch. 11./). 49.
Penlachondra javanica Zoll.ibid. II. p. 576. — Java, in het ooste-
lijk gedeelte op de hooge bergen, vooral nabij de kraters, 6 — 11,000',
het geheele jaar bloeijend, op den Kawi en Tengger (jungh.). op
den Waliran (zoll.).

Ordo CLXXXVII. ERIOACEAE lindl.

F/rutices, rarius arbores, Vaccinieis proxime affmes, o var i o libero
praesertim discriminati. Stamina laciniarum corollae numero sim-
plici vel duplici, filamentis liberis vel ima corollae subadnatis, an-
therarum loculis firmis, apice aut basi discretis, saepe varie appen-

ERICAGEAE. 3 054

niPLVGOSIA.

diculatis, poro terminali dehiscentibus. Ovarium basi disco inter-
dum nectarifero cinctum. Pructus capsularis vel baccatus. — Ordo
cosmopolitus iu Nova Hollandia- fere deest, ubi Epicacrideae ejus
locum tenent.

Tribus T. Aubuteae dc. Prodr. VII. 2. p. 580. Corolla decidua.
Fructus baccatus indehiscens.

I. PE11NETTYA gaudich. Calyx 5-partitus persistens. Co-
rolla globoso- aut ovato-urceolata, ore 5-dentato revoluto. Stamina
10 libera inclusa, filamentis supra basin subincrassatis, antheris
bilobis, loculis apice antico apertis dorso biaristatis. Ovarium de-
presso-globosum, glandulis 10 subtrilobis hypogynis suffultum, stylo
brevi, stigmate convexo subquinquedentato. Bacca 5-locularis,
loculis polyspermis. Semina ininuta, oblongo-ovata. — ïruticuli
maximam partem americani, foliis parvis approximatis ovatis integer-
nmis vel dentatis, fl. axillaribus plerumque solitariisnutantibus albis
vel subroseis, pedicello bracteolato.

1. Pernettya repens zoll. Cal. p. 138. Caulis repens cum pe-
tiolis fusco-hirtus, folia brevissime petiolata densa ovata acuta ser-
rulata coriacea, supra glabra subtus sparse atro-hirtula, 2 — 2| lin.
longa; pedicelli axillares uniflori, calyx paullo demissus bibracteola-
tus, corolla albido-rosea, fructus calyce baccato inclusus. Gaullheria
repens BI. Bijdr. p. 857. DC. I. c. p. 593. Au fructus sit baccatus
vel capsularis, e spec. non liquet. Zollingeri fide huc retuli. —
Java, op den Gedé, op den Paugerango 9200'.

Tribus II. Andromedeae dc. /. e. p. 588. Corolla decidua. Capsula
loculicide dehiscens. Gemmae vulgo perulaceae.

II, DIPLYCOSIA blume. Calyx 5-fidus, bracteolis 2 in caly-
culum connatis cinctus, in fructu persisteus baccans. Corolla cam-
panulata limbo 5-fido reflexo. Stamina 10, disco calycino inserta,
inclusa, antheris apice bifidis nmticis. Stylus erectus apice trun-
catus. Capsula subglobosa depressa, calyce baccato inclusa, 5-lo-
cularis, irregulariter? dehiscens. Semina plurima cuneata com-
pressa. — Frutices, in arborum truncis pseudo-parasitici, foliis co-
riaceis integerrimis, fl. axillaribus solitariis vel fasciculatis, viridulis

ERICACEAB. 1055

(JAULTIIEIilA.

vel ochroleucis aut sordide fuscis. Gaullheriae Sectio Endl. Gen. —
Diplccosia G. Don. Dicht. PI. III. p. 838.

1. Diplycosia pilosa bl. Bijdr. p. 857. Ramuli atro-fusco-setu-
loso-hirti, folia ovata longe acuminata, supra glabrata, subtus pilosa
trinervia (n. lateralibus submarginalibus), pedunculi solitarii vel
gemini, 11. ochroleuci. Zoll. Cal. p. 138 sub Gaullh. — Java, op
den Salak 5 — 7000'. — Kilai eedai boeloe sund.

O

2. Diplycosia latifolia bl. /. c. Folia ovalia utrinqne acutiuscula
margine recurva glabra, pedunculi fasciculati. Zoll. I. c. sub Gaullh.

Java, op den Tengger 5000'.

3. Diplycosia heterophylla bl. /. c. Glabra, pseudo-parasitica,
folia brevi-petiolata, e basi acuta oblonga vel lanceolata vel cuneato-
oblonga acumiuata vel apice obtusa, subavenia coriacea glabra, sub-
tus punctata, usque 3^- poll. longa, pedunculi fasciculati, corollasor-
dide fusca. — Java, in de bergstreken, op den Tengger 5000'.

III. GAULTHEEIA kalm. Calyx 5-lobus, demum amplialus
magis minusve baccatus capsulam ambiens. Corolla ovata, ore saepc
contracto 5-dentata. Stamina 10 inclusa, filamentis saepe villo-
sis, antheris apice bifidis, loculis singulis biaristatis. Stylus nli-
formis, stigmate obtuso. Squamulae 10 hypogynae distinctae
aut concretae. Capsula depresso-globosa 5-locularis 5-sulca locu-
licide 5-valvis, valvis septiferis. Placentae axi aduatae, semini-
bus plurimis parvis subreticulatis. — Erutices, rarius arbusculae,
pleraeque in America ortae, foliis dentatis vel integerrimis, fl. axilla-
ribus vel racemosis, bibracteolatis, albis roseis vel coccineis.

l. Gaultheria punctata bl. Bijdr. p. 856. Zoll. Cal. p. 138.

Eolia brevissime petiolata, e basi acuta elliptico-oblonga apice acuto
callo exiguo terminata, incurvo-serrata, subtus punctata et venosa,
cum ramulis triquetris glabra, majora 3-pollicaria ; racemi termina-
les paniculati curn calycibus et styli basi pubescentes, bracteis, brac-
teolis (paullo demissius insertis) calycisque laciniis ovatis, corolla
albida. — Java, op den top van den Gedé, Salak, aan de kloof van
den Tankoeban praoe, op den Ardjoeno 10,000'. — Tjantigi
vvangi jav.

ERICACEAE.

1056 CLKTHRA.

2. Gaultheria Ieucocarpa bl. /. c. Zoll. Cat. I. c. Glabra, fruti-

culosa, folia c basi leviter cordata vel rotundata ovata vel ovato-
oblonga acuminata, uncinate subobtuse serrata, subtus costulato-reti-
culata, costulis 1 — 2 utrinque, ima e basi, 3^ — 2 poll. longa;pani-
culae erectae vel nutantes axillares racemosae laxiflorae vel raceini
simplices folio breviores, pedicellisarcuatis, bracteisque, bracteolis im-
mediate sub calyce sitis calyceque ciliolatis, flores albidi, ovarium hir-
sutum; fructus nigri. — Java, op denldjeng, op de rotsen der beek-
jes 4000' (zoll. 2841), Salak 7000'. — Tjantigi bodas sund.

3. Gaultheria bandongensiS zoll. Cal. p. 138 mss. Characteres
fere G. leucocarpae, sed folia e basi rotundata ovato-oblonga modice
attenuato-acuminata,ineurvo-serrulata, eoriacea, costulis tenerioribus
utrinque 3 — 4; racemi simplices vel compositi axillares erecti hirsu-
tuli, bracteis hirsutulis, tl. adhuc virginei. — Java, in Bandong
(zoll. n. 2841).

4. Gaultheria trichophylla royl. ap. DC. Prodr.VïL 2,^.592.

Humilis, fruticulosa, ramulis purpureis dense hirtis, folia brevissime
petiolata, densa, ovata vel subrotunda acuta mucronulata, obsolete
serrulata ciliata, subtus parce hispida, 4 — 6 Hu. longa; pedunculi
axillares brevissimi bracteati, bracteis 3 supremis majoribus, corolla
albida vel albido-rosea, ovarium glabrum. Ilassk. Retzia I. p. 108.
Eere eadem videtur ac Pernettya repens, sed fructus capsularis, quare
illam potius hujus generis crederem. — Java, op den G. Praoe.

IV. CLETHRA linn. Calyx 5-partitus. Corolla profunde 5-
partita, fere &-petala. Stam i na 10, filamentis subulatis, anthe-
ris posticis demum inflexo-pendulis et obversis, basi cordatis apice
mucronatis muticis, loculis poro basi dehiscentibus, demum inversis
poro pseudo-terminali. Stylus rectus, stigmate trifido. Capsula
calyce cincta, trilocularis, lolulicido-trivalvis, polysperma. Semina
ovata. — Trutices vel arbores, majorem partem novi orbis, ü racemosis.

1. Clethra canescens reinw. in BL Bijdr. p. 862. Eamuli pe-
tioli folia subtus racemi et calyces subfasciculato-leproso-tomentosa,
folia brevi-petiolata e basi acuta anguste obverse oblonga acuta, prae-
sertim superne minute serrulata, eoriacea, subtus dense valideque

ER1CACEAE. 1057 RHODODENDRON.

costulata, glabrescentia, glauduloso-punctata,tripollicaria; panicula e
racerais coinposita dense fasciculato-tomentella, fl. brevi-pedicellati,
calycis 5-partiti laciuiac oblongae acutae, capsula tota inclusa tri-
locularis, loculicide dehiscens. //Corolla rosea." Clelhra? Zoll. Cat.
p. 138. Herb.p. 2963. Frutex. — Lombok, op den Rindjani,
8000', in Augustus verbloeid. — Java, op den Jang 7000' (zoll ).
Celebes (reinw.).

Tribus III. Khodoreae d. don. — DC. I. c. p. 712. Corolla de-
cidua. Discus hypogynus saepius esquamatus. Capsula septicide de-
hiscens.

V. RHODODENDRON llnn. Calyx 5-partitus, dentatus, vel

integerrimus abbreviatus. Corolla infundibuliformis, campanulata,

volata, regularis vel irregularis, 5- raro 7-loba. Stamina 10, rarius

5 — 9, libera, saepius declinata, exserta, antheris apice biporosis.

Capsula 5-locularis 5-valvis, vel 10-locularis 10-valvis, septicida.

Semina axi columnari angulato adnata, coinpresso-scobifbrinia. —

Frutices, rarius arbores, in montosis orbis regionibus praesertim vi-

gentes, nunc pseudoparasitantes.

§ 1. Eurhododendron DC. I. c. p. 721. Calyx abbreviatus. Corolla
campanulata. Stamina 10. Ovarium 5-merum.

1. Rhododendron Brookeanum low in Joum. Hort. Soc. Lond,

III. p. 82, cum icone. Pseudoparasitans, folia oblongo-lauceolata
acuta coriaeea glabra, subtus concolora parce squamulosa, subsessilia,
8 — 9 poll., petioli cum ramulispurpurasceutes;umbellae multiflorae
laxae, calyx obsoletissiuius, corolla (compage carnoso -coriaeea) lato-
infundibuliformis aureo-fulva, tubo elongato basi dilatato, superne
subcampanulato, limbo amplo 5-lobo undulato, stamina tubi longitu-
dine, antherae convergentes, ovarium 5-loculare oblongum tomen-
tosum, basi annulo 10-lobo. Gardn. Chronic. 1855, p. 404 cum
icone. Hook. Bot. Mag. tab. 4935. — Borneo (low).

2. Rhododendron javanicum benn. PI. Jav. rar. p. 85, tab. 19

(corolla nimis rubra). Frutex, saepe pseudo-parasiticus; folia ovata
vel obovato- vel oblongo-elliptica oblongave acuta vel breviter acute
apiculata, deorsum vulgo angustata, glabra, subtus punctato-squamu-
losa; pedunculi glabri; calyx obsoletus, corolla infundibuliformi-

67

Flora van Ned. Indië. II.

ÏIUCACEAE. Ï05S HU0D0DEM)R0i\.

eampanulata; limbi laciniae late obovatae emarginatae, ovarium 5-
loculare. Bol, Mag. lab .4330. Fl.d. Serr.lU. lab. 293 4.— Vireya
Bl. Bijdr. p. 854. — Azalea javanica BI. in lilt. ap. DC. I. c.p.72 1. —
Java, in de bergstreken 4000' — Tjaweneh soreh börëm sund.

3. Rhododendron retusum benw. /. c. p. 86, tab. 20. Ihok.

Bot. Mag. lab. 4859. Ramuli exasperati; folia brevi-petiolatadeuse
verticillato- aggregata obovato-oblouga subeuneata, vel auguste ob-
verse oblonga emarginata, subtus squamulosa squamis centro tumi-
dis, ambitu pallidis, rigide coriacea ; pedunculus pubescens tubum co-
rollae amoene igneae (coceineae) angusto-campanulatae subaequans,
genitalia exserta. Vireya BI. I. e. p. 81 G. — Sumatra, tusschen
Padang en Menang-Cabo, 3000' (horsp.). — Java (bl.), op den
Salak 4—7000' (zoll.). — Tjantigi jm.

4. Rhododendron album bl. Cat. Buitens, p. 72. Frutescens, pseu-

doparasiticum, ramuli tenues, innovationes leprosulae; folia ad apicem
ramulorum verticillata,e basi acuta elliptica obtusa vel obtusiuscula,
1 — 2 poll. longa, subtus ferrugineo-lepidotaglabrescentia.subavenia;
calyx parvus 5-dentatus, corolla subcampanulata mediocris albida,
capsula siliquaeformis 5-locularis. Vireya alba Bl. Bijdr. p. 854.
Azalea alba Bl. in lilt. ap. DC. I. c. p. 721. — Java, op den Sa-
lak, Gedé, enz.

5. Rhododendron citrinum hassk. Cat. bog. p. 161. Haak. Bot.

Mag. tab. 4797. Pseudoparasiticum ; folia petiolata elliptica vel obo-
vato-elliptica apice obtusa vel rotundata, subtus pallida subleprose
punctulata, obscure venosa, 1^—2 poll. longa; flores terminales so-
litarii vel bini nutantes pentandri, calycis minuti laciniae subrotun-
dae ciliato-glandulosae, corolla pallide citrina parvula campanulata,
limbi laciuiae aequales suberectae retusae, staoiina corollae tubo vix
longiora, ovarium oblongum nudura, stigma convexum. — Forma
foliorum valde ad Rhododendron album accedit. — Java, op den
Salak, Tjiberrem 5000'. — Tjantigi sund,

6. Rhododendron celebicnm dc. Prodr. vil. 2, p. 725. Folia

lato-lanceolata subtus tenuissime ferrugineo-punctata, calyx brevis
5-dentatus, corolla infundibuliformis coccinea, capsula siliquaefor-

EIUCACEAE. 1059

RHODODENDRON.

mis 5-locularis. Yireya celcbica BI. Bijdr. I. c. — Azalea ej. in
lilt. aj). I)C. I. c. — Non vidi. — Celebes, in de bergstreken,

'7. Rhododendron tubiflorum dc. Prodr. I. c. p. 725. Innovatio-
nes densissime lepidotae, lepidibus pallido-marginulatis ; gemmarum
perulaealbido-ciliolatae; foJia opposita elliptico-lanceolata vel obverse
elliptica, supra subglabrata, subtus cum petiolis lepidota, 3 — 2^ poll-
kmga; calyx parvus 5-dentatus, corolla infundibuliformis coecinea,
capsula siliquaeformis 5-locularis. Vireya BI. Bijdr. p. 855. —
Azalea ej. m*$. ap. DC. I. c. — Java, aan den Tjapoes, en andere
bergstreken.

8. Rhododendron malayanum jack. Mal. Misc. 7, p. 17. nooit.

Journ. T. p. 369. Subarboreum, folia oblonga ntrinque attenuata
punctata, fl. terminales e gernma pèrulata, cernui, corollae kermesi-
nae tubus basi gibbus, laciniae apice callosae, calyx minimus 5-den-
tatus. — Non vidi. — Sumatra, in Benkoelen op do bergen.

9. Rhododendron jasminiflorum hook. Bot. Mug. tab. 4524. Gla-

brum; folia brevi-petiolata obverse oblonga acuta, superne conferta ;
umbelln multiflora, calyx nanus obscure 5-lobus, corollae albae hypo-
craterimorphae tubus elongatus strictus basi vix. gibbus, lirnbi aequa-
lis laciniae patentes obovatae undulatae, ovarium cylindricum lepidotum,
filamenta stylusque pubeseentia. — Malakka, op den Ophir.

\ 2. Tsutsugi G. Dun. Biehl. III. p. 845. Calyx 5-partïtus, laciniis
foliaceis oblongis. Corolla campanulata. Stamina 10 vel 9 — 5.

10. Rhododendron indicum sweet FUnver- Garden. II. p. 126.
Ramuli petioli nervi subtus et calyces adpresse strigosi, folia cuueato-
lanceolata acuminata ciliata; fl. terminales 1 — 3 breviter pedicellati,
calycis laciniae oblongo-lanceolatae non viscidae. Azalea indica Linn.
Spec. p. 214. BI. Bijdr. p. 852. — Valde ludit praesertim florum
colore, coccineo, scarlatino, purpureo, coccineo-flammeo, albo vel
roseo variegato, nee non staminum numero. Cf. BI. I. c. — Bot. Mag.
tab. 1480, 3667. Lindl. Bot. Reg. tab. 1700, 1716. — Java, bij
Batavia langs de beekjes, in China en Japan veel gekweekt.

Ordo CLXXXVIIL VACCINIEAE dc.

Frutices ramosi, foliis sparsis brevi-petiolatis, floribus solitariis
vel racemosis, hermaphroditis, regularibus. Calycis tubus cumova-

67*

VACCINIEAE. 1060 VACCmiUK.

rio connatus, limbus 4 — 6-partitus deciduus vel persistens. Co-
rol la epigyna decidua, in lacinias tot quot calyx divisa, laciuiis aesti-
vatione imbricatis. Sta mina duplo corollae laciniarum numero
epigyna uniseriata, filainentis libei'is vel monadelphis, antheris
basifixis bilocularibus, loculis apice saepe discretis, singulis in tubu-
lum apice poro hiantem produetis. Ovarium disco epigyno obtec-
tum 4 — 10-loculare, loculis alternisepalis, e placentis axi centra! i
adnatis pluri-multi- raro uniovulatis, stylo simpiici, stigmate
utplurimum capitato. Fructus baccatus vel drupaceus. — Ordo
cosmopolitus, heic secundum candollei definitionem acceptus.

I. VACCIN1UM lin>'. Calycis tubus adnatus semiglobosus,
1 i m bo 5 — 4-partito- vel dentato. C o r o 1 1 a ovata, campanulata, tubu-
losa, urceolata, limbo 4 — 5-fido. Stamina 10 vel 8,libera, filamen-
tis subulatis,imae corollae vel calyci adnatis, antheris bilocularibus,
in tubulos 2 discretos, antice ad apicem foraminibus ovalibus de-
hiscentes, produetis, muticis vel aristatis. Ovarium 5 — 4-loculare,
multiovulatum, disco plano, convexo vel 5-gibbo, stylo erecto
stricto, stigmate truncato. Bacca pulposa vel exsucca subglobosa,
loculis poly- vel oligospermis. — Frutices, foliis persistentibus vel sem-
pervirentibus, Üoribus axillaribus solitariis, fasciculatis vel racemosis.

§ I. Epigynium Klotzsch (genus I. c. p. 49). Corolla magis mi-
nusvc tubulosa aut ovata. Discus cpigynus magis minusve distincte 5-
gibbus vel extrorsum sinuatus. Agapetis sp. corollis ovalis Dun ap.
DC.Prodr. — Frutices saepe pseudoparasitici. Folia nuncmarginerecurva.

1. Vaccinium ellipticum mjq. Pseudo-parasiticum ; ramuli petioli
racemi calycesque hirtello-tomentelli, folia brevi-petiolata oblongo-
elliptica vel elliptico-lanceolata utrinque acuta vel apice obtuso-
«protracta raro subretusa, basi biglandulosa, coriacea, 1 — Ij poll.
longa glabra, supra lucida, subtus pallida punctata subavenia; racemi
secundi, calycis laciniae subtriangulares tubo aequales, corolla ro-
sea, baccae villosulae. Thibaudia BI. Bijdr. p. 859. — Agapcles
G. Don Dkhl. III. p. 862. Dun. ap. BC. VII. 2. p. 555. Zoll.
Cat. p 137. — Epigynium KL in Linnaed XXIV. p. 52. — Aga-
peles vulgaris Jungh. {top. nat. Reise) Flor. bol. Zeil. 1847, p.
524. — Java, op den Salak, enz. tot 4000'.

2. Vaccinium floribnndum miq. Folia e basi acuta elliptica vel

VACCIMRAB. löfii VACCINIUM.

elliptico-oblonga acuminata vel apiculata coriacea glabra tenere ve-
nosa, tripollicaria; racemi glabri folio breviores; calyx ciliolatus,
corolla alba. Tlubaudia IK. L c. p. 859. — Agapeles G. Don. L c.
Dun. L c. — Epigynium Klolzsch l. c. parlim. — Varial gla-
berriraum. — Java, op den Gcdé,Salak,Ranté,Poeloesari tot 9000'.

3. Vaccinium Zollingeri miq. Praeter racemum parce pubescen-
tem glabrum, pseudoparasiticum, folia e basi acutJi vel brevi-cuneata
elliptica vel elliptico-obovata, apice brevi-acuminata, apiculata, acuta
vel rotundata, crasse coriacea, vetustiora subtus distincte venosa,
3^- — 2 poll. longa; racemi solitarii folio breviores, calycis laciniac
dilatato-triangulares acutae glabrae, corollae tubulosaelaciniaebreves
ovatae obtusae, baccae pedicello aequales vel sublongiores urceolato-
globosae. — A Vaccinio floribundo differtfoliis forma magisobversis,
coinpage crassis, 11. minoribus. — Java, op den Krintjing 7 — 8000'
(zolli.xger).

ê. VaCCinium lUCÏdum MIQ. Terrestre vel pseudo-parasiticum,
ramuli cum petiolis puberuli, folia brevi-petiolata obovato-elliptica
vel subcuneata, apice obtusa vel subretusa, margine recurva, coriacea
glabra, supra lucida, obsolete venosa, subtus pallida punctata, 4— G
lin. longa; racemi oliganthi vel saepe pedicelli solitarii vel gemiui
ex axillis foliorum superiorum dimiuutorum, glabri; calycis lacimae
ovato-triangulares, tubumeilipticum aequautes, glabrae, corolla puir
purea. Tlubaudia BI. L c. p.860. — Agapefes G. Don. L c.p. 863. —
Epigynium KL L c. — Agapeles microphylla Jungh. Ilinerar. et in
FL bot. Zeit. 1847, p. 524 — Java, op den Salak, Pangerango.

5. Yacciniüm laurifolium MIQ. Pseudo-parasiticum, folia cuneato-
oblonga obtusiuscula coriacea glabra subvenosa, racemi glabri. Tlu-
baudia BI. L c. — Agapeles G. Don. I. c. Dun. L c. — Epigynium
KI /. c. — Java, op den top van den Parang, Boerangrang.

6. VaCCinium varingiaefolium miq. Polia brevissime petiolata, c
basi acuta elliptica vel elliptico-lanceolata acutiuscula coriacea gla-
bra subavenia, basi biglandulosa, lf- 2 poll. longa; racemi foliosi
calycesque glabri. Thibaudia Blume l. c.p. 860. — Agapeles G.
Don. I. c. Dun. I. c. Zoll. l. c. - Epigynium KL l.c. — Java,
op den Gedé, Pangerango, van 8-9000'. -Tjantigi bdtoelma/.

YACCIMEAE. 1062 VACCINIUM.

7. Vaccinium COriaceum miq. Pseudo-parasiticum, folia elliptco-
vel oblongo-lanceolata acuminatissima, 4 — 2 poll. longa, coriacea,
venis costalibus infimis e basi subtrinervia, glabra ; racemi laxi cum
calycibus corollisque glabri, pedicelli demum subpollicares, b/iccae
urceolato-globosae piso majores. Thibaudia BI. I c. — Agapeles (!.
Don l.c.Dun l. c. — Epigynium KL l. c. — Arbutus coriaceus 01.
in Cat.Builenz.p. 67. — Thibaudia rosea Jungh. (fop. nat. Reise)
Flor. bot. Zeil. 1847, p. 534? — Java, op den Gedé, Lamongan.

8. Vaccininm CUneifolium miq. Folia cuneiformia obtusissima in-
terdum retusa, margine recurva, coriacea subvenosa glabra Thibau-
dia BI. I. c. p. 861. — Agapetes G. Don. l.c.Dun.l.c. — Epigy-
nium KL L c. Non vidi. — Java.

9. VaccinitUn myrtoides miq. Ramuli pubeseentes, folia ovata
elliptica obtnsiuscula margine recurva coriacea subvenosa, in costa
utrinque puberuia; racemi glabri. Thibaudia BI. L c. p. 861. — ■
Agapetes G. Don. L c. Dun. I. c. — Epigynium KL L c. p. 52. —
Non vidi. — Molukkeu.

10. Vaccinium Rollinsoni hook. Bot. Mag. tab. 4612. Erectum,
glabrum,ramulis angulatis, folia brevissime petiolata obovato-cuneata
saepe retusa, margine integerrimo subrecurva, oblique penninervia
xeticulata, subtus pallida; racemi terminales pauciflori, bracteati nunc
et bracteolati, bracteae pedicellos aequantes, fl. nutantes, corollae
coccineae elongato-urceolatae dentes 5 recurvi. — Java, op de
vulkanen, Salak enz. (th. lobb.).

11. Vaccinium cyrtodon 3iiQ. Glabrum, folia brevi-petiolata, (
basi acute vel attenuata elliptico ablonga vel sublanceolata obtuse
attenuata, rigide coriacea, in baseos margine utrinque 2 — 3-glandu-
losa, venis subobtectis, 4 — 2 poll. longa; racemi axillares folio bre-
viores, fl. brevi-pedicellati, rigidi, texturae crassae, calycis obconici
limbus margine brevissime 5-sinuato-crenatus, corolla tubulosa
ore constricto brevi- 5-dentata. — Java, in de bergstreken {zoll,
u. 1418 Z).

$ 2. Euvacchnum. Corolia campanulata vel urceolata. Discus planus.
1 2. Vaccininm Teysmanni miq. Glabrum, folia brevi-petiolata, e

VACCl.NIKAi;. 1068 GAYLUSSACIA.

basi lattl ima subcoutractïi vel acutu ovata usque elliptico-oblonga,
acute subabrupte acumiuata, crasse coriacea, subtus distincte costi-
venosa, 4| — S poll. longa: racemi axillares solitarii subsessiles folio
breviores, bracteis lanceolatis membranaceis pedicello longioribus
deciduis, calycis laciniae tubo aequales ovatae acutae tenerrime ci-
liolatac, corolla (nondum adulta) brevis. — Java, op den Gedé (zoll.
n. 480 Z).

13. Vaccinium microphyilum reinw. ap. Blume Bijdr. p. 851.

Pruticosmn, ramulis puberulis, folia ovalia obtusa integerrima margine
recun'aveimsa coriacea glabra; pedunculisubsolitariiaxillaresuniflori,
calyx ebracteolatus, corolla urceolata. — Non vidi. — Celebes.

§ 3. Flores 4-meri.

14. Vaccininm snmatrannm w. jack Malay. Misc, 7. p. 18.

IJook. Journ. I. p. 370. Kami laeves rubro-fusci, folia elliptico-
ovata integerrima glabra coriacea ; racemi axillares folio breviores,
corolla oblongo-ovata 4-dentata, dentibus brevibus recurvis, stamina
8, ovarium 4-loculare. — Sumatra, op den Goenong Boengo in
Benkoeleu,

II. GAYLUSSACIA h.b.k. Calycis tubus ovario adnatus, lim-
bus 5-fidus. Corolla tubulosa, basi ventricosa, ovata vel subglo-
bosa, limbo 5-fido. Stamina 10, limbo calycis inserta, antheris
muticis apice bitubulosis. Stylus erectus, stigma te depresso-capi-
tato. Drupa subglobosa sulcato- 10-gona 10-locularis, loculis mo-
nospermis. Semina lenticularia brevia, spermodermide tenuissiiml,
albumini carnoso arcte adhaerente, embryo axili tereti. — Frutices
ramosi, foliis apice mucronato-glandulosis, racemis axillaribus ap-
proximatis, fl. bracteatis coccineis. — Species fere omnes americanae.

1. Gaylussacia lanceolata bl. Bijdr. p. 861. Dun. I. c. p. 557.

Pseudo-parasitica ; folia oblongo-lanceolata acuminatissima coriacea
glabra, supra reticulata, subtus tripliiiervia, racemi axillares simpli-
ces cum calycibus toinentosi, pedicellis basi tribracteatis. — Java,
in de wouden der bergstreken.

BALANOPHOREAE. 1064 BALANOPHORA.

Ordo CLXXXIX. BALANOPHOREAE l. c. uicitard.

Herbaerhizoparasitae eamosae, coloratae, nunquam virides, aphy 1-
lae, stipitibus e singulo rhizomate singulis vel saepius pluribus,
spatha abbreviata tubulosa apice plurifida primumiuclusis,dernum
basi cinctis, nuuc totis floridis nunc basi nudis vel squamatis. Plo-
res monoici vel dioici, conferti, nunc permixti, floribus abortivis et
bracteis peltatis primum velati, nunc in capitulis unisexualibus.
Fl. masc. vulgo pedicellati, 1— 3— 5-andri, perigonio in mon-
andris squamaeformi truncato, antice rimula filatnentum recipiente
vel illud vaginatim ambiente, in 3— 4-andris 3— 4-sepalo vel 3 —
4-fido. Stamina sepalis opposita iis vel tubo adnata, filamentis
m f], gamosepalo connatis, antheris uni- vel bilocularibus, in mon-
adelphis dorso inter se connatis. PI. fein. minutissimi sessiles vel
brevissime pedicellati saepissime paleis interstincti vel interdum
contigui et inter coalescentes. nunc omnino nudi, nunc perigonio
arcto subobsoleto instructi. Ovarium uniloculare (rarissime bilo-
culare, loculo al tero mino re tandem obliterato), ovulosolitarioapice
appenso. Stylus 1 vel 2 filiformes, stigmate subcapitato, nunc ter-
minalis brevissimus, in stigma disciforme dilatatus. Pructus sicci
vel subbaccati interdum inter se connati, endocarpio crustaceo. Al-
bumen granulosum densum durum, embryon laterale (an sem-
per?) amorphum vel bilobum. — In regionibus tropicisutriusque orbis.

I. BALANOPHORA forst. Sexus diclinis, rarissime mono-
clinis. PI. masc. bracteati. Perigonium 3 — 5-sepalum, valvatum.
Stamina 3 — 5 sepalis opposita, monadelpha (in unica specie inde-
finita). Peminei. Ovaria stipitata, plura, receptaculo communi ex
axi spicae oriundo apice iucrassato-glanduloso inserta, nuda, stylo
setaceo persistente. Pructus pistilliformes sicci. — Carnosae fun-
goideae, tubere arborum radicibus irradicatae, stipite basi squamis
parvis tecto, parte inferiore sterili, superiore tiorida. — Cynopsele
Endl. — Lawjsdorflia W. Arnott in Rook. Icon. lab. 205 et 206. —
Cf. griff. Transacl. Soc. Linn. Lotid, XX. 1. p. 103.

1. Balanophora atatacea jungh. Nov. Act. N. Cur. XVIII. Suppi.
1. p. 205. Göpp. ibid. p. 247, lab. 3, fig. 31, 32. Androgyna

HALANOPHOREAE. 1065 BALANOPHORA.

primum alba, dein alutacea; stipites c receptaculo basilari globoso
ambitu tuberculato, basi squamis paucis pallidis squamati, apice
capitato-clavati, biunciales, fl. masc. in capitulo inferiores 4-sepali,
sepalis rotundatis. — Java, aan den voet van den Tjerimai.

2. Balanophora elongata bl. Enum. ï.p. 87. Dioica, terraesemi-
imuiersa; stipites e receptaculo basilari extus pallido minutissime
granuloso tubeiculisque majoribus stellato- 5-gonis sparsis obsito, e
centro communi ramoso, elongati, squamis membranaceisobovatisuer-
vosis puniceo-expallidis obtecti, spadice masc. columnari spiciformi,
fem. claviformi, clavula carneo-ferrugine^ cylindrica, basi margiuata.
Unger in Ann. Wien. Mus. II. p. 26 el 33, tab. 2, fig.l. — Jungh.
I. c. p. 207, tab. I. Gópp. ibid. p. 263. tab. I et II. — Balano-
phora dioica R. Br. Transact. Soc. Linn. Lond. XIII. p. 207. —
Cynopsele? elongata Endl. Gen. PI. — Java, algemeen in de
wouden van 6 — 9000' op de wortels van Vaccinium.

3. Balanophora maxima jüngh. /. c. p. 209, tab. 1. Dioica; re-
ceptaculum basilare fem. maximum globosum, irregulariter tubercu-
loso-ramosum; stipites robusti superne floridi incrassato-capitati,
caeterum squamati, squamis e basi lata ovatis rellexo-rectis strami-
neis, spadice carneo-ferrugineo adspectus velutini. — Java, op den
Merbaboe, oostelijke helling 7000'.

4. Balanophora globOSa jungh. /. c. p. 210, tab. 2. Dioica; re-
ceptaculum basilare fem. intus album carnosum, extus corticatum
vitellino-gilvum,in verrucas acutangulastessellato-exaratum, e centro
communi in tubercula pauca globosa simplicia divisum ; spadices ex
orincio 5 — 6-dentato, abbreviati, parte inferiore brevissima squamis
erectis arcte appressis imbricatis duris ovatis obtusis puniceo-ruben-
tibus obsita, capitulum globosum ad medium usque squamis inclusum
roseo-ferruginascens, dein spadiceum, intus rubeolum. — Java, in
de wouden der bergstreken, 3—5000', op de wortels van den Pan-
djeng-boom (Meliacea?).

5. Balanophora abbreviata bl. Emm. I. p. 87. Monoica, stipi-
tes abbreviati, inferne squamis paucis (circiter 3) obtecti. — Java,

BALANONIOREAE. 1066 IUIOPALOCNEMIS.

op den Parang. — De Balanophora's (Proet genoemd) bevatten
veel was, waarvan de inlanders op Java kaarsen vervaardigen.

II. RHOPALOCNEMIS jünghuiin. Sexus diclinis. Masc. ie-

o

notus. PI. fem. Ovaria in axi ipso sessilia, nuda, pilis paraphysi-
morphis iminixta. Stylus filiformis exsertus, deciduus, stigmatc
subcapitato. Eructus compressi (striati) apice subpapillati. —
Phaeocordylis Griff.

1. Rhopalocnemis phalloides jüngh. I c,p. 215. Phalliformis ;

volva basilaris carnosa, raclici matricis adhaerens, globosa, pomi me-
diocris mole, extus rugosa, dein vertice elongata, coni cylindrici
specie, stipitem exserens omnino nudum, basi volva vaginatum 5-
pollicarem, clava superne et medio unciara fere crassa rufo velu-
tma. — Java, op den Merbaboe 7000', in de Acaria-boschjes op
onbekende boomwortcls.

GYMNOSPERMAE.

Ordo CXC. GNETACEAE lindl.

Arbores vel frutices, interdum sarmentosi, ram is oppositis vel
fasciculatis, foliis nnnc latis ovatis penninerviis nunc ad vaginas
aphyllas aut folia minuta setacea reductis. Elores in amentis mo-
noici vel dioici, vagiuisvel paleis setaceo-laceris stipati. Masc.
vaginula propria bifida cincti. Stamina unicum vel plura in co-
lumnam connata, antheris bi- vel quadrilocularibus, loculis apice
poro oblongo dehisceutibus. Fem. Ovula sessilia erecta orthotropa,
intugemento praeter nuclei membranam propriam duplici vel tri-
plici, extimo ore angusto aperto, intimo in tubulum longe exsertum
producto. Semen integumento exteriore indurato vel carnoso nuca-
mentaceum aut drupaceum. Embryon in apice alb uminis car-
nosi antitropum, dicotyleum.

I. GNETUM LWN. Amenta interrupte verticillata, verticillo
singulo involucro annulari cincto, floribus inter pilos paraphysi-
morphos emersis. Ovula integumento triplici. — Eolia opposita

r.NETACEAK. 1067

GNETUM.

lata. — I» Asiu tropica et America calid.ï. — Abulua Loureir. —
Ula Iiheed. — Gnomon Rumph.

1. Gnetum Gnemon liwm. Mant. I. p. 125. Folia elliptica asque

oblonga utrinque subacuta venosa; amenta solitaria vel subumbellafa,
monoica, verticillis androgynis, semina drupacea sessilia ellipsoidea
obtusiuscula. Brongn. ad Buperr. p. 6, tab. 1. Mitj. Zo Hing. Cal.
p. 82. Bl. Cal. Buitens, p. 106. Tijdschr. Nat. Gesck I. p. 160.
Rumphia IV. p. 3, fafc 176. £W£ Synops.Conif. p. 250.— Gff,
sylveslrc Brongn. I. c.p. 12. — Gnemon sylvesiris Rumph. llcrb.
Amb. I. ƒ>. 183, /aft. 73. VW/rfe Gnemon- boom Valenl. Ind. 111.
/?. 174, /fy. 22. — /3. laurinum BI. Rumph. foliis latioribus
subacutis, seminibus acutiusculis. — Gnemon domeslica Rumph. l.c.
Lp. 181, faft. 71, 72. — Gnetum ovalifolium Poir. Dict. Suppl.
II. p. 810. — G. polyslachium Reinw. Cal. Buitenzorg,p. 106. —
Sunda-eilanden. Molukken. Nieuw-Guinea, Philipp. eil.
Mariannen. — /?. als voren, maar gekweekt. — Tangkil oetan
of Ki Tangkil sund., Garintoel/av., Meninjo mal. — Koe-
lau oetan mak. — De jonge bladen dienen tot groente. De
vruchten zijn eetbaar. De bast levert vezelstoffen.

2. Gnetum latifoliUm bl. in Tijdschr. I. c. p. 160. Rumphia
IV. p. 5, lab. 1 74. Caulis erectus vel saruientosus, folia ovalia acuta
vel obtusa basi subrotuudata venosa, siccata nigrescentia ; amenta
dioica fasciculata vel snbraceraosa, semina breviter pedicellata ellip-
soidea obtusa. — Java, op kalkbergen. — Celebes. — Nieuw-
Guinea. — Kasoengkajav.

3. Gnetum leptOStachyUm bl. Rumphia IV. p. 5. Caulis sar-
mentosus, folia ovalia vel oblonga acuminata, basi acuta vel subro-
tuudata, reticulato-venosa, siccata obscure virentia ; amenta dioica
fasciculata vel racemosa. — Praeced. nimis affine. — Borneo.

4. Gnetum CUSpidatum bl. /. c. Caulis sarmentosus, folia oblonga
vel elliptico-oblonga vel lanceolata cuspidata, basi subacuta, venosa,
siccata nigrescentia; amenta dioica solitaria, semina drupacea sessilia
ellipsoidea obtusiuscula verrucoso-punctata. — Sn ma tra.

5. Gnetum neglectum bl. Rumphia IV. p. 6, tab. 175, f>y. 2,

GNETACEAE. 2068

GNETUM.

] 78 B. fig. 2 et lab. 184 (analys.). Caulis sarmentosus, folia e basi
acuta oblonga vel lanceolata acuminata subcoriacea venulosa, siccata
fuscescentia ; amenta dioica solitaria vel rarissime conferta; sernina
drupacea sessilia ellipsoidea acutiuscula. — Sumatra. — Borneo.
Zeldzamer in Java,

6. Gnetum microcarpum bl. Rumphia IV. p. 7, tab.l75 t fig. 1.

Caulis sarmentosus, folia e basi acutiuscula oblongo-lanceolata acuta
vel acuminata subavenia, crassa, nitida, siccata fuscescentia; amenta
dioica solitaria rarissime conferta, semina drupacea sessilia ellipsoi-
dea acutiuscula. — Sumatra. Java.

7. Güetum edüle bl. Tijdsckr. I. c. p. 161. Rumphia l. c. p. 6.

Caulis sarmentosus, folia e basi rotundata vel acutiuscula oblongo-
eliiptica subcuspidata, siccata fuscescentia; amenta dioica passim an-
drogyna, solitaria vel saepius fasciculato -conferta, semina drupacea
breviter pedicellata ellipsoidea obtusa. Vla Rheed. llorl. Mal. VII.
p. 41, lab. 22. — Funis gnemoniformis Rumph. Ilerb. Amb. V.
p. 11, tab. 7. — Tfioa edulis Willd. Spec. IV. /;. é77. — Gnetum
Vla Brongn. ad Dupcrr. p. 12. — Gn. gnemonoides ej. I. c. —
Malabar. Sunda-eilanden. Molukken. — Tali gnemonittal.
Tangkil asoe /at'. — T. of kasoemka berit sund. — Wali-
soa amb. Koelan besar mak. — Vrucht eetbaar. Verg. jungiï.
Java I. p. 229.

8. Gnetum ftmiculare bl. Tijdschr. I. c.p. 162. BümphialY.
p. 7. Caulis sarmentosus, folia oblonga utrinque subattenuata, ve-
nosa, siccata nigrescentia ; amenta dioica subracemosa; semina dru-
pacea pedicellata ellipsoidea acuta. Gnemon funicularis Rumph.
I. c. V. p. 12, lab. 8. Abutua indica Lour. Fl. Coch. II. p. 775.

Java. Celebes. Malakka. Philipp, eilanden. Cochin-
china. — Tali Gnemon mal. — Kasoengka bërit sund. Koe-
lan mak. Soa Wali amb. — De bast levert vezelstoffen. De zaden
worden gegeten.

Ordo CXCI. ABIETINEAE l. c. richard.

Arbores vel frutices utplurimum sempervi rentes, foliis linearibus
sparsis vel fasciculatis, fasciculis basi vagina scariosa cinctis. ÏUo-

ABIETINEAE. 1069 PINUS.

resmonoici,rarissimedioici,amentacei. Amcnta masc. estamiuibus
ebracteolatis, antheris saepe bilocularibus. Fem. e carpellis squa-
maeformibus, in sold Dammarfi nudis, caeterum bractea liberA. vel
adnata suflultis. Ovula ad singulum carpellum 2, rarissime 3 vel
1, inversa, orthotropa. Fructus strobilaceus, e squamis coriaceis
vel lignosis. Seiniua alata. Albumen oleoso-carnosum. Embryi
(baud raro plures in eodem semine) axilis cotyledones 3 — 15,
rarius 2. — In bemisphaerae borealis zona temperata magno nu-
mero vigent, saepe gregariae.

I. P1NUS linn. Flores monoici. Amenta masc. et f em. soli-
taria vel congesta. Masc. Stamina plurima, axi undique inserta,
filamentis brevissimis,inconnectivisquamulamproducto,authera
biloculari. Fem. Carpella squamaeformia imbricata, bractea dis-
tincta, vel saepe adnata sustenta, ad basin biovulata, ovulis inver-
sis. Strobili squamae coriaceae vel lignosae, apice attenuatae
vel incrassatae, persistentes vel demum ab axi solutae. Semina
alata. Embryi in axi albuminis inversi cotyledones 3 — 13,
radicula infera. — Arbores foliis acerosis, distichis vel fasciculatis,
fasciculis basi scarioso-vaginatis, plurimae in hemisphaerae borealis
regione temperatè praesertim obviae,nulla in australi reperta, sequens
omnium maxime aequatori proxima, vix eum transgressa.

I. Pinus Merkusii jungh. et de vriese PI. Nov. Ind. Bat. p. 5,
lab. 2. Arbor 60 — 100-pedalis;foliageminalongissima(5— 8 poll.)
subflexuosa, tenuissima, dorso laevia, facie antica. concaviuscula, mar-
o-inibus scaberula; strobili ovoideo-conici erecto-patentes 2i-polli-
cares; squamarum apophysis brevi-pyramidata radiatim striata nitida
demum recurva, umbone depresso. Miq. PI Jungh. I. p. ). — Pi-
nus sumalrana Jungh. mss. in Bol. Zeit. 1846, p. 698. — Pinus
Finlaysoniana Wall. Cat. n. 6062. — BI. Bumphia UT. p, 210.

Sumatra, in de Battak-landen, bijv. in Tanna-Hoering, Tobah
3—4000', Sipirok. — Cochinchina? — Borneo? — Kajoe
toesam balaksch.

II. DAMMARA (rumpii. *)) lambert. Flores dioici. Amenta
masc. cylindrica, basi perulata. Stamina plurima imbricata, fila-

*) Tlures arbores resiniferas vago hoc nomhie insignivit.

AB1ET1NEAE. 1070 DAMMARA.

jnentis brevissiiniSj connectivo crasso cuneato vel orbiculato lo-
culis 5 — 6 imiseriatis vel 6 — 15 biscriatis, e eonnectivi basi pen-
dulis, cylindricis, filamento aequilongis vel parallelis, postice lon-
gitutlinaliter dehiscentibus. Amenta fem. tertninalia. Carpella
plurima ebracteata dense imbricata, uniovulata. Strobilus ovato-
globosus, carpellis coriaceo-lignosis, dense imbricatis demum ab axi
solutis, semine ovato compresso, utrinque alato, aia altera angusta,
altera cultriformi latiore. Coty ledones 2 semicylindricae. — Ar-
bores Indiae aquosae et Novae Zeelandiae, foliis alternis vel sub-
oppositis lanceolatis crassis.

1. Dammaraalba rümph. llerb. Amb. II. />. 174, tab. 57. Folia

breviter petiolata; amenta masc. extraaxillaria; antherarum loculi
6 — 15 biseriati, crista cuneiformi orbiculari; strobili subglobosi
carpellis adpressis apice rotundatis ; seminum ala horizontalis. llassk.
Tijdschr. Nat. Gesch. IX. p. 179. Miq. PI. Jungh. I, p. 1. Zoll.
Cal. p. 81. BI. Rumphia III. p. 211. — Dammara orienlalis
Lamb Pinus, ed. alt. I\. p. 97, tab. 54. Endl. Synops. Conif. p.
189. — Agaihis Dammara Rich. Conif. p. 83, tab. 19. — Ag.
loranfhi folia Salisb. Linn. Transact. VUL p. 312, tab. 16. RL
Enum. ï. p 90. — Abies Dammara Poir. Dicl. V. p. 35. —
Pinus Dammara Lamb. Pin. ed. prim. I. p. 61, tab. 38 el 38 bis.
Marsd. llisl. Sumafra, cum icone. — Arbor javanensis Visei foll.
latior. conjvgatis, Dammara alba dict. Sherard in Ray. Dist. PI.
III. Dendrol. p. 170. Novum genus ab Amboynd a D. Rumphio
missum Ray. I. c. p. 225 Append. — Sumatra. Celebes. Bor-
nco. Molukken. Philipp. eilanden. Cocbinchina, indeberg-
strekcn. — Levert eene soort van Damar-hars, die vooral uit de
stammen der vrouwelijke boomen in groote hoeveelheid te voorschijn
treedt, en vooral van Borneo en Celebes, eerst naar Java en dan naar
Europa vervoerd wordt. De inlanders vervaardigen er flambauwen
van. — Damar poetih of batoe mal. Damar mak. Ki bima
of Kajoe angreng sund. Kamal amb. Salo baboda tem. —
Op Java slechts bij Pondok Gedé, hoogst waarschijnlijk ingevoerd.

Ordo CXCn. PODOCAKPEAE endl.

Gemmae nudae vel perulatae. Folia varia, perennia, sparsa,nunc
opposita. ïlores saepissime in diversis ramis monoici, rarius dioici,

PODOCARPEAE. 1071 PODOCAlU't'S.

sta mini bus circa axin communein imbricatis amenta terminalia
formatibus, squamis ovulifcris in spicam laxam vel saepissime
abbreviatam 1 — S-floram dispositis, plerumque solitariis. Pila-
meiita brevissima, in connectivum squamaeforme, rarissime ob-
soletum producta, anthera biloculari, polline globoso. Squamae
ovuliferaenudae vel basibractea stipatae, subcymbaeformes, o vul o
unico squamae medio vel paullo infra apicem inserto orthotropo in-
verso. Semen nunc in squama immutata tandem erectum, integu-
mento exteriore carnoso, interius osseum disci ad instar ciugente,
rune in squama carnosa inverso-adnatum, integumentoextussuccoso
cum squama saepe in apiculum producta confluente, interius osseum
omnino includente. Embryi in apice albuminis farinosi in-
versi co ty ledones 2 semicyliudricae.

I. PODOCARPUS uebit. Flores dioici, rarius in diversis ra-
mis monoici. Amenta masc. terminalia aut saepius axillaria, soli-
taria vel conferta, basi bracteis imbricatis cincta, filament is bre-
vissimis, antheris bilocularibus, connectivo squamaeformi, inter-
duin minimo, superatis. Am en turn fem. saepissime abbreviatum,
uni- bi-rlorum, bracte'is cum axi carnoso coalitis et solo apice Libe-
ria, (nunc nullis), receptaculum semini succosum praebentibus. Car-
pellum ebracteatum vel in bracteae axilla solitarium subcymbae-
forme, infra apicem uniovulatum. Seminis inversi intcgu-
mentum exterius carnosum cum carpello saepissime apiculato
omnino connatum, interius osseum. Embryon in apice albu-
minis farinosi antitropum. — Arbores vel frutices in hemisphaerae
australia reaionibus extratropicis et Japonia. frequentes, in Asiae et
Americae règionibus tropicis rariores et monticolae, foliis saepe spar-
sis linearibus, rarissime oppositis et latis, gemmis perulatis.

§ 1. Nageia Endl. Amenti fem. bracteae apice tantum liberae. Folia
utrinque stomatifera.

1 Podocarpus latifolia wali. Pi As. rar. I. p. 26, lab. 30.
Polia subopposita ovato-oblonga multinervia rigida utrinque stoma-
tifera, gemmae perulis acuminatis; amenta masc. in pedunculo axil-
lari spicata, pedunculi fem. solitarii uniflori,receptaculosquamulato
cylindrico; fructus globosi. Jfif. Pi Jmgh. L p. 1. Hook. Journ.
of Bol. T. p. 658, tab. 23. Bi Enum. I. p. 89. Bassk. Tijdsehr.

PODOCARPEAE. 1072 PODOCARPUS.

Nat. Gesch. IX. p. 139. — Podocarpus Blumei Endl. Syn. Conif.
p. 208 (a. 1847). — P. agalhifolia BI. Rumphia III. p. 217 (a.
1849) lab. 173 haud accurata (geinmae potius Dammarae albae).
Folia Dammarae consimilia, gemmae vero acutae. — Voor-In die',
in Pundua. — Java, op den Salak, Pangerango, Megamendon tot
3000'. — Ki bima sund.

§ 2. Eupoclocarpus Endl. Folia 5-faria, linearia vel oblongauniner-
via, subtus tantum stomatifera. Fl. dioici. Amenti fem. bracteae apice
tantum liberae.

2. FodocarpQS Teysmanni miq. Kamuli teretes inter folia acut-
anguli, gemmae axillares et laterales solitariae globosae (floriferae?),
folia sparsa ad apices ramulorum conferta, e basi attenuata vel acuta
in petiolum brevem continua lanceolata recta vel falcata acumiuata,
crasse coriacea, margine levissime incurva vel plana, 6 — 3 poll.
longa, 6 — 5 liu. lata, costa utrinque supra convexe prominente,
flores... — Su in at ra, aan de kust bij Siboga (teysm.). — Si-
koejoe laut mal.

3. Podocarpus polystachya r. brown in Hors f. PL Jav. rar,
p. 40. Folia lanceolata acumiuata margine revoluta, amenta fem.
axillaria subterna crassa, basi involucrato-bracteata; pedunculi fruc-
tiferi axillares solitarii. Fndl. I. c. p. 215. — Podocarpus macro-
phylla Wall. Cal. n. 6052 B. — P. nerei folia Don in Lamb. Pin.
cd. prim. p. 21, cd. alt. II. p. 74 pro parle excl. syn. — Singa-
pore. Poeloe Pinang. — Wax-dammar door de kolonisten ge-
noemd.

4. PodocarpilS bracteata bl. Enum. I. p. 88. Folia brevissime
petiolata approximata undique patentia, lineari-lanceolata longe acu-
miuata, plana, 3 — 6 poll. longa, recta vel subfalcata, coriacea, costa
praesertim subtus prominente, gemmae acutatae squarrosae, perulisacu-
minatissimis; amenta masc. fasciculata rarissime solitaria elongato-
filiforrnia basi squamis persistentibus, pedunculi fem. axillares soli-
tarii 1 — 2-flori, fructus ellipsoidei. Blume Rumphia III. p. 214,
tab. 172, jig. I. Mig, PI. Jungh. I. p. 2. Endl l. c. p. 216
excl. syn. Rumph. — Folia passim margine revoluta. An a sup.
differt? — Java, in de bergstreken, op den G. Praoe tot op den
top; — op den Salak tot 7000'. — Ki merak of K. poetri sund.

PODOCABPEAE. 1073 rOÜOCARI'US.

5. Podocarpus leptostachya bl. Humphia UT. p. 214. Folia
sparsa patentia brevisaime petiolata, lineari-lanceolata pungeuti-acuta
vel acuminata, recta vel leviter falcato, coriacea rig'dula, costa supra
magis prominente, 2 — 5 poll. longa, gemmae acutatae, perulis subu-
latis acumiuatissiinis; amenta inasc. axillaria solitaria gemina ternave
filiformia, basi aquamulis cincta, 1— 1| poll. longa. — Borneo.

G. PodocarpUS Rumphii bl Humphia ITT. p. 214. Folia sparsa,
subdistiche patentia, petiolata et sessilia, elongato-lineari-lanceolata
acuta vel acuminata rarins obtusiuscula, recta vel subfalcata, coriacea,

5 ]0 poll. longa, gemmae ovoideo-globosae, perulis ovatis acutis;

pedunculi fem. axillares solitarii 1 — S-flori, semiua ellipsoideo-glo-
bosa. Lignum emanum liumph. Herb. Amb. UT. p. 47, lab. 26.
Cerbera nerei folia Zippel. in Bijdr. Nat. Wet. V. p. 178. — Fo-
liis majoribus et perularum forma a P. bracteata difïert. — Mo-
lukken. Nieuw-Guinea. — Esaoir amb. Ajewan op Hitoe.

7. PodocarpUS amara bl. Enum. I e. Folia distiche patentia
lineari-lanceolata plana acuta vel acuminata, recta vel falcata, sub-
coriacea, 2-5 poll. longa, gemmae subglobosae, perulis ovatis ob
tusis; amenta masc. in pedunculo axillari fasciculata, cylindrica, bre-
via, basi nuda. Bl. Bumphia 111. p. 213, lab. 170. Endl. L c, p.
217. _ Java. — Ki mérak of Ki in. paït sund.

8. Podocarpus Jungauhniana miq. Pt. Jungh. I. p. 2. Folia

.undique patentia brevissime petiolata lineari-lanceolata, recta vel
subfalcata, acuta vel subacuta, coriacea, plana, 2-3— 3 £ poll. longa,
perulac exteriorea lanceolatae patulae ; amenta masc. vulgo terna bre-
viter pedunculata flaccida, squamulis involucrantibua ovato-rotunda-
tis. - Java, veel in de wouden op den Oengarang, Pengalen-
gjm, — Ki mérak sund.

9 PodocarpUS neglecta bl. Bumphia TIL p. 213. Folia sub-
distiche patentia brevissime petiolata, lineari-lanceolata acuta vel acu-
minata aut obtusa, recta vel subfalcata, coriacea, 2-3 raro 4 poll.
longa, gemmae acutatae, perulis lineari-subulatis patentibus ; amenta
masc. in peduncolis axillaribus fasciculata cylindracea biem.ba»
squainulis deciduis cincta. — An a supenore i difiert ? - Java, in
de wouden der hoogere bergstreken. — Ki mérak sund.

68

Flora van Ned. Indië. II.

FODOCARPEAE. 1074 PODOCARPUS.

10. PodOcarpUS discolor cl. /. c. Ma sparsa approxiinata ar-
recta subsessilia lineari-lanceolata acata vel acurainata, recta, eoriaeea
rigida, subtus glauea, 1 — 2 poll. longa, gemmae ovoideae, perulis
ovato-lauceolatis acuminatis ; floriferae gemmae axillares solitariae.—
Java, als de voorg. — Ki poetri sund.

11. Podocarpus thevetiaefolia bl. L c. Folia sparsa approximata

sessilia patentia lineari-lanceolata pungenti-acuta vel obtusa, recta vel
falcata, eoriaeea, margine laevia, concolora, 1— 2£ poll. longa, gem-
mae exiles ovoideae, perulis acutis; pedunculi feminei axillares so-
litarii uniflori, semina ellipsoidea. — Nieuw-Guinea, op rotsen
bij Lobo (zippel.).

12. Podocarpus eurhyncha iMio. Ramuli tenues teretes, superne
angulati, folia alterna petiolata subdisticha, e basi acuta elliptico-
lauceolata subabrupte longe anguste vulgo subobtuse acumiuata,
margine in sicco brevissime recurvulo subcrispula, chartacea, uni-
nervia, supra nitida, subtus pallida storaatosa, 2 2 L— 1' poll. longa,
5—3 lin. lata, glabra, flores... — Suinatra, bij Batang Baroes
(teysm.). — Sapi mal.

13. Podocarpus COStaÜS presl Epimet p. 236. Kamuli oppositi,
angulati, folia late linearia aut lineari-lanceolata obtusa, subcartilagi-
neo-margmata, supra tenuissime longitudinaliter striulata, subtus lato-
costata, utnnque avenia, basi in petiolum brevissimum an^ustata; amenta
masc. azillana sessilia solitaria cylindrica elongata, squamis infimis
orbiculatis, margine scarioso lacero-denticulatis, disco rugulosis, pe-
dunculi fructifen brevissimi axillares solitarii. — Lu zon.

§3. Dacrycarpus Endl. Fl. dioici. Araenti fem. axis ebracteatus,
uniflorus, flons alterius (vel duorum) rudimento foliaceo.

14. Podocarpus cupressina r. br. ap. Mirb. Mèm. Mus. XIII.

p. 75. Arbor excelsa; folia alia lanceolata spinuloso-mucronata
arcte 5-fariam imbricata, alia lineari-lanceolata aversa falcata elon-
gata distiche horizontaliter patentia, rainuli fructiferi saepe cernui.
Bennell in Horsf. PI. Jav. rar. p. 35, tab. 10. Miq. PL Junrjh. I.
p. 3. Endl. I. c. p. 222. Bl. Rumphia III. p. 218, tab. 172, fig.
2 et 172, B. fig. 2. Podocarpus imbricata ej. Enum. I. p. 89. —
£. curvula Miq. I. c. p. 4, ramulis validioribus, foliis imbricatis mi-
nus appressis, amentis masc. subsessilibus, fem. trifloris, fl. 2 aborti-

PÜDOCARPBAB. 1075 DACRYDIUM.

vis persistentibus. — Pocloe Pinang. Sumatra. Java, tot op
7ÜÜÜ'. Philipp. eilanden, in de hoogere bergstreken. — Ki mé-
rak, K. Poetri smul. Tjëmara jav. ; Kajoe ambo mal. op Su-
matra. — (t. Java.

11. DACRYDIUM soland. Flores dioici. Amenta. masc. ter-
minalia solitaria ovoidea miuuta, basi bracteis imbrieatis cincta. Pi-
lam en ta brevissïma, an th era e biloculares, connectivo squamaeformi
superatae. Plores fem. solitarii, ad ramulorutn apicem laterales vel
perraro in spicam collecti. Carpellum ebracteatum subcymbaeforme,
medio uniovulatutn. Semeu tandem erectum, carpello haud accres-
centi insertum, integumento exteriore laxo carnoso, ore lato hiante,
interiore osseo. Etnbryon Podocarpi. — Arbores sempervirentes
Indicae et Novo-Zeelandae, ramosissimae, ramis saepe pendulis, foliis
acerosis decussatis, decurrentibus, undique storaatiferis.

1. Dacrydium elatum wall. Cal. n. 6045. Polia alia acicularia
tetragoua acuta erecto-patentia, alia squamaeformia ovata obtusa
aut rarius acuminata arcte adpressa; semina infra ramulorutn apices
solitaria. Ilook. in Lond. Jóurn. Bol. II. p. 144, tab. 2. Endl. I. c.
p. 226. — BI. Rumph.ïll. p. 221 (excl. partim syn.) tab. 172
figurae ex Ilook. muluat. — Juniperits elala Roxb. Flor. Ind.lW.
p. 838. — Var. /?. tenuis, ramuli tenuissimi, foliis floralium ellip-
ticis obtusiusculis. — Poeloe Pinang. Sumatra. Borneo. —
p\ Sumatra, bij Paja Komba (teysm.). — Madang tjomara mal.

2. Dacrydium JunghuhnÜ »IQ. Pi Jungh I. p. 4. Arbor pyra-
midalis usque 50-pedalis, ramis veiticillatis, inferioribus longissimis
deflexis, superioribus erecto-patulis ; folia ramorum acicularia semi-
teretia appressa, basi dilatatd adnata, ramulorum deusiuscula patuia
anguste linearia trigona, dorso carinata, flores . . . A praeced. differt
foliis rameis non ovato-squamaeformibus, ramulinis haud tetragonis.
Huc Dacrydium elatum Blume Rumphia III. p. 221, lab. 172 13
(haud Wall.). Conf. Schild, in Bot. Zeil. 1846, p. 755. — Ly-
copodium arboreum Jungh. Itiner. — Sumatra, in de wouden
tusschen Tapanoeli en Selindong, 2000'. — Sambinoer door de

Batak genoemd. — Borneo?

68*

TAXINEAE. 1076 GEl'HALOTAXUS.

Ordo CXCIII. TAXINEAE bhdl.

Gemmae perulatae. Mores dioici, masculi in amenta subglo-
bosa vel eloiigata dispositi, feminei solitarii, gemini vel "in spicam
abbreviatam collecti, imdi vel bractea stipati. Antherae 2 — 4 — 8-
loculares. EL fem. Discus cupulaeformis demurn increscens, ovu-
lurn unicum in ejus centro erectum, orthotropum. Eructus e
disco et semine connatis, rarissime bracteis auctis stipatus, nunc dis-
co clauso et cum semine nucamentaceo connato vere drupaceus,
nunc disco abbreviato vel apice saltem aperto seminis sicci vel dru-
pacei basin recipiente. Embryi in axi album in is carnosi vel
farinosi cotyledones 2 semicylindricae.

1. CEPHALOTAXUS sieb. et zucc. Amenta masc. e Grein-
mis perulatis, amentulis pluribus, bracteis suflultis, 4 — '6-pluri-
antheriferis, filamentis teretibus in connectivi processum brevem
squamaeformem, margine inferiore loculos 3 pendulos gerentem, pro-
ductis. Amenta fem. ex axillis perularum hornotinarum gemmae
foliiferae, in stipite nudo tetragono capitata. Squamae ovuliferae
vulgo 8 decussatae coriaceae. Ovula sub quavis squamula 2, sin-
gula urceolo praeter apicem pervium adnato inclusa. Fructus in
quovis capitulo 2 — 3, urceolo clauso carnoso drupacei. Testa os-
sea. — Arbores praesertim japonicae, ramis secundariis distichis,
foliis alternis subdistichis, petiolis brevibus decurrentibus.

1. CephalotaxUS SUmatrana miq. Folia disticha, petiolis bre-
vissimis decurrentibus, linearia acuta, 10 — 6 lin. longa, subtus
valide uninervia et dense stomatifera, gemmae sessiles perulatae, pe-
rulis extimis carinatis, flores... — Sumatra, bij Fort de Koek
(teysm.). — Tjemaroh mal.

Ordo CXCIV. CUPfiESSINEAE endl.

Species quasdatn e Sina vel Japonia introductas, in Java. plantatas,
invenies in Hassk. Cal. bog. p. 69.

Ordo CXCV. CYCADEAE l. c. richard.

Inter Gymnospermas distinctae foliis pinnatisectis, squamis utrius-
que sexus cbracteatis, truncis utplurimum simplicibus. — Excepta

CYCADEAK. 107 7

JU/ ' CYCAS.

Europa, in miisorbis regionibus calidis vel subcalidis crescunt, nul-
libi autem copiosae.

I. CrCASLLm Vernatiofrondiumetfoliolorum(unniervium)
circinata. Squamae raasc. cuneatae, in pagina inf. antheraa fe-
rentcs, femineae foliaceae in apicem piunatisectum excurrentes,
versus basin e margine utroque pluriovulatae. — Ex ins. Mascarhe-
nis per Asiam et Australasiam calidam dispersae.

1. Cycas circinalis liwi. Syst. Nat. excl.syn. praefer H. Malab.

Folioruin stipes obtuso-trigonus spinosus; foliola elongato-lineari-

lanceolata subfalcata; squamae masc. longe acuminatae; carpophylla

louge pedunculata 3— 8-ovulata, lamina deltoideo-elongata usque ad

apicem profunde dense rigide inciso-serrata ; ovula glabra. Miq. Mo-

nogr. p. 27. tab. I. IL Linnaed XVIII. p. 125, XIX. p. 413, (ab.l.

Anal. Ind.ll. tab.V.fig. C. Jiook. Bot. Mag. 826—7. BI. Bumphia

IV. tab. 176 B. C. (mtext. synn. nimis confusa). — C. peednata Ha-

müt. ap BI. I. c. p. 13.— C.sphaericaBoxb.FL III. p. 747? —

Todda-Panna Bheed. II. Mal. III. lab. III— IV. — Ceylon.

Voor-Indië. — Kuststreken van Java en Sumatra. Borneo.

Tirnor. Molukken. — Pakis hadji of Pakoe hadji sund. en

mal. — P. ba dak sund. — Sajor radja mal. Be jonge bladen van

deze en de volgende soort worden in de Molukken, op Sumatra

enz. als groente gegeten, op Java schijnt men daarvan echter geen

gebruik te maken. De stammen en zaden bevatten zetmeel en gom.

2. Cycas Rumphii miq. Buil. Neêrl. 1839, p. 45. Poliorum stipes
obtuse-trïgonus spinosus ; foliola elongato-lineari-lanceolata acumina-
ta subfalcata; squamae masc. breviter et latiuscule acuminatae; car-
pophylla. 3 — 5-ovulata, lamina oblonga longe acuminata, pinnatifi-
da, segmentis ulrinque paucis 1 — 3 raro 4 ; ovula glabra. Monogr. p.
29 excl. var. Linnaed XXV. p. 589, tab. II. Anal. Ind. II. tab. V.
fig.A.B. — C. XVallichii Miq. Monogr. p. 32. — C. circinalis {non
Linn.) Roxb. Fl. Ind. III. p. 7éé. — Olus calappoides Bumph.
fferb. Amb. I. p. 87, tab. 22, 23. — Molukken. Sunda-eilan-
den? Oeta niwel amb. Djoedjaroe of Pitojo tem.

3. Cycas celebica miq. Comm. phytogr. p. 126. Stipes inermis;

CYCADEAE. 1078 CYCAS.

foh'ola anguste lanceolata; carpophvllapauciovulata. Monogr. p. 30.
Olus calappoides ins. Celebes Rumph. I. c. I. p. 87, tab. 20, 21.
Iu insula Rawak specimen stipitibus vulgo inermibus vidit Gaudich.
Voy. Freyc. p. 433. AnC. mediae r. br. affinis? Conf. Miq. in Lin-
naea XIX. p. 412. — Celebes, noordelijk gedeelte.

4. CycaS reVOlüta thunb. op Java in de tuinen geplant.
Cycas hy polen ca presl Epimel. p. 238 certe extra Ordinem.

ADDENDA ET EMENDANDA.

compositae, p. 31. Erigeron javanicum Sch. ; adde syn. : Conyza
Zollingeriana Turcz. Buil. Mosc. XXIV. p. 179.

p. 81. Erigeron Zollingeri ej. adde : Conyza oligandra Turcz l. c.?

p.60. 50. Conyza tetraptera turcz. Buil Soc. mosc. xxiv.p.m

(Sect. Dimorphantes). Tota adpresse sericea; folia sessilia oblongo-
lanceolata acuta, basi decurrentia et attenuata integerriraa, a medio
grosse inaequaliter dentata, racemi axillares in paniculam racemiformem
densam approximati, capitula pedicellata magna, involucri pluriserialis
squamae acuminatae, exteriores ovatae sericeae apice revolutae, interiores
lineares membranaceae glabrae, fl. fem. innumeri pluriseriales, berm.
centrales 7 — 8, receptaculum minute alveolatum. — Philipp. eilan-
den (cüming n. ï>88).

p. 70. Wedelia Schuit siana, adde syn: Wollastonia peduncu-
laris Turcz. Buil Mosc, XXIV. 2, p. 69.

p. 75. Wollasloniae javanicae adde: post Buil. Mosc. : XXIV.
2, p. 70.

p. 80. n . i b . Spilantnes grandiflora turcz. /. c. xxiv. p. iss.

(Acmella). Caulis ramosus subglaber; folia ovato-lanceolata acuminata,
basi attenuata triplinervia, integerrima vel subrepanda ciliata, in ner-
vis puberuia, rami axillares oligophylli monocephali, rarius divisi di-
cepbali, arcuato-cernui, foliis 3— 4-plo longiores ; ligulae numerosae li-
neares discum aequantes; involucri squamae paleaeque lineares acumi-
natae, achaenia dense ciliata biaristata. — Luzon (cumjng n. 1154).

p. 95, n. 11. Adde: Buil. Mosc. XXIV. 2, p. 84.

p. 98. Gynura aurantiaca: G. Lobbiana Turcz. Buil. Mosc.
XXlY.p. 202?

p. 99. G. densiflorae satis affinis videtur G. dicholoma turcz.

RUBIACEAE. 1079

ADDENDA.

/. c, quam non vidi, quare dubius haereo de hac pariter ac de lu-
zonicis. (G. affmis et G. scabra ej. I. c. p. 201.)

p. 33. Xllla. PS1ADIA jacq. Capilulum multifiorum, imper-
spicue radiatum, f], radii pluriserialibus femineis ligula brevissima,
integra, disci tubulosis 5-dentatis herraaphroditis et ovarii abortu
inasculis paucis interdum subnullis. Receptaculum nudum subal-
veolatum. Involucruin imbricatum pauciseriale, squamis margine
subscariosis. Achaenia radii oblonga glabra erostria. Pap pus con-
formis uniserialis setosus scabriusculus. — Folia alterna petiolata,
fl. corymbosi. Species plaeraeque mascarhenae.

l. Psiadia integerrima dc. t'n Wight Contrib. p. 10. Prodr.

I. c. p. 319. Polia distincte petiolata ovata obtusa mucronata inte-
gerrima sub-3- 5-plinervia, capitula 8 — 12-flora. Baccharis viscosa
Lam. DtcL I. p. 345. Journ. Phys. I. p. 62, tab. 3. Elphegea mi-
nor et E. o-nervia Cass. — Voor-Indië. Molukken. — Mau-
ritius?

rubiaceae; p. 157. Chinchona corrig. Cinchona.

p. 308. 12. Coffea? neurophylla *iq. Glabra, ramuli tetragoni
laeves, stipulae parvae bicuspidatae ?, folia breviter petiolata, e basi
rotundata vel acuta elliptica vel oblonga acuminata pergamacea,
nitida, costa costulisque 7— 9 utrinque erecto-patulis ante margi-
nem unitis tenere crebro-reticulatfs utrinque prominentibus, 6 — 2-
pollicaria ; pedicelli e pedunculo commuui brevissimo terminali sed
innovatione statim laterali 5-8 tenues subpollicares, calycis cam-
panulati limbus brevis 5-deutatus, sinubus dentibusque margine
glaudulosis, corollae glabrae tubus semipollicaris, laciniis aestivatione
imbricato-convolutis lineari-lanceolatis acuminatis reflexis tubum
circiter aequantibus, stamina filamentis brevibus summo tubo intus
glabro inserta, antheris linearibus semiexsertis. — Bangka (iiorsf.).

loganiaceae ; p. 359, Norisiae malacc. adde : Antonia GriffUhii
Wight lllustr. II. tab. 156 & .

p. 361. Mitreolac paniculatae^^m cl. UENTHAM'ad M. oldenlan-
dioidcm refert, patria Brasiliae deleatur.

Af-OCYNEAE. 1080 ADDENDA.

p. 362. Miira&acme trinervia a cl. bentham (Proceed. 1. c. p. 92)
ad M. capillarem infauste relata, abunde differt.

p. 363. Baddleia acuminaüssima? adde. Spanoghe Linned XV.
p % 332? — Timor?

p. 365. Genios'oma Haemospermum a cl. B. I. c. p. 97, G. ru-
pestre Forst. DC. L c. statuitur, qua de re ex antopsia judicaie
nequeo.

p. 367. Fagraea volubilis. — Malakka.

\ a . Fragraea crassipes bentb. Proceed. Linn. Soc. I. c. p. 99.
Folia e basi obtusa elliptica breviter acuminata, 10-pollicaria, co-
riacea. subtus costulata, petiolorum basis stipulacea brevissime con-
nata truncata; cymae pluriflorae in racemum brevern subcorymbosuni
Jonge pedunculatum coarctatae, corolla crassa infundibuliformis ses-
quipollicaris vel paullo lougior, laciuiis subrotundis tubo lato triplo
brevioribus. Bomeo, in Laboean (motley).

p. 370. Fagraea minor. — Bomeo?

p. 376. Fagraeae lanceolatae adde syn.: F. Wallichiana Benth.
Proceed. I. c. p. 98. Cymae subsessiles, laxe 3— 5-florae. Corollae
tubus tenuis longe exsertus ; fl. minores quam F. oxyphyllae.

p. 379. StrychttOS malaccensis benth. Proceed, Linn. Soc. l.c.
p. 101. Scaudens, minute puberuia, cirrhi simplices vel in ramulis
aphyllis gemini, folia late ovata 5-plinervia, tripolliearia, nervis
petiolis ramulis et intiorescentia puberulis ; cymae interrupte pani-
culatae, pedicelli brevissimi, fl. 5-meri, corollae tubus laciuiis bre-
vior. — Strychno colubmiae affinis videtur. — Malakka.

p. 381. il. Strychnos multiflora benth. /. c. p. 102. Glabra;

subscaudeus? ecirrhosa? folia ampla (4—8 poll.) ovata vel ellip-
tica, 5 plinervia ; pauiculae folio sublongiores laxe floribundae, pe-
dicelli calyce sublongiores, fl. 5-meri, corollae tubus lacinias aequans.
Philipp. eilanden (cüm. n. 641, 695).

p. 382. Quid sit Gaertnera acuminata Benth. I. c. p. 112, e
phrasi incomplete, non liquet. Ejusdem G. oxyphylla ibid. videtur
specimen depauperatum G. Junghuhnianae.

apocyneae p. 455. teysmannia zoll. (Palmarum genus, conf. vol.
III addenda) cum homonymo meo fere eodem tempore prodiit, quare
lubenter prioritatis jus abdico. Nostra itaque sit : Parapottsia.

JASMINEAE. 1081

ADDENDA.

jasminkae. p. 581. Jasminum parvifl, siinile J. flexili, sed flo-
ribus iniiioribus diü'ert.

p. 551. Jasminum rupestre zippel.! rass. cujus auctoritas jure
servanda.

p. 583. Jasminum amoenum; gracile; folia angusta, costulis
subtus pi'ominentibus, supra sulcatis.

p. 5-313. J . Waitzianum; folia valide costulata.

p. 535. /. fratcrnum; J. bracliiato affbe, sed hujus rami fasci-
culifiori brevissiini, illius longiores ; infi. ad J. Horsfieldii accedit,
sed hujus folia angustiora.

p. 536. /. pedale; folia subtus ochraceo-tomentosa; aü specimen
juvenile, forsan ultra pedis alt. excrescens?

J. fulvum, valde aft'. J. bractcato.

p. 537. J. nummulariodes. — Borneo.

/. liguslrinum. — Borneo.

p. 540. J. glabriusculum ; folia costulis utriuque 3 — 4 sub-
arcuato-adscendentibus.

p. 541. J. Hasseltii foliis ad J. ambiguum et insigne accedit.

p. 544. J. furcatum, pedunculis longioribus a J. simplicifulio
difl'ert.

p. 545. Nyctan'hes denfafa, foliis deltoideo-dilatatis praesertim
versus basin acute distanter dentatis scabris a N. arb. (rist. recedit,
vix autem species.

oleineae, p. 548 Visiania robus.'a : Deless. Icon. vol. V. p 19,

tab. 44.

p. 550. Myxopijrum smilacifolium, specimen e Nova Guinea
Herb. L. Bat. dubium videtur, quippe foliis ellipticis vel elliptico-
oblongis saepe obtusis, subintegerrimis, haud valide tri- vel subtri-

plinerviis.

campanülaceae, p. 565. Liraites inter Codonopsis et Campanu-
moeae genera, quales a cl. hooker fil. et thomso.x (Journ. Proceed.
Linn. Soc. II. p. 9 seqq.) discribuntur, quod nostras species at-
tinet, nondum satis perspicui. In nostris, ad Campanumoeam re-
ferendis speciebus, calyx haud omnino inferus et ovarium trilocu-
lare; in Codonopsi § 1 caulis non volubilis, cal v x subliber, ovarium
5-loculare. An Campanumoea javanica hook. /. et th. /. c. et UI.
Ilim. PI. tab. XVI B eadem ac nostra?. — Codonopsis autem § 1
nostra refert:

LOBELIACEAB. 1082 ADDENDA.

p. 566. l«. CYCLOCODON griff. Calyx basi ovarii adliac-
rens vel liber, 5-partitus. Corolla breviter eampanulata4 — 5-loba.
Stamina 4 — 5. Stylus erectus, stigmate clavato 4 — 5-lobo,
lobis demum revokitis. Ovarium 4 — 5-locuIare, loculis oppositi-
sepalis, placentis crassis axillaribus multiseriatitn multiovulatis.
Eructus baccatus, irregukriter ruptus. Semina numerosa, sub-
angulata, testa laevi coriacen, embryi late clavati cotyledones
et radicula breves, — Herbae strictae succo aqueo, ramis foliis-
que oppositis, cymis trichotomis, h\ parvis albis, pedicellis curvulis.

1. Cyclocodon parviflorum dook. fil. et th. Joum. Proc. /. c.

p. ] 8. Erectum, dichotome ramosum ; folia ovato-lanceolata longe
acuminata, serrata, 1 1 — 4 poll.,subtus glauca, brevi-petiolata, sepala
libera, fl. 4-mcri. Cyclocodon distans Griff. Notul. III. — Codo-
nopsis parvi flora Wall. Cat. n. 1300. A. DC. L c. — Campanumoea
celebica Dl. l. c. Codonopsis celebica nob. suprap. 566. — Voor-
Indië. Java.

2. Cyclocodon tnmcatum hook. f. et iw.l.c. Codonopsis Wall.
nob. I. c.

3. Cyclocodon leUCOCarpmn miq. ? Conf. Codonopsis nob. supra
p. 565.

p. 567. Ligktfootiae gracili adde : Wahl. dehiscens Alph. DC.
W. indica cj. (Wight Icon. IV. lab. 1176). — Door geheel
Z u i d - A z i ë verspreid.

LOBELIACEAE ]). 573, I«. SPEIREMA HOOK. fil. et TIIOMS.
Calycis tubus subglobosus, limbi laciniae lineari-subulatae paten-
tes vel revolutae. Corolla dorso ad basin fissa bilabiata, labii
superioris longioris laciniae 2 lineares, inferioris subspathu-
lati trilobi laciniae lanceolatae acuminato-caudatae. Antherae
marginibus pilosae, 2 inf. apice penicillatae. Bacca irregulariter
rmnpeus bilocularis polysperma.

1. Speirema montannm dook. f. et th. Joum. Proc. Linn. Soc.
II. p. 2 7. — Piddingtonia montana mihi supr. p. 5 73. — H i m al a j a.

8. Speirema patens miq. — Piddinglonia mihi l. c, nisi supe-
rioris forma.

GOODENOVIEAE. 1083

ADDENDA.

p. 5 74. Lobeliae frigonae, adde: L. frialala Ham.; L. micran-
iha Hook.

Lobelia aflinis. — Malakka. Ceylon. China.

p. 577. L. Cliifortianae adde: L. chcnopodi folia et L. incisa Wall.

goodenovieae; p. 580 Scaevolae Koem'gii, adde: Sc. chlorantha
et Lamberliana de Vr. I. c.

p. 580. Sc. uvifera teste cl. hook. f. et th. /. c. p. 8 esset Sc.
Plumieri VahL adjectis: Sc. Thunbergü Eckl. et Zeyh. et Sc.
senegalensi Pr e si.

Ordo cyrtaivdreae; p. 720. I8 a . Aeschynanthns tricolor hook.

Scandens radicans, ramuli herbacei teretes liirtello-puberi, folia op-
posita brevi-petiolata ovata acutiuscula vel obtuso-subapiculata, in-
tegerrima, carnosa avenia, praesertim subtus et margine pubescentia,
circiter pollicaria; umbellae terminales et axillares paucifiorae ebrac-
teatae, floribus villoso-glandulosis, calycis tubus brevis cupulatus
breviter rotundato- 5-lobus violaceo-rubescens, pilis capitellatis hir-
tellus, corollae glanduloso-pubescentis cocciueae nigro-luteoque vit-
tatae, vulgo 1 ^ poll. longae, tubus brevis curvatus latus calyce vix
triplo longior, limbus valde obliquus, tubi circiter longitudine, labio
sup. integro, inferioris laciniis 3 ovatis concavis, stamina labium sup.
vix excedentia, ovarium cylindricum puberum, stigmate obscure bi-
labiato. Hook. Bot Mag. tab. 5031. — Borneo (lobb).

bigisomaceae, p. 751'. Spathodeae, probabiliter Ilheedii adde;
Lignuni equinwn Paunph. Herb. Amb. III. p. 73. tab. 46.

p. 759. Crescentia trifolia Blanco est Cresc. alata h.b.k., nb His-
panis introducta, quod sagaciter demonstrant cl. B. seemann in Ihok.
Kcw Gard. Mise. VI. p. 210.

verbenaceae p. 878. 24«. Clerodendron Bethuneanum lowe.

Elaturn fruticosurn, ramis 4-sulcatis, folia amplissima cordata acu-
minulata, obscure serrata, glabra, basi profunde biloba, subtus sparse
lepidota; paniculae terminales maximae tliyrsoideo-pyramidatae
bracteatae, bracteis liueari-spatlmlatis coloratis; calycis magni co-
nici acute 5-angulati limbus erectus 5-lobus; corollae cocciueae
tubus calycem vix superans, limbus 5-lobus inaequalis obliquus,
laciniis oblongis reflexis, superiore longiore, basi al ba; stamina lon-
gissima. Lowe in Hook. Bot. Mag. tab. 4485.— Borneo (lowe).

INDEX

OllDTNUM, GENERUM ET SPECIERUM.

(SYNONYMA OMNIA O MISS a).

Abietineae 1068.

ACANTHACEAE 7d2.

Achilka 84, condcnsafa 85.

Achyrospermum, densiflornm 989, pliilippinense, phlomoides 990.

Acrocephalus, capiiatus 941.

Adenacanthus, acuminatus 805.

Adenolepis 78, calva 79.

Adenosacme 215, caaliflora 215, fasciculata 216, holotricha 217, lanceolata,

longifolia 217, obovata 216.
Adenosma, balsamea, replicata, uliginosa 771.
Adenosiemma 23, fcstigiatam 25, hirsntum 26, lanceolatum 24, oratura 25. par-

viflorum 24, rufesccns 26, \iscosum 23.
Adhatoda 828, argyrostachya 829, aspera 830, Betonica 828, dccussata, glo-

merata 831, Moretiana 830, ramosissima, Vasica 829, Zolüngeriana 830."
Aegialilis 994, annulata 995.

Aegiceras 1030, floridum, majus, minus 1031, nigricans 1032.
A SO ICEKBAB 1030.

Aeginetïa 712, abbreviata, acaalfs, Centronia 713, indica, pedunculata 712.
Aeschjnanthus, angustifoJia 716, atropurpurea 718, bracteata 718, brovicalyx
720, fnlgens 719, geminata 719, grandiflora 718, Griffithü 719, Horsfieldii
716, javaiiica 721, Lobbiana 721, longicaulis 719, Iongiflora 717, 722, ma-
culata 718, rniniata 722, parviflora 718, parvifolia 720, pulchra 721, purpu-
rascens 717, radicans 720, speciosa 718, Teysmanniana 721, tricolor 1033
volubilis 719, WaUichii 722.
Aethellema, reniforme 818.
Agalmyla 722, angustifolia 723, staminea 722.
Aganosma 445, acuminata 447, Blumei, eiegans 446, euloba 447, macrocarpa,

velutina 447, WaUichii 446.
Ageratum 22, conyzoides 23.
Ainshaea 107, aptera 108, pteropoda 107.
Ajuga, macrospevma 991.
Alectra, indica 675.
Allamanda 388, cathartica 3S9.|
Alsionia 436, angustifolia 437, angustiloba 438, calophylla, costala 439, ma-

crophylla 438, scholaris 436, spatulata, spectabilis 437.
Alj/xm 406, lanrina, odorata, pilosa 407, quinata 406, Spanoghcana 409.
Amberbon, indica 106.

1085

Amaracarpus 303, pubeseen* 304.

Anagallis, arvensis 1004.

Andrographii 855, echioides «55, panicuiata 855.

Aniseia 623, emarginata 624, medium, uniflora 623.

Anisochilus, carnosus, euneurus 957, pallidus 958.

Anisomeles 975, albiflora, candicans, malabarica 976, ovata 975, salviacfoiia 976.

Anodendron 454, Candolleanum, coriaceum, 455, paniculatnm 454.

Anthocephalus, Cadamba 135, indicus 136, morindacfolius 135, 342.

Antirrhinum, majus 675.

Antirrhoea, strigosa 303.

Aphaenandra, sumatrana 341.

Apoctneae 384.

Aracium 110, laevigatum, pygmaeum 111.

Ardisia 1015, angustifoiia 1012, attenuata 1020, Boissieri 1027, Blumei 1021,
complanata 1024, crispa 1020, cybianthoides 1028, Cumingiana 1023, decus-
montis 1027, demissa 1018, denticulata 1020, disticha 1020, divergens 1026,
eximia 1024, frangulaefolia 1079, fuliginosa 1016, glabrata 1022, grandifolia
1016, humiiis 1023, jambosioides 1024, japonica, javanica 1023, Junghuh-
niana 1017, laevigata 1018, lanceolata 1025, Leschenaultii 1022, Inrida 1019,
luzonensis 1022, maerophylla 1016, marginata 1019, mucronata 1025, nutans
1028, oxypbylla 1026, pauciflora 1019, Bcrrottetiana 1027, philippinensis 1019,
polygama 1029, polyneura 1022, pterocaulis 1021, pteropoda 1025, pumila
1028, punctulata 1025, purpurea 1026, pyramidalis 1021, rubiginosa 1027,
semidentata 1017, serrata 1022, speciosa 1022, squamulosa 1019, stylosa 1025,
snbcuneata 1028, sumatrana 1018, sunibavana 1027, tenuiramis 1026, tomen-
tosa 1016, tuberculata 1026, verrucosa 1018, vestita, villosa 1017, ZolliDgeri
1024.
Argostemma 160, angustifolium 163, begoniaceum 348, boragineum 163, hu-
müe 161, inaequale 164, inaequilaterum 161, Junghuhnii 164, Korthalen 165,
laeve, laevigatum 164, longifolium 166, macrosepalum 349, montanum 162,
Neesianum 163, parvifolium 165, pauciflorum 162, pedunculosum 549, pictum
161, pulchrum 165, rostratum 100, subinaequale 163, Tavoyanum 161, Teys-
mannianum 349, timorense 162, uniflorum 165, unifolium 161, Wallichii 162.
Argyreia 585, aggregata 591, aluiata 587, argentata 588, argentea 586, barbi-
gera 590 bracteaia 586, capitata 589, glabra 590, Guichenotii 589, malaba-
rica 586 mollb 588, nitida 588, Reinwardtiana 589, Roxburghu 586, rubi-
cunda 590, speciosa 585, tiliaefolia 587, tomentosa 590, venusta 586, Wal-

licbii 588.
Artanema 636, angustifolium 687, sesamoides 6S6.
Artemisia 86, grata 83, indica 87, Iavandulaefolia 86, moluccaua 8-, scopana

88, vulgaris 87.

ASCLEFIADEAE 459.

Asclepias 484, curassavica 4S5.'

Asteracantha 810, longifolia 811.

Asteromoea, indica 29

Asterostemma, repandum 491.

Asystasia 792, Blumei 793, chclonoides, coromandelina 792, lvunthiana 1W,

nemorum 793.
Artherandra, acuminata, acutifolia 467, cuspdata, pubescens 468.

Atherostemon 468, javensis 469.
Alhroisma, viscidum 35.

1086

Avicemia 911, alba 913, officinalis 912.
Azaola, Betis 1039.
Baccharis, arborea 5D.
Baea, Wallichii 730.

Balanophora 1064, abbreviata 1065, alutacea 1064, elongata 1065, globosa
1065, maxima 1065.

BA.LANOrHOB.EAE 1064.

Barleria 805, cüiata 806, caerulea 807, conspicua 806, cristata 808, diehotonia
807, hirsata 806, laciïiiata 807, longiflora, lupulina 808, nitida, polytricha 806.

Bassia 1040, ai'gentea, cuvseata, Jiraghubniana, sericea 1041.

Batalas 598, edulis 599, glaberrima 600, paniculata 599, pentaphylla 600.

Beaumontia, grandiflora, multiflora 430. -

Benjaminea, glabra 1000.

Bidara, pubiflora, syringaefolia, tingens 497.

Bidens 76, leucantha 77, peduncularis 78, pilosa 76, Wallichii 77.

Bi'gelovia 333, angustifolia 336, laevicanlis 334, mitracarpoides, royriantha 334,
ocymoides 335, pumila, setidens, sociata, Zollingeriana 336.

Bignonia, coiuosa, moiuccana, .Porteriaua 751.

BlGNONUCBAB 751.

Blhhia, grandiflora I56 -

Bilabium, limans 730.

Blaberopus, sericeus 439, villosus 440.

Blechum, Brovvnii 839.

Blepharis 818, ablephara 819, boerhaviaefolia 818.

Blepharispermum 34, petiolare, subsessile 35.

BUnkworthia, lycioides 592.

Bobea 260, 355, Forsten 260, fnsca, matabilis 261, sericantha 355, setosa,

Wallicbiana 261.
Bonnaya, bracbiata 695, grandiflora 697, oppositifolia (598, rcptans 696, teuui-

folia 698, verben aefolia 697, veronicaefolia 696.

BOBRAGINEAE 929.

Bothriospemium, teneUnm 930.

Brachyramphus, soiichvfolms 111.

Breweria, cordata, elegaas, Roxburgbii 627.

Brunella 971, vulgarig 972.

Bucerosia, umbellata 529.

Büchnera 701, arguta 703, cruciata 702, bispida 703, sumatrana 702, tetra-

sticha, tomentosa 702.
Buddleia 362, 1080, asiatica, densiflora, madagascariensis 364, Neemda 364.
Busea 732, acuminata 733, angustifolia 734, asperifolia, decurrens, subscssi-

lis 733.
Cacosmanthus, macrophyilas 1040.
Caesulia, axillaris 64.

CalaxHtntha 967, gracilis, moluccana, repens, umbrosa 968.
Calmduia, officinalis 105.
Calhcarpa 884, angnsta 889, bicolor 889, cana 885, erioclonaSSÖ, Cumingiana

887, lanata 886, longifolia 887, magna 889, sumatrana 886, Waliichiana 889.
Calonyction 596, capillatnin 59S, moJlissimum, muticum 597, speciosum 596.
Calosanthcs, indica 752.
Calotropis 4S0, gigantea, procent 481.
Calpicarpum 4U, Hoxburghii 412.

1087

Calgslegia 624, hederacea 625, scpium, Soldanella 624.

Cami-anulaceae 564.

Canscora 557, difiusa, niacrocalyx, Schultcsïi 558.

CciHthhim 252, approximatum 252, confertura 254, fraternuin 253, furcatum 252,
glabrum 254, hebecladum 256, horridum 255, lasiantlioides 253, lycioides
256, mite 252, molaccanum 254, parviflorum, peduncularc 256, Bheedii 255,
scandens 255, sumatranum 254, nmbellatum 252, violaceaia 253.

Ganthopsü 256, pubiflora 257.

CAPRIFOLIACliAL: 118.

Capsicum 657, annuum 657, baccatum 660, bicolor660, cerasiforme 660, conoi-
des 659, cordiformc 658, fastigiatuni 659, frutescens 660, grossum. 659,
longum 658, minimum 659, pyramidale 661, tetragonum 658.

Caralluma, adscenden^, fimbriata 529.

Cargilia, maritima 1049.

Carissa 398, axillaris, Carandas, difFusa, spinarum 399.

Carthamus, tinctorius 106.

Celsia 674, coromandelina 675.

Centipeda, orbicnlaris 89.

Centranthera, hispida 707.

Centunculus, pentandrus 1004.

Cephaëlis 310, cuneata 311, stipulacea 310.

Cephalanthus, aralioides 152, 344.

Cephalostiyma, panicuiatum 568.

Cephalotaxus, sumatrana 1076.

Ceratophorus 1038, Leeiii, Wigbtii 1033.

Cerbera 412, lactaria, Mangbas 414, Odollam 413.

Cercocoma, singaporaua, Wallicbii 445.

Ccropegia 527, bulbosa, Cnmingiana, Horsiieldiana, tuberosa 528.

Cestrum, foetidissimum 672.

Chaetosus 399, volubilis 400.

Chasalia 279, capitata 281, expansa 280, leucocarpa 281, lurida 282, moutana
2S1, oxylepis 283, robusta 280, rostrata 281, tetrandra 282.

Chavannesia, esculenta, javanica, lucida 458

Chilocarpus 391, atroviridis 393, compositns 392, costatus 393, densiflorus 392,
denudatus 393, globuliferus, suaveolens, vernicosns 392.

Chionanthus 550, callophylla, cuspidata 551, densiflora 553, dichotoma 552,
elliptica, glomerata 552, laxiflora 553, luzonica 551, montana 552,ramillora
551, rostrata 553, spicata 552, timorensis 553.

Cforita 723, bifolia 729, bracteata 728, coerulea 729, glabra 729, Ilorsüeldn
727, humilis 729, mollis 728, polyueura 728, scaberrima 723.

Chonemorpha, macrophylla, mollis 444.

Choripetalum, viridiflorum 1013.

Chrysanthemum, coronarium 86.

Chrysophyllum 1039, grandifolium, lanceolatum, molle, rhodoneuram 1035.

Cichorium, Eiidivia 109.

Cinchvnae, species cultae r56.

Cissampelopsis, volubilis 102.

Cleissocratera 383, elegans 384.

Gerodendron 867 et 1083, acumiuatum869, Bethuncanum 1083, Blumeanum 881,
brachyanthum878, calamitosum 870, capsulare 883, Commersonu 882, con-
dematum 874, Cumingianum 875, deflexum 875, disparifolium 871,d,vanca-

1088

turn 882, ericsiphon 869, fallax 876, foetidum 881, fragrans 875, Horsfieldii
880, inerme 868, infortunatum 876, intermedium 880, Jackianum 872, java-
nicum 882, laevifolium 872, lanuginosum 882, longiflovurn 884, macradenium
874, macrostegium 875, nereifolium 869, obovatum 833, obtusidens 870, pa-
niculatum 879, penduiiflorum 873, philippinum 877, phlomoides 871, pbyllo-
mega 878, scopiferum 831, serratura 873, Siphonanthus 8S3, squamatum
878, urlicifolium 880, villosum 877.

Clethra, canescens 1056.

Climacandra 1029, mulfiflora, obovata, salicifolia 1030.

Clinacanthus, Burmanni 854.

Codonopsis 565 et 1081, celebica, cordata, javanica 466, leucocarpa 565 et 1082,
truncata 566.

Coelospermwn 301, 356, corymbosum, scandens 301.

Cqffea 304 et 1079, angustifolia 307, arabica 304, densiflora 307, elongata,
glabra 307, Horsfieldiana 308, indica, luzonensis 307, neurophylla 1079, pe-
dunculata 307, salicifolia, sundana 30G.

Coldenia, procumbens 933.

Colea, rarmÜorft 759

Coleus 948, acuminatus 960, amboinieus 948, atropurpurens 961, bicolor 954,
lïlancoi 957, cavnosus 953, galeatns 955, grandifolius 950, maeropbyllus 951,
macropus 956, macvostachyns 952, multiflorus 951, puberulua 955, pumilus
916, remotifloruB 954, scutellavioides 949, secundiflorus 952, spectabilis 955,
Suganda 948, tuberosus 953.

Collyris, major 513.

Colquhounia, coccinea, elegans 977.

Compositae 1 et 1078.

Congea, tomen tosa 911.

CONVOLVÜLACËAE 582.

Convolvulus 621, defloratus 623, parviflorus, Zollingeri 622.

Conyza 40, 1078, acrocephala 43, acutata 48, appendiculata 56, argutidens 58,
aromatica 54, aurita 57, balsaniifera 55, bifoliata 42, burmeana 44, celebica 46,
chinensis 52, cichoriifoüa 47, dasycoma56, excisa 5, fasciculata 49, Flore-
siana 46, foliolata 59, glomerata 45, hirsuta 59, bumifusa 41, indica 58,
Jonghuhniana 56, Korthalsiaua 51, Jacera 42, lactucaefolia 48, macrophylla
53, manillensis 42, membranacea 49, moluccana 59, nitida 54, nutans 57,
oligocephala 41, oxyodonta 45, parvifolia 43, riparia 51, runcinata 46, sca-
brida 59, sessiliflora 48, spinellosa 45, spinidens 44, subracemosa 4I,sum-
bavensis 46, sylvatica 50, tenella 40, ternatensis 49, tetraptera 1078, ti-
morensis 47, viminea 49, viscosula 44, Zollingeriana 50.

Coprosma, sundana 327.

Copiophyllum, bvacteatum 175, capitatum 348.

Coptosapelta, flavescens, 855.

Cordt'a 914, Banala 919, bantamensis 917, calocoma 916, dubiosa 914, laxi-
flora 915, leucocoma 917, moluccana 916, Myxa 915, suhcordata 914, sub-
pubescens 918, suaveolens 918, trichostemon 916.

COKDIACEAE 913.

Colula, coronopifoba 86.

Cotylanthera 734, tennis 735.

Crawfurdia 560, Blaraei 561.

Cremocepfialium, cernuum 97.

Cresccmia 759, alata, ovata 739, trifolia 759 et 1033.

1089

Oressa, cretica 628.

Qossandra, infundibuliforniis 821.

Crossostephium 88, artemisioides 89.

Cryptohpis 466, javanica, laxiftora 467.

Cryptophragmium, axillare 780.

Cryptostegia, grandiflora 464.

Cüpressineae 1076.

Curanga, amara 687.

Cuscuta 631, cbinensis, monogyna 632, Hookeri, macrantha, reflexa 631.

CüSCDTEAE 631.

Cycadeae 1076.

Cycas, celebica, circinalis 1077, hypoleuca 1078, Rumphii 1077, revoluta 1078.

Cyclocodon, leucocarpuni, parviflorum, truncatum 1082.

Cymaria, acuminata, dichotoma, elongata, mollis 992.

Cynanchum, capillare, macrophyllum 484.

Cynara scolymus 107.

Cynoctonum Binmei 478, dimidiatnm 479, muricatum 478, ovahfolmm 479, tu-
berculatum 478, Zollingeri 479.

Cynoqlossum 931, javanicum 932, micranthum 931.

Gurtandra 737, arborcscens 745, aurea 740, bicolor 739, calycina 748, celeb.ca
745 coccinea 744, cordifolia 741, cuneata 745, decurrens 746, dispar 742,
flavescens 744, frutescens 742, glabra 740, grandis 745, holodasys 747, hete-
rophylla747, hirsuta 739, Horsfieldü 738, humilis 739, incompta 740, longe-
petiolata, longirostris 746, macrophylla 738, maculata 738, mollis 747, ne-
morosa 743, peltata 740, pendula 739, picta 738, polita 742, popuhfoha74l,
repens 746, rostrata 744, rubiginosa 742, rubra 747, Saadci 743, spicata 748,
sulcata 743, Teysmanni 741, ambellata 744.

Cyrtasdraceae 713. , .._,,,

Cyrtoceras 514, elegans 515, laurifolium 514, Undleyanum. m.cranthum 515,

mnltiflorum 514.
Cyrtosiphonia 401, arosoniaefolia, reflexa, spectabilis 402, sumatrana 401.
Cystidianthus, campanulatus 515, laurifoiius 516.
Dacrydium, elatura, Junghuhnii 1075.
Daemia 483, extensa 484.

Stramoniam 666.
Delivaria, ebracteata, ilicifolia 820, scandens 821.
Dendrockaris 452, inflata 453, myrtifolia 454.

n -ttf 8« ÏS« ««- 84 2) chiue,™ 84,, chi-ri. S«, er.-

Dicoma, lanuginosa 108.

üicranacanthus 808, buxifolius 809. „nrnirulata 725. cri-

ft% ™<,c^»„ .,— 724, rg^gzzzrzFZESi

nita 724, elongata, frutescens 726, obtusa ,i4,

serrata 725, subalternans 724. ^

Flora van Ned. Indië. IL.

1090

Diospyros 1044, aurea 1045, cauliflora, digyna 1047, discolor 1048, Ebenum
1047, Embryopteris 1048, frutescens, Kaki 1046, laxa 1045, lucida 1047, ma-
erophylla 1045, microcarpa 1049, oblonga 1045, pbilippinensis 1047, punctata,
Sapota 1046, sumatrana 1048, timoriana 1045, truncata 1049, venosa 1047.
.Diplospora 237, javanica, singularis 238.
Uiplycosia 1004, heterophylla, latifolia, pilosa 1055.

D/'pteracanthus, ciliatus 782, dejectus 783,lanceolatus 782, patuIus,ventricosus783.
Dischidia 506, angustifolia, clavata 512, cochleata 510, fasciculata 509, Gaudi-

chaudü 508, birsuta 509, Horsfieldiana 510, lanceolata 511, latifolia 511,

nummularia 507, obovata 509, orbicularis 507, ovata 506, peltata 507, puuc-

tata 511, Rafflesiana 512, rhombifolia 508, Rumphii 509, sagittala 511, spa-

thulata 512, timorensis 508, truncata, Wallichfi 510.
Dopatrhnn 685, lobelioides, junceum, nudicaule 686.
U/jCtiospora, vaginata 195.
JDyschoriste 781, littoralis 782.
Dysosidendron, ccylanicum 326.
Dysosmia 325, dicbotoma 326.
Ebenaceak 1043.
Ebermayera 772, urgentea, axillaris 773, lmmilis 772, lanceolata, longifolia

774, racemosa 775, setigera 774, spathulata 772, subpaniculata, staurogyne

773, tbyrsoidea 772, trichocephala 774.
Ecdysanthera, barbata 451, bracbiata, densiflora, glandulifera, Griffitbii 452,

micrantha 451.
Echinacanthits, attenuatus 793.
Echites, amplissima, conoides 448, repens 459.
EcHpia, alba 65.
Ehretm 919, Blancoi 922, buxifolia 921, dichotoma 920, javanica 919, laevis

929, laurifolia 919, Onava 922, philippinensis, polyantha, serrata 920, setosa,

timorensis, uniflora 921.
Elephantopus, scaber 21.

Elsholtzia 965, elata, eriantba 966, incisa 965, mollissima 966, pubescens 965.
Elytraria, crenata 770.
Embeh'a 1010, canescens 1012, clusiaefolia 1011, coriacea 1013, cyrtobotrya

1012, garciniaefolia, javanica 1011, lucida 1013, pergamacea 1012, philippi-
nensis 1010, Ribes 1011, sumatrana 1012.
Emtlia 101, flaccida 102, sagittata, sonchifolia 101.
Enhydra 83, linifolia 84, longifolia, paludosa 83.
Epacrideab 1052.
Epalles, divaricata 61, linarifolia 62.
Epigynium, Griffithianum 459.

EpUhema, Brunonis, difforme, Horsfieldii, Roxburghii, saxatile 736.
Eranthemum 834, acuminatissimum 835, album 837, bicolor, bifarium 838, Blu-

mei, crenulatum 836, diversifolium, graciliflorum 837, Hiinkeanum 838, ma-

cropbyllum, nervosum 834, paniculatum 838, racemosum 837, salaccense 835,

suffruticosum 835, viscidum 834.
Erechtites, pyrophila, quadridentata 96, valerianaefolia 97.
Ericaceae 1053.
Erigeron 29, decurrens 31, javanicum 30 et 1078, microspermum 30, Schultzii

30, sublyratum, snmatrense 31, Zollingeri 31 et 1078.
Erycibe 1032, glancescens, glomerata 1033, paniculata 1032, Priucci, tomen-

tosa 1033,

1091

lMtYClBEAE 1032.

Ktkulia, conyzoides, mcgacepliala 8.
lutpaiorium, Ayapana 26, liorsfieldü 27.
J.i-olvulus, alsinoides 628, gracillimus G29, linifolius 628.
llxacum, chironioides, Horsiieldianum, sulcatum 556.

Fagraea 366, auriculata 371 et 1080, carnosa 374, coarctata, cordifolia 368,
crassifolia 373, craseipes, elliptica 376, fastigiata 369, fragraas, heterophylla
375, imperialis 372, Kimangu 377, lanceolata 376 et 1080, latifolia 369,
Leschenaultii, litoralis, makbarica 374, minor 370 et 1080, monantha 373,
obovata 369, oxypbylla 370, picropbloea 377, plumeriaeflora 375, rostrata
374, sumatrana 377, truneata 372, tabulosa 373, valida 376, volubilis 367 et
1080, zeylanica 370.
Fernelia, bnxifolia 218.
Fileiia, costulata 823.
Finlaysonia, obovata 464.
Gaertnera 381, 1080, acuminata, Junghuhniaua 383, 1080, Koenigii, oxypbylla,

Zollingeriana 382.
Gal/um 338, cuspidatum 340, elegans 339, javanicum 339, Junghulinianuijj,

innocuum, subtrifidum 340.

Gardenia 228, acuminata 231, anisophylla 230, Blumeana, Boiei 233, cari-

nata, costata 229, curvata 233, florida, grandifiora 229, grandis 231, lucida,

mutabilis 230, patuia, racemulosa 232, resinifera231, Schoemanni 232, Thun-

bergiana 233, tomentosa 229, trichoclada 231, tubifera 230, Wallichiana 233.

Gardnera, angustifolia, ovata 383.

Gaultheria 1055, bandongana, leucocarpa 1056, punctata 1055, trichopbylla

1056.
Gai/lussaccia, lanceolata 1063.
Gelsemium, elegans 358.

Gendarussa 831, sumatrana 832, vulgaris 831.
Gcniospomm, prostratum 940.

Geniosloma 364, Haemospermum 365 et 1080, Lasiostemon 365, montauuui 366.
Gentiana 559, laxicaulis, quadrifaria 560.
Gentianëae 555.

Geophila 311, hirta 312, reniformis 311, Zollingeriana 312.
Gerbera, ovalifolia 108.
Glossocarya, mollis 903.
Glossogyne, pinnatifida 82, tenuifolia 83.
Glossostigma, spatbulatum 699,

Gmelina 865, asiatica 866, macroptiylla 867, parviflora 866, villosa 867.
Gnaphalium 90, gracilltmnm, indicum, involucratum 92, javanicum 93, Jung-
buhnianum 91, longifolium 95, luteo-album 91, Reinvvardtianum 91, saxa-
tile 95, sordidum 94, sylvaticum 92, viscidum 94.
Gnetaceae 1066.
Gnetum 1066, edule, funiculare 1068, Gnomon, latifolium, leptostachynm 1067,

microcarpum 1068, neglectum 1067.
Gomphocarpus, fruticosus 484.

Gomphostemma 985, crinitum 987, dichotomum 986, flavescens 987, javanicum
986, macrophyllum, membranifolium 988, oblongum 986, parviflorum, pe-
tiolare 987, phlomoides 985, strobilinum, viride 989.
Gongronema 499, Finlaisoni, recurvifolium, Wallichii 500.
Goni/anera, glauca 200.

69*

1092

GoODENOVIEAE 578.

Grangea, maderaspatana 39.

Graptophyllum, hortense 824.

Greenia 156, Jackii, tetrandra 157.

Grifjithia 207, actiminata 209, eucantha 209, fragrans, oxygyna, Keimvard-
tiana 208.

Grumilea 295, adenophylla 297, argentata 299, auratrtiaca 296, divergens 299,
fimbricalyx 297, Junghuhniana 296, polycarpa 295, 356, sylvatica 298, um-
bellata 295, viridiflora 298.

Gvettarda 261, speciosa 262.

Guizotia 75, oleifera 76.

Gymnema 498, acnminatum, albidura, latifoliam 499, litorale, nitens 498.

Gymnostachyum, affine, Cumingiannm, leptostachyum 779.

Gynochtodes, coriacea 313. »

Gynopachys 219, abnormis 222, acumïnata 219, attennata 220, axilliflora 221,
corymbosa 219, deflectens 222, oblongata 221, rufidula 221, tornentosa 220.

Gynura 97, anrantiaca 98 et 1078, bicolor 99, carnosula 100, densiflora 99 et
1078, densifolia 99, lyrata, mollis, pseudo-china 100, sarmentosa 97.

Jlmm'Uonia 326, suaveolens 327.

Haplanthus, tener 855.

Hedgotis 177, accedens 353, angustifolia 182, Auricularia 182, barbata, bor-
neensis 184, capituliflora 183, carnosa, ciliicaulis 179, Oateogomim 182,
fruticosa 180, glabra 183, Homeriana 183, iodoneura 181, laevigata 178,
latifolia, macrophylla 178, ovalis 180, prostrata 179, pruinosa, quadrangula-
ris 180, radicans, rigida 181, rugosa 184, venosa 181.

Helianthus, ünnuus 76.

Hehgme 429, javanica, Korthalsiana, Rheedii 430.

Heliophylwn, indicum 925, velutSnum 926.

Heliotropiëae 922.

Ileliotropium, covomandelinum 923, corymbosnm 924, curassavicum 923, cyr-
tostacbyum, oriëntale 924.

Helospora 233, flavescens 234.

Helychrysum 89, Banksii, collinum, rnpicola 90.

Ifomiadelphis 71b, polysperma 776-

Hemidesmus, indicus 465.

Ilemigraphis 784, elegans 785.

J/erpestes, floribunda 684, Monniera 685.

Ilelerosiemma, acuminatum 504, cuspidatum, javanicuru, manillense 505, tan-
jorense 504.

Jlewittia, bicolor 620.

Jlexaeentris, coccinea 769.

Ilippion 558, littorale 559.

Holarrhena 440, malaccensis 441, pubescens 440.

IJolmskioldia, sangninea 865.

Holosfemma, fragrans, Rheedii 480.

Hoya, Ariadna 516, carnosa 518, cinnamoraifolia 521, clandestina 525, coria-
cea 521, coronaria 51", crassipes 519, Cumingiana 517, densifolia 525, diver-
sifolia 518, Finlaysoni 527, fraterna 522, globulifera 520, Hasseltii 521, irn-
bricata 520, imperialis 527, lacunosa 525, lasiantha 526, latifolia 521, lauri-
folia 526, longifolia 523, Iutea 519, macrophylla 520, nicobarica 527, obovata,
orbiculata 519, picta 524, polystachya 522, Praetorü, pruinosa 526, pubera

1093

524, purpurea 517, purpureo-fusea 521, Rumphii 523, ruscifolia 524, subqua-
terna 526, Teysmanniana, vitellina 522, Zollingeriana 518.

JJunleria 409, coriacea 410, corymbosa, lanceolata, sundana 409.

JJybanthera, javanica, villosa 490.

llydnojdiytum 308, formicarum, montanum 309.

Ilydrolea, zeylaniea 633.

Htdroleaceae 633.

Hydrophylax, maritima 329.

Hygrophila 777, difformis 779, obovata 778, pusilla 779, quadrivalvis 778.
salicifolia 778, undulata 777.

llijmewdyction 153, Horsfieldü 154, timoranum 153.

JJymenopogon 154, parasiticus 155.

I/ymenopyramis, brachiata 903.

Hyoscyamus, niger 669.

Ilypobatriun, frutescens, parviflorum 236.

Hypoëstes 850, fastuosa 854, laxiflora 850, polytbyrsa, populifolia 852, purpu-
rea, rosea 851, Teysmanniana 853, tomentosa 852, Zollingeriana S53.

Hyptis 958, brevipes 959, capitata 958, peetinata 960, spicigera 958, suaveo-
lens 959.

Jchnocarpus 448, bantamensis, dasycalyx 449, frutescens, raoluccanus 448»
ovatifolius 449.

Ignatia arnara 381.

Ilysanthes, hyssopioides, parviflora 695.

Imbricaria coriacea 1041.

Inula 62, polygonaia 63, salviodora 62.

Ipomoea 601, acetosellaefolia 618, barbata 610, Blancoi 619, campanulata 608,
capitellata 610, chryseides 616, coptica 611, cymosa 613, dasypcrma 617,
dcnticulata 618, dissecta 608, fastigiata 616, filicaulis 603, gemella616, Hors-
fieldiaua 611, involucrata 609, liuifolia 604, litoralis 603, maromosa 630,
modesta 614, muricata 608, obscura 611, ochroleuca 614, ovalifolia 604,
peltata 605, pentadactylis 617, pes-caprae 602, pes-tigridis 609, petaloidea
606, pilosa 609, philippinensis 611, polyantha 613, pulchella 619, pumila
604, reflexa 619, reptans 601, rugosa 602, Kumphii605, sepiaria 612, sessili-
flora 610, sidaefolia 615, staphylina 615, subdentata 614, subtrilobans 615,
trichocalyx 611, tridentata 603, tuberculata 619, tuberosa 607, Turpethura
606, vcrrucosa 612, vitifolia 607.

Isanthera permollis 749.

Isochor/ste, javanica 822.

Isonandru 1037, dasyphylla, Gutta, puberula 1038.

Jackia, ornata 237.

Jasminanthes, suaveolens 500.

Jasmineae 530, 1081.

Jasminum 550 et 1081, acuminatissimum 533, ambiguum 542, amoenum 533,
anastomosis, auriculatum 532, bifarium 538, bracteatum 542, carinatum
541, confusum 543, crassifolium 544, decussatum 543, distichum 537, exten-
S nm 544, Forstenii 539, fraternum 535 et 1081, fulvum 536 et 1081 ,funale 540,
furcatum 544 et 1081, glabriusculnm 540 et 1081, glabrum 540, grandiflorum
531, Hasseltianum 541 et 1081, hcteropleurum 532, Horsfieldii 534, insigne
541, laetum 538, laneifolium. 539, Lessertianum 532, ligustrinum 537, roixti-
nervium 534, nummularoides 537 et 1081, pamflorum 531, pedale 536 et 1081,
pendulum 536, populifolium 538, pubesccns 535, quinquencrvium 533, rupes-

1094

tre 531 et 1081, Sambac 542, scandens 539, subelongatum 534, subpubcs-
eens 538, syringaefolium 543, triuerve 532, tubiflorum 541, Waitzianum 533,
Zippelianuni 543.

Josephinia, imperafricis 760.

Justicia 832, dentata 833, Ecboiïum 832, hirsuta 827, laxiflora 856.

Kkkxia, arborea 435.

Knoxia 329, corymbosa, Hneata 330, mollis 329, plantaginea 330.

Kopsia, arborea 410, flavida, pilosa 411.

Labiatae 934.

Lachnastoma, triflorum 257.

Lactaria 414, kalocarpa, salubris 419.

Lactuca 109, aurïculata, hastata 110, iudica 109, longifolia 110.

Lagenophora, sundana 32.

Lantana, alba, cullae species 904.

Lasianthus 314, apiocarpus 318, attenuatus 317, capitatus 320, chrysophyllus,
cbrysoneurus 322, cinnamomoides 321, cyanocarpns 316, densifolius 321,
35C, glabrescens 317, hexandrus 323, inaequalis 316, inodorus 322, laeviga-
tus, latifolius 320, lucidus 319, obscurus 317, oculus-cati 315, ovatus 321,
platyphyllus 318, purpureus, reticulatns 324, rhinocerotis 315, rigidus 321,
rufus 325, stercorarius 324, stipularis 319, sylvestris 323, tomentosus 318,
venosus 323.

Lavandula, Burmanni 960.

Lecananthns 153, 198, erubescens 153, 155.

Lemairea, amboinensis 582.

Lentibulabieae 995.

Leonotis, nepetaefolia 984.

Leonurus 977., sibiricus 978.

Lepidagaihis 811, Billardieriana 815, dalcis 816, eucepbala 814, falcata 813,
humifusa 812, byalina 815, incana 816, javanica 813, laxa 815, longifolia 816,
luzona 817, mucronata, psüantha 814, purpnricaulis 816, repanda, repens,
secunda 817, setigera 816, straminea 812, striata 816.

Lepistemon, flavescens, reniformis, Wallichii 629.

Leptacanthus, Walkeri 794.

Leptadema, appendiculata, reticulata 503.

Leptostachya, virgata, Wallichii 828.

Lerchea 176, interrupta 177, longicauda 176.

Lettsomia, adpressa, capitata 591, elliptica, penangiana, setosa 592.

Leucas 978, aspera 982, biflora 980, dimidiata 982, fiaccida 979, globulifen;
984, javanica 980, leucocephala 981, linifolia 983, malayana 984, martini-
censis 983, nutans 982, ovata 979, oxyodon 981, procumbens 979, stelliger»
981, strigosa 979, teres 979, zcylanica 982.

Leuconotis, anceps 397, cuspidata 398, eugenifolia 397.

Leucopogon 1052, javanicus 1053, malayanus 1052.

Leucoxylon 1049, buxifolium 1050.

Lightfootia 566, gracilis 567 et 1082.

Limnanthemum 562, calycinum 564, cristatnm, indicum 563, Wightianum 564.

Limnophüa 679, balsamea, conferta 680, erecta 682, diffusa 681, gratioloides
683, heterophylla 684, javanica 681, laxa 682, Mcnthastrnm 680, micrantha
CSO, pinnatifida 683, pnnctata 682, reflexa 684, repens 680, serrata 680, ses-
siliflora 6S3, villifera 682, viïlosa 681.
Linaria triphylla 675.

1095

Lindenbergia, philippensis, urticaefolia 677.

Linociera acuminata, lorantbifolia, oblonga, odorata, terniflora 554.

Lippia 905, asperifolia 906. nodiflora 905.

Lithospermum, ZollLngeri 930.

Litosanthes, biflora 314.

Lobelia 573, 1083, affinis 574, 1083, anceps 578, caespitosa 575, cardinalia 578
Cliftortiana 577 et 1083, dichotonia 576, filiformis 577, Iltinkeana 578, Hors-
fieldiaua577,longifolia578, Reinwardtiana 575, subcuneata574, S ubincisa 575,
subracemosa 576, succulenta 577, trigona 574, 10S3.

Lobeliaceae 571 et 1082.

Loganiaceae 357 et 1079.

Lonicera 125, chinensis 127, javanica 125, Leschenaultii 126, oxylepis 125.

Loxanthus 823, Gomezii 824.

Loxocarpus, incaua 737.

Lozonia, acuminata, discolor, hirsuta 732.

Loxophllum, racemosum 734.

Loxotis, obliqua 731.

Lucinaea 197, montana, Morindae, Kbeedii 198.

Lycopersicum, esculentum 635.

Lysimachia, cuspidata 1002, debilis 1003, javanica, ramosa 1002, uliginosa 1003.

Lysionotus, serratus 223.

Makt, buxifolia, Cumingiana 1050, Ebenus, sumatrana 1051.

Macrocnenum, parviflorum, stipulatum 218.

Madaractis, pinuatifida 105.

Maesa 1005, brachystacbya 1010, cordifolia, costalata 1007, fulvinervis, gran-
difolia 1009, Gaudichaudii 1010, hirtella 1009, indica 1007, latifolia 1008
membranacea 10o6, mollissima 1009, ovata, paniculata 1006, pyriiblia loos'
ramentacea 1006, virgata 1007.
Marsdenia 491, angustifolia, parviflora, tenacissinia 492, tinctoria 491, villosa 493.
Mazus 676, laevifolius 677, rugosus 676.
Melissa, inodora, parviflora 969.
Melodinus 395, Cumingii 397, fasciculatus, lacvigatiis, laxiflorus 396, orienfa-

lis 395, philippinensis 397.
Mentha, javanica, piperita 967.
Mesona, palustris 940.
Micrechites 456, polyantha 457.
Mkrocarpaea, inuscosa 700,
Microglossa, volubilis 34.
Microrhynchus, asplenifolius, sarraentosus 112.
Mikania 27, volubilis 28.

Mtllingtonia 752, hortensis, pinnata, quadripirma 753.

Mimusops 1042, acuminata 1043, Elengi, Kauki, indica 1042, Manilkara 1043.
Mitrasacme, capillaris 361, indica 362, trinervis 361 et 1080, nudicaulis 361.
Mitreola, oldenlaudioides 360, paniculata 361 et 1080.
Monenteles 60, crispus 61, redolens 60, sphaeranthoides 61, spicatus 60, to-

mentosus 61.
Monophyllaea 730, Horsfieldü 731.
Morinda 242, 357, bracteata 243, celebica 246, citrifolia 242, gemella, glome-

rata 247, Jackiana, microcephala, parvifolia 245, polyneura 244, rigida 246,

sarmentosa 245, tctrandra 246, 355, Teysinanniana, umbellata 244, Zollin-

geriana SM >.

1096

Moschosma 941, polystacbyum 942.

Mulgedium 115, cyaneum, rapuncuioides 116, rostratura 115.

Mussaenda 211, calycina 214, cordifolia 211, frondosa 212. longiüora 213,
parva 211, penangensis 212, Reinwardtiana 211, rufinervia 212, Teysman-
niana 213, variolosa 215, villosa 214, Wallichii 215.

Myonyma 300, mollis 301.

Mgriactis, javanica, pilosa 39.

Myrmecodia 309, echinata, tuberosa 310.

Myrsine 1014, affinis, avenis, Korthalsiana 1015, philippinensis, Porteriana,
ravaccensis, umbellata 1014.

Mtrsineae 1005.

Myxopyrum 549, coriaceum 550, nervosum 549, smilacifolium 550 et 1081.

Nauclea 136, affinis 137, aralioides 344, canescens 140, cordata 139, 342, cyr-
topoda 342, excelsa, glabra 139, 343, glandulifera 140, grandifolia 138, lan-
ceolata 138, 342, macropbylla 136, mollis 138, obtusa 137, parvifolia 14!,
purpurascens 137, 342, rotundifolia 140, sericea, speciosa 140, strigosa 138,
synkorynes 137.

Nelsom'a 770, nummulariaefolia 771, tomentosa 770.

Nerium, odorum, Oleander 443.

Nertera, depressa 262.

Neuburgïa, musculiforniis 403.

Neuracanthus, tetragonostachyus 811.

Neuractist Leschenaultii 82.

Neuropeltis 626, ovata 627, vacemosa 626.

Nicandra, physaloides 661.

Nicotiana 670, chinensis, fruticosa, Langsdorffii 671, plumbaginifolia 672,
rustica 671, suaveolens 672. Tabacum 670.

Nomaphila 776, petioJata 777, stricta 776.

Noronhia, emarginata 554.

Norrisia 3.58, malacensis 359 et 1079.

Notonia, grandiflora 105.

Nyclanthes, arbor-tristis 544, dentata 545 et 1081.

Ocimum 936, adscendens 938, Basilicum 937, canuna 936, flexuosum 939, gra-
tissimum 938, sanctum 939.

Odontostigma, subacaule 780.

Oldenlandia 187, alata 192, Arnottiana 194, brachypoda 187, Burmanniana
189, ciliolata 190, crassifolia 192, diffusa 188, erythraeoides 353, Heynei 187,
hirsuta 194, Homeriana 190, 353, maritima 190, multiflora, ovatifolia 192,
paniculata 191, pterita 193, pumila 188, ramosa 1S9, ramosissima 193, re-
eurva 195, rubioides 353, subulata 188, Teysmanniana 354, trinervia 189,
umbellata 191, verticillata 191.

Olea 546, atteunata, dentata, fragrans, maritima, panciflora 547.

Oleineae 545.

Ophelia 561, coerulescens, florida 562, javanica 561, oxypbylla 562.

Ophiorhiza 166, acuminata 168, acuminatissima 171, affinis 168, albida 171,
Blumeana 169, bracteata 170, Brunonis 167, canescens 172, cryptantha 173,
discolor 350, filistipula 351, Uasseltü 171, heterophylla 175, hispidula 350,
Horsfieldiana 170, inconspicua 174, Jackiana 168, Junghubniana 312, laüfolia

172, litorea 350, Iongiflora 170, marginata 167, 351, Mungos 166, neglecta

173, oblongifolia 167, oligantha 351, parviflora 169, perpusilla 174, quadri-
fida 174, reticulata 161, Richardiana, rnbella 168, rugosa 170, sanguinea 172,

1097

Oplu OI) l m W3, maj». 404, obwr.um 405, serpeminum, trifoliatom 404
Urchipeda, foetida 41G.
Orobancheae 711.

Orthosiphon 942, aristatUB 943, glabratus 942, petiolaris 943, stamineus 944

(Jtopetalum, micrantham 400.

Oxystelma, csculentum, Wallichii 483.

Paederia 257, densiflora 259, foetida 258, lannginosa, macrocarpa 259, tomen-

tosa 258, verticillata 259.
Pajandia, multijuga 758.
Parapottsia, Hookeriana, laxiflora 1081.
Parech'ies, borneana 456.

Parsonsia, acuminata, Cumingiana, oblonga, pauciflora 428.
Paoetta 263, acuminata 278, amboinica 264, amoeua 267, arborescens 356,
Bandhnca 266, Brunonis 270, calycina, cerberaefolia 279, ciliolata 265, coc
cinea 266, congesta 269, erubescens 270, fulgens 264, gracilis 266, grandi-
folia 274, hypsophila 273, incarnata 266, indica 275,javanica 267, leucoxylon
275, littorea 272, longifolia 275, longistyla 278, longipes 271, macrocoina
274, macropbylla 273, montana 277, nucleaeflora 278, nigricans 272, oblonga
279, odorata 277, opaca 270, paludosa 271, pauciflora 268, pendula 269,
pseudo-amboinica 264, reticulata 275, salicifolia 265, siamensis 270, steno-
pbylla 265, stricta 268, subvelutina 276, sylvatica 270, tenuiflora 268, Teys-
manniana 267, timorensis 278, Wyckii 356.
Payena, lucida, sericea 1039.
Pedalineae 761.
Pedalium, murex 761.
Pegohttia, javanica 63.
Peplidium, humifusum 698.
Pentanura, sumatrana 471.
Pcntaphragma, begonifolium 568.
Pentasacme, caudatum, Wallichii 501.
Pentatropis 481, microphylla 4S2.
Pergularia 493, accedens 494, bifida, crocca 495, minor 494, odoratissima

493, puberaJa 495.
Periüa, ocymoides 966.

Peristrophe 845, acuminata 848, albiflora 846, angustifolia 847, bicalyculata,
Blumeana 848, commutata, Cumingiana 847, fragüis 848, jainppaefolia 846,
pallida 846, salicifolia 847, tinctoria 845.
Pernettya, repcns 1054.
Peronema 908, canescens 909.

Petunga 200, conocarpa 202, dasyoneura, gracilis, lanceolata, variabilis 201.
Pharbiiis 594, hederacea 596, hispida 594, limbata, Nil 595.
Phlogacanlhus, thyrsiflorus 823.
Phyllanthera 470, biüda 471.
Pkysalis 662, angulata 664, divaricata C63, indica 662, minima 664, par viflora,

pseudo-angulata 663, pubescens 664, somnifera 665.
Physetobasis, macrocarpa 457.
Physochilus, Serpyllum 776.
Phjsostdma, Wallichii 513.
Picn's, hamulosa, hieracioides 109.

1098

Piddïnglonw 572, montana 573 et 1082, mimmularia 572, patens 573 et 1082.

Pimdandra, Wallichii 1029.

Pinus, Merkusii 1069.

Piptoclaina, supina 925.

Pladera, pusilla 557.

Plantagineae 708.

Plantago 709, erosa, Hasskarlii, incisa, Ispaghula 910, lanceolata 711, Lourei-

rei 710, major 709.
Platymerium 199, glomeratum 200.
Plectranthus 944, australis 947, Benthamianus 946, Coetsa 945, interraedius 945,

javanicus 946, Leschenaultii 947, rufescens 945,ternifolius 947, Teysmanni 944.
Plumbagineae 993.

Plumbago, capensis, rosea 4, zeylanica 995.
Plumeria 425, acutifolia 426.

PODOCARPEAE 1070.

Podocarpus 1071, amara, bracteata 1077, thevetiaefolfa, cupressina, disco-
lor, eurhyncha, Jnnghnhniana, latifolia 1071, teptostachya, neglecta, poly-
stachya 1072, Rumphii, Teysmanni 1072.

Pogostemon 961, Auricularia, Cablin 964, comosus 965, cristatus 962, frater-
nus 963, gracilis 962, Heyneanus 961, menthoides 963, Patchouly 962,
plectranthoides 961, tomentosus 962, velatus 964, verticillatns 965.

Polymeria, calycina, lanata, quadrivalvis 625.

Polyozus 299, acnminata, latifolia 300.

Pohjphragmon 232, compressicaule, hydrangeaefolium, ovale 235, sericeum 234.

Pootia, grandifolia 417.

Porana 625, paniculata, racemosa, volubilis 625.

Porophyllum, cacalioides 84.

Pottsia, cantonienses 450.

Praravinia, densiflora 225.

Premna 890, abbreviata, adenosticta 892, amplectens 898, cardiophylla 900,
ceramensis 893, cordifolia 895, corymbosa 894, Cnmingiana 897, cyclopl.ylla
899, foetida 891, grossa 900, integrifolia 894, laevigata 895, leucostoma 899,
lncidula, macrophylla 898, mucronata 897, muscosa 900, oblongata 893,
odorata 900, opuUfolia 898, parasitica 896, pubescens, pyramidata 897, ti-
mormna 893, tomentosa 896, trichosloma, vestita 892.

Primula, imperialis 1001.

Primdlaceae 1000.

Prionitis, Hystrix 809, pubiflora 810,

Pnva, echinata 906.

Proscephalium, javanicum 302.

Pseudixora 209, auriculata, javanica 210, sumatrana 209, truncata, Zolltnae-
riana 210. fa

Pseudochrosfa, glomerata 415.

Psiadia, integerrima 1079.

Psilobium, ntitans 199.

Psychotria 283, angulata 293, bantamensis 288, barbata 291, confertiflora 285
conacea 289, cnrviflora 291, denticulata 290, euneura 284, extensa 288, gen-
darussaefo ha 286, heteromorpha 291, ixoroides 290, Kortbalsiana 293, faxi-
!* ? oói IC ï ld0Car P a ' ,inearis > manillensis 290, megacoma 284, microce-
phala 293 obscnra 289, oligantha 288, parviflora 291, pergamacea 292, po-
lytncha .87, rhmocerolis 292, Roxburghii 290, sarmentosa 286, singalensis

1099

294, stipulacea 289, subovata 282, snbrufa 292, sumbavana 283, (ortilis 294,

umbellata 291, uadulata 294.
Plerostelma, albiflorum 513,
Pterostigma 678, capitatum 679, grandiflorum 678, macrophyllum 679, ovatum,

villosura 678.
Pyrethrum 85, indicum 86, niarginatum 85, sinense 86.
Pyrosiria, spinosa 313.

Quamoclil, coccinea 593, phoenicea 594, sagitlaefolia 593, vulgaris 594.
Randia 226, drupacca 228, dumetorum 226, longispina, maculata 227, scanden?,

stipulosa 228, uliginosa 227.
Reneüïa, elliptica, ovalis 248.

RhapMdospora, dichotoma, glabra 849, membranifolia, tenella 850.
lihaphisiemma, Hooperianum, pulchellum 477.
Rheithrophyllum, subverticillatum 431.
Rhtnacanthus, communis 833.
Rhipidostigma, Teysmanni 1051, ZoIIingeri 105 1.
Rhododendron 1057, album 1058, Brookeannm 1057, celebicum, citrinum 1058,

indicum, jasminiflorum 1059, javanicum 1057, malayannm 1059, relusum

1058, tubiflorum 1059.
Rhombospora, Commersonii 155, 344, sumatrana 345.
Rhopalocnemis, phalloides 1066.
Rhynckoapermum, verticillatüm 32.
Rhynchotechum 749, parviflorum 750.
Rhytiglossa 824, ptychosperma 825.
Rivea, hypocrateriformis 584, obtecta 585, ovata 534.
Rostdlularia 825, diffusa 826, mollissima, obtusa 827, procurabens 82C, sar-

mentosa 825.
Rubia, cordifolia 337, scandens 338.

RüBIACEAE 129.

Ruellia 785, Anagallis 792, bieolor 78', Blumeana 788, colorata 787,confinis 788,
Cumiugiana 791, Decaisneana 789, decipiens 790, discolor 789, flagellifor-
mis, flava 791, liirsata, hirta 787, Junghuhniana 790, luzona 791, napifera
785, nemorosa 786, obliqua 791, obovata 792, parabolica 786, prima]aefo)ia
785, quadrifaria 791, ravaccensis, repanda 786, repens 791, rbytiphylla 789,
serpcns 787, strigosa 791, sumatrensis 780, tetragona 792, trichotoma 790.

Rungia 839, diversiformis 842, longifolia, origaooides 841, parviflora, pecti-
nata 840, polygonoides, repens 841.

Russdia, juncea 708.

Rutidea, mollis 300.

Salvt'a, plebeja, cultae 970.

Samolus, Valerandi 1004.

Sambucus, javanica 124.

Sapota 1035, Achras, parvifolia 1036.

Sai-otaceae 1033.

Saprosma 302, arboreum, fruticosum, birsutum 303.

Sarcocephalus 132, Bartlingii, cordatns 133, glaberrimus, Horsfiddiï 134, 342,
Junghuhnii, subditus 134, undulatus 133.

Sarcolobus 501, Banksii, carinatns, globosas, narcoticus, Spanoghci 502.

Sarcostemma, Brunonianum, intermedium 4S2.

Sautiera, Decaisnii 781.

1100

Scaevola 579, Koenigii 580 et 1083, micrantha 582, piliplona, seiieea, uvifera

581 et 1083.
Scleromitrion 185, capitatum 186, crassifolium, hispiditm 185, pauciflovum 187,

tenelliflornm 185, tetraquetrum 186.
Scoparia, dulcis 699.
Scorzonera hispanica 109.

SCROPHULABINEAE 672.

ïScutellana 972, cyrtopoda 973, discolor, heteropoda 972, Horslieldiana 973,

incurva 974, indica 973, javanica, sumatraua 974.
Scyphiphora 238, bydrophyllacea 239.
Secamone 471, attenuata 472, Blumei 473, emetica 472, lanceolata, lineata, ma-

crostaebya 473, micrantha, multiflora 472, timorensis 473, vcstita 474.
Senecio 103, appendiculatus 104, biflorus, divaricatus 100, javanicus, molucca-

nus 104, mnltifidus 103, saxatilis, Wigntianus 104.
Serissa, foetida 328.
Sesameae 759.

iSesamum, indicum, javanicum 760.

Sideroxylon, attenuatum 1036, ehrysophyllum, nitidum, Wallkhianum 1037.
Siegesbeckia 66, orieutalis 67.
Skinneria, caespitosa 621.
Soeaneae 633.
Solanum 636, aethiopicum 653, album 655, alpiuum 639, anacamptocarpum,

ardisioides 641, athroanthum 645, auriculatum 641, aviculare, barbulatum

640, bimense, Blumei 642, Comiüs 652, Cumingii 656, cuneifolium 657, cya-
nocarphium 656, decemdentatum 643, denticulatum 644, dianthophorum,
Dunalianum 645, eriophorum, ferox 646, giganteum 647, graciliflomm 644,
horridum 650, indicum, Jacquini 651, Junghuhnii 649, macranthum 657,
Melongena 653, nematosepalum 643, nigrum 636, parasiticum 641, Poka
653, pressnm 656, pseudo-saponaceum 649, pseudo-undatum 654, pubescens

641, rhinocerotis 639, torvum 648, trilobatum 650, Trongum 655, tuberosuin
657, vnidatum 654, verbascifolium 640, violaceum 652, viscidissimum 639,
xanthocarpum 650.

Sonchus 1)2, asper, malaianus 113 oleraceus 112, oreopbilus 114.

Sopubia, delphinifolia, trifida 706.

Spathodea 753, adenophylla 755, Diepenhorstii 754, gigantea, glandulosa 755,

Riieedii 754, serrulata 755, stipulata 754.
Speirema, montanum, patens 1082.
Spermacoce 330, articularis, Burmanni 332, costata 333, hispida 332, lineata,

nana, philippensis, semierecta 333, scaberrima, stricta 331.
Sphaenodesma 909, barbata 910, Jaekiana 909, triflora, unguicnlata 910.
Sphaeranthns 35, hirtus, microcephalus 36.
Sphenoclea, zeylanica 569.
Sphenocleaceab 569.
Spilanthes, Acmella 79, grandiflora 1078, grandifolia 80, javanica, oleraceaSI,

pseudo-acmella 80, rugosa 81.
Spiradiclis, caespitosa 160.
Stachytarpha, indica, mutabilis 907.
Statice, Billardieri 992.
Stauranthera, ecalcarata, grandifolia 735.
Stemodia, viscosa 629.

1101

Stenosipkonium, confertum 784.

Stercodcrma, javanicum 550.

Stereospermum 755, chelonoides, Hasskarlii, suavcolens, tetragonum 756.

Streptocaulon 409, Baumei, extensum, Horsfieldii, obtusum 470, tomontosum
Wallichii 469.

Striga 703, dcnsiflora 704, euphrasioides 700, flava 704, hirsuta 705, Masuria
706, multiflora 704, orobanchoides 703, Spanogheana 704.

Strobilanthes 794, amplectens 800, ancolana, arborea 799, aspera 795, auriculata,
bibracteata 801, biceps 804, collina, crassifolia 800, crispa 796, didipte-
roides 802, dispar 796, erosa 797. filiformis, glandulosa 804, glaucescens
796, imbricata 800, involucrata 798, longifolia 797, moschifera SOI, panicu-
lata 802, parabolica 797, pedunculosa 803, plumulosa 801, polybotrya 803,
polycephala 798, scabra 795, sexennis 800, speciosa 804, sumatrana 802,
Teysmanni 799, timorensis 795, virgata 804.

Strophanthus 441, Cumingii 442, dichotomus 441, Griffithii, Horsfieldianus,
Jackianus, Wallichii 442.

Strychnos 378 et 1080, colubrina, Horsfieldiana 379, malaccersis 379 et 1080,
minor 379, monosperma 381, multiflora 1080, muricata 380, nux-vomioa,
ovalifolia 378, potatorum 378, Tieuté 380.

Styi.idieae 569.

Sti/lidium 570, Kunthii, tenellum, nliginosum 571.

Stylocoryna 202, coriacea, costata 203, dasyphylla 205, densiflora 206, fragrans
202, hirsuta 20.5, lateriflora 207, laxiflora 203, macrophylla 206, ovata 203,
pavettoides 354, penangensis 206, pepericarpa 207, polycarpa 204, pubes-
cens 206, racemosa 205, refracta 204, setigera 207, tomenrosa 205, Webera 206.

Suteria, glandulosa 676.

Symphysicarpus 505, chrysanthus 506.

Synnema, avanum 707.

Tabemaemontana 417, aurantiaca 424, calycina 419, coronaria421, corymbosa

420, Cumingiana 419, cymulosa 422, Decaisnei, fagraeoides 420, floribnndti

421, globosa 424, giaciliflora 418, javanica422, macrocarpa 423, mïcrocarpa
419, multiflora 420, Pandacqui 419, pauciflora 422, peduncularis 421, rhyn-
chophylla 422, subcapitata 419, sphaerocarpa 423, Walüchiana 418.

Tagetes erecta, patuia 84.

Tala, odorata 70S.

Taxisf.ae 107i').

Tecoma, amboinensis, cuspidata, dendrophila, leptophylla 757.

Tectona 900, grandis 901, Hamiltoniana 902.

Tetragonocarpus 503, Teysmanni 504.

Tetrandra 928, glabra 929, Wallichii, Zollingerii 928.

Teucnum, stoloniferum 990, riscidutn 991.

Teysmannia 455 et 1080, Hookeriana 456, laxiflora 455.

Thevetia 405, ncreifolia 406.

Tlmnbergia 767, angustifolia 769, fragrans 768, grandiflora 7G9, hastata 768,

javanica 768, laurifolia 7G9.
Torenia 687, alata 690, asiatica 689, cardiosepala, ciliata C89, cordifolia 6S8,

edentula 688, flava 689, paniculata 690, parviflora 689, polygonoides 688.
Tournefortia, argentea 926, Horsfleldii, mutabilis 927, pseudo heliotropium

928, sarmentosa 927.
Toxocarpus 474, auriculatus, Blumei 475, glaucus, gracilis 476, macrophyllus

474, maritimus 476, villosus 475,

110^

Triadenia 458, verrucosa 459.

Tribraclua, morindaeformis 247.

Trichacanthus, exiguus 819.

Trichodesma 932, indicum, zeylanicum 933.

Tricholepis, radicans 106.

Triplolepis, Cumingii 468.

Tylophora 485, asthmatica 489, carnosa 448, chlorantha 486, cissioides 487,
congesta 486, crassifolia 489, cuspidata 487, macrobotrya 488, rupestris 489,
tenuis 438, villosa 486.

Uncaria 141, acida 145, attenuata 144, callophylla 144, canescens 149, cirrhi-
flora 149, dasyoneura 143, ferrea 150, ferruginea 142, 343, Gambier 145,
glabrata 150, Hallii 143, homomalla 343, Horsfieldiana 151, 344, insignis
149, lanosa 148, nemorosa 143, ovalifolia 148, pedicellata 142, 343, pilosa
151, pteropoda 343, Roxburghiana 149, sclerophylla 148, setiloba 151.

Urceola, elastica 416.

Urophyllum 222, corymbosum 224, elongatum 225, glabrum, macrophyllum 223,
repandulum 355, strigosum 223, tomentosum, villosum 224.

Utricularia 996, Blumei 997, conferta 998, diantha 999, fasciculata 997, fili-
caulis, Griffithii 999, heterosepala 1000, panciflora, reclinata 999, rosulata
1000, stellaris 996, sumatrana 998, verticillata 1000.

Vaccinieab 1059.

Vaccinium 1060, coriaceum, cuneifolium, cyrtodon 1062, eUipticum, floribundnm
1060, laarifolium, lucidum 1061, microphyllum 1063, myrtoides, Rollinsonii
1062, samatrannm 1063, Teysmanni 1062, varingiaefo]ium, Zollingeri 1061.

Vahea, angustifolia, gummifera 394.

Valerianeae 116.

Vakriana 117, javanica, olitoria 118.

Vallaris 426, clavata, ovalis, Pergulana 427.

Vandelh'a 690, angustifolia 694, caespitosa 693, crustacea 690, elata691, Eilo-
bum 694, erecta 693, glandulifera, hirsuta, latifolia 692, minuta 691, montana
692, nervosa 694, obtuaa 691, pedanculata 693, scabra 692, sessiliflora, So-
riana 693, sphaerocarpa 694.

Vangueria 248, dicocca 251, edulis, latifolia 249, leiophylla 250, oligantha 251,
spirostylis 250.

Verbascum virgatura 675.

Verbena, officinalis 908.

Vekbenaceae 857.

Vemonia 9, abbreviata 12, accedens 18, affinis, anthelminthica 17, borneensis
16, Blumeana 10, capituliflora 19, celebica 9, chinensis 18, cinerea 11, cy-
mosa, erigeroides 13, eupatorioides 14, javanica 10, laxiflora 14, leptophylla
12, linifolia 13, moluccensis 19, Moritziana 17, parviflora 11, Reinwardtiana
15, rugosa 13, sinulata 18, Teysmanniana 14, vialis 12, Zollingeriana 16,
Zollingerianoides 16.

Veronica 700, agrestis, javanica, peregrina, serpyllifolia 701.

Viburnum 119, coriaceum 120, foeditum, Hasseltii, Jnngbuhnii 123, sambuci-
num 120, sundaicura 121, Zippelii 122.

Vicoa, indica 63.

Vinca 424, pusilla, rosea 425.

Visiania 547, glomerata 549, pubinervis, robnsta 548 et 1081, sumatrana 549,
undulata 548.

Vüex 888, alala, altissima 861, bicolor 860, Cofassus 863, heterophylla 862,

1103

leucoxylon 864, moluccana 865, Negundo 860, parviflora 865, pubescens

861, punctuta, timoriensis 863, trifolia 859, vestita 864.
Volkameria, grandiflora 883.
Wattakaka, pubescens, viridiflora 496.

Wedelia, calcndulacea 68, Schultziana 69 et 1078, urticaefolia 69.
Weigelia, fallax 128.
Wendlandia 157, dasythyrsa 159, densiflora 158, glabrata 158 et 345, Jnn

huhniana 159, laevigata 346, ligustrina 347, luzonensis 159, malayana, nitens

347, paniculata 158, rufescens 160, sumatrana 159, Teysmanniana 346, tinc-

toria 158, 345, tricbantha 347.
Whitia, carnosa, oblongifolia 749.

Willvghbeia 389, celebica 390, coriacea, edulis, firma, javaniea 391.
Wollastonia 70, asperrima 71, biflora 70, glabrata 74, Horsfieldiana 72, insu-

laris 74, javana 75 et 1078, moluccana 75, montana 72, procumbens 74,

scabriuscula 71, serrulata 72, strigulosa 73, Zollingeriatia 72.
Wrigtlxia 431, antidysenterica 434, calycina 433, coraia 435, javaniea, ovata,

pubescens 432, Spanogheana 434, timorensis, tinctoria 433, Wallichii 432.
Xantophytum, fruticulosum 175.
Xanthium 67, indicum 68.
Youngia, fastigiata 114.
Zizyphora 970, javaniea 971.
Zuccarinia, macropbylla 197.

VOLUMEN AD FINEM PERDUCTUM M. JUNII MDCCCL1X.

FLORA VA1 \l'.l>i:iU..\Nl>srn i.xdik n: Dl,.

XXX f.

•o

5

V. Argostemma rnaetpale Benn. B.Arg- subinaequaleBenn.
C.Arö. laeve Benn. D.Arg. parrifoliuni Benn.

F10B l VAJ NEDERLANDSCH ixmi: ir lil.

XXXI]

Rubia conlilolia Lam. var pyanica.

> i OB v \ \\ HEDERLAKDSCH IMUK

xxxnr

QM.R Ver Hl

Geniostoma lanceolatum Zoll.et Mor

i M>R \ van NEDERLAXDSfH ivuii; il ui.

xxxiv

[ MR ftr-Hiiell, dei

NLëlodinus oricntalis BI

- >\ U.H.UI.WMSi 11 IVIIIK II Dl.

XX X V

QKR.VtrBii*

I.Ac'sdiijnaiithus jayanu

:us Iloolv. II. Stauranthera ecaïcarata R Br.

Hl.Loxotis oMifjua Benlh.

FlORi VAV VKDKUI.AMIM'II ISD1Ê II' hl.

XXXVI

A.MHooklcan. BMrHueU del.

A. [sonandra Gutta Hook. H. ïaba Sumatrana Miq